VNG standpunt EU Groenboek: ‘Aanpassing aan klimaatverandering in Europa – mogelijkheden voor EU-actie’ November 2007
Samenvatting De Europese Commissie heeft op 29 september 2007 het groenboek ‘Aanpassing aan klimaatverandering in Europa – mogelijkheden voor EU-actie’ gepubliceerd. De VNG is ingenomen met het groenboek ‘Aanpassing aan klimaatverandering in Europa – mogelijkheden voor EU-actie’, omdat de Europese Commissie hierin expliciet erkent dat adaptatie aan klimaatverandering op Europees niveau noodzakelijk is, evenals samenwerking met alle betrokken partijen. Ook juicht zij toe dat de Europese Commissie zich bewust is van het feit dat acties met het oog op adaptatie aan de klimaatverandering (aanpassingsmaatregelen) en acties die klimaatverandering bestrijden (bestrijdingsmaatregelen) elkaar niet in de weg mogen staan. In dit paper vragen wij aandacht voor enkele onderwerpen waar Nederlandse gemeenten mee te maken hebben in hun omgang met aanpassing aan klimaatsverandering. We zullen nader ingaan op de specifieke rol van zowel de lokale overheden als de EU, de schadelijke effecten van klimaatverandering, de hindernissen voor lokaal bestuur bij adaptatie, onze aanbevelingen voor klimaatadaptatie en de financiering van adaptatie strategieën. Wij zijn ervan overtuigd dat aanpassingsmaatregelen zonder lokale en regionale overheden onmogelijk kunnen worden uitgevoerd. Mede vanwege de gemeentelijke verantwoordelijkheden voor gebieden die invloed hebben op klimaatsverandering, zoals ruimtelijke ordening, land- en bosbouw, energie- en watervoorziening, zijn lokale overheden bij uitstek geschikt om aanpassingsstrategieën te handhaven. De VNG ziet een faciliterende rol weggelegd voor de Europese Commissie. Europese beleidsvoering op het gebied van adaptatie strategieën zou flexibel moeten zijn en bovendien voldoende ruimte moeten bieden aan de lokale autonomie. Hierin zouden Europese planverplichtingen afbreuk doen aan het subsidariteitsbeginsel. De Commissie zou in de onderstaande gebieden een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van ons gezamenlijke doel van aanpassing aan klimaatverandering. • platforms voor de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden
Volgens de VNG is de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden tussen gemeenten en lidstaten
uitermate geschikt voor het delen van informatie. Om deze uitwisseling te bevorderen zouden nationale
en Europese platforms opgericht moeten worden.
• Samenhangende aanpassingsmaatregelen en bestrijdingsmaatregelen tegen klimaatverandering
Ondanks de verschillende beleidsvoeringen op het gebied van aanpassing en bestrijding aangaande
klimaatverandering, zouden verschillende maatregelen kunnen bijdragen aan de doelstellingen van beide
benaderingen.
• Een geïntegreerde en planmatige aanpak
De VNG onderstreept het belang van een geïntegreerde en planmatige aanpak. Er zou gestart moeten
worden met een risicoanalyse, waarin onderzocht wordt welke gebieden te maken krijgen met bepaalde
verschijnselen van klimaatverandering. Vervolgens dient er een ‘waarschuwingssysteem’ opgesteld te
worden, waarin beschreven wordt hoe er gereageerd moet worden in noodsituaties. De VNG is tegen
Europese planverplichtingen. Daarom zien wij liever geen lijst met de beschrijving van kwetsbare
gebieden en toekomstige risico’s in de ‘vulnerability maps’ als deze van bovenaf wordt opgelegd.
• Een flexibel beleid
Aangezien aanpassing aan klimaatverandering een doorlopend proces is en de behoeften van lokale
overheden daarbij gaandeweg zullen blijven veranderen, is flexibiliteit in programma’s en beleid
noodzakelijk. 1
VNG standpunt ten aanzien van het groenboek ‘Aanpassing aan klimaatverandering in Europa – mogelijkheden voor EU-actie’ [COM(2007)354] Inleiding De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is de vertegenwoordiger van de 443 gemeenten in Nederland. In deze hoedanigheid willen wij reageren op het groenboek ‘Aanpassing aan klimaatverandering in Europa – mogelijkheden voor EU-actie’, wat op 29 september 2007 door de Europese Commissie is gepubliceerd. De VNG stelt de consultatieperiode die de Europese Commissie heeft ingesteld op prijs en maakt met genoegen van deze uitnodiging gebruik om haar visie op het groenboek te presenteren en de vragen, die de Europese Commissie in het groenboek aan de orde stelt, te beantwoorden.1 De Nederlandse gemeenten delen de bezorgdheid van de Europese Commissie om het klimaat en hebben in 2007 al verschillende activiteiten ondernomen om adaptatie in het beleid uit te werken. Naar aanleiding van de ambities van de Nederlandse regering betreffende CO2-reductie, duurzame energie, energiebesparing en het inspelen op klimaatverandering, heeft in april 2007 een tweedaagse conferentie plaatsgevonden op Texel, met gemeentebestuurders en de VNG. In de daaruit voortgekomen Verklaring van Texel2 zijn concrete acties geformuleerd om op lokaal niveau bij te dragen aan deze ambities. In november 2007 is een akkoord gesloten tussen de gemeente en de Nederlandse regering over het klimaat- en energiebeleid voor de periode 2007-2011, hetwelk voortbouwt op de Verklaring van Texel. Het ‘Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007 – 2011’3 bevat afspraken en maatregelen op het gebied van energiebesparing, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, de overgang naar duurzame energie en het klimaatbestendig maken van Nederland. Tevens heeft de VNG het boekje ‘Klimaat op de kaart’4 opgesteld, waarin dertig gemeentelijke praktijkvoorbeelden worden weergegeven. De VNG is ingenomen met het groenboek ‘Aanpassing aan klimaatverandering in Europa – mogelijkheden voor EU-actie’, omdat de Europese Commissie hierin expliciet erkent dat aanpassing aan klimaatverandering op Europees niveau noodzakelijk is, evenals samenwerking met alle betrokken partijen. Ook juichen wij toe dat de Europese Commissie zich bewust is van het feit dat acties met het oog op adaptatie aan de klimaatverandering (aanpassingsmaatregelen) en acties die klimaatverandering bestrijden (bestrijdingsmaatregelen) elkaar niet in de weg mogen staan. In dit paper zullen wij nader ingaan op de specifieke rol van zowel de lokale overheden als de EU, de schadelijke effecten van klimaatverandering, de hindernissen voor lokaal bestuur bij adaptatie, onze aanbevelingen voor klimaatadaptatie en de financiering van adaptatie strategieën. 1. De rol van de lokale overheden en de EU Klimaatverandering staat hoog op de politieke agenda, zowel op Europees, nationaal als lokaal niveau. De VNG is ervan overtuigd dat aanpassingsmaatregelen zonder lokale en regionale overheden onmogelijk kunnen worden uitgewerkt en uitgevoerd. Mede vanwege de gemeentelijke verantwoordelijkheden op het gebied van ruimtelijke ordening, planning van bodemgebruik, regelgeving voor bouw- en projectontwikkeling, openbaar vervoer, land- en bosbouw, energie- en watervoorziening, energie- en watergebruik, volksgezondheid, welzijn, afvalverwerking, aanbestedingen en de verantwoordelijkheid voor de gemaakte sociale en economische kosten, zijn lokale overheden bij uitstek geschikt om aanpassingsstrategieën te ontwikkelen en te handhaven. Lokale overheden staan vooraan als het aankomt op het nemen van aanpassingsmaatregelen met betrekking tot klimaatverandering. Zo zijn gemeenten nauw betrokken bij duurzame ontwikkeling en vraagstukken op het gebied van klimaatverandering, in het bijzonder met betrekking tot milieu, energie, transport, volks1 Zie Annex I 2 http://www.vng.nl/eCache/DEF/64/987.html 3 http://www.vng.nl/Documenten/Extranet/Fei/Milieu/Klimaatakkoord_12_nov_2007.pdf 4 VNG en Senternovem, ‘Klimaat op de kaart’, 2007,
zie: http://www.senternovem.nl/mmfiles/Klimaat_op_de_kaart_tcm24-234884.pdf
2
gezondheid en welzijn. Gemeentelijk beleid is cruciaal voor het in de hand houden van de gevolgen van de klimaatverandering en van de impact daarvan op het leven van burgers. Er zou wereldwijd meer erkenning moeten komen voor de onmisbare rol van lokale overheden als het gaat om het veiligstellen van de toekomst van de samenleving en de bescherming van kwetsbare burgers, zoals ouderen, jongeren, hulpbehoevenden en armlastigen. Lokale overheden zijn dikwijls verantwoordelijk voor de economische en sociale kosten van maatregelen die genomen moeten worden bij extreme weersomstandigheden. Daarom zouden zij gesteund moeten worden in hun streven naar de uitstippeling en toepassing van aanpassingsstrategieën. Lokale overheden zouden hun aanpassingsstrategieën en beleid onderling moeten afstemmen, om te voorkomen dat maatregelen van een bepaald gebied verkeerd uitwerken op een ander gebied. De nationale lidstaten zouden lokale overheden de mogelijkheid moeten bieden om goede praktijkvoorbeelden uit te wisselen. Bij het opstellen van een nationaal actieplan zou er bovendien moeten worden samengewerkt met de lokale overheden, zodat er ruimte blijft voor een gebiedsgerichte aanpak van problemen. Volgens de VNG zou de EU een faciliterende rol moeten spelen op het gebied van adaptatie. Een afgestemde aanpak tussen lidstaten leidt tot efficiënte beleidsvoering en kostenbesparing, daarom zou de EU de lokale overheden kunnen stimuleren en assisteren in het uitwisselen van goede praktijkvoorbeelden en ervaringen, zodat deze overal binnen de EU worden toegepast en er een geïntegreerd beleid gevoerd wordt. De VNG verwelkomt een Europese Adviesgroep op het gebied van adaptatie aan klimaatverandering en is bereid om medewerking te verlenen aan het bereiken van de doelstellingen uit het groenboek. 2. Schadelijke effecten van klimaatverandering Door klimaatverandering krijgen de lidstaten van de Europese Unie te maken met talloze uitdagingen. De groep burgers die als eerste gevolgen ondervindt van extreme weersomstandigheden, zoals hittegolven en overstromingen, zal zeer waarschijnlijk beroep doen op de autoriteit die het dichtst bij haar staat, de lokale overheid. Hieronder zal worden ingegaan op verschillende schadelijke effecten van klimaatverandering. Water: droogte en overlast De meest concrete gevolgen van klimaatverandering zullen waarschijnlijk het eerste zichtbaar worden op het gebied van water. Hierbij geven wij een paar voorbeelden. De temperatuurstijgingen brengen bijvoorbeeld watertekort, ziekten en toenemende luchtverontreiniging met zich mee. Bovendien zorgt klimaatverandering voor de stijging van de zeespiegel, een vergroting van de kans op stormen, verschuiving van regenpatronen en extreme stijging van rivieren. Dit vormt een bedreiging voor de Nederlandse kust- en rivierengebieden, de omgeving van het IJsselmeer en verschillende steden die in rivierbekkens of mondingen liggen. Wateroverlast vraagt om oplossingen voor de beperkte afvoercapaciteit van riolen en afvoersystemen, bijvoorbeeld omdat overstroomde wegen de mobiliteit zullen verminderen. De opwarming van rivierwater kan daarnaast problemen opleveren voor elektriciteitscentrales. Sociale gevolgen Extreme weersomstandigheden kunnen problematisch zijn voor het welzijn van burgers en de gezondheid aantasten van vooral kwetsbare groepen, zoals ouderen, hulpbehoevenden en armen. Gezien de vergrijzing van de bevolking in de meeste lidstaten mag er beslist niet voorbijgegaan worden aan de maatschappelijke gevolgen van klimaatverandering. Dit zal gevolgen hebben voor de gemeentelijke dienstverlening. Daarom moeten de problemen op lokaal niveau worden opgelost, in goede samenwerking met de andere overheden. Klimaatverandering kan massale volksverhuizingen van binnen en buiten de Europese Unie naar minder getroffen gebieden tot gevolg hebben. De verwachte migratiestroom kan voor lokale overheden verschillende problemen tot gevolg hebben, zoals de extra behoefte aan huisvesting, verspreiding van klimaatgerelateerde (infectie)ziekten en de toenemende druk op gezondheidszorg, infrastructuur en overheidsdiensten. 3
De VNG wijst op de noodzaak om hitteplannen op te stellen, op nationaal en lokaal bestuursniveau. In deze hitteplannen worden maatregelen uitgewerkt om adequaat te reageren op extreme weersomstandigheden. Infrastructuur en economische gevolgen De gevolgen van klimaatverandering hebben direct betrekking op de publieke eigendommen en de eigendommen van burgers. Voor burgers kan klimaatverandering een schadelijk effect hebben op hun woningen, door bijvoorbeeld het ontstaan van schimmels, verzakking, verhoging, wind- of stormschade. Bij publieke eigendommen kan er gedacht worden aan, infrastructuur, gebouwen, parken, materieel voor openbaar vervoer, elektriciteits- of IT-netwerken, water-, riolering- en stadsverwarmingpijpen en toebehoren. De aantasting van deze eigendommen kan hoge kosten met zich meebrengen voor lokale overheden. Al deze mogelijke sociaal-economische verschuivingen vergen een goed lokaal beleid op het gebied van planning en beheer. 3. Hindernissen voor lokaal bestuur bij adaptatie Hoewel het verschijnsel klimaatverandering wetenschappelijk is bewezen en op alle politieke niveaus wordt erkend, bestaan er nog steeds onzekerheden ten aanzien van de schaalgrootte, timing en consequenties van de veranderingen die op de mensheid afkomen. Daarom is het voor de lokale autoriteiten moeilijk om maatregelen te ontwikkelen die inspelen op deze onzekerheden. Een consequentie hiervan is het ontbreken van informatie, kennis en expertise op lokaal en regionaal niveau en het gebrek aan sturing, wat blokkerend werkt voor beleidsmakers. Omgaan met onzekerheid, nieuwigheid en de langetermijnperspectieven vergen een sterke politieke wil, die op veel plaatsen nog ontbreekt. Een andere belemmering voor de implementatie van beleid op het gebied van klimaatsverandering is de hoeveelheid conflicterende beleidsprogramma’s en –strategieën van de Europese Unie en de nationale overheid, waarmee gemeenten worden geconfronteerd. De regionale en lokale overheden worden gezien als hét niveau waar veel moet gebeuren tot adaptatie aan klimaatverandering, maar deze krijgen zelden of nooit extra middelen ter beschikking om de problemen daadwerkelijk aan te pakken. Bovendien kloppen actieparameters nooit volledig, omdat de gevolgen van klimaatverandering meestal bestreden moeten worden in een gebied dat groter is dan het gemeentelijke grondgebied. 4. Aanpak adaptatie aan klimaatverandering Vroegtijdige actie Evenals de Europese Commissie is de VNG ervan overtuigd dat vroegtijdige actie geboden is op het gebied van adaptatie aan klimaatverandering. Hierdoor wordt een kans te gecreëerd voor de totstandkoming van duurzame leefgemeenschappen en concurrentiekrachtige lokale of regionale economieën. Tevens kunnen op deze manier de natuurlijke rijkdommen van de Europese Unie zo efficiënt en duurzaam mogelijk worden ingezet en nieuwe vakgebieden worden aangeboord, wat een positieve uitwerking heeft op de werkgelegenheid. Er is genoeg informatie voorhanden om onmiddellijk in actie te komen, daarom zouden politici het initiatief moeten nemen om de problematiek van aanpassing aan klimaatverandering tot prioriteit uit te roepen. Aanpassing aan het klimaat lijkt veel geld te gaan kosten, maar het uitblijven van actie of voorzorgsmaatregelen brengt een ernstig risico met zich mee en kan op lange termijn in nóg grotere kosten resulteren.5 Onderzoek en praktische informatie Veel gemeenten willen heel graag de problemen rond klimaatverandering aanpakken, maar vinden het moeilijk om te bepalen waar en hoe zij moeten beginnen. Op het gebied van beperking van klimaatverandering
5 http://news.bbc.co.uk/1/shared/bsp/hi/pdfs/30_10_06_exec_sum.pdf
4
(mitigatie) wordt al veel beleid ontwikkeld, bijvoorbeeld voor een efficiënter gebruik van fossiele brandstoffen en energie. Het beleid voor aanpassing aan klimaatverandering vereist een andere benadering, vanwege de onbekende schaalgrootte, frequentie, tijdstip, kracht en plaats waar de ontwikkelingen mee te maken hebben. Deze onzekerheden maken het moeilijk passende maatregelen te ontwikkelen en hierdoor blijft aanpassing aan klimaatverandering een academische discipline. Om uitwisseling van informatie tussen nationale gemeenten en tussen lidstaten onderling te bevorderen is de VNG van mening dat nationale platforms moeten worden opgericht. Vertegenwoordigers van deze nationale platforms kunnen samen een Europees Platform vormen waar goede praktijkvoorbeelden tussen lidstaten worden uitgewisseld. De eerder genoemde hitteplannen, gericht op sociale- en gezondheidsgevolgen van extreme weersomstandigheden, moeten op lokaal niveau worden uitgewerkt. Het is zaak gemeenten bij die uitwerking te faciliteren. Kennis en informatie over de gevolgen van extreme weersomstandigheden is niet alleen op Europees niveau beschikbaar, maar ook via de World Health Organisation. Samenhangende aanpassingsmaatregelen en bestrijdingsmaatregelen tegen klimaatverandering Ondanks de verschillende beleidsvoeringen op het gebied van aanpassing en bestrijding aangaande klimaatverandering, zouden verschillende maatregelen kunnen bijdragen aan verwezenlijking van de doelstellingen van beide benaderingen. Lokale overheden zijn verantwoordelijk voor veel publieke diensten en het instandhouden van de infrastructuur. Het landinrichtingsbeleid wat gevoerd wordt door lokale overheden kan van invloed zijn op de wijze van voorbereiding op potentiële extreme weersomstandigheden. Daarnaast kunnen de planning en het hieraan gekoppelde beleid in de komende decennia leiden tot energiebesparing en het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen uit verkeer, woningen en gebouwen. Een geïntegreerde en planmatige aanpak De VNG onderstreept het belang van een geïntegreerde en planmatige aanpak. Er zou gestart moeten worden met een risicoanalyse, waarin onderzocht wordt welke gebieden te maken krijgen met bepaalde verschijnselen van klimaatverandering. Vervolgens dient er een ‘waarschuwingssysteem’ opgesteld te worden, waarin beschreven wordt hoe er gereageerd moet worden in noodsituaties. Een reparatiesysteem zou uiteindelijk weer moeten leiden tot wederopbouw en herstel van de ‘normale situatie’. De eerdergenoemde risicoanalyse zou moeten plaatsvinden op lokaal niveau, om vervolgens vertaald te worden naar een nationaal actieplan voor adaptatie, zodat aanpassingsstrategieën en klimaatverandering geïntegreerd kunnen worden in bestaande plannen. De Council of European Municipalities and Regions (de Europese koepelorganisatie van nationale verenigingen waarvan de VNG lid is) stelt in haar position paper6 voor om ‘vulnerability maps’ op te stellen, die naast een beschrijving van kwetsbare gebieden ook de capaciteit tot adaptatie van gemeenten, agglomeraties en gebieden bepaalt. Deze kaart zou gebaseerd moeten worden op gegevens van observatie en bestaand voorkomen, op het gebied van klimaatverandering en risicocriteria (toekomend risico van overstromingen, droogte, stormen, droogte, branden etc). De VNG vindt het een interessant idee, maar heeft enige reserves. De VNG is tegen Europese planverplichtingen. Daarom zien wij liever geen lijst met de beschrijving van kwetsbare gebieden en toekomstige risico’s in de ‘vulnerability maps’ als deze van bovenaf wordt opgelegd. Dergelijke lijsten dienen ‘bottom-up’ te worden opgesteld. 5. Financiering Bij de opstelling en uitoefening van een aanpassingsstrategie voor klimaatverandering zullen lokale overheden hoge kosten moeten maken. Om gemeenten daarin tegemoet te komen, zou financiering vanuit zowel de
6 http://www.ccre.org/prises_de_positions_detail_en.htm?ID=65
5
nationale overheid als de Europese Unie nodig zijn. Gemeenten zouden aanspraak moeten kunnen maken op een Europees noodfonds, om adequaat op natuurrampen te reageren. Zo heeft het Europese Solidariteitsfonds uit 2002 zijn waarde bewezen na de grote overstromingen in Centraal Europa. Het budget van dit fonds zou door de toename van extreme weersomstandigheden verhoogd moeten worden om alle toekomstige knelpunten te kunnen oplossen. Cohesie- en structuurfondsen zouden een belangrijke rol kunnen spelen bij investeringen met betrekking tot de adaptatie van infrastructuur en diensten aan klimaatverandering. De VNG is ingenomen met de erkenning van de Europese Commissie dat er aanpassingsbehoeften in deze fondsen moeten worden opgenomen. Indien aanpassing aan klimaatverandering onderdeel uitmaakt van deze fondsen, zou bijsturing mogelijk zijn. Aangezien aanpassing aan klimaatverandering een doorlopend proces is en de behoeften van lokale overheden gaandeweg zullen blijven veranderen, is flexibiliteit in programma’s en beleid noodzakelijk.
6
ANNEX I VNG antwoorden op de vragen die in het groenboek worden gesteld 1) Wat zullen de ernstigste gevolgen zijn voor het natuurlijke milieu, de economie en de samenleving in
Europa?
• Het vertrouwen van investeerders in de veiligheid van door klimaatverandering bedreigde gebieden
zoals laaggelegen kustzones en floodplain area’s bij rivieren
• Een mogelijk grootschalige migratie van bevolkingsgroepen, zowel vanuit landen buiten de EU als
tussen EU-landen onderling. Als achtergrond daarvan speelt dat er abrupte ongewenste verschuivingen in de sociaal-economische verhoudingen (b.v. verschuiving van toerisme of land¬bouw) tussen regio’s in Europa kunnen optreden.
• Toename van hittestress in stedelijk gebied met hoger sterftecijfer zolang er geen voldoende
maatregelen zijn getroffen
• Klimaat gerelateerde (infectie)ziekten.
• Afname van de robuustheid van het ecosysteem
• Daling van de agrarische productiviteit in verschillende regio’s
• Overigens maakt de EC niet duidelijk vanuit welk klimaatscenario zij denkt. Voor mitigatie is het beleid
gericht op een stijging van maximaal 2 ºC, maar het lijkt dat men voor adaptatie rekening houdt met verdergaande scenario’s. 2) Welke van de in het Groenboek en de bijlage daarvan genoemde negatieve gevolgen van
klimaatverandering zijn voor u het meest relevant?
• Een afnemend vertrouwen van investeerders in bedreigde gebieden
• Een grootschalige migratie van bevolkingsgroepen
3) Zijn er nog andere belangrijke gevolgen van klimaatverandering die aan de orde dienen te komen?
Zo ja, welke?
• Het punt van schaduw in de buitenruimte mist. Schaduw verschaffen door middel van bomen, parken,
een andere (bv. mediterrane) manier van bouwen e.d. is een belangrijke factor in het reduceren van hittedoden en van de vraag naar air conditioning en in het versterken van de leefkwaliteit in stedelijk gebied. Het “schaduw”-vraagstuk is belangrijk, omdat veel mensen in verstedelijkte gebieden wonen en dit een kwestie is die lokale en regionale overheden rechtstreeks aangaat.
• Ook kan worden overwogen om waar dit in de EU kan en meerwaarde heeft (nieuwe) huizen meer
“zuidwaarts” te bouwen: zo kan meer zonne-energie worden opgewekt.
• Beschikbaarheid van voldoende (drink)water, ook in verband met gezondheid en hitte “bestrijding”
4) Wordt de urgentie van adaptatie in Europa in het Groenboek voldoende belicht en benadrukt?
• De uitspraken in het Groenboek zijn nog vaak algemeen of aankondigend van aard. Daar stemmen wij
mee in. Veel hangt af van de concrete doorwerking in bestaand EU-beleid, EU-regelgeving en de structuurfondsen (mainstreaming).
• In dat verband pleiten wij ervoor dat aanpassing aan de klimaatverandering een uitdrukkelijke
doelstelling wordt van al het beleid en regelgeving van de EU, zoals dat voor de landbouw en de ontwikkeling van het platteland en de Europese regio’s. Daarbij zien wij klimaatverandering niet alleen als een bedreiging, maar ook als een kans. Regio’s moeten uitgedaagd worden om in een nieuw klimaat te gaan plannen/ontwerpen
• Verder pleiten wij ervoor klimaatadaptatie te beschouwen als een specifiek geoormerkt onderdeel
(‘specific ringfenced budget line’) in de centrale EU-budgetten (CAP, Cohesion, Research etc) als onderdeel van de 2008 Budget Review. Hiermee wordt adaptatie als onderwerp veel zichtbaarder. Dit
7
is wenselijk, omdat een groot probleem bij adaptatie¬¬maatregelen is dat de gunstige resultaten ervan
meestal lang op zich laten wachten en soms andere partijen dan die erin hebben geïnvesteerd
profiteren van de baten.
5) Welke rol dienen de EU-, de nationale, de regionale en de plaatselijke autoriteiten en particuliere
sector te spelen?
• Op Europees niveau is het nodig dat het beleid, de regelgeving en de fondsen adaptatie-inclusief
worden (zie vraag 4). Verder zouden grensoverstijgende opgaven zoals rivier stroomgebieden op Europees niveau aangepakt dienen te worden (pijler 1). De rollen die de EC verder voor zichzelf ziet in het ontwikkelen van nieuwe allianties met vooral de ontwikkelingslanden, het bevorderen en coördineren van onderzoek en het betrekken van maatschappelijke partijen (pijlers 2-4) kunnen we onderschrijven.
• De lidstaten moeten het initiatief nemen bij het uitwerken van die langetermijnstrategie.
Achtergrond hiervan is dat we heldere gebiedsoverstijgende keuzes willen, zoals in Nederland over het verleggen van de rivierafvoer via bv. IJssel en/of Volkerak, een lange termijn visie op
kustontwikkeling en op klimaatbestendige EHS. Binnen dat kader blijft ruim voldoende speelveld
voor regio’s en gemeenten, zonder een dergelijk kader wordt beleid maken juist bemoeilijkt. Een aanpak waarbij de aanpassing aan de klimaatverandering alleen stapsgewijs plaatsvindt, zou op den duur juist onrendabel kunnen blijken.
• Lokale en regionale overheden beschikken naast mogelijkheden op het gebied van ruimtelijke
ordening, volksgezondheid, bewustmakingscampagnes en de uitwisseling van voorbeelden van beste praktijken (zoals in het groenboek staat) over nog veel meer mogelijkheden om de gevolgen van de klimaatverandering te ondervangen, zoals: o door een regionale adaptatiestrategie uit te stippelen; o door een lokale/regionale vertaling te maken van het landelijke hitteplan o door het stimuleren van infrastructuur voor duurzame koeling (collectieve systemen voor
koude- of warmteopslag in de bodem):
o door de klimaatverandering te gebruiken als prikkel voor innovatie en door ruimte te creëren
voor experimenten en proefprojecten (in de EU bijv. via Interreg B+C met projecten voor
innovatief bouwen zoals het bouwen van drijvende huizen in rivierbeddingen of op “verdronken
land” moet worden vergemakkelijkt in plaats van ontmoedigd);
o door de aanpassing aan de klimaatverandering in combinatie met andere doelstellingen
(natuurbehoud, recreatie, de opslag van water om synergie te creëren enz.) na te streven.
o regionale overheden hebben krachtige middelen (bestuur, wet en geld) om te sturen in aard en
locatie van ruimtelijke ontwikkelingen.
o door internationale partnerschappen aan te gaan om adaptatietechnologie aan minder
ontwikkelde regio’s door te geven (iedere Europese regio zou een dergelijk partnerschap kunnen
aangaan met een bedreigde regio in Afrika of Azië);
• Het betrekken van private partijen zoals bedrijven, natuur- en milieubeweging, woningcorporaties,
belangengroepen, wetenschapsinstellingen en burger bij de uitvoering van adaptatiestrategieën is uiterst belangrijk. De perceptie van investeerders dat er adequaat aan adaptatie¬beleid wordt gedaan zal sneller positief uitpakken wanneer dergelijke partijen er actief bij betrokken zijn. Bovendien kan de overheid nooit alleen een transitie, zoals nodig is en waarbij gedragsverandering een voorname rol speelt, bewerkstelligen. Tenslotte zal er een krachtige samenwerking van overheden en private partijen in maatschappelijke allianties nodig zijn om de bedreigingen het hoofd te bieden en de kansen te verzilveren. 6) Welke economische, maatschappelijke en milieueffecten van klimaatverandering dienen prioritair op
EU-niveau aan de orde te worden gesteld?
• De grensoverschrijdende aanpak van overstromingsrisico’s vanuit rivieren. Dit heeft een relatie met
het vertrouwen van investeerders in de veiligheid van door klimaatverandering bedreigde gebieden 8
• Onderlinge solidariteit met de regio’s die het meest te lijden krijgen onder klimaatverandering en tegelijk
de minste middelen hebben om zich te beschermen, zowel in als buiten Europa. Dit heeft een directe relatie met de mogelijk grootschalige migratie van bevolkingsgroepen
• het op peil houden van de robuustheid van het ecosysteem binnen de EU en de koppeling aan
internationale verbindingen
• Bevorderen van het adapteren van de landbouw in die regio’s waar de agrarische productiviteit onder
grote druk komt te staan vanwege bv. verdroging, opwarming, vernatting of verzilting of van toenemende seizoenmatige fluctuaties daarvan 7) Zijn er, afgezien van de belangrijke prioritaire aspecten die in het kader van de vier actiegebieden worden
omschreven, nog andere, ten onrechte veronachtzaamde aspecten? Zo ja, welke?
• nee
8) Biedt paragraaf 5.1. een juist en volledig overzicht van de behoeften en beleidsprioriteiten betreffende
vroegtijdige aanpassingsmaatregelen die op EU-niveau moeten worden genomen dan wel gecoördineerd?
• Het onderdeel 5.1.1 zien we als eerste aanzet voor een agenda. De pretentie dat het hier gaat om
onderwerpen waar genoeg kennis voor is om adaptatiestrategieën te ontwikkelen (zie einde hoofdstuk 4) is te hoog gegrepen, bv. wat er precies voor nodig is om ecosystemen klimaatbestendig te maken is nog lang niet in alle gevallen helder. Daarnaast, als het om EU-prioriteiten gaat, onderschrijven we adaptatie van landbouw, energie, water, ecosystemen, bodem en bosbeheer als belangrijke zaken. Voor adaptatie op EU-niveau op het gebied van gezondheid, industrie en de dienstensector is dat op voorhand nog niet zo duidelijk. Daarnaast is het bij het ontwikkelen van instrumenten voor klimaat¬bestendigheid van belang dat er in elke Lidstaat passende binnen het eigen nationale systeem passende instrumenten voor RO worden toegepast, zoals een aangepaste lagenbenadering, waarin de dynamiek ten gevolgen van de klimaatverandering verwerkt wordt.
• het aanpakken van het adaptatie vraagstuk als een ‘wicked problem’ vergt een meer interactieve en
zoekende procesaanpak dan nu wordt geschetst. Nog teveel wordt ervan uitgegaan dat analyse en research voldoende zijn om een set van eenduidige oplossingen te genereren.
• Voor onderdeel 5.1.2 verwijzen we naar ons antwoord onder 4 (‘specific ringfenced budget line’ in de
centrale EU-budgetten als onderdeel van de 2008 Budget Review) 9) In welke zin dienen de beleidsprioriteiten in de diverse sectoren te worden bijgesteld? Welke beleidsaanpak
is vereist op nationaal, regionaal of plaatselijk niveau? Waar bestaat er behoefte aan een Europees
optreden?
• In de Europese richtlijn voor de energieprestatie van gebouwen dient de toenemende koelbehoefte van
gebouwen te worden verwerkt, waarbij duurzame vormen daarvan worden bevorderd. Zie verder antwoord op vraag 5.
• RO is primair een verantwoordelijkheid van nationale en decentrale overheden. De EU dient wel het
eigen beleid te mainstreamen, research te stimuleren, afstemming tussen lidstaten te bevorderen, maar niet de daadwerkelijke beleidsontwikkeling en uitvoering voor RO op zich te nemen (zie ook schema vraag 15); 10) Hoe kunnen het landbouw- en het visserijbeleid van de EU worden aangepast om deze sectoren te
helpen bij de aanpassing aan de effecten van klimaatverandering? Wat zijn de vermoedelijke gevolgen
van klimaatverandering voor de handel in landbouwproducten?
• Klimaatverandering zorgt vermoedelijk voor meer fluctuatie in voedselaanbod. Daarmee zal ook de prijs
sterker variëren en komt er een toenemende behoefte aan opslag en buffering. 11) Hoe kan de EU zich solidair tonen met de regio’s die het meest van de gevolgen van klimaatverandering te
lijden hebben? 9
• Via de structuurfondsen, waarbij binnen het gelabelde geld het meeste geld gaat naar de meest
getroffen én armste regio’s.
12) Hoe kan een collectieve Europese actie de Europese kustgebieden helpen om de effecten van de
zeespiegelstijging het hoofd te bieden?
• Vooral door het als Europa voorop lopen in het ontwikkelen, verkopen en delen van innovatieve
adaptatietechnieken en -concepten (Delta-innovatie, d.i. het uitbreiden van de Hollandse faam op het gebied van winning en bescherming van de laaggelegen Delta of riviergebonden “Flood-experience”. Door tijdig innovatieve technieken en concepten voor klimaatadaptatie te ontwikkelen, kunnen we die wereldwijd vermarkten). Hierdoor verandert de perceptie van mensen, zodat ze beseffen dat de mogelijkheden voor adaptatie groot zijn, ook in de kustgebieden en andere kwetsbare gebieden van Europa, dat het veilig is om in die regio’s te blijven wonen en werken, omdat ze vertrouwen hebben in de overheden die tijdig actie nemen. 13) Hoe dient in het volksgezondheidsbeleid van de EU rekening te worden gehouden met de gevolgen van
klimaatverandering?
• het beleid zou zich hier vooralsnog kunnen richten op het voorkomen van de verspreiding van door
klimaatverandering oprukkende infectieziekten
• Door het opstellen van een hitteplan met uitwerkingen voor de volksgezondheid, zorg en welzijn.
14) Welke invloed zal klimaatverandering hebben voor de toekomstige energiemix van de lidstaten en voor
het Europese energiebeleid?
• Meer behoefte aan koeling in de zomer voor zowel wonen als werken zou op een duurzame manier
(bv. met koude/warmte opslag in de bodem) dienen te worden opgevangen. De druk op landbouwgronden neemt toe, waarmee de productie van 1e generatie biobrandstoffen meer onder druk komt te staan. Verwacht zou kunnen worden dat aardgas meer en meer voor transport gereserveerd wordt, terwijl woonwijken meer en meer duurzaam verwarmd worden voorzover dat nog
nodig is met steeds zwaarder geïsoleerde woningen. Vanuit het mitigatiebeleid zal er een toenemend
vraag naar duurzame energie ontstaan. Bij toenemende consumentenbewustwording zal de vraag naar decentrale opwekking toe gaan nemen (micro WKK, PV, urbane windturbines, enz), waarmee meer diversificatie ontstaat. Nieuwe vormen van duurzame energie die voor een deel afhankelijk zijn van natuurlijke processen (zon, stroming, getijden, wind) zullen een fluctuerender aanbod van energie opleveren. Om vraag en aanbod te blijven matchen, zal meer buffering en/of een sterker internationaal netwerk nodig zijn. De plaatsing van nieuwe (kolen)centrales zal vanwege de koelwaterproblematiek en de aanvoer van steenkool vaker aan zee gebeuren. Vanwege milieu eisen (opslag van CO2, benutting van restwarmte, uitstoot fijn stof e.d.) ontstaat er een tendens naar steeds grotere centrales vanwege de kosteneffectiviteit per maatregel en de mogelijkheden voor afzet van de warmte en CO2. De opgewekte elektriciteit kan ook naar het achterland van Europa worden getransporteerd, mits de netten voldoende verzwaard worden en er het nodige onderlinge vertrouwen en samenhang in beleid bestaat.
Samenvattend: meer diversificatie en decentralisatie van duurzame energievormen, schaalvergroting en
centralisatie van fossiele energiecentrales, meer fluctuatie in het energie aanbod met vraag naar buffering, waarbij in alle gevallen meer nadruk op de kwaliteit en omvang van de netwerken ligt. 15) Rangschik elk van de onder de vier actiegebieden genoemde opties in een van de volgende drie
prioriteitsklassen:
a) Uiterst urgent: dient met voorrang door de Commissie ten uitvoer te worden gelegd.
b) Uitvoering door de Commissie wenselijk (lage prioriteit).
c) Uitvoering door de Commissie niet noodzakelijk.
10
Option 5.1.1 Agriculture Industry Energy Transport Health Water Marine Ecosystems forest en soil natural sources cross-cutting issues 5.1.2 infrastructure cohesion funds, ESF, Fisheries, LIFE+ 5.1.3 check of own policy and legislation adaptation for crops, building methods financial services spatial planning 5.2 developing countries Neighboring countries industrialized countries (focus on regional level) enhancing trade 5.3 Research 5.4 involving society
most urgent
low priority
irrelevant
X x X X X X x X X x X X X X x x x X x x x X X
16) Wat zijn de mogelijke synergieën tussen aanpassings- en bestrijdingsmaatregelen? Hoe kunnen die
synergieën worden versterkt?
De synergieën kunnen worden uitgebreid tot meer meekoppelende belangen, zoals:
• drijvende kassen of huizen, waarbij het water gebruikt kan worden voor waterberging, maar ook voor
energie opslag die met warmtepompen benut kan worden voor de kas of het huis.
• groen-blauwe dooradering in de stad (incl. groene daken) levert meer verkoeling op (dus minder vraag
naar airco), meer wateropvang en vasthoudcapaciteit, meer recreatie, meer natuur en daarmee meer leefkwaliteit
• vernatting van veenweidegebieden voorkomt bodemdaling en verdere oxidatie van het veen (en
daarmee CO2-uitstoot) en geeft kansen voor waterberging.
• toenemende vraag naar koeling kan worden opgelost met (collectieve) koude/warmte opslagsystemen,
waarbij dan meteen aan de warmtevraag duurzaam beantwoord wordt. 17) Hoe kunnen, in de context van het EU-beleid, bedrijven en burgers worden aangespoord om mee te doen
met aanpassingsacties?
• Betrek ze in een vroeg stadium meteen bij de probleemanalyse en prioritering en niet pas bij de
gekozen oplossing, zoals nu ook gebeurt bij dit groenboek. Verder ligt hier een belangrijke taak voor regio’s en gemeenten. 18) Hoe zal klimaatverandering de politieke prioriteiten van het buitenlands beleid van de EU beïnvloeden?
• Om klimaatvluchtelingen en -migraties te voorkomen, zal stevig geïnvesteerd moeten worden in
ontwikkelingslanden en naburige landen. Waar de EU een duidelijke verantwoordelijkheid heeft in het bijdragen aan het versterkte broeikaseffect, bestaat er ook een verantwoordelijk¬heid aan het verlichten van de gevolgen daarvan voor regio’s die nog niet hebben geprofiteerd van een dergelijke welvaartsgroei. De hoogte van het bedrag dat de EU hieraan spendeert, moet in verhouding zijn met wat voor de ontwikkelingslanden nodig is en de verantwoor¬delijk¬heid die de EU in dezen draagt.7
7 Het bedrag van 2,5 miljoen euro per jaar dat op 3 juli bij de presentatie van het groenboek in Brussel is
genoemd, is buiten proportie.
11
• er zullen meer conflicten ontstaan over de schaarser worden bronnen, zoals zoet water, energie,
vruchtbare grond, leefgebied. Europa kan daarbij betrokken raken of in ieder geval een positie over in nemen.
• Er ontstaat wereldwijd bij andere Delta’s en/of rivierstroomgebieden een grote potentiële afzetmarkt
voor in Europa nieuw ontwikkelde technieken en concepten (Delta-innovatie, “Flood-experience”). Daarmee kan tegelijk het beeld worden neergezet dat het ondanks klimaatverandering steeds goed wonen en werken is en blijft in de diverse regio’s binnen Europa. 19) Welke prioriteiten met betrekking tot aanpassing aan klimaatverandering dient de EU te hanteren in haar
samenwerkingsprogramma’s met landen in de verschillende delen van de wereld?
• Zie vraag 15, 1e prioriteit zijn bedreigde regio’s in ontwikkelingslanden, 2e prioriteit zijn de aan de EU
grenzende landen. Partnerschappen met andere industrielanden kan ook op regionaal of lokaal niveau tot stand komen. 20) Wat zijn de belangrijkste troeven en hindernissen voor aanpassing in de verschillende delen van de wereld?
• Zie vraag 18
21) Wat is de beste manier om het externe optreden van de EU robuuster te maken ten aanzien van
klimaatverandering?
• Integreer adaptatie in ontwikkelingshulp
22) Waarin bestaat de eventuele toegevoegde waarde van EU-actie in vergelijking met andere internationale
initiatieven zoals bv. het UNFCCC en de multilaterale financieringsinstrumenten?
• De EU kan slagvaardiger optreden. De lijnen naar de lidstaten en decentrale overheden zijn kort genoeg
om op die schaal partnerschappen te laten ontstaan. 23) Bestrijken de opgesomde onderzoeksgebieden tezamen de belangrijkste hiaten in onze kennis? Indien niet,
vermeld de ontbrekende gebieden.
• Onze kennis van zowel bedreigingen als oplossingen is nog beperkt. Al doende komen we verder in
probleemanalyse, weging van effecten, oplossingsrichtingen én inzicht in kennisleemtes. De in het groenboek genoemde gebieden zijn daarvoor goede stappen. Maar dat dit alle gebieden van kennisleemten zijn, valt sterk te betwijfelen, dat kan echter pas in de loop van het zoekproces duidelijk worden. Daarom zal er flexibiliteit nodig zijn om bij voortschrij¬dend inzicht van kennisleemtes die alsnog aan te kunnen pakken.
• De EU moet haar research richten op het vinden van oplossingen voor problemen als gevolg van de
klimaatverandering en op vernieuwende aanpassingsmaatregelen. Dergelijk onderzoek kan vernieuwende oplossingen opleveren voor de instandhouding van het Europese concurrentievermogen. De onderzoeksactiviteiten zullen beter moeten worden gecoördineerd. Het komt er vooral op aan om de ernstigste leemten in onze kennis op te vullen en te vermijden dat onderzoeksactiviteiten elkaar overlappen. 24) Welke zijn de vijf belangrijkste onderzoeksgebieden die als prioritair moeten worden aangemerkt?
• regionalisering van klimaatmodellen om effecten op lokale en regionale schaal te kunnen voorspellen
• goede methodes voor het wegen van kosten en baten op lange termijn met grote onzekerheden
• toegang tot bestaande data verbeteren
• lange termijn samenhang in datasets en modellen Europabreed
• elke 5 jaar een actueel overzichtsrapport van alle klimaateffecten, adaptatiemaatregelen en
kwetsbaarheden
12
25) Hoe dienen onderzoekresultaten bekend te worden gemaakt en beschikbaar te worden gemaakt voor
beleidsmakers en voor het brede publiek op plaatselijk, nationaal, EU- en internationaal niveau?
• via brochures, Internet en via bestaande kanalen zoals in Nederland IPO, VNG, Comité van de Regio’s,
CEMR enz. 26) Voorziet het Groenboek in voldoende participatie van de diverse belanghebbende partijen bij de
omschrijving en tenuitvoerlegging van de aanpassingsmaatregelen van de EU?
• In woorden wel, maar het wordt niet erg uitgewerkt hoe dat geïmplementeerd wordt.
27) Dienen belanghebbende partijen in de buurlanden van de EU en in andere regio’s bij dit proces te worden
betrokken?
• Ja, maar niet erg actief, steek liever de energie in het betrekken van eigen stakeholders
28) Zal de instelling van een Europese adviesgroep voor aanpassing nuttig zijn bij een verdere verkenning van
mogelijke EU-acties met betrekking tot de effecten van klimaatverandering? Zo ja, op welke specifieke
gebieden dient een dergelijke adviesgroep zich dan te concentreren?
• Ja, een aandachtsveld om zich op te richten zou kunnen bestaan uit de regionale verhouding en
interregionale afhankelijkheid in relatie tot klimaat adaptatie en mitigatie (o.a. energie)
13
VNG De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is de koepelorganisatie van de Nederlandse gemeenten. De VNG is de vereniging van en voor alle mensen die bestuurlijk en ambtelijk in de Nederlandse Gemeenten werken. Samen met alle gemeenten stáát de VNG voor kracht en kwaliteit van het lokale bestuur. De VNG heeft een ambtelijke voorpost in Brussel gevestigd in “The House of European Cities, Municipalities and Regions”. Daarnaast werkt de VNG samen met veel andere organisaties en is lid van o.a. de Europese koepel van verenigingen, de Council of European Municipalities and Regions (CEMR) en de internationale koepel United Cities and Local Governments (UCLG). Vereniging van Nederlandse gemeenten Postbus 30435 2500 GK Den Haag Tel. +31 (0)70 3738200 www.vng.nl
Contactpersonen: Rogier van Luxemburg Beleidsafdeling Milieu & Mobiliteit
[email protected] Marianne van Steenis Beleidsafdeling Ruimte & Wonen
[email protected] Hans Baaijens Beleidsafdeling Onderwijs, Zorg en Welzijn
[email protected] Simone Goedings Directie Europa & Internationaal
[email protected]
Aa en Hunze Aalburg Aalsmeer Aalten Abcoude Achtkarsp Amstelveen Amsterdam Andijk Anna Paulowna Apeldoorn broek Bergambacht Bergeijk Bergen Lb. Bergen NH Bergen daal Boarnsterhim Bodegraven Boekel Bolsward Borger-Od den IJssel Castricum Coevorden Cranendonck Cromstrijen C Dinkelland Dirksland Doesburg Doetinchem Dongen Donge Elburg Emmen Enkhuizen Enschede Epe Ermelo Etten-Leur Goedereede Goes Goirle Gorinchem Gouda Graafstroom Gr meer Haelen Halderberge Hardenberg Harderwijk Hardinxv Helden Hellendoorn Hellevoetsluis Helmond Hendrik-Ido-A Sappemeer Hoorn Horst aan de Maas Houten Huizen Hulst Landgraaf Landsmeer Langedijk Laren Leek Leerdam Leeuw Littenseradiel Lochem Loenen Loon op Zand Lopik Loppers Menaldumadeel Menterwolde Meppel Middelburg Middelh Muiden Naarden Neder-Betuwe Nederlek Nederweert Neer Noorder-Koggenland Noordoostpolder Noordwijk Noordw Oosterhout Oostflakkee Ooststellingwerf Oostzaan Opmee rend Putten Raalte Reeuwijk Reiderland Reimerswaal Renk Roosendaal Rotterdam Rozenburg Rozendaal Rucphen Scha ‘s-Hertogenbosch Simpelveld Sint Anthonis Sint-Michielsges Staphorst Stede Broec Steenbergen Steenwijkerland Stein S Ubbergen Uden Uitgeest Uithoorn Urk Utrecht Vaals Valken Vlissingen Vlist Voerendaal Voorschoten Voorst Vught Waa Westerveld Westervoort Westland Weststellingwerf Westvo Wormerland Woudenberg Woudrichem Wunseradiel Wymb Zuidhorn Zundert Zutphen Zwartewaterland Zwijndrecht Z Rijn Alphen-Chaam Ambt Montfort Ameland Amersfoort A Barneveld Bedum Beek Beemster Beesel Bellingwedde Benn gen Beverwijk Binnenmaas Bladel Blaricum Bleiswijk Bloem Brummen Brunssum Bunnik Bunschoten Buren Bussum Cap Delft Delfzijl Den Haag Den Helder Deurne Deventer Dieme Edam-Volendam Ede Eemnes Eemsmond Eersel Eijsden Eind Geldrop-Mierlo Gemert-Bakel Gennep Giessenlanden Gilzee Haaren Haarlem Haarlemmerliede en Spaarnwoude Haarle Heerde Heerenveen Heerhugowaard Heerlen Heeze-Leend Hilvarenbeek Hilversum Hof van Twente Hoogeveen Hooge land c.a. Korendijk Krimpen aan den IJssel Laarbeek Lander Leusden Liemeer Liesveld Lingewaal Lingewaard Lisse Lith L Margraten Marum Medemblik Meerlo-Wanssum Meerssen Moerdijk Montferland Montfoort Mook en Middelaar Moo Lekkerland Nijefurd Nijkerk Nijmegen Noord-Beveland Noo Oldebroek Oldenzaal Olst-Wijhe Ommen Onderbanken Oo Oudewater Overbetuwe Papendrecht Pekela Pijnacker-Noo Rijnwoude Rijssen-Holten Rijswijk Roerdalen Roermond Rog Schinnen Schoonhoven Schouwen-Duiveland Sevenum ‘s-Gr gerland Sneek Soest Someren Son en Breugel Spijkenisse St Thorn Tiel Tilburg Tubbergen Twenterand Tynaarlo Tytsjerk Velsen Venlo Venray Vianen Vlaardingen Vlagtwedde Vliela dam Wervershoof West Maas en Waal Wester-Koggenland ten Winsum Winterswijk Woensdrecht Woerden Wognum W