Voedingspatroon adolescenten is ondermaats Hoe kan het worden bijgestuurd? C. Matthys
1
Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde - Universiteit Gent
De adolescentie is een belangrijk aangrijpingspunt in de preventie van voedingsgerelateerde chronische aandoeningen. Om tot efficiënte voedings voorlichtingscampagnes te kunnen komen moet men vooraf voldoende zicht krijgen op eventuele knelpunten. De Universiteit Gent onderzocht verschillende onderdelen van het voedingspatroon van Vlaamse adolescenten en de gevolgen hiervan op hun gezondheid. Wat leren we uit deze resultaten en Foto: Gettyimages
hoe kunnen ze worden aangewend om het voedingspatroon van onze jongeren bij te sturen?
Matthys C. The Adolescents’ Diet from a Public Health Perspective. PhD thesis Ghent University, 2006. ISBN 90 783 4402 4 – ook te raadplegen via http://hdl.handle.net/ 1854/5430. 1
D
e adolescentie vormt in de levenscyclus van de mens een unieke periode. Ze wordt gekenmerkt door een belang rijke fysieke, psychosociale en cognitieve ontwikkeling (1). De overgang van kind
Het voedingspatroon van de Vlaamse adolescenten is nog verre van ideaal. Dit blijkt uit kwantitatief onderzoek uitgevoerd door de Universiteit Gent. Zowel de vetinname als de koolhydraatinname wijken sterk af van de aanbevelingen. Het ontbijt is ondermaats en tussendoortjes brengen te veel enkelvoudige koolhydraten en verzadigde vetzuren aan. De inname van voedingsvezels, groenten, fruit en calcium ligt onder de aanbeveling. Bij meisjes is ook de ijzerinname te beperkt. Positief is dat de geschatte inname van acrylamide onder de
naar volwassene impliceert een groeifase met een verhoogde behoefte aan energie en nutriënten. Dit blijkt uit de gewichts toename (tot 50 % van het volwassen gewicht), de groeischeuten (tot 20 % van de volwassen lengte) en de toenemende
drempelwaarde voor neurotoxische effecten ligt. Inzake voeding en gezondheid speelt ook de sociale achtergrond een rol: jongeren uit sociaal lagere klassen scoren nog slechter. Op basis van concrete onderzoeksgegevens kunnen adviezen worden uitgewerkt om het voedingspatroon van adolescenten op een adequate manier maar zonder al te ingrijpende maatregelen bij te sturen. Gezondheidswerkers, beleidsverantwoordelijken maar ook het grote publiek hebben baat bij een goed opgezette methodologie.
Samenvatting • nr 3 | 2006
sterkte van het beendergestel (40 tot 45 %) tijdens de adolescentie (2). Ook vanuit het standpunt van gezond heidspromotie is de adolescentie bijzon der. Tijdens deze levensfase kunnen voe dingsproblemen nog worden bijgestuurd en gezonde eet- en leefgewoonten wor den bijgebracht. De adolescentie vormt dan ook een belangrijk aangrijpingspunt in de preventie van voedingsgerelateer de chronische aandoeningen zoals harten vaatziekten, kanker en osteoporose. De Wereldgezondheidsorganisatie defi nieert een adolescent als een persoon tussen 10 en 19 jaar oud. In België verte genwoordigen adolescenten ongeveer 12 % van de totale populatie; wereld wijd is dit één op vijf 5 (3,4).
Belang van een goede voeding Het belang van een gezond voedingspa troon tijdens de adolescentie is in de wetenschappelijke literatuur uitgebreid beschreven (5). Een inadequate voeding kan de seksuele maturatie vertragen, de groei remmen of stoppen, een optimale piekbotmassa in het gedrang brengen en aanleiding geven tot ziekte op latere leeftijd. Een optimale groei tijdens de puberteit vereist een evenwichtige ener gie- en voedingsstoffenaanbreng en de inname van voldoende eiwitten met een hoge biologische waarde. Bij adolescen tenmeisjes die de neiging hebben om de inname van eiwitrijke producten en in het bijzonder van zuivelproducten te beperken, vraagt vooral de ijzer- en de
calciuminname bijzondere aandacht. Ten slotte mag niet uit het oog worden ver loren dat de groei behalve door de voe ding ook nog wordt beïnvloed door andere factoren zoals de genen, fysieke activiteit, leeftijd, geslacht en het endo criene evenwicht.
Voedingspatroon gemeten De Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde van de Universiteit Gent zette in 1997 in samenwerking met verschillende Gentse centra voor leerlin genbegeleiding en vijf Gentse scholen een kwantitatief onderzoek op naar het voe dingspatroon van 341 adolescenten (13-18 jaar). De doelstelling van het onderzoek was om de voedingsgewoonten van ado lescenten te toetsen aan de bestaande aanbevelingen, eventuele knelpunten in het voedingspatroon van jongeren te identificeren en op basis van de bevindin gen gerichte adviezen te verstrekken aan gezondheidswerkers, beleidsverantwoor delijken en het brede publiek. Er werd in het onderzoek gebruik gemaakt van voe dingsdagboekjes. Het voedingspatroon van de adolescen ten voldeed niet aan het gewenste pro fiel overeenkomstig de Belgische voe dingaanbevelingen (18). Zowel de vetin name als de koolhydraatinname weken sterk af van de aanbevelingen (tabel 1). Tussendoortjes die 20 tot 24 % van de dagenergie leverden, vormden de belangrijkste bron van enkelvoudige
Ontbijters gebruiken meer “gezonde” voedingsmiddelen en vertonen een meer adequate nutriënteninname.
koolhydraten en verzadigde vetzuren. De inname van voedingsvezels, groen ten, fruit en calcium lag onder de aanbe veling. Bij meisjes was ook de ijzerinna me te beperkt.
Ontbijters eten gezonder De energiebijdrage van het ontbijt was behoorlijk laag (gemiddeld 15-16 %). Het ontbijt zou nochtans 20 tot 25 % van de dagelijks benodigde energie moeten leveren via een gevarieerd aan bod uit verschillende voedingsgroepen (volkoren graanproducten, bij voorkeur magere of halfvolle zuivel, fruit). Zogenaamd goede ontbijters namen sig nificant meer brood, fruit, groenten, melk en melkproducten en fruitsap. In vergelijking met zogenaamd slechte ont bijters dronken zij beduidend minder frisdranken. Globaal kon men vaststellen dat goede ontbijters meer “gezonde” voedingsmiddelen gebruikten en een meer adequate nutriënteninname ver toonden. Wegens te weinig biochemi sche toetsing van de cholesterol-, vitami ne- en mineralenstatus konden de ver schillen in voedingsinname echter niet in
Tabel 1: De gemiddelde macronutriënteninname van de onderzochte adolescentenpopulatie in vergelijking met de Belgische voedingsaanbevelingen (6). Belgische voedingsaanbevelingen (18)
Totaal vet (en%) • Verzadigde
vetzuren (en%)
• Mono-onverzadigde • Poly-onverzadigde
vetzuren (en%)
vetzuren (en%)
Totaal koolhydraten (en%) • Enkelvoudige
koolhydraten (en%) (mono- en disachariden)
Totaal eiwitten (en%)
nr 3 | 2006 •
Adolescenten (1997) jongens
meisjes
< 30-35
36,2
35,5
≤ 10
15,5
15,4
> 10
14,6
14,2
5,3-10
6,1
5,9
≥ 55
48,8
49,2
Het is aanbevolen de inname van toegevoegde suikers te beperken.
23,9
24,0
10-14
14,4
14,9
Voedingspatroon adolescenten
verband worden gebracht met de nutri tionele status. Verdere informatie over het onderzoek vindt u in Nutrinews, december 1998 (6).
Figuur 1: Proportionele bijdrage van verschillende voedingsmiddelengroepen tot de inname van verzadigde vetzuren bij jongens en meisjes. Jongens
Stappenplan naar minder verzadigde vetzuren Ecologische en observationele studies hebben een positief verband gevonden tussen de inname van verzadigde vetzu ren en een ongunstig bloedlipidenpro fiel, een belangrijke determinant van atherosclerose (15,16). Een voeding rijk aan groenten en fruit vermindert daar entegen het risico op hart- en vaatziek ten (17). De voeding van adolescenten bevat te veel verzadigde vetzuren, een belangrijk knelpunt binnen het voedingspatroon van deze subpopulatie. Op welke manier kunnen gezondheidswerkers het voe dingspatroon van de adolescentenpopu latie bijsturen zodat de verzadigde vet zuurinname in het algemeen beter aan sluit bij de theoretische voedingsaanbe velingen? De methodologie om tot ade quate voedingsaanbevelingen of “food based dietary guidelines” te komen, is uitgebreid beschreven in een rapport van de “Food and Agricultural Organi sation” (FAO) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) (7). Het basis idee is dat men zo weinig mogelijk tracht te veranderen aan het voedings patroon van de betreffende populatie groep. In eerste instantie wordt bekeken welke voedingsmiddelengroepen bij adolescen ten de belangrijkste bronnen vormen van verzadigde vetzuren. De belangrijk ste bronnen van verzadigde vetzuren waren de voedselgroepen “vetten, oliën en hartige sauzen”, “vlees en vlees waren”, “suiker, snoep, zoet beleg en zoete sauzen”, “kaas”, “melk en melk producten” en ten slotte “brood, beschuit en koffiekoeken” (figuur 1). Binnen de verschillende voedselgroepen leverden vooral vers vlees, margarines met een hoog vetgehalte en vetrijke kaassoorten een belangrijke bijdrage tot de inname van verzadigde vetzuren. Een tweede stap in de ontwikkeling van op voedingsmiddelen gebaseerde voe dingsaanbevelingen is de vergelijking van het voedingspatroon tussen perso
Eieren Samengestelde gerechten
Vis en visproducten Overige
Noten, zaden en snacks
Vetten, oliën en hartige sauzen
Brood, beschuit en ontbijtkoeken
Koek en gebak
Suiker, snoep, zoet beleg en zoete sauzen Vlees en vleesproducten
Melk en melkproducten Kaas
Meisjes Samengestelde gerechten Noten, zaden en snacks
Eieren
Vis en visproducten
Overige
Vetten, oliën en hartige sauzen
Brood, beschuit en ontbijtkoeken
Koek en gebak
Vlees en vleesproducten Suiker, snoep, zoet beleg en zoete sauzen
Melk en melkproducten
nen met een relatief lage inname van verzadigde vetzuren en personen met een relatief hoge inname van verzadigde vetzuren. Een relatief lage inname van verzadigde vetzuren ging bij de onder zochte jongeren samen met een signifi cant lagere inname van totaal vet en mono-onverzadigde vetzuren. Hun inname van polysachariden maar ook
Kaas
van mono- en disacchariden was daar entegen significant hoger. Hun calcium aanbreng lag beduidend lager. Meisjes met een relatief lage inname van ver zadigde vetzuren consumeerden signi ficant minder vetrijke kaassoorten en vlees (figuur 2). Zij gebruikten wel opvallend meer fruit, meer brood en minder koffiekoeken. • nr 3 | 2006
Invloed sociale ongelijkheid Het aantal wetenschappelijke bewijzen dat arm en rijk niet gelijk zijn voor ziek te en dood neemt toe (9). Als gevolg hiervan groeit ook de belangstelling voor het feit dat voedingsgewoonten verschillen naargelang de sociale klasse waartoe men behoort. In het jongerenonderzoek werd de soci ale situatie van de adolescenten opgete kend. Men baseerde zich hiervoor vooral op de opleiding van enerzijds de adoles centen zelf en anderzijds hun ouders. Is dergelijke informatie belangrijk bij de ontwikkeling van verschillende gezond heidscampagnes? Op het vlak van de inname van macronutriënten waren
nr 3 | 2006 •
Figuur 2: Mediane inname van fruit, kaas en vlees bij meisjes met een relatief lage inname van verzadigde vetzuren (VVZ) en bij meisjes met een relatief hoge inname van verzadigde vetzuren. 120 Mediane inname (g/dag)
In de volgende stappen worden verschil lende scenario-analyses gehanteerd (8). Op basis van verschillende analyses blijkt dat de inname van verzadigde vetzuren op populatieniveau het best kan worden verlaagd tot de aanbeveling door de jongeren te adviseren de portie vlees (voornamelijk bij jongens), margarine met een hoog vetgehalte en vette kaas soorten te verminderen. Vetrijke produc ten vervangen door magere alternatie ven kan bijdragen tot een verlaging van de inname van verzadigde vetzuren maar blijkt op populatieniveau als enige maatregel ontoereikend om onder de theoretische aanbeveling van minder dan 10 energie% verzadigde vetzuren te komen. De consumptie van industrieel bereide producten, inclusief fastfood, koek, gebak en andere zoetigheden, moet eveneens worden beperkt. De interpretatie van de resultaten van dergelijke scenario-analyses en de imple mentatie van de hieruit bekomen voe dingsaanbevelingen moet echter met de nodige omzichtigheid gebeuren. De bekomen aanbevelingen moeten wor den uitgetest in een panel van adoles centen die kunnen beoordelen of deze adviezen al dan niet implementeerbaar zijn. Daarnaast moet ook rekening wor den gehouden met het feit dat adviezen met betrekking tot de verzadigde vet zuurinname ook van invloed kunnen zijn op de inname van andere nutriënten. Een vermindering van de vetinname kan er bijvoorbeeld toe leiden dat er minder vetoplosbare vitamines worden opgeno men of minder kaas eten kan aanleiding geven tot een verlaagde calciuminname.
100 80 60 40 20 0 Fruit Relatief lage VVZ-inname
geen noemenswaardige verschillen vast te stellen. Dat betekent dat alle jonge ren erin slagen, ongeacht hun sociale achtergrond, een voldoende energetisch onderbouwde voeding samen te stellen. Wat de inname van micronutriënten betreft, traden wel significante verschil len op de voorgrond. Meisjes die een humanioraopleiding volgden en meisjes van wie beide ouders hadden verder gestudeerd, scoorden beter voor hun micronutriënteninname. De verschillen zijn vooral duidelijk voor calcium en ijzer. Dit impliceert dat minder goed geschoolde jongeren kwetsbaarder zijn en op termijn meer risico lopen op voe dingsstoffendeficiënties. Ook op voedingsmiddelenniveau waren er duidelijk verschillen. Meisjes met een humanioraopleiding namen significant meer fruit, groenten, ontbijtgranen, kaas, melk en melkproducten maar dron ken significant minder frisdranken dan meisjes die een beroepsopleiding volg den. Meisjes waarvan beide ouders had den verder gestudeerd consumeerden
Kaas
Vlees Relatief hoge VVZ-inname
meer koek en gebak en melk en melk producten. Het voedingspatroon van jongeren die een humanioraopleiding hadden gevolgd was ten slotte meer gevarieerd dan het voedingspatroon van lager opgeleide adolescenten. Wetenschappelijk onderzoek heeft aan getoond dat variatie in de voeding de gezondheid positief kan beïnvloeden (10). Hoger opgeleide jongeren scoorden dus beter voor dit aspect van gezond heid. Uit het jongerenonderzoek blijkt dat alle adolescenten, ongeacht hun sociale klas se, nog te weinig gezond eten en dat de situatie in de sociaal lagere klassen nog erger is. Bij het opstarten van voedings voorlichtings- of gezondheidscampagnes voor jongeren met de bedoeling hun voedingspatroon te veranderen, is het aangewezen om te differentiëren naar de opleiding van de adolescenten. Jongeren uit verschillende schooloplei dingen hebben nood aan een verschil lende aanpak en boodschap (11).
Schatting acrylamide-inname Voedingsvoorlichtingscampagnes voor jongeren moeten differentiëren naar de opleiding van de adolescenten.
In de relatie voeding en gezondheid is niet alleen het nutritionele aspect belangrijk maar speelt ook de veiligheid van ons voedsel een rol. Voedsel kan schadelijke stoffen of ziekmakende bac teriën bevatten. In het jongerenonder zoek kon niet de volledige range van alle chemische stoffen die kunnen voor
Voedingspatroon adolescenten
komen in het voedingspatroon worden bestudeerd. Er werd voor gekozen de inname van acrylamide te analyseren als een illustratie van voedselveiligheidsana lyse. Op dat moment was er binnen de EU immers een grote bezorgdheid ter zake. In april 2002 maakten Zweedse onderzoekers bekend dat zij in diverse voedingsmiddelen aanzienlijke hoeveel heden acrylamide hadden teruggevon den. Acrylamide ontstaat bij de berei ding van zetmeelrijke voedingsmiddelen bij hoge temperaturen in waterarme omstandigheden en wordt op basis van dierproeven als mogelijk kankerverwek kend beschouwd (12). Over de effecten bij de mens is vooralsnog weinig bekend. Voedingsmiddelen waarin de hoogste hoeveelheden acrylamide werden terug gevonden waren respectievelijk chips, frieten, koekjes en beschuiten, ontbijt granen en brood (13). Op basis van de beschikbare gegevens kwam men toen echter tot het besluit dat wie volgens de huidige richtlijnen van een goede voe ding evenwichtig en gevarieerd eet zich geen zorgen hoeft te maken. Voor de analyse van de acrylamide-inna me werd gebruik gemaakt van probalis tische technieken. Om de inname bij de adolescenten te kunnen schatten, diende de gevonden hoeveelheid acrylamide in een voedingsmiddel te worden gecombi neerd met de consumptiegegevens voor het betreffende voedingsmiddel. Een voedselgroep met een middelmatig acryl amidegehalte dat evenwel een hoog verbruik kent, kan immers meer bijdra gen tot de totale acrylamide-inname dan een voedselgroep met een hoog acryl amidegehalte dat maar beperkt wordt gebruikt. De geschatte inname van acrylamide bij de onderzochte adolescenten lag onder de drempelwaarde voor neurotoxische effecten (5 µg/kg lichaamsgewicht/dag). De mediaan en de 95ste percentiel voor de acrylamide-inname via de voeding per persoon waren respectievelijk 0,64 en 1,26 µg/kg lichaamsgewicht/dag voor jongens en 0,46 en 0,94 µg/kg lichaams gewicht/dag voor meisjes. Frieten en chips waren bij jongeren met een rela tief hoge acrylamide-inname de belang rijkste bronnen. Chips en frieten samen vertegenwoordigden bijna 40 % van de inname voor de gemiddelde tiener. Overeenkomstig de richtlijnen voor een
goede voeding zijn chips en frieten niet verboden maar moet hun inname wor den beperkt. Er wordt aangeraden om frituurbereidingen in het algemeen te beperken tot maximaal één maal per week. Een al te lange en sterke verhit ting is tevens af te raden om de verlie zen aan essentiële voedingsstoffen zoals vitaminen te beperken (14).
heidsvoorlichters. Belangrijke aandachts punten zijn een groter verbruik van groenten en fruit en een vermindering van de inname van verzadigde vetzuren. Zowel vanuit nutritioneel standpunt als vanuit het standpunt van de voedselvei ligheid wordt de consumptie van frituur bereidingen best beperkt tot maximaal één maal per week.
Besluit
Omdat voedingsgewoonten kunnen ver anderen, ook bij adolescenten, blijft een verdere opvolging en monitoring van hun eetgewoonten ten slotte essentieel. Zo kunnen gezondheidscampagnes waar nodig worden bijgestuurd.
Het is duidelijk: het voedingspatroon van de Vlaamse adolescenten is nog verre van ideaal. Op basis van deze bevindin gen blijkt er een grote nood aan effi ciënte voedingsvoorlichtingscampagnes waarbij rekening wordt gehouden met de opleidingsgraad van de jongeren en die globaal kunnen worden ondersteund door het korps van voedings- en gezond
Literatuur 1. Perry C. Preadolescent and adolescent influences on health. In: Smedley B, Syme L (eds), Promoting Health: Intervention Strategies From Social and Behavioral Research. Washington DC: National University Press, 2000: 217-253 2. Gong E, Heald F. Diet, nutrition, and adolescence. In: Shils M, Olsen J, Shike M (eds), Modern Nutrition in Health and Disease. Philadelphia: Lea & Febiger, 1994: 7759-7769 3. Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie. Bevolking en huishoudens. Totale en Belgische bevolking. Brussel: Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 2004 4. World Health Organization. Action for Adolescent Health. Geneva 1997 5. Lytle L, Kubik M. Nutritional issues for adolescents. Best Practice & Research Clinical Endocrinology and Metabolism 2003; 17(2): 177-189 6. De Henauw S. Jongeren scoren slecht voor het vak gezond eten. Nutrinews, december 1998 – ook te raadplegen via www.nice-info.be > Nutrinews 7. Food and Agricultural Organization / World Health Organization. Preparation and use of FoodBased Dietary Guidelines. Report of a Joint FAO/WHO Consultation. Geneva: World Health Organisation 1998 8. Matthys C, De Henauw S, Bellemans M, De Maeyer M, De Backer G. Sources of saturated fatty acids in Belgian adolescents’ diet: implications for the development of food-based dietary guidelines. Br J Nutr 2006; 95: 546–554 9. Maes L. Voeding en sociaal-economische verschillen. Nutrinews, december 1999 – ook te raadplegen via www.nice-info.be > Nutrinews 10. Hsu-Hage BH, Wahlqvist ML. Food variety of adult Melbourne Chinese: a case study of a population in transition. World Revue of Nutrition and Dietetics 1996; 79: 53-69 11. Matthys C, De Henauw S, Maes L, De Bacquer D, Verbeke W, De Backer G. Association between adolescents’ education and dietary pattern recorded by 7-day food records. Sozial- und Präventivmedizin 2006; 51: 80–90 12. International Agency for Research on Cancer. Acrylamide. IARC Monographs on the Evaluation of the Carcinogenic Risk of Chemicals to Humans, Vol. 60. Lyon: International Agency for Research on Cancer 1994 13. De Geeter H. De vorming van acrylamide in voedingsmiddelen vraagt bijkomend onderzoek. Waarom? Nutrinews, september 2002 – ook te raadplegen via www.nice-info.be > Nutrinews 14. Verstandig frituren. Nutrinews Special “Aardappelen in de kijker” maart 2004 - ook te raadplegen via www.nice-info.be > Nutrinews 15. Labarthe D. Epidemiology and prevention of cardiovascular disease, a global chalenge. Gaithersburg. MD: Aspen Publishers 1998 16. Willett W. Nutritional Epidemiology. 2 ed. New York: Oxford University Press 1998 17. World Health Organisation. Diet, Nutrition and the Prevention of Chronic Diseases. Technical Report Series 916. Geneva: World Health Organisation 2003 18. Nationale Raad voor de Voeding. Voedingsaanbevelingen voor België. Herziene versie 2003. Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu - http://www.health.fgov.be/CSH_ HGR/Nederlands/Brochures/Voedingsaanbevelingen%20voor%20belgie_versie2003.htm
• nr 3 | 2006