Voordat we het ijs op gaan een korte uiteenzetting over wat we onder methodiek verstaan. Hoe bieden we wat aan in welke volgorde.
Als we de schaatsbeweging zouden kunnen vergelijken met een mandarijntje, dan besteden we in een les steeds aandacht aan een of twee partjes. Deze partjes noemen we afzet of plaatsing. Echter deze partjes apart zijn geen mandarijnen. Wat we in een les doen is stoeien met het mandarijnenpartje en het binnen die les ook weer terugplaatsen in het geheel, zodat het weer een mandarijn wordt, oftewel de gehele schaatsbeweging. Voor een les voor jeugd, betekent dit dat we in het aanlerende gedeelte stoeien met de thema’s en we dit in een eindopdracht of eindspel in de totaalbeweging terug laten komen. Bijv. je lesthema was remmen, dan kan je als eindspel Anna Maria Koekkoek spelen. Hoe stoeien we nou met thema’s? Stoeien klinkt alsof we maar wat doen maar ten grondslag ligt een vaste manier om een doel te bereiken. Kiezen we een reeks oefeningen, dan is het belangrijk dat we goed weten wat het uitgangsniveau is van de groep die we les geven. In het geval van jeugd dus de leeftijd en of het beginnende/gevorderde schaatsertjes zijn. Tijdens en na iedere oefening kijken en evalueren we goed om te bepalen of we door kunnen met de volgende oefening/opdracht.
Een schema om je te helpen om over de planning van je lessen na te denken zou er als volgt uit kunnen zien:
Opdr. 1
Opdr.1a
Opdr. 1b
????? Zie onder.
Opdr.2
Opdr. 2a
Opdr. 3
Opdr. 3a
Opdr. 4
Opdr. …
Opdr.2b
Opdr.….
=Je bent nog niet tevreden met de vaardigheden van je cursisten, er is meer oefening nodig om naar een moeilijker opdracht te gaan = De vaardigheid van je cursisten is groot genoeg om verder te gaan. Een ‘sub-opdracht’ (bijv. 2a) kan ook een reeks van oefeningen of opdrachten zijn, die je gebruikt om weer terug te kunnen keren naar je “basis-leslijn”. Vanzelfsprekend neemt zo’n omweg wel tijd in beslag, dus meestal zal je in zo’n geval je einddoel voor die les bij moeten stellen. Wij hebben dit schema de methodiekboom genoemd. Immers, de groene pijl aan de linkerkant is de stam van de boom. De a en b oefeningen zijn de zijtakken. Via die takken kom je in een les altijd weer uit op de stam van de boom.
De module verder op het ijs: 'De afzet' voor 5/6-jarigen: Ovaaltje maken van de pylonen, 2 overhouden. Op de 'rechte stukken' allebei halverwege een poortje maken met de overgebleven 2 pylonen. We gaan op wereldreis. En we gaan vliegen naar een héééél erg koud land: de Noord- of Zuidpool. Daar gaan we heen met het vliegtuig; armen wijd en telkens bij de dubbele pylonen tanken --> door de knieën zakken, billen naar het ijs en weer opstijgen. Aangekomen op de Noordpool. Vraag aan de kinderen wat voor dieren er allemaal leven op de Noordpool. De ijsbeer en pinguïn worden zeker genoemd. Opdracht 1: De ijsbeer IJsberen zijn dik en zwaar. De kinderen zijn nu ijsberen en met hun armen moeten ze een dikke buik maken en omdat ijsberen heel zwaar zijn, moeten ze een beetje door hun knieën zakken. En lekker breed plaatsen (een beetje met A-benen) Vraag de kinderen wat ijsberen allemaal eten. Opdracht 2: De ijsbeer die net gegeten heeft De ijsbeer heeft net een heleboel vis, snoep, vogels, etc. gegeten en is nu nog veel dikker en zwaarder dan hij al was. Nu moeten de kinderen een nog dikkere buik maken en nog wat verder door hun knieën zakken. Wat voor dieren woonden er ook alweer nog meer op de Noordpool? Opdracht 3: De pinguïn Pinguïns lopen een beetje met hun tenen naar buiten. Ze houden hun armen als vleugels langs hun lichaam en ze waggelen in een vrij hoog ritme van het ene op het andere been. Dan kun je voor 'tussenoefeningen' (3a, 3b, 3c) inspelen op de fantasie van de kinderen. Als zij roepen dat er ook vogels wonen, laat ze dan ook even een paar rondjes een vogel nadoen. Of een rendier. Laat de kinderen zelf ook een beetje meedenken en als je geen idee hebt hoe je een bepaald dier na moet doen, vraag je dat gewoon aan het kindje zelf. Dan kan je weer met het vliegtuig (of misschien nu wel met de straaljager) naar een warm land gaan vliegen (Afrika!) maar niet vergeten onderweg te tanken. Eventueel kan je, als ze bijna in Afrika zijn, het vliegtuig een noodlanding laten maken midden op de oceaan en dan moeten ze het laatste stukje met de boot (kanobewegingen maken). Aangekomen in Afrika. Vraag weer wat voor dieren er allemaal leven. - Olifant (hand aan je neus en andere arm erdoorheen steken) en doe hetzelfde als bij de ijsbeer - Slangen (armen voor je uit laten kronkelen en echt glijden van ene been op het andere) deze is voor de wat betere 5/6 - Giraffen (armen hoog boven je hoofd uit en zo lang mogelijk maken) ze gaan dan van het ene op het andere been stappen - Na de giraffe kunnen ze ook wel even een muisje spelen (zo klein mogelijk maken, maar toch kunnen blijven schaatsen) - Vogels met hele grote vleugels, door hele lange 'slagen' met de vleugels te maken gaan de kinderen vanzelf meer glijden en van het ene op het andere been stappen. Laat de kinderen nog wat dieren verzinnen en nadoen. Neem de boot om terug naar Europa te varen en het laatste stuk gaat met de trein terug
naar Amsterdam, instructeur voorop en de kindjes erachter vasthouden aan de lintjes, maar ze mogen er niet aan gaan hangen, ze moeten proberen mee te schaatsen in jouw slag! Terug op de Jaap Edenbaan mogen ze even een paar rondjes om het ovaaltje 'uitrijden' en dan is het tijd voor een spelletje. Schipper mag ik overvaren, maar dan met de dieren die ze vandaag allemaal zijn tegengekomen o.i.d.
De afzet voor 7/8-jarigen Laat de kinderen eerst even schaatsen om de pylonenbaan. Opdracht 1: Pinoccio Laat de kinderen touwtjes aan hun schaatsen binden en ze als de touwtjespop Pinoccio schaatsen. Dus: 1. touwtjes voor = knieën omhoog als je aan het touwtje trekt 2. touwtjes achter = voet naar achter optillen als je aan de touwtjes trekt Kan je ook verder in combineren (opdracht 1a, 1b) touwtjes kruizen enz Opdracht 2; Klokken Schaatsen op kerkklokken bim-bom-bim-bom lange slagen Schaatsen op een gewone klok tik-tak-tik-tak… korte slagen Dan een combinatie (opdracht 2a, 2b) zoeken tussen deze 2: bim-bom-tik-tak-bim-bomtik-tak (2 kort – 2 lang) Opdracht 3: Tellen In hoeveel slagen kan jij naar de andere kant van de pylonenbaan? Van pylon tot pylon steeds op een been. Eindspel: Tikspelletje
De afzet voor 9/11-jarigen Begin met de kinderen op de grote baan nog wat rondjes te laten rijden. Opdracht 1: Diep schaatsen Laat de kinderen afwisselend diep schaatsen en minder diep schaatsen. Variatie (1a) kan aangebracht worden door gebruik te maken van menselijke poortjes waar de kinderen onderdoor moeten. Opdracht 2: Springen Laat de kinderen van het ene naar het andere been springen, belangrijk is dat ze zich bij het neerkomen wel steeds goed klein maken. Variatie (2a, 2b) kan liggen in de breedte of versnelling. Opdracht 3: Smalle sloot Smalle sloot met een grote scheur in het midden. Je moet steeds van de ene kant van de sloot naar de andere kant van de sloot ‘springen’ om de scheur te ontwijken. Opdracht 4: Steigerun Probeer op een deel van de baan steeds harder te gaan schaatsen Afsluiting: Estafette
De Bocht, 11+ Laat de kinderen eerst een aantal rondes inrijden Opdracht 1: Dronkenman plaats je schaats kruislings voor je stand/glijbeen langs en doe dit om en om. Doel wat hiermee bereikt wordt: de schaats wordt op de buitenkant geplaatst. Dit gevoel van op de buitenkant plaatsen willen we met deze oefening bereiken. Deze oefening laten we uitvoeren in groepjes van 3. De dronkenman heeft links en rechts iemand om op te steunen Opdracht 2: Buitenkant glijden Ga glijden op de buitenkant van je schaats. Doel is om te voelen dat je schats grip heeft en die buitenkant en voel/kijk hoe die stuurt Opdracht 3: Tegen de boarding Ga bij de boarding staan en ga zo schuin hangen zoals je ook in de bocht zou doen. Opdracht 4: Op de krabbelbaan rondjes rijden Steun op de pylon en rij zo een bocht. Doel is dat je goed op de buitenkant van je linker schaats kan/durft te staan. Opmerking: héél belangrijk is de veiligheid. Vingers om de pylon en niet erin, pylon moet naast het lichaam gehouden worden, bij vallen de pylon los laten. Opdracht 4a: Alleen rechts Laat op de krabbelbaan een recht stuk schaatsen en laat ze staand/glijdend op hun rechterbeen in de bocht hangen, ondersteund door de pylon Afsluiting: Cirkel-estafette Eventuele tussenstap na oefening 1, in het geval deze te moeilijk zou zijn, is de volgende: - Zet de groep op de mat en laat ze droog pootje over doen, links-rechts-links-erover enz. Dit zou ook op de krabbelbaan in een kring kunnen waarbij iedereen elkaar vasthoudt. - Een tweede tussenstap zou kunnen zijn dit te oefenen op het ijs, steunend tegen de boarding, dus ook weer links-rechts-links-erover enz.