Voorjaarsnota 2009 kaders en uitgangspunten voor de begroting 2010 en de meerjarenraming 2010-2014
Behandeld door DB d.d. 11 maart 2009 Behandeld door AB d.d. 25 maart 2009 22 april 2009
Inhoudsopgave
1 Voorstellen.......................................................................................................................... 3 2 Inleiding ................................................................................................................................ 4 De planning & controlcyclus en de voorjaarsnota.................................................................. 4 3 Kaders voor de (meerjaren)begroting 2010-2014 ................................................................ 6 Uitgangspunten en algemene ontwikkelingen ....................................................................... 6 Interne factoren ...................................................................................................................... 6 Externe factoren..................................................................................................................... 7 Inflatie ................................................................................................................................. 7 Prijsinflatie .......................................................................................................................... 7 Overige externe factoren.................................................................................................... 8 4
Samenvatting ..................................................................................................................... 9 Programma waterkering en veiligheid.............................................................................. 13 Wat willen we bereiken ........................................................................................................ 13
Beoogd effect ................................................................................................................... 14 5 Programma watersysteem op orde: watersysteem geschikt voor grondgebruik ............. 15 Wat willen we bereiken ........................................................................................................ 15 Beoogd effect ................................................................................................................... 19 6 Programma watersysteem op orde: herstelde watersystemen........................................ 20 Wat willen we bereiken ........................................................................................................ 20 7
Beoogd effect ................................................................................................................... 23 Programma bestuur, communicatie en heffingen ............................................................ 24 Wat willen we bereiken ........................................................................................................ 24
Beoogd effect ................................................................................................................... 25 8 Programma bedrijfsvoering .............................................................................................. 26 Wat willen we bereiken ........................................................................................................ 26 Beoogd effect ................................................................................................................... 29
1 Voorstellen Wij stellen u voor in te stemmen met de voorliggende voorjaarsnota en ons bestuur opdracht te geven een begroting 2010 en een meerjarenbegroting/-raming 2010-2014 op te stellen. Daarbij als kaders hanteren: •
de uitgangspunten zoals verwoord in deze voorjaarsnota;
•
uit te gaan van een stijging van het belastingvolume van gemiddeld 3,5%. Een en ander conform de vastgestelde meerjarenraming 2009-2013 en het oog op het structureel sluitend maken van de meerjarenraming.
3
2 Inleiding Voor u ligt de voorjaarsnota 2009. Doel van deze voorjaarsnota is het geven van de kaders voor het opstellen van de (meerjaren)begroting waarbij wij u een beeld schetsen van de ontwikkelingen die wij op ons af zien komen. Het bestuursprogramma 2009-2012 is voor ons een van de kaders geweest. De voorjaarsnota heeft op hoofdlijn dezelfde structuur en opbouw als de begroting. Alle planning- en controldocumenten hebben deze structuur en opbouw. Op deze manier vergroten wij de transparantie van onze sturings- en verantwoordingsdocumenten (begroting, voorjaarsnota, bestuursrapportage en jaarverslag). Bij de uitwerking van de (meerjaren)begroting 2010-2014 zullen wij rekening houden met uw bestuurlijke wensen.
De planning & controlcyclus en de voorjaarsnota De voorjaarsnota is één van de documenten uit de planning en controlcyclus van het waterschap. Deze cyclus kent een meerjarige component en een jaarcomponent. Met behulp van de voorjaarsnota kijken wij vooruit en schatten wij zo goed mogelijk in wat in de komende periode (2010-2014) op ons afkomt en welke consequenties dit heeft voor de komende begroting. Ook wordt aangegeven op basis van welke uitgangspunten de ramingen en dus ook de prognose van de benodigde belastingopbrengsten tot stand zijn gekomen. Op deze wijze wordt u in staat gesteld om te beoordelen of wij op koers liggen en of de prijs die hoort bij de voorgestelde prioriteiten en uitvoeringsmaatregelen, maatschappelijk acceptabel is. De consequenties van de genoemde ontwikkelingen zijn niet met 100% zekerheid in te schatten. Via de bestuursrapportages houden wij u op de hoogte van eventuele wijzigingen in de ontwikkelingen en heeft u de mogelijkheid om bij te sturen. Schematisch ziet de cyclus eruit als volgt: Bestuursprogramma
Jaarrekening/ -verslag
Voorjaarsnota
Bestuursrapportages
(Meerjaren) Begroting
4
Voorbereiding van de begroting 2010 gebeurt op basis van de besluitvorming rond de voorjaarsnota. De nota is op 11 maart 2009 besproken in de vergadering van ons dagelijks bestuur.
5
3 Kaders voor de (meerjaren)begroting 2010-2014 Uitgangspunten en algemene ontwikkelingen Hieronder stellen wij de kaders voor waarbinnen de begroting 2010 en meerjarenraming 2010-2014 worden uitgewerkt. Voor wat betreft de financiële kaders heeft overleg plaatsgevonden met Waterschapsbedrijf Limburg en waterschap Roer en Overmaas.
Interne factoren Basis voor de meerjarenbegroting 2010-2014 zijn: •
de nota visie en strategie;
•
(meerjaren)begroting 2009-2013;
•
het integraal waterbeheersplan 2010-2015;
•
het bestuursprogramma 2009-2012;
•
de kaders zoals deze door uw bestuur op basis van deze voorjaarsnota worden gesteld;
•
overige tussentijds vastgestelde beleidsnota’s.
Hieronder treft u de interne uitgangspunten aan: Doorberekening De
interne
kostendoorberekening
vindt
plaats
volgens
de
landelijke
BBP-
verrekeningssystematiek. Loonkostenberekening De vastgestelde personeelsformatie per 1 april 2009 vormt de basis voor de berekening van de loonkosten 2010 en is uitgangspunt voor de capaciteitsberekening van te leveren productie. Kwijtschelding/oninbaar Belastingkwijtschelding en oninbaarheid beoordeling voor 2010 vindt plaats volgens de bestaande beleidslijn en wordt geraamd op een percentage van het belastingvolume te weten, 0,5 % voor kwijtschelding en eveneens 0,5 % voor oninbaarheid. Post onvoorzien Het budget voor onvoorziene uitgaven bedraagt bruto ± 0,4 % van het begrotingstotaal, conform bestaand beleid. De opname van een budget voor onvoorziene uitgaven is wettelijk verplicht. Reserves en voorzieningen Uitgangspunt vormt de in 2005 vastgestelde nota reserves en voorzieningen. Naar verwachting zullen de reserves en voorzieningen voldoen aan de gestelde normen.
6
Externe factoren De externe uitgangspunten baseren wij - waar mogelijk - op de ramingen van het Centraal Planbureau (CPB) en de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Inflatie Prijsinflatie Bron CPB Informatief december 2008: de Nederlandse inflatie (de consumentenprijsindex) lag in 2008 voor het eerst sinds jaren boven de 2%, namelijk 2,5%. Gemiddeld over de periode 2004-2008 is de consumentenprijsindex gestegen met 1,6 procent per jaar. De Nederlandse inflatie is in vergelijking met andere Europese landen laag. De gemiddelde inflatie van de eurozone is in 2008 uitgekomen op 3,25 procent. Voor de prijsstijging van de uitgaven van ons waterschap is echter de prijsindex voor “intermediair verbruik van de overheid” (dit is de gemiddelde prijsmutatie van de lopende aankopen van goederen en diensten; bijv. energie, huisvesting, kantoorartikelen, uitzendkrachten) meer relevant. Voor de periode 2004-2008 bedroeg de gemiddelde stijging voor het “intermediair verbruik van de overheid” 2,49%; voor het jaar 2009 wordt een stijging van 2,25% en voor 2010 een stijging van 1,5% verwacht. Indien het kabinet besluit om de voor het jaar 2009 uitgestelde BTW verhoging alsnog per 1 januari 2010 doorgang te laten vinden, zal de stijging hoger uit gaan vallen. Gelet op de ontwikkeling van genoemde indexcijfers wordt voor de begroting 2010 uitgegaan van een inflatiepercentage van 2%. Voor de opvolgende jaren van de meerjarenbegroting wordt eveneens uitgegaan van een inflatiepercentage van 2% per jaar. De hiervoor genoemde percentages zijn inflatiecijfers en staan los van stijging van de kosten als gevolg van bijvoorbeeld taakuitbreidingen en –verzwaringen. Loonkosten Naast de periodieke jaarlijkse verhogingen wordt rekening gehouden met het volgende. De huidige CAO voor het waterschapspersoneel loopt tot 1 oktober 2009. Voor het jaar 2009 is overeengekomen een stijging van de salariskosten met 1,4% (per 1 april 2009) alsmede een verhoging van de levensloopbijdrage met 0,65% (ter compensatie van het afschaffen van leeftijdsdagen) en een verhoging van de eindejaarsuitkering in 2009 met 0,5%. Omdat in de begroting 2009 is uitgegaan van 3% bedraagt de structurele loonruimte in 2009 nog 0,45%. In verband met het feit dat de economie zich - door de gevolgen van de kredietcrises - in een recessie bevindt en de vooruitzichten voor zowel 2009 en 2010 niet positief zijn zal de druk om loonmatiging in nieuw af te sluiten CAO’s toenemen. Voor de periode 2010 wordt dan ook, naast de reguliere verhogingen, rekening gehouden met een indexering van de bruto loonkosten van 2%. Uit de jaarlijkse indexering wordt de stijging van de kosten van primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden bekostigd. Voor wat betreft de sociale werkgeverslasten gaan we er vanuit dat deze gemiddeld 20 % van de bruto loonkosten bedragen. Voor de jaren 2011-2014 gaan we, naast de jaarlijkse periodieke verhogingen, eveneens uit van een jaarlijkse stijging van 2 %.
7
Overige externe factoren Rente langlopende leningen De rentepercentages voor langlopende geldleningen zijn het afgelopen jaar flink aangetrokken, voornamelijk onder invloed van de internationale kredietcrisis. Dit geldt niet alleen voor de private sector maar ook voor de rentepercentages voor geldleningen van de publieke sector. Op dit moment bedraagt het tarief voor een geldlening (lineaire aflossing, vaste rente, looptijd 25 jaar), bij onze eigen Waterschapsbank zo’n 5,2%. Wij gaan op basis van onze eigen ervaringen voor 2010 en 2011 uit van een rentepercentage van 5. Op langere termijn verwachten wij dat onder invloed van ontwikkelingen (economisch herstel na 2011, hogere risico-opslag) de rentepercentages weer gaan stijgen. Daarom gaan we voor de jaren vanaf 2012 uit van een percentage van 5,5. Het ontwikkelingspatroon stemt overeen met de rente gehanteerd in de meerjarenraming 2009-2013. Rente kortlopende leningen In tegenstelling tot de rente voor langlopende geldleningen zijn de rentepercentages op de geldmarkt (kortlopend rood staan of geld lenen) het afgelopen jaar sterk gedaald. Voor 2010 gaan wij uit een rentepercentage voor kortlopende geldleningen (maximaal 1 jaar) van 2,5. Op de langere termijn verwachten we dat dit percentage zal stijgen, resulterend in een aanname voor de jaren 2011 t/m 2014 van 3,5%. Rente reserves en voorzieningen Over de reserves en voorzieningen schrijven we in principe alleen rente bij, ten laste van de exploitatie, wanneer koopkrachtbehoud noodzakelijk is. In de voorkomende gevallen zal het inflatiepercentage als uitgangspunt dienen. Op basis van voorgaande onderdelen wordt met betrekking tot de ontwikkeling van de kosten uitgegaan van onderstaande percentages. Samenvatting uitgangpunten begroting en meerjarenraming 2010 2011 2012
2013
2014
Prijsinflatie
2%
2%
2%
2%
2%
Loonkostenontwikkeling
2%
2%
2%
2%
2%
Rente langlopend
5%
5%
5,5%
5,5%
5,5%
Rente kortlopend
2,5%
3,5%
3,5%
3,5%
3,5%
8
Samenvatting De wetgever gaat er vanuit dat waterschappen – zonder voorbehoud - de structurele kosten die zij maken voor uitvoering van de waterschapstaken, bekostigen uit de opbrengst van de waterschapsbelastingen. De door belastingen te dekken kosten (uitgaven minus inkomsten anders dan belastingopbrengsten), ofwel de netto kosten, vormen de basis voor de berekening van de tarieven. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de te dekken kosten 2009-2013. De in deze voorjaarsnota opgenomen voorstellen leiden per saldo níet tot een extra verhoging de door belastingen te dekken kosten dan voorzien in de vastgestelde begroting 2009-2013.
Bijstelling meerjarenraming 2009-2013 Bij de begrotingsbehandeling van de (meerjaren)begroting 2009-2013 heeft het vorige bestuur besloten om het jaarlijkse investeringsbedrag in het watersysteem te verlagen, van € 6,5 miljoen naar € 5 miljoen. Dit heeft een verlagend effect op de meerjarige kapitaallasten en daardoor op de hoogte van de te dekken kosten in de meerjarenraming en wel als volgt. Meerjarenraming 2009-2013 ( x € 1.000)
Raming 2009
Raming 2010
Raming 2011
Raming 2012
Raming 2013
52.468
53.769
55.163
56.610
57.920
-34
-155
-278
-402
-527
52.434
53.614
54.885
56.208
57.393
4.547
4.526
4.246
4.286
4.328
Te dekken kosten meerjarenraming (A minus B)
47.887
49.088
50.639
51.922
53.065
Stijging ten opzichte van voorgaande jaar
7,41%
2,51%
3,16%
2,53%
2,20%
Was in ontwerpbegroting blz 17
7,49%
2,76%
3,40%
2,76%
2,42%
Lasten waterschapstaken begroting 2009-2013 Wijzigingen: Besluit verlaging investeringsniveau watersystemen van € 6,5 naar € 5,0 miljoen (lagere kapitaallasten) Lasten 2009-2013 begrotingsbesluit 25 november 2008 (A) Baten meerjarenraming 2009-2013 (B)
Van de - structureel - te dekken kosten in de begroting 2009 zijnde € 47,9 miljoen, is feitelijk € 45,9 miljoen structureel gedekt (=95,8%) door structurele belastinginkomsten en € 2 miljoen door incidentele inkomsten. Als we in 2009 een structureel sluitende begroting hadden willen realiseren, dan hadden de belastingopbrengsten ten opzichte van 2008 met 7,41% moeten stijgen. Zo’n stijging is gelet op de reserves waarover wij beschikken niet acceptabel en daarom is uitgegaan van een groeiscenario. Door de inzet van reserves, “kopen” we tijd om geleidelijk naar een structurele sluitende begroting te kunnen groeien. De komende jaren staan in financieel opzicht, in het teken van het structureel dekkend maken van de begroting en de exploitatie in het bijzonder. De druk op de begroting is de laatste jaren enorm toegenomen door (wettelijke) structurele taakverzwaringen en -uitbreidingen voor waterschap, waar geen of slechts incidentele inkomsten tegenover stonden. Desondanks hebben we door kostenbeheersing en het doorvoeren van efficiencyverbeteringen zo’n € 2,9 miljoen kunnen ombuigen/bezuinigen, en zo de stijging van de belastingen in de afgelopen periode kunnen beperken. Een en ander is echter niet genoeg gebleken om een structureel sluitende begroting te kunnen realiseren. Het vorige bestuur was van mening dat het verder beperken of snijden in de kosten, de kwaliteit van de dienstverlening beneden
9
maatschappelijk aanvaardbaar niveau zou brengen. Zij hadden daarom gekozen voor een scenario waarbij de komende jaren ingezet moet worden op het in evenwicht brengen van de inkomsten met de uitgaven, rekening houdende met het hiervoor beschreven niveau van dienstverlening. Een en ander zodat een passend inkomstenplaatje ontstaat dat aansluit bij de taakomvang van ons waterschap. Het dekkingplan voor de nog te dekken structurele kosten in de meerjarenraming ziet er uit als volgt: Dekkingsplan structurele netto kosten 2009-2013 2009
2010
2011
2012
2013
(x € 1.000) Nog te structureel te dekken netto kosten
47.887
49.088
50.639
51.922
53.065
Waarvan: Structurele dekking uit belastingvolume (cf besluitvorming begr 2009 - 2013 )
45.920
47.527
49.428
51.405
53.065
1.967
1.561
1.211
517
-
Stijging belastingvolume t.o.v. voorgaande jaar
3,50%
4,00%
4,00%
3,23%
Stijging belastingvolume bij 100% dekking uit belastingen
6,90%
3,16%
2,53%
2,20%
Incidentele dekking uit reserves t.b.v. tariefsontwikkeling
Totale onttrekking reserves 2009-2013
5.256
De gemiddelde stijging komt in dit scenario over de periode 2009-2013 uit op 3,55 procent. Wij vinden, onder de voorwaarde dat er geen andere alternatieven zijn, dat acceptabel omdat we jaarlijks naast onze reguliere taken ook extra investeren in het op orde brengen van ons watersysteem. Daarnaast heeft, zoals eerder gesteld, verzwaring en uitbreiding van ons takenpakket plaatsgevonden (denk hierbij aan de waterkeringszorg, de grondwatertaken en de overgang van Vergunningen en Handhaving) waarvoor “nieuw” geld gegenereerd moet worden. In het bestuursprogramma 2009-2012 hebben wij bij het financieel kader een actieprogramma opgenomen. Om hieraan uitvoering te geven zullen we scherp begroten en onze uitgaven en inkomsten doorlichten om te bezien of we de voorziene stijging nog verder terug kunnen brengen. Zo gaan we de uitgaven onderzoeken voor wat betreft de ontwikkelingen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de effectiviteit en ambitieniveau op het gebied van watermonitoring, en kijken we naar het investeringenniveau. Voor wat betreft de inkomsten zullen we de belastinginkomsten (afwijkingen realisatie ten opzichte van de raming) nog eens tegen het licht houden of de ramingen in de meerjarenraming aansluiten bij de werkelijke ontwikkeling op basis van de jaarrekening. Ook kijken we bij de dienstverlening aan derden of dat onze inspanningen en werkzaamheden in verhouding staan tot de baten. Met de uitkomsten van het voorgaande houden wij in de begroting 2010-2014 rekening. Wij stellen voor om de bij de begroting 2009 ingezette lijn, om te komen tot een structureel evenwicht, door te zetten en uit te gaan van een groei van het belastingvolume in 2010 met 3,5 %. Het voorliggende scenario leidt tot herstel van het structureel evenwicht tussen uitgaven en inkomsten in de meerjarenraming. Op basis van het voorliggend dekkingsscenario resteert per 1 januari 2013 circa € 4 miljoen nog in de reserve “dekking toekomstige exploitatie” .
10
Gevolgen van de voorjaarsnota 2009 In het bestuursprogramma 2009-2012 zetten we in op beperking van de kostenontwikkeling. Voor 2010 betekent dit dat we zeer terughoudend zijn met het oppakken van nieuwe zaken. Dit in het licht van het actieprogramma behorende bij de financiële paragraaf van het bestuursprogramma. In dit bestuursprogramma is wel opgenomen dat we investeren in Informatie- en Communicatie technologie ( ICT) om de kwaliteit van de dienstverlening op peil te houden. Het informatiebeleidsplan geeft de koers aan dat er de komende jaren extra geïnvesteerd moet worden in de ICT functie om te kunnen groeien naar een organisatie die zo efficiënt en effectief mogelijk haar taken kan uitvoeren. Op basis van de huidige inzichten bedragen de jaarlijkse kosten van de structurering/versterking van de ICT functie en verzwaring van de landelijke samenwerking tezamen zo’n € 0,38 miljoen in 2010, oplopend tot € 0,61 miljoen per jaar in 2013. Rekening houdende met het in het bestuursprogramma opgenomen actieprogramma om de kostenontwikkeling te beperken is het noodzakelijk om binnen de begroting hiervoor ruimte te maken. ( nieuw beleid voor oud beleid). De ombuigingen/bezuinigingen van de afgelopen jaren hebben ertoe geleid dat er scherp begroot wordt en de “rek “eruit is. Het nogmaals met de stofkam door de begrotingsposten lopen levert met ingang van 2010 een bezuinigingpakket van structureel € 0,42 miljoen op. Er wordt dan bijvoorbeeld ingeleverd op vervanging bij ziekte ( € 100.000) wat consequenties heeft voor een tijdige dienstverlening. De kostenbeheersing zal op bestuurlijk niveau tot scherpere en andere keuzes over onze taken en ambitie moeten leiden. Voor de investeringen in ICT ligt nog een taakstellende structurele bezuinigingsopdracht zo’n € 0,19 miljoen tot en met 2013. Een structureel bedrag van € 0,18 miljoen hiervan is bedoeld om extra uitgaven van derden/samenwerkende partijen (Ministerie Vrom, Het Waterschapshuis) te dekken. We bezuinigingen dus niet alleen vanwege beheersing van onze eigen kosten, maar creëren ook nog eens ruimte voor extra uitgaven/tegenvallers van derden waar wij nauwelijks of geen invloed hebben. In feite gaan extra uitgaven van derden ten koste van onze eigen budgetten voor uitvoering van waterschapstaken in ons eigen verzorgingsgebied.
Mogelijke bijdrage waterschap in de bestrijding economische crisis Medio februari 2009 hebben wij in beschouwing genomen wat onze bijdrage zou kunnen zijn in de bestrijding van de economische crisis. Een en ander in de zin van het vervroegen van geplande investeringen of het plegen van extra investeringen. Ten aanzien van het vervroegen van investeringen was de conclusie dat wij op dit moment al het nodige in het werk moeten stellen om de huidige investeringsplanning te realiseren. Oorzaken hiervan zijn onder andere beperkte personele capaciteit alsook de afhankelijkheid van derden/samenwerkende partijen bij de projectvoorbereiding en -realisatie. Gegeven de huidige situatie zien wij het vervroegen van geplande investeringsprojecten dan ook niet als een optie. Hetzelfde geldt ten aanzien van het plegen van extra investeringen (verhogen investeringsvolume). Bovendien komt als gevolg van het plegen van extra investeringen onze begroting, en als afgeleide daarvan de belastingtarieven, nog eens extra onder druk te staan. Ook zonder de economische crisis lag er voor de komende jaren al een opdracht om te komen tot een structureel sluitende begroting. Het doen van extra investeringen zou onze financiële positie en het dekkingsplan voor de komende jaren ondermijnen. Dit staat haaks op
11
de lijn van het bestuursprogramma 2009-2012 waarin het accent is gelegd op kostenbeheersing en -beperking.
12
4 Programma waterkering en veiligheid Wat willen we bereiken Met de inwerkingtreding van de Wet op de waterkering in 2006 hebben onze kaden een permanent karakter gekregen, waar oorspronkelijk een tijdelijk karakter was voorzien. Hiermee zijn de kaden opgewaardeerd tot primaire keringen zoals bij wet omschreven. Vanuit het opgestelde beheerplan waterkeringen zullen we via een beheervisie en een inspectie en onderhoudsplan aangeven op welke wijze wij verder invulling gaan geven aan het beheer en onderhoud van onze keringen, uiteraard aansluitend op de eisen vanuit de wet. In de loop van 2009 zal dit concreter worden, maar op dit moment is nog niet te overzien of deze concretisering ook financiële of organisatorische consequenties zal hebben. In de afgelopen jaren is met de oplevering van diverse trajecten door Maaswerken ons areaal aan demontabele keringen behoorlijk is toegenomen (grofweg met een factor 3). Dit betekent dat de kosten die gemaakt moeten worden bij het opbouwen van de keringen tijdens een dreigende hoogwatersituatie ook in de praktijk zullen toenemen. Dit bedrag is in de afgelopen jaren niet bijgesteld en zal bij een volledige mobilisatie van ons materieel worden overschreden. Wij zullen in dit kader ons beleid met betrekking tot onze reserves opnieuw beschouwen. In navolging van de 1e fase dijkverbetering, zal zeer waarschijnlijk in de loop van 2009 de omvang van de 2e fase dijkverbetering, ook bekend als sluitstukkaden, concreet worden. Vooralsnog dient deze 2e fase dijkverbetering in ons gebied in 2015 te zijn afgerond en kan het worden beschouwd als een opdracht voor De Maaswerken. In dit scenario zal ook vanuit het waterschap een uiterste inspanning worden gevraagd om in het dijkverbeteringproces de kaderstellende en de toetsende rol te vervullen. Het is echter zeer denkbaar dat het waterschap zal worden benaderd om de uitvoering zelf, of in combinatie met andere partijen, ter hand te nemen. Overeenkomstig met de Wet op de Waterkering ligt de financiële verantwoordelijkheid van dijkverbeteringen als gevolg van aangepaste normstelling bij het Rijk. Eventuele gevolgen van voornoemde scenario’s zullen ten laste worden gebracht van het Rijk. Zoals wij u ook via eerdere rapportages op de hoogte hebben gehouden van een toename aan activiteiten en plannen van derden in de nabijheid van de waterkering, vraagt dit ook een toename aan begeleiding vanuit onze organisatie en extra onderzoeken. Bovendien zijn vele projecten dermate complex en specialistisch van aard waardoor toezicht op de vergunde werkzaamheden niet of nauwelijks plaats vindt. Dit vinden wij een ongewenste situatie. Wij zijn voornemens om gegeven het bestuursprogramma de leges en onze voorschriften met betrekking tot vergunningaanvragen opnieuw te beschouwen met als doel een betere overeenstemming te realiseren tussen de inkomsten en de werkzaamheden die onze organisatie bij deze plannen moet uitvoeren.
veelal
omvangrijke
Tot ons takenpakket hoort verder dat we calamiteiten effectief en efficiënt bestrijden. Hiertoe is in 2008 het project versterking calamiteitenzorg ingezet en heeft u voor de komende jaren een bedrag van € 75.000,- beschikbaar gesteld. Dit project voorziet onder andere in een goed opgeleide en geoefende calamiteitenorganisatie. De nog door de 1e en 2e Kamer te bekrachtigen Wet op de Veiligheidsregio’s zal van het waterschap, meer dan voorheen, eisen
13
dat opleiden en oefenen op structurele en professionele wijze invulling krijgt. Binnen dit financiële kader zullen wij verder vormgeven aan het opleiden en oefenprogramma. Wij zullen hierbij tevens zoeken naar mogelijke samenwerkingsverbanden binnen de waterkolom, maar bij voorkeur met de veiligheidsregio. In onze doelstellingen hebben we eveneens opgenomen dat wij onze inwoners meer willen betrekken bij en bewust willen maken van overstromingsrisico' s en zelfredzaamheid. Het afgelopen jaar heeft de hoogwatercheck in deze nadrukkelijk een aansprekende bijdrage geleverd. Ook op landelijk niveau is voor bewustmaken en bieden van handelingsperspectieven veel aandacht en wordt dit zelfs expliciet voornoemd in het document “waterwegen” van de Unie van Waterschappen. Om de inzet op dit thema te continueren en waar nodig uit te breiden vraagt dit om extra inzet vanuit de organisatie. Deze claim is op dit moment echter nog niet te kwantificeren en is ook mede afhankelijk van de totale communicatiebehoefte uit de omgeving. Wij zullen onze inzet hierbij continueren.
Beoogd effect De burger voelt zich veilig en heeft vertrouwen in ons waterschap als waterkerende en waterbeherende instantie. De beschermde gebieden kunnen tijdens hoogwater van de Maas zo normaal mogelijk functioneren en ondervinden zo weinig mogelijk (over)last en of schade van het hoogwater.
14
5 Programma watersysteem op orde: watersysteem geschikt voor grondgebruik Onder het programma ‘Watersysteem geschikt voor grondgebruik’ verstaan wij al onze activiteiten die tot doel hebben om de watergerelateerde functies in de omgeving van de watergangen te bedienen. Integrale activiteiten die tot doel hebben de hydrologische, ecologische of chemische toestand van de watergangen zelf te beïnvloeden, zijn ondergebracht bij het programma ‘’Herstelde watersystemen.”
Wat willen we bereiken Waterwet Met de Waterwet wordt voorzien in integratie van een achttal bestaande wettelijke regelingen op het terrein van waterbeheer. De aparte vergunningenstelsels op grond van de Wet op de waterhuishouding (o.a. lozen en onttrekken aan oppervlaktewater in kwantitatieve zin), de Grondwaterwet (o.a. ontrekken van grondwater aan de bodem in kwantitatieve zin) en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (o.a. lozen op oppervlaktewateren in kwalitatieve zin) komen te vervallen; voorzien wordt in integrale vergunningverlening en handhaving op dit terrein. Het streven is erop gericht de Waterwet medio 2009 vast te stellen. Hierbij blijft het evenwel niet. Medio 2009 worden ook vastgesteld:
•
op rijksniveau: een Waterbesluit en ministeriële uitvoeringsregelingen;
•
op provinciaal niveau: een Waterverordening;
•
op waterschapsniveau: een Waterschapskeur en algemene vergunningplicht vervangen door algemene regels) en beleidsregels.
regels
(die
Het totale speelveld op het terrein van water wijzigt ingrijpend; een wijziging die is gericht op een meer integrale benadering. Al deze wijzigingen noodzaken ook tot de vaststelling van een nieuwe legesverordening. Vaststelling is eind 2009 voorzien. Een discussie over de daarbij te hanteren uitgangspunten gaat hieraan vooraf. Het is prematuur nu al uitspraken te doen over de financiële gevolgen. Ten tijde van de vaststelling van de begroting 2010 kan hierover meer uitsluitsel gegeven worden. Met de vorming van de nieuwe afdeling Vergunningen en Handhaving per 1 januari 2008 is de basis gelegd voor integrale vergunningverlening en handhaving; een integrale vergunningverlening en handhaving, die pas met de inwerkingtreding van de Waterwet per 2010 volledig tot ontwikkeling kan komen. In de Waterwet, inwerkingtreding uiterlijk op 22 december 2009, worden de grondwatertaken toebedeeld aan het waterschap. Uitgezonderd zijn industriële onttrekkingen groter dan 150.000 m3 per jaar, grondwateronttrekkingen t.b.v. drinkwatervoorziening en bodemenergie. De basis onder het huidige delegatiebesluit waarmee de provincie grondwatertaken aan ons opgedragen heeft, vervalt daarmee. Dit geldt dan ook voor de lumpsum-vergoeding die wij thans ontvangen. De rekening van de kosten voor uitvoering van de grondwatertaken (o.b.v. 2009: € 770.000) komt hiermee volledig bij het waterschap te liggen. In de meerjarenbegroting 2009-2013 was rekening gehouden met het vervallen van de lumpsum vergoeding met ingang van 2011. Echter wanneer vanwege de wetswijziging uiterlijk 22 15
december 2009, dit een jaar eerder plaatsvindt stijgen de te dekken kosten in 2010, ten opzichte van de huidige meerjarenraming, incidenteel met € 320.000. Met het structurele effect was in de meerjarenraming reeds rekening gehouden. Ons voorstel is om de incidenteel hogere kosten, indien van toepassing, ten laste van reserve dekking toekomstige exploitatie te brengen.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) Het is twijfelachtig of de WABO in 2010 inwerking treedt. De WABO heeft gevolgen voor ons. Bij inwerkingtreding van de WABO verschuift namelijk de vergunningverlenende bevoegdheid van de waterschappen op het terrein van indirecte lozingen op de gemeentelijke riolering naar het bevoegd gezag Wabo (in de regel gemeente of provincie). Voor de waterschappen komt hiervoor in de plaats de bevoegdheid tot het uitbrengen van (bindend) advies aan het bevoegd gezag WABO op het terrein van vergunningverlening en handhaving. Bovendien blijft het waterschap toezichthoudende bevoegdheden behouden. In de aanloop naar de WABO vinden gesprekken plaats over de vraag of en de mate waarin samenwerking tussen het bevoegd gezag WABO en ons waterschap gestalte krijgt. Overeenkomstig het advies van de Unie van Waterschappen wordt daartoe actief contact gezocht met gemeenten en provincies om afspraken te maken over de inzet van de expertise van waterschappen ten behoeve van de waterkwaliteit en ter bescherming van de rwzi’s. De Unie adviseert waterschappen deze expertise (vooralsnog) kosteloos aan te bieden, tenzij partijen aanleiding zien voor het hanteren van kostendekkende oplossingen. Dit bevordert het gebruik van de kennis van de waterschappen die vanwege de bescherming van de rwzi’s, het bewaken en verbeteren van de waterkwaliteit in het licht van de KRW van belang blijft. Tegen deze achtergrond komt bij inwerkingtreding van de WABO ook de dienstverlening door ons waterschap aan gemeenten (tegen vergoeding van kosten ter grootte van € 50.000,- per jaar) in een nieuw licht te staan.
Pilot vernieuwing toezicht primaire sector (landbouw) regio Venray De gemeenten in de regio Venray, de provincie Limburg, het ministerie van LNV (AID) en ons waterschap gaan meer en beter samenwerken om daarmee de toezichtdruk bij ondernemers in de land- en tuinbouwsector te verlagen. Met dit doel is in 2008 een gezamenlijk proefproject gestart: ‘Minder, Beter, Duidelijker’. Het toezicht op bedrijven en instellingen kan met minder toezichtlast, beter en duidelijker. Dat uit zich niet alleen in vermindering of vereenvoudiging van regelgeving, maar ook in een verbetering van het contact tussen burger – of in dit geval: ondernemer – en overheid. Het doel is tweeledig: 1. middels samenwerking te komen tot vermindering van toezichtlast bij land- en tuinbouwbedrijven; 2. efficiënter en effectiever handhaven. Eind 2009 vind er een evaluatie plaats van de pilot. Dan zal ook duidelijk worden of een meer structurele samenwerking met collega overheden op het terrein van toezicht vorm en inhoud krijgt.
16
Nieuw Limburgs Peil en gebiedsprocessen In 2009 zal Nieuw Limburgs Peil gebiedsdekkend voor het beheersgebied zijn opgesteld en bestuurlijk vastgesteld. In de tweede helft van 2009 zal een aanzet worden gemaakt voor borging van de NLP doelen in het beleid en het proces van het waterschap, hetgeen zal doorlopen in 2010. Het MIP zal worden afgestemd op NLP. Tevens zal er aan worden gewerkt om NLP doelen ook bij andere partijen te laten ankeren. Via Nieuw Limburgs Peil is de basis gelegd voor een discussie/dialoog met de provincie en met de streek over de ruimteclaim voor water in beekdalen ten behoeve van het watersysteemherstel, klimaatadaptatie en bestrijding wateroverlast, waterkwaliteitsverbetering en ecologie. Deze discussie zal in 2010 uitkristalliseren met beleidsconsequenties voor waterschap, gemeenten, provincie en rijk. Bij deze discussie zullen partijen als LLTB en natuurorganisaties als vertegenwoordigers van de streek nauw worden betrokken. Tijdens het proces van Nieuw Limburgs Peil is nadrukkelijk het verzoek uit de streek en commissie waterbeheer gekomen om ons peilbeheer transparant en voorspelbaar te maken. Dit verlangen we ook van onze klanten. In 2009 zal gestart worden met een pilot om hier ervaring mee op te doen. Hierna kan het implementatieproces worden uitgewerkt. Na bestuurlijke goedkeuring kan in 2010 hier verder invulling aan worden gegeven (inspanningsverplichting/streefpeilenbesluit), aansluitend aan het NLP-proces.
Gebiedscoördinatie en Reconstructie Klantgericht werken vraagt om een goede en duurzame relatie met alle partners. De bestuurlijke vertegenwoordigers van het waterschap bouwen, samen met o.a. de gebiedscoördinatoren, een duurzame relatie op met onze partners binnen Platteland in Uitvoering. Onze werkwijze met bestuurlijke vertegenwoordigers in de gebiedscommissies, ondersteund door gebiedscoördinatoren die ook als spin het web tussen ambtelijke organisatie en partners in de Reconstructie fungeren, blijft ongewijzigd. Het doel is deze werkwijze te optimaliseren.
WB21 In 2010 zal de WB21-nomering zoals door de provincie Limburg wordt vastgesteld in 2009, verankerd worden in de Provinciale Waterverordening. Hierdoor wordt de zorgplicht van het waterschap in de vorm van de maximale inundatiekans, eenduidig vastgelegd. Op basis van de definitieve knelpuntenanalyse met IBRAHYM in 2009, zal in 2010 de definitieve WB21-opgave worden vastgesteld en gestart worden met het oplossen van de knelpunten.
Klimaatontwikkeling Op het gebied van de verwachte wereldwijde klimaatverandering zullen wij vooral aansluiten bij initiatieven die de Unie van Waterschappen en de provincie Limburg op dit gebied ontplooit. Vanuit WPM zullen wij zo mogelijk/nodig bijdragen in de vorm van berekeningen met het IBRAHYM-model .
17
Toepassing en verdere ontwikkeling IBRAHYM In 2009 wordt het basismodel van IBRAHYM afgerond. Hiermee beschikken wij over een gebiedsdekkend hydrologisch model waarmee effecten van ingrepen in grond- en oppervlaktewater kunnen worden vastgesteld. Voor afronding van het NLP-proces medio 2009, zullen wij een afweging maken of een brede implementatie van Ibrahym tot de mogelijkheden behoort.
Monitoring In 2009 wordt het langjarig Onderzoeksplan 2009-2015 vastgesteld. In dit onderzoeksplan worden de onderzoeksspeerpunten voor de komende 6 jaar vastgelegd. Daarbij worden de bestaande meetnetten geherstructureerd op basis van uitgangspunten die bestuurlijk in het voorjaar 2009 worden vastgesteld. De verwachting is dat het onderzoeksplan met name voor de waterkwaliteitsmonitoring belangrijke
wijzigingen
kan
inhouden
gezien
de
toegenomen
beleidsrelevantie
(‘Waterkwaliteit krijgt de sporen’, KRW), monitoringseisen (KRW) en de technischinhoudelijke keuzes die aan de orde zijn (gebiedsdekkend extensief, steekproefsgewijs intensief/continu, roulerend). In het onderzoeksplan zullen wij voor de verschillende onderdelen van monitoring onze ambitie bepalen. Ten aanzien van het beheer van de data wordt de lijn die in 2008/2009 is ingezet, doorgezet. In 2010 is het nieuwe telemonitoringssysteem TMX volledig in bedrijf en wordt de validatie en opslag van kwantiteits- en kwaliteitsgegevens grotendeels automatisch verzorgd door het systeem Delft-FEWS. Hierdoor zijn de kwantiteitsdata binnen een dag na opname en de kwaliteitsdata binnen een maand na bemonstering gevalideerd beschikbaar voor publicatie. Afhankelijk van de beschikbare ICT-infrastructuur zal publicatie via internet plaatsvinden. De gefaseerde vervanging van afgeschreven meetstations die in 2009 is gestart, loopt ook de komende jaren door. Wij voeren momenteel in opdracht van de provincie grondwaterstandsmetingen uit. Dit gebeurt niet kostendekkend. Hierover gaan we met de provincie overleggen met als insteek om de door ons te verrichten werkzaamheden wel kostendekkend vergoed te krijgen. Afvoeren maaisel Wij wachten de onderzoeksresultaten van de effecten van het afvoeren van maaisel bij ons buur waterschap in Brabant af. Op basis van deze resultaten zullen wij u een voorstel doen of ons beleid aanpassing behoeft waarbij zowel de effecten op ecologisch als op economisch vlak bekeken worden.
Muskusrattenbestrijding De muskusrattenbestrijding is een gedelegeerde taak vanuit de provincie. Voor uitvoering van deze taak ontvangt het waterschap een jaarlijkse vergoeding van de provincie. In de nieuwe Waterwet wordt de taak opgedragen aan het waterschap. Het wettelijk opdragen van de taak muskusrattenbestrijding aan het waterschap betekent dat het waterschap volledig (ook financieel) verantwoordelijk is voor de uitvoering van deze taak. In verband met mogelijke
18
wijziging van financiering wordt een gedeelte van de huidige bezetting van de muskus- en beverattenbestrijders flexibel ingevuld.
Buitenlandse activiteiten In het kader van het INTERREG-programma wordt ook in 2010 samengewerkt met de Vlaamse partners in het kader van het lopende project ‘Interactief Waterbeheer’. In het kader van dit project wordt o.m. de herinrichting van de Tungelroysbeek bovenstrooms van het kanaal uitgevoerd In 2009 worden voorbereidingen gestart om een soortgelijk project op te starten i.s.m. Brabantse en Gelderse partners richting Duitsland in het kader van de KRW. Dit soort samenwerkingsverbanden levert waardevolle grensoverschrijdende kennisontwikkeling op en brengt belangrijke financierbronnen voor uitvoeringsprojecten binnen bereik. De inspanningen op het gebied van samenwerking met de Derde Wereld zal in 2010 op bescheiden schaal voortgezet worden op basis van de ervaringen uit 2009 met de projecten in Gambia en Kameroen en zal gefocust blijven op het realiseren van de Millenniumdoelen van de VN. t.a.v. sanitatie. Het lopende twinning-project met Turkije wordt in 2009 afgerond. In 2010 zullen wij een afweging maken of we dit een vervolg geven.
Beoogd effect •
We geven invulling aan onze taken conform de nieuwe Integrale Waterwet.
•
We hebben een heldere en gedragen waterclaim in de beekdalen ter ondersteuning van de realisatie van doelen van Nieuw Limburgs Peil.
•
De doorontwikkeling en toepassing van IBRAHYM worden geborgd in de organisatie.
•
Het actief peilbeheer is transparant en inzichtelijk voor onze ingelanden.
•
Natschadeklachten worden adequaat en snel behandeld.
•
We leveren binnen onze taakstelling een bijdrage aan de strategische beleidsvorming in het kader van de klimaatontwikkeling.
19
6 Programma watersysteem op orde: herstelde watersystemen Wat willen we bereiken Realisatie Meerjaren investeringsprogramma (MIP) Met name het gebiedsproces en de grondverwerving spelen een cruciale rol in het realiseren van het meerjaren investeringsprogramma, maar ook de eigen ontwikkeling en beeldvorming van beekherstel naar beekdalherstel. Wij hebben het gemiddelde investeringsvolume reeds aangepast van € 6,5 mln. naar € 5,0 mln. per jaar, in aansluiting op het gerealiseerde investeringsvolume van de afgelopen jaren en onze wens om te komen tot een gematigde lastenontwikkeling. Wij zijn voortvarend aan de slag gegaan met de strategische grondverwerving om dit proces minder kritisch te maken bij onze doelrealisatie. Daarbij is zoals wij u bij de bestuursrapportages hebben gemeld, het financiële plafond losgelaten. Op een pro actieve wijze concentreren we ons hierbij op de herinrichtingbehoeftige beekdalen. Daarnaast zullen wij als partner in de gebiedscommissies sturen op een zo efficiënt mogelijke samenwerking en doelrealisatie. Wij beseffen hierbij dat wij afhankelijk zijn van ontwikkelingen in de grondmarkt en de rolverdeling en rolopvatting van onze partners. Daar waar nodig zullen wij onze doelen sectoraal realiseren. Het voorstel hoe om te gaan met strategisch grondverwerving zullen wij in het voorjaar als onderdeel van de notitie “Actief grondbeleid” aan u voorleggen.
Bodemsanering Vanaf 2009 mogen investeringen met betrekking tot bodemsanering van het watersysteem niet meer geactiveerd en afgeschreven worden. In plaats van spreiding van de lasten over de afschrijvingsperiode, moeten deze investeringen ineens als verlies in de jaarrekening worden genomen. Deze uitgaven zullen in de toekomst het normale huishoudboekje van ons waterschap verstoren. Voor zover bekend speelt dit bij de Tungleroyse beek. Ons eigen aandeel in de investeringskosten in 2009 bedragen ca € 0,9 miljoen (totale investering minus subsidies). Vanuit het oogpunt van financiële stabiliteit van het waterschap is het goed hiermee in de beoordeling van de reservepositie rekening te houden.
Waterkwaliteit In 2009 wordt de gebiedsanalyse waterkwaliteit afgerond. Hiermee verkrijgen wij inzicht in de bronnen (in het landelijk gebied) die een bijdrage leveren aan vermindering van de waterkwaliteit. De mate van bijdrage is lastig te kwantificeren. Voor de speerpunten die wij willen oppakken wordt in 2009 een Plan van Aanpak opgesteld. Ook in 2010 wordt voor het waterkwaliteitsbeleid grotendeels ingezet op generiek beleid. Daarnaast verloopt de eigen aanpak ter verbetering van de waterkwaliteit via vijf sporen. Belangrijke sporen die we in 2010 verder vorm moeten geven zijn de lobby- en agendastellende rol die het waterschap heeft richting andere belanghebbende partijen. Dit geldt ook voor het spoor “omgevingsbewust”. Voorlichting richting de sector speelt hierbij een zeer belangrijk rol met als inzet gedragsverandering binnen de landbouwsector. Het watertoets instrument moet tevens worden ingezet om een adviserende rol voor waterkwaliteit richting gemeenten te benadrukken.
20
De waterkwaliteitscomponent wordt verder uitgewerkt binnen het Nieuw Limburgs Peil proces. Hierbij vindt integratie van kwantiteit en kwaliteit plaats.
Floriade Om ons in 2012 op de Floriade te profileren is het idee voor een demo-model opgepakt, dat proceswater uit de glastuinbouw zuivert om vervolgens opnieuw te kunnen gebruiken binnen het teeltproces. Het doel is om in 2010 een proefopstelling doorontwikkeld te hebben voor tentoonstelling op de Floriade.
Kaderrichtlijn water (KRW) Het Stroomgebiedsbeheersplan-Maas wordt eind 2009 vastgesteld. In dit plan is in hoofdlijnen aangegeven voor welke maatregelen het waterschap aan de lat staat om aan de KRW-doelstellingen te gaan voldoen. Ook zijn hier de maatregelen in opgenomen die andere partijen moeten gaan nemen. De doelstellingen en maatregelen in dit plan zijn nader uitgewerkt in onder andere het provinciale waterplan en de waterbeheersplannen van de waterschappen. Hiermee zijn deze plannen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het Stroomgebiedbeheerplan, het waterplan en het waterbeheerplan liggen in 2009 tegelijkertijd ter inspraak, en worden eind 2009 gelijktijdig vastgesteld. Gedurende 2010 zal op basis van het MIP uitvoering gegeven worden aan de opgenomen maatregelen. Dit eerste stroomgebiedbeheerplan is nog niet zodanig dat dit voldoende garanties biedt voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Wij zullen ons in 2010, onder andere op basis van een eerste landelijke evaluatie, tot nu toe onderbelichte beleidsrelevante aspecten beschouwen. Hiervoor zullen zonodig in diverse landelijke en regionale gremia thema’s agenderen. In het bijzonder wordt hier het aspect van aanvullend beleid op het vlak van diffuse bronnen genoemd. In de spin-off van de KRW zal door het waterschap verder gewerkt worden aan het opwaarderen van de rwzi’s en verdergaande sanering van gemeentelijke overstorten. Dit wordt zoveel mogelijk ingepast in integrale projecten. Op basis van de eerste monitoringsresultaten zal naar verwachting een herziening van het KRW-mionitoringsmeetnet plaats gaan vinden.
Aanvullende maatregelen rioolwateroverstorten Wij stellen ons ten doel om, mede als gevolg van de Kaderrichtlijn water, de invloed van rioolwateroverstorten op de oppervlaktewaterkwaliteit te beperken. Hiertoe hebben wij beleid geformuleerd om de overstortfrequentie op kwetsbare wateren terug te brengen tot 1 maal per 2 of 1 maal per 5 jaar op kwetsbare en zeer kwetsbare wateren. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de benodigde maatregelen. Wij zullen in 2010 samen met de Provincie Limburg ter stimulering van gemeenten een bijdrageregeling actief hebben. Deze regeling is met name bedoeld om de meest belastende overstorten voortvarend aan te pakken. Wij zullen ons ook in 2010 inspannen om samen met de gemeenten te komen tot aanzienlijke waterkwaliteitsverbeteringen. Hiervoor gaan we proactief aan de slag om de gemeenten nog meer waterbewust te maken.
21
Optimalisatie Afvalwatersystemen (OAS) De 1e generaties OAS’en zijn in 2009 afgerond. Hieraan zal ook in 2010 in samenwerking met WBL vervolg worden gegeven door het aangaan van samenwerkingsverbanden met gemeenten. In 2009 worden de maatregelen die aanvullend op de basisinspanning door gemeenten worden genomen zonodig verder met ons waterschap uitgewerkt en wordt bepaald hoe deze maatregelen kunnen worden vastgelegd. Hierbij denken we aan het opstellen van Afvalwaterakkoorden met elke gemeente, waarin naast maatregelen in de waterketen ook maatregelen in het watersysteem (o.a. beekherstel) een plaats kunnen krijgen (AWA+). Het AWA+ kan een belangrijke input leveren voor de gemeentelijke rioleringsplannen (GRP+), waarvan het belang met de ontwikkelingen omtrent de nieuwe Waterwet alleen maar toeneemt. Wij willen samen met alle gemeenten in ons beheersgebied een gezamenlijke visie ontwikkelen als kader voor deze AWA+’en. Dit zal in 2009 verder worden uitgewerkt. We verwachten dat de afronding van de visie en het afsluiten van de AWA+’en in 2010 kan worden afgerond.
Zuiveringstaak Uitgangspunten voor het zuiveringsbeheer zijn:
•
Bedrijfsvoering tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten vanuit de eigen taakstelling en voldoen aan wet- en regelgeving, waarbij veiligheid en continuïteit van de bedrijfsvoering centraal staan. Dit moet voor de burger inzichtelijk zijn. De prijskwaliteitverhouding is doorslaggevend.
•
Investeren in slagvaardige en innovatieorganisatie die snel kan reageren op de veranderende omgeving.
•
Samenwerking met derden daar waar bedrijfsmatige en maatschappelijke voordelen te behalen zijn.
Gekoppeld aan de meerjarenraming zal de unit ZVB een toekomstvisie presenteren over mogelijke wijzigingen in de structuur van het zuiveringen- en transportstelsel op een termijn van 10 à 15 jaar. Logischerwijs bevat deze visie nog tal van onzekerheden, alternatieven en keuzemogelijkheden maar desalniettemin is het een goede richtsnoer voor het opstellen van het MIP (Meerjareninvesteringsprogramma) en het MEP (Meerjaren Exploitatie Programma onderhoud). Het waterschapsbedrijf Limburg wordt hierbij geconfronteerd met een aantal ontwikkelingen zoals Europese normering en het zoeken naar alternatieven voor de verwerking van zuiveringsslib. Uitgangspunt is dat deze opdrachten moeten worden uitgewerkt tegen minimale kosten.
Laboratorium Het analysevolume van 2009 blijft voor 2010 naar verwachting gehandhaafd. Afhankelijk van de monitoringsambitie zullen we in overleg met onze andere partners bekijken of een uitruil van ILOW-punten mogelijk is. E.e.a. is verder afhankelijk van het op te stellen onderzoeksplan.
22
Beoogd effect •
Volwaardige integratie van onze waterkwaliteitstaak in de organisatie.
•
In de opmaat naar het volgende stroomgebiedbeheerplan werken naar een planvorm die het beste aansluit bij de doelstellingen van het Nederlandse waterbeheer en in het bijzonder de doelstellingen van het waterschap. Met als uiteindelijk doel een wezenlijke verbetering van de waterkwaliteit tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.
•
Het afvalwaterketensysteem (riolering en zuivering) optimaal afstemmen op de eisen vanuit het watersysteem.
23
7 Programma bestuur, communicatie en heffingen Wat willen we bereiken Bestuur In overleg met de fractievoorzitters van het vorige bestuur is er een overdrachtsdocument gemaakt waarin onder meer aandacht is voor de werkwijze van het algemeen bestuur. Er zijn het eerste jaar van de bestuursperiode geen commissies. Het voltallige algemeen bestuur bespreekt de voorstellen van het dagelijks bestuur en geeft hierover haar mening en advies. Eind 2009 zullen we de gekozen werkwijze van het AB evalueren en een uitspraak doen hoe de werkwijze van het Ab in 2010 zal zijn. In het in 2008 gehouden klanttevredenheidsonderzoek dat betrekking heeft op het bestuur, heeft het vorige bestuur uitgesproken dat de invloed van het algemeen bestuur op het beleid te gering is. Om hieraan tegemoet te komen is gekozen voor een werkwijze zoals hierboven beschreven. We zullen tijdens de adviserende algemeen bestuurvergadering aan u opiniërend vraagstukken voorleggen om daarmee tegemoet te komen aan de wens om meer invloed te hebben aan de voorkant van het beleidsproces. Afhankelijk van uw behoefte zullen we samen met u bekijken of het noodzakelijk is om een verder scholingsprogramma op te stellen om uw functioneren als algemeen bestuurslid te optimaliseren. Onderdeel van dit programma kan ook zijn op welke wijze u invulling wilt geven aan het ambassadeursschap voor ons waterschap.
Externe communicatie In 2010 implementeren we het communicatiebeleidsplan. Hierin staat centraal dat we groeien naar een communicatieve organisatie die in staat is de interactie met de doelgroepen aan te gaan. In 2010 gaan we ook nog meer samenwerken en in dialoog met onze doelgroepen. De huidige werkvorm van watercafe’s is succesvol voor de doelgroep agrariërs. We zullen dit verder uitbreiden. Die dialoog gaat dan over de taken die van invloed zijn op de directe werken leefomgeving van onze doelgroepen. Ook zullen we meer inzetten op interactieve beleidsvorming en –uitvoering. Het bestuur stelt vast bij welke beleidsterreinen dit mogelijk en zinvol is. En we blijven investeren in onze bekendheid en dus vertellen wie we zijn en wat we doen. Als onze doelgroepen dat weten, kunnen we met hen samenwerken en in dialoog gaan. Samenwerken omdat het loont, maar daaraan voorafgaand is het zinvol te investeren in het waterbewust maken van onze inwoners. Uit de uitkomsten van het Klanttevredenheidsonderzoek blijkt dat onze doelgroepen zich vooral uitspreken voor perscommunicatie inspraakavonden en informatieavonden en minder voor communicatie middels flyers en de website. In het bestuursprogramma hebben we een passage opgenomen over nieuwe vormen van communicatie voor ons waterschap. We denken daarbij dan aan opiniepeilingen, discussieforum , ideeënbus, werkbezoeken, spreekuur e.d.
24
Belastingen Als gevolg van een wijziging van de Waterschapswet is de juridische basis voor de aanslagoplegging met ingang van 2009 ingrijpend gewijzigd en zijn vier nieuwe belastingverordeningen vastgesteld. De wijzigingen hebben voor een grote groep belastingplichtigen relatief ingrijpende gevolgen. Een groot aantal percelen en objecten die voorheen niet belast zijn, worden vanaf 2009 belast. Bovendien per 2009 een lastenverschuiving tussen de belangencategorieën en vooral tussen de agrarische percelen onderling. Alle grondeigenaren en alle eigenaren van de per 2009 nieuw te belasten gebouwen hebben per brief in februari 2009 een vooraankondiging van de wijzigingen gekregen. Verwacht wordt dat -eenmalig in 2009- het aantal bezwaarschriften, en daaraan voorafgaand het aantal verzoeken om inlichtingen, n.a.v. de vooraankondiging, aanmerkelijk meer zal zijn dan andere jaren. De bezwarenafhandeltermijn is met ingang van 2009 bekort tot zes weken. Dit betekent een piekbelasting, zowel bij het Waterschapsbedrijf als bij het waterschap, vanaf het moment van –gefaseerd- verzenden van de aanslagbiljetten. Er zijn afspraken gemaakt tussen het waterschap en het waterschapsbedrijf over een snelle, efficiënte behandeling van de bezwaarschriften. Het waterschap adviseert het waterschapbedrijf bij de afhandeling van de bezwaarschriften, voor zover de broninformatie wordt betwist. Voor het belastingjaar 2010 en volgende jaren wordt voorzien dat de piekbelasting wegebt en het werk, meer gespreid over het jaar zich beperkt tot het actueel houden van de bestanden. Een en ander is een kwaliteitsslag, noodzakelijk om een rechtmatige aanslagoplegging te kunnen waarborgen. De kosten komen ten laste van het waterschap, als eigenaar van de bronbestanden.
Beoogd effect De afstand tussen belanghebbenden en bestuur verder verkleinen; open en transparant zijn richting belanghebbenden, waardoor het vertrouwen in, en herkenning en erkenning van het bestuur vergroot. Het leveren van een bijdrage aan de welvaart en welzijn van de belanghebbenden in ons gebied.
25
8
Programma bedrijfsvoering
Wat willen we bereiken De bedrijfsvoering in onze organisatie is gericht op het ondersteunen van de werking van onze primaire processen, de realisatie van bestuurlijke doelstellingen en de sturing van de organisatie. Wij willen ons ontwikkelen en een professionele partner zijn voor onze omgeving. Om dit te bereiken hebben wij ons tot doel gesteld om in 2010 een volwaardig extern georiënteerde organisatie te zijn (fase 3 INK). Een organisatie die haar werkprocessen integraal beheerst, gericht is op interne en externe samenwerking. Dit betekent dat wij investeren in onze mensen, onze middelen. De stijl van onze leidinggevenden is gericht op helderheid en duidelijkheid. Wij objectiveren onze meetsystemen, leggen op open en transparante wijze verantwoording af en spreken openlijk onze waardering uit voor geleverde prestaties. Om de gewenste veranderingen gestructureerd en effectief uit te voeren wordt voor de ontwikkeling van de organisatie gebruik gemaakt van de INK methodiek en fasering. In 2006 en 2007 is met een vier sporenbeleid de ontwikkeling ingezet om de kwaliteit van de bedrijfsvoering te verbeteren. Informatievoorziening In de vergadering van 4 maart van uw bestuur heeft u geadviseerd over het informatiebeleidsplan. Omgevingsgericht werken en nieuwe wet- en regelgeving brengen met zich mee dat wij de komende bestuursperiode moeten investeren in informatievoorziening. We zijn in 2009 gestart met het op orde brengen van onze ICT-beheer omgeving. Hiermee wordt een fundament gelegd voor de verdere ontwikkeling van de informatievoorziening. Om dit te realiseren hebben wij ervoor gekozen om onze formatie te versterken en de samenwerking te zoeken met WBL. De initiële kosten van de formatie-uitbreiding en een indicatie van de kosten van de dienstverleningsovereenkomst met WBL ( € 100.000 ) zijn opgenomen in deze Voorjaarsnota. In het informatiebeleidsplan hebben wij een groeipad uitgezet om in vijf jaar tijd (2013) op een veilige en verantwoorde manier de digitale informatie-uitwisseling met onze klanten en onze partners te kunnen ondersteunen. In 2010 richten wij onze aandacht op het in kaart brengen van alle informatiestromen en de aanwezige gegevens binnen het waterschap. Hoofddoel is het vastleggen van metagegevens en het beschikbaar maken van informatie. Grote projecten daarbij zijn: - Het in productie nemen van Iris 2.0 (geografische informatievoorziening).
-
Uitbreiden van de functionaliteit van IRIS met de module VenH.
-
Introductie van de Waterschapsdatabase met authentieke basisregistraties. Integratie van geo-informatie en administratieve informatie.
-
Goed functioneel beheer voor alle in gebruik zijnde applicaties. Opzetten van een datadictionary.
-
Digitalisering van de documentstromen
26
In 2011 willen wij realiseren dat gegevensverzamelingen onafhankelijk van tijd, plaats of middel toegankelijk zijn voor de organisatie. Er is sprake van een eenduidige manier van benaderen van gegevens en van ‘’eenmalige” opslag. In 2012 richten wij ons op het uitwisselen van informatie met andere overheden en onze klanten. Wij verwachten dit in 2013 volledig gerealiseerd te hebben. De voorgestelde maatregelen komen voort uit een combinatie van wettelijke verplichtingen, kostenbeheersingsoverwegingen en procesbeheersingsoverwegingen. Om een en ander te kunnen realiseren volgens het informatiebeleidsplan zijn in de periode 2008-2013 investeringen noodzakelijk. Hierbij is uitgegaan van de minimumvariant conform het informatiebeleidsplan. Investeringen informatiebeleidsplan (x € 1.000) (minimale variant)
Investeringen 2008-2013 (blz 23 informatiebeleidsplan)
Raming
Raming
Raming
Raming
Raming
Raming
2008
2009
2010
2011
2012
2013
394,4
476,5
337,2
342,1
206,7
154,6
Totaal
1.911,5
In totaliteit bedraagt de totale investering bij deze variant zo’n € 1,9 miljoen. Door deze investeringen stijgen de jaarlijkse kapitaallasten die aan onze exploitatie moeten worden toegerekend. In de huidige (meerjaren)raming van de exploitatie is al rekening gehouden met een investering van € 1,5 miljoen. Dit betekent dat bij uitvoering van de investeringen volgens de minimale variant, een extra kapitaallast op basis van een investering € 400.000 (€ 1,9 miljoen minus € 1,5 miljoen) gaat drukken op onze exploitatie dan waarmee tot op heden rekening is gehouden. Ook zal er sprake zijn van hogere jaarlijkse beheer- en onderhoudskosten van de systemen (€ 27.500 in 2010, oplopend naar € 154.000 in 2013). Samengevat zijn de kosten zijn de hogere kosten ten opzichte van de huidige meerjarenraming van de exploitatie als volgt: Hogere kostenontwikkeling informatiebeleidsplan (x € 1.000)
Raming 2010
Extra jaarlijkse kapitaallasten als gevolg van hoger investeringsbedrag (€ 1,9 miljoen in plaats van € 1,5 miljoen) Jaarlijkse beheer- en onderhoudskosten systemen Totaal
27,5 27,5
Raming 2011
Raming 2012
Raming 2013
10,0
40,0
79,1
45,0 55,0
85,0 125,0
154,0 233,1
In meerjarenperspectief zijn de kosten in 2013 € 233.000 hoger dan tot op heden werd aangenomen. De ruimte voor de extra kosten wordt binnen de bestaande begroting vrijgemaakt. Projecten als IRIS en Ibrahym kunnen niet volledig worden ingezet als wij niet ook in hardware en software, (vak)kennis en beveiliging investeren. Om de gevolgen van deze investeringen voor de begroting te minimaliseren zijn wij samen met andere waterschappen, het waterschapshuis en het Waterschapsbedrijf Limburg op zoek naar slimme oplossingen, die op middellange termijn tot kostenvoordelen en meer efficiency leiden. Op de korte termijn
27
betekent dit echter dat de kosten voor de baat uitgaan. Het waterschapshuis heeft in haar begroting 2009 aangegeven dat zij van de waterschappen hogere bijdragen nodig heeft om de projecten die in uitvoering zijn te kunnen bekostigen. Van ons waterschap wordt een structurele hogere bijdrage gevraagd van circa € 65.000. Vorig jaar hebben de waterschappen te kennen gegeven dat de voortdurende kostenstijgingen van het waterschapshuis niet langer acceptabel zijn. Er is een commissie ingesteld om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om het functioneren van het waterschapshuis te verbeteren. Inmiddels zijn de bevindingen van de commissie Vos aan de algemene ledenvergadering van de Unie van waterschappen gepresenteerd. De commissie heeft voorgesteld om risicovolle activiteiten af te bouwen en te kiezen voor een andere organisatievorm. Daarnaast zullen wij bestuurlijk en ambtelijk in het waterschapshuis investeren door aandacht te vragen voor realistische ambities en gedegen financiële randvoorwaarden. In verband met het gesloten bestuurlijke akkoord Nationaal Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en E-overheid hebben het Rijk, de provincies, de gemeenten en de waterschappen zich verplicht om een aantal voorbeeldprojecten te realiseren en om gebruik te maken van een aantal basisregistraties. Voor de bekostiging van het beheer en de exploitatie hebben de waterschappen in de ledenvergadering van de Unie van Waterschappen van 31 oktober 2008 ingestemd met een structurele bijdrage. Deze bijdrage was nog niet begroot en bedraagt vanaf 2010 voor ons waterschap € 45.000 per jaar. In de ledenvergadering van de Unie van Waterschappen van 4 april 2008 is overeenstemming bereikt tussen de waterschappen en Rijkswaterstaat over het maken en beheren van een Actueel Hoogtebestand Nederland-2 (=AHN-2). De uitvoering hiervan ligt bij het Waterschapshuis. De structurele kosten hiervan waren nog niet in de begroting doorgerekend en bedragen vanaf 2010 voor ons waterschap jaarlijks € 70.500. In de hierna volgende tabel zijn alle financiële gevolgen van de in deze paragraaf beschreven ontwikkelingen samengevat. Hogere jaarlijkse exploitatiekosten ICT (x € 1.000)
Informatiebeleidsplan: Extra jaarlijkse kapitaallasten als gevolg van hoger investeringsbedrag (€ 1,9 miljoen in plaats van € 1,5 miljoen) Jaarlijkse beheer- en onderhoudskosten systemen Overige: Dienstverlenings-/samenwerkingsovereenkomst ICT Waterschapsbedrijf Limburg (DB besluit) Kosten maatregelen op orde brengen ICT/GIS (DB besluit) Bijdrage Het Waterschapshuis Bestuurlijk akkoord Nationaal Uitvoeringsprogramma Dienstverlening & Eoverheid (ledenvergadering Unie 31/10/2008) Actueel hoogtebestand AHN-2 (ledenvergadering Unie 04/04/2008) Jaarlijkse kosten ten laste van exploitatie (structureel)
Raming 2010
Raming 2011
Raming 2012
Raming 2013
10,0
40,0
79,1
27,5
45,0
85,0
154,0
100,0
102,0
104,0
106,1
76,4 65,3 45,0
77,9 66,6 45,9
79,5 67,9 46,8
81,1 69,3 47,7
70,5 384,7
71,9 419,3
73,3 496,5
74,8 612,1
28
Organisatieontwikkeling We bevinden ons midden in een ontwikkeling die gericht is op het vergroten van onze externe oriëntatie en peilgestuurd communiceren. Om deze doelen te bereiken hebben en zullen wij investeren in onze medewerkers en onze klanten. Eind 2008 hebben wij een klanttevredenheidsonderzoek en een medewerkerstevredenheidsonderzoek gehouden. Met behulp van deze resultaten zullen wij de ontwikkeling van de organisatie verder vormgeven. Inkoop In 2008 zijn wij gestart met de professionalisering van de inkoop in onze organisatie. Dit doen wij samen met andere waterschappen. Wij richten ons op het juist en rechtmatig doen van inkopen, conform de geldende aanbestedingsprocedures en zijn alert op het realiseren van inkoopvoordelen. We worden op dit moment in het aanbestedingstraject steeds meer geconfronteerd met juridische procedures. Rechtmatigheid en juridische kwaliteitszorg De juridische kwaliteit van het handelen van de overheid heeft onze aandacht. Van overheden mag verwacht worden dat zij integer en rechtmatig handelen. Hiervoor is het noodzakelijk dat de organisatie bij de uitvoering van het werk risico’s onderkent, afweegt en indien mogelijk afdekt of uitsluit. In de werkprocessen treffen we voldoende maatregelen om het rechtmatig handelen te ondersteunen en te continueren.
Beoogd effect Wij zijn een organisatie die resultaat- en omgevingsgericht is en haar primaire taken op een effectieve en efficiënte wijze uitvoert én een organisatie, waarin de medewerkers op een veilige en prettige wijze hun werk kunnen verrichten. Concreet betekent dit voor de komende bestuursperiode dat informatievoorziening een substantiële bijdrage moet leveren aan de efficiëntie en effectiviteit van de bedrijfsvoering. Hoofddoelen voor de komende 2 á 3 jaar zijn kostenbeheersing evenals de versnelling, verbetering en vereenvoudiging van de interne processen en/of de interfaces naar externe processen.
29