Overheidsinformatie: een essentiële hulpbron voor Europa Groenboek over overheidsinformatie in de informatiemaatschappij Vragen en antwoorden
Vraag 1: Welke definitie van ‘overheid’ is volgens u het geschiktst? Welke categorieën overheidsinformatie moeten in het debat worden gebruikt?
De drie definities die in het Groenboek gegeven worden zijn aanvaardbaar naargelang van de toegangsaspecten die ter sprake zijn. Het is weinig interessant een bepaalde definitie te kiezen en aspecten van de andere definities te negeren. We mogen niet vergeten dat alle soorten informatie binnen dezelfde overheidsinstelling kunnen bestaan. 1. De functionele benadering: de overheid omvat de organisaties die staatsgezag uitoefenen of openbare-dienstverleningstaken verrichten. Dit is de kern van de overheid. Deze definitie omvat organisaties die ‘administratieve informatie’ produceren. Een aantal van die organisaties hebben echter ook taken die niets te maken hebben met staatsgezag of met universele dienstverlening, maar produceren belangrijke informatie die meestal door de overheid wordt gesubsidieerd. De NMA’s (National Mapping Agencies = officiële cartografische instellingen van de verschillende landen) zijn hiervan een goed voorbeeld. 2. De juridische / institutionele benadering: alleen organisaties die uitdrukkelijk in de desbetreffende wet(ten) zijn genoemd, gelden als overheid. Dit geeft goede controle, maar weinig flexibiliteit. 3. De financiële benadering: de overheid omvat alle organisaties die hoofdzakelijk met overheidsmiddelen worden gefinancierd (d.w.z. die niet volgens de normale marktregels functioneren). Dit kan een contradictie zijn. Het is mogelijk dat een organisatie vooral door de overheid wordt gefinancierd en toch volgens de normale marktregels functioneert. Het hangt af van het soort overheidsgeld dat de organisatie ontvangt. In het Groenboek lezen we verder: “In ieder geval vallen staatsondernemingen die onder marktvoorwaarden werken en waarop het privaatrecht en handelsrecht van toepassing is, niet onder deze definities.”
2
Het is interessant te weten wat hier belangrijk is: ofwel het feit dat ze onder marktvoorwaarden werken en aan commerciële wetten onderworpen zijn, ofwel het feit dat ze ondernemingen zijn, ofwel beide. Heel wat overheidsinstellingen die onder marktvoorwaarden werken en aan commerciële wetten onderworpen zijn ontvangen tevens overheidsgeld. Dit is meestal het geval bij de NMA’s. Anderzijds werken heel wat staatsondernemingen voor sommige activiteiten niet volledig onder marktvoorwaarden. Daarom vindt het NGI dat het interessanter is de categorieën overheidsinformatie dan het soort organisatie te beschouwen. De interessante vraag is: waarom wordt de informatie geproduceerd, voor welk doel, en hoe kan men het best dat doel bereiken door de toegang tot de informatie en de exploitatie van de informatie te bevorderen? De volgende categorieën overheidsinformatie moeten apart behandeld worden: 1. Administratieve informatie die essentieel is voor de werking van de democratie, omdat ze basisinformatie geeft over de rechten en plichten van de burgers. Ze omvat ook regeringsbeslissingen die een beperkt aantal mensen betreffen, zoals administratieve beslissingen over vergunningen, overtreding van overheidsreglementen, enz. De toegang tot dit soort informatie is essentieel. De hoofdkenmerk van deze informatie is dat ze ongeacht haar economische waarde wordt geproduceerd, en dat ze voor de burgers van levensbelang is, zodat de toegang tot deze informatie een mensenrecht zou moeten zijn. Het is paradoxaal dat in een groot aantal landen deze informatie tegen betaling wordt verstrekt, terwijl andere soorten overheidsinformatie gratis worden verstrekt. Zo moet de wetgeving gewoonlijk worden gekocht. De exploitatie door de privé-sector mag de toegang tot de informatie niet hinderen. De wetgeving mag bij voorbeeld niet enkel via commerciële kanalen toegankelijk zijn. Het is moeilijk een reden te vinden waarom de regering uit deze informatie profijt zou trekken, en het is normaal dat de regering de kosten draagt voor het toegankelijk maken van de informatie. Door het gebruik van technologie kan men deze kosten verlagen. Vooral hier is het interessant het Amerikaanse model toe te passen. Terwijl de Europese NMA’s systematisch basisdata verzamelen en databases produceren voor professioneel kaartgebruik, produceert de federale regering van de V.S. enkel de informatie die ze nodig heeft voor een bepaald doel. Ze streeft niet naar standaardisatie en kwaliteit. Er worden wel andere kaartgegevens door de staat geproduceerd, maar ze zijn niet vrij toegankelijk en hun prijs varieert sterk. Er is uiteraard een groot verschil tussen Europa en de V.S.: degenen die winst maken met de ontwikkeling van commercialiseerbare producten moeten in Europa meestal aan de NMA auteursrechten betalen, wat ze in de V.S. niet moeten doen. Dit belemmert de ontwikkeling van de privé-sector echter niet, want het komt er slechts op aan de reeds
3
bestaande winst te delen, hetgeen de nodige fondsen verschaft voor de bijwerking van de producten. Het zou erger zijn, moest de prijspolitiek van de regeringen de aankoop van producten voor gebruik en ontwikkeling sterk bemoeilijken. Het feit dat de Europese NMA’s landdekkende, gestandaardiseerde producten voor professioneel gebruik vervaardigen geeft aan de Europese business eigenlijk een voordeel op concurrentievlak. Het beleid inzake toegankelijkheid van de overheidsinformatie moet met dat voordeel rekening houden. Deze categorie omvat ook de kadastrale informatie die toegankelijk moet zijn voor degenen voor wie ze bijzonder interessant is, alsook voor het grote publiek. Het is normaal dat de gebruiker hiervoor een zeker bedrag moet betalen. Het is belangrijk eraan te herinneren dat de exploitatie van de informatie nuttig moet zijn voor het grote publiek en niet enkel voor bepaalde groepen burgers winstgevend mag zijn. 2. Niet-administratieve basisinformatie die essentieel is voor de werking van de informatiemaatschappij (de informatie-infrastructuur). Deze informatie omvat ruimtelijke basisinformatie, zoals databases van basiskaarten, geodetische systemen en satellietbeelden. Deze informatie is belangrijk als infrastructuur voor het verstrekken van informatie van type 1 en 2, alsook als basis voor commerciële activiteiten. Het verstrekken van deze informatie zou een taak van de overheid moeten zijn. Wegendatabases bv. zijn belangrijk voor het openbaar vervoer en voor het privé-vervoer. De beslissing of de gebruiker de informatie betaalt moet worden gebaseerd op de vraag hoe men het gebruik ervan het best kan bevorderen. Er is een zwak punt in het Amerikaanse systeem: de overheid produceert enkel de informatie die ze nodig heeft en de regering doet geen echte inspanning om de kwaliteit en de normalisering van de geografische informatie te verzekeren. Bovendien hebben alle burgers toegang tot de informatie onder dezelfde voorwaarden, ongeacht of ze de informatie voor commercieel gebruik of voor het algemeen belang willen exploiteren. Wie de informatie voor commerciële doeleinden wil gebruiken heeft ook het voordeel dat hij de winst niet moet delen. Hier hebben de Europese landen een voordeel op concurrentievlak (zie hierboven). Om zeker te zijn dat ze dit voordeel zullen blijven genieten, moeten regeringen echter meer geld investeren dan nu het geval is, ofwel moeten particulieren en bedrijven die dankzij het gebruik van de informatie winst maken een deel van die winst met het publiek delen, om te verzekeren dat de infrastructuur zal worden onderhouden en bijgehouden. De meeste cartografische instanties beschikken over overheidsgeld dat de meeste kosten voor de productie en bijhouding van de informatie dekt. Hun prijspolitiek met betrekking tot die informatie lijkt bijgevolg op het Amerikaanse model (kosten voor het zoeken,
4
kopiëren en bespreken). We weten nog niet of de reële kosten verschillend zijn voor gelijkwaardige informatie (zelfde kwaliteit en zelfde gebruiksmogelijkheden). Het grootste verschil is dat de Europese NMA’s ook auteursrechten zullen heffen op bedrijven die winst maken met de producten die ze van die gegevens afleiden. Het nadeel dat de Europese industrie hierdoor ondervindt zou ruim moeten worden gecompenseerd door het voordeel dat ze heeft door toegang te krijgen tot professionele, landdekkende, genormaliseerde databases. Indien de Europese industrie geografische gegevens als grondstof voor commerciële producten gebruiken, dan moet er zeker een prijs voor betaald worden. Het is belangrijker zich te concentreren op de toegankelijkheid voor KMO’s, nietcommerciële organisaties en andere overheidsinstellingen, wanneer de informatie bedoeld is voor gebruik als infrastructuur en niet alleen voor commerciële producten. Met het systeem van “de gebruiker betaalt” moeten die organisaties de producten kunnen gebruiken voor hun activiteiten, wat voor de maatschappij dikwijls belangrijker is dan de producten waarvoor bedrijven auteursrechten betalen. 3. Niet-administratieve informatie die geen basisinfrastructuur is, maar die minstens voor bepaalde groepen burgers zeer interessant is en een (potentiële) grote economische waarde heeft. Deze categorie omvat andere soorten ruimtelijke informatie. Tot op zekere hoogte wordt deze informatie geproduceerd in het kader van activiteiten die verbonden zijn met meer vitale zones in 1 en 2. De regeringen moeten bepalen hoe ver hun taken in deze context moeten gaan, maar dit valt buiten het bestek van het Groenboek. De nadruk moet worden gelegd op de discussie van punt 1 en 2, want dat zijn de problemen die echt interessant zijn voor het grote publiek.
Vraag 2: Leiden verschillende voorwaarden voor toegang tot overheidsinformatie in de lidstaten tot belemmeringen op Europees niveau? Zo ja, welke elementen spelen daarbij een rol: aanwezigheid van een belang, uitzonderingen, tijd, hoeveelheid en formaat? Aan welke oplossingen kan worden gedacht?
Het grootste probleem is dat de burgers tijd en geld nodig hebben enkel om te vinden wat de voorwaarden zijn. Voor de ruimtelijke informatie is het grootste probleem het gebrek aan metagegevens en dikwijls ook het gebrek aan een duidelijke politiek inzake toegankelijkheid, met name een duidelijke prijspolitiek. Een gemeenschappelijke politiek vinden, wat ze ook moge zijn, zal op zichzelf een oplossing zijn.
5
Eveneens zouden de gegevens in eenzelfde formaat moeten geleverd worden. Overeenstemming daaromtrent tussen de lidstaten is noodzakelijk. Uitzondering op het recht tot toegang in het belang van derden is noodzakelijk voor geografische gegevens namelijk de auteursrechten en de rechtsbescherming van databanken. De bescherming van deze intellectuele eigendomsrechten is een drijfveer voor de creativiteit en zware investeringen in belangrijke databases, zoals de geografische databases. Dit is dus ook een garantie voor een drijfkracht voor de Europese economie.
Vraag 3: Kan de totstandbrenging van Europese metagegevens (informatie over de beschikbare informatie) de Europese burgers en ondernemingen helpen om in de overheidsinformatie in geheel Europa hun weg te vinden? Zo ja, hoe kan dit het best gebeuren? Welke inhoudscategorieën moeten gidsen van overheidsinformatiebronnen bevatten?
Metagegevens zijn zeer belangrijk, vooral inzake ruimtelijke informatie (zie vraag 2). Ze zouden op Internet gratis verkrijgbaar moeten zijn. De financiering hiervan zou een taak van de overheid moeten zijn. Een praktische oplossing zou erin kunnen bestaan een standaardmodel (template) voor metagegevens te hebben, waarin ze per thema worden verdeeld. Voor elk thema vermeldt elk land wie dit soort data in zijn land produceert en hoe de dataproducenten kunnen worden gecontacteerd. Dit model kan op Internet of in brochures worden gebruikt. MEGRIN heeft een project (La Clef) dat de distributie van metagegevens tot doel heeft. Een andere belangrijke factor is CEN. Meer middelen zouden voor de normalisering moeten worden aangewend, om de toegang te vergemakkelijken. In België zouden de federale en regionale partners daaromtrent ook een geïntegreerd beleid moeten proberen te voeren.
6
Vraag 4: Welk effect heeft een verschillend prijsbeleid op de toegang tot en de exploitatie van overheidsinformatie? Leidt dit tot ongelijke kansen voor burgers en ondernemingen op Europees niveau?
Zoals we hierboven hebben opgemerkt, moet men bij de prijszetting de verschillende soorten informatie beschouwen. Een niet te heterogene politiek zou ook voor de overheidsorganisaties zeer interessant zijn, ook al zouden de reële prijzen moeten variëren. Het Groenboek stelt zich de vraag of overheidsinformatie, geproduceerd op kosten van de belastingbetaler, nog moet betaald worden bij de verstrekking aan deze laatste, en of bij de exploitatie door industrieën van overheidsinformatie deze laatsten er niet gratis zouden mogen over beschikken zoals in Amerika (zie hierna opmerking Amerikaans voorbeeld). Het is duidelijk dat er voor overheidsinformatie, zowel bij de verstrekking als bij de exploitatie, een prijs moet gevraagd worden en wel om de volgende redenen : - De subsidiëring van cartografische overheidsinformatie is niet volledig kostendekkend. - Indien deze overheidsinformatie een gratis grondstof zou zijn voor de industrieën zou dit een meer dan lucratieve bron zijn voor deze industrieën! - Een gratis ter beschikking stellen zou leiden tot een onbeperkte vraag, naar een eventueel oneigenlijk gebruik : bijvoorbeeld waarom dan geen topografische kaarten opvragen om als geschenkpapier e.d. te gebruiken. De prijs heeft hier duidelijk de rol van een soort remgeld. - De geografische producten situeren zich in een concurrentiemarkt, waar de prijs duidelijk een belangrijke rol speelt. - Prijs is een garantie voor kwaliteit en kwaliteitsverbetering. Immers geografische kaarten zijn een dynamisch product. - Indien er geen prijs zou gevraagd worden is het product waardeloos. Het Groenboek bevat een voorbeeld met cartografische software. Dat voorbeeld zegt echter niets over de reële kwaliteit van de Amerikaanse cartografie vergeleken met de Europese numerieke cartografie. De betrekkelijk hoge prijs van de Duitse en Britse gegevens wordt wellicht verklaard door het feit dat het gedetailleerde producten van hoge kwaliteit zijn, die voornamelijk voor professioneel kaartgebruik en niet voor gebruik door niet-professionelen bestemd zijn. Die databases worden ook constant bijgehouden en bijgewerkt, wat waarschijnlijk niet het geval is met de Amerikaanse kaarten. Een van de problemen hier zou kunnen zijn dat in Europa geen goedkope, vereenvoudigde producten beschikbaar zijn die in heel wat overheidsbehoeften zouden kunnen voorzien. Dit zou voor de cartografische instanties een uitdaging kunnen zijn, indien de regeringen zouden denken dat het hun taak is dergelijke producten te leveren.
7
Het is echter geen goede basis voor conclusies over de prijspolitiek van de overheid in de verschillende landen. De problemen in verband met de cartografische producten zijn ook zeer verschillend van de problemen in verband met de administratieve basisinformatie. Het is belangrijk op te merken dat de Britse klacht van een milieudrukkingsgroep komt. De bedrijven die winst maken met de basiskaarten van de NMA’s hebben genoeg geld om de auteursrechten te betalen. Niet-commerciële organisaties zoals milieuorganisaties zouden de kans moeten krijgen om gegevens tegen een lage prijs te kopen, terwijl commerciële organisaties verder de volle prijs zouden moeten betalen, vermits het Groenboek duidelijk stelt dat het een grondstof is, en grondstoffen dienen uiteraard betaald te worden. Zoniet zal de regering ofwel ermee moeten ophouden cartografische basisinformatie van hoge kwaliteit te leveren, ofwel aan de NMA, aan plaatselijke gemeenschappen en andere producenten van die informatie meer subsidies moeten geven. Misschien zou een Europese subsidiëring hier eveneens van pas komen. Het tegenovergestelde model zou eigenlijk beter zijn. De aanschaf van data voor gebruik door privé-bedrijven, individuele burgers en overheidsinstellingen zou zeer goedkoop zijn. De regering zou speciale producten selecteren die voor het publiek de grootste waarde hebben en zou die financieren om ze goedkoop en gemakkelijk toegankelijk te maken. Het zou mogelijk zijn nieuwe technologieën te gebruiken, het product en de bijwerking ervan te vereenvoudigen, enz., om de kostprijs van die geselecteerde producten te verlagen. Prijsmodellen zoals een jaarlijkse vergoeding kunnen als drempelverlagend beschouwd worden. De definitie van “gebruik” moet zeer ruim zijn. Degenen die de producten gebruiken om winst te maken zouden dan meer auteursrechten moeten betalen als compensatie voor de lage prijs van de initiële aankoop ervan. Dit is een meer democratische oplossing dan de Amerikaanse oplossing; ze zal meer ten goede komen aan KMO’s, niet-commerciële organisaties en overheidsinstellingen. Deze oplossing moet worden overwogen voor de informatie van categorie 2. Voor de informatie van categorie 1 zouden geen auteursrechten mogen worden geheven; in de meeste landen mag die informatie niet auteursrechtelijk worden beschermd. Een gemeenschappelijke prijspolitiek zou de toestand aanzienlijk verbeteren voor de bedrijven die op Europees vlak werken. Bovendien zou ze gelijke kansen bieden aan bedrijven die in een bepaald land gevestigd zijn. Het is wenselijk dat een gemeenschappelijke prijspolitiek een onderscheid zou maken tussen commerciële en nietcommerciële gebruikers.
8
Vraag 5: In hoever en onder welke omstandigheden kunnen de activiteiten van overheidsorganisaties op de informatiemarkt tot oneerlijke concurrentie op Europees niveau leiden?
De cartografische instanties hebben grotendeels een feitelijk monopolie wat de landdekkende kaartinformatie betreft. Dat monopolie spruit voort uit het feit dat enkel regeringen het zich kunnen permitteren een volledige kartering van hun land te hebben, zoals hierboven vermeld, omdat het samenstellen van een database voor de basiskaart van een land geen winstgevende taak is, waarin privé-ondernemingen niet willen investeren. Voor kleine, dunbevolkte landen is dit nog meer het geval, omwille van de ongelijke betekenis van landsdelen naargelang de economische betekenis. Daarom moeten ze ervoor zorgen dat de toegang tot hun gegevens een gelijkwaardig speelveld voor iedereen creëert. In de meeste landen mag de financiering van gesubsidieerde activiteiten en commerciële activiteiten niet worden gemengd. Een kruissubsidiëring valt dus te mijden. Dit zou moeten gelden voor alle officiële instellingen die de enige leverancier zijn van bepaalde informatie. We mogen niet vergeten dat monopolies niet onwettig zijn, enkel misbruik van monopolie is onwettig. Het feit dat er auteursrechten en rechten ter bescherming van databanken worden toegekend is reeds een vorm van een wettelijk toegestaan monopolierecht. Maar inderdaad het misbruik van dit recht is onwettig indien dezelfde gegevens aan klanten, die in dezelfde voorwaarden verkeren aan verschillende voorwaarden worden verkocht. Indien alle overheidsorganisaties zich aan de concurrentieregels houden, is het moeilijk te zien welke problemen kunnen ontstaan. Het is belangrijk dat hun activiteiten doorzichtig genoeg zijn, zodat men kan controleren of ze zich aan de concurrentieregels houden. Eén ding zou problemen kunnen veroorzaken, namelijk een plotse verandering in de prijspolitiek van de verschillende organisaties.
9
Vraag 6: Belemmeren verschillende auteursrechtelijke regelingen in Europa de exploitatie van overheidsinformatie?
De regeringen zijn volledig vrij te beslissen of ze hun gegevens willen beschermen, ongeacht de auteursrechtelijke regeling die in hun land geldt. Het bestaan van verschillende auteursrechtelijke regelingen belemmert de exploitatie van overheidsinformatie dus niet. Maar het harmoniseren van auteursrechtelijke regelingen heeft wel een aantal voordelen. Een hinderpaal is het feit dat de verschillende landen geen gemeenschappelijke politiek hebben over de manier om toe te zien op de naleving van de auteursrechtelijke regeling. Dit is zeker het geval geweest voor het gebruik van geografische informatie in België. Op basis van parasitaire concurrentie werd deze overheidsinformatie niet beschermd tegen het zo maar zonder toelating gebruiken door een privé-onderneming. Indien deze overheidsgegevens een belangrijke grondstof vormen voor de privé, dan dient deze daar ook de nodige prijs voor te betalen. Zulke dure en kwalitatief hoogstaande overheidsinformatie moet beschermd worden door auteursrechten en nu ook door de Richtlijn op de rechtsbescherming van databanken. Het is onaanvaardbaar dat de privésector dure en moeizaam vergaarde overheidsinformatie zo maar voor een prikje of zelfs gratis zou kunnen verwerven om deze in hun bestanden te verwerken om ze dan zelf tegen dure prijzen te verkopen en bijgevolg grote winsten te boeken !!! Leeft men in een Europa met de slogan “socialisatie van de kosten, maar privatisering van de winsten” ? Die politiek moet steunen op een gemeenschappelijke politiek die bepaalt hoe en door wie haar informatie mag worden gebruikt. Indien een consensus kan worden bereikt over de manier waarop de informatie toegankelijk wordt gemaakt, moet men gewoon bepalen of auteursrecht hét instrument is dat nodig is om die politiek uit te voeren ofwel of andere middelen moeten worden gebruikt.
10
Vraag 7: Moet specifieke aandacht worden besteed aan privacyoverwegingen in verband met de exploitatie van overheidsinformatie? Hoe kunnen commerciële belangen toegang tot persoonsgegevens in overheidsbezit rechtvaardigen?
Privacy verdient zeker speciale aandacht. De informatica biedt heel veel mogelijkheden om persoonsgegevens te exploiteren. Wat de ruimtelijke informatie betreft, is het mogelijk personen te identificeren, ook al bevat de database geen namen en persoonlijke nummers. Een kaart definieert andere soorten informatie en identificeert daarom ook problemen rond privacy. De kadastrale informatie is een belangrijk voorbeeld. Ze toont aan waar persoonsgegevens toegankelijk zouden moeten zijn omwille van hun groot algemeen en commercieel belang. Ruimtelijke informatie kan worden gebruikt om zones in kaart te brengen voor allerlei marketingactiviteiten. In die zone is het mogelijk personen te identificeren door de database gewoon aan te sluiten op een adressenbestand. Louter commerciële overwegingen kunnen de toegang tot persoonsgegevens niet zo maar rechtvaardigen. De persoonsgegevens in overheidsbezit moeten aan strikte, wel bepaalde Europees geharmoniseerde regels onderworpen worden, alvorens toegankelijk te worden gemaakt. Het recht om gegevens te schrappen moet blijven bestaan. Anders zou de verhouding van de burger tot de overheid wat het vertrouwen betreft, geschokt zijn. De burger mag niet het gevoel hebben dat door deze vrije toegang tot overheidsinformatie de persoonsgegevens zo maar vrijelijk worden verspreid. Er is immers geen band tussen gegevens aan de overheid ter beschikking stellen en het exploiteren ervan voor om het even welk commercieel, lucratief doeleind.
Vraag 8: In hoever kunnen de aansprakelijkheidsregelingen van de diverse lidstaten een hinderpaal vormen voor toegang tot of exploitatie van overheidsinformatie?
De overheidsinstellingen zijn minder bereid om informatie toegankelijk te maken, als ze voor eventuele schade aansprakelijk zijn. Er moet ook een verband zijn tussen prijszetting en aansprakelijkheid. Als u informatie tegen betaling verstrekt (vooral op commerciële basis), bent u redelijkerwijze meer aansprakelijk dan als u informatie gratis verstrekt.
11
Aansprakelijkheid zou waarschijnlijk gebaseerd zijn op nalatigheid, niet strikte aansprakelijkheid, en dat zou waarschijnlijk verder het geval moeten zijn. Voor geografische gegevens kan dit verregaande gevolgen hebben. Daarom wordt contractueel doorgaans de aansprakelijkheid van de kaartmaker uitgesloten Als men in beschouwing neemt dat vele participanten aan een geografisch bestand meewerken, en fouten zich kunnen voordoen zowel bij de inbreng van gegevens (onjuiste basisinformatie), de opslag, de bewerking en het beheer van de gegevens als bij de output, dan rijst de bedenking dat het voor de schadelijder veelal moeilijk zal zijn om de instantie te vinden die de fout heeft begaan. In zulke complexe en technische materie zal de bewijslast voor het slachtoffer zeer zwaar zijn. De vraag rijst dan ook of de civielrechtelijke aansprakelijkheidsregelen voldoende rechtswaarborgen voor de schadelijders van geografische bestanden zullen bieden, en of hier geen tussenkomst van de wetgever vereist is. Met name zou deze kunnen voorzien in een systeem waarbij de aansprakelijkheid gekanaliseerd wordt naar bepaalde personen, bv. producenten of beheerders van geografische databanken, zoals door sommige Belgische rechtsgeleerden werd gesuggereerd. In dat geval zouden de aansprakelijkheidregelingen terzake een duidelijke hinderpaal vormen voor de toegang en exploitatie van overheidsinformatie en dus ook een repercussie hebben op het prijskaartje ervan.
Vraag 9: In hoever zijn de beleidsmaatregelen die de EU-instellingen op het gebied van toegang tot en verspreiding van informatie beogen, geschikt? Hoe kunnen zij verder worden verbeterd?
De vorm waarin de informatie geleverd wordt is belangrijker dan de prijs. Indien de overheid aan de burgers informatie levert die ze in staat stelt om aan de politiek deel te nemen, moet die informatie geleverd worden in een vorm die gemakkelijk door het grote publiek kan worden gehanteerd. Men moet bij voorbeeld aan iedereen de EU-wetgeving in een geconsolideerde versie leveren, vermits niet-geconsolideerde documenten zeer moeilijk door leken kunnen worden gebruikt. Indien men zeker wil zijn dat de burgers kunnen participeren, is het essentieel dat ze wetten en reglementen zonder de hulp van een jurist kunnen lezen. Dit zou een belangrijke eerste stap zijn. Men zou ook metagegevens kunnen produceren die een antwoord geven op volgende vragen: waar kan men minder belangrijke informatie krijgen en waar geldt het systeem van “de gebruiker betaalt”? De EUinstellingen moeten met hun eigen informatie beginnen en een kader creëren waarin de lidstaten hetzelfde kunnen doen.
12
Meer doorzichtigheid in de Europese instellingen is vereist om zo dichter bij de Europese burger te staan.
Vraag 10: Aan welke acties moet op Europees niveau prioriteit worden verleend?
Aan de volgende acties moet prioriteit worden verleend: 1) een discussie starten over de algemene politiek en strategie van de EU en van haar lidstaten inzake verspreiding van overheidsinformatie. 2) de toegang tot de administratieve informatie vergemakkelijken en goedkoop maken door wetten, reglementen, beslissingen van rechtbanken en andere administratieve beslissingen in elektronische vorm (liefst op Internet) te leveren. 3) een model (template) verschaffen voor de publicatie van metagegevens over andere soorten overheidsinformatie.