Voorblad Agendapunt 3 Samenstelling Presidium Bestuurscommissie
Sociaal Economische Zaken
Datum
1 oktober 2013
Status
Ter vaststelling
INLEIDING
KERN VOORSTEL
ARGUMENTEN
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Met het vertrek van de wethouders Grootenboer en Smit zijn 2 vacatures in het presidium van SEZ ontstaan. Het gaat hierbij respectievelijk om de portefeuilles logistiek/ruimte en arbeidsmarktbeleid. Voorgesteld wordt wethouder J.P.Schouw te benoemen in het presidium als portefeuillehouder Logistiek/Ruimte. Voorgesteld wordt wethouder H.Verbraak te benoemen in het presidium als portefeuillehouder Arbeidsmarktbeleid Geconstateerd moet worden dat gezien de verkiezingen het huidige presidium nog circa 3 a 4 keer bij elkaar zal komen. In dit kader is voor wat betreft dit voorstel met name gekeken naar een praktische invulling, met portefeuillehouders die zijn ingevoerd op het betreffende onderwerp. Wethouder Schouw heeft zitting in de stuurgroep Logistiek en is uit dien hoofde goed ingevoerd in betreffende portefeuille. Voor wethouder Verbraak geldt hetzelfde op het onderdeel arbeidsmarktbeleid gezien zijn functie als vice-voorzitter van het rpA. Instemmen met voorgestelde benoemingen
VOORBLAD Agendapunt 5 Regionale Agenda Werklocaties Bestuurscommissie
Sociaal Economische Zaken
Datum
1 oktober 2013
INLEIDING
Bij de vaststelling van de Regionale Agenda Werklocaties (RAW) is een actiepuntenlijst opgenomen. Momenteel zijn er slechts ontwikkelingen te melden over een tweetal onderwerpen: Nimby en Herstructurering. Onderstaand treft u een overzicht aan van de stand van zaken met betrekking tot die onderdelen.
1. Nimby (risico- en hinderbedrijven) In de periode vanaf eind 2012 tot nu, heeft de Provincie via de RRO’s en de ambtelijke werkgroepen het nieuwe beleid inzake Nimby-bedrijven uitgedragen. Het gaat daarbij om ondernemingen die overlast veroorzaken voor hun directe omgeving. Lange tijd was het provinciale beleid erop gericht deze bedrijven zoveel mogelijk te verplaatsen naar regionale bedrijventerreinen, maar inmiddels groeit het besef dat dit vaak leidt tot verplaatsing van het probleem. Binnen de nieuwe Nimby-aanpak kijken bedrijven en gemeenten samen naar mogelijkheden om de overlast op de locatie zélf te verminderen of op te lossen. In een open dialoog zoeken ze naar mogelijkheden vanuit het gemeenschappelijke belang: ruimte voor werken en ondernemen. Lukt dat niet? Dan wordt eerst gezocht naar een oplossing binnen de gemeentegrenzen. Verplaatsing naar een regionaal bedrijventerrein is pas de laatste stap. De bedoeling is dat de vernieuwende aanpak de komende tijd – met financiële steun van de provincie – wordt getest in een aantal pilotprojecten. De gemeenten hebben op verzoek van de provincie typische Nimby-voorbeelden geïnventariseerd. Deze inventarisatie is eind 2012 afgerond. Op basis van de hierna genoemde criteria zijn voor onze regio een viertal kansrijke projecten in beeld: Bergen op Zoom (1x), Woensdrecht (2x) en Zundert (1x).
STAND VAN ZAKEN RAW
Eerder is afgesproken dat er financiële middelen beschikbaar kwamen voor de aanpak van Nimby-situaties. Omdat de Algemene Subsidieverordening (ASV) in 2013 door Provinciale Staten is aangepast, konden er alleen financiële middelen beschikbaar worden gesteld in de vorm van een subsidieregeling. Dit heeft ervoor gezorgd dat er wat vertraging is in de voortgang. In totaal is een bedrag van bijna € 4 miljoen beschikbaar gesteld. Het grootste deel van dit bedrag, ruim € 3 miljoen is bedoeld voor het oplossen van hinderproblemen op de bestaande locatie. Subsidie is vastgesteld Op 18 juni jl. is de subsidieregeling door het college van GS vastgesteld. De criteria zijn gelijk aan het Nimby-beleid zoals eerder door het college GS is vastgesteld. Op grond van de subsidieregeling voor de aanpak van Nimby-situaties door gemeenten gelden als belangrijkste voorwaarden: • aanpak moet passen in Nimby-ladder, dat wil zeggen: het moet gaan om een oplossing van een Nimby-probleem op de huidige locatie of een verplaatsing van het bedrijf aansluitend bij een bestaande planologische verstoring. Dus geen verplaatsing naar een bedrijventerrein elders! • met de oplossing van het Nimby-probleem moet door alle betrokken partijen worden ingestemd. • de oplossing moet binnen de financiële ruimte van de subsidieregeling en de beschikbare termijn tot eind 2015 worden gerealiseerd. • de Nimby-problematiek kan niet worden opgelost door aanscherping vergunning of door handhaving. Daarnaast wordt, om nieuwe Nimby-situaties te voorkomen, de mogelijkheid geboden om een beheersmodel te ontwikkelen voor een bedrijventerrein. Hiervoor gelden als voorwaarden dat het een relatief nieuw terrein moet betreffen en dat de gevestigde bedrijven als eerste stap daadwerkelijk een beheersorganisatie oprichten.
Inmiddels zijn de gemeenten die projecten hebben aangemeld, op de hoogte van de subsidieregeling. Daarnaast zijn ze specifiek geïnformeerd over wat de aandachtspunten voor hun gemeente zijn ten aanzien van de subsidiecriteria. De subsidieverzoeken moeten zijn ingediend voor 1 maart 2014. Nieuwe aanmeldingen Doordat er een subsidieregeling is vastgesteld waarin criteria zijn opgenomen voor de toewijzing van subsidieverzoeken hoeft er geen selectie plaats te vinden uit de aangemelde projecten. Een andere consequentie is dat er naast de reeds aangemelde projecten ook nieuwe verzoeken kunnen worden ingediend. Dit is tot nu toe gedaan door de gemeenten Helmond en Geertruidenberg. De Provincie heeft aangegeven dat nieuwe verzoeken in volgorde van binnenkomst, na de beoordeling en subsidiebeschikkingen van de bestaande aanmeldingen, worden behandeld.
2.
Herstructurering
In het Economisch programma 2020 van de provincie en de daaruit geformuleerde Strategie Werklocaties zijn de ambities ten aanzien van de kwalitatieve impuls van bedrijventerreinen geformuleerd. Ten aanzien van bedrijventerreinen krijgen de oorspronkelijk herstructureringsdoelstellingen van een kwantitatieve (hectares) een meer kwalitatieve (duurzaamheid, economie) inslag. Het gaat daarbij om het versterken van bedrijventerreinen en werklocaties die voldoen aan bepaalde criteria. Op basis van een door Buck uitgevoerde (economische) analyse en aan de hand van de toepassing van een zgn. “vitaliteitsindex” is een “short-list” opgesteld. In het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) van 26 juni jl. is de scorelijst besproken. In dat overleg is aangegeven dat de “shortlist” gebaseerd is op een aantal objectieve criteria, die nog “ongewogen” zijn. Bovendien moet er nog een koppeling worden gemaakt met het lokaal aanwezige draagvlak en de beschikbare financiële middelen. Voorts is afgesproken dat gemeenten de mogelijkheid hebben om, via een goede onderbouwing en motivering in relatie tot het maatschappelijk belang, alsnog bedrijventerreinen aan de shortlist toe te voegen. Lopende projecten, bijvoorbeeld van de BOM/BHB, gaan gewoon door. Om invulling te geven aan de voornoemde “weging”, is inmiddels via de BOM een korte vragenlijst uitgezet bij die gemeenten die op de scorelijst voorkomen. Voor West Brabant waren dat de gemeenten Bergen op Zoom, Breda, Etten Leur, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Werkendam en Woensdrecht. Met de contactambtenaar van de betreffende gemeenten zal door de provinciale projectleider, samen met de procesmanager van de BOM, op korte termijn een overleg worden ingepland om de herstructureringsopties nader te concretiseren. Dit in verband met de inzet van de BOM-BHB, de nieuwe PHP subsidieregeling en inzet van het Provinciaal Ontwikkelbedrijf. Voor de andere gemeenten geldt dat, indien er sprake is van een herstructureringslocatie met een "maatschappelijk belang" én de gemeente dat ook (financieel) wil oppakken, dit kan worden aangemeld bij de provinciale projectleider. Verder is van belang om te melden dat in het RRO van 26 juni jl. is besloten om de “Werkgroep Werken” (contactambtenaren SEZ) opdracht te geven om –aan de hand van de analyse van BCI- in samenspraak met de provincie, een regionaal herstructureringsprogramma op te stellen en ter vaststelling te agenderen voor het RRO van december 2013. De provincie Noord Brabant heeft voor de gehele provincie financiële middelen ter beschikking via de BOM-BHB (circa 50 miljoen revolverend), de PHP-regeling (20 miljoen subsidie) en via het provinciaal Ontwikkelbedrijf (circa 40 miljoen revolverend). Genoemde bedragen zijn voor een groot deel al ingezet in lopende projecten. De PHP-subsidieregeling voor 2014 bedraagt circa 7 miljoen. ADVIES VOOR BESLUITVORMING
1. Ter kennisneming
VOORBLAD Agendapunt 8 Regionaal Detailhandelsbeleid Bestuurscommissie
Sociaal Economische Zaken
Datum
1 oktober 2013 Algemeen In het overleg van juni jl. heeft u besloten om in te stemmen met een actualisatie van het regionaal detailhandelsbeleid. Detailhandel is nl. een essentieel onderdeel van onze regionale economie. Enerzijds is deze sector een belangrijke generator van banen, anderzijds vormt detailhandel een belangrijke bouwsteen van ons woon- en leefklimaat en daarmee een belangrijke factor voor ons economisch functioneren in meer algemene zin. Huidig beleid In 2009 is door de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant de “Visie op de detailhandelsstructuur 2009-2020” opgesteld (inclusief convenant). Dat convenant was primair gericht op een betere regionale afstemming van detailhandelsinitiatieven met een bovenlokale reikwijdte. Het doel van de regionale afspraken was vooral het voorkomen van structuurverstorende detailhandelsinitiatieven. Uitgangspunt daarbij was een sterke gemeentelijke autonomie, maar waar nodig wel regionale afstemming. De rol van de daarvoor samengestelde retailcommissie was hierbij voornamelijk toetsend. Waarschijnlijk als gevolg van onder meer de economische crisis is er in de afgelopen periode echter geen sprake geweest van nieuwe bovenlokale initiatieven die gemeld hadden moeten worden. Door het ontbreken van regionale afstemming, toetsbare initiatieven en de hiervoor noodzakelijke (handhavings-) instrumenten, kan worden geconcludeerd dat de concrete resultaten van het huidige beleid teleurstellend zijn.
INLEIDING
(Nieuwe) ontwikkelingen Sinds de totstandkoming van de voornoemde regionale visie en bijbehorend convenant is de wereld behoorlijk veranderd. Ontwikkelingen zoals gebruik van internet (en daaraan verbonden afhaalpunten), de economische crisis, passantenaantallen die onder druk staan, veranderend koopgedrag, toenemende mobiliteit, etc. hebben grote gevolgen gehad voor de detailhandel. In overleg met de Provincie wordt momenteel gezocht naar een methode om het regionale detailhandelsbeleid te “moderniseren”. Daartoe heeft de Provincie een onafhankelijk “Expertteam detailhandel” samengesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van overheid en bedrijfsleven. Dat expertteam is gevraagd om een advies uit te brengen aan regio’s en provincie over de manier waarop we de detailhandelsstructuur vitaal en toekomstbestendig kunnen houden. Recentelijk heeft het expertteam een advies uitgebracht. Daarin wordt onder andere geconcludeerd dat detailhandel geen groeimarkt meer is en dat meer en meer sprake is van een regionale markt, die vraagt om afstemming op dat schaalniveau en gericht is op een vitale en toekomstbestendige detailhandelsstructuur. Daarvoor zullen in zowel het provinciaal, als regionaal en lokaal beleid, keuzes gemaakt moeten worden over het voorzieningenniveau. Het onderwerp “detailhandel” is ook in het RRO (Regionaal Ruimtelijk Overleg met de Provincie) van 26 juni jl., uitvoerig besproken. Daar is o.m. aangegeven dat de overheid er niet is om de individuele ondernemer te geleiden, maar wel zorg dient te dragen voor het kader en de randvoorwaarden. Verder is geconstateerd dat de markt om sturing/regie van de overheden vraagt. Voorts is in dat overleg melding gemaakt van een partiële herziening van de
Structuurvisie RO en een Ontwerp Verordening Ruimte 2014, die op 13 september jl. ter visie zou worden gelegd. De wijzigingen met betrekking tot de detailhandel in deze provinciale nota’s hebben vooral betrekking op de noodzaak en verplichting tot regionale afstemming. De gemeenten zijn hierover reeds schriftelijk geïnformeerd. Tevens is daarbij gemeld dat door de Provincie in september/oktober een bestuurlijke bijeenkomst zal worden georganiseerd, om te komen tot vervolgafspraken. Ook de Tweede Kamer heeft op 25 juni jl. een motie aangenomen, waarin wordt uitgesproken dat “het noodzakelijk is dat gemeenten onderling tot meer regionale regie komen in zake het locatiebeleid voor detailhandel”. Verder hebben de ontwikkelingen op het gebied van detailhandel, ook nadrukkelijk de aandacht van de Rijks overheid. Zo is eind mei, door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een, door adviesbureau DTNP (Droogh, Trommelen en Partners) opgesteld, rapport gepresenteerd: “Detailhandel en leefbaarheid - Aanpak detailhandel als strategie in krimp- en anticipeergebieden' DTNP adviseert overheden en marktpartijen over de ruimtelijke en economische ontwikkeling van stedelijk gebied. Zij zijn gespecialiseerd in centrumgebieden en voorzieningenclusters. Volgens het uitgegeven persbericht waren de belangrijkste conclusies uit het onderzoek: “Vitale winkelgebieden zijn sterk bepalend voor het woon- en leefklimaat voor inwoners en het vestigingsmilieu voor overige bedrijven. Detailhandel kan dan ook een sleutelpositie vervullen bij de aanpak van leefbaarheid in gebieden met een teruglopende bevolking. In een krimpende winkelmarkt met steeds meer leegstand zijn ingrijpende keuzes noodzakelijk. De overheid kan ondernemers en de leefbaarheid stimuleren met een goed doordacht ruimtelijk ordeningsbeleid.” Om de verwachte ontwikkelingen in de zogenaamde krimp- en anticipeergebieden het hoofd te kunnen bieden, heeft BZK een zogenaamde Menukaart opgesteld, waarin, door middel van gebruikmaking van een bepaalde begeleiding, op verschillende gebieden ondersteuning wordt aangeboden. Ook voor West-Brabant wordt een (toekomstige) krimp van de bevolking verwacht. De Regio is daarom als “anticipeergebied” gekwalificeerd (zie onderstaand kaartje).
Om te voorkomen dat door de terugloop van de bevolking, het voorzieningenniveau (en daardoor de leefbaarheid) sterk zal verminderen, zullen (zoals ook door het door de Provincie ingestelde “expertteam” wordt geadviseerd) zowel regionaal, als lokaal keuzes gemaakt moeten worden over waar en hoe detailhandel kan plaatsvinden. Gelet op de korte reactietermijn (aanvragen moesten vóór 28 juni zijn ingediend) is het initiatief genomen om gebruik te maken van de geboden ondersteuning (waaraan overigens geen kosten zijn verbonden). De regio heeft ingeschreven op twee van de zeven pilots. Er is gekozen voor menu 4 en menu 5 en beide pilots zijn ook inmiddels toegekend. Menu 4: “Betere detailhandel door regionaal kiezen gecombineerd met financiën: een (bestuurlijke) pilot” (ter informatie is de beschrijving als bijlage bijgevoegd). Evenals bij menu 5 is de uitvoering van deze pilot in handen van STEC. De intentie is om daarbij in gezamenlijkheid een drietal varianten in beeld te brengen, waarbij getracht zal worden om de (financiële) consequenties in beeld te brengen ingeval er niet wordt gekozen, half wordt gekozen of échte keuzes worden gemaakt. Menu 5: “Slimme strategie voor aanloopstraten in krimpgebieden”. Daarvoor zijn de contactambtenaren van de 5 grootste gemeente aangemeld. Inmiddels hebben zij reeds een uitnodiging ontvangen voor de eerste bijeenkomst. De uitkomsten van beide projecten kunnen als input worden gebruikt bij de uitwerking van het nieuwe regionale beleid. Op korte termijn zult u dan ook een uitnodiging ontvangen om aan de bestuurlijke pilot deel te nemen. Nieuw beleid Het voorgaande geeft voldoende argumenten en is dan ook de reden geweest, om voor te stellen het regionaal beleid te actualiseren en de regionale samenwerking op het gebied van detailhandel en te komen tot een nieuwe visie op de samenwerking. Het gaat daarbij om het actualiseren van de uitgangssituatie, het formuleren van nieuwe doelen en het komen tot een meer uitvoeringsgerichte aanpak. Zoals in de vergadering van juni jl. al is vastgesteld, bevat de visie uit 2009 nog steeds voldoende goede elementen, maar maken ontwikkelingen zoals (toekomstige) bevolkingskrimp, internet, leegstand, economische crisis, een bijstelling van het beleid wenselijk. Aangegeven is dat bij de uitwerking van de visie o.m. gebruik zal worden gemaakt van de goede elementen uit de “oude” visie, de recent door het adviesbureau BRO (in opdracht van de KvK) uitgevoerde weerstandsanalyse en het advies van het door de Provincie samengestelde “Expertteam”. Omdat BRO ook de opsteller is van de uit 2009 daterende visie en beschikt over de nodige kennis en ervaring op gebied van detailhandel, bleek het mogelijk om op korte termijn en tegen redelijke kosten, deze actualisatie door hen te laten uitvoeren. Daarbij zal tevens een vertaling van de landelijke trends en ontwikkelingen plaatsvinden. Als klankbord is een kleine “werkgroep detailhandel” geformeerd, bestaande uit een medewerker van RWB en een drietal vertegenwoordigers uit de contactambtenaren detailhandel (één uit een grote, één uit een middel grote en één uit een kleine gemeente). Centrale vraag: wat willen of moeten we op regionale schaal met elkaar bereiken op het vlak van detailhandel. Pas als deze vraag is beantwoord, kan worden nagedacht over de manier waarop een en ander wordt aangepakt c.q. georganiseerd. Uitgangspunten zijn verder dat de visie eenduidig moet zijn, algemeen geldend en regionaal kader stellend voor een uitwerking in lokaal beleid. In de afgelopen periode is door BRO zowel het rijks- en provinciaal beleid, als de meest recente ontwikkelingen op detailhandelgebied in kaart gebracht en in een concept-visie verwerkt.
Dit concept is inmiddels ter becommentariëring voorgelegd aan de contactambtenaren detailhandel. Nadrukkelijk wordt aangegeven dat het betreffende document, slechts een concept betreft, dat in grote lijnen de keuzemogelijkheden aangeeft en zeker nog verder dient te worden aangescherpt en uitgewerkt. Pas daarna kan een concrete uitvoeringsagenda worden opgesteld. Het door BRO opgestelde document bevat een groot aantal mogelijkheden, die een bijdrage kunnen leveren aan en versterking van de regionale detailhandel. Het is belangrijk dat daaruit een keuze wordt gemaakt. Welke onderwerpen vinden we als regio belangrijk en hoe bepalen we daarin een volgorde? Om daarop een antwoord te kunnen geven, wordt de onderstaande aanpak voorgesteld.
Vervolg proces • •
• • •
•
•
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Tot eind september: Gemeenten kunnen, via hun contactambtenaar reageren op het concept van het regionale detailhandelsbeleid. e 4 kwartaal 2013: De werkgroep detailhandel draagt, rekening houdend met de gemaakte opmerkingen, zorg voor een verdere uitwerking en aanscherping van het beschikbare concept van BRO. 17 september : start van de “masterclass aanloopstraten” (doorlooptijd bedraagt 8 tot 12 maanden). September/oktober 2013: start van bestuurlijke pilot (het maken van keuzes) (doorlooptijd: 6 maanden). De (voorlopige) resultaten van de beide pilots zullen, daar waar mogelijk, worden verwerkt en in de vergadering van de bestuurscommissie SEZ van 10 december a.s. zal de “tussenstand” van het regionaal beleid worden voorgelegd. De werkgroep detailhandel draagt, in het komende half jaar, zorg voor de uitwerking van voorstellen voor een breed gedragen regionaal detailhandelsbeleid en een daaraan gekoppelde uitvoeringsagenda. Deze voorstellen zullen worden afgestemd met de andere contactambtenaren detailhandel en een vertegenwoordiging vanuit het bedrijfsleven. Vaststelling van het regionaal detailhandelsbeleid kan dan in het eerste kwartaal van 2014 plaatsvinden.
1. Kennis te nemen van de huidige stand van zaken mbt de actualisatie van het regionaal detailhandelsbeleid 2. In te stemmen met vervolg proces
Menu 4 Betere detailhandel door regionaal kiezen gecombineerd met financiën: een (bestuurlijke) pilot. In krimp- en anticipeerregio’s is het extra nodig dat er heel nadrukkelijk gekozen wordt voor enkele sterke winkelplekken in plaats van versnippering. Uit ‘kies-/schraptrajecten’ op het vlak van bedrijventerreinen,kantoren en woningmarkt, blijkt dat kiezen makkelijker gaat, als je als regio samen ook kijkt naar de financiële consequenties van schrappen en naar het oplossen hiervan door uitruil. Dan blijkt er veel meer draagvlak te zijn voor keuzes en blijken er ‘nieuwe verdienmodellen’ mogelijk te zijn omdat exploitaties elkaar beïnvloeden. De combinatie van regionaal kiezen en gemeentefinanciën zie je in detailhandelsland nog niet. Dit soort zware trajecten is sinds twee jaar wel voor de woningmarkt en bedrijventerreinenmarkt gestart. De winkelmarkt kan hiervan leren. De combinatie met financiën levert veel meer oplossingen op, uitgangspunt is: geen verliezers. Essentie: bestuurlijke pilot gericht op het regionaal kiezen in detailhandel inclusief meenemen van financiële consequenties. Wat dit oplevert: sterkere retail in de regio, betere voorzieningen voor de consument in plaats van versnippering over meerdere te kleine locaties, een financieel gezondere detailhandel, behoud/ versterking van werkgelegenheid in retail, betere keuzes, betere samenwerking, echte uitvoering van keuzes en minimalisering tekorten en verliezen van gemeenten.
Uitwerking: Doel/te boeken resultaten: bestuurlijke doorbraken bij versterking regionale winkelstructuur door terugbrengen overprogrammering winkelplannen. Opzet:
Bestuurlijke procespilot in één regio met drie bestuurlijke werkbijeenkomsten onder leiding van een sterke procesbegeleider. Inclusief voorbereiding en nazorg. Stap 1: analyse van effecten als bestuurders niet kiezen: diagnose overprogrammering. Wat staat er op het spel? Maatschappelijk, financieel, economisch. Vergroting sense of urgency. Inclusief economische analyse: vraag/aanbod/kwaliteit/financiën. Stap 2: drie bestuurlijke werkbijeenkomsten gericht op kiezen, uitruilen en win-winsituaties. Inclusief presentatie gerealiseerde voorbeelden elders. Stap 3: convenant.
Wie kan meedoen:
Stap 4: handreiking voor andere regio’s. Presentatie aan andere regio’s. Gemeenten in een regio die qua detailhandelsmarkt samenhangen en waar overprogrammering is. Enkele bestuurders moeten voortrekker willen zijn. Afhankelijk van de situatie kan marktparticipatie (bedrijfsleven) zeer nuttig zijn.
Doorlooptijd:
6 maanden
Uitvoerder:
Stec Groep
Aantal beschikbare pilots: 1: één regio kan meedoen Mogelijke aanvrager(s): gemeente(n), regio of provincie. Of: grondeigenaar met grote retailplannen die over terugbrengen overprogrammering wil praten in regionaal verband. Bent u geïnteresseerd of heeft u nog vragen, dan kunt u contact opnemen met: Esther Geuting, Peter van Geffen of Frans Wittenberg van Stec Groep, (026) 751 41 00.
Voorblad Agendapunt 9: RWB en provinciale fondsen BC SEZ
1 oktober 2013
Van
Werkgroep Arbouw, Niederer en Janssen
Datum
6 september 2013
Status
Ter bespreking
INLEIDING
KERN VOORSTEL
De provincie Noord Brabant is bezig om het half miljard euro dankzij de Essentverkoop verkregen in een viertal fondsen onder te brengen voor de stimulering van de Brabantse economie. De voorstellen zijn op 21 juni 2013 door de Staten van Noord-Brabant aangenomen. In het Algemeen Bestuur RWB is afgesproken dat een werkgroep uit het AB onder leiding van wethouder Arbouw van Breda nagaat wat de betekenis hiervan kan zijn voor West-Brabant. Naast de heer Arbouw maken ook burgemeester Niederer van Roosendaal en burgemeester Janssen van Halderberge hier deel van uit. GS is tot dusver bezig geweest om na te gaan op welke wijze zij deze middelen kunnen en mogen inzetten, mede gelet op staatssteun regels van Brussel. Het statenvoorstel is zeer uitgebreid, mede vanwege de gecompliceerde juridische omgeving waarin geopereerd moet worden. PNB creeert een viertal fondsen: 1. Breedbandfonds; 2. Energiefonds; 3. Innovatiefonds; 4. Groenfonds. De eerste drie zullen revolverend moeten zijn, dat wil zeggen dat op enig moment het totale nominale bedrag terug ontvangen is van de gebruikers van het fonds. Alleen het groenfonds is een subsidieregeling gericht op de aanleg van 3000 ha provinciale Ecologische Hoofdstructuur en 700 ha Ecologische Verbindingszones. Op 28 mei heeft gedeputeerde Pauli een presentatie over deze fondsen laten verzorgen tijdens het B5 Economische Zaken overleg in het kader van de BrabantStaddinsdag. Deze presentatie geeft een prima inzicht in de doelen van de fondsen en waarvoor ze dus bedoeld zijn. De sheets van deze presentatie zijn bijgevoegd. Duidelijk wordt dat het accent bij de eerste drie fondsen ligt op bedrijfsleven en onderwijsinstellingen. Zij zullen degenen zijn die middels projecten de doelen van de fondsen moeten gaan realiseren. Natuurlijk is het wel zo dat met die doelen algemene bestuurlijke en politieke
wensen gediend zijn. Breedbandfonds Zo zal het Breedbandfonds de beschikbaarheid van glasvezel in heel Brabant dichterbij moeten brengen. Dit is in het kader van de leefbaarheidsaanpak van het landelijk gebied een cruciaal middel. Voor de burgers, bedrijven en instellingen kunnen zodoende voorzieningen tot in de huizen, instellingen en bedrijven aangeboden worden. Domotica en daarmee levensloopbestendig wonen dichterbij brengen is zo maar een voorbeeld. Voorzieningen komen virtueel tot om de hoek te liggen. Feitelijke afstand tot zorgvoorzieningen, bibliotheek, detailhandel, is van minder belang geworden daarmee. Vanuit het besef dat een regionaal dekkende digitale infrastructuur in de toekomst essentieel is voor onze ambitie op het vlak van economie en leefbaarheid heeft RWB, anticiperend op de lancering van het breedbandfonds, een aantal maanden geleden het voortouw genomen voor een regionale aanpak. In eerste instantie zijn hierbij de lopende initiatieven in de regio geïnventariseerd. Deze lopende initiatieven zijn ook besproken met de verantwoordelijken voor het breedbandfonds. Op 25 september a.s. organiseert de Provincie een speciale voorlichtingsbijeenkomst voor bestuurders, die in november 2013 een vervolg zal krijgen door een bijeenkomst, die specifiek gericht zal zijn op de regio WestBrabant. Dit met als doel om aan de hand van best practices de gehele regio te enthousiasmeren om aan de slag te gaan met breedband, en waar nodig te ondersteunen. Het thema Breedband is ook een van de onderwerpen die in het kader Leefbaarheid worden opgepakt. Bestuurscommissie SEZ is het bestuurlijke platform dat hiermee al aan de slag is gegaan. Energiefonds Voor het Energiefonds geldt dat het doel is: aanjagen en versnellen van energiebesparing en opwekking van duurzame energie in Brabant. Met name bedrijfsleven zal hierop aangesproken worden. Voor gemeenten lijkt hier op voorhand niet in directe zin een rol weggelegd te zijn, anders dan via bouwvoorschriften het gebruik van duurzame energie te stimuleren. De Bestuurscommissies RO/Wonen en Duurzaamheid zullen nagaan of dit fonds kansen biedt en op welke wijze de gemeenten dit kunnen ondersteunen. Innovatiefonds Doel is om een sluitende financieringsketen voor innovatieve MKB-bedrijven in topclusters en enablers (design en ICT) aan te bieden. Daarnaast kunnen ook bedrijven, gericht op vernieuwende maatschappelijke opgaven (innovaties in zorgeconomie, agrofood, slimme mobiliteit, vrijetijdseconomie), een financiering ontvangen naast middelen van andere (private) financiers. Voor Biobased Economy, Logistiek en Maintenance is het bedrijfsleven aan zet en loopt de inzet van de RWB langs de lijn van de topsectoren. . Drie stuurgroepen ondersteund door de Strategic Board, triple helix samengesteld, zijn bezig om in hun businessplannen die mogelijkheden te verkennen. Het thema Agrofood staat hierbij in relatie met Biobased Economie ( de zogenaamde ‘crossovers’ die beschreven staan in de Slimme Specialisatie Strategie (RIS3) van Zuid Nederland
die de basis vormt voor de inzet van Europese Structuurfondsen 2014-2020). Voor onderwerpen zorgeconomie, slimme mobiliteit en vrijetijdseconomie zal vanuit de Strategische agenda WB en het daarop gebaseerde uitvoeringsprogramma de bestuurscommissie ZWO ( zorgeconomie ), Mobiliteit ( slimme mobiliteit ) en Sociaal Economische Zaken ( vrijetijdseconomie) de vraag voorgelegd kunnen krijgen om eventuele toepassingsmogelijkheden te verkennen. De coördinerende commissie voor het Innovatiefonds is de Bestuurscommissie SEZ.
Groenfonds Dit fonds is als enige niet revolverend en bedoeld voor de realisering van de provinciale EHS en EVZ’s. De terreinbeheerders, zoals Brabants Landschap, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en particuliere landgoedeigenaren hebben hiervoor met de PNB al een convenant gesloten, waarbij zij ook voor een kleine 200 miljoen euro zullen bijdragen. De vraag is of er WB-gemeenten zijn die als terreinbeheerder aangesproken kunnen worden voor de realisering van de genoemde doelen. Natuurlijk is het zo dat de gemeenten bij de realisering van de EHS en EVZ’s via bestemmingsplannen, aanlegvergunningen, etc betrokken zullen zijn. De EHS en EVZ’s houden zich niet aan gemeentegrenzen, dus afstemming tussen gemeenten is een vereiste. De betreffende gemeenten zullen daar dus zelf actie op moeten ondernemen. Wel is het goed om in RWB de realisering van de EHS en EVZ’s te blijven volgen. Dit ook vanwege het belang er van voor WestBrabant als vestigingslocatie of verblijfslocatie. Via de Bestuurscommissie RO/Wonen wordt voorgesteld dit te monitoren. ARGUMENTEN
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
1. de notitie aangevuld met de sheets van de presentatie van 28 mei j.l. onder dankzegging aan de werkgroep vast te stellen; 2. de notitie ter bespreking voor te leggen aan de betreffende bestuurscommissies voor hun overleg op 1 en 2 oktober a.s. en de voortgang op onderdelen aan hen op te dragen; 3. de notitie tkn aan de leden Algemeen Bestuur te sturen en te agenderen voor Algemeen Bestuur van 1 oktober (wordt een ingelast AB om reactie RWB op GS reactie Krachtig Bestuur te bespreken); 4. Eind 2013, begin 2014 stand van zaken voor te leggen aan de WestBrabantse vergadering cf voorstellen Redesign.
VOORBLAD Agendapunt 10 Stand van zaken REAP West-Brabant Bestuurscommissie
Sociale Economische Zaken
Datum
1 oktober 2013 In januari heeft de provincie Noord-Brabant bevestigd € 284.000 (inclusief max. 20% proceskosten) aan REAP-middelen beschikbaar te stellen voor het programmajaar 2013 (onderdeel van de programmaperiode 2012-2015). Dit ter ondersteuning van initiatieven die een bijdrage kunnen leveren aan het versterken van de economische structuur van de regio. De provincie Noord-Brabant heeft hiermee tevens ingestemd met het REAP programma West-Brabant voor het jaar 2013, met de daarbij behorende subsidievoorwaarden (zie bijlage). Dit programma wijkt qua inhoud en structuur niet of nauwelijks af van het jaarprogramma 2012. Inmiddels heeft de provincie Noord-Brabant haar financieel instrumentarium geëvalueerd. De conclusie is dat de inhoud en structuur van het West-Brabantse REAP programma uitstekend past binnen de zienswijze van de provincie.
INLEIDING
Voor het programmajaar 2013 geldt de huidige subsidieregeling van de provincie Noord-Brabant. Per 1 januari 2014 is een nieuwe subsidieregeling van kracht. Deze nieuwe subsidieregeling heeft in de uitvoering van het programma vanaf 2014 geen fundamentele wijzigingen ten opzichte van het huidige programmajaar tot gevolg. Een belangrijke voorwaarde van REAP 2013 is dat het geld nog dit jaar moet worden bestemd. Aangezien in de subsidievoorwaarden is aangegeven dat de speerpuntsectoren Maintenance, Logistiek en Biobased Economy dominant dienen te zijn bij projecthonorering, zijn inmiddels via de stuurgroepen van deze speerpuntsectoren al de nodige projectideeën opgehaald. De verwachting is dat de middelen aan het eind van het jaar volledig benut zijn. Het REAP-programma 2013 kent op hoofdlijnen de volgende voorwaarden: Het merendeel van het budget dient te worden ingezet op de speerpuntsectoren van West-Brabant, te weten World Class Maintenance, Logistiek en Biobased Economy. Daarnaast is er enige ruimte om projecten te honoreren die vallen binnen de regionale speerpuntsectoren, te weten Zorgeconomie, Toerisme & Recreatie en Agro (glastuinbouw en boomteelt). De provincie streeft ernaar fundamentele samenwerking tussen regio West-Brabant en regio Midden-Brabant te realiseren met namen op gebied van Logistiek en Maintenance. KERN VOORSTEL
Per project dient minimaal 50% aan co-financiering te worden ingebracht, waarbij deze co-financiering voor maximaal 50% uit uren mag bestaan. Het al of niet honoreren van een project vindt in de stuurgroep REAP plaats, waarbij voor wat betreft projecten in de speerpuntsectoren een belangrijke adviesrol is weggelegd bij de sectorale stuurgroepen. Voor wat betreft de projecten passend binnen de sectoren Zorgeconomie, Toerisme & Recreatie en Agro, vindt toetsing aan de programmacriteria en besluitvorming plaats door de stuurgroep REAP zelf.
Tot op heden zijn in het programmajaar 2013 vier projecten gehonoreerd door de stuurgroep REAP waarbij in totaal € 95.936 aan REAP-middelen is toegekend: Biobased Economy - Centrum voor Innovatief Vakmanschap (CIV): Passie voor Biobased van het ROC West-Brabant, Markiezaat College REAP-bijdrage € 25.000 - Bio Based MKB Cluster Horticulture “koude grond applicaties” van Millvision B.V. REAP-bijdrage € 25.000 World Class Maintenance - Maritiem Maintenance Werkendam van de gemeente Werkendam REAP-bijdrage € 25.000 Zorgeconomie Pré-IPC zorg Iris van de Stichting Innovatiehuis REAP-bijdrage € 20.936 Dit betekent dat op dit moment nog ongeveer € 165.000 aan projecten kan worden toegekend in het programmajaar 2013. Indicatief is het restant REAP voor de topsectoren ongeveer € 135.000,- en € 30.000 voor de regionale speerpuntsectoren. Uitgegaan van een enigszins gelijke verdeling over de topsectoren en daarbij in mindering brengen het bedrag dat reeds is uitgegeven, dan leidt dat tot het volgende beeld: Biobased € 20.000 (circa 1 project) Logistiek € 70.000 (circa 3 projecten) Maintenance € 45.000 (circa 2 projecten) Op dit moment zitten er een aantal projecten voor de topsectoren in de pijplijn die tot concrete voorstellen worden uitgewerkt. De verwachting is dat het resterende REAP budget voor zowel de topsectoren als de regionale speerpuntsectoren volledig wordt benut. In november/december van dit jaar wordt het REAP jaarprogramma 2014 door RWB opgesteld, waarmee nieuwe REAP-middelen kunnen worden aangevraagd bij de provincie. Het besluit omtrent toekenning van deze REAP-middelen zal naar verwachting in januari 2014 bekend zijn. De maximale REAP subsidiebijdrage voor de jaren 2014 en 2015 wordt door de provincie berekend op basis van het aantal inwoners per regio. ARGUMENTEN ADVIES VOOR BESLUITVORMING
n.v.t. Ter kennisname
VOORBLAD Agendapunt 11 Subsidie aanvragen arbeidsmarkt Bestuurscommissie
Sociale Economische Zaken
Datum
1 oktober 2013
INLEIDING
Als gevolg van de economische crisis hebben het rijk en de provincie extra gelden ter beschikking gesteld voor de diverse regio’s. De provincie richt zich op jongeren, zzp-ers, arbeidsgehandicapten en ouderen. Het rijk zet in op bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Beide aanvragen zijn bijgevoegd. Provinciale aanvraag: € 600.000,- provinciale middelen € 600.000,- cofinanciering partners RWB heeft voor de regio een aanvraag ingediend namens de regio West-Brabant waarbij er financiering is gevraagd voor inzet van: - regionale baanbonus (min. 100, max 200) De regionale baanbonus gaat uitgevoerd worden door de gemeente Breda, maar werkgevers uit de gehele regio kunnen gebruik maken van deze baanbonus. Zij krijgen € 5000,- wanneer de genoemde doelgroep een arbeidscontract krijgt van een jaar en de helft bij aanstelling van een half jaar. Deze geldelijke ondersteuning dient ter compensatie van extra begeleiding, scholing e.d. Medio september is de verwachte startdatum. - regionale zzp inzet, om zzp-ers tijdens de crisis te trainen, coachen en bij te scholen om algemene ondernemersvaardigheden te versterken. De starterscentra Breda, Roosendaal en Bergen op Zoom zetten in op 2 manieren: Collectief (door o.a. workshops) en individueel (o.a. coaching)
KERN VOORSTEL
Status: De aanvraag is inmiddels goedgekeurd door de provincie per mail, maar de definitieve goedkeuring is nog niet ontvangen. Ook de provinciale subsidieverordening is nog niet gereed. De gemeente Breda heeft al wel een start gemaakt met de voorbereiding van de baanbonus. RIjks aanvraag: € 757.500,- rijksmiddelen € 757.500,- cofinanciering partners De gemeente Breda is hierbij formele aanvraag, maar RWB heeft de aanvraag voorbereid met de diverse partners en opgesteld ism de gemeente Breda. - regionale baanbonus (min. 50, max. 100) Ter aanvulling van de provinciale aanvraag. Deze baanbonussen zijn gelabeld aan de jongeren. - Intersectorale beroepenorientatie. Om jongeren toe te leiden naar de Gouden Lijst (lijst met beroepen waar de meeste kansen liggen) wordt onder regie van kenniscentum Calibris ism ROC WB en overige partners een intersectorale beroepenorientatie opgezet. Jongeren lopen oa stage bij diverse bedrijven met kansrijke beroepen.
- Op 24 oktober wordt door de gemeente Roosendaal een startbijeenkomst georganiseerd voor werkgevers en andere partijen ter informatie van de verschillende inzetten in de regio ter bestrijding van de crisis. Naar alle waarschijnlijkheid zal Mirjam Sterk, ambassadeur Jeugdwerkloosheid, aanwezig zijn.
ARGUMENTEN
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Status: de aanvraag ligt ter behandeling bij het ministerie. In andere regio’s is veelal gekozen voor de startersbeurs, waar jongeren enkele maanden tegen geringe vergoeding, werkervaring kunnen opdoen. Door de lagere kosten, kan deze startersbeurs voor een grotere groep worden ingezet. Toch heeft de stuurgroep “aanvragen subsidie crisis” (gemeenten, uwv, kenniscentra, roc, bzw) unaniem gekozen voor inzet van de baanbonus met de volgende motivatie: - baanbonus: er is in West-Brabant niet gekozen voor de Startersbeurs om de volgende redenen: a. baanbonus is duurzaam, startersbeurs is tijdelijk b. met de baanbonus krijgt de doelgroep een arbeidsovereenkomst, met daarbijbehorend cao. Bij startersbeurs niet. c. met de baanbonus kan de werkgever maatgerichte ondersteuning krijgen voor deze doelgroep, zoals scholing, begeleiding e.d. d. net als met de startersbeurs is de baanbonus voor alle jongeren, ook voor hoger opgeleiden. Ter kennisname
VOORBLAD Agendapunt 12. Vrijetijdseconomie: Regie in de Regio Bestuurscommissie
SEZ
Datum
1 oktober 2013
Status
Ter kennisname Versnippering in de vrijetijdssector in West-Brabant is al jarenlang een feit. WestBrabant voelt de noodzaak om meer Regie in de Regio te realiseren. De Strategische Agenda en de Vrijetijdsagenda 2011-2015 van Regio West-Brabant (RWB) onderstrepen dit. Betere afstemming is gewenst Dit geldt voor ondernemers, overheden, kennisinstellingen en overige organisaties. Uit de bijeenkomsten (30/10/12 en 5/2/13) rondom het thema Regie in de Regio, georganiseerd door de Regionale Adviescommissie Recreatie en Toerisme WestBrabant, blijkt dat er breed draagvlak is onder ondernemers, overheden en overige organisaties om te komen tot deze regie in de vrijetijdssector in West-Brabant.
INLEIDING
KERN VOORSTEL
Tijdens de laatste bijeenkomst is afgesproken is dat de Regionale Adviescommissie Recreatie en Toerisme West-Brabant met een eerste voorstel komt waarin concrete stappen worden beschreven om te komen tot regie in de vrijetijdssector in West-Brabant (stip op de horizon, voorstel voor organisatie). In dit voorstel dient rekening gehouden te worden met de mate waarin initiatieven nu zijn georganiseerd (lokaal, subregionaal), ontwikkelingen die nu spelen in de regio/provincie. Daartoe is een notitie opgesteld die allereerst de opdracht, achtergronden en uitgangspunten beschrijft om ten slotte te komen tot de concrete vervolgstappen om te komen tot Regie in De Regio. Gezamenlijke behoefte: ambitie, netwerken en ondersteuning De behoefte aan meer Regie in de Regio is een duidelijke wens van ondernemers, overheden en overige organisaties in West-Brabant. Deze behoefte wordt mede benadrukt door de grote, en brede, belangstelling voor de bijeenkomsten hierover Hierin is duidelijk naar voren gekomen dat er behoefte is aan: 1. Gezamenlijke regionale ambitie en strategie. 2. Organiseren van regionale netwerken en bijeenkomsten ter inspiratie. 3. Praktische uitvoering en ondersteuning (“handjes”). Slim organiseren rondom thema’s: informatie, promotie en productontwikkeling De Provincie Noord-Brabant en Regio West-Brabant hebben dezelfde doelstelling een toename van de bestedingen in de vrijetijdssector. Een kans om dit te
realiseren ligt met name op een slimmere organisatie: de energie in de regio (lokale, regionale initiatieven) bundelen, ondersteunen en versterken. Ad 1. Informatie (primair reactief): Het aanbod aan vrijetijdsvoorzieningen in WestBrabant bestaat uit een waaier van functies en activiteiten: groot en klein, dynamisch of juist ingetogen. Het is zaak deze verscheidenheid op een overzichtelijke, vrij toegankelijke, eenduidige en complete manier voor consument te ontsluiten. De wijze waarop de informatie ontsloten wordt is bestendig naar de toekomst toe en sluit aan op technologische mogelijkheden nu en ontwikkelingen in de toekomst. Ad 2. Promotie (primair proactief): vermarkten van West-Brabant als aantrekkelijke destinatie voor vrijetijdsbesteding moet aansluiten bij de manier waarop de moderne consument zich laat verleiden. Het vermarkten van de regio zou (gebiedsgericht) langs de lijn lokaal subregionaal ) regionaal ( provinciaal) gelegd moeten worden waarbij als uitgangspunt genomen wordt dat de kenmerken/verhalen van de gebieden complementair aan elkaar moeten zijn. Daarnaast moeten duidelijke keuzes gemaakt worden voor onderscheidende, authentieke thema’s die het verhaal van West-Brabant vertellen. Keuzes maken dus per gebied en voor thema’s (USP’s). De uitwerking hiervan geschiedt aan de hand van de pijlers (of op het raakvlak van verschillende pijlers) van de vrijetijdseconomie, te weten cultuur (historie, huidig aanbod, streekproducten, evenementen); sport (met name historie, evenementen, leisurevoorzieningen); natuur en toerisme/ recreatie (verblijfsrecreatie, waterrecreatie, leisurevoorzieningen etc). De regionale, authentieke (unieke) selling points voor West-Brabant zijn onderscheidend van en tegelijkertijd aanvullend aan de andere Brabantse regio’s maar samen met de authentieke waarden van de andere regio’s te bundelen tot de waarden waarmee geheel Noord-Brabant zich kan positioneren als aantrekkelijke destinatie voor (potentiële) bezoekers. Hierbij is de uitdaging om unieke belevingswaarden te creëren voor (potentiële) bezoekers maar ook inwoners van onze regio, provincie. Ad 3. Productontwikkeling: de Brabantse Vrijetijdssector heeft zich gezamenlijk uitgesproken om de meest innovatieve provincie van Nederland te worden (high tech, high touch), zo is neergeschreven in het beleidskader en uitvoeringsagenda vrijetijdseconomie van Provincie Noord-Brabant. Inspireren en uitdagen van ondernemers en partijen in de vrijetijdssector moet leiden tot innovatie in het vrijetijdsaanbod en levert nieuwe, innovatieve belevingsconcepten op. Daar waar mogelijk wordt de verbinding gelegd met de economische topsectoren in WestBrabant (logistiek, biobased economy en maintenance). Innovatie is ook het sleutelwoord bij het ontsluiten van het aanbod (informatie) en het vermarkten daarvan (promotie). Regionaal Regiepunt wordt Destinatie Management Organisatie: Benoemen bestaande of instellen platforms op subregionaal niveau (bijvoorbeeld Baronie, Brabantse Wal, Biesbosch Regio, Toeristisch Initiatief Groep Halderberge) met bestuur van ondernemers. Per platform afgevaardigde in een regionale
vergadering. Deze regionale vergadering neemt besluiten over strategische keuzes, activiteitenplannen, begrotingen, jaarrekeningen. Regionaal opereert een professioneel team. Vanuit dit team wordt en coördinator aangesteld als eerste aanspreekpunt voor de subregionale platforms. Het professionele team voert het jaarlijkse activiteitenplan en het meerjarige strategisch plan uit en doet hieromtrent voorstellen aan de regionale vergadering. Tot slot valt te overwegen of het raadzaam is een Raad van toezicht oid in te stellen. Bestuurlijk overleg Regio West-Brabant 2012 Portefeuillehoudersoverleg Recreatie en Toerisme 7-11-2013 Onder voorbehoud van de uitkomst van de behandeling in de Bestuurscommissie SEZ, is het de bedoeling Bestuurscommissie SEZ 10-12-2013 Tijdens de bestuurscommissie van 10 december 2013 wordt het plan vaan aanpak inhoudelijk besproken.
Planning
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Planning algemeen 2012 Juni/december 2013: draagvlak plan van aanpak: Regionale Adviescommissie Recreatie en Toerisme West-Brabant, gesprekken bedrijfsleven, gemeenten, provincie etc. Wie: RWB, projectgroep Regie in de Regio. Juni/december 2013: Inventarisatie lopende regionale initiatieven en projecten, best practices, bestaande subregionale structuren, aanhaakmogelijkheden bestaande initiatieven en technieken t.b.v. basisactiviteiten Regie in de Regio (ontsluiting informatie aanbod). Wie: RWB, projectgroep Regie in de Regio. Oktober/november 2013: Concrete invulling plan van aanpak om te komen tot organisatie, verdienmodel (inclusief creëren draagvlak). Wie: RWB, projectgroep Regie in de Regio, Regionale Adviescommissie Recreatie en Toerisme West-Brabant. Oktober/december 2013: Bouw Regie in de Regio, implementatie. Wie: RWB + Regionale Adviescommissie Recreatie en Toerisme West-Brabant (aanjagers) i.s.m. beoogde subregionale platforms en andere relevante partijen en organisaties in de regio, provincie. Ter kennisname, agenderen ter bespreking voor de vergadering van de bestuurscommissie SEZ van 10-12-13.
VOORBLAD Agendapunt 13. Samenwerkingsovereenkomst Routebureau Brabant Bestuurscommissie
SEZ
Datum
1 oktober 2013
Status
Ter kennisname
INLEIDING
KERN VOORSTEL
Het Routebureau Brabant bestaat nu circa 10 jaar. Het is een samenwerkingsverband van 5 onafhankelijke organisaties (w.o. Routebureau West-Brabant), die samen staan voor behoud, beheer, kwaliteit, doorontwikkeling en promotie van de routestructuur in Brabant. Routebureau Brabant is een collegiaal samenwerkingsverband en overlegplatform, zonder status, dwang, middelen of uitvoeringskracht. De deelnemende organisaties zijn onderling sterk verschillend. Mede daardoor zijn de resultaten vooralsnog beperkt. Om de gedane investeringen beter te laten renderen is instandhouding en doorontwikkeling van dit samenwerkingsverband noodzakelijk. Momenteel wordt gewerkt aan een samenwerkingsovereenkomst tussen de verschillende regio’s in de provincie en het Vrijetijdshuis. Een samenwerkingsovereenkomst die de samenwerking verder formaliseert en minder vrijblijvend maakt. Concrete afspraken over uniforme werkwijze door de verschillende instanties in de provincie die routes ontwikkelen en beheren. Verder vormen afspraken over uniforme uitstraling, promotie, kwaliteit, productontwikkeling en kennisdeling het uitgangspunt voor de samenwerking. Naast het feit dat dit zal leiden tot een voor onze klanten meer herkenbaar gezamenlijk product, zit de meerwaarde van deze samenwerking in het feit dat ook de provincie bereid is in de meer geformaliseerde samenwerking partner te worden en een aanzienlijke (financiële) bijdrage te leveren aan de gezamenlijke ambities op het gebied van met name promotie. Voor de volledigheid: de regio’s blijven individueel verantwoordelijk voor beheer en onderhoud op het eigen grondgebied. Bedoeling is om een bestuurlijk en ambtelijk overleg in te richten om de samenwerking ook daadwerkelijk vorm te geven. Verwachting is dat de samenwerkingsovereenkomst nog dit jaar kan worden getekend. Daarnaast wordt momenteel de agenda (visiedocument) voor het Routebureau Noord-Brabant herijkt. De documenten (herijkte visie en samenwerkingsovereenkomst) lopen qua planning gelijk en worden tegelijkertijd opgeleverd. Er zijn geen financiële of personele consequenties voor Regio West- Brabant verbonden aan het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst. De samenwerkingsovereenkomst wordt op dit moment juridisch door alle partners bekeken, daarom wordt nu voorgesteld om de overeenkomst tijdens de volgende bestuurscommissie, inhoudelijk te bespreken. Het streven is om de samenwerkingsovereenkomst per 1 januari 2014 in te laten gaan.
PROCEDURE
Zodra de samenwerkingsovereenkomst gereed is, zal deze met de contactambtenaren worden besproken. Bestuurscommissie SEZ 10-12-2013 Tijdens de bestuurscommissie van 10 december 2013 wordt de samenwerkingsovereenkomst inhoudelijk besproken. Dagelijks bestuur 12-12-2013 Onder voorbehoud van de uitkomst van de behandeling in de Bestuurscommissie SEZ, is het de bedoeling dat tijdens DB vergadering van 12 december 2013 de overeenkomst ter besluitvorming wordt voorgelegd. De overeenkomst wordt ondertekend waarmee de samenwerking met ingang van 1 januari 2014 bekrachtig wordt. Er wordt later met alle partners nog een moment gezocht waarop deze bijzondere samenwerking kenbaar wordt gemaakt aan het grote publiek.
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Ter kennisname