VOLENDAMSE DAGBOEKEN Nieuwe Revu vroeg drie slachtoffers die de ramp in De Hemel overieefden de afgelopen week een dagboek bij te houden. "lk wil een kaarsje voor de doden branden. lk durf niet. Nooit meer iets met vuur." Fotografie: John Schaffer
\*-\*
rt
a& b.-e'
{\-
Mark Weber: tJan
een
handbal komen ook kijken. We zitten in de wachtruimte, naast de kamer waar Jeroen ligt. Je mag er niet bij. Ik kan alleen z'n kin zien, van vier meter afstand. En verder allemaal slangen en zo. Alleen in Amsterdam ben ik echt bij hem geweest, toen hadden we wel af en toe contact. Konden we een klein beetje praten. Echt veel kwam er
rug
een
niet uit. De beelden van die nacht raak ik niet kwijt. Toen ik de ruiten insloeg met een tegel, keek ik zo rraaÍ binnen. Er lagen allemaal huilende mensen met zwarte gezichten.
WOENSDAG
Nadat ik in het ziekenhuis bij mijn broer ben geweest, ga ik naar de handbalvereniging. Het is een enorme opluchting, want sommige mensen had ik nog niet gezien. Ze hebben wel verbrande gezichten en handen,
maar ik ben al blij dat ik ze nog kan zien.
Ik had nooit
Vlnr: Herman Tol, Mark en Frenk Weber.
ZONDAG.3l DECEMBER Op oudejaarsavond gaan lve om een uur of zeven naar het Hemeltje. Daar zitten
doeken met water. Kort daarna moet ik zelf naar de eerste hulp. Na een half uur rijdt mijn vader me naar het Lucas-ziekenhuis inAmsterdam. Daar wordt mijn broer later
we gezellig tot het misgaat. Om kwart
ook heen gebracht.
MARK WEBER. 18 JAAR
over twaalf zie
DONDERDAG
ik dat iemand
sterretjes afsteekt. Ineens begint iedereen te schreeuwen. Ik weet niet hoe, maar ik kom beneden. Daar trek ik nog wat mensen uit de kluwen. Daarna ben ik buiten en klim ik meteen op het dak. Die ramen moeten in, weet ik. Ik sta er samen met nog een paar jongens. Tot mijn handen te heet worden.
Ik ga op zoek naar water en naar mijn broers. Ik heb twee broers en ze zijn die avond allebei in het gebouw. Jeroen, de oudste, is 19. Hij gaat niet vaak uit, want hij zit in de handbalselectie. Ik train wel samen met hem, maar zít zelf in het derde. heb geen idee waar ze zijn. Frenk btijkt niks te
Mijn jongere broer, Frenk, is 16. Ik
hebben. Maar dat hoor ik pas later. Mijn oudere broer kom ik buiten tegen, met vellen aan z'n armen en gezicht. Helemaal verbrand. Hij is compleet de weg kwijt. Ik breng 'm café de Molen binnen, naar de spoelbak. De mensen daar helpen 'm met
Nieuwe Revu
OB
/ Ía
MAANDAG
De nacht in het ziekenhuis slaap ik niet. Om de minuut word ik wakker en dan denk
ik aan de brand. Mijn
longen worden
onderzocht en mijn handen worden verbon-
den.
verwacht dat zoiets kon
gebeuren. Maar boos ben ik niet. Wie kan je de schuld geven? Ja, die sukkels die de sterretjes aanstaken, maar ze beseften waarschijnlijk ook niet wat er kon gebeuren. Ik kijk zoveel mogelijk tv. Ik ben zelf ook nog op tv. Ik zit aan een tafeltje waar de Koningin bij komt zitten. Op zich doet ze me niet zoveel, maar het is toch leuk dat ze langskomt. Ze moet zelf ook een beetje huilen.
Ik lig met mijn broer en nog drie
Vandaag gaat het iets beter met Jeroen dan gisteren. Hij ligt nog wel aan een apparaat, maar af en toe kan hij zelf een beetje ademhalen. We krijgen heel veel steun, ook van mensen die ik al jaren niet meer gezien heb. Jongens die ik vijf jaar geleden heb
ontmoet op de camping
in Frankrijk. De
Volendammers in de kamer. Tffe praten veel over de brand, en over hoe het met iedereen gaat. En ik wil alle kranten lezen. Het is niet te bevatten. Er liggen gewoon vrien-
brieven die ze sturen, helpen je er doorheen. De vriendin van Jeroen is ook een
den van me op sterven. Maandagavond mag ik het ziekenhuis ver-
zijn er net wanneer mijn vader belt. Het
blijven slapen, omdat dat dichter bij Rotterdam is. In de middag ga ik met nichten en neven een nieuwe jas uitzoeken in het centrum van Den Haag. Mijn oude ligt nog
gaat slecht met Jeroen. Hij moet overge-
in De Hemel. In de stad heb ik voor het
plaatst worden naar een ziekenhuis in
eerst even m'n gedachten bij iets anders.
laten. Mijn moeder brengt me thuis.
We
topper. Ze zit dag en nacht bij hem. Gister-
nacht ben
ik bij familie in Den Haag
Rotterdam, naar de intensive care. VRIJDAG DINSDAG De hele dag ben ik bij mijn broer in ziekenhuis Dijkzigt in Rotterdam. De jongens van
Vandaag ga ik eerst zelf naar het ziekenhuis voor mijn handen. Het gaat al beter. Alleen mijn duim zit nog in het verband.
Mijn ouders maken zich de eerste dagen erg veel zorgen om mij. Ik ben heel stil. Ze zegger' dat het goed is om erover te praten.
In het ziekenhuis zijn er ook psychiaters bij me geweest, maar ik ga niet met zo'n snuiter praten, dat doe ik wel met vrienden. Of met mijn broers.
Jan Veerman is steeds met zijn hoofd op televisie. Ik kon me moeilijk voorstellen dat hij medelijden heeft met de gewonden.
Ik vond hem altijd al een lul van
een gozer.
Hij heeft me een half jaar terug een keer een klap in mijn smoel gegeven, om niks. Ik zou een raam ingeslagen hebben. Dat was helemaal niet zo. ZATERDAG
Ik ga weer naar Jeroen in Rotterdam. Het gaat alweer iets beter met hem, en dus ook met mij. Ik mag zijn kamer in. Eindelijk zie ik hem weer eens van dichtbij. Z'n gezichL en armen zijr-r helemaal opgezwollen. Ik herken hem bijna niet. Het lijkt wel of er een kilootie of 100 bij is gekomen. Volgens mijn moeder komt dat door de extra zuur-
stof die ze hem toedienen. Ik praat tegen Jeroen. Hij kan niet reageren. Hij heeft z'n ogen dicht. Maar misschien hoort hij het
al een paar biertjes op en beginnen met sterretjes te zwaaien. Na twaalf uur stroomt het vol. Ik wil weg, het is veel te druk. We pakken onze jas en lopen naar de uitgang, de trap naar buiten. Plotseling zie ik achter mij een dikke rookwolk. Mensen gillen en durven. Ik val van de trap en word bedolven onder de mensen. Ik krijg geen lucht meer. Dan denk ik: dit was het dan. Maf, maar ik heb er vrede mee. Met mijn moeder praat ik vaak over de dood. Mijn ouders weten hoe ik mijn begrafenis wil. Ze kunnen het lijstje met de mensen die ik bij mijn graf wil zo opzoeken,
haar mee naar huis. Mijn moeder schrikt zich rot. Ze houdt Jantiens gezicht onder de kraan en brengt haar naar huis. Ik probeer te slapen, maar na een uur word ik weer wakker. Alles stinkt naar rook. MAANDAG
De telefoon blijft rinkelen. Iedereen wil praten of weten hoe het met anderen gaat. Sommigen vertellen dat die of die overleden is. Met mijn moeder maak ik een lijstje van mensen van wie we denken dat ze dood
zijn. We komen op twintig. Later die dag horen we dat het er veel min-
schiet het door me heen.
der zijn. Al die onzinverhalen. AIs je in
Er komt beweging in de lui die bovenop me liggen. Ik word opgetild en naar buiten geduwd. Ik snap nog steeds niet wat er aan de hand is. Heeft iemand een rookbom afgestoken? Ik kom buiten en zie jongens met barkrukken op de ramen slaan. Wordt
Volendam aan het begin van de straat een snee in je vinger hebt, is aan het einde van de straat je hand er al af. Ik wil even geen
er gevochten?
Dan komt mijn vriendin Jantien uit het raam. Haar gezicht is pikzwart, twee blau-
we ogen kijken verbaasd om zich heen. Eindelijk begin ik het te snappen. Ik neem
nieuwtjes meer horen. Ik weet niet meer wat ik moet geloven. Mijn nichtje is ook gewond. Ze is 14 jaar, ze hoorde helemaal niet in die bar te zijn. Mijn tante wist ook van niets. Totdat ze 's nachts werd gebeld. "Je dochter ligt in het AMC." Ze ligt op de intensive care. Niemand weet of ze het redt.
toch. Ik zeg dat hij maar snel moet opknap-
pen, zodat hij me lveer kan pesten. Dat doet-ie namelijk altijd. ZONDAG
Ik heb een vage droom gehad over een vriend van me. Hij lig't slecht. Ik droom dat z'n oor eraf is, en waarschijnlijk is dat ook zo. Hij ligt in het buitenland. Gisteren zag mijn vader het zwartverbrande horloge van Jeroen thuis op tafel liggen. Hij moest huilen toen hij het zag. Vandaag ben ik voor het eerst terug geweest op de plek
waar alles een week geleden
gebeurde.
Samen met mijn vader. Alle herinneringen kwamen weer boven. Vooral toen ik de tralies voor de ramen zag. Waarorn ziLíen ze
daar eigenlijk? Ik weet zeker dat het levens gescheeld zou hebben als er alleen glas had gezeten. Marian van der Sluis in de haven van Volendam.
MARIAN VAN DER SLUIS. í7 JAAR ZONDAG 31 DECEMBER
Lekker feesten in De Hemel. Zo willen ik en mijn vriendinnen de laatste avond van ditiaar doorbrengen. Aan het begin van de avond is het rustig. De barmannen hebben
Marian van der Sluis: 'lk val van de trap en word bedolven onder de mensen. lk krijg geen lucht meer. Dan denk ik dit was het dan. Maf, maar ik heb er vrede mee' Nieuwe Revu O3 /
-19
DINSDAG ga op bezoek bij mijn nichtje. Vanachter
Ik
een raam mag ik naar haar kijken. Mijn oom was bang dat haar blonde haar weggebrand zolu zijn. Dat vond hij altijd zo mooi. Gelukkig is dat niet zo. Ik zie de vlechten op het kussen liggen. De artsen doen nog niets aan haar brandwonden. Eerst moet het beter gaan met haar longen. In haar
kamer is het heel warm. zodat ze niet aÍkoelt. Raar idee.
was ook een stille jongen. Hlj zat altijd in een hoekje van de klas en zei niets. Soms werd hij gepest. Dan gaf een van de grote, populaire jongens hem een tik en riep: "Wakker worden!" Diezelfde jongens zijn ook op zijn begrafenis. Ben benieuwd waar ze aàÍr denken.
Het is avond. Uitgaan is nu een beetje raar, maar ik ga toch naar café The Movies. Het is druk. De muziek is uit en de lampen staan aan. Toch is het gezellig. Iedereen
kletst. Een jongen WOENSDAG
Op school, het Don Bosco-college, loopt iedereen in en uit. Aan de muur hangen
zil
aan de bar. Zljn
broertje wordt morgen begraven. Volgens mij dringt dat nog niet echt tot hem door. Hij vertelt over zijn broertje en lacht.
foto's van alle dode jongens en meisjes. Het
is frjn iedereen weer te zien. Vooral omdat ik er nu achter kom hoe het nou echt met iedereen gaat. Ik zie een meisje van wie gezegd werd dat ze in het ziekenhuis lag. Het zou heel slecht met haar gaan. Ze staat hier gewoon voor me. Kerngezond. 's Avonds ga ik naar de ouders van Lennart, een van de doden. Ik heb een jaar bij hem in de klas gezeten. Hij ligt opgebaard. Ik kijk. Er is niets aan hem te zien. Hij had helemaal geen brandwonden, hij is gewoon gestikt. DONDERDAG
Ik ga terug naar De Hemel. Even een bloemetje neerleggen. Het is een angstaanjagend gezicht. De gordijnen die uit de ramen wapperen. De tralies er nog half voor. De zwartgeblakerde krukken. Volgens mij is deze ramp voorbestemd. Stel je voor: brand in de hemel. Die kroeg zat vol met veel te jonge kinderen die te veel dronken. Zelfs met kerst ging De Hemel open, ook al vroegen ouders of hij dan dicht kon
blijven. En mijn nichtje riep altijd dat zij de mooiste van de familie was... Na het onderzoek moeten ze De Hemel openstellen voor de slachtoffers. Dan kunnen ze zelf de nooduitgangen bekijken of,
ZATERDAG De hele dag luister ik via de radio naar de vier volgende begrafenissen. Er komt een begrafenisstoet voorbij ons huis. Die jongen had net een huisje bij ons in de straat gekocht. Weer een hele massa mensen. Ik
tel hoeveel het er zijn, maar kan het niet meer bijhouden. ZONDAG
Met een paar vriendinnen kijk ik naar een frlm. Even afleiding, even iets gezelligs. Maar het is een en al brand en doden. Het gesprek komt weer op oud en nieuw Het houdt maar niet op. Ik wil dat de lessen op school weer beginnen. Dan heb ik weer wat
afleiding. Kan
ik
weer met iets anders
bezig zljn.
NICO ADMIRAAL. 21 JAAR ZONDAG 31 DECEMBER Met een groep vrienden van handbal breng
de laatste uren van het oudejaar door. We drinken bier en wringen ons in de raarste bochten met een spelletje twister. Om
twaalf uur gaan we naar De Hemel om iedereen gelukkig nieuwjaar te wensen. We begroeten iedereen. Ik bestel een rondje en
kijk
VRIJDAG
Verderop zwaaít een jongen met sterretjes. Een steekvlam. De lichten gaan uit. Kerst-
gewoon nreuwsgr.eng.
Ik ga later op de dag naar
de begrafenis van Lennart. Daar is het veel rustiger. Het
Nieuwe Revu 03 / 20
er met barkrukken tegen aan. Ze
geven
mee. Het vuur is uit, maar de hitte is verschrikkelijk. Ik zie een vriend van me op de
grond liggen en help hem naar buiten. Dat doe ik ook met zes andere slachtoffers. Wie had tien minuten daarvoor kunnen denken dat ik nu moet kiezen wie ik help? Zo van: jou help ik en jou laat ik liggen, want zij heeft mijn hulp harder nodig. Ik moet naar buiten. Ik adem slecht en voel een brandwond in mijn nek. Buiten springt een verbrande jongen in het water van de haven. Ik zie mijn broertje staan. Nog nooit was ik zo blij hem te zien. Hij is gewond, maar kan nog lopen. Ik neem een meisje mee naar een huis op de dijk. Daar zet ik verbrande kinderen
onder de douche. Een jongen
wil
niet,
omdat hij bang is voor de pijn. Hij laat tenminste nog merken dat hij pijn heeft. De meeste slachtoffers staren meer dood dan levend voor zich uit. Ouders komen binnen op zoek naar hun zoon. Ik wijs naar een jongetje dat op de grond lígt. Zljn vellen hangen erbij. Zijn moeder zegt: "Dat is 'm niet." Hij kijkt op. "Ja moe, ik ben het wel." Om half vijf zijn de zwaarst gewonden naar het ziekenhuis gebracht. Mijn broertje is afgevoerd naar het AMC. Ik ga naar huis. Ik neem een bad. Binnen vijf minuten is het water zwart en vol dennennaalden. Dan beginnen de telefoontjes. "Is het echt waar?" Ik probeer te slapen, maar kan niet ademen. Ik moet overgeven, er komt zwatte troep uit mijn longen.
ik
zoals ik, de trap.
De dag van de eerste begrafenissen. Om tien uur kijk ik op de televisie naar de uitvaart van Edward. 600 mensen nemen afscheid. Dat zijn er wel erg veel. De meesten kennen hem niet eens goed, ze zíjn
schop me los. Verminkte mensen schreeuwen en rennen door elkaar heen. Ik begin als een wilde aan de tralies voor de ramen te trekken. Buiten slaan mensen
om me heen.
MAANDAG
Nu wordt de schade pas echt duidelijk. Vrienden liggen in verschillende ziekenhuizen. Een goede vriend vecht voor zijn leven. Een aantal bekenden ligt op het randje in binnenlandse en buitenlandse ziekenhuizen. De telefoon staat roodgloeiend. Ik wil praten, maar na twee woorden
Iedereen rent naar de uitgang. Ik ook. Ik
jank ik weer. Ik ga naar mijn broertje in het AMC. Hij
struikel over een barkruk. Vrienden vallen bovenop me. Ik krijg geen lucht. Bij de bar knallen flessen uit elkaar. Plotseling is het een paar seconden stil. Ik denk: Di! kan niet, zo wil ik niet aan mijn einde komen. Mijn benen zitten klem in de barkruk. Ik
heeft eerste- en tweedegraads brandwonden in zíjn gezicht. Op zijn afdeling zie ik in het hokje van de verpleegsters een bord waarop de namen van de patiënten staan. Bij de helft van de patiênten staat ramp.Ik bezoek ook een vriend. Ik weet dat het met
takken komen smeltend naar
beneden.
hem en mijn broertje meevalt, maar ik schrik me rot. Verminkte gezichten en verbrande armen.
minste weer op de bank en kijkt televisre. Ik ga naar de politie en vertel wat ik heb gezien. Hoe ik jongens naar de nooduitgan-
later weer terugkwamen, omdat ze er niet uit konden. Op de televisie beweert Jan Veerman dat de nooduitgangen gewoon openstonden. Ik kook van woede. Waarom liegt hij? Steeds als ik nu in een huis ben, of in het ziekenhuis, controleer ik hoe ik zo snel mogelijk weer naar buiten kan vluchten. Ik krijg een telefoontje dat het weer slechter gaat met mijn vriend. Hij is terug naar de intensive care en wordt opnieuw beademd. Dit kan niet. Gisteren nam hij nog iedereen in de maling. Hij mag niet gen zag rennen. En hoe ze even
DINSDAG
Vannacht ben ik gillend wakker geworden. Elke keer als ik in slaap val, speelt die hele frlm zich weer af. Ik zie een jongen met zijn handen in een bak water. De vellen laten los. Hij staart levenloos voor zich uit. Met een paar vrienden ga ik naar hetAMC. De Koningin komt op bezoek. Ze komt bij ons zitten en vraagt of wij er ook bij waren. Ik vind het frjn om met haar te praten. Niet omdat het Beatrix is, maar gewoon omdat ik mijn verhaal kwijt wil. Ik bezoek de vriend die eerder op de intensive care lag. Het gaat beter met hem. Hij
zit nog helemaal ingepakt, maar maakt weer grapjes. We gaan terug naar Volendam en rijden naar de sporthal waar ik normaal vijf keer per week train. We spelen niet, praten alleen maar.
De spelersselectie komt weer bij elkaar. We bespreken hoe het verder moet. We willen de bond vragen ons een jaar uit te sluiten van de competitie. Totdat iedereen er weer een beetje bovenop is. Van de 25 handbalIers van de eerste en tweede selectie zíjn er tien gewond. Met zes komt het misschien nooit meer goed.
We spelen een spelletje voetbal. Na vijf minuten kan ik niet meer ademen. Ik hoest. Er komt zwarte rotzooi uit. de rook van De Hemel.
Ik ruik
VRIJDAG Ik ga naar de begrafenis van een bekende.
Ze draaien Celine Dion. Het had niet veel dit liedje voor mij
dood.
gescheeld of ze hadden gedraaid.
DONDERDAG De lachende gezichten van de doden. Yvonne,17 jaar, Sharon, 13 jaar. Dat is het eer-
Na de uitvaart vertelt iemand dat het heel slecht gaat met mijn vriend. Jankend kom ik thuis. "Hoe kan dat nou?" zeg lk tegen mijn moeder. Ik bel zijn broer en die zegt dat het niet waar is. Zijn toestand is nog
WOENSDAG
ste wat ik zie als ik vanmorgen wakker word. Op de lokale televisie staan de tijden van hun begrafenis, met hun fotootjes erbij. Stralende koppies. Ik huil. Ik wil een
Mijn broertje is gelukkig weer thuis. Zíjn
kaarsje voor de doden branden.
gezicht zít in het verband. Maar hij zit ten-
niet. Nooit meer iets met vuur.
Ik
durf
hetzelfde.
Ik ga een kijkje nemen bij het'horrorcafé'.
Ik zie de zwartgeblakerde ramen en alles wat die avond gebeurd is, komt weer naar ik naar het resultaat van het onderzoek. Alles had voorko-
boven. Vanavond luister
men kunnen worden. Heel wrang. Was het nou zoveel moeite geweest om die kersttak-
ken te impregneren? ZATERDAG
Ik bekijk
de foto's van oudejaarsavond,
voor de ramp. We halen ongein uit, lachen.
Een half uur later vochten we voor
ons
leven.
Ik
bezoek weer een paar gewonde vrienden. Gelukkig gaat het iets beter met iedereen. De vriend op de intensive care mag binnenkort weer zelf ademen. Ik praat met zijn vader. Die blijft lachen en doet net
alsof zijn zoon alleen een sneetje vinger heeft. Wat een man!
in zijn
ZONDAG
Het is nu zondagavond. Vorige week rond
tijd hadden we de grootste plannen. Om zes uur zouden we thuis feesten, om twaalf uur de dijk op. Niet zo lang, gewoon alleen even gelukkig nieuwjaar wensen. Inderdaad, het duurde niet lang o deze
Vlnr: Tom Schilder, Jan Bond en Nico Admiraal.
Nico Admiraal:
'Ouders komen binnen op zoek naar hun zoon. lk wijs naar een jongetje.Ziin vellen hangen erbii. Ziin moeder zegt 'Dat is 'm niet.' Hii kijkt op. ÍJa moe, ik ben het wel"
PRODUCTIE: MENSJE MELCHIOR EN BOB BEEKMAN
Nieuwe Revu
Og
/
2-1