gronsdierawefj J1 4338 PG mi
voorhavens Baaihoeksluis
stroombeeld- en scheepvaartonderzoek
verslag modelonderzoek
M 1142
juni 1973
tlttw-r •;: t ' .
Qrtina'ji'i.'ó'.vjL! 31 -
INHOUD
«38 PG m«i,< blz,
J
Algemeen
1
1.1
1 n lei di ng
1 .2
Doel van het onderzoek
1
1 .3
Gegevens
2
1.4
Overzicht van de belangrijkste conclusies...
3
2
Model....................................
3
2.1
Schalen
2.2
Constructie en inrichting
3
2.3
Randvoorwaarden en meetprogramma
5
3
Resultaten van het onderzoek
3.1
Uitstroming spuidebiet uit de vloer van de sluis ( T l ) . . . . . .
6
3.2
Uitstroming spuidebiet uit de vloer en het front van de sluis (T2).
9
3.3
Uitstroming spuidebiet uit het front van de sluis ( T 3 ) . . . . . . . . . . . .
10
3.4
Uitstroming spuidebiet uit de dag en het front van de sluis (T4)..
11
3.5
Uitstroming spuidebiet uit het front met stroomverdeler voor
,.,.....
..
,
het front van de sluis (T5) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.ó
3
6
13
Uitstromïng spuidebiet en stroomverdeler uit het front van de sluis (T6 . . . T8)
3.7
1
14
Sluïskolklediging In de voorhaven van het Baal hoe kka naai in de aanbevolen situatie (T6)
18
3.8
Sluïskolklediging in de voorhaven aan de Westerschelde ( T 9 ) . . . . .
20
3.9
Invaarproeven bij sluïskolklediging op de Westerscheldevoorhaven (Tl 0)
23
3.10
Aanvullend stroom beeldonderzoek met verkort model (T6A) . . . . . . .
25
4
Samenvatting van de meetresultaten en conclusies
26
FIGUREN
IA
Situatie modelgebied in het prototype
1B
Overzicht van het model
2
Tl . Situatie en detail uitstroomopeningen Stroombeeld en -snelheden
3
Tl-1
4
TI-IA
5
Tl-2
6
Tl-3
7 8
Tl-4 Tl-5
9
Tl -6
10
Tl-7
11
T1-7A
12
T2. Situatie en detail uitstroomopeningen Stroombeeld en -snelheden
13
T2-1
14
T2-2
15
T2-3
16
T2-4
17
T2-5
18
T3. Situatie en detail uitstroomopeningen Stroombeeld en -snelheden
19
T3-1
20
T3-1A
21
T4. Situatie en detail uitstroomopeningen Stroombeeld en -snelheden
22
T4-1
23
T4-2
24
T4-3
FIGUREN (vervolg)
25
T4-4
26
T4-5
27
T4-Ó Situatie en detail uitstroomopeningen
28
15-}
29
15-2, 15-3 Stroombeeld en -snelheden
30
T5-1
31
15-2
32
15-3
33
T6o Situatie en detail uitstroomopeningen Stroombeeld en -snelheden
34
T6-1
35
T6-2
36
17. Situatie en detail uitstroomopeningen Stroombeeld en -snelheden
37
T7-1
38
T7-2
39
T8. Situatie en detail uitstroomopeningen Stroombeeld en -snelheden
40
T8-1
41
T8-2
42
T8-3
43
T 6 - 1 , 16-2, Afvoerverdeling door uitstroomopeningen bij sluiskolkledlging
FIGUREN (vervolg)
44A...44C
T6-1. Srroombeeld en -snelheden bi[ sluislediging in voorhoven Baalhoekkanaal
45
T6-3. Afvoerverdeling door uitstroomopeningen bif sluiskolklediging
46A,.,46C
T6-3. Stroombeeld en -snelheden bij sluislediging in voorhoven Baalhoekkanaal
47
Tó-4. Afvoerverdefing door uitstroomopeningen bij sluiskolklediging
48A...48C
Tó-4. Stroombeeld en -snelheden bij sluislediging in voorhoven Baalhoekkanaal
49
T9. Situatie en detail uitstroomopeningen in voorhoven Westerschelde
50
T 9 - 1 , T9-3. Gemiddelde afvoerverdeling door uitstroomopeningen bij sluiskolklediging
51A...51C
T9-1. Stroombeeld en -snelheden bij sluislediging in voorhoven Westerschelde
52
T9-2. Afvoerverdeling door uitstroomopeningen bif sluiskolklediging
53A...53C
T9-2. Stroombeeld en -snelheden bif sluislediging in voorhoven Westerschelde
54A...54C
T9-3. Stroombeeld en -snelheden bij sluislediging in voorhoven Westerschelde
55
T9-3o Gedrag van het invarende schip (Resultaten oriënterende berekening)
56
T9-3. Gedrag van het uitvarende schip (Resultaten oriënterende berekening)
57
T9-3. Stroomsnelheidsverdeling en bifbehorende dwars- en koershoeksnelheid gemiddeld over de lengte van het i n - en uitvarende schip
58
T10„ Situatie en detail uitstroomopeningen In voorhoven Westerschelde
59
T10-1. Gedrag invarende tanker tijdens sluiskolklediging In voorhoven Westerschelde
60A...Ó0C
T10-1, Stroombeeld en -snelheden bif sluislediging in voorhoven Westerschelde
61A...Ó1C
T10-2. Stroombeeld en -snelheden bif sluislediging in voorhoven Westerschelde
62
T10-2. Gedrag invarende tanker tijdens sluiskolklediging in voorhoven Westerschelde
FIGUREN (vervolg)
63A . . . 63C
T l 0 - 3 . Stroombeeld en -snelheden bif sluislediging in voorhoven Westerschelde
64
Tl 0-3. Gedrag invarende tanker tijdens sJutsko Ik ledig ing 'm voorhoven Westerschelde
65
T10-4. Gedrag invarende tanker tijdens sluïskolklediging in voorhoven Westerschelde
66
T6A-1 . Stroombeeld en -snelheden
67
T6A-2, Stroombeeld en -snelheden
FOTO'S
1 2
Tl -1
3 4
Tl-2 Tl-3
5
Tl-4
6
Tl-5
7
Tl-6
8 9
Tl-7 T1-7A
10
T2-1
11
T2-2
12 13
T2-3
14 15 16 17 18
T2-5 T3-1
19
T4-3
20 21
T4-4
TI-IA
T2-4
T3-1A T4-1 T4-2
T4-5
22 23
T4-6
24
T5-2
25 26
T5-3 T6-1
27
T6-2
28
Stroombeeldreportage van het permanente stroombeeld in Tó-1
T5-1
S (vervolg)
29
T7-1
30
T7-2
31 32
T8-1
33
T8-3
T8-2
i \yJEs Ihissüs Los. 34 35
T6-3
36
T9-2
37
T9-3
T6-4
Gedrgg_ | n va rende_ Jankej
38 39 40
TÏ0-1 Tl 0-2 Tl 0-3
41
Tl 0-4
Op_p_ervl ak te^sjfroombee ld_ 42
T6A-1
43
T6A-2
44
Stroombeeldreportage van het permanente stroombeeld in T6A-1
45
T6-1
46
TóA-1
47
T6A-2
STROOMBEELDONDERZOEK VOORHAVENS BAALHOEKSLUIS
1 1.1
Algemeen Inleiding
Het Bouwbureau Schelde-Rifnverbinding van de Rijkswaterstaat, verleende op 6 fuli 1971, in vervolg op het voorstel vermeld in brief no. 975/R642 d . d . 16 februari 1971 van het Waterloopkundig Laboratorium, mondeling opdracht voor een modelonderzoek naar de situering van de riooluitmonding van de zeevaartsluis bij Baalhoek. Het onderzoek vond plaats In het Laboratorium De Voorst en werd uitgevoerd In de periode fuli 1971 tot september 1972. Gedurende het onderzoek werd met betrekking tot de resultaten en het programma van het onderzoek regelmatig overleg gepleegd met het Bouwbureau Schelde-Rifnverbinding, de Directie Sluizen en Stuwen, de Waterloopkundige Afdeling van de Deltadienst en de Studiedienst Vlisslngen. Het onderzoek stond onder leiding van ing. J.F. van der Werff, die tevens dit verslag samenstelde. 1.2
Doel van het onderzoek
In het kader van de onttrekking van water uit de Westerschelde ter verversing van het Baalhoekkanaal werden In het model de mogelijkheden onderzocht om de uitmonding van het inlaatwerk zodanig te dimensioneren dat de schepen tijdens het spuien zonder hinder de sluiskolk in of uit kunnen varen. Hoewel er van wordt uitgegaan, dat de industrieën geen ongezuiverd afvalwater op het Baalhoekkanaal zullen lozen, betekent dit echter wel dat het stilstaande water het restant van de vervuiling moet kunnen verwerken door de zelfreinigende werking van het water. In verband daarmee en mede met het oog op mogelijke kalamiteiten zal een ruime verversing met water uit de Westerschelde mogelijk moeten worden gemaakt. Dit water zal derhalve aan bepaalde kwaliteitseisen, met name wat betreft het gehalte aan opgeloste zuurstof, moeten voldoen. Voor het bepalen van het maximale inlaatdebiet zijn ook de gevolgen van de bochtafsnifding bij Bath in combinatie met het regiem van de Schelde, aan een nadere beschouwing onderworpen. Uit berekeningen, die betrekking hebben op de bovenvermelde primaire eisen, volgde dat een maximaal inlaatdebiet van 500 m /s voldoende is.
-2-
Teneinde het verversen van het Baalhoekkanaal op een nautisch verantwoorde wijze te doen plaatsvinden, werden de drie volgende alternatieve spuisystemen in overweging genomen: 1
Inlaatwerk door riolen in de sluiswand
2
Inlaatwerk door lateraal kanaal
3
Inlaatwerk door de sluis.
Bij het onderzoek Is alleen het inlaatwerk door riolen in de sluiswand in model onderzocht. De resultaten van dit onderzoek waren mede bepalend voor de beslissing het inlaten door een lateraalkanaal of door de sluis niet in het onderzoek te betrekken, 11 .3
Gegevens
Het Bouwbureau Schelde-RIjnverbinding en de Directie Sluizen en Stuwen verstrekten ten behoeve van het modelonderzoek de volgende gegevens: 1
Voorstel geleidewerk kanaalzljde. Tekening no. SU 3292
2
Uitstroomopeningen spui- en vulriolen met aansluitende taluds van het Baalhoekkanaal. Tekening no. 71.10455
3
Voorontwerp uitstroomopeningen volgens plan A . Tekening no. SU 3268
4
Voorontwerp uitstroomopenïngen volgens plan B. Tekening no. SU 3269
5
Voorontwerp uitstroomopeningen volgens plan C. Tekening no. SU 3270
6
Gegevens met betrekking tot het ledigingsdebiet van de sluiskolk
7
Gegevens met betrekking tot de waterstanden en bodem ligging in de voorhoven aan de Westerschelde-zl jde
8
Gegevens met betrekking tot de vloer- en plafondhoogte van de i n - en uitstroomopeningen aan de Westerschelde-zijde van het inlaatwerk.
-3-
1.4
Overzicht van de belangrijkste conclusies
Op grond van de resultaten van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de oplossing volgens toestand T6 (uitstroming van het spuidebiet door riolen in de sluiswand en de uitstroomopeningen in het front van de sluis) het meest gunstige stroombeeld in de voorhoven van het Baalhoekkanaal tot gevolg heeft. In de frontopeningen is daarbij een ströomverdeling tot stand gebracht, die in een model met een grotere schaal als die van het onderhavige mode! verder in detail zal moeten worden uitgewerkt. De slulskolklediging geeft noch in de voorhoven van het Baalhoekkanaal noch in de voorhoven aan de kant van de Westerschelde een stroombeeld dat hinder voor de scheepvaart oplevert. Het scheepsgedrag is bif een stroombeeld na sluiskolklediging voor een aantal gevallen mathematisch en fysisch bepaald.
2 2.1
Mode] Schalen
De lengteschaal voor het model bedroeg 1 s 80. Alle andere schaal factoren kunnen hieruit worden afgeleid. Zo volgde uit de schaalwet van Froude voor de stroomsne [heden en de vaarsnel hei d van het modelschip de schaal factor (80) 5 . De keuze van de lengteschaa] werd in belangrijke mate bepaald door de beschikbare ruimte, waarbij werd voldaan aan de voorwaarde dat schaaleffecten tengevolge van viscositeit, oppervlaktespanning en dynamische krachten geen invloed op de meetresultaten mogen uitoefenen. 2,2
Constructie en inrichting
Het model is ondergebracht in een van de onderzoekhallen op het terrein van het Laboratorium De Voorst. Deze hal is uitermate geschikt voor dit soort onderzoekingen en wel om de volgende redenen: 1
Het In de hal aanwezige kanaalprofiel kon vrij eenvoudig worden omgebouwd tot het profiel van het Baalhoekkanaal
2
De voor dit onderzoek noodzakelijke voorzieningen waren nagenoeg bedrijfsklaar.
In figuur 1B is een overzicht gegeven van het model, terwijl in figuur IA de situatie van het modelgebied In het prototype is weergegeven. Door middel van een pomp, druktoren met constante statische hoogte, afsluiters, toevoerleidingen, afvoerverdeelbakjes en flexlble leidingen (die op de rioolkokers werden aangesloten) kon elke gewenste situatie van de uitmonding van het inlaatwerk en de verdeling van het debiet over de diverse kokers, binnen de vooraf vastgestelde speling, worden gerealiseerd. Met een regelklep aan de benedenstroomse rand van het model werd de vereiste waterstand ingesteld. Deze waterstand werd gemeten met een peilnaald, die een meetnauwkeurigheid bezit van 0,] mm. De waarnemingen in het model geschiedden door aan het water een bepaalde kleurstof toe te voegen, waarmee de waterbeweging visueel zeer goed kan worden gevolgd. Vaak werden deze waarnemingen fotografisch vastgelegd (bijvoorbeeld 1 foto per 30 seconden). Voor het bepalen van de stroömbanen en gemiddelde stroomsnelheden In de verticalen werd gebruik gemaakt van drijvers waarvan de lengte overeenkwam met de diepgang van een tanker van 70,000 dwt. Boven de taluds werden in verband met de aldaar aanwezige waterdiepten van 0 tot 18 m, korte drijvers toegepast. Tevens werd van bijna alle toestanden het oppervlakfe-stroombeeld fotografisch vastgelegd door middel van drijvende papiersnippers die een aantal seconden werden belicht. Hieruit kan de stroomsnelheid aan het wateroppervlak worden afgeleid. Op dezelfde wijze werd In een aantal situaties het drifverstroombeeld gefotografeerd met een bepaald tijdsinterval tussen de opnamen. Als hulpmiddel bij de plaatsbepaling van drijvers en snippers werd het model voorzien van een aantal meetraaien met maatverdeling.
-5-
2.3
Randvoorwaarden en meetprogramma
ANe toestanden met betrekking tot de stroombeeldmeting in de voorhoven van het Baalhoekkanaal werden in het model onderzocht met een waterstand overeenkomend met N . A . P . + 1,10 m. Zoals in paragraaf 1 .2 reeds werd vermeld, bedroeg het spuldebiet 500 m / s . Teneinde het model te onderzoeken op mogelijke schaaleffecten/ en om na te gaan In hoeverre het stroombeeld gevoelig is voor de afvoer/ werden voor een aantal gevallen ook andere waarden van het spuidebiet onderzocht. Ook bij asymmetrisch spuien werd het stroombeeld in de belangrijkste situaties vastgelegd. Aangezien ook de sluiskolklediging In de voorhoven een stroombeeld kan veroorzaken met nautisch ontoelaatbare gevolgen, werd ook hierbij met een aantal verschillende randvoorwaarden het stroombeeld bepaald. Ook in de voorhoven aan de Westerschelde-zijde (bodemhoogte N . A . P , - 19,00 rn en waterstand N . A . P . - 2/90 m) werd het stroombeeld ten gevolge van de sluislediging vastgelegd. Het nautisch gedrag bij het binnenvaren van de schepen in de sluis direct na de sluislediging werd zowel wiskundig (benaderingsberekening) als fysisch bepaald. In het model werden de volgende uitmohdingssystemen van het inlaatwerk onderzocht: 1
Uitmonding in de bodem van de sluis, volgens plan C van Rijkswaterstaat, Directie Sluizen en Stuwen (T1—1 , , . T1-7A).
2
Uitmonding in de bodem en het front van de sluis (T2-1 . . . T2-5).
3
Uitmonding in het front van de sluis, volgens plan B van Rijkswaterstaat, Directie Sluizen en Stuwen (T3-1 en T3-1A).
4
Uitmonding in de dag en het front van de sluis (T4-1 . „. T4-6).
5
Uitmonding in het front met paalroosterwerk als stroomverdeler voor het front van de sluis (T5-1 .,.. T5-3).
6
Uitmonding en verdeelwerk in het front van de sluis (T6-1 . . . Tl0-4).
De toestanden T9 en T10 hebben betrekking op het hiervoor vermelde onderzoek naar het stroombeeld bij sluiskolklediging in de belde voorhavens en de nautische gevolgen hiervan.
-6-
Tenslotte is in de aanbevolen situatie T6 met een verkort model (toestand T6A) nagegaan in hoeverre het stroombeeld van T6-1 en Tó-2 gevoelig is voor verkorting van het model. Deze metingen hebben tot doel het vaststellen van de modelgrens voor het detailmodel M 1210 en het vastleggen van het stroombeeld dat in dat model moet worden gereproduceerd.
3
Resultaten van het onderzoek
3.1
Uitstroming spuidebiet uit de vloer van de sluis (TI)
Het spuidebiet werd in de toestand Tl via een vloerrïool met gatenstramten ter plaatse van het sluishoofd aan de kanaalzijde op het Baalhoekkanaal gebracht. In figuur 2 zifn de situatie en details van de uitstroomopeningen gegeven, waarbij is uitgegaan van het ontwerp van Rijkswaterstaat, Directie Sluizen en Stuwen, volgens plan C. In alle stromingstoestanden was de debïetverdeling over het gatenstramien gelijkmatig. Tl-1 Het stroombeeld bij een spuidebiet van 2 x 250 m /s was niet ideaal. Zoals uit figuur 3 en foto 1 kan worden afgeleid, werd het spuidebiet eerst langs de rechter kanaalheift afgevoerd, Pas na de verwifding van de kanaaltaluds (1 : 8) vond een geleidelijke invoeging van de stroom over het gehele dwarsprofiel plaats. Dit stroombeeld bleef stabiel door een grote neer in de linker kanaalhelft ter plaatse van de verwifding en een kleine neer direct benedenstrooms van de rechter frontmuur. De afbuigende stroom onmiddel lijk na de sluis bereikte onder 30° met de kanaalas maximale stroomsnelheden van 0,50 m/s. Tl-IA Met dezelfde randvoorwaarden als in T1 — 1 leidde een bewuste verstoring in het stroombeeldpatroon van deze toestdnd tot een ander stroombeetd waarvan het resultaat is gegeven in figuur 4 en foto 2, Ook dit stroombeeld (Tl-IA) bleef stabiel. In de kanaal verwijding ontstond een nagenoeg gespiegeld stroombeeld ten opzichte van dat in T l - 1 . Het stroombeeld na de verwijding
-7-
was echter in beide toestanden ongeveer gelijk. Voor de scheepvaart is dit stroombeeld nog ongunstiger dan dat van Tl —1 omdat hier sprake is van een extra richtingsverandering van de stroomsnelheid in dwarsrichting. Tl-2 Ten gevolge van herstelwerkzaamheden aan schuiven of storingen van andere aard, kan het voorkomen dat door één riool lei ding moet worden gespuid. Het maximale debiet zal dan ongeveer 250 m /s bedragen en werd in deze toestand door het achterste gatenstramien aangevoerd. Het stroombeeld, waarvan het resultaat wordt getoond in figuur 5 en foto 3 , was zeer gelijkmatig. Het meanderende effect zoals geconstateerd in de toestanden Tl —1 en T l - I A was hier volledig verdwenen. Hoewel dit stroombeeld zonder uitwendige invloeden als stabiel mag worden verondersteld, ontstond door een ingrijpende tijdelijke verstoring een geheel ander stroombeeld en wel een stroombeeld ongeveer vergelijkbaar met dat van T l - 4 (zie figuur 7). Tl -3 Om dezelfde reden als in T l - 2 vond in deze toestand de uitstroming van het spuidebiet plaats door het voorste gatenstramien. Ook hier ontstond een acceptabel stroombeeld waarbij de stroom gesplitst werd in twee delen langs de beide taluds (figuur 6 en foto 4). In het midden van het kanaal was nagenoeg geen stroming. Ook dit stroombeeld kon door een verstoring in ongunstige zin worden beïnvloed (ongeveer te vergelijken met dat in toestand Tl - 5 , zie figuur 8). Tl-4 Teneinde de eventuele gevolgen van de schaaleffecten door de viscositeit, die afhankelijk zijn van het getal van Reynolds, in het model te leren kennen, werden in de toestanden T l - 4 en T l - 5 de spuidebieten met een factor 2 vergroot ten opzichte van die gebruikt in de toestanden T l - 2 en T l - 3 . Het stroombeeld van T l - 4 zou zonder deze schaaleffecten overeen moeten komen met dat van T l - 2 , Het in figuur 7 en foto 5 vastgelegde stroombeeld toonde echter in geen enkel opzicht overeenkomst. Ook door een doelgerichte verstoring kon het stroombeeld van toestand T l - 2 niet worden bereikt. Omdat echter het
-8-
verstoorde stroombeeld van toestand T l - 2 wel met dat van T l - 4 kan worden vergeleken, bestaat achteraf het vermoeden dat de verstoring in toestand T l - 4 niet lang genoeg is doorgezet.
Tl-5 Ook hier ontstond een stroombeeld dat aanvankelijk weinig overeenkomst met het stroombeeld van T l - 3 vertoont (zie figuur 8 en foto ó). Alleen het verstoorde stroombeeld van T l - 3 was nagenoeg gelijk aan het vastgelegde stroombeeld van T l - 5 , terwijl hetzelfde kan worden opgemerkt voor het verstoorde stroombeeld Tl-5 en het gemeten stroombeeld T l - 3 .
Tl-6 Ten opzichte van toestand Tl —1 werd in deze toestand het spuidebiet gehalveerd. Het stroombeeld zoats gegeven in figuur 9 en foto 7 was ongeveer gelijk aan dat van TT — 1 . Een gerichte verstoring van het stroombeeld had tot gevolg dat het spuidebiet langs de beide taluds werd afgevoerd met een srroomloos gebied in het midden van het kanaal/ zoals in toestand T l - 3 (zie figuur 6).
Tl-7 Om dezelfde reden als in de toestanden T l - 4 en Tl-5 werd in toestand T l - 7 met een overdreven spuidebiet gestroomd (Q = 1000 m / s ) . Het stroombeeld, waarvan de resultaten zijn gegeven in figuur 10 en foto 8, was goed vergelijkbaar met het stroombeeld zoals geconstateerd in toestand T l - I A (figuur 4 r foto 2). T1-7A Ook in toestand T l - 7 werd na een verstoring een ander stabiel stroombeeld verkregen (Tl-TA; figuur 11 en foto 9). Vooral in het verwijd!ngsgebied kwam het stroombeeldresultaat overeen met dat van Tl —T (figuur 3, foto 1). Uit deze resultaten kan de conclusie worden getrokken dat eventuele schaaleffecten ten gevolge van de viscositeit geen significante invloed op het stroombeeld uitoefenen.
3.2
Uitstroming spuidebiet uit de vloer en het front van de sluis (T2)
Met de uitstroomopeningen in de vloer en het front van de sluis werden in toestand T2 (zie figuur 12) een aantal stroombeelden vastgelegd waarbij de debietverdeltng over de openingen in vloer en sluïsfront werd gevarieerd. T2-1 2 In deze toestand bedroeg de de bietverdeling 250 m /s door de vloer en 250 m /s door het front van de sluis. Uit figuur 13 en foto 10 kan worden geconcludeerd dat het stroom beeld voor de scheepvaart weinig problemen zal opleveren. Het spuidebiet werd over de beide taluds afgevoerd met een stroom loos middengebied, zoals in Tl-3 (figuur 6 , foto 4). De verbetering van toestand T2-1 ten opzichte van bijvoorbeeld Tl-3 ligt in het feit dat het stroombeeld na verstoring op de uitgangspositie terug komt. T2-2 Het spuidebiet werd in toestand T2-2 in de volgende verhouding over de 3 3 uitstroomopeningen verdeeld: vloer 375 m /s en sluisfront 125 m / s . [n figuur 14 en foto 11 is het bijbehorende stroombeeld gegeven. Hieruit blijkt dat het stroombeeld duidelijk slechter was dan dat van T 2 - 1 , terwijl ten gevolge van een verstoring een ten opzichte van de kanaalas gespiegeld stroombeeld werd waargenomen. T2-3 Door de vloer en het front van de sluis bedroeg het spuidebiet in deze toestand respectievelijk 125 en 375 m / s . Uit figuur 15 en foto 12 blijkt duidelijk dat deze verdeling een nautisch onaanvaardbaar stroombeeld tot gevolg heeft. Ook hier kon na verstoring de hoofdstroom langs het andere talud worden geleid. T2-4 Teneinde ook in de T2-situaties de invloed van schaaleffecten door de viscositeit te onderzoeken, werd in toestand T2-4 met een overdreven spuidebiet gestroomd. De verdeling bedroeg 500 m /s door de vloer en
-10-
500 m /s door hel- front van de sluis. Evenals in toestand T2-1 ontstond een symmetrisch, niet te verstoren, stroombeeld waarbij het spuidebiet langs de taluds werd afgevoerd met een stroomloos gebied in het midden van het kanaal (zie figuur 16 en foto 13 en vergelijk met figuur 13 en foto 10 van T2-1).
T2-5 Om dezelfde reden als in de vorige toestand, en omdat er in deze fase van het onderzoek sprake was van een vermindering van het noodzakelijke doorspoelingsdebiet, werd in toestand T2-5 met een spuidebiet van 250 m /s het stroombeeld (figuur 17 en foto 14) vastgelegd. Door zowel de vloer als het front van de sluis werd 125 m /s op het Baalhoekkanaal gebracht. Ook hier was het stroombeeld symmetrisch en niet te verstoren (vergelijk met de figuren 13 en 16 met betrekking tot respectievelijk T2-1 en T2-4). Met uitzondering van de toestanden T2-2 en T2-3 blijken alle onderzochte stromingsomstandigheden van T2 een nautisch aanvaardbaar stroombeeld op te leveren. Het zijn bovendien stroombeelden die na een verstoring tot het oorspronkelijke beeld terugkomen. Een duidelijke verbetering ten opzichte van de stroombeelden bij Tl kan worden waargenomen. Overigens dient wel te worden opgemerkt dat de oplossing bij een gecombineerde uitstroming door vloer en front constructief niet aantrekkelijk is, zodat toepassing slechts in uiterste noodzaak in overweging moet worden genomen. 3.3
Uitstroming spuidebiet uit het front van de sluis (T3)
Na de uitstroming van het spuidebiet uit de vloer (Tl) en de gecombineerde uitstroming uit de vloer en het front van de sluis (T2) werd in de toestanden T3 het ontwerp van Rijkswaterstaat, Directie Sluizen en Stuwen, plan B (met uitstroming uit het front van de sluis) in het model onderzocht. Details van deze situaties zijn gegeven in figuur 18, T3-1 Bij een spuidebiet van 500 m / s , gelijkmatig over het uitstroomoppervlak verdeeld, werd een stroombeeld waargenomen als gegeven in figuur 19 en
-11-
foto 15, Uït de figuur kan worden geconcludeerd dat het strootnbeeld voor de scheepvaart ongetwijfeld moeilijkheden zal opleveren. Daarbij komt dat na verstoring een geheel ander strootnbeeld ontstond (T3-1A). T3-1A Het slroombeeld dat na verstoring van T3-1 ontstond is gegeven in figuur 20 en foto 16, Aangezien dit stroombeeld nog slechter is dan dat in T3-1A werd besloten bij dit ultmondingssysteem van het inlaatwerk geen andere debïetvariaties te onderzoeken, althans niet zonder een stroomverdelende constructie. 3.4
Uitstroming spuidebiet uit de dag en het front van de sluis (T4)
Aan de uitstroming van het spuidebiet uit de dag en het front van de sluis is uitgebreid aandacht geschonken omdat/ gezien de resultaten van het voorgaande onderzoek, deze oplossing werd beschouwd als een reële mogelijkheid om het stroombeeld nautisch acceptabel te maken en omdat deze oplossing constructief goed uitvoerbaar is. Met een gevarieerde debietverdeling over de dag- en frontopeningen is getracht tot een optimaal stroombeeld in de voorhoven te komen. De situatie en de details van de uitstroomopeningen zijn gegeven in figuur 21 . T4-1 De debietverdeling over de dag- en frontopeningen was in toestand T4-1 gelijk/ namelijk 250 m / s . Het stroombeeld in de voorhoven is afgebeeld in figuur 22 en foto 17. Op dezelfde wijze als bij de uitstroming uit de vloer en het front van de sluis, werd in deze toestand de hoofdstroom langs de taluds gevoerd (tot ongeveer 1000 m vanaf de frontmuur van de sluis). Het stroombeeld in het middengebied is echter veel ongunstiger dan in de T2-situaties. Een aantal grote neren vlak voor de sluistngang zullen het rustig binnenvaren van de schepen in de sluis niet bevorderen, 74-2 3 De vermindering van het debiet door de dagopeningen tot 125 m /s tesamen o
met een vermeerdering van het debiet door de frontopeningen tot 375 m /s veroorzaakte een slecht stroombeeld in de voorhoven, waarvan figuur 23 en
-12-
foto 18 het resultaat tonen. Het behoeft weinig betoog dat dit stroombeeld voor de scheepvaart als ontoelaatbaar moet worden beschouwd. T4-3 Een verbetering ten opzichte van T4-2 leverde het stroombeeld bij een debietverdeling door de dag- en frontopeningen van respectievelijk 375 en 125 m /s zoals onderzocht in toestand T4-3. Dit stroombeeld/ gegeven in figuur 24 en foto 19, zal in mindere mate dan in T4-2 hinder voor de naarbinnen varende schepen opleveren hoewel het stroombeeld in de voorhoven niet symmetrisch is en vlak voor de sluïsingang stroomsnelheden voorkomen van maximaal 0,27 m/s onder 45° met de sluisas. In de toestanden T4-4 . . . T4-6 is het stroombeeld vastgelegd in die gevallen waarbij door herstelwerkzaamheden of onverwachte storingen in het prototype de symmetrische verdeling over de uitstroomopeningen verloren is gegaan. T4-4 De afvoerverdeling in toestand T4-4 was als volgt: 3 3 - door de frontopeningen 250 m / s (2 x 125 m /s) 3 3
3
- door de dagopeningen 187,5 m /s (rechts 62,5 m /s en links 125 m /s) Deze debietverdeling had een stroombeeld In de voorhoven tot gevolg ongeveer overeenkomend met dat van toestand T4-1 (zie figuur 25 en foto 20 en vergelijk met figuur 22). In de sluismond ontstond echter, ten gevolge van het asymmetrisch spuien door de dagopeningen, een dwarsstroom onder 60
met de stuisas met
snelheden ongeveer 0,6 m/s. T4-5 In deze toestand werd door de frontopeningen met 2 x 125 m /s en in de dag alleen door de linker openingen met 125 m /s gespuid. Zoals uit figuur 26 en foto 21 blijkt werd de hoofdstroom langs het rechtertalud van de voorhoven afgevoerd. De dwarsstroom In de sluismond bereikte waarden van 0,611 m/s onder ongeveer 75° met de sluisas. Aangezien tevens in de voorhoven een aantal hinderlijke neren ontstonden, is deze stromingsconditie evenals de voorgaande (T4-4) nautisch ontoelaatbaar.
-13-
T4-6 Het spuideblet was in deze toestand als votgt verdeeld: - door de frontopening
links 125 m /s 3
3
- door de dagopeningen 250 m / s (2 x 125 m /s) De dwarsstroom in de mond van de sluis, zoals geconstateerd in T4-4 en T4-5, ts in toestand T4-6 geheel verdwenen. Het spuidebiet werd langs het linker talud van de voorhoven afgevoerd, terwijl een geleidelijke invoeging van de stroom over het gehele dwarsprofiel plaatsvond (zie figuur 27 en foto 22). Gezien de geringe dwarscomponent van de stroomsnelheid voor de sluisingang zal het asymmetrische stroombeeld weinig hinder voor de scheepvaart opleveren. Gesteld kan worden dat deze stroomconditie van alle onderzochte T4-situaties het nautisch meest gunstige stroombeeld tot gevolg heeft. 3.5
Uitstroming uit het front met stroomverdeler voor het front van de sluis (T5)
Uit de tot nu toe onderzochte toestanden blijkt dat een oplossing, waarbij de stroomsnelheden over het gehele dwarsprofiel nagenoeg gelijk z i j n , moeilijk is te realiseren. Een benadering van deze ideale stromlngsomstandigheid leidde steeds tot een Instabiel, en daarom voor de scheepvaart ongunstig, stroombeeld. De beste stroombeeldresultaten werden bereikt in het geval dat het spuidebiet langs de taluds werd afgevoerd en waarbij een geleidelijke invoeging van de twee hoofdstromen over het gehele dwarsproffel plaatsvond. In het vervolg van het onderzoek is daarom doelbewust gestreefd naar een oplossing waarbij het spuidebiet langs de taluds wordt afgevoerd. In de T5-situaties werd getracht dit stroombeeld te bereiken door een stroomverdelende constructie voor de frontopeningen te plaatsen. T5-1 Met de situatie van de uïtstroomopeningen zoals onderzocht in toestand T3, werd in toestand T5-1 een stroomverdeelwerk, in de vorm van een gebogen paalroosterwerk, aangebracht voor de frontopeningen van de spuiriolen. Figuur 28 geeft de situatie en een detail van de stroomverdeler, die werd samengesteld uit 45 palen (afmetingen 0,60 x 0,60 m ) met variërende
-14-
onderllnge afstand en gegroepeerd in de vorm van een cirkelboog met een straal van 20 m. De stroomverdelers waren eikaars spiegelbeeld ten opzichte van de sluisas. In figuur 30 en foto 23 is het resulterende stroombeeld gegeven. Op een aantal secundaire dwarsstromen in de sluismond na werd het beoogde stroombeeldpatroon gerealiseerd.
T5-2 In dese situatie werd het stroom verdeel werk/ zoals ontworpen voor toestand T 5 - 1 , over een afstand van 22,70 m vanaf de frontmuur als dicht scherm uitgevoerd. Het detail en de situatie van de beide uitstroomopeningen is gegeven in figuur 29. Het stroombeeld/ waarvan de resultaten worden getoond in figuur 31 en foto 24, geeft nagenoeg hetzelfde resultaat als dat van toestand T5-1 met uitzondering van de secundaire dwarsstromen in de sluismond. T5-3 3 In de toestanden T5-1 en T5-2 bedroeg het spuideblet 2 x 250 m / s . Teneinde de stroomverdeler te toetsen op mogelijke schaaleffecten werd het stroombeeld o
eveneens vastgelegd met een gehalveerd spuidebiet (2 x 125 m / s ) . Het ontwerp van de stroomverdelingsconstructte werd in toestand T5-3 niet gewijzigd ten opzichte van dat in T5-2. Uit de resultaten van het stroombeeld/ gegeven in figuur 32 en foto 25, valt af te leiden dat dit nagenoeg overeenkomt met dat van T5-2. 3.6
Uitstroming spuidebiet en stroomverdeler uit het front van de sluis (T6 . . . T8)
T6 In toestand T6 werd getracht, door verbreding van de in T3 . . . 15 toegepaste openingen In het sluisfront, het spuidebiet zonder hinder voor de scheepvaart op het Baalhoekkanaal te brengen. Constructief ging hierbij de voorkeur uit naar een verbreding var\ deze openingen in de richting van de dagzijde van de sluis. Eveneens om constructieve redenen moest de scheidingswand tussen de dag van de sluis en het aangrenzende riool tenminste 3 m bedragen en
-15-
verdiende het de voorkeur de vloerhoogte van alle openingen gelijk te nemen en wel op N . A . P . - 13,00 m zoals in T3 . . . T5 (zie figuur 33). Met inachtname van deze beperkingen is het mogelijk het doorstromingsprofiel in het front met een factor 2 te vergroten ten opzichte van dat van T3 . . .
15.
In de richting van de opvolgende kokers zat een gering verloop. De dichtst btf het talud gelegen emdwand had een richting van 1 : 8
ten opzichte van
de sluisas, de daarop volgende tussenwanden 1 : 8 , 5 , 1 : 9 en 1 : 9,5 en de scheidingswand tussen riool en sluis 1 : 10. In dit soort stroomverdelingsconstructies speelt de vormgeving van de riolen een belangrijke r o l . Met een modelschaal 1 : 80, zoals bij dit onderzoek is toegepast, zal een gedetailleerde vormgeving geen betrouwbare resultaten opleveren. Het is daarom gewenst in dit model een aantal karakteristieke randvoorwaarden te verzamelen d i e , in een detailmodel gereproduceerd, tot een gedetailleerd ontwerp van de stroomverdellngsconstructie moeten leiden. De volgende randvoorwaarden zijn van belang: 1
De grootte van het spui debiet en de waterstand in de voorhoven
2
De vloer- en plafondhoogte van de riooluitmonding
3
De plaats en de breedte van de riooluitmonding
4
Richting en stroomsnelheid van het spuidebiet ter plaatse van de rioolmond
5
Het stroombeeld en de stroomsnelheden in de voorhoven
Deze beschouwing geldt uiteraard ook voor de alternatieve oplossingen van dit stroomverdelingssysteem, zoals onderzocht in de toestanden 17 en T8 en voor het onderzoek met betrekking tot de uitmonding aan de Westerscheldezijde (toestand T9). T6-1 o
Uitgaande van een gemiddeld spuidebiet per uitstroomopening van 62,5 m /s (totale spuidebiet 2 x 250 m /s) leverde de volgende afvoerverdeling, gerekend vanaf de dag van de sluis, het meest optimale stroombeeld in de voorhoven: -
50 °/o van het gemiddelde spuidebiet (31,25 m /s);
-
75 °/o van het gemiddelde spuidebiet (46,75 m / s ) ;
- 125 °/o van het gemiddelde spuidebiet (78
m /s);
- 150 °/o van het gemiddelde spuidebiet (94
m /s).
-16-
De resultaten van het bijbehorende stroombeetd worden getoond in figuur 34 en foto 26, Foto 28 geeft een reportage van het stroombeeld dat werd vastgelegd door een bepaalde kleurstof aan het water toe te voegen. Het tijdsinterval van de opnamen bedroeg in het model 30 seconden. Ook is in het model nagegaan in hoeverre een onderbreking van het spuien (bijvoorbeeld tijdens het vullen van de sluiskolk) het stroombeeld in de voorhoven wijzigt, Direct na de onderbreking ontstond een stroombeeldontwikkeling overeenkomend met die als in de reportage van foto 28 staat afgebeeld. Hef sfroombeeld is nagenoeg gelifte aan dat van toestand T5-2, zodat ook hier sprake is van een nautisch verantwoorde oplossing.
T6-2 Met dezelfde procentuele afvoerverdeling als vermeld onder T6-1 werd in toestand T6-2 met een spuidebiet van 2 x 125 m /s gestroomd. Figuur 35 en foto 27 geven hiervan het stroombeeldresultaat. De geleidelijke invoeging van de twee hoofdstromen vond iets eerder plaats dan in toestand T 6 - 1 , maar ook dit stroombeeld zal weinig hinder voor de scheepvaart opleveren.
TL Een variant op de oplossing van toestand T6 werd onderzocht in toestand 17 (figuur 36). In deze toestand werd de breedte van de uitstroomkokers zodanig gewijzigd dat de onderlinge verhouding van de stroomsnelheden in de kokers overeenkwam met die van T6 (dus de breedte van de kokers in 17 was omgekeerd evenredig met de debietverdeling van T6). De absolute stroomsnelheden waren nu in alle kokers 20 / o hoger dan in de overeenkomstige kokers van T6. T7-1 3 De grootte van het spuidebiet was in deze toestand 2 x 250 m / s . Het stroombeeld is vastgelegd in figuur 37 en foto 29. Evenals in de toestanden 15 en T6 werd het spuidebiet ook in deze toestand langs de taluds wan de voorhoven afgevoerd. De retourstroom in het midden van de voorhoven is echter sterker dan in de voorgaande situaties. Dit verschijnsel is waarschijnlijk te wijten aan de hogere uitstroomsnelheden bij de rioolmond.
-17-
T7-2 In figuur 38 en foto 30 wordt het stroombeeld gegeven bij een spuidebiet van 2 x 125 m / s . Ook hier was sprake van verhoogde stroomsnelheden In het middengebied van de voorhoven ten opzichte van die in de situaties 15 en T6. Overigens kunnen ook de stroombeelden van T7-1 en T7-2 als nautisch aanvaardbaar worden beschouwd. T8 Teneinde het bezwaar van toestand T7 met betrekking tot de relatief hoge stroomsnelheden in het middengebied van de voorhoven zoveel mogelijk te verminderen, werd in T8 een andere breedteverhouding van de kokers ter plaatse van de uitmondlng in het model onderzocht. Deze gewijzigde breedteverhouding had stroomsnelheden tot gevolg die in absolute grootte beter overeenstemden met die van T6 dan in de vorige situatie (T7). Voor de situatie en details van toestand T8 wordt verwezen naar figuur 39. T8-1 Figuur 40 en foto 31 geven het stroombeeld in toestand T8-1 . Het spuidebiet bedroeg in deze toestand 2 x 250 m /%. Het beoogde doel ten aanzien van een reductie van de retourstroom in het midden van de voorhoven werd niet bereikt. De symmetrie van het stroombeeld was in toestand T8-1 echter beter dan in de vergelijkbare vorige situatie. Om die reden verdient nautisch gezien toestand T8-1 de voorkeur. T8-2 Het stroombeeld van deze toestand is gegeven in figuur 41 en foto 32. Vergeleken met toestand T7-2/ waar ook het spuidebiet 2 x 125 m /s bedroeg, was in toestand T8-2 een duidelijke vermindering waar te nemen van de stroomsnelheden In het midden van de voorhoven. T8-3 Uitgaande van een spuidebiet zoals in toestand T 8 - 1 , werd aan de linker zijde van de sluis de afvoer door het riolensVelse! gereduceerd tot 60 / o . Dit o
asymmetrisch spuien met afvoeren van 250 en 150 m /s leverde een symmetrisch
-18-
patroon van stroombanen op, waarbij uiteraard de stroomsnelheden langs de rechter oever van de voorhaven groter waren dan langs de linker oever. Een retourstroom in het middengebied van de voorhaven, zoals in de vorige srromingsomstandigheden, werd in deze toestand niet waargenomen. Het stroombeeldresultaat van toestand 78-3 wordt gegeven In figuur 42 en toto 33. 3.7
Sluiskolklediging in de voorhaven van het Baal hoe kka naai in de aanbevolen situatie (T6)
De voorkeur van de Directie Sluizen en Stuwen ging uit naar een srroomverdeelwerk in het front van de sluis. Van de in dit kader onderzochte toestanden T6 . . . T8 kan daarom de nautisch verantwoorde en constructief aantrekkelijke oplossing van toestand T6 als aanbevolen situatie worden gezien (zie ook hoofdstuk 4 ) . Met de geometrie van de riooluitmonding, zoals in deze toestand onderzocht (figuur 33), werd het stroombeeld in de voorhaven vastgelegd tijdens en na een sluiskolklediging.
T6-1 en T6-2 In eerste instantie werd gedurende 18 minuten met een constant debiet de sluiskolklediging nagebootst. De afvoerverdeling door de openingen was gelijk aan die van T6-1 en T6-2 waarbij het totale spuidebiet respectievelijk 2 x 250 en 2 x 125 m /s bedroeg. De schematische weergave van de bloklozing in de toestanden T6-1 en T6-2 wordt gegeven in figuur 43. Met een tijdsinterval van 4,5 minuut (prototype) werd het stroombeeld in de voorhaven vastgelegd tot en met 45 minuten na het begin van de sluislediging. In figuren 44A . . . 44C is deze stroombeeldreportage gegeven (voor de randvoorwaarden van toestand T6-1). Het voor de scheepvaart ongunstigste • droombeeld werd waargenomen 27 minuten na het begin van de sluislediging (opname 6). Op dat tijdstip kunnen reeds schepen de sluis binnenvaren zodat enige gereserveerdheid ten aanzien van de nautische toelaatbaarheid van dit stroombeeld op zijn plaats is. Het effect van deze stroomsnelheden op de koers van i n - en uitvarende schepen valt echter moeilijk te voorspellen. Vooral voor de invarende schepen z i j n , door de geringe vaarsnelheid, koerscorrecties moeilijk uit te voeren. De
oorzaak van
dit minder gunstige stroombeeld kan worden gezocht in het feit dat in het model de lediging van de sluiskolk gedurende
2 minuten (is circa 18 minuten
-19-
prototype) met constant debiet heeft plaatsgevonden (bloklozïng), terwijl in werkelijkheid die lozing in een bepaalde tijd van Q = 0 tot Q = 2 x 125 toeneemt en daarna weer afneemt naar Q = 0 m /s (driehoeklozing).
T6-3 Nadat in het model hiervoor enkele voorzieningen waren getroffen, kon de volgende driehoeklozing In toestand Tó-3 zo goed mogelifk worden gereproduceerd: Tijd van Q = 0 naar Q 1
prototype en tijd 1 van Q
= 2 x 125 m /s overeenkomend met 4 minuten max
max
3 3 = 2 x 125 m /s naar Q = 0 m /s overeenkomend met 14
'
minuten prototype. Het resultaat van deze reproductie is gegeven in figuur 45. Het stroombeeld in de voorhoven werd op dezelfde wijze gemeten als in de situatie met bloklozing. De resultaten met betrekking tot de stroomsnelheden in de voorhoven in toestand T6-3 waren echter aanzienlijk beter dan die van T6-1 , Met een tijdsinterval van 4,5 minuut werd het stroombeeld in de voorhoven vastgelegd tot en met 45 minuten na het begin van de sluislediging (figuren 46A . . . 46C), terwijl foto 34 op dezelfde tijdstippen een momentopname geeft van de vermenging van het met kleurstof voorziene lozingsdebïet met het water in de voorhoven. T6-4 Herstellingswerkzaamheden aan de schuiven van het riolenstelsel of andere noodzakelijke onderbrekingen in het spuiproces kunnen een situatie doen ontstaan waarbij het lozingsdebiet aan één zijde tot bijvoorbeeld 60 / o 3 3 vermindert. Q bedraagt dus in dat geval 75 m /s in pfaats van 125 m / s . In figuur 47 is grafisch het verloop van de driehoek lozing van een daarop gebaseerde toestand (Tó-4) gegeven. De stroomsnelheden In de voorhoven vertonen weinig verschil ten opzichte van die bij de symmetrische lozing (vergelijk de figuren 48A . . . 48C van toestand T6-4 met de figuren 46A . . . 46C van toestand T6-3). Ook uit de reportage van foto 35, waar het vermeng!ngsbeeld wordt getoond, kan worden geconcludeerd dat er geen
-20-
noemenswaardige verschillen ten opzichte van de vorige toestand bestaan. 3.8
Sluiskolklediging in de voorhoven aan de Westerschelde (T9)
Ook in de voorhoven aan de kant van de Westerschelde is het stroombeeld tengevolge van een sluislediging in het model onderzocht. Voor dit onderzoek werd de voorhoven van het Baalhoekkanaal gebruikt, Aan de hand van voorlopige gegevens kon het bodemniveau van de voorhaven op N . A . P . - 16,90 m worden gehandhaafd, terwijl ook de rioolbodem op N . A . P . - 13,00 m bleef. De plafondhoogte van de rioo luitmonding werd gewijzigd in N . A . P . - 8,50 m en de waterstand in N . A . P . - 2,90 m. Alle andere maten, bepalend voor de vormgeving van de riooluitmonding en de voorhaven, bleven ten opzichte van toestand T6 ongewijzigd. In figuur 49 zijn de situatie en details van de uitmonding van toestand T9 gegeven. T9-1 De lediging van de sluiskolk vond in toestand T9-1 (figuur 50) door middel van bloklozing plaats. In tegenstelling tot de ongelijke afvoerverdeling door de openingen in T6 werd nu door alle uitstroomopeningen dezelfde hoeveelheid water afgevoerd, namelijk 31,25 m /s gedurende circa 18 minuten. Het stroombeeld in de voorhaven was, evenals in de voorhaven van het Baalhoekkanaal (T6-2), nautisch geen succes. De stroomsnelheden bereikten waarden die nog hoger waren dan in T6-1 . (In T6-1 bedroeg het ledigingsdebiet 2 x 250 m / s ) . In figuren 51A . . . 51C zijn een tiental momentopnamen van het stromingspatroon in de voorhaven gegeven waarvan de eerste opname 4,5 minuut en de laatste opname (opname 10) 45 minuten na het begin van de sluislediging genomen werd. T9-2 Bij de driehoek lozing (T9-2) was de afvoerverdeling over de uitstroomopeningen zoals in toestand Tó-3 (zie figuur 52). De stroomsnelheden in de voorhaven tot 45 minuten na het begin van de sluislediging zijn gegeven in figuren 53A . . . 53C. Dat deze stroomsnelheden bij een driehoek lozing in vergelijking met T9-1 toch nog hoge waarden bereiken (dit in tegenstelling tot de vergelijking tussen
-21-
T6-2 en T6-3) is waarschijnlijk het gevolg van het feit dat de stroomsnelheden in de riooluitmonding een factor 2 a 3 hoger zijn dan in de vergelijkbare T6-situaties. Ook de waterdiepte in de voorhaven is ruim 20 / o minder dan In de voorhaven van het Baalhoekkanaal. De reportage met betrekking tot de vermenging van het sluiskolkwqter met het water van de Westerschelde-voorhaven (foto 36) geeft
eveneens een veel turbulenter beeld van de waterbeweging
voor de sluismond dan In toestand T6-3. T9-3 In toestand T9-3 werd aan één zijde van de sluis het ledig!ngsdebiet tot 60
/o
verminderd terwijl het debiet gelijkmatig over de kokers van de beide riooluitmondingen werd verdeeld (respectievelijk 4 x 31,25 en 4 x 18,75 m / s ) . In figuren 54A . . . 54C wordt een beeld gegeven van het verloop van de stroomsnelheden in de voorhaven van 4,5 minuut tot 45 minuten na het begin van de sluislediging. De asymmetrische sluiskolklediging geeft vooral in het tijdsgebied waarin de wachtende schepen na het omzetten van de sluis naar binnen kunnen varen een slechter beeld dan tijdens de symmetrische sluiskolkledigingen van T9-1 en T9-2. Het stroombeeld van opname 6 zal waarschijnlijk het gedrag van de binnenvarende schepen het meest beïnvloeden. Ook de stroombeeldreportage van foto 37 bevestigt de conclusie dat het stroombeeld in toestand T9-3 slechter is dan dat bij alle voorgaande wijzen van sluislediging. Teneinde een indruk te krijgen van de orde van grootte van de scheepsbewegingen van een i n - of uitvarend schip in een stroombeeld zoals dat van toestand T9-3, opname 6 , is een oriënterende, vereenvoudigde berekening gemaakt. De resultaten van deze berekening zijn gegeven in de tabellen 1 en 2 en de figuren 55 en 56,
-22-
^ = 5$.
At
A y = v. A t + u .At AJ>
y
^ A y
X
V
-100
0,00
0,00000
0,0000
0,000
0,000
- 50
+0,02
+0,00065
+0,0325
+2,625
+ 2,625
0
+0,03
+0,00030
+0,0475
+3,875
+ 6,500
50
0,00
-0,00070
+0,0125
+0,625
+ 7,125
100
-0,04
-0,00125
-0,0500
-4,500
+ 2,625
150
-0,04
0,00000
-0,0500
-4,500
- 1,875
200
+0,02
+0,00220
+0,0600
+4,000
+ 2,125
250
+0,02
+0,00180
+0,1500
+8,500
+10,625
300
+0,05
-0,00025
+0,1375
+9,375
+20,000
350
+0,07
-0,00110
+0,0825
+7.625
+27,625
400
0,00
0,00000
+0,0825
+4,125
+31,750
Tabel 1
Gedrag van uitvarend schip
X
d» = 2 ui. A t
V
Ay = v. A t + u.At.ijj
y =2>Ay
400
0,00
0,00000
0,0000
0,000
0,000
350
+0,07
+0,00110
+0,0550
+6,250
+ 6,250
300
+0,05
+0,00025
+0,0675
+5,875
+12,125
250
+0,02
-0,00180
-0,0225
-0,125
+12,000
200 150
+0,02
-0,1325
-5,625
+ 6,375
-0,04
-0,00220 0,00000
-0,1325
-4,625
- 1,750
100
-0,04
+0,00125
-0,0700
-5,500
- 7,250
50
0,00
+0,00070
-0,0350
-T,750
- 9,000
0
+0,03
-0,00030
-0,0500
-1,000
-10,000
- 50
+0,02
-0,00065
-0,0825
-3,125
-13,125
-100
0,00
0,00000
-0,0825
-4,125
-17,250
verklaring van de gebruikte symbolen (tabellen 1 en 2) X
= afstand zwaartepunt schip tot sluisfront in m
y
= afstand zwaartepunt schip tot sluisas in m
V
= stroomsnelheid in y-richting gemiddeld over de lengte van het schip in m/s
«F
= koershoeksnelheid gemiddeld over de lengte van het schip In rad/s
u
= vaarsnelheid = 1 m/s
A t
= tijdsinterval = 50 s
Tabel 2
Gedrag van invarende schip
= hoek tussen de scheepsas en de sluisas in rad
-23-
Bif de berekening is aangenomen dat het schip een lengte heeft van 200 m en een constante vaarsnelheid houdt van u = 1 m/s. In verband met deze lage vaarsnelheid wordt de massatraagheid van het schip ten opzichte van de dwarsscheepse versnellingen en hoekversnellingen verwaarloosd. Hierdoor worden de berekende afwijkingen uit de sluisas groter dan in het geval waarin de massatraagheid niet zou zifn verwaarloosd. Bovendien wordt aangenomen dat tffdens de vaart het roer in de middenstand blijft staan. De gedachtengang hierbij is dat wanneer aangetoond zou kunnen worden dat in het ongunstigste stroombeeld en bij de ongunstigste aanname de afwijkingen uit de sluisas klein blijven, alle in dit onderzoek beschouwde situaties in de praktijk aanvaardbaar z i j n .
De berekening is uitgevoerd met Tijdsintervallen van At = 50 sec en met afstandsstappen van A x = u . A t = 1 x 50 = 50 m. In iedere plaats is de stroomsnelheid, loodrecht op de sluisas en gemiddeld over de scheepslengte, grafisch bepaald. Op dezelfde wijze is de gemiddelde koerssnelheld bepaald uit de snelheidsgradiënt (zie figuur 57). Eenvoudigheidshalve Is aan een lineair verband tussen de stroomsnelheid en de scheepsbewegingen de voorkeur gegeven boven een kwadratisch verband. Uit de resultaten blijkt dat de maximale afwijkingen uit de sluisas op 20 a 30 m worden geschat. Aangezien deze waarden niet zonder meer kunnen worden genegeerd, werd een scheepvaartonderzoek bij sluiskolklediging ui tgevoerd. 3.9
Invaarproeven bij sluiskolktedlging op de Wesrerschelde-voorhaven (T10)
Teneinde het gedrag van een de sluis invarend schip te bepalen bij het meest ongunstige stroombeeld na een sluiskolklediging, werd het effect van een aantal randvoorwaarden in de situatie Tl0 onderzocht. Met betrekking tot de geometrie van de uitmonding en de voorhoven moet worden opgemerkt dat ten opzichte van T9 een geringe wijziging is aangebracht. Nieuwe gegevens werden verwerkt hetgeen tot gevolg had dat het bodemnïveau vlak voor de sluis op N . A . P . - 20,10 m werd gebracht» In de voorhoven wordt dan het niveau N . A . P . - 19,00 m, zodat de waterdiepte 16,10 m bedraagt. Het talud
-24-
van 1 % 4 kon nu zonder "zeeg" worden uitgevoerd. De situatie en details van de uitstroomopeningen in toestand T10 zijn gegeven in figuur 58. De vaarproeven zijn verricht met een modelschip waarvan de belangrijkste gegevens, omgerekend naar het prototype, de volgende zijn: lengte
243,20 m
breedte
34,50 m
diepgang
12,50 m
tonnage
70.000 dwt
vermogen 24.000 pk (bij een maximum toerental van 120 omw/min). TT 0-T In toestand Tl0-1 werd gevaren door het meest ongunstige stroombeeld dat ten gevolge van een symmetrische driehoek lozing van de sluiskolk in de voorhoven 3 3 werd gevormd. Het maximum debiet bedroeg 2 x 125 m /s (2 x 4 x 31,25 m / $ ) , Het gedrag van de invarende tanker is vastgelegd in figuur 59 en foto 38. Bij een toerental van 50 omw/mïn werd een vaarsnelheid bereikt van 2 m/s. Tot in de sluismond werd nauwelijks verzet waargenomen, hetgeen betekent dat het stroombeeld geen nadelige invloed op het scheepsgedrag uitoefent. De weergave van de gedragingen van de tanker in de sluis tijdens het afstoppen is minder realistisch dan die tijdens het binnenvaren in de sluis. Aan het afstoppen is daarom geen optimale aandacht besteed. In figuren 60A . . . 60C wordt het stroombeeld gegeven vanaf 22,5 minuut na het begin van de sluislediging. In tegenstelling tot vergelijkbare reportages in de vorige toestanden, bedroeg hier het tijdsinterval 2 1/4 minuut. Ook de positie van de tanker werd in deze figurenserie afgebeeld (dat wil zeggen de positie aan het begin en aan het eind
van de 6 sec durende sluiteropening van de camera).
T10-2 Een asymmetrische driehoeklozing met maximum debieten van 75 en 125 m /s en een ongelijkmatige debïetverdeling over de kokers (zie toestand T6-4) werd onderzocht in toestand T l 0 - 2 . Het stroombeeld ten gevolge van de sluiskolklediging wordt gegeven in figuren 61A . . . ó ï C . In figuur ó2 en foto 39 Is het gedrag van de invarende tanker gegeven. De positie van het schip is in foto 39 als volgt aangegeven: no. I . . . 9 boeg van het schip no« 10 . . . 17 hek van het schip
-25-
De resultaten van deze meting rechtvaardigen de conclusie dat ook dit stroombeeld voor de scheepvaart weinig moei lijkheden zal opleveren. Vergeleken met de vorige toestand (vergelijk figuur 62 met figuur 59) was in deze toestand de benodigde roerbeweging groter om geen groter verzet te verkrijgen. TT 0-3 In toestand Tl0-3 werd het scheepvaartonderzoek voortgezet met een asymmetrische driehoeklozing van de sluiskolk (maximum debteten van 75 en 125 m /s) maar nu werd, in tegenstelling tot de randvoorwaarden van toestand T l 0 - 2 , de afvoer per riool gelijkmatig over de kokers verdeeld (zoals in toestand T9-3). Het stroombeeld van deze slulskolklediging is gegeven in figuren 63A . . . 63C, Het gedrag van de tanker bij het binnenvaren van de sluis was nagenoeg gelijk aan dat van het schip in toestand T l 0 - 2 . Figuur 64 en foto 40 tonen d i t , in vergelijking met figuur 62 en foto 39/ aan. Tl 0-4 Tenslotte
werd ook in stilstaand water het gedrag van een binnenvarende tanker
vastgelegd (T10-4). De resultaten hiervan zifn gegeven in figuur 65 en foto 4 1 . Duidelijke verschillen in het gedrag van de tanker ten opzichte van dat in de vorige situaties werden niet waargenomen. 3.10
Aanvullend stroombeeldonderzoek met verkort model (T6A)
In de aanbevolen situatie T6 werd met een verkort model (afstand sluisfront tot modelrand overeenkomend met een prototypewaarde
van 1000 m) nagegaan in
hoeverre het stroombeeld van T6-1 en T6-2 gevoelig is voor deze verkorting. Zoals in hoofdstuk 2.3 reeds werd opgemerkt hebben deze metingen tot doel het vaststellen van de modelgrens voor het detailmodel M 1210 en het vastleggen van het stroombeeld dat door dit model moet worden gereproduceerd. T6A-1 Met een ongelijkmatig verdeelde afvoer over de kokers van de beide rioolstelsels (totale debiet 2 x 250 m /s) ontstond een stroombeeld in de voorhoven zoals gegeven in figuur 66/ foto 42 en de stroombeeldreportage foto 44. Bij voorgaande
-26-
proeven werden alle stroombeeldfoto's genomen van drijvende papiersnippers (oppervlaktestroombeeld). Teneinde een beeld te krifgen van de gemiddelde stroomsnelheid in de verticaal, werd thans ook met drijvers (stokdrijvertjes) een opname gemaakt (foto 46). Teneinde de vergelijking met toestand Tó-1 zo compleet mogelijk te maken, werd ook in deze toestand een drijverfoto genomen (foto 45). Het stroombeeld van toestand T6-1 werd in toestand TóA-1 redelijk goed gereproduceerd. Waarschijnlijk ten gevolge van randlnvloeden werd in toestand T6A-1 een geringe retourstroom 'm het middengebied van de voorhoven waargenomen. Deze retourstroom was in toestand T6-1 niet aanwezig.
T6A-2 In deze toestand werd ten opzichte van toestand T6A-1 het spui debiet gehalveerd. Door beide rioolstelsels werd nu 125 m /s gevoerd. Het stroombeeld in de voorhoven is gegeven in figuur 67 en foto's 43 en 47. De verschillen met het stroombeeld van toestand T6-2 waren verwaarloosbaar klein.
4
Samenvatting van de meetresultaten en conclusies
In tabel 3 is een overzicht gegeven van de onderzochte toestanden^ de randvoorwaarden en een korte samenvatting van de meetresultaten bij permanent spui debiet. toestand
plaats uitstroming
debietverdeling
samenvatting meetresultaten
in m /s Tl-1
bodem
500
geen ideaal stroombeeld stroombeeld wel te verstoren;
zie Tl-IA Tl-IA
bodem
500
nagenoeg gespiegeld stroombeeld ten opzichte van Tl-1 siroombeeld nog slechter dan Tl-1
-27-
Tl-2
bodem
250
spuidebiet door achterste helft van het gatenstramien. gelijkmatig stroombeeld. het meanderend effect zoals geconstateerd in Tl — T en T I - I A is hier volledig verdwenen. stroombeeld wel te verstoren* zie T l - 4
Tl-3
bodem
250
spuidebiet door voorste helft van het gatenstramien., acceptabel stroombeeld, gesplitst in twee delen langs de beide taluds. stroombeeld wel te verstoren; zie T l - 5
Tl-4
bodem
500
spuidebiet door achterste helft van het gatenstramien. onderzoek naar gevolgen van mogelijke schaaleffecten. stabiel stroombeeld, niet te verstoren
Tl-5
bodem
500
spuidebiet voor voorste helft van het gatenstramien. doel onderzoek als bij T l - 4 . stroombeeld wel te verstoren/ zie T l - 3
Tl-6
bodem
250
ten opzichte van Tl-1 is het spuidebiet gehalveerd. stroombeeld stemt redelijk goed overeen met dat van Tl-1 , stroombeeld wel te verstoren; zie T l - 3
-28-
TÏ-7
bodem
1000
ten opzichte van Tl —1 is het spuidebiet verdubbeld, doel onderzoek als bij T l - 4 . stroombeeld wel te verstoren; zie T1-7A
TÏ-7A
bodem
1000
randvoorwaarden en doel als bij T l - 7 . stroombeeld wel te verstoren; zie T l - 7
T2-Ï
bodem
front
250
250
symmetrisch stroombeeld, niet te verstoren, vergelijkbaar met T l - 3
T2-2
bodem
front
375
125
asymmetrisch stroombeeld, wel te verstoren
T2-3
bodem
front
125
375
asymmetrisch stroombeeld, wel te verstoren
T2-4
bodem
front
500
500
overdreven spuidebiet, stroombeeld niet te verstoren, redelijk goed vergelijkbaar met T2-1
T2-5
bodem
front
125
125
gehalveerd spuidebiet ten opzichte van T 2 - 1 . stroombeeld niet te verstoren» goed vergelijkbaar met T2-1
T3-1
front
500
nautisch niet aanvaardbaar stroombeeld. stroombeeld wel te verstoren; zie T3-1A
T3-1A
front
500
nautisch niet aanvaardbaar stroombeeld. stroombeeld wel te vers toren; zie T3-1
-29-
T4-1
dag
front
250
250
alle strootnbeelden min of meer
T4-2
dag
front
125
375
ontoelaatbaar o
T4-3
dag
front
375
125
asymmetrisch stroombeeld in de
T4-4
dag
front
187,5
250
dag en eerste gedeelte voorhoven
T4-5
dag
front
125
250
T4-6
dag
front
250
125
(plm. 1000 m). > dit gedeelte was niet te verstoren. na 1000 m min of meer instabiel stroombeeld. plaats hoofdstroom wijzigde , voortdurend
15-1
front
500
paalroosterwerk als stroomverdeier. stroombeeld tamelijk stabiel, niet te verstoren. in sluismond dwarssfroom met geringe snelheden
T5-2
front
500
paalroosterwerk als stroomverdeier met dicht scherm over 45
vanaf
de dag van de sluis, stroombeeld stabiel/ niet te verstoren. geen dwarsstroom zoals in T5-1 T5-3
front
250
als T5-2
T6-1
front
500
spui debiet over 2 x 4 kokers ongelijk doch symmetrisch verdeeld, stroombeeld nagenoeg gelijk aan dat in T5-2
16-2
front
250
spuldeblet in zelfde verhouding over de kokers verdeeld als in T6-1. stroombeeld te vergelijken met dat in T5-3
-30-
T7-1
front
500
spuïdebiet over 2 x 4 kokers gelijk verdeeld, de breedte van de kokers omgekeerd evenredig met debietverdeling van Tó. stroombeeld stabiel en niet te verstoren. spui stroom volgt het talud zoals in T5 en Tó, met iets sterkere neren in het middengebied van de voorhoven
T7-2
front
250
als T7-1
T8-1
front
500
spuidebiet over 2 x 4
kokers
gelijk verdeeld, verdeling kokerbreedte iets gewijzigd ten opzichte van 17. stroombeeld stabiel; niet te verstoren. nagenoeg zelfde stroombeeld als in 17 T8-2 T8-3
front front
250
als T8-1
400
asymmetrische uitstroming, spuidebiet in 1 x 4 kokers 60 / o verminderd ten opzichte van T 8 - 1 . stroombeeld als in T8-1 met inachtname van een stroomsnetheidsreductie aan één zijde
-31-
T6A-1
front
500
verkort model; lengte 1000 m vanaf frontsluis» stroombeeld en randvoorwaarden als T6-1
T6A-2
front
250
verkort model; lengte 1000 m vanaf frontsluis. stroombeeld en randvoorwaarden als T6-2
Tabel 3
Overzicht onderzochte toestanden voorhoven kanaalzijde (Tl . . . T8)
Uit bovenvermelde resultaten kunnen de volgende conclusies worden getrokken; 1
De oorzaak van de onstabiele stroombeelden in de toestanden Tl moet worden gezocht in het feit dat de spuistroom over onvoldoende breedte fn de voorhoven wordt gebracht.
2
Het onderzoek naar de mogelijke schaaleffecten (Tl-7 en T1-7A; overdreven spuidebiet} levert een tweetal stroombeelden op die vergelijkbaar zijn met de overeenkomstige situatie met een lager spuidebiet, Schaaleffecten zijn dus niet aanwezig.
3
Met de uitstroming door bodem en front is in de toestanden T2 een voor de scheepvaart aanvaardbaar stroombeeld bereikt, met de hoofdstroom langs de taluds en daar tussen een stabiel middengebied met zeer lage stroomsnelheden. Constructief is deze oplossing echter niet aantrekkelijk.
4
Bij de uitstroming uit de frontopeningen (T3) ontstaat een nautisch onaanvaardbaar stroombeeld.
5
Aan de uitstromïng uit de dag- en frontopeningen (T4) kleven nautische bezwaren, omdat in het sluishoofd en het eerste gedeelte van de voorhoven een asymmetrisch stroombeeld wordt waargenomen.
6
De toestand met een stroomverdeelwerk vóór de frontopeningen/ zoals onderzocht in de toestanden T5, levert een aantrekkelijk stroombeeld op met de hoofdstromen langs de taluds en een vrijwel stroomloos middengebied van de voorhoven,
-32-
7
Met een geschematiseerd stroomverdeelwerk in het front van de sluis (T6 en de varianten T7 en T8) ontstaat een stroombeeld in de voorhaven zoals in T5-2 en T5-3 met een paal roos te rwerk vóór de uitstroomopenfngen.
8
Aangezien de voorkeur van Directie Sluizen en Stuwen uitgaat naar een stroomverdeelwerk in het front van de sluis, kan van de onderzochte varianten de nautisch verantwoorde en constructief aantrekkelijke oplossing T6 worden aanbevolen. Deze oplossing kan in het prototype worden gerealiseerd door een verdeelwerk in de kokermond aan te brengen»
9
De juiste vormgeving van het onder punt 8 vermelde verdeelwerk zal in een detailmodel moeten worden onderzocht, omdat de schalen van het model M 1142 {1 : 80) geen betrouwbare detaillering toelaten.
10
De [n het detailmodel re reproduceren stroombee\óen zijn in de toestanden T6A vastgelegd. Deze stroom beelden komen goed overeen met die van Tó.
De randvoorwaarden en de meetresultaten van het stroombeeldonderzoek In de voorhavens van het Baalhoekkanaal (T6) en aan de zijde van de Westerschelde (T9) bij sluiskolklediging zijn samengevat in tabel 4„ Ais uitgangspunt bij de vormgeving van de uitstroomopeningen diende de oplossing van toestand T6. De totale tijd voor het ledigen van de sluiskoJk bedroeg in alle toestanden circa 18 minuten» Uit de resultaten van dit stroombeeldonderzoek in de voorhavens tijdens en na lediging van de slulskolk kan vergelijkenderwijs worden geconcludeerd dat de kolklediging met variabel debiet {overeenkomstig de praktijk) een gunstiger stroombeeld oplevert dan een kolklediging met constant debiet. Voorts blijkt dat een asymmetrische kolklediging ongunstiger is dan een symmetrische kolklediging. Tenslotte kan worden opgemerkt dat de kolklediging in de voorhaven aan de zijde van de Westerschelde (T9) een ongunstiger stroombeetd tot gevolg heeft dan de kolklediging in de voorhaven van het Baalhoekkanaal (T6). Het meest ongunstige stroombeeld werd in het model waargenomen in T9-3, opname 6 (ongeveer 27 minuten na het begin van de sluisledïging). Met dit stroombeeld als gegeven werd een vereenvoudigde koersberekening van een i n en uitvarend schip uitgevoerd. Volgens deze berekening kunnen de afwijkingen uit de sluisas maximaal 20 a 30 m bedragen. Aangezien verwacht mag worden dat deze vereenvoudigde berekeningen de ongunstigste scheepsbeweging aangeven, maar geen voorspelling toelaten in hoeverre de reële waarden worden overtroffen,
-33-
toestand
samenvatting meetresultaten
debi e (verdeling (maximum waarden) In m /» door de uitstroomopentngen b
a
c
d
e
f
h
g
T6-1
94
78
46,75
31,25
31,25
46,75
78
94
Tó-2
47
39
23,4
15,6
15,6
23,4
39
47
TÓ-3
47
39
23,4
15,6
15,6
33,4
39
47
To-4
28
23,5
14
9,5
15,6
23,4
39
47
T9-1
31,25
31,25
31,25
31,25
31,25
31,25
31,25
31,25
T9-2
47
39
23,4
15,6
15,6
23,4
39
47
T9-3
18,75
18,75
18,75
16,75
31,25
31,25
31,25
31,25
Tabel 4
slulslediglng met constant debiet (blok lozing), nautisch ongunstigste stroombeeld ctrca 27 minuten na begin van de sluisledlglng. sly'sledlglngsdeblef gehalveerd ten opzichte van T6-1. meer dan gehalveerde sh-aomsnelheden In de voorhoven, desondanks nautisch nog twijfelachtig, slulslediging met niet-constant debiet (driehoek lozing), straomsnelheden tn de voorhoven aanzien!!\k gereduceerd ten opzichte van T6-1. asymmetrische sluisledlglng met nier-constant debiet (drlehoeklazing). jtroombeeJd redelijk goed vergelijkbaar met T6-3. sluisledlglng met constant debïer (blok lozing). totale lediglngsdebiet gelijk aan T6-2, doch de stroomsnelheden In de voorhoven bereiken nog hogere waarden dart In T6-1. iluisledlging met nlet-constant debiet (driehoeklozing). stroomsnelheden In de voorhoven hoger dan In Tó-3. asymmetrische sluiskolklediging met niet-constant debiet (driehoeklozing), gemiddeld stroombeeld iets slechter dan bij de symmetrische slubkolklediglng T9-1 en T9-2.
Overzicht randvoorwaarden en meetresultaten 76 en T9
-34-
werd hierna nog een aanvullend scheepvaartonderzoek met een invarend schip uitgevoerd. Teneinde de berekening en de resultaten van de modelproeven op de juiste wijze te kunnen vergelijken, zijn hieronder in tabel 5 de verschillen nog eens duidelijk samengevat. berekening
modelproeven
09)
(T10)
lengte van het schip
200 m
243,20 m
vaarsnelheid
1 m/s
circa 2 m/s
massa traag held ten opzichte
verwaarloosd in ver-
reële mode Ivoorwaarden
gegevens en randvoorwaarden
van de dwarsscheepse versnel- band met de lage lingen en hoekversnellingen
vaarsnelheid
•verband tussen stroomsnetywMd
lineair aangenomen
kwadratisch
tot in de sluiskolk
in verband met afstoppen
en scheepsbeweging positie van het schip
alleen tot aan het slulsfront; vergelijking reëel roerbewegingen
constant in midden-
beweging door "normaal"
stand
stuurgebruik bij automatische besturing
drifthoek
0°
reële modelwaarden
stroombeeld in voorhoven
volgens T9-3,
zo goed mogelijk In T10
opname ó
gereproduceerd
Tabel 5
Samenvatting van resultaten berekeningen en vaarproeven (respectievelijk 19 en Tl0)
-35-
In tabel 6 zijn de in Tl O gebruikte randvoorwaarden en de meetresultaten gegeven, De waarden voor het verzet, roerhoek en koershoek hebben betrekking op de positie van het schip tot aan het front van de sluis. toestand
maximum waarden VCWi
debletverdellng (max. waarden) in m / s door de ultstroomopeningen
verzet
roerhoek
In m
in °
koershoek
in °
0
b
c
d
e
f
B
h
SB
BB
SB
BB
SB
BB
Tl 0-1
31,25
31,25
31,25
31,25
31,25
31,25
23,4
39
47
ló
',2
0,9
Tl 0-3
18,75
18,75
18,75
18,75
31,25
31,25
31,25
31,25
13 24 12 0
0,4
15,6
1,0 1,5 2,0 1,5
0,2
9,5
0,5 1,0 0 1,0
14
28
31,25 23,5
31,25
Tl 0-2
13 10
0,1 0,1
0,8 0,7
Tl 0-4
Tabel 6
-
-
14 -
-
-
-
-
-
Samenvatting randvoorwaarden en resultaten Tl0
Tot aan het sluisfront werd in de vereenvoudigde berekening voor een invarend schip (tabel 2) een maximale afwijking uit de sluisas bepaald van 12/1 m {voor de posities buiten de sluis). Uit het modelonderzoek Tl0 blijkt het maximale verzet 2,0 m te bedragen. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat de koersafwijkingen in eerste instantie door een vereenvoudigde berekening kunnen worden benaderd. Met het scheepvaartonderzoek is evenwel de vrees, dat het stroombeeld in de voorhoven ten gevolge van een sluiskolkledlging nautisch ontoelaatbaar zou z i j n , weggenomen.
O Diepteri in m t.o.v. L, L.W.S w Voorwcg noor Antwerpgn
SITUATIE MODELGEBIED IN HET PROTOTYPE SCHAAL 1 : 3 7 5 , 0 0 0 WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M.
FIG.
r-N.A.P. +1,1 O (prot.) t~N.AP.-16.90 (prot.) DOORSNEDE
A-A
6,37 5 (model)
,12 5 (mod.) 9O,OO(prot.)
qfvoerverdeelbakjes
aanvoerleidfngen naar verdeelbakjes
afsluiters druktoren
aanvoerleiding
pomp met spruitstuk maten in m.
OVERZICHT VAN HET MODEL WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
SCHAAL 1:SO T.O.V. MODEL
M. 1 1 4 2
FIG. 1 B
o j ToTTo'öö1 oooooo oooooo oooooo oooooo
•
öódó6"o"3ö"'
oó"6"ö' oooo oooo ocoo oooa
lOppw OÜO
GEDEELTELUK
1 2.5 O
gaten 0 O,6O
BOVENAANZICHT
6 4,0 O 59 x 1,OO
2.S0
V
R -17,40 P-1 8,90
DOORSNEDE A-A OVER GATENSTRAMIEN SCHAAL 1:5OO
SITUATIE UITSTROOMOPENINGEN SCHAAL 1 : 200O mat«n in m prototype
SITUATIE EN DETAIL UITSTROOMOPENINGEN
T1 SCHALEN
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1142
:2OOO : 500 FIG.
2
aso
25Om 3 /s STROOMSNELHEOEN IN m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
SCHAAL
1:10.000
M. 1 1 4 2
FIG. 3,4
1
T1-1. Oppervlakte-stroombeeld
2
T l - I A . Oppervlakte-stroombee ld
STROOMSM'ELHEDEN IN
- 3
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
SCHAAL
1:10.000
M. 1142
FIG.,5,6
3
T l - 2 . Oppervlakte-stroombeeld
4
T l - 3 . Oppervlakte-stroombeeld
STROOMSNËLHEDEN IN m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN
T1-4,T1-5 SCHAAL 1MO.OOO
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1 1 4 2
FIG. 7,8
5
Tl-4. Oppervlakte-stroombeeld
6
Tl-5. Oppervlakte-stroombeeld
125
mJ/s STUOOMSNELHEDEN IN m/s
STROOMBEELD EN-SNELHEDEN
T1-6 SCHAAL 1:1O.OOO
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1 1 4 2
FIG. 9
7
TJ-6, Oppervlakte-stroombeeld
'\ V v v \
\\\V \
5OOmJ/s
1
Ï--3
!
5OO
5OO «i'/s
\
\
\
500 m/s
STROOMSNELHEDEN !N m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN SCHAAL 1MO.OOO WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1 1 4 2
FIG, 1O/I1
8
T l - 7 . Oppervlakte-stroombeeld
9
T1-7A. Oppervlakte-stroombeeld
72,50 63,00
-*l
N.A.P. +1.10
-N.A.R-O.5O
3 4,5 O
N.A.R- 13,00-1
3 2^00 N.A.P.-18,00-! 10 UI
o
45.QQ AANZICHT
UITSTROOMOPENINGEN
6 3.OO
H 19T00
4.OQ 4.00 4.OO 1.OO 1PO|1,OO DOORSNEDE O V E R UITSTROOMOPENINGEN DETAIL SCHAAL 1 : 5 0 0
SITUATIE
UITSTROOMOPENINGEN
SCHAAL 1 : 2OOO maten in m prototype
T2
SITUATIE EN DETAIL UITSTROOMOPENINGEN SCHALEN
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1142
:2OOO
:
5oo
FIG. 1 2
125 m 3 /« 12S m 3 /» STROOMSNELHEOEN IN m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN
T2-1,T2-2 SCHAAL 1:10.000
WATERLOOPKUNDIG LABORATORtUM
M. 1142
FIG. 13,14
10
T 2 - 1 . Oppervlak te-stroom beeld
11
T2-2. Oppervlakte-stroombeeld
187,5 m3/s 6 2,5 m'/s STROOMSNELHEDEN IN m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN
T2-3.T2-4 SCHAAL 1MO.OOO
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1 1 4 2
FIG. 15,16
12
T2-3. Oppervlakte-stroombeeld
13
T2-4. Oppervlakte-stroombeeld
62,5 m
62,5 m'A
62,S m3/s 62,5 m3/s STROOMSNELHEDEN
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN
T2-5 SCHAAL
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
IN m/s
M.
V.1O.OOO FIG. 17
14
T2-5, Oppervlakte-stroombeeld
72.5O
N.A.R-1B.OO 45,OO AANZICHT
UITSTROOMOPENINGEN
63,00
H
4.O0 4J00 4.00
itoo lipo|i,oo DOORSNEDE OVER UITSTROOMOPENINGEN DETAIL SCHAAL 1:5OO
SITUATIE UITSTROOMOPENINGEN SCHAAL 1 :2OOO maten in m prototype
T3
SITUATIE EN DETAIL UITSTROOMOPENINGEN SCHALEN WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1142
;aooo : soo FIG. 1 8
250
2SO ra3/»
25O
STROOMSNELHEDEN IN m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
SCHAAL 1:10,000 M. 1142
FIG.19.2O
15
T3-1 . Oppervlakte-stroombee ld
16
T3-1A. Oppervlakte-stroombee ld
N.A.P, +1,10
AANZICHT A-A UITSTROOMOPENINGEN
AANZICHT UITSTROOMOPENINGEN
63tOO
-H
19^00
34,50 Z' uj Ui Q
Z 10
L
DETAIL SCHAAL 1 : 5OO
32.OO
DOORSNEDE
UITSTROOMOPENINGEN
SITUATIE UITSTROOMOPENINGEN SCHAAL 1 : aOOO maten in m prototype
T4 SITUATIE EN DETAIL UITSTROOMOPENINGEN WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
1 : 2OOO SCHALEN 1 : 5OO
M, 1142
FJG. 2 1
T~\
125 m3/s 125 rnJ/) STROOMSNELHEDEN IN m/i
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN
T4--I.T4-2 SCHAAL
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
1I1O.OOO
M. 1 1 4 2 FIG. 22,23
17
T4-1 . Oppervlakte-stroombeeld
18
T4-2. Oppervlakte-slToombeeld
62,5 m 3 /* 197,5 ms/s STROOMSNELHEDEN IN m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN
T4-
3.T4-4
SCHAAL 1:10.000 WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1 1 4 2 FIG. 24,25
19
T4-3. Oppervlakte-stroombee ld
20
T4-4. Oppervlakte-stroombeeld
STROOMSNELHÊDEN
IN
m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN
T4-5,T4-6 SCHAAL HiO.OOO
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1142
FIG. 26,27
21
T4-5. Opperviakte-stroombeeld
22
T4-6. Oppervlakte-sfroombeeld
45 palen $ O,6O x Of6O
DETAIL
SCHAAL
1 : 5OO
E3ggj\r-30,00 J DETAIL
SITUATIE UITSTROOMOPENINGEN SCHAAL 1 :2OOO maten in m prototype
T5-1 SITUATIE EN DETAIL
UITSTROOMOPENINGEN SCHALEN
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1 1 4 2
1:2OOO 1 : 500 FIG, 2 8
30 palen m 0,60 x 0,60
DETAIL
SCHAAL
1 : 5OO
Egg0|\r-20,00 DETAIL
SITUATIE UITSTROQMOPENINGEN SCHAAL 1:2OOO maten in m prototype
T5-2,T5-3 SITUATIE EN DETAIL
UITSTROOMOPENINGEN
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
1:2OOO SCHALEN 1 : 5OO M. 1 1 4 2
FIG. 2 9
aso
V»
2SOma/s
250 ma/s
STROOMSNËLHEOEW (N ot/i
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN
T5-1.T5-2 SCHAAL 1:10.000
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1 1 4 2
FIG.3O,31
23
T5-1. Oppervlakte-stroombeeld
24
T5-2. Oppervlakte-stroombeeld
1 2 5 m V*
STROOMSNELHEDEN IN m/%
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN
T5-3 SCHAAL 111O.OOO
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1 1 4 2
FIG. 32
25
15-3. Oppervlakte-stroombeeld
72.5O
45,00 VOORAANZICHT 72,5O 64,00 55*00' 3,00 ~ 4 6,OO 34,50
'3
-
1.2O 35,OO
ritiriui
LU
Iz
1.OO
DOORSNEDE A-A DETAIL
SCHAAL
1 : 5OO
I I il II N.A.P.-18,00
SITUATIE
UITSTROOMOPENINGEN
SCHAAL 1 : 2OOO maten in m. prototype
T6 SITUATIE EN DETAIL UITSTROOMOPENINGEN SCHALEN WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
1:2
°O°
M. 1 1 4 2 FIG, 3 3
250
«3/s
125
1SS m 3 /*
STROOMSNELHEDEN IN m/a
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN
T6-1,T6-2 SCHAAL 1 : 1O.O0O
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1 1 4 2
FIG. 34,35|
26
T ó - 1 , Oppervlakte-stroombeeld
27
T6-2. Oppervlakte-stToombeeld
opname 1
opname 2
opname 5
opname 6
opname 7
opname 8
opname 9
opname 10
Tijdsinterval van de opnamen 30 seconden (model)
28
T 6 - 1 . Stroom beeldreportage van het permanente stroombeeld
72.SO N.A.P.4 1,10
-N,A,R-O,5O
32,OO
JUM!L
N.A.R-13,OO-j-,
^ 8 , 8 8
•;
.5,32 *Ï^I
'ma
N.A.R -18,OQ 45.OO VOORAANZICHT
34,50
51,36
72, SO 67.5O 6
ii^±zrxöö
O O
35,00
( f (m
ut
10
•M
,Q
32,OO DOORSNEDE A-A DETAIL SCHAAL 1 : 5OO
SITUATIE
UITSTROOMOPENINGEN
SCHAAL 1 : 2 0 O 0 maten 'm m. prototype
T7 SITUATIE EN DETAIL UITSTROOMOPENINGEN SCHALEN WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1 1 4 2
FIG. 3 6
2 SO m »/s
2 5Om 3 /s
12 5 m 3
STROOMSNELHEDEN IN m/s
STROOMBEËLD EN -SNELHEDEN
T7-
1..T7-2
SCHAAL 1:1O.OOO WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1 1 4 2
FIG. 37,38
29
T7-1. Oppervlakte-stroombeeld
30
T7-2. Oppervlakte-stroombeeld
VOORAANZICHT 72,SO _ 66,64 34,5O-
51,36
UJ
32,00 DOORSNEDE A-A DETAIL SCHAAL 1 ; 5OO
SITUATIE
UITSTROOMOPENINGEN
SCHAAL 1 : 2 0 0 0 maten in m. prototype
T8
SITUATIE EN DETAIL UITSTROOMOPENINGEN SCHALEN WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1 1 4 2
FK3. 3 9
125»1/!
2 50 m V»
125 m'/s
STROOMSNELHEDEN tN m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN
T8-1,T8-2 SCHAAL 1;1O.OOO
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1142
FIG. 4O,41
31
T8-1, Oppervlakte-stroombeeld
32
T8-2. Oppervlakte-siroombeeJd
150 m 3 /»-
2 50 ms/a STROOMSNELHEDEN IN 1ïl/s
T8-3
STROOMBEELD EN-SNELHEDEN SCHAAL r.10.000 WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1142
FIG. 42
33
T8-3. Oppervlakte-stroombeeld
^0O /
90
Q.h/
eo-
80
b.g /
7O
E Z
f
7O-
6O
6O
50-
5O
40
4O
3O
3O
2O
20
•10-
•10
z LU
z z UJ
Io O cc V)
c.f /
O-
O
25O 5OO 75O 1OOO 1250 BLOKLOZING
cc
O
250
500 75O -IOOO « 5 O
SLUISKOLK T6--1
5O
LU
O
40 b.g/
3O
40
f
3O
2O
2O
HO
HO-
O
250
5 0 0 750 HOOO 1250 >•
O0
c.f
d.e/
2£ 0
500
75O
D
TIJD IN s
BLOKLOZING SLUISKOLK T 6-2
<|2Sm3/s CT6-2Jof 25OmVs (T6-1J
SITUATIE
t - l - l - 1 2 5 m3/s CT6-2) of 25Om'/sCT6-1) maten in m prototype
AFVOERVERDELING DOOR UITSTROOM. OPENINGEN BIJ SLUISKOLKLEDIGING WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
T6-1J6-2 SCHAAL M.
n:2OOO FIG. 4 3
OPNAME 1
OPNAME 4.3O min NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 9.OO min NA BEGIN SUUISLEDIQING
OPNAME 3
OPNAME 13.30 min NA BEGIN SLUISUEDIGING
OPNAME 16.OO min NA BEGIN SLUISLEDfGING
2 5 0 m3y STROOMSNELHEpEN IN
m/i
STROOMBEELD EN-SNELHEDEN Bü S L U I S LEDIGING IN VOORHAVEN BAALHOEKKANAAL WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
opnamen 1 1 2,3en4 SCHAAL 1 : 1 0 . 0 0 0 T6-1
M. 1142
FIG. 4 4 A
OPNAME 5
OPNAME 22.3Omin NA BEGIN SLUISJ-EDIGJNG
OPNAME 6
OPNAME 37.OO min NA BEGIN SLUISkEDIQING
OPNAME 7 |
OPNAME 31.3O min NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 8
OPNAME St.OOmin NA BEGIN SLU/SLEDIGING
STROOM5NELHEDEN IN m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN B'J SLUISLEDIGING IN VOORHAVEN BAALHOEKKANAAL WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
opnamen 5f 6,7 en 8 SCHAAL 1 : 1 0 . 0 0 0 T6-1
M. 1 1 4 2
FIG. 4 4 B
OPNAME 40.3Omin NA BEGIN SLUISLEDIGJNG
OPNAME 4S,OOmin NA BEGIN SLUISLEDICING
STROOMSNELHEDEN IN m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN BU S L U I S LEDIGINC3 IN VOORHAVEN BAALHOEKKANAAL WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
opnamen 1O SCHAAL 1*.1O.OOO T6-1
M 1142
F)G. 4 4 C
20
—•
- -
/
—»,
c,d
——
y-
^^ •»
^—-,
.
•^™
Tir
200
6OO
4O0
20
800
1
HOOO
12OO
HOOO
^2OO
7'— **.
f c J /
pi»
f
0 40 3O
4
2O-
/ '
f
i
800
<
r
N s
j
•
-
%
j
t
1
HO
7
fj
/
6OO
400
200
/
s
// '/
O
0
2OO
4OO
6OO
8OO
60O
8OO
-1000
/
4O
J\
T
3O-
Q
1 /
2O-
, •10 !/
O
V
200
4OO
-fOOO
H2O0
TIJD IN s
V N.A.P. +H8.OO
125 ma/s SITUATIE ~
gewenste afvoerverdelmg af voer-verdeling In model
AFVOERVERDELING DOOR UITSTROOM OPENINGEN BIJ SLUISKOLKLEDIGING WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
maten In m prototype
T 6-3 SCHAAL
1:2OOO
M. - H 4 2
FIG. 4 5
OPNAME 1
OPNAME 2
OPNAME 4.3O min NA BEGIN SLUISLEDIGING
12S m3/» •
1 2 5 m 3/s
OPNAME 9 , 0 0 min NA BEGIN SLUISLEDIQINQ
83 ma/»
83
OPNAME 3
OPNAME 13,3Omin NA BEGIN SLUISLEDIGING
42 rn
OPNAME 4
OPNAMH
NA
4 3 m a /»
STROOMSNELHEDEN IN m/s
STROOMBEELD EN-SNELHEDEN BU SLUISLEDIGING IN VOORHAVEN BAALHOEKKANAAL WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
SCHAAL 1MO.OOO M. 1142
FIG. 4 6 A
OPNAME 5
OPNAME 6
OPNAME ÏZOOmin NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 22.3Omin NA BEGIN SLUISLEDIG1NG
OPNAME 7
OPNAME B
OPNAME 31.30 min NA BEGIN SLUISLEDIQING
OPNAME 36,OOmin NA BEGIN SLUISLEDIGING
STROOMSNELHEDEN IN m/>
STROOMBEELD EN-SNELHEDEN BU S L U I S LEDIGING IN VOORHAVEN BAALHOEKKANAAL WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
opnamen 5,6»7en8 SCHAAL 1-.1O.OOO
T6-3
M. 1142
RG. 46 B
OPNAME 9
OPNAME 4O.30min NA BEGIN SLUISLËDIGING
OPNAME 10
OPNAME 4S.OOmin NA BEGIN SLUISLEDIGING
STROOMSNELHEDËN
STROOMBEELD EN-SNELHEDEN BU S L U I S LEDIGING IN VOORHAVEN BAALHOEKKANAAL WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
T6-3
IN m/s
opnamen 9 en 1O
SCHAAL 1:1O.OOO M. 1142
FIG. 4 6 C
cpnatne J
opname 3
opname 4
opname 5
opname 6
opname 7
opname 8
opname 9
opname 10
Tijdsinterval van de opnamen 30 seconden (model)
34
Tó-3. Stroombeeldreportage van de sluiskolklediglng
20
*
+-.
s_ •••1.
J
--
2O
H20O
^*.
/
**. •»,
s
E
80O
6OO
4OO
2OO
=^;
™ ^
fes
c_ 7
^* =^ •
O 20O
UU 4O
/
3O 2O
$ 5 cc
// ///
r
8
a a. tü o
7y
\J
/
=^-
H2OO
*•*;
"'S, ^ ^
4OO
6OO
*-,
8OO
S.
HOOO
f
4O
u.
/' i
^;^»
1
2O'
O
HOOO
J •\
J
200
-1O-
8OO
\
7 '/ 7 / *
cc
6OO
4OO
lm
i
/f
yy
f
r
s N
a_ J
/
'S
*>> 200
400
6OO
8OO
iOOO
H2OO
TUD IN s
75 m3/s
tTf" f T
425 mVs
SITUATIE
—
gewenste afvoerverdeling afvoerverdeling in model
AFVOERVERDELING DOOR UITSTROOM OPENINGEN BIJ SLUISKOLKLEDIGING WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
maten in m prototype
T6-4 SCHAAL 1:2OOO M. HH42
FIG. 4 7
OPNAME 1
OPNAME
OPNAME 4.30 min NA BEGIN SLUISLEDIGING
75
» J /i
OPNAME 9.O0 min NA BEGIN SLUISLEDIGING
5 0 m3/»
• 1 2 5
83mV i
OPNAME 3
OPNAME 4
OPNAME -la.oomin NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 13.30 min NA BEGIN SLUISLEDIGING
4 2 m3/* STROOMSNELHEDEN IN m/»
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN BU S L U I S LEDIGING IN VOORHAVEN BAALHOEKKANAAL WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
opnamen H.2ff3cn4 SCHAAL 1:10.000 M.
FIG. 4 8 A
OPNAME 5
OPNAME 6
OPNAME 22.30 min NA BEGIN SLUISLEDIGiNG
OPNAME SZQOmin NA BEGIN SLUISLEOIGING
OPNAME 7
OPNAME 6
OPNAME 36.QOmin NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME ai.aomln N A BEGIN SLUISLEDIGING
STROOMSNELHEDEN IN « / *
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN BU SLUISLEDIGING IN VOORHAVEN BAALHOEKKANAAL WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
T6-4
opnamen 5,6,7 en 8
SCHAAL 1'.1O.OOO
M. 1142
FIG, 4 8 B
OPNAME 9
OPNAME 4 0 . 3 0 min NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 1O
,
O,O7
90<
OPNAME 45.OOmin NA BEGIN SLUISL.EDIGING
STROOMSNELHEDEN tN m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN BU S L U I S LEDIGING IN VOORHAVEN BAALHOEKKANAAL WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
opnamen 9 en 1 0 SCHAAL 1 : 1 0 . 0 0 O T6-4
M. 1 1 4 2
FIG, 4 8 C
opname 1
opname 5
opname 7
opname 8
opname 9
opname 10
Tijdsinterval van de opnamen 30 seconden (model)
35
T6-4. stroombeeldreportage van de sluïskolklediging
72.5O 32,OO N A R - 2,90 N.A.R-13.OO
N.A.R - 1 8 , 0 0 ,
45*00 VOORAANZICHT 72,5O 34,SO
V)
'D -J
ui UI
o z <
32,OO DOORaNEPE A-A DETAIL SCHAAL 1 : 5OO
SITUATIE UITSTROOMOPENINGEN SCHAAL 1:2OOO
maten in m. prototyp«
SITUATIE EN DETAIL UITSTROOMOPENINGEN IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
T9 SCHALEN
M. 1142
FIG. 4 9
3O 2O
cifvoer door alle uitstroomopeningen 31,25 m * / s
HO-
•z.
O-
O
2 5 0 5OO 7 5 0 100O 1250
LU
»»> TIJD IN s BLOKLOZING SLUISKOLK
T 9-1
o
8 cc
ï
t O'
20
8 o UI
O
i
•1O
_
/•
30-
/
> <
/''/ /
'y
O
V
-^ 200
BOO
6OO
4OO
1OOO
LL
-—.— ~
~
^», ^ —~» — •.
•*•
1200
q,biC,d
—
/
IA
—»
4OO
200
6OO >
DRIEHOEKLOZING
Vs 75mVs —.—
in T9--T in T 9 - 3
8OO
1OOO
12OO
TIJD IN s
SLUISKOLK T 9 - 3
TECf
T
} \ t___ 125 m y 9
SITUATIE
gewenste afvoerverdeling afvoerverdeüng in model
GEMIDDELDE AFVOERVERDELING DOOR UITSTROOMOPENINGEN B'J SLUISKOLKLEDIGING WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
in T 9-1 in T9-3
maten In m prototype
T9-1.T9-3 SCHAAL 1:2OOO M. - H 4 2
FIG. 5O
OPNAME 3
OPNAME 4.30 min NA BEGIN 5LUISLEDIGING
OPNAME 9.O0 min NA BEGIN 5LUISLEDIGING
12S
125
OPNAME 4
OPNAME 13.3Omin NA BEGIN SLUISLEDIG1MG
1 2 5 m'/s
OPNAME IB.OOmin NA BEGIN SLUISLEDIGING
12 5 m 3 /s
125 «V» STROOMSNE1.HEDEN
12 S
IN m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN B'J SLUIS LEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
opnamen 4.2.3 en 4 SCHAAL 1:10.000 T9-1
M. 1*142
FIG. 5 1 A
OPNAME S
OPNAME 22.30min NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME
OPNAME 6 ]
OPNAME 27.OOmtn NA BEGIN SLUISLEDIGING
7
OPNAME 31,30 min NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 8
OPNAME 3 6 , 0 0 min NA BEGIN SLUISLEDIGING
STROOMSNELHEDEN IN m/%
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN BU SLUIS LEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
T9-1
opnamen 5,6,7gn 8
SCHAAL 1'. 1O.OOO M. 1 1 4 2
FIG. 5 1 B
OPNAME 4O.3Ornin NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 45.OOmin NA BEGIN SLUISLEDIGING
STRÓOMSNËLHEDEN IN m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN BU SLUIS LEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
opnamen 9 en 1O SCHAAL I'.IO.OOO T9-1
M. 1142
FIG. 5 1 C
2O
-to-
y
Si
d,e
- II
Si».
2OO
2O
V 4 o
600
80O
HOOO
4OO
6OO
8OO
HOOO
H2O0
4OO
6OO
8OO
HOOO
-I2OO
4OO
V
r
UI
O
2OO
tu
CL. O
3O-
8
2O-
ï
a.
5
/
w /
8
"S
I f/ V/ 2OO
cc
o
/
—^,
f
Ut
UJ
H20O
c.f ]
ft*
/
1
4O3O 2O-
't
l
f' 1
1 **•= 3 a,hy
u
^
^>
— -~^
N ** -^
1
\ s
y/ 2OO
4OO
6OO ->
800
•1OOO
H2OO
TIJD IN s
SITUATIE - gewenste af voerverdeling "jatvoerverdeling in model
AFVOERVERDELING DOOR UITSTROOM OPENINGEN BIJ SLUISKOLKLEDIGING WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
moten in m. prototype
T 9-2 SCHAAL 1:2OOO M. HH42
FIG. 5 2
OPNAME 1
OPNAME 2
OPNAME 4.3O min NA BEGIH SLUISLËDIGING
OPNAME 9.OO min NA BEGIN SLUISLËDIGING
8 3 m3/s
1JSl»V«
83 ma/s
OPNAME 3
OPNAME 13.3Omin NA BEGIN SLUISLËDIGING
42
OPNAME 4
OPNAME 18.OQmin MA BEGIN SLUISLËDIGING
42 m3/s STROOMSNELHEOEN IN m/*
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN BU SLUISLËDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
T9-2
opnamen i,2,3en4
SCHAAL 1-.1O.OOO M. 1142
FIG. 53 A
OPNAME 5
OPNAME 22,30 min MA BEGIN SUUISUEDIG1NG
OPNAME 6
OPNAME 27.OOmi« NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 7 |
OPNAME 31.3Omtn NA BEGIN SLUISLEOIGING
OPNAME 8
OPNAME 36.OOmin NA BEGIN SLUISLEPIGING
STROOMSNELHEDËN IN m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN BU SLUISLEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
opnamen 5,6,7 en 8 SCHAAL TtO.OOO T9-2
M. 1 1 4 2
FIG. 5 3 B
OPNAME 9
OPNAME 40.30 min NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 1O
OPNAME 4B,0Omin NA BEGIN SLUISLEDIGING
STROOMSNELHEDEN IN m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN BU SLUISLEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
opnamen 9 en 1 0 SCHAAL V . I O . 0 0 0
T9-2
M. 1 1 4 2
FIG. 5 3 C
opname 2
opname 3
opname 6
opname 7
opname 8
opname 9
opname 10
Tijdsinterval van de opnamen 30 seconden (model)
36
T9-2. Stroombeeldreportage van de sluiskolklediging
OPNAME 1
OPNAME 2
OPNAME 4 . 3 0 min NA BEGIN SLUISLEOIGING
7 5
m'/i
OPNAME 9,OO min NA BEGIN SLUfSLEDIGING
so
1 3 5 m V»
OPNAME 3
OPNAME 4 ]
OPNAME 13.3Omi« NA BEGIN SLUISLEDIGING
2 5 m'/s
OPNAME 1B,OOmin NA BEGIN SLUISLEDIGING
42 m3/s
STROOMSNELHEDEN
IN m/%
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN B'J SLUISLEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
opnamen 1,2,3 en 4 SCHAAL 1H0.0OO T9-3
M. 1 1 4 2
FIG. 5 4 A
OPNAME 5
OPNAME 6
OPNAME 2ï.3Omif) NA BEGIN SLU1SLEDIGING
OPNAME 27,00 min NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 7
OPNAME $
OPNAME 313Omin NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 3 6 , 0 0 min NA BEGIN SLUISLEDIGING
STROOMSNELHEDEN IN
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN Bü SLUISLEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
T9-3
opnamen 5,6.7 en 8
SCHAAL T.1Q.OOO M. 1 1 4 2
FIG. 5 4 B
OPNAME 9
OPNAME 4O,3Omm NA BEGIN SLUISLEDIG'NG
o"
,„
W OPNAME 1 0
\o>
J0?1
OPNAME 4B.OOmin NA BEGIN SLUISLEDIGING
°e5
STROOMSNELHEPEN IN m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN B'J SLUIS LEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
opnamen 9 «n "IO SCHAAL 1 -.1O.OOO T9-3
M. 1142
FIG, 5 4 C
opname 1
opname
opname 6
opname
opname 7
opname
opname 10
Tijdsinterval van de opnamen op 30 seconden (model)
37
T9-3. Stroombeeldreportage van de sluiskolklediging
0,00200 •
O»OOHO0
0*00000
f
\
\
f /
V \ /
0*00-400 \
/ \
/
0,0050 0,0000
\
O.OO5O
T ^ -
\
O,O H OO O.OH 5 0
30.0 20,0 HO.O
:s
0,0-
20,0 --t.OO
-O.5O O,OO +O,SO -H.OO +H.5O ^ X
+2,OO +2,SO +3,00
+3,50
+4.OO
x - afstand zwaartepunt schip t o t sluistront in m. y = afstand zwaartepunt schip tot sluisas in m. 7 «s stroomsnelheid In y-richting gemiddeld over de lengte van het schip In m / s . $ » koershoeksnelheld
gemiddeld over de lengte van het schip In rod./s.
= hoek tussen de scheepsas en de sluisas In rad,
GEDRAG VAN HET INVARENDE SCHIP (RESULTATEN ORIËNTERENDE BEREKENING) WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
T9-3
M. -M42
opname 6
FIG. 55
/
O,OO2OO
o»oo-
J
\
f 1 1
> \ \
\
V
O-OO-fOO
O,OHSOO,CMOO0,0050 0,0000
0,0050•10,0 5,0
— —
o(o s,o
-
^
—
•
\
^
- ^
30,0 20,0
y
^o,o ,—-^^
o,o
20,0 -4.OO
-
0 , 0 0 +O.5O
+i,SO +2tOO +2,50 +3.OO +3.5O +4,OO X
x - a f s t o n d zwaartepunt schip t o t sluisfront in m, y«= afstand zwaartepunt schip t o t sluisas in m. 7 » stroomsnelheid in / - r i c h t i n g gemiddeld over de lengte van het schip in m/s, ^ • koershoeksnelheld
gemiddeld over de lengte van het schip In r a d . / s .
GEDRAG VAN HET UITVARENDE SCHIP (RESULTATEN ORIËNTERENDE BEREKENING) WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
T 9-3
opname 6
FIG. 5 6
SNEUKEIOSSCHAAL
O
0,1
O,2 0,3 m / l
STROOMSNELHEIDSVERDELING EN BUBE HORENDE DWARS-EN KOERSHOEKSNELHEID VAN HET I N - EN UITVARENDE SCHIP
T9-3
I opngmc 6
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M, 1142
FIG. 57
72,50 3 2,00
e.oo
e t oo
t
pN.A.R-e,so
N.A.R-20.10 45,OO VOORAAN2ICHT
DOORSNEDE A-A DETAIL SCHAAL 1 : SOO
I I I N.A.P, - 2 0,10
SITUATIE (JiTSTROOMOPENINGEN SCHAAL 1:2OOO maten in m, prototype
SITUATIE EN DETAIL UITSTROOMOPENINGEN IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
T1O SCHALEN
M. 1142
FIG. 5 8
randvoorwaarden; met maximum debielen van 2 x 1 2 5 m 3 / s symmetrische driehoeklozing sluiskolk debietverdeling gelijkmatig snelheid tanker 2,00 m/s vaarrichting •
I
20
STUURBOORD
1
10 O
BAKBOORD
1O 1OO
c
•
—
ACHTERUIT
50 o T
O B0
o
1OO
\r
-h VOORUIT
4O
STUURBOORD
2O
A
\
+
O
^"" *" ^
\
V
M
*
^
^=5^
20
BAKBOORD
4O 8
STUURBOORD
•
I
4 t
81 6,
X
— • • • •
1
BAKBOORD 400
8 OO
12OO
16O0
20O0
afstand tot sfutsfront in m 12 9 6 3 A opname no. 1 1 I I I I t t I II I zie foto 36 boeg schip tijdstip na begin 31.3O_ sluislediging min
22.30 min
GEDRAG INVARENDE TANKER TUDENS SLUISKOLKLEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
boeg schip
T10-
1
M. 1 1 4 2
FIG. 5 9
38
T10-T. Gedrag invarende tanker
OPNAME 22.3Omin NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 24,45 min NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 27,00min NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 29.1 5 min NA BEGIN SLUISLEDIGING
o Stroomsnelheid •= O m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN B'J SLUIS LEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
STROOMSNELHEDEN IN
T1O-1
m/s
opnamen -1,2,3 en 4
SCHAAL V. 4.OOO M. 1 1 4 2
FIG. 6 O A
OPNAME 31.3Omin NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 33.45 min NA BEGIN SLUISUËDIGING
OPNAME 36.OOmm NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 36.1 5 min NA BEGIN SLUISUEDIGING
e Stroommtlhcid » O m/s
STROOMBEELD EN-SNELHEDEN Bü SLUISLEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
STROOMSNELHEDEN IN tn/»
opnamen 5,6,7 gn 8 SCHAAL 1*.4.OOO
T1O-1
M. 1 1 4 2
FIG, 6 O B
OPNAME 42.45 min NA BEGIN SLUISLEDIGING O Stroomsnelheid = O m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN BU SLUIS LEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
STROOMSNELHEDEN
IN (n/s
opname 9 en iO SCHAAL 1 : 4.OOO
T1O-1
M. H42
FIG. 6OC
8 3,4 OPNAME 4.3O min NA BEGIN SLUISLEDIGING
L
OPNAME 13.3Omln NA BEGIN SLUISLEDIGING e Stroomjn«Hl»id . O (n/t
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN BU SLUISLEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
L.
OPNAME 9 . 0 0 min-NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME -18,00 min NA BEGIN SLUISLEDIGING STROOMSNELHEDEN IN m/s
P name ï.2 t 3gn4 SCHAAL -I : 4.OOO M. 1142
FIG. 6 1 A
1 . && t OPNAME 22.3O min NA BEGIN SLLHSLEDIGtNG
OPNAME 27,OOmin NA BEGIN SLUISLEOIGING
OPNAME 31.3O«in NA BEGIN SL.U1SLEDIGING
OPNAME 36.OO min NA BEGIN SLUISLEDIGING
o Stroomsnelheid = O m/s
STROOMBEELD EN SNELHEDEN BU SLUIS LEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
STROOM5NELHEDEN IN
m/t
SCHAAL 1 : 4.OOO M. 1142
FIG. 6 1 B
OPNAME 4O,3Omin NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 45.OOmin NA BEGIN SLUISLEDIGING e Stroomsnelheid
D
O m/s
STROOMSNEL.HEDEN IN
m/i
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN BU SLUISLEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE
SCHAAL
opname 9 en 4O 1 : 4.OOO
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1 1 4 2
FIG. 61 C
T1O-2
randvoorwaarden: met maximum debieten van 75 en 12S m 3 /s asymmetrische driehoeklozing sluiskolk debietverdeling ongelijkmatig snelheid tanker 2.04 m/s vaarrichting 20
STUURBOORD
10
I
O \ 1O
c E 'S *
'
/
f
BAKBOORD
100 50
o
1
nu. —.
5O
2
voc3RUIT
100 40
o B tt
o
J=
u w
s
ACH'rERunr
f \
20
\\ f\ \\]If ^\ /^^ I/
\
o S
f
20
-v ƒ
40
STUURBOORD
v
\
\ /
V
BAKBOORD
a
STUURBOORD
4 "
O
i—
\
BAKBOORD
\
4OO
2OO
4OO
12OO
8OO
16OO
afstand tot sluisfront in m opname no. zie foto 39 tijdstip na begin sluislediging
12
6
1
II I I I I II I I II I I I 31.3O
boeg schip
min
GEDRAG INVARENDE TANKER TUDENS SLUISKOLKLEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
22.3O
boeg schip
min
T1O-2
M. 1142
FIG. 6 2
39
Tl0-2. Gedrag invarende tanker
81,4 m»/« OPNAME 4.3Omin NA BEGIN SLUISLEDIGING
OPNAME 9.oo min NA BEGIN SLUI5LEDIGING
OPNAME -ia.3Omin NA BEGIN SLUISUEDIG1NG
OPNAME -IS.OOmin NA BEGIN SLUISLEDIGING
e Stroomsnelheid m O m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN BU SLUIS LEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
STR0OMSNEL.HEDEN IN m/i
T1O-3
opname 1,2,3 en 4
SCHAAL 1 : 4.000 M. 1 1 4 2
FIG. 63 A
OPNAME 2 3 , 3 0 min NA BEGIN SLUISLEPIGING
OPNAME 31.3Omin NA BEGIN SLUISLEDIGING e Stroomsnelheid = O m/i
STROOMBEELD EN-SNELHEDEN BU SLUISLEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
OPNAME 37.00min NA BEGIN SLUISLEDIGINC
1-1
OPNAME 3 6 , 0 0 milt NA ' BEGIN SLUISLE0IG1NC3
STROOMSNELHEDEN IN m/«
T1O-3
<E °5,6.7 P n a m gn 6
SCHAAL 1 : 4.OOO M. 1142
FIG. 63 B
J _ OPNAME 4O.3O min NA BEGIN SLUISLEDIG1NG
OPNAME 4S.OOmin NA BEGIN SLUISLEDIGIStG o Stroomsnelheid • O m / i
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN Bü SLUIS LEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
STROOMSNELHEPEN
IN m/i
T1O-3 SCHAAL V.4.OOO M. 1 1 4 2
FIG. 6 3 C
randvoorwaarden : met maximum debiaten van 75 en 12S m 3 /s asymmetrische driehoeklozing sluiskolk debietverdeling gelijkmatig snelheid tanker 2 , 0 8 m/s vaarrichting 20
STUURBOORD / f
1O
\
O N
si min
'
BAKBOORD
10 1OO
1
r
50
i
xen1
"5
1
l
O
ƒ
J
5O
ACH"rERUlir
1OO
1
\J\
vocDRUIT
4O i
1roer i
—
^
f0 -
0
11
1
STUURBOORD
2O
ifV
0
1 2O 40
f
v„
—**
J
BAKBOORD
8
STUURBOORD 1
4
^ \
O
• — • • • ! « - •m
•
•ME
BAKBOORD
4 400
200
400
BOO
12OO
1600
afstand tot sluisfront in m opname no, zie foto 4 0
12 1 1 1 1
tijdstip na begin sluis lediging
6
1
i I l I I I I I l II II 31.3O
~
boeg schip
min
GEDRAG INVARENDE TANKER T'JDENS SLUISKOLKLEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
22.3O
boeg schip
min
T1O-3
M. 1142
FIG. 6 4
-CM
-00
40
Tl 0-3. Gedrag invarende tanker
5
randvoorwaarden : stilstaand water snelheid tanker 1,95 m/s vaarrichting 20
STUURBOORD
V \
10
\
o
s
10
c E
1OO
* E o
50
+
BAKBOORD
— r
c
5O
°
100
l
ƒ
O
ACH!rERUIIr
voc3RUIT
40
STUURBOORD
20
+
O
u
20
ft»
O
JZ
4O e
"•
4
o ..
O
^*
,—
J
\
• -
.
-
BAKBOORD
A
\ \
.
-—-*.—-^
T \ \
J\
STUURBOORD
\ • !
— ^ 1
4OO
2OO
400
=s-———
BAKBOORD 16OO 12OO
8OO
afstand tot sluisfront in m opname no. 19 16 zie foto 41 I I I I I tijdstip na begin sluis lediging
6
12
+4-
-H-
31.3O
1 4-Hboeg schip
mtn
GEDRAG INVARENDE TANKER T'JDENS SLUISKOLKLEDIGING IN VOORHAVEN WESTERSCHELDE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
22.3O
boeg schip
min
T1O-4
M. 1 1 4 2
FIG. 6 5
ö
O -
41
Tl 0-4. Gedrag invarende tanker
25O m 3 / 6 -
12 5 mJ/s
12 5 m1/»
STROOMSNELHEDEN IN m/s
STROOMBEELD EN -SNELHEDEN
T6A--1J6A-2 SCHAAL 1MO.OOO
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 1142
FIG. 66,67
42
T6A-1. Oppervlakte-stroombeeld
43
T6A-2. Oppervlakte-stroombeeld
opname 1
opname 2
opname 3
opname 4
opname 5
opname 6
opname 7
opname 8
Tijdsinterval van de opnamen 30 seconden (model)
44
T6A-1, Stroombeeldreportage van het permanente stroombeeld
45
T6-1 . Drijverstroombeeld
46
T6A-1. Drifverstroombeeld
47
T6A-2. Drijverstroombeeld