VOORBLAD Agendapunt 04 Jaarrekening 2014 en begroting 2016 Aan
Algemeen Bestuur
Datum
8 juli 2015
Kenmerk
RWB/DB/EdN/2015-0411
Status
Vaststellend
INLEIDING
Bij brief van 14 april 2015, kenmerk 2015-0224 heeft het Dagelijks Bestuur van de RWB de ontwerpjaarrekening 2014 en de ontwerpbegroting 2016 aan de colleges en raden aangeboden en gevraagd om daarop een zienswijze kenbaar te maken. De (concept) zienswijzen op beide stukken zijn ontvangen (zie bijgevoegd overzicht). Wij beseffen dat dit proces de nodige inspanning gevraagd heeft en danken u voor de vlotte en meewerkende houding in het aanleveren van de zienswijzen. Jaarrekening 2014 De jaarrekening sluit met een positief resultaat van €193.391. Het resultaat is grotendeels incidenteel. Bestemming jaarrekeningresultaat. Voorgesteld wordt om € 115.000 aan te wenden voor het eenmalig dekken van het begrotingstekort 2015. De overige resultaatvoorstellen zijn: - Budget i.v.m. nieuwe huisvesting - € 50.000 - Toevoeging knelpuntenpot personeel - € 26.515 - Aangegane verplichtingen duurzaamheid - € 13.000 - Resultaatbestemming conform voorstel bestuurscommissie KCV +€11.124 Gezien de zienswijzen stelt het DB voor in te stemmen met de resultaatbestemmingen.
KERN VOORSTEL + ARGUMENTEN
Begroting 2016 De begroting 2016 is sluitend. Uit de zienswijzen blijkt in meerderheid: Er wordt ingestemd met de ontwerpbegroting 2016 met de volgende kanttekeningen: - Een aantal gemeenten vraagt om een nadere onderbouwing voor de bijdrage jeugd, deze dient niet zonder meer ingezet te worden voor de algemene ZWO activiteiten - Een voortgangsrapportage over het uitvoeringsprogramma van de de Strategische Agenda in relatie tot het O&O-fonds wordt verwacht bij de 2 bestuursrapportage 2015 - NV REWIN levert bij de begroting 2018 een evaluatie aan over de inzet van extra budget voor acquisitie en promotie ten opzichte van de prestatienormen Gezien de zienswijzen stelt het DB voor: - In te stemmen met de ontwerpbegroting 2016 - De bijdrage van € 72.000 voor ZWO nu enkel aan te wenden voor 2016. In het portefeuillehouderoverleg ZWO in 2015 de discussie te voeren over de uit te voeren activiteiten en de invulling daarvan in 2016. De uitkomst van deze
-
-
discussie te agenderen voor de AB vergadering van 9 december 2015. Tevens in 2015 de discussie te voeren over de structurele ZWO activiteiten ivm met de begroting 2017 en volgende jaren. Een voortgangsrapportage over het Uitvoeringsprogramma van de de Strategische Agenda in relatie tot het O&O fonds op te stellen bij de 2 bestuursrapportage 2015 De NV REWIN te informeren over de ingebrachte zienswijzen.
De gemeenten zullen afzonderlijk worden bericht hoe is omgegaan met hun zienswijze. Bijgevoegd: De aanbiedingsbrief ontwerpjaarrekening 2014 en ontwerpbegroting 2016 van 14 april 2015. De ontwerpjaarrekening 2014 De ontwerpbegroting 2016 Het productplan REWIN 2016 Overzicht zienswijzen gemeenten
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Het Algemeen Bestuur besluit: 1. De ontwerp jaarrekening 2014 van de gemeenschappelijk regeling Regio WestBrabant vast te stellen 2. Het jaarrekeningresultaat van €193.391 conform voorstel vast te stellen 3. De ontwerpbegroting 2016 zoals door het Dagelijks Bestuur voorgesteld, vast te stellen 4. De jaarrekening 2014 en de begroting 2016 voor 15 juli in te dienen bij Gedeputeerde Staten van de provincies Noord-Brabant en Zeeland.
VOORBLAD Agendapunt 05 1e Bestuursrapportage 2015 GR RWB Aan
Algemeen Bestuur
Datum
8 juli 2015
Kenmerk
RWB/DB/EdN/2015-0412
Status
Vaststellend
INLEIDING
Conform de financiële verordening van de gemeenschappelijke regeling Regio WestBrabant wordt u de eerste bestuursrapportage over het boekjaar 2015 aangeboden. Deze rapportage dient voor 1 augustus van het lopende begrotingsjaar door het Dagelijks Bestuur aan het Algemeen Bestuur aangeboden te zijn. Deze bestuursrapportage is opgesteld in de ‘nieuwe programmastijl’, conform de Begroting 2015. Zoals u eerder in uw zienswijze heeft aangegeven hebben wij ons in deze rapportage beperkt tot afwijkingen. Een nieuwsbrief voegen we toe om u op de hoogte te brengen van de inhoudelijke voortgang. In de eerste bestuursrapportage wordt getoetst in hoeverre de ramingen in de begroting nog correct zijn, en of hier aanpassingen op nodig zijn waarvoor een begrotingswijziging wordt opgesteld. Bij deze bestuursrapportage treft u een begrotingswijziging aan. Deze is opgesteld voor het ramen van subsidies, het nieuwe project PUMA’s en de onttrekking uit de knelpuntenpot, reserve personele voorzieningen.
KERN VOORSTEL + ARGUMENTEN
Bij het opstellen van de begroting 2015 resteerde ons nog een taakstelling van € 115.000. Toen we met de ontwerpbegroting 2016 aan de slag gingen bleek de vastgestelde begroting een onvolkomenheid te bevatten, waardoor we in 2015 nog een bedrag van € 85.000 extra aan taakstelling hebben. In het resultaatbestemmingsvoorstel van de jaarrekening 2014 wordt voorgesteld om het tekort van € 115.000 incidenteel te dekken uit het positief resultaat 2014. Dit voorstel wordt behandeld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 8 juli, tegelijk met de behandeling van deze bestuursrapportage. Van het restant van € 85.000 is in deze rapportage al € 55.000 ingevuld. Er resteert nog een taakstelling van € 30.000, deze proberen we gedurende de rest van het jaar met incidentele middelen te dekken. Bij de tweede bestuursrapportage komen we hier bij u op terug. Naast de bovengenoemde mutaties zijn geen bijzonderheden te melden in deze bestuursrapportage.
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
e
Het Algemeen Bestuur stelt de 1 bestuursrapportage 2015 van de GR RWB vast en stemt daarmee in met de bijgevoegde begrotingswijziging.
Voorblad Agendapunt 06 Omschrijving: Stand van zaken Uitvoeringsprogramma Strategische Agenda Aan
Algemeen Bestuur
Datum
8 juli 2015
Status
Besluitvormend
Kenmerk
RWB/DB/AR/2015-0413
INLEIDING
Tijdens de Netwerkbijeenkomst op 17 maart 2015, hebben de colleges op hoofdlijnen ingestemd met het Concept-Uitvoeringsprogramma 2015-2016 van de Strategische Agenda West-Brabant. De aangebrachte focus en de daarbinnen geformuleerde speerpunten ontmoetten brede instemming. De concept-begroting van de RWB voor 2016 bouwt hierop voort. Het afgelopen kwartaal is gewerkt aan de concretisering van de nog wat abstracte speerpunten en doelen. De uitkomst daarvan in neergelegd in bijgevoegd overzicht.
KERN VOORSTEL
In het Uitvoeringsprogramma is gekozen binnen de thema’s Economie, Ecologie en Leefbaarheid voor een zevental speerpunten: Concurrerende economische structuur, Excellentere arbeidsmarkt, Attractief vestigingsklimaat, Energietransitie, Kwalitatief en Kwantitatief wonen en Mee in de maatschappelijke transformatie. In de vijfde kolom van bijgevoegd schema leest u in trefwoorden welke activiteiten daarvoor in 2015-2016 op de rol staan. Voor al die activiteiten is ook een bestuurlijk trekker beschikbaar, vaak in combinatie met een stuurgroep of portefeuillehoudersoverleg. Die gremia vormen ook de plekken waar de bespreking en afstemming op die vraagstukken plaatsvindt. Er zijn nogal wat projecten die rond bestuurlijke vraagstukken om verkenningen en nader onderzoek vragen om de oplossingen te kunnen aandragen. Verkenningen/onderzoeken die prima passen binnen de criteria van het Onderzoek& Ontwikkelfonds. Criteria die gericht zijn op het realiseren van de doelstellingen van de Strategische Agenda West-Brabant. In de laatste kolom treft u het overzicht aan van die projecten, die met een bijdrage uit het O&O-fonds uitgevoerd worden, of waarvoor een bijdrage gevraagd wordt. Deze opzet past geheel in de lijn van Redesign. Een beperkt aantal wethouders pakt een vraagstuk op onder begeleiding van een projectmedewerker van de RWB en een aantal gemeentelijke medewerkers. De uitkomst wordt breder gedeeld en
1
getoetst of het op West-Brabantse instemming kan rekenen. In de aanpak krijgen de verschillende disciplines een plaats en vaak ook de relevante externe partners. De uitkomst van een aantal van deze projecten zullen aan de Netwerkbijeenkomsten die volgen voorgelegd worden. Het overzicht is dynamisch van aard. Projecten eindigen en op instigatie van bestuurders komen er voorstellen voor volgende projecten.
ONDERLIGGENDE STUKKEN
Schematisch overzicht van projecten en activiteiten in het Uitvoeringsprogramma 2015-2016 Strategische Agenda West-Brabant.
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Het Algemeen Bestuur besluit: 1. Het Uitvoeringsprogramma 2015-2016 vast te stellen en dit naar de colleges en raden ter kennisname toe te sturen.
2
Voorblad Agendapunt 07 Inzet O&O fonds voor “vestigingsplannen” ECN en TNO Aan
Algemeen Bestuur
Datum
8 juli 2015
Status
Besluitvormend
Kenmerk
RWB/DB/CB/2015-0414
Investeren in het aantrekken van kennispartners is belangrijk voor innovatieve economische groei 1 In de Smart Specialisation Strategie van Zuid-Nederland (RIS3) is een SWOT analyse uitgevoerd, waaruit blijkt dat het aantrekken van publieke en private R&D investeringen van buiten de regio één van de uitdagingen is waarvoor de regio zich geplaatst ziet. Om dit te realiseren moet volgens RIS3 een sterkere kennisbasis gebouwd worden. Bij die basis gaat het bijvoorbeeld om het verkrijgen van meer innovatieactiviteiten van kennisinstellingen en grote bedrijven. Dit is vergelijkbaar 2 met de SWOT analyse die de regio West-Brabant heeft opgesteld , waaruit de beperkte aanwezigheid van kennisinstituten als een zwakte van de regio naar voren komt. INLEIDING
In de Strategische Agenda West-Brabant is Biobased Economy één van de speerpuntsectoren. In het Actieplan Economische Structuurversterking Regio 3 Zuidwest-Nederland wordt hierop aansluitend als één van de prioritaire acties in het topcluster Biobased Economy genoemd: het aantrekken van onderzoeksprogramma‟s, ofwel kennisinstellingen met voldoende fte‟s, die essentieel zijn voor kennisgeneratie en kennisverwaarding. Partijen als TNO, ECN (Energieonderzoek Centrum Nederland) en WUR (Wageningen University & Research centre) worden hierbij als specifieke voorbeelden genoemd. Het kunnen bieden van goede kennisinfrastructuur is elementair voor een gezonde basis onder een regionale economie. Het Holst Center op de High Tech Campus, TNO op de Automotive Campus en de Universiteit Maastricht met een sterke basis op Chemelot, zijn voorbeelden van ontwikkelingen die succesvol zijn dankzij de aanwezigheid van stevige kennispartners en een goede infrastructuur. Deze
1 2 3
Smart Specialisation Strategy, RIS3 Zuid, De kunst van het combineren, september 2013 Strategische agenda West-Brabant 2012-2020 Actieplan economische structuurversterking Regio Zuidwest-Nederland 2015-2016
1
aanwezigheid van stevige kennispartners en een goede infrastructuur maakt een regio interessant als vestigingsplaats voor bedrijven met internationale allure: meer en meer wordt het onderdeel uitmaken van een innovatief eco-systeem gezien als voorwaarde om de concurrentiekracht van een bedrijf te versterken. De aanwezigheid van goede kennispartners levert daardoor twee keer resultaat: enerzijds hoogwaardige arbeidsplaatsen bij de kennispartners zelf en anderzijds nieuwe bedrijvigheid die zich rondom die kennis wil vestigen.
Zowel ECN als TNO hebben aangeven dat zij mogelijk een deel van hun onderzoeksprogramma‟s en daarmee werknemers over willen plaatsen naar de regio West-Brabant. Als onderdeel van dit proces moeten business cases worden gemaakt waarmee de kansrijkheid en de randvoorwaarden voor het daadwerkelijk verplaatsen van activiteiten worden aangetoond en bepaald. ECN en TNO verwachten voor deze businesscases een bijdrage uit de regio WestBrabant. Voor West-Brabant is een bijdrage ook van belang, omdat daarmee positie wordt verworven in dit proces. Een proces dat enerzijds kan leiden tot hoogwaardige banen en anderzijds activiteiten naar de regio kan halen die acquisitiewaarde hebben voor het aantrekken van weer nieuwe bedrijven. KERN VOORSTEL
De provincie Noord-Brabant onderkent het belang van dit proces en heeft aangegeven bereid te zijn hiervoor een bedrag van maximaal € 75.000,beschikbaar te stellen. Het voorstel is om eenzelfde bedrag vanuit het O&O-fonds beschikbaar te stellen. Dit voorstel wordt ondersteund door het bestuurlijk kernteam, bestaande uit: Wethouder Van de Bosch (Steenbergen) Wethouder Linssen (Bergen op Zoom) Wethouder Zwiers (Moerdijk) Wethouder Bergkamp (Breda) Gezien de hoogte van het bedrag zal het AB RWB dit moeten accorderen.
ONDERLIGGENDE STUKKEN
Recente ontwikkelingen: Regionaal gezien zijn er met name vanuit het perspectief van de Biobased Economy drie kennisinstellingen van belang, te weten: TNO (m.n. biobased chemie), WUR (m.n. biobased – grondstof) en ECN (m.n. energie en biobased). ECN heeft, naar analogie van (het succesvolle initiatief) Solliance wat geland is in de Brainportregio, de provincie Noord-Brabant benaderd met de vraag of een vergelijkbaar traject opgezet kan worden om ECN in West-Brabant / Biobased Delta aan te laten sluiten. ECN heeft daarbij aangegeven een deel van haar kennisprogramma (en mensen) onder te willen brengen in de regio West-Brabant (met links naar Zeeland en Zuid-Holland). ECN ziet daarbij de volgende relevante ontwikkelingen:
2
ECN onderwerp uit eerste verkenning Biomassa voorbewerking (torrefactie)
Resource-efficient gebruik van residuen Biomassa vergassing
Biomassa verbranding Lignocellulose bio-raffinage Zeewier bio-raffinage
Industriele warmtehuishouding
Liquids Processing & conversion (nieuwe scheidingstechnologieën) Gas processing & conversion
Relatie met de regio Link met havengebied (biomassa invoer) en mogelijk AFC Nieuw Prinsenland (NPL) Agroreststromen, met name link NPL Activiteit mogelijk te koppelen met pyrolyse Moerdijk en opwerking gas bij Green Chemistry Campus (GCC) Link met Moerdijk / Energiecentrale Past bij ontwikkeling Biobased Delta (BBD) en specifiek rondom Moerdijk Past wellicht beter bij ontwikkelingen in Zeeland, maar ook GCC wil naar de 3 generatie grondstoffen (zie nieuwe business plan GCC) Duidelijke link met Duurzame Verbinding Moerdijk en Smart Delta Resources (grotendeels Zeeuws, klein deel West-Brabant), maar ook relevant richting NPL Geen duidelijke link naar één van de toplocaties. Wel belangrijke link naar het Vlaamse VITO Link naar GCC en activiteiten SABIC (sterk in het omzetten van gas naar chemie)
TNO heeft reeds eerder aangegeven zich nader met de regio te willen verbinden. Tot nu toe is dit vorm gegeven via het gezamenlijke onderzoeksprogramma Biorizon (TNO, VITO, GCC). Recentelijk (8 juni 2015) heeft TNO haar interesse in de regio herbevestigd en aangegeven dat zij graag „verder wil kijken dan alleen Biorizon‟. TNO is gevraagd om, vergelijkbaar aan ECN, te komen met een aantal ontwikkelrichtingen. De WUR neemt een bijzondere positie in. Zij heeft wat activiteiten in Zeeland (Proefboerderij de Rusthoeve) en is aangesloten bij Biorizon, maar tegelijkertijd lijkt ze zich ook nadrukkelijk te concentreren rondom Wageningen. In het business plan van de Green Chemistry Campus is aangegeven dat als marktfocus de nadruk zou moeten liggen op het creëren van biobased bouwstenen die een op olie gebaseerde bouwsteen kan vervangen (zogeheten drop-in chemicals), en op producten die geschikt zijn voor „fast moving consumer goods (FMCG)‟ (bv Super Absorbant Polymers in luiers). De producenten in de FMCG zijn gewend om met relatief grote snelheid nieuwe producten of aanpassingen aan producten in te voeren. Partijen als SABIC en Avantium leveren aan deze producenten (bv Proctor & Gamble, Unilever en Coca Cola [de „plant bottle‟]). TNO geeft aan dat zij met name interesse heeft in de FMCG trajecten, terwijl ECN zeer goed is in de „drop-in chemicals‟. Met andere woorden: de partijen zijn
3
complementair aan elkaar en lijken zeer goed te passen bij de business waarin een aantal West-Brabantse partijen actief zijn. ECN en TNO staan dus beide in principe zeer positief ten opzichte van vestiging in West-Brabant. Echter, de genegenheid van ECN en TNO moet snel worden omgezet naar een concrete propositie. Van ECN weten we dat ze voor eind van dit jaar een besluit willen nemen over eventuele huisvesting in de regio. Daarbij zijn ze bereid om „exclusiviteit‟ af te geven. Van TNO hebben we nog geen duidelijke tijdslijn, maar wij verwachten dat dit medio 2016 zal zijn. Aanwezigheid van ECN, TNO (en op termijn WUR/DLO) in de regio legt een goede basis voor de verdere ontwikkeling van de toplocaties Green Chemistry Campus, AFC Nieuw Prinsenland en het havengebied Moerdijk. Het belang van de komst van de kennispartijen voor de regio is bovenstaand aangegeven, echter ECN en TNO willen graag vooraf onderzoeken of de activiteiten die zij willen decentraliseren ook succesvol in WestBrabant gedaan kunnen worden. Van business case naar onderzoeksprogramma’s naar innovatie Het vooraf onderzoeken of activiteiten in de toekomst succesvol in de regio gedaan kunnen worden vergt het opstellen van „business cases‟. Betrokkenheid van industrie, kennispartners en overheid moet uit deze cases duidelijk worden. Ook dient duidelijk te worden welke randvoorwaarden ingevuld moeten worden om de uitvoering van de onderzoeksprogramma‟s mogelijk te maken. Omdat TNO en ECN mensen vanuit hun huidige woon/werkomgeving moeten gaan verplaatsen, moet ook gekeken worden naar verhuisaspecten. Met andere woorden: er moet een volledige uitwerking komen in de vorm van een „vestigingsplan‟ voor deze instanties. Omdat het over meerdere business cases gaat, moet met veel bedrijven en kennispartijen gesproken worden. Het heeft daarbij de voorkeur dat deze „vestigingsplannen‟ niet (helemaal) door TNO en ECN zelf worden uitgewerkt. Een onafhankelijke adviseur zal gevraagd worden om het proces te begeleiden en het merendeel van het benodigde uitzoekwerk voor zijn/haar rekening te nemen. Dit is vergelijkbaar met het proces rondom Solliance in Eindhoven. Het voordeel van een onafhankelijke adviseur is dat „belangenverstrengeling‟ en „slager-keurt-eigen-vleeseffecten‟ voorkomen kunnen worden. Uiteindelijke resultaat van de studie(s) moet zijn dat ECN en TNO zoveel comfort vinden in de regio dat zij de bereidheid hebben om de onderzoeksprogramma‟s vanuit de regio vorm te geven en (in totaal) 30-50FTE hoogwaardige arbeidsplaatsen naar de regio te verplaatsen (indien mogelijk inclusief bestaande onderzoeksinfrastructuur). ECN heeft uitgesproken dat, gezien haar ervaringen met Solliance, een dergelijke studie € 100.000 zal kosten. Voor TNO moet een vergelijkbaar traject worden gevolgd wat een extra investering van € 100.000 zou betekenen. Omdat werkzaamheden voor beide instanties elkaar deels zullen overlappen, zou hierbij economisch voordeel te behalen moeten kunnen zijn. Op dit moment is de 4 verwachting dat de totale kosten € 150.000 – 200.000 zijn.
4
Ter vergelijking: de Deloitte studie voor de Biobased Delta heeft € 130.000 gekost.
4
Standpunt provincie Noord-Brabant Ondertussen is intensief met de provincie gesproken over het belang van de vestiging van ECN en TNO voor West-Brabant. De provincie onderkent dit en heeft aangegeven eventueel bereid te zijn om maximaal € 75.000 bij te dragen aan de benodigde studies voor ECN en TNO. Vraag aan O&O fonds Regio West-Brabant Ook is inmiddels overleg gevoerd in de regio West-Brabant met de wethouders Economische Zaken van de gemeenten Breda, Moerdijk, Steenbergen en Bergen op Zoom (de gemeenten waar de meeste impact verwacht wordt). Zij onderkennen eveneens het belang en steunen het voorstel om voor dit proces middelen uit het O&O-fonds beschikbaar te stellen. Om een gelijkwaardige partner te zijn ten opzichte van de provincie wordt het O&Ofonds gevraagd om eveneens een bijdrage te leveren van maximaal € 75.000. Maximaal omdat op basis van de verdere besprekingen met ECN en TNO moet worden bepaald wat exact de uitwerking zou moeten zijn en wat dit vervolgens zou mogen kosten. Het voorstel is om als regio in de pas te lopen met de provincie Noord-Brabant, oftewel de kosten van het maken van de vestigingsplannen worden fifty-fifty door de regio West-Brabant en de provincie Noord-Brabant gedeeld, waarbij voor West-Brabant een maximum van € 75.000,- geldt. Uitvoering en randvoorwaarden Het heeft onze voorkeur om de uitvoering van de opdracht via de Green Chemistry Campus te laten verlopen. Een mogelijk alternatief zou RWB of REWIN kunnen zijn, een en ander afhankelijk van het overleg met de marktpartijen en de provincie Noord-Brabant. Daarnaast is de insteek om een stuurgroep in te stellen, waarin vertegenwoordigers van de regio plaats kunnen hebben, zodat ook via deze stuurgroep gewaakt kan worden voor een objectief proces, zowel wat betreft activiteiten als de uiteindelijke vestigingsplaat: ECN en TNO zullen hun opstellingen daar willen vestigen waar ze het meest kansrijk zijn. Een open rapportage zal aan direct belanghebbende beschikbaar worden gesteld. Qua organisatie zou gewerkt kunnen worden met het volgende model: Stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de Regio, Provincie, REWIN, Biobased Delta, toplocaties (Nieuw Prinsenland, GCC, Moerdijk), ECN en TNO. Stuurt het project, bewaakt tijdslijnen, verzorgt ingangen bij bedrijven indien nodig en waakt voor hoogwaardige rapportage en bredere regionale gedachte. Adviesraad bestaande uit vertegenwoordigers vanuit de regio, toplocaties en opleidingsinstituten. Geeft gevraagd en ongevraagd advies aan de projectleiding en stuurgroep. Stuurgroep en projectleiding moeten bepalen hoe zij met het advies om willen en kunnen gaan. Projectleiding is de opdrachtgever richting derde partij, waakt over de voortgang en tijdslijnen. Zorgt er voor dat alles op tijd wordt opgeleverd conform verwachtingen. Werkgroepen zorgen voor de uitwerking van de verschillende business cases die door ECN en TNO worden aangereikt. TNO en ECN spelen zelf een belangrijke rol in de werkgroepen.
5
Uiteraard moet deze structuur met betrokken partijen nog verder worden uitgewerkt. Voorgesteld wordt om deze uitwerking te laten begeleiden door een bestuurlijk kernteam bestaande uit de volgende wethouders: Wethouder van den Bosch (Steenbergen) Wethouder Linssen (Bergen op Zoom) Wethouder Zwiers (Moerdijk) Wethouder Bergkamp (Breda) Tot slot: duidelijk moet zijn dat middelen vanuit West-Brabant alleen beschikbaar worden gesteld indien in het onderzoek exclusief naar de regio West-Brabant wordt gekeken, en er heldere afspraken zijn gemaakt over de manier waarop met de resultaten van het onderzoek wordt omgegaan. Dit mag niet vrijblijvend zijn.
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Het Algemeen Bestuur besluit: 1. In te stemmen met het beschikbaar stellen van een bedrag van maximaal € 75.000,- voor het maken van “vestigingsplannen” voor ECN en TNO ten laste van het O&O-fonds. Voorwaarden hierbij zijn: dat de provincie Noord-Brabant eenzelfde bedrag beschikbaar stelt; dat inzet van middelen alleen plaatsvindt nadat heldere afspraken zijn gemaakt over exclusiviteit en de manier waarop met de resultaten van het onderzoek zal worden omgegaan; de onderhandeling over deze afspraken te mandateren aan het hierboven genoemd bestuurlijk kernteam.
6
Voorblad Agendapunt 08 Sectorplan regio West-Brabant Aan
Algemeen Bestuur
Datum
8 juli 2015
Status
Besluitvormend
Kenmerk
RWB/AB/CB/2015-0415 Sectorplan Tot 15 september 2015 kan een samenwerkingsverband bestaande uit ten minste een werkgeversorganisatie en een werknemersorganisatie een sectorplan (zogeheten Asscher-gelden) indienen bij het Ministerie van SZW. In een sectorplan worden maatregelen opgenomen die de overgang bevorderen van werk of werkloosheid naar (ander) werk in hetzelfde of een ander beroep. Alle maatregelen moeten zijn gericht op vervulling van vacatures door het aan het werk helpen of houden van mensen die (nu of op termijn) met werkloosheid worden bedreigd of nu al zonder werk zitten. De maatregelen in deze sectorplannen worden door het samenwerkingsverband zelf gefinancierd. De cofinanciering door SZW bedraagt maximaal 50% van de projectkosten. Naast minimaal een werknemersorganisatie en een werkgeversorganisatie kunnen provincies, (centrum)gemeenten en opleiding- en ontwikkelfondsen een actieve rol spelen.
INLEIDING
Aanleiding Gezien de problemen op de arbeidsmarkt in West-Brabant, is in het Actieplan Economische Structuurversterking de prioritaire actie opgenomen om een regionaal sectorplan op te stellen. Dit sectorplan ligt nu voor en richt zich met name op banen in Maintenance (met nadruk op Luchtvaart) en Logistiek. Dit gezien de - te verwachten - problemen die deze sectoren ervaren op de regionale arbeidsmarkt wat betreft de invulling van vacatures met gekwalificeerd personeel. In totaliteit is het doel van het sectorplan West-Brabant om 320 arbeidsplaatsen in te vullen. Om dit te realiseren zullen alle bestanden bij de 19 gemeenten en het UWV in West-Brabant en wellicht daar buiten doorgelicht gaan worden om de 320 kandidaten te selecteren. Te selecteren om ze vervolgens middels om-, her- en bijscholing geschikt te maken voor de vraag van het bedrijfsleven. Partners: Het (beoogd) samenwerkingsverband voor het sectorplan van West-Brabant bestaat uit: NV REWIN (hoofdaanvrager), De Brabants Zeeuwse Werkgeversvereniging (BZW, werkgeversvereniging) , De Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV, werknemersvereniging), Stichting Werk en Vakmanschap (participatie in beraad) De Regio West-Brabant (RWB).
1
Naast deze partijen zijn het regionale bedrijfsleven, gemeenten, het UWV, het ROC West-Brabant en de provincie Noord-Brabant (PNB) betrokken bij het opstellen van het sectorplan. NV REWIN is de (beoogd) hoofdaanvrager. NV REWIN wordt door de samenwerkende partijen gemachtigd om hen in en buiten rechte namens hen op te treden. De betrokken partners geven aan dat zij in staat zijn de in het sectorplan opgenomen maatregelen binnen de gestelde tijd uit te voeren. Kosten: De kosten van dit sectorplan bedragen circa € 4 miljoen, waarvan het ministerie van SZW € 2 miljoen subsidieert. De overige € 2 miljoen komen van bijdragen uit bedrijfsleven en de uren inzet van de partners in het Werkgeversservicepunt (gemeenten, UWV en SW-bedrijven) en de coöperatie Werk en Vakmanschap. Het sectorplan dat nu voorligt is door het rpA ontwikkeld, dus samen met de partners uit bedrijfsleven (werkgevers en werknemers). In het rpA bestuur zitten zes wethouders Sociale Zaken uit West-Brabant (Bergen op Zoom, Etten-Leur, Breda, Oosterhout, Moerdijk en Roosendaal). Aan het slagen van dit plan wordt door hen grote waarde gehecht. Naast het maatschappelijke vraagstuk van werkloosheid verkleinen, is er ook een groot financieel belang voor de gemeenten mee gemoeid. Immers, iedere kandidaat die uit de bestanden van de gemeenten verdwijnt levert maatschappelijk een financiële besparing op. Bovendien zet het rpA hiermee in op het vergroten van de instroom in de techniek. De zes rpA wethouders en ook de wethouder SZ van Woensdrecht hebben aangegeven hiermee in te kunnen stemmen omdat zij inhoudelijk hebben beoordeeld dat het van groot nut en noodzaak is dat we deze vacatures gaan invullen. Het Rijk verlangt voor de € 2 miljoen subsidie van de regionale overheden (PNB en RWB) een garantstelling van 80%. Deze is als volgt verdeeld: a. PNB heeft aangegeven dit voor € 1.2 miljoen van de subsidie te willen doen. b. Voor het restant, wordt de RWB gevraagd garant te staan. Dit betekent een feitelijke garantstelling van € 640.000,- dat aan het Algemeen Bestuur van de RWB wordt gevraagd. Opbrengsten: Iedere werkzoekende die, als kandidaat voor een baan naar aanleiding van onze inspanningen, een bestand verlaat, levert aan maatschappelijke kostenbesparing gemiddeld € 13.000,- op. Uitgaande van 100 kandidaten, die uit zo’n bestand komen, levert dus een directe structurele besparing aan maatschappelijke kosten op van € 1.300.000,- op. Voor kandidaten, die van werk naar werk bemiddeld worden, geldt dit niet. Vandaar de beperking tot 100 kandidaten voor deze rekensom. De indirecte maatschappelijke baten zijn natuurlijk ook aanzienlijk.
KERN VOORSTEL
Risico: a. De garantstelling is een eis van het ministerie om, bij het niet behalen van de ambities, de subsidie terug te kunnen vorderen. Het ministerie heeft aangegeven dat de beoordeling voornamelijk zal plaatsvinden op activiteiten en in mindere mate op
2
behaalde aantallen (combinatie van resultaat- en inspanningsverplichting dus). Dit vermindert het risico op terugbetaling. b. de garantstelling omvat 2 elementen: allereerst de “harde” projectkosten (accountant, projectleider, marketing e.d.) tot een bedrag van € 218.000,-. Het tweede element is de financiering van de trajecten: zoeken en leveren van werkzoekenden, tot een bedrag van € 422.000,-. Alleen voor het bedrag van € 218.000,- loopt de RWB risico om deze terug te moeten betalen, omdat deze kosten al op voorhand uitgegeven worden. Dit geldt alleen als er geen plaatsingen gerealiseerd worden. In dat geval zijn de projectkosten al uitgegeven, zonder resultaat. Voor het tweede deel (trajecten), krijgen de partners (gemeenten, UWV, Werk en Vakmanschap) pas financiering als ook daadwerkelijk een werkzoekende geplaatst is. Dit sluit risico op terugbetaling volledig uit. De kwaliteit van de administratieve organisatie van dit project is van groot belang voor de beoordeling van het risico dat we als RWB lopen. Daarom stelt het Dagelijks Bestuur voor om, voordat een euro besteed wordt, aan onze huisaccountant, Baker en Tilly, een beoordeling van die kwaliteit te vragen.
Voorstel systematiek garantstelling 1. REWIN dient als hoofdaanvrager het Sectorplan West-Brabant in bij het ministerie van SZW, inclusief de hierbij gevraagde garantstelling; 2. RWB vrijwaart REWIN volledig voor het financiële risico dat zij loopt als hoofdaanvrager van het Sectorplan middels de “uitvoeringsovereenkomst en garantstellig” 3. Op haar beurt wordt RWB gevrijwaard voor financiële risico’s door de dekking ten laste van het Onderzoek & Ontwikkelfonds te brengen. Voorstel aan Algemeen Bestuur Gelet op het belang van het succes van het Sectorplan en de betrokkenheid van partners uit bedrijfsleven en Rijk en PNB, stelt het dagelijks bestuur voor om in te stemmen met het afgeven van een garantstelling aan REWIN van een bedrag van € 640.000,-. Mocht de garantstelling ingeroepen moeten worden stelt het dagelijks bestuur voor om dit te dekken uit het Onderzoek & Ontwikkelfonds tot een maximaal bedrag van €218.000,-.
ONDERLIGGENDE STUKKEN
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
1. 2. 3.
Sectorplan West-Brabant; Concept-Uitvoeringsovereenkomst en garantstelling; Concept-Samenwerkingsovereenkomst
Het Algemeen Bestuur besluit: 1. In te stemmen met concept sectorplan en de directeur-secretaris van RWB op te dragen om in overleg met de andere partners voor verdere afwerking zorg te dragen; 2. In te stemmen met de formele participatie van RWB in het samenwerkingsverband sectorplan West-Brabant, en de directeur-secretaris op te dragen in overleg met de
3
3.
4. 5.
6.
7. 8.
andere partners de samenwerkingsovereenkomst te vervolmaken en hem te mandateren om deze namens RWB te mogen tekenen; In te stemmen met het uitgangspunt dat REWIN (als hoofdaanvrager van het sectorplan regio West-Brabant) door RWB wordt gevrijwaard wat betreft de uitvoerende werkzaamheden en de financiële risico’s; De directeur-secretaris van RWB op te dragen hiervoor in overleg met REWIN een uitvoeringsovereenkomst en garantstelling op te stellen; Directeur-secretaris te mandateren om, na instemming van de wethouders Sociale Zaken, die zitting hebben in het rpA, deze overeenkomst namens RWB te ondertekenen. Voor de daadwerkelijke uitvoering van het project zal de huisaccountant gevraagd worden een beoordeling te geven over de kwaliteit van de administratieve organisatie; Met in achtneming van de besluiten onder 1 t/m 6, stemt het Algemeen Bestuur in met een formele garantstelling van RWB aan REWIN ter hoogte van € 640.000,-; In te stemmen met het voorstel van het Dagelijks Bestuur om de eventueel krachtens de garantstelling door het ministerie van SZW van de RWB terug te vorderen middelen te dekken uit het Onderzoek & Ontwikkelfonds tot een maximaal bedrag van € 218.000,-.
4