Stuk 3 1 8 (1989-1990) - Nr. 1
VLAAMSE RAAD ZITTING
1989-1990
21 MAART 1990
ONTWERP VAN DECREET houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap
MEMORIE VAN TOELICHTING
DAMES EN HEREN,
De geboorte van een kind met een handicap is een ingrijpend gebeuren in het leven van een gezin. Even verscheurend voor de persoon en zijn onmiddellijke omgeving is het optreden van een handicap na de geboorte. Voor dit gebeuren en vooral voor de gevolgen ervan heeft de Gemeenschap nooit geaarzeld om een grote solidariteit op te brengen. Het aanvaarden, begeleiden en opvangen van een kind, jongere of volwassenen met een handicap overstijgt ruimschoots het draagvlak van elk gezin. Ook de financiële tegemoetkomingen die zekere meerkosten moeten helpen dragen kunnen niet de volledige oplossing brengen. Er blijft een grote ruimte voor specifieke bijstandsverlening onder diverse vormen. De jongste twee decennia werd er flink werk gemaakt om deze ruimte zeer concreet op te vullen met vele initiatieven inzake hulpverlening aan de gehandicapte persoon zelf maar ook aan zijn onmiddellijke omgeving, zijn ouders of familieleden. Aangepast onderwijs, geëigende opvang buiten het gezin, technische hulpmiddelen, revalidatie en geschikte tewerkstelling moesten de integratie of reïntegratie van de persoon met een handicap bevorderen. Deze interventies hadden elk hun eigen thuisfront. Ze kwamen tot stand vanuit sociale voorzorg, ziekteverzekering, volksgezondheid, onderwijs, tewerkstelling en arbeid. Sommige van de getroffen maatregelen waren complementair, andere waren niet vrij te pleiten van een zeker dubbel ge-
614
318 (1989-1990) - Nr. 1
bruik. De persoon met een handicap of zijn ouders hadden het niet altijd gemakkelijk om correct en volledig geïnformeerd te zijn over alle voorzieningen en werden vaak geconfronteerd met meerdere en uiteenlopende inschrijvingsformaliteiten. In 1980 heeft de grondwetgever de mogelijkheid geschapen, om een drastische vereenvoudiging door te voeren. Door de bijzondere wet van 8 augustus 1980 werd op enkele uitzonderingen na de bevoegdheid inzake gehandicaptenzorg naar de Gemeenschappen overgedragen. Artikel 5 § 1, II, 4° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen omschrijft de bevoegdheid van de Gemeenschappen inzake het gehandicaptenbeleid als volgt : Het beleid inzake minder-validen, met inbegrip van de beroepsopleiding, de omscholing en de herscholing van minder-validen, met uitzondering van : a. de regelen betreffende financiering van de toelagen aan de minder-validen, met inbegrip van de individuele dossiers ; b. de regelen betreffende de financiële tegemoetkoming voor de tewerkstelling van minder-valide werknemers, die toegekend wordt aan de werkgever die minder-validen tewerkstellen. De effectieve overdracht van de bevoegdheden is echter niet ineens gebeurd. Het gedeelte van het gehandicaptenbeleid dat vroeger onder Volksgezondheid ressorteerde, nl. het Fonds 81, werd onmiddellijk naar de Gemeenschappen, overgedragen. Anders lag het met deze aspecten van het gehandicaptenbeleid die terug te vinden zijn in de opdrachten en activiteiten van het huidige Rijksfonds voor Sociale Reclassering van Minder-Validen. Een aanloop tot overdracht van deze bevoegdheden werd gegeven door de wet van 28 december 1984 tot herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut. Door de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten werden de bevoegdheid en de financiële verantwoordelijkheid inzake het Rijksfonds onder meer aan de Vlaamse Gemeenschap overgedragen. Door de toebedeling aan de Gemeenschappen van de taken van het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen en van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, wordt een belangrijk aantal materies onder de bevoegdheid gebracht van één Gemeenschapsminister en wordt het aldus mogelijk de taken en de werking van de vroegere twee instellingen in één instelling samen te voegen. Teneinde deze transfertoperatie optimaal te laten verlopen, worden met dit ontwerp van decreet de voorwaarden gecreëerd om een nieuwe, eigentijdse en brede basis te leggen voor een Vlaams gehandicaptenbeleid. Met dit decreet wenst de Vlaamse Gemeenschap ook op een afdoende wijze tegemoet te komen aan de vele verzuchtingen die leven bij de persoon met een handicap zelf, hun ouders, gezins- of familieleden of diegenen die hun belangen vertegenwoordigen en voor hun hulpverlening instaan. Het zijn verzuchtingen die wijzen op behoeften aan een grotere zekerheid en duidelijkheid, een betere coördinatie, grotere coherentie en sterkere participatie en een voldoende brede basisomschrijving van de opdrachten.
[2 ]
[3]
318 (1989-1990) - Nr. 1
Met dit decreet wordt niet alleen de volwaardige integratie beoogd van de persoon met een handicap in de Vlaamse Gemeenschap van vandaag maar wordt hem tevens het instrument aangeboden om doorheen de vele en snelle veranderingsprocessen van ons tijdsgebeuren de geschikte weg naar de eenentwintigste eeuw te vinden. Met de oprichting van een eigen Vlaams Fonds wordt tegemoet gekomen aan : — de wens een administratieve vereenvoudiging en betere coördinatie door te voeren ; — de jarenlange vraag van de persoon met een handicap naar één dossier en één ingangspoort ; — de noodzaak, in hoofde van de persoon met een handicap een globale en multidisciplinaire evaluatie te laten uitvoeren ; — de vraag om in functie van deze evaluatie een integratieprotocol op te stellen dat alle elementen aangeeft van de soort van opvang en begeleiding met vermelding van de intensiteit en duur; — het verlangen een structurele band te leggen tussen alle betrokkenen in de gehandicaptenzorg teneinde de kwalitatieve opvang en begeleiding van de personen met een handicap te verbeteren. Om deze redenen heeft het onderhavig ontwerp van decreet de volgende kenmerken : 1. Eén Fonds Er wordt één Vlaams Fonds voor de gehandicaptenzorg opgericht dat zowel de taken zal overnemen van het huidige Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten (Fonds 81) als de naar de Gemeenschappen overgedragen taken van het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen. Dit Fonds heeft het karakter van een instelling van openbaar nut en zal bestuurd worden door een Raad van Bestuur bijgestaan door een of meerdere adviescomités. In de Raad van Bestuur zullen personen zetelen, die betrokken zijn bij of deskundig zijn inzake de organisatie en dagelijkse werking van de verschillende voorzieningen alsook vertegenwoordigers van de personen met een handicap en hun gezinnen. Deze bestuurders kunnen inzonderheid afkomstig zijn uit inrichtende machten van voorzieningen voor personen met een handicap, gehandicaptenorganisaties, familie- en ouderverenigingen en ziekenfondsen. Daarenboven is een belangrijke inbreng voorzien vanuit de sociaal-economische wereld zoals hij weerspiegeld wordt in de Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen. Deze inbreng dient gezien te worden in het licht van de sociaal-economische integratie van de persoon met een handicap. Door middel van een of meerdere adviescomités wordt op een structurele wijze de permanente en deskundige inbreng verzekerd van personen die een bijzondere ervaring of deskundigheid hebben wat de medische, professionele of sociale aspecten betreft van de gehandicaptenzorg. Hier zullen de deskundigen vanuit alle relevante disciplines hun advies geven over aangelegenheden zoals opsporing, diagnose, (beroeps)oriëntering, scholing en herscholing, tewerkstelling, woonvormen, opvang, hulp, begeleiding, zelfredzaamheid.
318 (1989-1990) - Nr 1
Rekening houdend met de opmerkingen van zowel de Raad van State als van de SERV werd aan het Fonds een grote autonomie toegekend 2 De toegang De toegang tot de voorzieningen wordt drastisch herzien Er is één gerichte totale evaluatie De essentiële rol van het nieuwe Fonds bestaat niet in het bepalen van een procentuele invaliditeitsgraad bij de personen met een handicap maar in het scheppen en betoelagen van voorzieningen die deze personen op passende wijze in hun menselijke activiteiten bijstaan en hen in de vele aspecten van het maatschappelijk leven kunnen integreren Geen invaliditeitsgraad maar een multidisciplinaire evaluatie zal dienen uit te wijzen van welke dienstverlening of voorziening de persoon met een handicap nuttig kan gebruik maken In deze zin gaat het ook om een gerichte evaluatie Dit wil zeggen dat er niet alleen geconstateerd wordt in welke mate een bepaalde persoon dysfuncties vertoont maar dat terzelfdertijd dit dysfunctioneren mede bekeken wordt vanuit de dienstverlening en de voorzieningen die hem hierbij kunnen behulpzaam zijn Deze multidisciplinaire evaluatie waarbij zowel medische, psychologische, pedagogische als sociale gegevens zullen aan bod komen zal gebeuren door de provinciale evaluatiecommissies Zij treden in de plaats van de huidige rol van de Gouverneur in het kader van de werking van het Fonds 81 en van de provinciale bureaus die bij het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen fungeren als toegangspoort Uit de evaluatie zal een integratieprotocol voortvloeien dat in de loop van de tijden de persoon met een handicap kan volgen doorheen de voorzieningen zodat veelvuldige onderzoekingen vermeden worden 3 De opdrachten Deze nieuwe Vlaamse instelling zal haar werking toespitsen op alle ondersteunende voorzieningen en diensten die gericht zijn op de begeleiding, de opvang, de vorming en de scholing van gehandicapte kinderen, jongeren en volwassenen Het is de opdracht van het Fonds, volgens regels door de Executieve te bepalen, alle soorten voorzieningen, die personen met een handicap en hun gezinsleden opvangen en begeleiden, te betoelagen Dit wil zeggen dat binnen het takenpakket van het Fonds de werking van de bestaande internaten, semi-internaten en diensten voor plaatsing in gezinnen, in al hun verscheidenheid, wordt opgenomen Naast de zorg voor jongeren en adolescenten, wordt ook de zorg ten aanzien van de volwassenen die nood hebben aan gespecialiseerde begeleiding of opvang, door het Fonds waargenomen Deze opvang en begeleiding zal zowel in intramurale als in extramurale voorzieningen als via ambulante dienstverlening mogelijk gemaakt worden Alhoewel het Fonds als voorwaarde van bijstand het criterium van de professionele reclasseerbaarheid loslaat dienen toch de taken in verband met de tewerkstelling van de personen met een handicap onverdroten verdergezet ongeacht of het hier om het normale dan wel het beschutte arbeidsmilieu gaat Ook zal het Vlaams Fonds erover waken en ertoe bijdragen dat de arbeidsbemiddelingsfunctie, in samenwer-
[4 ]
[5]
318 (1989-1990) - Nr 1
king met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling, naar behoren functioneert De taak inzake de bevordering van de tewerkstelling van de persoon met een handicap dient echter ruim opgevat en sluit alle vormen van zinvolle activiteit in Het Vlaams Fonds zal, in samenwerking met verenigingen en voorzieningen, nagaan hoe bepaalde initiatieven die de sociale integratie bevorderen van personen met een handicap die niet of met meer kunnen arbeiden, moeten ondersteund worden De sociale hulp en bijstand gericht op het bevorderen van de sociale redzaamheid behoren tot de opdrachten van het Fonds Tot slot heeft het Fonds ook een taak te vervullen van studie, documentatie en informatie Alle studie werk dat op directe wijze de integratie van personen met een handicap kan verbeteren moet gestimuleerd worden Het Fonds zal ook een documentatie- en informatiecel uitbouwen voor het verzamelen en verspreiden van gegevens die betrekking hebben op de lotsverbetering van de personen met een handicap Voor meerdere van zijn opdrachten zal het Fonds beroep doen op andere instellingen wier werking gericht is op de ganse bevolking Zo zal inzake het voorkomen van stoornissen, gebreken en handicaps het Fonds samen dienen te werken met een instelling als Kind en Gezin en met instanties inzake gezondheidszorg en onderwijsbeleid Wat de diagnose en oriëntering betreft zullen centra of diensten extern aan het Fonds, gemachtigd worden oriënteringsverslagen op te stellen met inachtname van de hiervoor reeds gestelde multidisciplinaire aanpak Tenslotte zal het Fonds ook nuttig gebruik maken van de samenwerking van vele diensten en verenigingen waarvan de persoon met een handicap lid is of waarop hij wenst beroep te doen Het betreft hier tenslotte aangelegenheden die sterk tot de private levenssfeer behoren 4 Financiering Inzake de financiering werd door de bijzondere wet van 16 januari 1989 voor de taken van het Rijksfonds die aan de Gemeenschappen zijn overgedragen geopteerd voor het stelsel van ristorno's De voornaamste bron van financiering van het Fonds zal dus de jaarlijkse dotatie zijn vanuit de begroting van de Vlaamse Gemeenschap
Commentaar bij de artikelen
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1 Dit artikel verwijst naar de rechtsgrond van dit decreet dat een persoonsgebonden aangelegenheid regelt zoals bedoeld bij artikel 59 bis van de Grondwet en zoals die nader omschreven wordt in artikel 5 § 1, II, 4° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen
318 (1989-1990) - Nr. 1
[6 ]
Artikel 2 Dit artikel geeft de omschrijving van het toepassingsgebied en van bepaalde begrippen die in het decreet gebruikt worden. Met personen met een handicap worden de personen beoogd die tengevolge van een aantasting van de mentale, lichamelijke of zintuiglijke mogelijkheden, een langdurige en belangrijke beperking ondervinden van hun kansen tot sociale integratie. Overeenkomstig het advies van de Raad van State werd deze definitie in § 2 opgenomen. In deze definitie wordt de band gelegd tussen de doelstellingen van het Fonds, nl. de sociale integratie en de doelgroep. De omschrijving laat meteen toe de doelgroep af te bakenen ten aanzien van categorieën die op andere vormen van weizijns- of gezondheidszorg zijn aangewezen, zoals bv. bejaarden, kansarmen of volwassen psychiatrische patiënten. Kinderen met een psychische stoornis worden wel tot de doelgroep gerekend omdat tijdens de opvoedingsperiode een globale benadering van hun probleemsituatie moet mogelijk zijn. De zorg voor personen die na 65 jaar gehandicapt worden is in principe toegewezen aan het bejaardenbeleid. Onder bijstand wordt alle hulp of dienstverlening bedoeld, waardoor de persoon met een handicap effectief geholpen wordt bij zijn integratie. Onder voorzieningen wordt elke organisatievorm bedoeld bijvoorbeeld verenigingen, instellingen, centra, organisaties of diensten, die deze bijstand organiseert, in zowel ambulante, semi-residentiële als residentiële vorm.
HOOFDSTUK II Oprichting, opdrachten en gerechtigden AFDELING I Oprichting Artikel 3 Dit artikel voorziet de oprichting van een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid, namelijk het „Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap" dat in de Vlaamse Gemeenschap de taak toegewezen krijgt om de bijstand tot integratie te verzekeren, in hoofde van de personen met een handicap en om voorzieningen te erkennen en te betoelagen ten bate van personen met een handicap. Dit Fonds zal hoofdzakelijk de taken overnemen van enerzijds het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de MinderValiden en anderzijds het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, opgericht bij koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967.
AFDELING II Opdrachten Artikel 4 Dit artikel geeft de opsomming van de taken die aan het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie worden toevertrouwd. Deze taken worden thans hoofdzakelijk uitgevoerd door het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor
[7]
318 (1989-1990) - Nr. 1
gehandicapten en door het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen. Het is de bedoeling de opdracht van het Vlaams Fonds zo ruim mogelijk op te vatten zodat de voorzieningen geholpen worden om hun werking zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij de gestelde problemen en hun evolutie. Hierbij zal het Fonds rekening houden met het feit dat vanuit andere belangrijke wetgevingen zoals de wetgeving die het Buitengewoon Onderwijs en de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering inrichten, eveneens voorzieningen voor personen met een handicap worden betoelaagd. Artikel 4, 1° geeft het Vlaams Fonds de opdracht de personen met een handicap die om bijstand verzoeken in te schrijven. De inschrijving van een persoon met een handicap is in principe een voorwaarde om recht te hebben of te geven op tussenkomst vanwege het Fonds. Artikel 4, 2° geeft de opdracht de personen met een handicap, hun familieleden of, bij hun ontstentenis, zij die voor hen instaan, advies te geven inzake de bestaande voorzieningen en tegemoetkomingen en hen bij te staan tot het bekomen van de nodige hulp. Artikel 4, 3° geeft de opdracht om de mogelijkheden te scheppen, niet alleen tot het stellen van de diagnose van de handicap, maar ook tot het onderkennen van de repercussie van de handicap op het totaal functioneren van de betrokkene. Uiteraard zal het Fonds hierbij rekening houden met de verschillende voorzieningen die reeds worden betoelaagd langs andere wetgevingen. Het geeft tevens de opdracht om de preventie van handicaps te bevorderen. Samenwerking met andere instellingen die op dit gebied actief zijn is uiteraard aangewezen. Artikel 4, 4° wijst op het belang van een oriënterings- en voorlichtingsfunctie. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan de ondersteuning van centra ontwikkelingsstoornissen, die ouders met zeer jonge, vooral meervoudig gehandicapte kinderen, het nodige oriënteringsadvies kunnen geven. Op basis van deze bepaling kan ook de werking van de gespecialiseerde centra voor beroepsoriëntering verder betoelaagd worden. Artikel 4, 5° is bedoeld om gezinsondersteunende, gezinsaanvullende of gezinsvervangende activiteiten te bevorderen, waarbij ambulante, residentiële en/of semi-residentiële opvang en begeleiding aan bod kunnen komen. Met deze opdracht wordt hoofdzakelijk de werking van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten overgedragen aan het Vlaams Fonds. Artikel 4, 6° geeft als opdracht de beroepsopleiding, de scholing, omscholing en herscholing te bevorderen hetgeen voor de personen die in het gewone systeem van opleiding en leerovereenkomsten niet kunnen worden opgenomen binnen een specifieke vorm van bijzondere leerovereenkomst gebeuren kan. Deze werking kan geïntegreerd worden in de opdracht van een daartoe erkende voorziening, zoals de centra voor gespecialiseerde voorlichting en begeleiding, de centra voor beroepsopleiding of de beschutte werkplaatsen. Tevens wordt de mogelijkheid geboden om geëigende voorzieningen te erkennen en te betoelagen voor beroepsop-
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 8
leiding, scholing, omscholing en herscholing alsook training tot arbeid in het beschut arbeidsbestel of in andere vormen van dagactiviteiten. In artikel 4, 7° wordt de basis gelegd om langs specifieke middelen de integratie in het arbeidsbestel te bevorderen. De tewerkstelling in het gewone arbeidsbestel moet de hoofddoelstelling vormen. Daartoe kan eventueel een betoelaging nodig zijn zo de handicap dit rechtvaardigt of een tijdelijke begeleiding na de aanwerving, voorzover er zich problemen stellen inzake integratie. De promotie en organisatie van de tewerkstelling van personen met een handicap zou het best geschieden in samenwerking met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding. Op basis van dit artikel wordt verder de mogelijkheid geboden om de beschutte werkplaatsen te betoelagen. Artikel 4, 8° biedt de basis om toelagen te verlenen voor hulpmiddelen en initiatieven ter bevordering van de integratie in het sociale leven. De nadruk dient gelegd te worden op de noodzaak tot het bevorderen van de zelfstandigheid. Maatregelen van sociale hulp en voorzieningen die begeleiding en ondersteuning bieden aan de gezinnen, zoals de thuisbegeleidingsdienst en diensten die personen met een handicap helpen om zo zelfstandig mogelijk te wonen, nl. diensten voor begeleid of zelfstandig wonen, kunnen op basis van dit artikel betoelaagd worden. Pilootprojecten die een experimenteel karakter hebben passen eveneens in het kader van deze paragraaf. In artikel 4, 9° wordt het Vlaams Fonds eveneens belast met het bevorderen van onderzoek ten bate van personen met een handicap. In artikel 4, 10° wordt een algemene informatieopdracht gegeven. Deze opdracht dient ondermeer om de betrokkenen te begeleiden bij de concrete realisatie van hun sociale integratie.
Artikel 5 Artikel 5 biedt de kans om een dynamisch beleid te voeren. Er wordt wel duidelijk gesteld dat het Fonds voor al zijn activiteiten in principe beroep zal doen op de reeds bestaande voorzieningen met eerbiediging van ideologische, filosofische en godsdienstige overtuigingen. Hierbij kan het Fonds beroep doen op de medewerking van zowel gemachtigde als erkende voorzieningen. Verenigingen voor personen met een handicap, mutualiteiten, en representatieve organisaties van werknemers of zelfstandigen hebben inderdaad een traditie van samenwerking met het Rijksfonds en kunnen verder daartoe gemachtigd worden. Daarnaast kan het Fonds een beroep doen op de talrijke instellingen, centra en diensten die nu reeds erkend zijn in het kader van het Fonds 81 of het Rijksfonds, en die krachtens dit decreet erkend worden.
Artikel 6 Artikel 6 beoogt het Vlaams Fonds niet de kosten te laten dragen die normaliter ten laste vallen van andere wetgevingen. Ook dienen dubbel gebruik en overlappingen vermeden. Desgevallend kan het Fonds een aanvullende rol spelen. De
9]
318 (1989-1990) - Nr. 1
tekst van dit artikel werd gepreciseerd teneinde tegemoet te komen aan de opmerkingen van de Raad van State en van de SERV. AFDELING III Gerechtigden Artikel 7 In dit artikel wordt niet nader ingegaan op aard of graad van de handicap. Een meer specifieke omschrijving zal zich opdringen in de respectieve reglementeringen die de subsidiëring moeten bepalen van de geëigende voorzieningen, diensten of activiteiten. Wel worden algemene voorwaarden inzake verblijf vooropgesteld. Voor kinderen moet de voorafgaande verblijfsvoorwaarden in hoofde van de ouders vervuld zijn. De Executieve zal oordelen over de wenselijkheid personen met een handicap die niet aan de verblijfsvoorwaarden beantwoorden van de bepalingen van dit decreet te laten genieten. Hierbij wordt ondermeer gedacht aan vluchtelingen. Er wordt geen nationaliteitsvereiste vooropgesteld. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de opmerkingen van zowel de Raad van State als van de SERV. De verblijfsvoorwaarden blijken een voldoende bescherming te bieden tegen eventuele misbruiken. HOOFDSTUK III De bestuursorganen en het personeel AFDELING I De Raad van Bestuur Artikel 8 Dit artikel regelt het beheer van het Vlaams Fonds en bepaalt de samenstelling van de Raad van Bestuur. Er wordt uitgegaan van het principe dat het Vlaams Fonds zal beheerd worden door de verschillende betrokkenen in de zorg voor personen met een handicap. Gelet op de verschillende taken van het Fonds zal erover moeten gewaakt worden dat de beheerders een zeer verscheiden deskundigheid bezitten. Deze deskundigheid zal gebaseerd zijn op de ervaring van vertegenwoordigers van inrichtende machten en van verschillende medewerkers en professionelen uit de verscheiden voorzieningen, van vertegenwoordigers van belangrijke verenigingen voor personen met een handicap, gezinsorganisaties, ziekenfondsen en andere sociale organisaties. Gelet op de zeer belangrijke rol van het Vlaams Fonds inzake de sociaal-economische integratie van personen met een handicap meer in het bijzonder wat de tewerkstelling betreft, is het belangrijk de sociale partners zoals zij vertegenwoordigd zijn in de Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen op te nemen in het beheersorgaan. Artikel 9 De Raad van Bestuur kan bijgestaan worden door een of meerdere adviescomités o.m. voor de studie van specifieke problemen of van deelaspecten van de zorg voor personen
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 10
met een handicap. De benoeming van leden van de Raad van Bestuur tot voorzitter van elk van de adviescomité's zorgt voor een structurele band tussen beide organen.
Artikel 10 Dit artikel bepaalt de benoemingsvoorwaarden van de voorzitter en leden van de Raad van Bestuur. Teneinde de onafhankelijkheid van de voorzitter te waarborgen, wordt gesteld dat hij geen beheerder noch personeelslid kan zijn van voorzieningen die betoelaagd worden door het Fonds. Voor de leden zelf lijkt een dergelijke voorwaarde niet aangewezen, mede gelet op de door artikel 8, 2° gestelde vereisten. Evenwel mag, met het oog op het verzekeren van de grootst mogelijke objectiviteit, een meerderheid van de leden van de Raad van Bestuur geen beheersfunctie uitoefenen noch personeelslid zijn van een voorziening die door het Fonds wordt gesubsidieerd. Ook wordt de duur van het mandaat in de Raad van Bestuur vastgesteld alsook de te volgen procedure ter vervanging van leden die hun mandaat niet hebben voleindigd.
Artikel 11 De voorzitter roept de vergaderingen van de Raad van Bestuur bijeen. Daarnaast is de mogelijkheid voorzien tot oproeping door de Executieve of door een minimum aantal leden.
Artikel 12 Artikel 12 bepaalt dat de Executieve, voor elk normerend initiatief dat de opdracht van het Fonds raakt, voorafgaandelijk advies vraagt aan het beheersorgaan van het Fonds. De Raad van Bestuur kan eveneens op elk ogenblik voorstellen doen aan de Executieve. Dit lijkt van weerszijde gewenst uit het oogpunt van de coördinatie en samenhang tussen beleid en praktijkervaring.
Artikel 13 De Raad van Bestuur krijgt de opdracht zijn huishoudelijk reglement op te stellen en voor goedkeuring voor te leggen aan de Executieve. AFDELING II Het dagelijks bestuur Artikel 14 Dit artikel voorziet in de samenstelling van een bureau en stelt de taak van voornoemd bureau vast.
Artikel 15 Dit artikel voorziet in de benoeming van een leidend ambtenaar en van een adjunct. Het bepaalt hun respectievelijke taken. Ook wordt de mogelijkheid van delegatie van bevoegdheden voorzien ; dit vanuit de zorg voor een vlotte gang van zaken.
[ 11 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
Artikel 16 Dit artikel geeft verdere precisering over de uitoefening van de taak van de leidend ambtenaar en van zijn adjunct. Artikel 17 Het betreft hier de verhouding van de leidend ambtenaar tot de Executieve. Dit artikel werd aangepast aan de opmerkingen van de Raad van State en van de SERV i.v.m. de autonomie van het Fonds. AFDELING III Het personeel Artikel 18 De Executieve is verantwoordelijk voor de vaststelling van het kader en van het statuut van het personeel van het Fonds. Artikel 19 Dit artikel kent aan de Raad van Bestuur de benoemingsmacht toe voor het personeel uitgezonderd voor de leidend ambtenaar en zijn adjunct die krachtens artikel 15 door de Executieve worden benoemd. De Raad van Bestuur is echter gebonden alle inlichtingen omtrent het personeel op haar vraag aan de Executieve mede te delen. HOOFDSTUK IV Controle op het Fonds Artikelen 20 tot 38 Deze artikelen zijn vergelijkbaar met de bepalingen inzake de controle en het toezicht op de parastatalen, zoals omschreven in de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. Het Vlaams Fonds is geen instelling van openbaar nut zoals gedefinieerd in de wet van 16 maart 1954, maar is een eigen publiekrechtelijke instelling van de Vlaamse Gemeenschap. Deze artikelen bepalen het statuut van genoemd Vlaams Fonds voor wat de controle van de instelling door de overheid betreft op het vlak van de begroting, de boekhouding, de rekeningen, de waarmerking, het personeel, de voogdij. Rekening houdend met de opmerkingen van de Raad van State, werd dit hoofdstuk uitgebreid met verschillende bepalingen gebaseerd op de wet van 16 maart 1954, o.m. in de artikelen 27 en 28. HOOFDSTUK V Inschrijving bij het Fonds Artikel 39 Dit artikel regelt de inschrijving van de persoon met een handicap bij het Fonds. Het bevat tevens een cumulatieregel om te vermijden dat voor eenzelfde persoon ten laste van meerder Gemeenschappen aanspraak zou gemaakt worden op bijstand tot sociale integratie.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 12 ]
Overeenkomstig de opmerkingen van de Raad van State werd dit artikel aangepast. De inschrijving van personen die hun woonplaats niet in het Nederlands taalgebied hebben, wordt hier voorzien als een modaliteit voor het functioneren van en de controle op de verstrekking van bijstand tot sociale integratie door voorzieningen behorend tot de Vlaamse Gemeenschap. Artikel 40 Dit artikel regelt de oprichting van een evaluatiecommissie per provincie die de taak krijgt te oordelen of de aanvrager getroffen is door een handicap. Deze commissie neemt de rol over van de provinciegouverneur binnen de wetgeving van het Fonds 81 en van de pronvinciale bureaus van het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen. De decentralisatie van de evaluatie beantwoordt zowel aan de opmerkingen van de Raad van State als van de SERV. Deze commissie wordt multidisciplinair samengesteld teneinde te waarborgen dat met de belangrijkste elementen die invloed kunnen hebben op de sociale integratie van de personen met een handicap, rekening gehouden wordt. De commissie baseert haar oordeel op onderzoekingen en verslagen, die opgesteld worden door daartoe gemachtigde centra en diensten die in staat zijn zich een objectief oordeel te vormen over de situatie van de persoon met een handicap en zijn nood aan gespecialiseerde voorzieningen. Indien de commissie dit nodig acht, kan zij zelf onderzoekingen uitvoeren of laten uitvoeren. Het Fonds regelt de werking van de evaluatiecommissie. Het kan voor bepaalde vormen van bijstand of voor bepaalde categorieën een specifieke procedure voorzien. Voor de toegang tot een centrum waar een globale evaluatie en oriëntatie van jonge kinderen met een handicap moet gebeuren is het bijvoorbeeld onlogisch dat het Fonds eerst zal vaststellen of én hoe het kind gehandicapt is. De commissie werkt onafhankelijk van de Raad van Bestuur van het Fonds maar past de richtlijnen van de wetgeving toe. Artikel 41 De beslissing over de inschrijving van de gehandicapte persoon en over de toekenning van bijstand tot sociale integratie wordt door het Fonds genomen binnen de dertig dagen na datum van beslissing van de evaluatiecommissie. Gelet op het belang van deze beslissing moet zij gemotiveerd zijn. Omwille van de rechtszekerheid van de persoon met een handicap werd een termijn ingevoerd binnen welke de beslissing moet genomen en betekend zijn. Artikel 42 Gelet op de soms snel evoluerende situatie van een persoon met een handicap wordt voorzien dat het Fonds zelf zijn beslissing kan herzien, in het kader van een daartoe opgezette herzieningsprocedure. De formulering van dit artikel werd aangepast aan de opmerkingen van de Raad van State. Artikelen 43 en 44 Gelet op het belang van de beslissingen van het Fonds
13 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
voor de persoon met een handicap, dient een beroepsprocedure te worden voorzien. Volgens de Raad van State kan deze taak niet door de Vlaamse Raad aan de arbeidsgerechten worden toevertrouwd, daar de bevoegdheid van de arbeidsgerechten enkel door de nationale wetgever kan worden bepaald. Er wordt daarom een specifieke beroepsinstantie opgericht waarvan de samenstelling in artikel 44 wordt bepaald.
HOOFDSTUK VI Erkenning van voorzieningen Artikel 45 Dit artikel voert het belangrijke principe in dat het oprichten en exploiteren of wijzigen van een voorziening voor personen met een handicap betoelaagbaar door het Fonds, kan onderworpen worden aan de vereiste van een voorafgaande vergunning. Het belang en tevens de bescherming van de personen met een handicap vereist dat waarborgen aanwezig zouden zijn voor een kwalitatieve en evenwichtige uitbouw van een verscheidenheid aan voorzieningen. De overheid moet over een dergelijke spreiding kunnen oordelen. Een goed uitgebouwd netwerk van voorzieningen van verscheiden aard vergt eveneens waarborgen voor hun leefbaarheid en planmatigheid bij de groei ervan. Dit is niet mogelijk in geval van ongeordende groei. De vereiste van een voorafgaande vergunning biedt de gelegenheid aan het Fonds adviserend op te treden en een overleg tot stand te laten komen. Gelet op het belang van de beslissing terzake wordt een mogelijkheid van beroep voorzien.
Artikel 46 Overeenkomstig de opmerkingen van de Raad van State en van de SERV inzake de autonomie van het Fonds, zal het Fonds de voorzieningen erkennen. Deze erkenning is nodig om betoelaagbaar te worden. Er wordt een minimumen maximumduur voor de erkenning voorzien.
Artikel 47 Artikel 47 biedt de basis aan de Executieve om bijzondere erkenningscriteria vast te leggen waaraan een voorziening moet beantwoorden om erkend en betoelaagd te worden. Deze criteria hebben betrekking op zowel architectonische als functionele normen zoals o.a. de waarborg van vereiste personeelskwalificaties en het bieden van de garantie op een deskundige opvang, verzorging en begeleiding van personen die hulp van derden nodig hebben. Bij de opstelling van de criteria zal men de ontplooiingskansen van de personen met een handicap voor ogen houden. Het is ook de bedoeling dat de voorzieningen hun werking dermate inrichten dat personen met een handicap en hun wettelijke vertegenwoordigers kunnen participeren in de werking van een voorziening. Personen met een handicap moeten enerzijds de reële kans krijgen opgenomen te worden, en anderzijds de garantie hebben op een blijvende opvang en begeleiding.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 14 ]
Artikel 48 Teneinde het beheer van geld en goederen van handelingsonbekwame personen door personeel of beheerders van voorzieningen controleerbaar te maken wordt voorzien in een toezichtsraad per voorziening, waarvan de werking en samenstelling door de Executieve wordt vastgesteld. De erkenning van een voorziening wordt dus afhankelijk gesteld van de manier waarop geld en goederen van personen met een handicap beheerd worden. In principe is dit geldbeheer uitgesloten, maar er zijn situaties waar de begeleidingsopdracht van een voorziening t.a.v. verlaten personen met een handicap geldbeheer niet kunnen uitsluiten. Dit moet gebeuren onder controle van een onafhankelijk orgaan.
Artikel 49 De Executieve zal de procedure vastleggen volgens dewelke vergunning en erkenning wordt verleend, geweigerd, geschorst of ingetrokken, alsook de beroepsprocedure bij negatieve beslissing. In opvolging van de opmerkingen van de Raad van State werd de beslissing aan het Fonds en het beroep aan de Executieve toevertrouwd. Artikel 50 Er kan geen voorziening worden erkend die niet past in de programmatie. Deze programmatiecriteria worden vastgesteld door de Executieve, die deze vaststelt na advies van de Raad van Bestuur van het Fonds. Artikel 51 Er wordt vastgesteld dat een voorziening slechts kan opgericht worden door een particulier of openbaar rechtspersoon. Indien deze rechtspersoon ook andere voorzieningen organiseert buiten het kader van dit decreet, dient omwille van de duidelijkheid inzake concept en administratie de inhoudelijke en administratieve autonomie gewaarborgd voor de voorzieningen op het vlak van de gehandicaptenzorg.
HOOFDSTUK VII Tussenkomsten aan gehandicapte personen en aan voorzieningen Artikel 52 Dit artikel omschrijft op welke wijze het Fonds kan bijdragen in de kosten van sociale integratie. De Executieve bepaalt de gevallen waarin deze bijstand wordt verleend. Artikel 53 Dit artikel behoeft geen commentaar. Artikel 54 In artikel 54 wordt omschreven op welke wijze investe-
[ 15 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
ringstoelagen kunnen toegekend worden. Zonder een bepaald percentage van het investeringsbedrag, noch een absoluut bedrag te overstijgen wordt de mogelijkheid voorzien tussen te komen langs een rechtstreekse toelage, een terugbetaalbare lening en een tussenkomst in interesten en kapitaalaflossingen. In principe neemt het Fonds de opdracht van het Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medisch-sociale instellingen over ten aanzien van instellingen voor personen met een handicap. De bepalingen van dit artikel zijn dan ook overgenomen uit de wetten en het decreet van toepassing op dit Fonds. Meerdere paragrafen werden wel aangepast ingevolge de opmerkingen van de Raad van State. Artikel 55 In artikel 55 wordt de mogelijkheid geschapen om voor specifieke voorzieningen in de gehandicaptenzorg, waarvoor nog geen algemeen geldende modaliteiten of criteria konden worden vastgelegd omwille van het eigen karakter van de voorziening, een oplossing te vinden via een overeenkomst tussen het Fonds en de voorziening mits dit gebeurt binnen de voorwaarden en de modaliteiten bepaald door de Executieve. Dit biedt de kans een dynamisch beleid te voeren en nieuwe experimenten uit te testen. Artikel 56 § 1 regelt de verjaringstermijn voor de uitbetaling van toelagen aan erkende instellingen. De bedoeling is een vlotte afwerking van de dossiers te waarborgen zowel voor de gewone toelagen als voor de eventuele verhogingen of afrekeningen. Teneinde te voorkomen dat de instellingen het slachtoffer zouden worden van administratieve verwikkelingen wordt in § 2 de mogelijkheid tot stuiting voorzien. Artikel 57 Het Fonds wordt met een bestendig toezicht over de voorwaarden en modaliteiten van zijn tegemoetkomingen gelast. Teneinde arbitraire beslissingen te vermijden wordt de rapportering naar de evaluatiecommissie voorzien. Artikel 58 In § 1 en § 2 worden de termijnen vastgelegd voor de verjaring van terugvordering van ten onrechte uitbetaalde verstrekkingen en toelagen, al dan niet op grond van bedrieglijke, onjuiste of onvolledige gegevens. § 3 regelt de stuitingsprocedure. HOOFDSTUK VIII De integratie in het arbeidsmidden Artikel 59 Dit artikel vermeldt de belangrijkste vormen van tussenkomst van het Fonds gericht op de integratie in het arbeidsmidden.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 16 ]
Het betreft taken van het Rijksfonds voor Sociale Reclassering die naar de Vlaamse Gemeenschap worden overgedragen.
Artikel 60 Dit artikel handelt over de beroepsopleiding, omscholing en herscholing van personen met een handicap. Het bepaalt de soorten overeenkomsten volgens dewelke de beroepsopleiding, omscholing en herscholing kan gebeuren en regelt zodoende meteen het statuut van de „cursist" en zijn opleider. Er moet naar gestreefd worden zoveel mogelijk de gewone systemen te doen toepassen ; de bijzondere leerovereenkomsten onder 2° en 3° moeten in principe voorbehouden blijven voor de gevallen waar de handicap gebruik van de gewone systemen onmogelijk maakt. Gelet op de eigenheid van de leerovereenkomsten van personen met een handicap en de vereiste soepelheid, bepaalt de Executieve de clausules die in de bijzonder leerovereenkomsten bedoeld in 2° en 3° dwingend op te nemen zijn.
Artikel 61 Er wordt gepreciseerd dat de overeenkomsten worden uitgevoerd onder toezicht van het Fonds. De tekst werd aangepast overeenkomstig de opmerkingen van de Raad van State.
Artikel 62 Dit artikel bepaalt de taken van arbeidsbemiddeling van het Fonds in samenwerking met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding met het oog op de inschakeling van personen die arbeidsbekwaam zijn in het arbeidsbestel. Het voorziet de mogelijkheid de tewerkstelling te bevorderen door het verlenen van een toelage aan werkgevers die personen met een handicap, ingeschreven bij het Fonds, tewerkstellen.
Artikel 63 Dit artikel omschrijft de doelstelling van de beschutte werkplaats en bepaalt het statuut van de persoon met een handicap in het beschut arbeidsbestel. Het artikel neemt het ideeëngoed over uit artikel 23 van de wet van 16 april 1963 maar houdt deeltijds beschut arbeiden aangevuld met een andere opvang of activiteit voor mogelijk. Hierdoor wordt voorzien dat personen, die het arbeidsritme moeilijk volhouden of een bepaald rendement niet halen, toch de kans krijgen om zinvol bezig te zijn in een beschutte werkplaats.
HOOFDSTUK IX De financiering Artikel 64 Dit artikel somt de financiële middelen op die ter beschikking van het Fonds worden gesteld.
[ 17 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
Er werd rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State.
HOOFDSTUK X Toezicht Artikel 65 Dit artikel wijst de personen aan gelast om toezicht uit te oefenen op de uitvoering van de bepalingen van het decreet en van zijn uitvoeringsbesluiten.
Artikel 66 Dit artikel somt de bevoegdheden op van de in artikel 65 bedoelde personen in de uitoefening van hun opdracht. In opvolging van de opmerkingen van de Raad van State wordt er onschendbaarheid van de woning gewaarborgd.
Artikel 67 De in artikel 65 bedoelde personen kunnen voor de overtreder die bijvoorbeeld bij onwetendheid een inbreuk heeft gepleegd een termijn bepalen om zich in orde te stellen. Zij kunnen proces-verbaal opmaken. HOOFDSTUK XI Strafbepalingen Artikel 68 Dit artikel voorziet strafbepalingen ingeval van overtreding van de bepalingen inzake beheer van de goederen en inzake voorafgaande vergunning en ingeval het krachtens het decreet of haar uitvoeringsbesluiten georganiseerde toezicht wordt verhinderd. Ook zijn strafbepalingen voorzien voor hen, die voor een verblijf in een voorziening waarborgsommen eisen, waarvan het bedrag een som overschrijden vastgesteld door de Executieve.
HOOFDSTUK XII Slotbepalingen AFDELING I Algemene bepalingen Artikel 69 Dit artikel betreft de regeling van bepaalde zitpenningen en vergoedingen. Artikel 70 Deze bepaling stemt overeen met artikel 39 uit de wet van 16 april 1963 betreffende het Rijksfonds en stelt dat het Vlaams Fonds, om zijn werkingskosten niet nodeloos op te drijven, van de openbare besturen en instellingen van openbaar nut, die ressorteren onder de Vlaamse Gemeenschap
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 18 ]
en het Vlaams Gewest, kosteloos inlichtingen kan bekomen voor de toepassing van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten. Artikel 71 In dit artikel wordt de overname voorzien door de Vlaamse Gemeenschap van de rechten en plichten, het actief en het passief, het personeel en het patrimonium evenals de taken van het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de MinderValiden, en de toewijziging ervan aan het Fonds dat bij dit decreet wordt opgericht. AFDELING II Wijzigings-, opheffings- en overgangsbepalingen Artikel 72 Dit artikel wijzigt het decreet van 1 juni 1983 houdende oprichting van het Vlaams Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medisch-sociale instellingen, vermits dit niet meer van toepassing is op voorzieningen in het kader van dit decreet. Artikel 73 Door dit artikel worden in hoofde van de Vlaamse Gemeenschap de wet van 16 april 1963 inzake het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen en het volmachtsbesluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van het Fonds 81 opgeheven. De wet van 16 april 1963 wordt niet volledig opgeheven. Bepaalde artikels worden behouden : Artikel 3, 2°, 3° en 4° betreft de individuele prestaties inzake functionele revalidatie en blijft behouden vermits dit tot de nationale bevoegdheid behoort. Artikel 18 dat de bepaling omvat waarbij minder-valide werknemers in het kader van de werking van het Rijksfonds onderworpen blijven aan de sociale zekerheid, blijft behouden. De artikels 21, 31, 32, 33, 34 en 35 die slaan op de verplichte aanwerving van personen met een handicap, worden behouden. Artikelen 74 en 75 Deze artikelen beogen de continuïteit in de gehandicaptenzorg die voortvloeit uit de toepassing van de wet van 16 april 1963 en van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967. Daartoe is nodig dat de bestaande uitvoeringsbesluiten van kracht blijven tot ze expliciet door de Vlaamse Executieve opgeheven worden. Artikel 76 Dit artikel houdt in dat het Vlaams Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medico-sociale instellingen geen opdrachten meer heeft ten aanzien van instellingen die door het Fonds kunnen betoelaagd worden, met uitzondering van de instellingen die vóór de inwerkingtreding van het decreet nog een principieel akkoord verkregen in het kader van het bouwfonds.
19 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
Artikel 77 Dit artikel heft principiële akkoorden op die vóór 1 januari 1987 door de Executieve werden gegeven in het kader van het Vlaams Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medicosociale instellingen en nog geen aanleiding gaven tot een vastlegging. Ook zij die de werken nog niet lieten starten 1 jaar na de inwerkingtreding van het decreet verliezen de toekenning van de toelagen. Om het Vlaams Fonds in staat te stellen zo spoedig mogelijk met een aangezuiverde toestand te vertrekken dient men te vermijden dat men gedurende jaren rekening moet houden met vroegere door het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen aangegane verbintenissen tegenover aanvragers die nu talmen met de uitvoering van hun project. Om die reden wordt in § 3 bepaald dat de werken (bouw of verbouwing) moeten aangevat worden binnen het jaar of zo het uitsluitend om uitrusting gaat dat de levering ervan gebeurt binnen diezelfde periode. Uitrusting waarvan de levering afhankelijk is gesteld van betoelaagde bouwwerken zou dus afhankelijk blijven van de voltooiing van deze werken.
Artikel 78 Het statuut van het personeel in dienst wordt volgens de thans geldende bepalingen beschermd.
Artikel 79 Artikel 79 heeft betrekking op de maatregelen die de Executieve dient te nemen met het oog op de personeelsbezetting van het Fonds. Vermits het Fonds ook de taken overneemt van het Fonds voor Medische, Sociale en Pedagogische zorg voor Gehandicapten, opgericht door het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967, en voornoemd Fonds beheerd wordt door ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, is het voor het waarborgen van de noodzakelijke continuïteit wenselijk de ambtenaren uit bedoelde administratie de kans te geven hun ervaring ter beschikking te stellen van het nieuwe Fonds en daarin hun loopbaan verder te zetten rekening houdend met de verworven statutaire rechten De waarborgclausules zijn deze die ook van toepassing zijn in de reglementering betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten. Na zijn overheveling is de betrokkene uiteraard niet meer onderworpen aan de statutaire en geldelijke bepalingen die in zijn administratie van herkomst op hem toepasselijk waren, en valt hij onder het statuut dat op het personeel van het Fonds van toepassing zal zijn.
Artikel 80 Dit artikel voorziet de mogelijkheid voor de Executieve om het Rijksfonds voor Sociale Reclassering en het Fonds voor Medische, Sociale en Pedagogische Zorg voor Gehandicapten afzonderlijk in het Vlaams Fonds te integreren. Het samenbrengen van een deel van het opgesplitste Rijksfonds en van het Fonds voor Medische, Sociale en Pedagogische zorg voor gehandicapten en de integratie van de beide wetgevingen vormen inderdaad een complexe operatie die waarschijnlijk best in fasen wordt opgesplitst.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 20 ]
Artikel 81 Het is te verwachten dat bij de uitvoering van dit decreet een stapsgewijze procedure zal moeten gevolgd worden om te voorkomen dat hiaten zouden ontstaan in de eerste fase van toepassing ervan. De Executieve zal, hiermede rekening houdend, de datum vaststellen waarop de bepalingen van dit decreet in werking treden.
De Gemeenschapsminister van Welzijn en Gezin, J. LENSSENS
[ 21 ]
VOORONTWERP VAN DECREET
318 (1989-1990) - Nr. 1
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 22 ]
VOORONTWERP VAN DECREET houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap
MEMORIE VAN TOELICHTING
DAMES EN HEREN,
De geboorte van een gehandicapt kind is een ingrijpend gebeuren in het leven van een gezin. Even verscheurend voor de persoon en zijn onmiddellijke omgeving is het optreden van een handicap na de geboorte. Voor dit gebeuren en vooral voor de gevolgen ervan heeft de Gemeenschap nooit geaarzeld om een grote solidariteit op te brengen. Het aanvaarden, begeleiden en opvangen van een gehandicapt kind, jongere of volwassenen overstijgt ruimschoots het draagvlak van elk gezin. Ook de financiële tegemoetkomingen die zekere meerkosten moeten helpen dragen kunnen niet de volledige oplossing brengen. Er blijft een grote ruimte voor specifieke bijstandsverlening onder diverse vormen. De jongste twee decennia werd er flink werk gemaakt om deze ruimte zeer concreet op te vullen met vele initiatieven inzake hulpverlening aan de gehandicapte persoon zelf maar ook aan zijn onmiddellijke omgeving, zijn ouders of familieleden. Aangepast onderwijs, geëigende opvang buiten het gezin, technische hulpmiddelen, revalidatie en geschikte tewerkstelling moesten de integratie of reïntegratie van de gehandicapte persoon bevorderen. Deze interventies hadden elk hun eigen thuisfront. Ze kwamen tot stand vanuit sociale voorzorg, ziekteverzekering, volksgezondheid, onderwijs, tewerkstelling en arbeid. Sommige van de getroffen maatregelen waren complementair, andere waren niet vrij te pleiten van een zeker dubbel gebruik. De gehandicapte of zijn ouders hadden het niet altijd gemakkelijk om correct en volledig geïnformeerd te zijn over alle voorzieningen en werden vaak geconfronteerd met meerdere en uiteenlopende inschrijvingsformaliteiten . In 1980 heeft de grondwetgever de mogelijkheid geschapen, om een drastische vereenvoudiging door te voeren. Door de bijzondere wet van 8 augustus 1980 werd op enkele uitzonderingen na de bevoegdheid inzake gehandicaptenzorg naar de Gemeenschappen overgedragen. Artikel 5 § 1, II, 4° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen omschrijft de bevoegdheid van de Gemeenschappen inzake het gehandicaptenbeleid als volgt : Het beleid inzake minder-validen, met inbegrip van de beroepsopleiding, de omscholing en de herscholing van minder-validen, met uitzondering van : a. de regelen betreffende financiering van de toelagen aan de minder-validen, met inbegrip van de individuele dossiers ; b. de regelen betreffende de financiële tegemoetkoming voor de tewerkstelling van minder-valide werknemers, die toegekend wordt aan de werkgever die minder-validen tewerkstellen. De effectieve overdracht van de bevoegdheden is echter niet ineens gebeurd. Het gedeelte van het gehandicaptenbeleid dat vroeger onder Volksgezondheid ressorteerde, nl. het Fonds 81, werd onmiddellijk naar de Gemeenschappen, overgedragen. Anders lag het met deze aspecten van het gehandicaptenbeleid die terug te vinden zijn in de opdrachten en activiteiten van het huidige Rijksfonds voor Sociale Reclassering van Minder-Validen. Een aanloop tot overdracht van deze bevoegdheden werd gegeven door de wet van 28 december 1984 tot herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut. Door de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten werden de bevoegdheid en de financiële verantwoordelijkheid inzake het Rijksfonds o.m. aan de Vlaamse Gemeenschap overgedragen. Door de toebedeling aan de Gemeenschappen van de taken van het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen en van het Fonds voor medische, sociale
[ 23 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
en pedagogische zorg voor gehandicapten, wordt een belangrijk aantal materies onder de bevoegdheid gebracht van één Minister en wordt het aldus mogelijk de werking van de vroegere twee instellingen te coördineren. Teneinde deze transfertoperatie optimaal te laten verlopen, worden met dit ontwerp van decreet de voorwaarden gecreëerd om een nieuwe, eigentijdse en brede basis te leggen voor een Vlaams gehandicaptenbeleid. Met dit decreet wenst de Vlaamse Gemeenschap ook op een afdoende wijze tegemoet te komen aan de vele verzuchtingen die leven bij de gehandicapte persoon zelf, hun ouders, gezins- of familieleden of diegenen die hun belangen vertegenwoordigen en voor hun hulpverlening instaan. Het zijn verzuchtingen die wijzen op behoeften aan een grotere zekerheid en duidelijkheid, een betere coördinatie, grotere coherentie en sterkere participatie en een voldoende brede basisomschrijving van de opdrachten. Met dit decreet wordt niet alleen de volwaardige integratie beoogd van de gehandicapte persoon in de Vlaamse Gemeenschap van vandaag maar wordt hem tevens het instrument aangeboden om doorheen de vele en snelle veranderingsprocessen van ons tijdsgebeuren de geschikte weg naar de éénentwintigste eeuw te vinden. Met de oprichting van een eigen Vlaams Fonds wordt tegemoet gekomen aan : — de wens een administratieve vereenvoudiging en betere coördinatie door te voeren ; — de noodzaak, in hoofde van de gehandicapte, een globale en multidisciplinaire evaluatie te laten uitvoeren ; — de vraag in functie van deze evaluatie een handelingsplan op te stellen dat alle elementen aangeeft van de soort van opvang en begeleiding met vermelding van de intensiteit en duur ; — het verlangen een structurele band te leggen tussen alle betrokkenen in de gehandicaptenzorg ten einde de kwalitatieve opvang en begeleiding van de gehandicapten te verbeteren. Om deze redenen heeft het onderhavig ontwerp van decreet de volgende kenmerken : 1. Er wordt één Vlaams Fonds voor de gehandicaptenzorg opgericht dat zowel de taken zal overnemen van het huidige Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten (Fonds 81) als de naar de Gemeenschappen overgedragen taken van het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen. Dit Fonds heeft het karakter van een zelfstandige instelling en zal bestuurd worden door een Raad van Bestuur en bijgestaan door een of meerdere adviescomités. In de Raad van Bestuur zullen personen zetelen die betrokken zijn bij of deskundig zijn inzake de organisatie en dagelijkse werking van de verschillende voorzieningen alsook vertegenwoordigers van de gehandicapten en hun gezinnen. Deze bestuurders kunnen inzonderheid afkomstig zijn uit inrichtende machten van voorzieningen voor gehandicapten, gehandicaptenorganisaties, gezinsverenigingen en en ziekenfondsen. Daarenboven is een belangrijke inbreng voorzien vanuit de sociaal-economische wereld zoals hij weerspiegeld wordt in de Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen. Deze inbreng dient zowel gezien te worden vanuit het belangrijke aspect van de tewerkstelling van de gehandicapte persoon zowel in het gewone werkmilieu als in de beschutte werkplaatsen als vanuit de integratiegedachte gehandicapte-maatschappelijk leven en vice versa. Door middel van een of meerdere adviescomités wordt op een structurele wijze de permanente en deskundige inbreng verzekerd van personen die een bijzondere ervaring of deskundigheid hebben wat de medische, professionele of sociale aspecten betreft van de gehandicaptenzorg. Hier zullen deskundigen vanuit alle relevante disciplines hun advies geven over aangelegenheden zoals beroepsoriëntering, scholing en herscholing, tewerkstelling, woonvormen, opvang, hulp, begeleiding, zelfredzaamheid. 2. De toegang tot de voorzieningen wordt drastisch herzien. Er is één gerichte totale evaluatie. De essentiële rol van het nieuwe Fonds bestaat niet in het bepalen van een
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 24 ]
procentuele invaliditeitsgraad bij de personen met een handicap maar in het scheppen en betoelagen van voorzieningen die deze personen op passende wijze in hun menselijke activiteiten bijstaan en hem in de vele aspecten van het maatschappelijk leven kunnen integreren. Geen invaliditeitsgraad maar een multidisciplinaire evaluatie zal dienen uit te wijzen van welke dienstverlening of voorziening de persoon met een handicap nuttig kan gebruik maken. In deze zin gaat het ook om een gerichte evaluatie. Dit wil zeggen dat er niet alleen geconstateerd wordt in welke mate een bepaalde persoon dysfuncties vertoont maar dat terzelfdertijd dit dysfunctioneren mede bekeken wordt vanuit de dienstverlening en de voorzieningen die hem hierbij kunnen behulpzaam zijn. Deze multidisciplinaire evaluatie waarbij zowel medische, psychologische, pedagogische als sociale gegevens zullen aan bod komen zal gebeuren door een centrale evaluatie en meerdere gewestelijke evaluatiecommissies. Zij treden in de plaats van de rol die nu nog gespeeld wordt door de Gouverneur in het kader van de werking van het Fonds 81 en van de provinciale bureaus die bij het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen fungeren als toegangspoort. Uit de evaluatie zal een integratieprotocol voortvloeien dat in de loop van de tijden de persoon met een handicap kan volgen doorheen de voorzieningen zodat veelvuldige onderzoekingen vermeden worden. 3. Opdrachten Deze nieuwe Vlaamse instelling zal haar werking toespitsen op alle ondersteunende voorzieningen en diensten die gericht zijn op de begeleiding, de opvang, de vorming en scholing van gehandicapte kinderen, jongeren en volwassenen. Het is de opdracht van het Fonds alle soorten voorzieningen, die personen met een handicap en hun gezinsleden opvangen of begeleiden, te betoelagen. Dit wil zeggen dat binnen het takenpakket van het Fonds de werking van de bestaande internaten, semi-internaten en diensten voor plaatsing in gezinnen, in al hun verscheidenheid, wordt opgenomen. Naast de zorg voor jongeren en adolescenten, wordt ook de zorg t.a.v. de volwassenen die nood hebben aan gespecialiseerde begeleiding of opvang, door het Fonds waargenomen. De opvang en begeleiding zal zowel in intramurale als in extramurale voorzieningen mogelijk gemaakt worden. Alhoewel het Fonds als voorwaarde van bijstand het criterium van de professionele reclasseerbaarheid loslaat dienen toch de taken in verband met de tewerkstelling van de personen met een handicap onverdroten verdergezet ongeacht of het hier het normale dan wel het beschutte arbeidsmilieu gaat. Ook zal het Vlaams Fonds erover moeten waken en ertoe bijdragen dat de arbeidsbemiddelingsfunctie, in samenwerking met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling, naar behoren functioneert. De taak inzake de bevordering van de tewerkstelling van de persoon met een handicap dient ruim opgevat en sluit alle vormen van zinvolle activiteit in. Het Vlaams Fonds zal, in samenwerking met verenigingen en voorzieningen, nagaan hoe bepaalde initiatieven die de sociale integratie bevorderen van personen met een handicap die niet of niet meer kunnen arbeiden, moeten ondersteund worden. De sociale hulp en bijstand in de ruimste zin van het woord is een opdracht van het Fonds. Hiertoe horen zeker vormingsactiviteiten die de sociale redzaamheid bevorderen. Tot slot heeft het Fonds ook een taak te vervullen van studie, documentatie en informatie. Alle studiewerk die op directe wijze de integratie van personen met een handicap kan verbeteren moet gestimuleerd worden. Het Fonds zal ook een documentatie- en informatiecel uitbouwen voor het verzamelen en verspreiden van gegevens die betrekking hebben op de lotsverbetering van de personen met een handicap. 4. Samenwerking Voor meerdere van zijn opdrachten zal het Fonds beroep doen op andere instellingen wier werking gericht is op de ganse bevolking. Zo zal inzake het voorkomen van deficiënties, onbekwaamheden en handicaps het Fonds samen dienen te werken met een instelling als Kind en Gezin en met instanties inzake gezondheidszorg en onderwijsbeleid.
[ 25 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
Wat de diagnose en oriëntering betreft zullen centra of diensten extern aan het Fonds, gemachtigd worden oriënteringsverslagen op te stellen met inachtname van de hiervoor reeds gestelde multidisciplinaire aanpak. Tenslotte zal het Fonds ook nuttig gebruik maken van de samenwerking van vele diensten en verenigingen waarvan de persoon met een handicap lid is of waarop hij wenst beroep te doen. Het betreft hier tenslotte aangelegenheden die sterk tot de private levenssfeer behoren. 5. Financiering Inzake de financiering werd afgezien van het huidig mechanisme van financiering van het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen dat bestaat uit aanvullende premies op de verzekeringen brand, arbeidsongevallen en burgerlijke aansprakelijkheid. Door de bijzondere wet van 16 januari 1989 werd voor de taken van het Rijksfonds die aan de Gemeenschappen zijn overgedragen geopteerd voor het stelsel van ristorno's. De voornaamste bron van financiering van het Fonds zal dus de dotatie zijn vanuit de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.
Commentaar bij de artikelen
HOOFDSTUK I Algemene Bepalingen Artikel 1 Dit artikel verwijst naar de rechtsgrond van dit decreet dat een persoonsgebonden aangelegenheid regelt zoals bedoeld bij artikel 59 bis van de Grondwet en zoals die nader omschreven wordt in artikel 5 § 1, II, 4° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Artikel 2 Dit artikel geeft de omschrijving van het toepassingsgebied en van bepaalde begrippen die in het decreet gebruikt worden. Met personen met een handicap worden de personen beoogd die tengevolge van een aantasting van de geestelijke, lichamelijke of zintuiglijke mogelijkheden een langdurige en belangrijke beperking ondervinden van hun kansen tot sociale integratie. De zorg voor personen die na 65 jaar gehandicapt worden is in principe toegewezen aan het bejaardenbeleid. Onder bijstand wordt alle hulp of dienstverlening bedoeld, waardoor de persoon met een handicap effectief geholpen wordt. Onder voorzieningen wordt elke organisatievorm bedoeld bijvoorbeeld verenigingen, instellingen, centra, organisaties of diensten die deze bijstand organiseert, in zowel ambulante, semi-residentiële als residentiële vorm.
HOOFDSTUK II Oprichting, Opdrachten en Gerechtigden AFDELING I Oprichting Artikel 3 Dit artikel voorziet de oprichting van een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid, het „Vlaams Fonds voor Sociale Integratie voor Personen met een Handicap" dat
318 (1989-1990) - Nr. 1
[26]
in de Vlaamse Gemeenschap de taak toegewezen krijgt om de bijstand te verzekeren, in hoofde van de gehandicapte personen en om voorzieningen te erkennen en te betoelagen die werkzaam zijn ten bate van personen met een handicap. Dit Fonds zal hoofdzakelijk de taken overnemen van enerzijds het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen en anderzijds het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, opgericht bij koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967. AFDELING 2 Opdrachten Artikel 4 Dit artikel geeft de opsomming van de taken die aan het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie worden toevertrouwd. Deze taken worden thans hoofdzakelijk uitgevoerd door het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten en door het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen. Het is de bedoeling de opdracht van het Vlaams Fonds zo ruim mogelijk op te vatten zodat de voorzieningen geholpen worden om hun werking zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij de gestelde problemen en hun evolutie. Hierbij zal het Fonds rekening houden met het feit dat vanuit andere belangrijke wetgevingen zoals de wetgeving die het Buitengewoon Onderwijs en de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering inrichten, eveneens voorzieningen voor personen met een handicap worden betoelaagd. Artikel 4, 1° geeft het Vlaams Fonds de opdracht de personen met een handicap die om bijstand verzoeken in te schrijven. De inschrijving en de erkenning als een persoon met een handicap is in principe een voorwaarde om recht te hebben of te geven op tussenkomst vanwege het Fonds. Artikel 4, 2° geeft de opdracht de persoon met een handicap, hun familieleden of, bij hun ontstentenis zij die voor hen instaan advies te geven inzake de bestaande voorzieningen en tegemoetkomingen en hen bij te staan tot het bekomen van de nodige hulp. Artikel 4, 3° geeft de opdracht om de mogelijkheden te scheppen, niet alleen tot het stellen van de diagnose van de handicap, maar ook tot het onderkennen van de repercussie van de handicap op het totaal functioneren van de betrokkene. Uiteraard zal het Fonds hierbij rekening houden met de verschillende voorzieningen die reeds worden betoelaagd langs andere wetgevingen. Het geeft tevens de opdracht om de preventie van handicap te bevorderen. Samenwerking met andere instellingen die op dit gebied actief zijn is uiteraard aangewezen. Artikel 4, 4° wijst op het belang van een oriënterings- en voorlichtingsfunctie. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan de ondersteuning van centra ontwikkelingsstoornissen, die ouders met zeer jonge, vooral meervoudig gehandicapte kinderen, het nodige oriënteringsadvies kunnen geven. Op basis van deze bepaling kan ook de werking van de gespecialiseerde centra voor beroepsoriëntering verder betoelaagd worden. Artikel 4, 5° is bedoeld om gezinsondersteunende, gezinsaanvullende of gezinsvervangende activiteiten te bevorderen, waarbij ambulante, residentiële en/of semi-residentiële opvang en begeleiding aan bod kunnen komen. Met deze opdracht wordt hoofdzakelijk de werking van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten overgedragen aan het Vlaams Fonds. Artikel 4, 6° geeft als opdracht de beroepsopleiding, de scholing, omscholing en herscholing te bevorderen hetgeen voor de personen die in het gewone systeem van opleiding en leerovereenkomsten niet kunnen worden opgenomen binnen een specifieke vorm van bijzondere leerovereenkomst gebeuren kan. Deze werking kan geïntegreerd worden in de opdracht van een daartoe erkende voorziening, zoals de centra voor gespecialiseerde voorlichting en begeleiding, de centra voor beroepsopleiding of de beschutte werkplaatsen. Tevens wordt de mogelijkheid geboden om geëigende voorzieningen te erkennen en te betoelagen voor beroepsopleiding, scholing, omscholing en herscholing alsook training tot arbeid in het beschut arbeidsbestel of in andere vormen van dagactiviteiten.
[ 27 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
In artikel 4, 7° wordt de basis gelegd om langs specifieke middelen de integratie in het arbeidsbestel te bevorderen. De tewerkstelling in het gewone arbeidsbestel moet de hoofddoelstelling vormen. Daartoe kan eventueel een betoelaging nodig zijn zo de handicap dit rechtvaardigt of een tijdelijke begeleiding na de aanwerving, voor zover er zich problemen stellen inzake integratie. De promotie en organisatie van de tewerkstelling van personen met een handicap zou het best geschieden in samenwerking met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding. Op basis van dit artikel wordt verder de mogelijkheid geboden om de beschutte werkplaatsen te betoelagen. Artikel 4, 8° biedt de basis om toelagen te verlenen voor hulpmiddelen en initiatieven ter bevordering van de integratie in het sociale leven. De nadruk dient gelegd te worden op de noodzaak tot het bevorderen van de zelfstandigheid. Maatregelen van sociale hulp en voorzieningen die begeleiding en ondersteuning bieden aan de gezinnen, zoals de thuisbegeleidingsdienst en diensten die gehandicapten helpen om zo zelfstandig mogelijk te wonen, nl. diensten voor begeleid wonen, zullen op basis van dit artikel kunnen betoelaagd worden. Pilootprojecten die een experimenteel karakter hebben passen eveneens in het kader van deze paragraaf. In artikel 4, 9° wordt het Vlaams Fonds eveneens belast met het bevorderen van onderzoek ten bate van personen met een handicap. In artikel 4, 10° wordt een algemene informatieopdracht gegeven.
Artikel 5 Artikel 5 biedt de kans om een dynamisch beleid te voeren. Er wordt wel duidelijk gesteld dat het Fonds voor al zijn activiteiten in principe beroep zal doen op de reeds bestaande voorzieningen met eerbiediging van ideologische, filosofische en godsdienstige overtuigingen.
Artikel 6 Artikel 6 beoogt het Vlaams Fonds niet de kosten te laten dragen die normaliter ten laste vallen van andere wetgevingen. Desgevallend kan het Fonds een aanvullende rol spelen.
AFDELING 3 Gerechtigden Artikel 7 In dit artikel wordt niet nader ingegaan op aard of graad van de handicap. Een meer specifieke omschrijving zal zich opdringen in de respectieve reglementeringen die de subsidiëring moeten bepalen van de geëigende voorzieningen, diensten of activiteiten. Wel worden algemene voorwaarden inzake nationaliteit en verblijf vooropgesteld. Voor kinderen moet de voorafgaande verblijfsvoorwaarden in hoofde van de ouders vervuld zijn. De Executieve zal oordelen over de wenselijkheid personen van vreemde nationaliteit met een handicap van de bepalingen van dit decreet te laten genieten. Hierbij wordt gedacht personen, gastarbeiders of vluchtelingen, die reeds een aantal jaren in het land verblijven.
Artikel 8 Artikel 8 legt het principe vast van de territoriale bevoegdheid van het Fonds inzake betoelaging van voorzieningen.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 28 ]
HOOFDSTUK III De bestuursorganen AFDELING I De Raad van Bestuur Artikel 9 Dit artikel regelt het beheer van het Vlaams Fonds en bepaalt de samenstelling van de Raad van Bestuur. Er wordt uitgegaan van het principe dat het Vlaams Fonds zal beheerd worden door verschillende betrokkenen in de zorg voor personen met een handicap. Gelet op de verschillende taken van het Fonds zal erover moeten gewaakt worden dat de beheerders een zeer verscheiden deskundigheid bezitten. Deze deskundigheid zal gebaseerd zijn op de ervaring van vertegenwoordigers van inrichtende machten en van verschillende medewerkers en professionelen uit de verscheiden voorzieningen, van vertegenwoordigers van belangrijke verenigingen voor gehandicapten, gezinsorganisaties, ziekenfondsen en andere sociale organisaties. Gelet op de zeer belangrijke rol van het Vlaams Fonds inzake de sociaal-economische integratie van personen met een handicap meer in het bijzonder wat de tewerkstelling betreft is het belangrijk de sociale partners zoals zij vertegenwoordigd zijn in de SociaalEconomische Raad voor Vlaanderen op te nemen in het beheersorgaan.
Artikel 10 De Raad van Bestuur kan bijgestaan worden door een meerdere adviescomités o.m. voor de studie van specifieke problemen of van deelaspecten van de zorg voor gehandicapten.
Artikel 11 Dit artikel bepaalt de benoemingsvoorwaarden van de voorzitter en leden van de Raad van Bestuur. Teneinde de onafhankelijkheid van de voorzitter te waarborgen, wordt gesteld dat hij geen beheerder noch personeelslid kan zijn van voorzieningen die betoelaagd worden door het Fonds. Ook wordt de duur van het mandaat in de Raad van Bestuur vastgesteld alsook de te volgen procedure ter vervanging van leden die hun mandaat niet hebben voleindigd.
Artikel 12 De voorzitter roept de vergaderingen van de Raad van Bestuur bijeen. Daarnaast is de mogelijkheid voorzien tot oproeping door de Executieve of door een minimum aantal leden.
Artikel 13 Artikel 13 bepaalt dat de Executieve voor elk normerend initiatief dat de opdracht van het Fonds raakt voorafgaandelijk advies vraagt aan het beheersorgaan van het Fonds. De Raad van Bestuur kan eveneens op elk ogenblik voorstellen doen aan de Executieve. Dit lijkt van weerszijde gewenst uit oogpunt van coördinatie en samenhang tussen beleid en praktijkervaring.
Artikel 14 De Raad van Bestuur krijgt de opdracht zijn huishoudelijk reglement op te stellen en voor goedkeuring voor te leggen aan de Executieve.
[ 29 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
AFDELING 2 Het dagelijks bestuur Artikel 15 Dit artikel voorziet in de samenstelling van een bureau en stelt de taak van voornoemd bureau vast.
Artikel 16 Dit artikel voorziet in de benoeming van een leidend ambtenaar en van een adjunct. Het bepaalt hun respectievelijke taken. Ook wordt de mogelijkheid van delegatie van bevoegdheden aan één of meerdere leden van het personeel ingeschreven, dit vanuit de zorg voor een vlotte gang van zaken. Artikel 17 Dit artikel geeft verdere precisering over de uitoefening van de taak van de leidend ambtenaar en van zijn adjunct. Artikel 18 Het betreft hier de verhouding van de leidend ambtenaar tot de voogdijminister.
AFDELING 3 Het personeel Artikel 19 De Executieve is verantwoordelijk voor de vaststelling van het kader en van het statuut het personeel van het Fonds.
Artikel 20 Dit artikel kent aan de Raad van Bestuur de benoemingsmacht toe voor het personeel uitgezonderd voor de leidend ambtenaar en zijn adjunct die krachtens artikel 16 door de Executieve worden benoemd. De Raad van Bestuur is echter gebonden alle inlichtingen omtrent het personeel op haar vraag aan de Executieve mede te delen. HOOFDSTUK IV Controle en toezicht Artikelen 21 tot en met 36 Deze artikelen zijn vergelijkbaar met de bepalingen inzake de controle en het toezicht op de parastatalen, zoals omschreven in de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. Het Vlaams Fonds is geen instelling van openbaar nut zoals gedefinieerd in de wet van 16 maart 1954, maar is een eigen publiekrechtelijke instelling van de Vlaamse Gemeenschap. Deze artikelen bepalen het statuut van genoemd Vlaams Fonds voor wat de controle van de instelling door de overheid betreft op het vlak van de begroting, de boekhouding, de rekeningen, de waarmerking, het personeel, de voogdij.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 30 ]
HOOFDSTUK V Inschrijving bij het Fonds Artikel 37 Dit artikel regelt de inschrijving van de persoon met een handicap bij het Fonds. Het bevat tevens een cumulatieregel om te vermijden dat voor eenzelfde persoon ten laste van meerdere Gemeenschappen aanspraak zou gemaakt worden op bijstand tot sociale integratie. Artikel 38 Dit artikel regelt de oprichting van een evaluatiecommissie die de taak krijgt te oordelen of de aanvrager getroffen is door een handicap. Deze commissie neemt de rol over van de provinciegouverneur binnen de wetgeving van het Fonds 81 en van de pronvinciale bureaus van het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen. Deze commissie wordt multidisciplinair samengesteld teneinde te waarborgen dat met de belangrijkste elementen die invloed kunnen hebben op de sociale integratie van de personen met een handicap, rekening gehouden wordt. De coördinatie en uiteindelijke beoordeling gebeurt in hoofde van de centrale commissie. De commissie baseert haar oordeel op onderzoekingen en verslagen, die opgesteld worden door daartoe gemachtigde centra en diensten die in staat zijn zich een objectief oordeel te vormen over de situatie van de persoon met een handicap en zijn nood aan gespecialiseerde voorzieningen. Indien de commissie dit nodig acht, kan zij zelf onderzoekingen uitvoeren of laten uitvoeren. De Executieve regelt de werking van de evaluatiecommissie. Het kan voor bepaalde vormen van bijstand of voor bepaalde categorieën een specifieke procedure voorzien. Voor de toegang tot een centrum waar een globale evaluatie en oriëntatie van jonge gehandicapte kinderen moet gebeuren is het bijvoorbeeld onlogisch dat het Fonds eerst zal vaststellen of én hoe het kind gehandicapt is. De commissie werkt onafhankelijk van de Raad van Bestuur van het Fonds maar past de richtlijnen van de wetgeving toe. Artikel 39 De beslissing over de inschrijving van de gehandicapte persoon en over de toekenning van bijstand tot sociale integratie wordt door het Fonds genomen binnen de twee maand nadat het dossier volledig is. Gelet op het belang van deze beslissing moet zij gemotiveerd zijn. Artikel 40 Dit artikel behoeft geen commentaar. Artikel 41 Gelet op de soms snel evoluerende situatie van een gehandicapte wordt voorzien dat het Fonds zelf haar beslissing kan herzien, in het kader van een daartoe opgezette herzieningsprocedure. Artikelen 42 en 43 Deze beide artikelen nemen de beroepsprocedure bij de arbeidsrechtbank over zoals ze voorzien was in de wetgeving inzake sociale reclassering. HOOFDSTUK VI Erkenning van voorzieningen Artikel 44 Dit artikel voert het belangrijke principe in dat initiatiefnemers die een voorziening voor gehandicapten betoelaagbaar door het Fonds willen oprichten of wijzigen dit vooraf
31 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
moeten meedelen aan het Fonds. Het belang en tevens de bescherming van de personen met een handicap vereist dat waarborgen aanwezig zouden zijn voor een kwalitatieve en evenwichtige uitbouw van een verscheidenheid aan voorzieningen. De overheid moet over een dergelijke spreiding kunnen oordelen. Een goed uitgebouwd netwerk van voorzieningen van verscheiden aard vergt eveneens waarborgen voor hun leefbaarheid en planmatigheid bij de groei ervan. Dit is niet mogelijk in geval van ongeordende groei. De mededelingsplicht biedt de gelegenheid aan het Fonds adviserend op te treden en een overleg tot stand te laten komen.
Artikel 45 Het is de Executieve die voorzieningen zal erkennen. Deze erkenning is nodig om betoelaagd te worden. Er wordt een minimum- en maximumduur voor de erkenning voorzien.
Artikel 46 Artikel 46 biedt de basis aan de Executieve om bijzondere erkenningscriteria vast te leggen, waaraan een voorziening moet beantwoorden om erkend en betoelaagd te worden. Deze criteria hebben betrekking op zowel architectonische als functionele normen zoals o.a. de vereiste personeelskwalificaties te waarborgen en de garantie te bieden op een deskundige opvang, verzorging en begeleiding van personen die hulp van derden nodig hebben. Bij de opstelling van de criteria zal men de ontplooiingskansen van de gehandicapte personen voor ogen houden. Het is ook de bedoeling dat de voorzieningen hun werking dermate inrichten dat gehandicapte personen en hun wettelijke vertegenwoordigers kunnen participeren in de werking van een voorziening. Gehandicapten moeten enerzijds de reële kans krijgen opgenomen te worden, en anderzijds de garantie hebben op een blijvende opvang en begeleiding.
Artikel 47 Teneinde het beheer van geld en goederen van handelingsonbekwame personen door personeel of beheerders van voorzieningen controleerbaar te maken wordt voorzien in een toezichtsraad per voorziening, waarvan de werking en samenstelling door de Executieve wordt vastgesteld. De erkenning van een voorziening wordt dus afhankelijk gesteld van de manier waarop geld en goederen van personen met een handicap beheerd worden. In principe is dit geldbeheer uitgesloten, maar er zijn situaties waar de begeleidingsopdracht van een voorziening t.a.v. verlaten personen met een handicap geldbeheer niet kunnen uitsluiten. Dit moet gebeuren onder controle van een onafhankelijk orgaan.
Artikel 48 De Executieve zal de procedure vastleggen volgens dewelke vergunning en erkenning wordt verleend, geweigerd, geschorst of ingetrokken, alsook de beroepsprocedure bij negatieve beslissing.
Artikel 49 Er kan geen voorziening worden erkend die niet past in de programmatie. Deze programmatiecriteria worden vastgesteld door de Executieve, die deze vaststelt na advies van de Raad van Bestuur van het Fonds.
Artikel 50 Er wordt vastgesteld dat een voorziening slechts kan opgericht worden door een particulier of openbaar rechtspersoon.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 32 ]
Teneinde duidelijkheid te scheppen inzake beheersverantwoordelijkheid dient in bepaalde gevallen zoals in andere sectoren een eigen beheersorgaan gevormd te worden.
HOOFDSTUK VII Subsidiëring van voorzieningen Artikel 51 Dit artikel omschrijft op welke wijze het Fonds kan bijdragen in de kosten van sociale integratie. De Executieve bepaalt de gevallen waarin deze bijstand wordt verleend.
Artikel 52 Dit artikel behoeft geen commentaar.
Artikel 53 In artikel 53 wordt omschreven op welke wijze investeringstoelagen kunnen toegekend worden. Zonder een bepaald percentage van het investeringsbedrag, noch een absoluut bedrag te overstijgen wordt de mogelijkheid voorzien tussen te komen langs een rechtstreekse toelage, een terugbetaalbare lening en een tussenkomst in interesten en kapitaalaflossingen. In principe neemt het Fonds de opdracht van het Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medisch-sociale instellingen over t.a.v. instellingen voor gehandicapten. De bepalingen van dit artikel zijn dan ook overgenomen uit de wetten van decreet van toepassing op dit Fonds.
Artikel 54 In artikel 54 wordt de mogelijkheid geschapen om voor specifieke voorzieningen in de gehandicaptenzorg, waarvoor nog geen algemeen geldende modaliteiten of criteria konden worden vastgelegd omwille van het eigen karakter van de voorziening, een oplossing te vinden via een overeenkomst tussen het Fonds en de voorziening mits dit gebeurt binnen de voorwaarden en de modaliteiten goedgekeurd door de Executieve. Dit biedt de kans een dynamisch beleid te voeren en nieuwe experimenten uit te testen.
Artikel 55 § 1 regelt de verjaringstermijn voor de uitbetaling van toelagen aan erkende instellingen. De bedoeling is een vlotte afwerking van de dossiers te waarborgen zowel voor de gewone toelagen als voor de eventuele verhogingen of afrekeningen. Teneinde te voorkomen dat de instellingen het slachtoffer zouden worden van administratieve verwikkelingen wordt in § 2 de mogelijkheid tot stuiting voorzien.
Artikel 56 Het Fonds wordt met een bestendig toezicht over de voorwaarden en modaliteiten van zijn tegemoetkomingen gelast. Teneinde arbitraire beslissingen te vermijden wordt de rapportering naar de evaluatiecommissie voorzien.
Artikel 57 In § 1 en § 2 worden de termijnen vastgelegd voor de verjaring van terugvordering van ten onrechte uitbetaalde verstrekkingen en toelagen, al dan niet op grond van bedrieglijke, onjuiste of onvolledige gegevens. § 3 regelt de stuitingsprocedure.
[ 33 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
HOOFDSTUK VIII De integratie in het arbeidsmidden Artikel 58 Dit artikel vermeldt de belangrijkste vormen van tussenkomst van het Fonds gericht op de integratie in het arbeidsmidden. Het betreft taken van het Rijksfonds voor Sociale Reclassering die naar de Vlaamse Gemeenschap worden overgedragen.
Artikel 59 Dit artikel handelt over de beroepsopleiding, omscholing en herscholing van personen met een handicap. Het bepaalt de soorten overeenkomsten volgens dewelke de beroepsopleiding, omscholing en herscholing kan gebeuren en regelt zodoende meteen het statuut van de „cursist" en zijn opleider. Er moet naar gestreefd worden zoveel mogelijk de gewone systemen te doen toepassen ; de bijzondere leerovereenkomsten onder 2° en 3° moeten in principe voorbehouden blijven voor de gevallen waar de handicap gebruik van de gewone systemen onmogelijk maakt. Gelet op de eigenheid van de leerovereenkomsten van personen met een handicap en de vereiste soepelheid, bepaalt de Executieve de clausules die in de bijzondere leerovereenkomsten bedoeld in 2° en 3° dwingend op te nemen zijn.
Artikel 60 Er wordt gepreciseerd dat de overeenkomsten worden uitgevoerd onder toezicht van het Fonds, maar dat de arbeidsrechtbanken bevoegd blijven om kennis te nemen van de betwistingen vermits het hier relaties betreft tussen werkgevers en werknemers.
Artikel 61 Dit artikel bepaalt de taken van arbeidsbemiddeling van het Fonds in samenwerking met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding met het oog op de inschakeling van personen die arbeidsbekwaam zijn in het arbeidsbestel. Het voorziet de mogelijkheid de tewerkstelling te bevorderen door het verlenen van een toelage aan werkgevers die gehandicapten, ingeschreven bij het Fonds, tewerkstellen.
Artikel 62 Dit artikel omschrijft de doelstelling van de beschutte werkplaats en bepaalt het statuut van de persoon met een handicap in het beschut arbeidsbestel. Het artikel neemt het ideeëngoed over uit artikel 23 van de wet van 16 april 1963 maar houdt deeltijds beschut arbeiden aangevuld met een andere opvang of activiteit voor mogelijk. Hierdoor wordt het mogelijk de idee inzake activiteitencentra uit te bouwen, waardoor personen, die het arbeidsritme moeilijk volhouden of een bepaald rendement niet halen toch de kans krijgen om zinvol bezig te zijn in een beschutte werkplaats.
HOOFDSTUK IX De financiering Artikel 63 Dit artikel somt de financiële middelen op die ter beschikking van het Fonds worden gesteld.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 34 ]
HOOFDSTUK X Toezicht Artikel 64 Dit artikel wijst de personen aan gelast om toezicht uit te oefenen op de uitvoering van de bepalingen van het decreet en van zijn uitvoeringsbesluiten.
Artikel 65 Dit artikel somt de bevoegdheden op van de in artikel 64 bedoelde personen in de uitoefening van hun opdracht.
Artikel 66 De in artikel 64 bedoelde personen kunnen voor de overtreder die bijvoorbeeld bij onwetendheid een inbreuk heeft gepleegd een termijn bepalen om zich in orde te stellen. Zij kunnen proces-verbaal opmaken.
HOOFDSTUK XI Strafbepalingen Artikel 67 Dit artikel voorziet strafbepalingen ingeval van overtreding van bepaalde voorschriften van het decreet of ingeval het krachtens het decreet of haar uitvoeringsbesluiten georganiseerde toezicht wordt verhinderd. Tenslotte zijn strafbepalingen voorzien voor hen, die voor een verblijf in een voorziening waarborgsommen eisen, waarvan het bedrag een som overschrijden vastgesteld door de Raad van het Fonds.
Artikel 68 Dit artikel regelt de toepassing van Boek I van het Strafwetboek op de in het decreet bepaalde misdrijven.
HOOFDSTUK XII Slotbepalingen AFDELING 1 Algemene bepalingen Artikel 69 Dit artikel betreft de regeling van bepaalde zitpenningen en vergoedingen.
Artikel 70 Deze bepaling stemt overeen met artikel 39 uit de wet van 16 april 1963 betreffende het Rijksfonds en stelt dat het Vlaams Fonds, om zijn werkingskosten niet nodeloos op te drijven, van de openbare besturen en instellingen van openbaar nut, die ressorteren onder de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, kosteloos inlichtingen kan bekomen voor de toepassing van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten.
Artikel 71 In dit artikel wordt de overname voorzien door de Vlaamse Gemeenschap van de rechten en plichten, het actief en het passief, het personeel en het patrimonium evenals
[ 35 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
de taken van het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen, en de toewijziging ervan aan het Fonds dat bij dit decreet wordt opgericht. AFDELING 2 Opheffings- en Overgangsbepalingen Artikel 72 Door dit artikel worden in hoofde van de Vlaamse Gemeenschap de wet van 16 april 1963 inzake het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen en het volmachtsbesluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van het Fonds 81 opgeheven. De wet van 16 april 1963 wordt niet volledig opgeheven. Bepaalde artikels worden behouden : Artikel 18 dat de bepaling omvat waarbij minder-valide werknemers in het kader van de werking van het Rijksfonds onderworpen blijven aan de sociale zekerheid, blijft behouden. De artikels 21, 31, 32, 33, 34 en 35 die slaan op de verplichte aanwerving van gehandicapten, worden behouden. Artikelen 73 en 74 Deze artikelen beogen de continuïteit in de gehandicaptenzorg zoals zij voortvloeien uit de toepassing van de wet van 16 april 1963 en van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967. Daartoe is nodig dat de bestaande uitvoeringsbesluiten van kracht blijven tot ze expliciet door de Vlaamse Executieve opgeheven worden. Artikel 75 Dit artikel houdt in dat het Vlaams Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medicosociale instellingen geen opdrachten meer heeft t.a.v. instellingen die door het Fonds kunnen betoelaagd worden, met uitzondering van de instellingen die vóór de inwerkingtreding van het decreet nog een principieel akkoord verkregen in het kader van het bouwfonds. Artikel 76 Dit artikel heft principiële akkoorden op die vóór 1 januari 1987 door de Executieve werden gegeven in het kader van het Vlaams Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medico-sociale instellingen en nog geen aanleiding gaven tot een vastlegging. Ook zij die de werken nog niet lieten starten 1 jaar na de inwerkingtreding van het decreet verliezen de toekenning van de toelagen. Om het Vlaams Fonds in staat te stellen zo spoedig mogelijk met een aangezuiverde toestand te vertrekken dient men te vermijden dat gedurende jaren rekening moet houden met vroegere door het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-Validen aangegane verbintenissen tegenover aanvragers die nu talmen met de uitvoering van hun project. Om die reden wordt in § 3 bepaald dat de werken (bouw of verbouwing) moeten aangevat worden binnen het jaar of zo het uitsluitend om uitrusting gaat dat de levering ervan gebeurt binnen diezelfde periode. Uitrusting waarvan de levering afhankelijk is gesteld van betoelaagde bouwwerken zou dus afhankelijk blijven van de voltooiing van deze werken. Artikel 77 Dit artikel regelt de mogelijkheid voor de Executieve en gelet op de noodzakelijke continuïteit de personeelsformatie vast te leggen en gedurende zes maanden na deze vastlegging benoemingen te doen. Artikel 78 Het statuut van het personeel in dienst wordt volgens de thans geldende bepalingen beschermd.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 36 ]
Artikel 79 Artikel 79 heeft betrekking op de maatregelen die de Executieve dient te nemen met het oog op de personeelsbezetting van het Fonds. Vermits het Fonds ook de taken overneemt van het Fonds voor Medische, Sociale en Pedagogische Zorg voor Gehandicapten, opgericht door het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967, en voornoemd Fonds beheerd wordt door ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, is het voor het waarborgen van de noodzakelijke continuïteit wenselijk de ambtenaren uit bedoelde administratie de kans te geven hun ervaring ter beschikking te stellen van het nieuwe Fonds en daarin hun loopbaan verder te zetten rekening houdend met de verworven statutaire rechten. De waarborgclausules zijn deze die ook van toepassing zijn in de reglementering betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten. Na zijn overheveling is de betrokkene uiteraard niet meer onderworpen aan de statutaire en geldelijke bepalingen die in zijn administratie van herkomst op hem toepasselijk waren, en valt hij onder het statuut dat op het personeel van het Fonds van toepassing zal zijn.
Artikel 80 Dit artikel voorziet de mogelijkheid voor de Executieve om het Rijksfonds voor Sociale Reclassering en het Fonds voor Medische, Sociale en Pedagogische Zorg voor Gehandicapten afzonderlijk in het Vlaams Fonds te integreren. Het samenbrengen van een deel van het opgesplitste Rijksfonds en van het Fonds voor Medische, Sociale en Pedagogische zorg voor gehandicapten en de integratie van de beide wetgevingen vormen inderdaad een complexe operatie die waarschijnlijk best in meerdere fasen wordt opgesplitst.
Artikel 81 Het is te verwachten dat bij de uitvoering van dit decreet een stapsgewijze procedure zal moeten gevolgd worden om te voorkomen dat hiaten zouden ontstaan in de eerste fase van toepassing ervan. De Executieve zal, hiermede rekening houdend, de datum vaststellen waarop de bepalingen van dit decreet in werking treden.
37 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
VOORONTWERP VAN DECREET
DE VLAAMSE EXECUTIEVE,
Gelet op het advies van de Raad van State ; Op de voordracht van de Gemeenschapsminister van Welzijn en Gezin ; Na beraadslaging,
BESLUIT,
De Gemeenschapsminister van Welzijn en Gezin wordt gelast in naam van de Vlaamse Executieve bij de Vlaamse Raad het ontwerp van decreet in te dienen waarvan de tekst volgt :
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1 Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 59bis van de Grondwet.
Artikel 2 § 1. Dit decreet is van toepassing op de personen met een handicap die de volle leeftijd van vijfenzestig jaar niet hebben bereikt op het ogenblik van hun aanvraag tot inschrijving. Als handicap wordt beschouwd elke langdurige en belangrijke beperking van de kansen tot sociale integratie ten gevolge van een aantasting van de geestelijke, lichamelijke of zintuiglijke mogelijkheden. § 2. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° Bijstand : elke dienstverlening en hulp die in het kader van dit decreet met het oog op hun sociale integratie aan personen met een handicap wordt verstrekt ; 2° Voorziening : elke organisatievorm die de bijstand zoals in 1° bepaald, organiseert en verleent ; 3° het Fonds : het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap ; 4° de Executieve : de Vlaamse Executieve.
HOOFDSTUK II Oprichting, Opdrachten en Gerechtigden AFDELING 1 Oprichting Artikel 3 Er wordt een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid opgericht, genaamd Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap. Het Fonds heeft tot doel de sociale integratie van personen met een handicap te bevorderen. De Executieve bepaalt de vestigingsplaats van de zetel van het Fonds binnen het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 38 ]
AFDELING 2 Opdrachten Artikel 4 Het Fonds heeft tot opdracht : 1° de personen met een handicap die om bijstand verzoeken in te schrijven ; 2° ervoor te zorgen dat de personen met een handicap, hun familieleden of, bij hun ontstentenis, zij die voor hen instaan, het voordeel van de bijstand en de voorzieningen kunnen ontvangen ; 3° de preventie, detectie en diagnose van handicaps, alsmede de kennis van de weerslag van de handicap op het totaal functioneren van de personen met een handicap te bevorderen ; 4° de voorlichting en oriëntering van de personen met een handicap en hun gezinsleden te bevorderen ; 5° de opvang, de behandeling of de begeleiding van personen met een handicap en hun gezinsleden te bevorderen 6° de scholing, beroepsopleiding, omscholing van personen met een handicap te bevorderen ; 7° de integratie van de personen met een handicap in het arbeidsmidden te bevorderen ; 8° de integratie van de personen met een handicap in de maatschappij te bevorderen ; 9° studies en onderzoek te verrichten of te laten verrichten binnen het kader van zijn opdrachten ; 10° documentatie en informatie te verzamelen en te verspreiden betreffende de sociale integratie van personen met een handicap.
Artikel 5 Binnen het kader van dit decreet en de door de Executieve uitgevaardigde reglementen, kan het fonds alle mogelijke activiteiten ontwikkelen, opzetten en realiseren, vereist voor de uitvoering van zijn opdracht. Voor de gehele of gedeeltelijke uitvoering van zijn opdrachten doet het Fonds beroep op de medewerking van de daartoe overeenkomstig artikel 45 erkende voorzieningen. Het Fonds eerbiedigt bij het volbrengen van zijn opdracht de ideologische, filosofische en godsdienstige overtuiging van de personen en verenigingen waartoe het zich richt. Binnen het kader van de doelstelling van het Fonds zoals bepaald in artikel 3 van dit decreet kan de Executieve te allen tijde specifieke opdrachten aan het Fonds toewijzen.
Artikel 6 In de uitvoering van zijn opdrachten houdt het Fonds rekening met andere wettelijke en reglementaire voordelen waarop de personen met een handicap en de voorzieningen een beroep kunnen doen.
AFDELING 3 Gerechtigden Artikel 7 § 1. De persoon met een handicap die op de toepassing van dit decreet aanspraak maakt, moet Belg zijn, staatloze, vluchteling of persoon van onbepaalde nationaliteit. § 2. Hij moet in België werkelijk verblijven en op het ogenblik van de aanvraag ofwel een ononderbroken verblijf van vijf jaar in België bewijzen, ofwel een verblijf van tien jaar in de loop van zijn leven. Voor kinderen beneden de vijfjaar moet de voorwaarde
[ 39 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
van voorafgaand verblijf vervuld zijn in hoofde van hun ouders, of bij gebrek aan ouders, in hoofde van hun wettelijke vertegenwoordiger. § 3. Hij moet ingeschreven worden in het Fonds overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V van dit decreet. § 4. De Executieve kan de toepassing van de bepalingen van dit decreet, onder de voorwaarden die zij vaststelt, uitbreiden tot personen met een handicap die de Belgische nationaliteit niet bezitten.
Artikel 8 De voorzieningen kunnen enkel opgericht, erkend of gesubsidieerd worden in het kader van dit decreet indien zij gevestigd zijn in het Nederlands taalgebied of indien, gevestigd in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, zij wegens hun organisatie moeten beschouwd worden als uitsluitend behorend tot de Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK III De bestuursorganen AFDELING 1 De Raad van Bestuur Artikel 9 Het Fonds wordt beheerd door een Raad van Bestuur samengesteld uit : 1° een voorzitter ; 2° twaalf leden, gekozen uit personen actief in of bevoegd inzake de werking van voorzieningen die op het vlak van de opdrachten van het Fonds werkzaam zijn en uit personen actief in of bevoegd inzake de werking van verenigingen die de personen met een handicap of hun gezinnen vertegenwoordigen ; 3° zes leden, gekozen uit vertegenwoordigers van de organisaties die zetelen in de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen. Artikel 10 De Vlaamse Executieve kan een of meerdere adviescomités oprichten die de Raad van Bestuur bijstaan, en waarvan de Executieve de opdrachten en samenstelling bepaalt. Elk adviescomité heeft als voorzitter een lid van de Raad van Bestuur. Artikel 11 § 1. De Executieve benoemt de voorzitter en de leden van de Raad van Bestuur. § 2. De voorzitter moet volgende voorwaarden vervullen : 1° Belg zijn ; 2° niet onder het hiërarchisch gezag staan van een lid van een Executieve of een lid van de Nationale Regering ; 3° geen beheersfunctie uitoefenen in, noch tot het personeel behoren van, een voorziening gesubsidieerd door het fonds. § 3. De voorzitter en de leden van de Raad van Bestuur worden benoemd voor een periode van zes jaar. Hun mandaat kan hernieuwd worden. Binnen een termijn van drie maanden wordt door de Executieve in de vervanging voorzien van elk lid dat opgehouden heeft deel uit te maken van de Raad van Bestuur voor de beëindiging van zijn mandaat. In dit geval voltooit het nieuw lid het mandaat van het lid dat hij opvolgt. Artikel 12 De Raad van Bestuur vergadert op initiatief van de voorzitter. Hij komt eveneens samen op verzoek van de Executieve of van een vierde van de leden.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 40
Artikel 13 De Executieve vraagt het advies van de Raad van Bestuur over elk voorontwerp van organiek of reglementair besluit die het Fonds betreffen. De Raad van Bestuur is verplicht zijn advies binnen een maand na de hem gedane aanvraag mede te delen, tenzij een andere termijn is bepaald door de Executieve. Na het verstrijken van deze termijn mag deze formaliteit als vervuld worden beschouwd. De Raad van Bestuur legt aan de Executieve alle voorstellen voor welke hij nuttig acht.
Artikel 14 De Raad van Bestuur stelt zijn huishoudelijk reglement op en legt dit ter goedkeuring aan de Executieve voor. AFDELING 2 Het dagelijks bestuur Artikel 15 De Executieve duidt onder de leden van de Raad van Bestuur en op voorstel van deze, vier leden aan die samen met de voorzitter het bureau uitmaken. Het bureau bereidt de vergaderingen van de Raad van Bestuur voor en houdt toezicht op het dagelijks beheer van het Fonds.
Artikel 16 Het Fonds staat onder de leiding van de leidend ambtenaar. Hij is belast met het dagelijks beheer zoals het huishoudelijk reglement van de Raad van Bestuur het bepaalt, hij voert de beslissingen uit van de Raad van Bestuur. Hij leidt het personeel en zorgt voor de werking van het Fonds. De leidend ambtenaar vertegenwoordigt het Fonds in gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen overeenkomstig de bepalingen van het huishoudelijk reglement, en treedt rechtsgeldig in naam en voor rekening van het Fonds op. De Raad van Bestuur kan binnen de grenzen en voorwaarden die hij vaststelt, de leidend ambtenaar machtigen een deel van de hem verleende bevoegdheden en het ondertekenen van sommige stukken en brieven over te dragen aan één of meerdere leden van het personeel, met inbegrip van de bevoegdheid om op te treden namens het Fonds voor elke bevoegde rechterlijke instantie in de geschillen omtrent de rechten voortvloeiend uit dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten. De leidend ambtenaar wordt bijgestaan door een adjunct, die hem vervangt wanneer hij verhinderd is. Zij worden beiden benoemd door de Executieve, die hun graad en statuut vaststelt.
Artikel 17 De leidend ambtenaar geeft aan de Raad van Bestuur alle inlichtingen en onderwerpt hem alle voorstellen die voor de werking van het Fonds nuttig zijn. De leidend ambtenaar en de ajunct wonen met raadgevende stem de vergaderingen van de Raad van Bestuur bij. De leidend ambtenaar neemt het secretariaat van de Raad van Bestuur waar.
Artikel 18 De leidend ambtenaar voert de opdrachten uit die hem door de Executieve worden gegeven binnen het raam van de wetten, decreten en besluiten die op het Fonds van toepassing zijn. Hij verstrekt eveneens aan de Executieve alle inlichtingen die hem gevraagd worden alsmede van ambtswege alle inlichtingen die nodig of nuttig zijn voor de behoorlijke uitoefening van de voogdij over het Fonds, inzonderheid in het kader van de bepalingen van hoofdstuk IV van dit decreet.
[ 41 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
AFDELING 3 Het personeel Artikel 19 De Executieve stelt het kader en het statuut van het personeel van het Fonds vast.
Artikel 20 Met uitzondering van de ambtenaren genoemd in artikel 16, benoemt, bevordert en ontslaat de Raad van Bestuur het personeel van het Fonds. De Raad van Bestuur is gebonden alle door de Executieve gevraagde inlichtingen in verband met de administratieve en geldelijke toestand van het personeel te verstrekken.
HOOFDSTUK IV Controle en Toezicht AFDELING 1 Begroting Artikel 21 Er wordt voor het Fonds een jaarlijkse begroting opgemaakt, met opgave van alle ontvangsten en alle uitgaven, welke de herkomst en de oorzaak ervan ook mogen zijn. Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar. De comptabiliteit wordt gevoerd volgens het stelsel van beheer. Met instemming van de Executieve kan de begroting niet limitatieve kredieten omvatten.
Artikel 22 Het ontwerp van begroting wordt opgemaakt door de Raad van Bestuur en goedgekeurd door de Executieve. De begroting wordt als bijlage aan het ontwerp van begroting van de Vlaamse Gemeenschap aan de Vlaamse Raad meegedeeld. Het maximumbedrag der vastleggingen inzake investeringen wordt ingeschreven in een bijzondere schikking in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.
Artikel 23 De Executieve waakt erover dat het Fonds zijn ontvangsten en uitgaven in overeenstemming brengt met het beleid van de Gemeenschap. Te dien einde wordt de begroting van het Fonds bij de Executieve aanhangig gemaakt hetzij om, voor goedkeuring, de algemene strekking ervan vast te leggen, hetzij om richtlijnen voor uitvoering vast te stellen. Met het oog hierop zal de Raad van Bestuur de activiteitsvooruitzichten van het Fonds meedelen alsmede de hieraan verbonden budgettaire gevolgen.
Artikel 24 Indien op de eerste dag van het begrotingsjaar geen goedkeuring is gegeven, belet zulks niet de aanwending van de kredieten die op het ontwerp van begroting zijn ingeschreven, tenzij het principieel nieuwe uitgaven betreft, waarvoor geen machtiging verleend is bij de begroting van het vorig jaar.
Artikel 25 Overdracht en overschrijding van de limitatieve kredieten uitgetrokken op de begroting moeten, voor enige tenuitvoerlegging, worden toegestaan door de Executieve. Zo de kredietoverschrijdingen een hoger financiële tussenkomst van de Gemeenschap kunnen meebrengen dan de begroting van de Gemeenschap voorziet, moeten zij vooraf door de aanneming van een overeenstemmend krediet in de begroting van de Gemeenschap worden goedgekeurd.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 42 ]
Artikel 26 De Raad van Bestuur legt aan de Executieve trimestriële toestandsopgaven over, alsmede een jaarverslag over de werkzaamheden van het Fonds, volgens de modaliteiten vastgesteld door de Executieve. Hij maakt, uiterlijk op 31 maart, de jaarlijkse uitvoeringsrekening op van zijn begroting, alsmede een toestandsopgave van het actief en passief op 31 december van het betrokken jaar.
Artikel 27 De Raad van Bestuur maakt de rekeningen op, die worden goedgekeurd door de Executieve. De Executieve zendt de rekeningen, uiterlijk op 30 april van het jaar na dat van het beheer, voor toezicht naar het Rekenhof. Het Rekenhof kan ter plaatse een controle inrichten van de comptabiliteit en de verrichtingen van het Fonds.
AFDELING 2 Controle Artikel 28 Het Fonds staat onder controle van de Executieve. Deze controle wordt uitgeoefend door twee gemeenschapscommissarissen die de Executieve benoemt.
Artikel 29 Iedere gemeenschapscommissaris woont, met raadgevende stem, de vergaderingen van de bestuursorganen bij. Hij beschikt voor het vervullen van zijn opdracht over de ruimste bevoegdheid.
Artikel 30 Iedere gemeenschapscommissaris kan binnen een termijn van vier vrije dagen beroep instellen tegen elke beslissing die hij met de wet, het decreet, de ordonnantie, of het algemeen belang strijdig acht. Het beroep is opschortend. Deze termijn gaat in de dag van de vergadering, waarop de beslissing genomen werd, voor zover de gemeenschapscommissaris daarop regelmatig uitgenodigd werd en, in het tegenovergestelde geval, de dag waarop hij er kennis van heeft gekregen.
Artikel 31 Voor de gemeenschapscommissaris staat beroep open bij de Executieve. Heeft de Executieve, bij wie beroep werd ingesteld, binnen een termijn van twintig vrije dagen, ingaand dezelfde dag als de in artikel 30 bedoelde termijn, de nietigverklaring niet uitgesproken, dan wordt de beslissing definitief. Deze termijn kan worden verlengd met tien dagen bij beslissing van de Executieve. Deze beslissing van de Executieve wordt aan de Raad van Bestuur betekend. De nietigverklaring van de beslissing wordt aan de Raad van Bestuur betekend.
Artikel 32 De Executieve bepaalt de nadere regelen voor de uitoefening van de opdracht van de gemeenschapscommissarissen. Zij bepaalt eveneens de vergoeding van de gemeenschapscommissarissen, die ten laste is van het Fonds.
Artikel 33 Het Fonds gebruikt zijn tegoeden en beschikbare gelden slechts om de in dit decreet en de uitvoeringsbesluiten bepaalde verrichtingen en beleggingen te verwezenlijken. Onverminderd de beleggingswijzen die door de wet of decreet zijn geregeld, moeten de beschikbare gelden worden belegd in door het Rijk uitgegeven of gewaarborgde
[ 43 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
effecten of in openbare fondsen waarvan de Executieve de lijst vaststelt. Voor de belegging op zicht of op korte termijn van een gedeelte der beschikbare gelden kan de Executieve andere beleggingsmodaliteiten vaststellen. De Executieve kan een gedeelte van de beschikbare fondsen bepalen dat, jaarlijks, bij voorrang, moet worden besteed aan door haar aangeduide beleggingen, gekozen uit die, welke het Fonds gemachtigd is te verwezenlijken. Het Fonds maakt aan de Executieve volledige inlichtingen over betreffende het beleggen van de tegoeden en de beschikbare gelden, volgens de modaliteiten door de Executieve bepaald.
Artikel 34 De Executieve wijst bij het Fonds één of meer bedrijfsrevisoren aan. De Executieve bepaalt hun vergoeding, die ten laste is van het Fonds. De bedrijfsrevisoren zijn gelast op de geschriften controle uit te oefenen en ze juist en echt te verklaren. Zij kunnen kennis nemen van de boekhouding en de desbetreffende bescheiden, de briefwisseling, de notulen, de periodieke toestandsopgaven en, in het algemeen, van alle geschriften nodig voor de uitoefening van hun opdracht. Zij zien de samenstelling na van de goederen en van de waarden die aan het Fonds toebehoren of waarvan deze het gebruik heeft of waarover zij het beheer voert. Zij mogen zich niet met het beheer van het Fonds inlaten. Zij sturen ten minste eenmaal per jaar ter gelegenheid van het opmaken van de balans en van de verlies- en winstrekening of van de jaarlijkse rekening aan de Executieve en aan de Raad van Bestuur, een verslag over het actief en het passief, evenals over de resultaten. Zij wijzen onverwijld op elk verzuim, op elk onregelmatigheid en, in het algemeen, op elke toestand die de solvabiliteit en de liquiditeit van het Fonds in gedrang kan brengen.
Artikel 35 Het Hoog Comité van Toezicht kan, onder de voorwaarden bepaald in zijn organiek statuut, gelast worden zijn opdracht in het Fonds uit te oefenen op verzoek van de Executieve.
Artikel 36 Wanneer het algemeen belang of de naleving van de wet of de reglementen het eist, kan de Executieve of, in voorkomend geval, de daartoe gemachtigde gemeenschapscommissaris, de Raad van Bestuur van het Fonds verplichten om, binnen de door haar gestelde termijn, te beraadslagen over iedere door haar bepaalde aangelegenheid. Heeft de Raad van Bestuur, bij het verstrijken van deze termijn, geen beslissing genomen of stemt de Executieve met de door de raad genomen beslissing niet in, dan kan de Executieve de beslissing nemen in de plaats van de Raad van Bestuur. Van haar beslissing wordt onmiddellijk een afschrift overgemaakt aan de Vlaamse Raad.
HOOFDSTUK V De Inschrijving bij het Fonds Artikel 37 Personen met een handicap die aan de omschrijving en voorwaarden vastgesteld in artikel 2, § 1 , §2 en §4 van dit decreet beantwoorden kunnen bij het Fonds een aanvraag tot inschrijving indienen. Zij moeten hun woonplaats hebben in het Nederlands taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Kunnen niet ingeschreven worden de personen met een handicap die aanspraak maken op bijstand tot sociale integratie verstrekt geheel of gedeeltelijk op kosten van de Franse of Duitstalige Gemeenschap. De Executieve bepaalt op welke wijze de aanvraag wordt ingediend.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 44 ]
Artikel 38 De aanvragen tot inschrijving en tot het verkrijgen van bijstand tot sociale integratie worden onderzocht door een evaluatiecommissie die daartoe bij het Fonds wordt opgericht. De evaluatiecommissie bepaalt of de aanvrager getroffen is door een handicap in de zin van artikel 2, § 1, lid 2 en of hij behoefte heeft aan bijstand tot sociale integratie. Zij stelt een individueel integratieprotocol op. De evaluatiecommissie is multidisciplinair samengesteld en bestaat uit een centrale afdeling en een gewestelijke afdeling per provincie. De Executieve bepaalt de samenstelling van de evaluatiecommissie en regelt haar werking. De evaluatiecommissie steunt haar beoordeling op het verslag van een der multidisciplinaire instanties die daartoe door het Fonds zijn erkend. Zij kan daarnaast bijkomende onderzoeken verrichten of laten verrichten. De Executieve bepaalt de voorwaarden voor deze erkenning. De evaluatiecommissie maakt haar beslissing over aan het Fonds binnen de twee maand.
Artikel 39 De beslissing over de tenlasteneming gebeurt door het Fonds op grond van de door de evaluatiecommissie meegedeelde beoordeling van de handicap en een door haar opgesteld individueel integratieprotocol. De beslissing moet genomen binnen de twee maand nadat het dossier volledig is. De beslissing moet, op straffe van nietigheid, met redenen worden omkleed. Zij wordt betekend aan de gehandicapte, zijn wettelijke vertegenwoordiger en desgevallend aan de voorziening die aan de gehandicapte bijstand tot sociale integratie verleent.
Artikel 40 De Executieve stelt de nadere regelen voor het indienen en behandelen van de aanvragen vast.
Artikel 41 Het Fonds kan haar beslissing genomen in uitvoering van artikel 39 herzien, indien zich een wijziging voordoet in de toestand van de persoon met een handicap. De Executieve bepaalt de voorwaarden van de herzieningsprocedure.
Artikel 42 De betwistingen betreffende de beslissingen genomen door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap en die betrekking hebben op de inschrijving of op de toekenning van bijstand tot sociale integratie horen tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank. De bestreden beslissingen moeten, op straffe van verval, binnen een maand na de kennisgeving ervan aan de bevoegde arbeidsrechtbank voorgelegd worden. De vordering ingeleid voor de arbeidsrechtbank werkt schorsend.
Artikel 43 De arbeidsrechtbanken zijn bevoegd om kennis te nemen van de betwistingen in verband met de leerovereenkomsten voorzien in artikel 58. De betwistingen welke uit deze overeenkomsten ontstaan verjaren een jaar na de beëindiging van deze overeenkomsten.
45 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
HOOFDSTUK VI Erkenning van Voorzieningen Artikel 44 Het bouwen, het inrichten en oprichten, het in gebruik nemen van, het exploiteren, het wijzigen van de opnamecapaciteit van iedere door het Fonds betoelaagbare voorzieningen die zich bezighoudt met opvang, behandeling, begeleiding, beroepsopleiding, oriëntering en tewerkstelling van personen met een handicap is onderworpen aan een voorafgaandelijke meldingsplicht aan het Fonds. De modaliteiten van deze verplichting en van het toezicht erop worden door de Executieve bepaald.
Artikel 45 Om betoelaagd te worden door het Fonds, moet elke voorziening door de Executieve worden erkend. Deze erkenning geldt voor een periode van minimum 1 en van maximum 10 jaar. Zij kan worden vernieuwd.
Artikel 46 De Executieve stelt, per categorie van voorziening, de algemene erkenningsvoorwaarden vast. Die voorwaarden kunnen ondermeer betrekking hebben op : 1° het opname- en onthaalbeleid van personen met een handicap ; 2° de vrijheid van de in de voorziening verblijvende personen en de eerbiediging van hun ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging ; 3° de voeding, de hygiëne en de te verstrekken zorg ; 4° de materiële infrastructuur ; 5° het aantal en het opleidingsniveau van de personen werkzaam in de voorziening ; 6° de inspraak van de personen met een handicap of van hun wettelijke vertegenwoordigers ; 7° het beheer, de boekhouding en de verslaggeving van de voorziening ; 8° het onderzoek en het behandelen van de klachten van de bewoners ; 9° het reglement van orde ; 10° het protocol van verblijf, opvang, behandeling of begeleiding ; 11° het beheer van de goederen en gelden van de personen met een handicap. Artikel 47 De erkenning van een voorziening, waarvan de beheerders of personeelsleden gelden of goederen beheren van de personen met een handicap, wordt afhankelijk gesteld van de oprichting van een toezichtsraad, waarvan de werking en samenstelling bepaald wordt door de Executieve.
Artikel 48 De Executieve bepaalt de regelen volgens welke de aanvraag tot erkenning wordt ingediend en behandeld. Zij bepaalt eveneens volgens welke regelen de erkenning kan worden verleend, verlengd, geweigerd, geschorst of ingetrokken. Ingeval de erkenning wordt geweigerd, geschorst of ingetrokken kan de aanvrager tegen de beslissing beroep aantekenen op de wijze door de Executieve bepaald.
Artikel 49 De erkenning bedoeld in artikel 45 kan niet worden verleend wanneer de voorziening niet past in het kader van de programmatie die door de Executieve is vastgesteld, na advies van de Raad van Bestuur.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 46 ]
Artikel 50 Om erkend te worden moet de voorziening opgericht zijn door een vereniging zonder winstoogmerk, of door een ondergeschikt bestuur zoals een provincie, een gemeente, een intercommunale van gemeenten, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een vereniging bedoeld bij artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, of door een publiekrechtelijk rechtspersoon of een instelling van openbaar nut. Indien voormelde rechtspersoon ook voorzieningen organiseren die geen taak opnemen in het kader van dit decreet, moeten zij een beheersorgaan aanduiden dat uitsluitend voor de voorzieningen waarvoor erkenning binnen dit decreet wordt aangevraagd, verantwoordelijk is.
HOOFDSTUK VII Tussenkomsten aan gehandicapte personen en aan voorzieningen Artikel 51 Het Fonds draagt de kosten van de bijstand tot sociale integratie verleend aan een persoon met een handicap in de gevallen door de Executieve bepaald : 1° door de kosten voor sociale integratie gedragen door de persoon met een handicap of door welbepaalde derden geheel of gedeeltelijk ten laste te nemen ; 2° door het toekennen van toelagen aan de erkende voorzieningen om de kosten van de bijstand tot sociale integratie geheel of gedeeltelijk te dekken ; 3° door het toekennen van toelagen voor aankoop, bouw, verbouwingswerken, uitrusting en apparatuur betreffende een erkende voorziening.
Artikel 52 De Executieve bepaalt de kriteria, de modaliteiten en het bedrag van de tussenkomsten inzake sociale integratie en van de toelagen aan de erkende voorzieningen.
Artikel 53 § 1. Het Fonds kan binnen de perken van de goedgekeurde begrotingskredieten, op de in § 2 aangegeven wijze tegemoetkomen in de financiering van de aankoop, bouw en verbouwingswerken alsook in de kosten van uitrusting en apparatuur van door het Fonds erkende voorzieningen in het kader van de hen betreffende programmering hiervoor in aanmerking komen. § 2. De tussenkomsten in de financiering omvatten : a) het verlenen van toelagen met betrekking tot de in § 1 bedoelde verrichtingen ; b) het toekennen van leningen voor de financiering van de in § 1 bedoelde verrichtingen ; c) de tegemoetkoming in de financiële lasten en in de rentevoeten van de leningen aangegaan voor de financiering van de in § 1 bedoelde verrichtingen ; d) het verlenen van waarborg voor de schuldvorderingen die verband houden met de financiering van de in § 1 bedoelde verrichtingen. De in d) van dit artikel bedoelde waarborg kan in de door de Executieve gestelde voorwaarden afhankelijk gesteld worden van de storting door de kredietorganismen of door degenen die een lening verkregen hebben van een bijdrage op de gewaarborgde sommen welke bestemd is tot dekking van de gemeenschapswaarborg. § 3. De Executieve bepaalt de nadere regelen volgens welke de tussenkomsten worden verleend en teruggevorderd met inachtneming van de gelijkheid van de rechten en verplichtingen van alle bedoelde voorzieningen en personen met een handicap. De gezamenlijke toepassing van de bepalingen van § 2 mag er niet toe leiden dat de tussenkomsten de voor de investeringen gestelde maxima overschrijden.
[ 47 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
§ 4. De Executieve bepaalt tot welk maximumbedrag de kostprijs van werken, leveringen en diensten voor de in § 1 bedoelde tussenkomsten in aanmerking komt. Dat maximumbedrag omvat de belasting op de toegevoegde waarde en de algemene kosten. § 5. De bestemming van de gebouwen waarvoor een in § 1 bedoelde tussenkomst wordt verleend, mag niet worden gewijzigd zonder het voorafgaand akkoord van de Executieve, op straffe van terugbetaling van de als tegemoetkoming ontvangen sommen. § 6. De aankoop, het bouwen en het verbouwen, inrichten of het in gebruik nemen van een bestaand gebouw met het oog op de oprichting van een voorziening die aanspraak maakt op de in § 1 bedoelde toelage, zijn onderworpen aan de voorafgaande vergunning van de Executieve. § 7. Het Fonds kan door de Executieve ertoe gemachtigd worden langlopende, halflange en kortlopende, hetzij openbare, hetzij particuliere leningen te sluiten voor de onder § 2 vermelde financiering. De Executieve legt de modaliteiten ervan vast, rekening houdend met artikel 14 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen De leningen worden door de Vlaamse Gemeenschap gewaarborgd.
Artikel 54 Het Fonds kan aan voorzieningen die projekten organiseren waarvoor geen algemene criteria of modaliteiten voor subsidiëring zijn vastgelegd, een bijzondere werkingstoelage toekennen op voorwaarde dat zij met de voorziening een overeenkomst sluit binnen de voorwaarden en volgens de modaliteiten bepaald door de Executieve.
Artikel 55 § 1. De rechtsvordering vanwege een erkende voorziening tot betaling van een tussenkomst verjaart drie jaar na het einde van de periode tijdens dewelke de betoelaagbare bijstand werd verleend ; de bedoelde periode is deze die in aanmerking wordt genomen voor de basisberekening van de tussenkomst. De rechtsvordering tot betaling van sommen welke die tussenkomst tot een hoger bedrag zouden opvoeren, verjaart twee jaar na het einde van het jaar waarin de tussenkomst werd berekend en betekend. De rechtsvordering tot betaling van een tussenkomst bedoeld in artikel 53 verjaart drie jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het begrotingsjaar waarvoor de tussenkomst werd vastgelegd. § 2. De verjaring wordt gestuit door een ter post aangetekende brief, een gerechtsdeurwaardersexploot alsook door een schulderkenning van het Fonds voor wat de in artikel 52 bedoelde tussenkomst betreft.
Artikel 56 Het Fonds stelt een bestendige controle in om na te gaan of de voorwaarden en modaliteiten van de tussenkomsten geëerbiedigd worden. Indien blijkt dat de tussenkomst niet meer gerechtvaardigd is, kan het Fonds beslissen tot terugbetaling van het geheel of een gedeelte van de ontvangen sommen. Indien de tussenkomst niet meer gerechtvaardigd is gelet op de evolutie van de handicap van de persoon met een handicap, wordt het positief advies van de evaluatiecommissie vereist.
Artikel 57 § 1. De rechtsvordering tot terugbetaling van tussenkomsten verjaart twee jaar na het einde van de maand waarin de tussenkomst werd betaald onafgezien of zij betaald werd via een derde of een voorziening ; voor de in artikel 53 bedoelde overeenkomst wordt de termijn of vijf jaar gebracht. § 2. Elke tussenkomst van het Fonds waartoe besloten is of die gehandhaafd blijft op grond van gegevens die bedrieglijk, onjuist of onvolledig bevonden zijn, kan aanleiding geven tot een vordering tot terugbetaling. Deze vordering verjaart vijf jaar na het einde van de maand waarin de tussenkomst werd betaald ; voor de in artikel 53 bedoelde tussenkomst wordt de termijn op 10 jaar gebracht.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 48 ]
§ 3. Benevens de redenen waarin is voorzien in het Burgerlijk Wetboek wordt de verjaring gestuit door een gerechtsdeurwaardersexploot zo het om de in artikel 53 bedoelde tussenkomst gaat of door middel van een ter post aangetekende brief in de andere gevallen. HOOFDSTUK VIII De Integratie in het Arbeidsmidden Artikel 58 De integratie in het arbeidsmidden kan ondermeer bestaan uit : — gewone of gespecialiseerde voorlichting bij studie- of beroepskeuze ; — een beroepsopleiding, omscholing of herscholing ; — opvang in een voorziening voorbereidend op of aanvullend bij de tewerkstelling ; — de plaatsing onder gewone of beschermde arbeidsvoorwaarden. Het Fonds kan ook de kosten dragen van andere vormen van integratie in het arbeidsmidden erkend door de Executieve. Artikel 59 Gedurende hun beroepsopleiding, omscholing en herscholing kunnen de personen met een handicap door de personen die deze beroepsopleiding, omscholing en herscholing verzekeren, slechts aangeworven worden krachtens : 1° een leerovereenkomst afgesloten overeenkomstig de wetgeving op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door arbeiders in loondienst of de reglementen betreffende de voortdurende vorming in de Middenstand, met inbegrip van de opleiding tot ondernemingshoofd ; 2° een bijzondere leerovereenkomst voor de personen die wegens de aard of de ernst van hun handicap geen in 1° bedoelde leerovereenkomst kunnen afsluiten ; 3° een overeenkomst voor beroepsopleiding of omscholing gesloten met een daartoe door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding opgericht centrum of met een daartoe door het Fonds erkende voorziening. De Executieve bepaalt de bedingen en vermeldingen welke iedere onder 2° en 3° bedoelde overeenkomst verplicht moet bevatten. Artikel 60 De bij artikel 59 bedoelde overeenkomsten worden uitgevoerd onder de controle van het Fonds. De arbeidsrechtbanken zijn bevoegd om kennis te nemen van de betwistingen in verband met de in artikel 59 bedoelde overeenkomst. De vorderingen welke uit de overeenkomsten ontstaan verjaren 1 jaar na de beëindiging van deze overeenkomsten.
Artikel 61 Het Fonds is in samenwerking met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding belast met de plaatsing van de ingeschreven personen met een handicap die eventueel hun beroepsopleiding, omscholing of herscholing hebben beëindigd en die geschikt zijn om te werken. Te dien einde vraagt het Fonds de inschrijving als werkzoekende bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding van de personen met een handicap die geschikt zijn om te werken. Het Fonds kan een toelage verlenen aan werkgevers die de bij het Fonds ingeschreven personen met een handicap tewerkstellen, in de voorwaarden bepaald door de Executieve.
Artikel 62 Personen met een handicap, die wegens de aard of de ernst van hun handicap onder de gewone arbeidsvoorwaarden voorlopig of definitief geen beroepsactiviteiten kunnen
[ 49 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
uitoefenen, kunnen hetzij voltijds, hetzij deeltijds in een beschutte werkplaats tewerkgesteld worden. De in de beschutte werkplaatsen tewerkgestelde personen met een handicap worden aangeworven, hetzij krachtens een bij artikel 59, 2° bedoelde leerovereenkomst, hetzij krachtens een arbeidsovereenkomst voor werklieden of voor bedienden. De beschutte werkplaats kan aan de personen met een handicap, die zich onmogelijk of moeilijk kunnen verplaatsen, huisarbeid verschaffen. In dit geval worden zij aangeworven krachtens een arbeidsovereenkomst voor huisarbeiders. Indien de personen met een handicap deeltijds in een beschutte werkplaats worden tewerkgesteld, kunnen zij buiten de arbeidsuren opgevangen worden in een voorziening die daartoe erkend en betoelaagd wordt, volgens kriteria en modaliteiten vastgesteld door de Executieve.
HOOFDSTUK IX De Financiering Artikel 63 § 1. De lasten die voortvloeien uit de vervulling van de opdrachten van het Fonds worden gedekt door : 1° een jaarlijkse toelage volgens de daartoe op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap ingeschreven kredieten 2° de bedragen der terugbetaling van de in artikel 53 § 2, b) bedoelde leningen ; 3° schenkingen en legaten ; 4° toelagen door overheden, openbare besturen en internationale instellingen ; 5° de opbrengst van het patrimonium en de tegoeden uit de belegging van de beschikbare gelden van het Fonds ; 6° de opbrengst van verkoop of verhuur van goederen die verband houden met het uitoefenen van de opdrachten en alle andere dan de hiervoor vermelde exploitatieontvangsten. § 2. De Raad van Bestuur kan leningen aangaan onder de voorwaarden door de Executieve bepaald. § 3. De Executieve bepaalt de nadere regelen tot uitvoering van dit artikel.
HOOFDSTUK X Toezicht Artikel 64 Onverminderd de rechten en plichten van de officieren van de gerechtelijke politie, oefenen de door de Executieve aangewezen ambtenaren toezicht uit op de toepassing van de bepalingen van dit decreet en van de krachtens dit decreet genomen besluiten.
Artikel 65 De bij artikel 64 bedoelde ambtenaren mogen bij de uitvoering van hun opdracht : 1° tussen 6 en 20 uur zonder voorafgaande verwittiging vrij binnengaan in alle inrichtingen, gedeelten van inrichtingen, lokalen of andere werkplaatsen, waar personen tewerkgesteld zijn die onder de toepassing van de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan vallen, evenals in alle plaatsen waar diensten worden verstrekt in uitvoering van dit decreet ; 2° elk onderzoek, elke controle en enquête instellen alsmede alle inlichtingen inwinnen, die zij nodig achten om zich ervan te gewissen dat de wettelijke en reglementaire bepalingen werkelijk worden nageleefd.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 50 ]
Artikel 66 De bij artikel 64 bedoelde ambtenaren hebben het recht waarschuwingen te geven en voor de overtreder een termijn te bepalen om zich in orde te stellen. Zij stellen de overtredingen vast in processen-verbaal. Afschrift wordt de overtreders, op straffe van nietigheid, toegezonden uiterlijk binnen zeven vrije dagen na vaststelling van de overtreding. Het proces-verbaal wordt overgemaakt aan de Executieve die overeenkomstig artikel 48 van dit decreet, de erkenning van de betrokken voorzieningen kan schorsen of intrekken.
HOOFDSTUK XI Strafbepalingen Artikel 67 Onverminderd de toepassing van de in het Strafwetboek gestelde straffen, wordt gestraft met gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 maanden en met geldboete van 26 frank tot 2.000 frank of met één van die straffen alleen : 1° hij die, werkzaam in of verbonden aan een voorziening, het beheer van de gelden of de goederen waarneemt van een persoon met een handicap die op de voorziening beroep doet, behoudens in het geval hij dit doet in de voorwaarden vastgesteld krachtens artikel 47 ; 2° hij die als voorwaarde tot opvang, verblijf of begeleiding in of door een voorziening een waarborgsom of om het even welke andere financiële verplichting oplegt, tenzij voor een bedrag waarvan het maximum wordt vastgesteld door de Raad van Bestuur van het Fonds ; 3° hij die het toezicht verhindert zoals voorzien in hoofdstuk X ;
Artikel 68 De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn op de in dit decreet bepaalde misdrijven toepasselijk.
HOOFDSTUK XII Slotbepalingen AFDELING 1 Algemene bepalingen Artikel 69 De Executieve bepaalt de zitpenningen en de vergoedingen die het Fonds kan toekennen aan de Voorzitters en de leden van de Raad van Bestuur en van de adviescomités bedoeld in artikel 10, en van de evaluatiecommissie bedoeld bij artikel 38.
Artikel 70 De openbare besturen en de openbare instellingen die ressorteren onder de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest zijn verplicht zonder kosten aan het Fonds alle inlichtingen te verschaffen welke nodig zijn met het oog op de toepassing van dit decreet en van zijn uitvoeringsbesluiten. Artikel 71 De taken, de goederen, de personeelsleden, de rechten en de verplichtingen die door het Rijk als gevolg van de afschaffing van het Rijksfonds voor de Sociale Reclassering van de Minder-Validen aan de Vlaamse Gemeenschap worden overgedragen en door deze laatste worden aanvaard, worden aan het Fonds toegewezen.
[ 51 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
AFDELING 2 Opheffings- en overgangsbepalingen Artikel 72 Opgeheven worden wat de Vlaamse Gemeenschap betreft : 1° de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen, met uitzondering van het artikel 18, 21 en de artikelen 31, 32, 33, 34 en 35. 2° het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten.
Artikel 73 De uitvoeringsbesluiten en de reglementaire beslissingen die krachtens de wet en het koninklijk besluit in artikel 71 vermeld, werden uitgevaardigd, blijven van kracht tot op het ogenblik dat zij door de Executieve worden opgeheven. De bevoegdheden die in deze uitvoeringsbesluiten zijn toegewezen aan de Koning, de Minister, de Administrateur-Directeur, worden uitgeoefend door respectievelijk de Executieve en de leidend ambtenaar van het Fonds.
Artikel 74 § 1 De gemotiveerde beslissingen houdende vaststelling van het omscholings- en sociale reclasseringsproces getroffen door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen, de beslissingen van de gouverneurs en de ministeriële beslissingen in het kader van de wetgeving op het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten genomen en betekend voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet, blijven van kracht tot het einde van de in elke beslissing voorziene periode. § 2 De aanvragen, ingediend voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet, om het voordeel te ontvangen van de bepalingen van de bij het artikel 71 bedoelde wet en koninklijk besluit, blijven geldig.
Artikel 75 De bepalingen van het decreet van 1 juni 1983 houdende oprichting van het Vlaams Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medisch-sociale instellingen zijn niet van toepassing op de in het kader van dit decreet erkende voorzieningen, behalve voor de voorzieningen die beroep doen op een principieel akkoord tot betoelaging vanuit het Vlaams Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medisch-sociale instellingen gegeven vóór de inwerkingtreding van dit decreet.
Artikel 76 § 1 De principiële akkoorden of beslissingen die door de Executieve ten laste van het Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medico-sociale instellingen gegeven werden vóór datum van 1 januari 1983 en geen aanleiding geven op datum van inwerkingtreding van dit decreet, tot een vastlegging van kredieten, zijn automatisch vervallen. § 2 De definitieve beslissingen houdende toekenning van toelagen genomen door de Executieve ten laste van het Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medico-sociale instellingen zijn vervallen onder enige schadeloosstelling, zo de werken niet werden aangevat ten laatste 1 jaar na de inwerkingtreding van dit decreet. § 3 De beslissingen houdende de toekenning van toelagen voor oprichting, vergroting en inrichting genomen door het Rijksfonds, krachtens artikel 80 van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen, zijn vervallen zonder enige schadeloosstelling, zo de werken niet werden aangevat ten laatste 1 jaar na de inwerkingtreding van dit decreet ; voor de beslissingen die uitsluitend betrekking hebben op uitrusting moet de levering geschied zijn uiterlijk 1 jaar na dezelfde voornoemde datum.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 52 ]
Artikel 77 Met het oog op het waarborgen van de noodzakelijke continuïteit benoemt de Executieve, in afwijking van artikel 20, en gedurende een periode van zes maanden ingaande op de datum waarop het besluit van de Executieve dat de personeelsformatie vastlegt inwerking treedt, de personeelsleden. De Executieve kan daarbij afwijken van de vereisten inzake werving, verandering van graad en bevordering, zoals die door het besluit van de Executieve dat het personeelsstatuut bepaald, zijn vastgelegd.
Artikel 78 Tot wanneer de Executieve het statuut van het personeel heeft vastgelegd overeenkomstig artikel 19 van het decreet, blijft het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, van toepassing op het personeel van het Fonds.
Artikel 79 Binnen de betrekkingen voorzien in de personeelsformatie kunnen de vastbenoemde ambtenaren, geaffecteerd op de betrekkingen van de personeelsformatie van het Bestuur voor Minder-Validen van de Administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, zoals bepaald in het Besluit van de Vlaamse Executieve van 28 januari 1987 houdende de vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, op hun verzoek een overplaatsing naar de administratie van het Fonds aanvragen, volgens de modaliteiten door de Executieve bepaald. Onverminderd de toepassing van artikel 76 en 77, kan alleen worden overgeplaatst het personeelslid dat dezelfde graad bekleedt of een graad gelijkwaardig met die van het te begeven ambt bekleedt en dat voldoet aan de voorgeschreven voorwaarden om dat ambt uit te oefenen. Na de overplaatsing is het personeelslid niet meer onderworpen aan de statutaire en geldelijke bepalingen die in zijn dienst van herkomst op hem toepasselijk waren. Hij verliest het genot van welkdanige voordelen ook die in zijn dienst van herkomst op hem toepasselijk waren. De overplaatsing naar een bevorderingsbetrekking sluit van rechtswege de benoeming in tot de graad van de betrekking waarin het personeelslid wordt overgeplaatst, zonder dat de procedure betreffende de verandering van graad dient te worden toegepast. De overplaatsing naar een wervingsbetrekking betekent van rechtswege de benoeming in de betrekking.
Artikel 80 De Executieve kan, tijdens een door haar te bepalen overgangsperiode, dit decreet afzonderlijk van toepassing maken op : 1° de taken, de goederen, de personeelsleden, de rechten en de verplichtingen die door het Rijk als gevolg van de afschaffing van het Rijksfonds voor de Sociale Reclassering van de Minder-Validen aan de Vlaamse Gemeenschap worden overgedragen ; 2° de taken, de rechten en de verplichtingen van het Fonds voor Medische, Sociale en Pedagogische Zorg voor Gehandicapten.
53 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
Artikel 81 De Executieve stelt de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van dit decreet vast.
Brussel, ...
De Voorzitter van de Vlaamse Executieve,
G. GEENS
De Gemeenschapsminister van Welzijn en Gezin, J. LENSSENS
[ 55 ]
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE
318 (1989-1990) - Nr. 1
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 56
KONINKRIJK BELGIË
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE * De Raad van State, afdeling wetgeving, achtste kamer, op 29 juni 1989 door de Gemeenschapsminister van Welzijn en Gezin verzocht hem van advies te dienen over een voorontwerp van decreet „houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de sociale integratie van personen met een handicap", heeft op 14 november 1989 het volgend advies gegeven :
STREKKING VAN HET ONTWERP
Het ontwerp heeft, blijkens de memorie van toelichting (p. 2), tot doel „een brede basis te leggen voor een Vlaams gehandicaptenbeleid". Het beperkt er zich toe het kader te bepalen waarin dat beleid door de Executieve moet worden uitgewerkt. Naast de oprichting van een openbare instelling die belast wordt met de uitvoering van het minder-validenbeleid, namelijk het Vlaams Fonds voor de sociale integratie van personen met een handicap, beoogt de ontworpen regeling onder meer ook — voor zover die aangelegenheden tot de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap behoren — de vervanging en opname in een globale regeling van de voorschriften inzake mindervaliden die thans vervat zijn respectievelijk in het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten en in de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen.
ALGEMENE OPMERKINGEN 1. Artikel 5, § 1, II, 4°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, heeft als persoonsgebonden aangelegenheid in de zin van artikel 59bis, § 2bis, van de Grondwet aangemerkt : „4° Het beleid inzake minder-validen, met inbegrip van de beroepsopleiding, de omscholing en de herscholing van minder-validen, met uitzondering van : a) de regelen betreffende en de financiering van de toelagen aan de minder-validen, met inbegrip van de individuele dossiers ; b) de regelen betreffende de financiële tegemoetkoming voor de tewerkstelling van minder-valide werknemers, die toegekend wordt aan de werkgevers die minder-validen tewerkstellen". Uit de parlementaire voorbereiding van die bepaling kan worden afgeleid dat „de globaliteit van het beleid inzake minder-validen, binnen de territoriale grenzen bepaald in artikel 59bis, § 4bis, van de Grondwet, geacht moet worden in beginsel in de bevoegdheid te vallen van respectievelijk de Vlaamse en de Franse Gemeenschap" (1) (2). Gelet op die principiële bevoegdheidstoewijzing dienen de uitzonderingen vermeld in artikel 5, § 1, II, 4°, dan ook strikt te worden geïnterpreteerd.
* L. 19.193/8 (1) R.v.St., advies L. 15.704/VR van 28 september 1983, Gedr. St. Kamer, 1982-83, nr. 623/14, p. 5. (2) De toevoeging van de woorden „met inbegrp van de beroepsopleiding, de omscholing en de herscholing van minder-validen" heeft blijkbaar tot doel er duidelijk van te doen blijken dat t.a.v. de minder-validen die materies te kwalificeren zijn als persoonsgebonden aanglegenheden en dus niet als culturele aangelegenheden zoals bedoeld in artikel 4, 16°, van dezelfde bijzondere wet. Een gevolg daarvan is, dat wat de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap ter zake in Brussel-Hoofdstad betreft, niet artikel 59bis, § 4, maar wel artikel 59bis, § 2bis, van de Grondwet geldt.
[ 57 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
1.1. De in de aangehaalde bepaling van de bijzondere wet onder a) vermelde uitzondering betreft een aangelegenheid die tot de bevoegdheid van de Staat is blijven behoren. 1.1.1. In de verantwoording van het regeringsamendement dat aan de oorsprong van die bepaling ligt, werd met betrekking tot de term „toelagen" gezegd dat het om „inkomstentoelagen" gaat (1). Die interpretatie wordt nog versterkt door een verklaring van de Minister van Volksgezondheid, die tijdens de bespreking van het ontwerp in de Senaat beperkingen van de bevoegdheid van de Gemeenschappen inzake persoonsgebonden aangelegenheden zoals die welke hier wordt besproken, als volgt heeft toegelicht : „Ces restrictions portent soit sur les réglementations de base pour éviter la possibilité de discrimination là où il existe des droits subjectifs en faveur de l'ensemble des citoyens, par exemple les bénéficiaires des interventions des CPAS (2), soit lorsqu'il s'agit de régimes annexes de la sécurité sociale, comme le revenu garanti pour les personnes âgées ou les allocations pour handicapés" (3). Zulks leidt tot de conclusie dat, inzake het verlenen van tegemoetkomingen aan gehandicapten, de Staat enkel bevoegd is gebleven, voor zover het gaat om tegemoetkomingen die een inkomensvervangend karakter hebben. Er anders over oordelen — oordelen namelijk dat de Staat bevoegd is gebleven voor alle tegemoetkomingen van individuele aard, en dus niet alleen voor inkomensvervangende toelagen — zou tot incoherenties leiden. Zo zou het hanteren van het criterium van „het individueel karakter van de tegemoetkoming" aan de Staat en aan de Gemeenschappen de mogelijkheid bieden om beide een zelfde doel na te streven (bij voorbeeld het verlenen van een tegemoetkoming voor de kosten van verblijf en inrichting), naargelang de regeling zou worden geconcipieerd als een individuele tegemoetkoming aan de gehandicapten dan wel als een tegemoetkoming aan de voorzieningen waar gehandicapten verblijven. Een dergelijke samenloop van bevoegdheden zou uiteraard strijdig zijn met het basisbeginsel van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, luidens hetwelk de respectieve bevoegdheden van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten exclusieve bevoegdheden zijn. 1.1.2. De in artikel 5, § 1, II, 4°, a), voorkomende zinsnede „met inbegrip van de individuele dossiers", werd tijdens de parlementaire bespreking niet nader verklaard, maar kan natuurlijk niet betekenen dat de Gemeenschappen niet bevoegd zouden zijn om, voor de aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren, individuele dossiers van de minder-validen aan te leggen. 1.2. De uitzondering op de principiële bevoegdheid van de Gemeenschappen inzake minder-validenbeleid geformuleerd in artikel 5, § 1, II, 4°, b), betreft een aangelegenheid waarvoor krachtens artikel 6, §1, IX, van de bijzondere wet de Gewesten bevoegd zijn en die op dit ogenblik het voorwerp is van artikel 81bis van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid. 2. Luidens artikel 59bis, § 4bis, van de Grondwet is de Vlaamse Gemeenschap inzake persoonsgebonden aangelegenheden territoriaal bevoegd voor het Nederlandse taalgebied, alsmede — tenzij wanneer een met een bijzondere meerderheid er anders over beschikt — ten aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalig gebied BrusselHoofdstad, die, wegens hun organisatie, moeten worden beschouwd als uitsluitend behorend tot de ene of de andere Gemeenschap. De Vlaamse Gemeenschap is in Brussel-Hoofdstad dus enkel bevoegd ten aanzien van bepaalde instellingen, en heeft derhalve geen enkele bevoegdheid ten aanzien van fysieke personen.
(1) Gedr. St. Senaat, 1979-80, nr. 434/2, p. 126. (2) De bedragen vastgesteld voor de inkomensvervangende tegemoetkoming bedoeld in de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten moeten krachtens artikel 6, § 2, tweede lid, van die wet ten minste gelijk zijn aan het bedrag van het bestaansminimum. (3) Parlementaire Handelingen, Senaat, 20 juli 1980, p. 2.320.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 58 ]
Artikel 37 van het ontwerp gaat bijgevolg de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap te buiten in zoverre het betrekking heeft op personen die hun woonplaats in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad hebben. 3. Met betrekking tot het op te richten Vlaams Fonds voor de sociale integratie van personen met een handicap (hierna het Fonds te noemen) moeten de volgende algemene opmerkingen worden geformuleerd. 3.1. Wat de controle op het Fonds betreft, bevat het ontwerp een autonome regeling. De Vlaamse Gemeenschap is gerechtigd aldus te handelen, aangezien artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 aan de Gemeenschappen en de Gewesten de bevoegdheid verleent om aan de gedecentraliseerde diensten, instellingen en ondernemingen die zij oprichten de rechtspersoonlijkheid te verlenen en, onverminderd het bepaalde in artikel 87, § 4, van dezelfde wet de samenstelling, de bevoegdheid en de werking van die diensten, instellingen en ondernemingen, alsmede het toezicht erop te regelen. De Inspectie van Financiën vraagt zich, in haar advies over het ontwerp, echter met reden af of de ontworpen regeling, vergeleken bij die van de wet van 16 maart 1954, niet bepaalde leemten vertoont, en verwijst in dit verband bij wijze van voorbeeld naar artikel 7 van de voornoemde wet. Artikel 96 dat in de bijzondere wet van 8 augustus 1980 werd ingevoegd bij de wet van 8 augustus 1988, stelt weliswaar dat de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 van toepassing blijven zolang zij niet worden gewijzigd door de betrokken Gemeenschap of het betrokken Gewest, zodat men kan aannemen dat die bepalingen als aanvullend recht blijven gelden in de mate dat een Gemeenschap of een Gewest er niet van afwijkt. Die redenering kan echter bezwaarlijk worden aangehouden, wanneer — zoals in casu — een uitgebreide en zich als sluitend geheel aandienende regeling wordt getroffen. 3.2. De zoëven vermelde wet van 8 augustus 1988 heeft een weinig samenhangende toestand geschapen inzake het vaststellen van het administratief en het geldelijk statuut van het personeel van de instellingen van openbaar nut van de Gemeenschappen en de Gewesten. Zoals reeds gezegd, staat het de Gemeenschappen en de Gewesten sedert 1 januari 1989 vrij af te wijken van de bepalingen van de wet van 16 maart 1954, wat onder meer tot gevolg heeft — zoals blijkt uit artikel 9, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 — dat voortaan de bedoelde personeelsstatuten niet noodzakelijk door de Executieve moeten worden vastgesteld, met andere woorden ook door de Raad kunnen worden bepaald. Artikel 13, § 6, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, krachtens welke bepaling voor het vaststellen van het administratief en het geldelijk statuut van het personeel van een instelling van openbaar nut van een Gemeenschap of een Gewest het akkoord vereist is van de nationale Minister tot wiens bevoegdheid het Openbaar Ambt behoort, zal evenwel pas worden opgeheven de dag waarop het koninklijk besluit in werking zal treden waarbij de Koning, ter uitvoering van artikel 87, § 4, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut zal hebben vastgesteld welke zowel voor het rijkspersoneel als voor het personeel van de Gemeenschappen en de Gewesten en voor het personeel van de onder een Gemeenschap of een Gewest ressorterende publiekrechtelijke rechtspersonen zullen gelden (artikelen 16, 4°, en 18, § 3, tweede lid, van de wet van 8 augustus 1988). Zolang artikel 13, § 6, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 van kracht blijft, is bijgevolg voor het vaststellen van regelingen inzake het administratief of het geldelijk statuut van het personeel van een onder een Gemeenschap of een Gewest ressorterende instelling van openbaar nut nog steeds het akkoord van de nationale Minister van Openbaar Ambt vereist, ook al kan thans zo'n regeling er een zijn die niet door de Executieve maar door het wetgevend orgaan wordt getroffen. Een bijkomend argument voor die interpretatie kan worden gevonden in de vaststelling dat de wetgever de opheffing van artikel 13, § 6, afhankelijk heeft gemaakt van het vaststellen door de nationale overheid van algemene principes inzake de bedoelde statuten. Het zou immers weinig logisch zijn dat in afwachting van het treffen van die nationale regering de Gemeenschappen en de Gewesten volledig de vrije hand zouden krijgen.
[ 59 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
Ter naleving van artikel 13, §6, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, zal artikel 77 van het ontwerp (1) dus voor akkoord aan de nationale Minister van Openbaar Ambt moeten worden voorgelegd. Een oplossing die, althans naar de vorm, beter verzoenbaar zou zijn met de autonomie van de Vlaamse Raad, zou er kunnen in bestaan de door artikel 13, § 6, voorgeschreven goedkeuring te vragen vooraleer het ontwerp bij de Raad wordt ingediend, welke procedure evenwel alleen maar zal volstaan voor zover in de aldus ter goedkeuring voorgelegd teksten nadien geen enkele wijziging wordt aangebracht. Er moet worden verondersteld dat de bij artikel 19 van het ontwerp aan de Executieve gegeven opdracht om het statuut vast te stellen van het personeel van het Fonds, geen delegatie aan de Executieve omvat om de pensioenregeling van het bedoelde personeel vast te stellen. Indien het de bedoeling is het Fonds te laten deelnemen aan de pensioenregeling ingesteld bij de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden, is het echter niet nodig ter zake in het ontwerp een regeling op te nemen, daar het decreet van 2 mei 1985 betreffende de pensioenregeling van de personeelsleden van sommige gemeenschapsinstellingen aan de Executieve de bevoegdheid heeft gegeven om de ter zake nodige machtiging te verlenen. Indien daarentegen een andere pensioenregeling wordt beoogd, zou het ontwerp met de daartoe nodige voorschriften moeten worden aangevuld. 4. Luidens artikel 105, derde lid, van de Grondwet, regelt „de wet" de bevoegdheid van de arbeidsgerechten. Het betreft hier bijgevolg een aan de nationale wetgever voorbehouden aangelegenheid, met andere woorden een aangelegenheid die behoudens een bijzondere en uitdrukkelijke door de wetgever verleende machtiging — welke in casu niet voorhanden is — niet door de Vlaamse Raad kan worden geregeld (2). De artikelen 42, eerste lid, 43, eerste lid, en 60, tweede lid, dienen derhalve uit het ontwerp te worden weggelaten. Met betrekking tot de artikelen 42, 43 en 60 moeten ook nog de volgende twee opmerkingen worden gemaakt. Hoewel blijkens artikel 94 van de Grondwet het instellen van rechtbanken — en dus ook het vaststellen van de voor de rechtbanken geldende procedure — alleen krachtens een wet kan worden geregeld, belet zulks niet dat de Vlaamse Raad de verjaringstermijnen zou bepalen voor het instellen van de vorderingen bedoeld in de artikelen 42, 43 en 60 van het ontwerp. De verjaringstermijn van een vordering is immers niet zozeer een procedureaangelegenheid dan wel een wezenlijk bestanddeel van het recht of het belang dat men met de vordering wil doen gelden (3). In de mate dat het in artikel 59 (4) om een overeenkomstgaat die geregeld wordt door een wetgeving waarvoor de Gemeenschappen niet bevoegd zijn — wat het geval is voor de leerovereenkomst bedoeld in artikel - 9 , eerste lid, 1° —, komt het echter uiteraard ook aan de Gemeenschappen niet toe de verjaringstermijn te bepalen voor de vorderingen waartoe die overeenkomst aanleiding kan geven. Het toepassingsgebied van artikel 43, tweede lid, en artikel 60, derde lid — welke bepalinen mekaar overigens overlappen —, dient dienovereenkomstig te worden beperkt.
(1) De m.b.t. artikel 77 gemaakte opmerking geldt niet voor artikel 78, luidens welke bepaling „Tot wanneer de Executieve het statuut van het personeel heeft vastgelegd ..., het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut van toepassing blijft (lees : zal zijn)". Het Arbitragehof heeft — met betrekking tot een soortgelijke bepaling van het decreet van 20 maart 1984 houdende oprichting van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling — geoordeeld, dat de bepaling waardoor bij wijze van overgangsmaatregel het genoemde koninklijk besluit van 8 januari 1973 toepasselijk wordt verklaard, artikel 13, § 6, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 niet schendt, aangezien dat besluit destijds de instemming van de nationale Minister van Openbaar Ambt heeft gekregen (arrest nr. 28 van 28 oktober 1986, punt 5.B.3.b.). (2) Arbitragehof, arrest nr. 66 van 30 juni 1988, punt 13.B. (3) Vgl. met de rechtspraak van het Arbitragehof, volgens welke de decreetgever wanneer hij de verjaringstermijn van de strafvordering regelt, een aspect bepaalt van de gevallen waarin strafvervolgingen kunnen worden ingesteld, maar zodoende niet de vorm van de vervolging regelt (arresten nr. 43 van 3 december 1987, nrs. 59 tot 64 van 9 juni 1988). (4) De artikelen 43 en 60 verwijzen ten onrechte naar artikel 58.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 60
De bepalingen van de artikelen 26 en 27 van de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen, waarbij het beslechten van bepaalde betwistingen in verband met door het Rijksfonds genomen beslissingen of door dat Fonds gesloten overeenkomsten aan de arbeidsgerechten werd opgedragen, zullen geen toepassing kunnen vinden op de betwistingen met betrekking tot beslissingen genomen door of overeenkomsten gesloten met het door het ontwerp op te richten Fonds, ook al zullen die betwistingen onderling soms een grote analogie vertonen. Alleen reeds de vaststellingen dat het om betwistingen op grond van een andere wetgeving gaat, noopt tot die conclusie. Bovendien zullen in die nieuwe wetgeving aangelegenheden die tot nu toe geregeld werden in de wet van 16 april 1963 (en waarvoor, ingeval van betwisting, de arbeidsgerechten bevoegd zijn) zozeer verstrengeld zijn met aangelegenheden die tot nu toe het voorwerp zijn van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1987 (en waarvoor in geval van betwisting de afdeling administratie van de Raad van State bevoegd is), dat een verdere toepassing van de artikelen 26 en 27 van de wet van 16 april 1963 ook op bezwaren van praktische aard zou stuiten. 5. Artikel 65, 1°, van het ontwerp bepaalt dat het ambtenaren die door de Executieve worden belast met het toezicht op de naleving van het ontworpen decreet en zijn uitvoeringsbesluiten, bij de uitvoering van hun opdracht „tussen 6 en 20 uur, zonder voorafgaande verwittiging, vrij (mogen) binnengaan in alle inrichtingen, gedeelten van inrichtingen, lokalen of andere werkplaatsen, waar personen tewerkgesteld zijn die onder de toepassing van de bepalingen van deze wet (lees : dit decreet) en van de uitvoeringsbesluiten ervan vallen, evenals in alle plaatsen waar diensten worden verstrekt in uitvoering van dit decreet'1. Die regeling is strijdig met artikel 10 van de Grondwet, in zoverre zij aan de bedoelde ambtenaren het recht zou verlenen om ook „woningen" te betreden. Luidens de genoemde grondwetsbepaling, is de woning immers onschendbaar en kan er geen huiszoeking plaatshebben dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft : het komt derhalve de decreetgever niet toe ter zake regelingen te treffen (1). De tekst van artikel 65 dient die uitzondering uitdrukkelijk te vermelden. 6. Artikel 68 van het ontwerp verklaart de bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85 van dat Wetboek, toepasselijk op de in het ontworpen decreet bepaalde misdrijven. Ook die bepaling is strijdig met de regelen waarbij de bevoegdheden tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten werden verdeeld. Luidens artikel 11 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 kunnen decreten de niet-naleving van hun bepalingen strafbaar stellen en de straffen wegens die niet-naleving bepalen, doch zulks alleen „overeenkomstig Boek I van het Strafwetboek". Het Arbitragehof heeft die bepaling zo geïnterpreteerd dat de verwijzing naar Boek I van het Strafwetboek ook slaat op artikel 100 van dat Wetboek en het derhalve aan de decreetgever niet toekomt te bepalen in hoeverre de bepalingen van Boek I van het Strafwetboek toepasselijk zijn, ongeacht of hij ervan afwijkt, ze bevestigt of ze al dan niet toepasselijk verklaart (2). Artikel 68 dient derhalve te worden geschrapt. 7. De Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten zijn onderling autonoom. Dit betekent onder meer dat, behoudens andersluidende bepalingen van een bijzondere wet, de Vlaamse Gemeenschap geen verplichtingen kan opleggen aan organen of instellingen van een andere Gemeenschap, een Gewest of de Staat. Bepalingen zoals de artikelen 35, 61 en 70 van het ontwerp, zullen dus enkel uitwerking kunnen hebben voor zover de overheid waarvan de in die artikelen bedoelde instellingen afhangen daarmee instemmen. 8. De door de artikelen 52 en 54 aan de Executieve verleende delegaties zijn te verregaand, gelet op de gewichtigheid van de aangelegenheden waarop zij betrekking hebben. Het komt de decreetgever toe ter zake een aantal basisregelen vast te stellen.
(1) Arbitragehof, arrest nr. 11/89 van 11 mei 1989, punt B.4. (2) Arbitragehof, arrest nr. 11/89 van 11 mei 1989, punt B.10.
61 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
9. De indeling van het ontwerp is niet altijd logisch en bovendien niet erg overzichtelijk. Hoofdstuk II handelt over de oprichting en de opdrachten van het Fonds, maar bepaalt ook welke personen met een handicap op de toepassing van het decreet aanspraak kunnen maken. Andere bepalingen betreffende het Fonds werden opgenomen in de hoofdstukken III en IV, terwijl de regelingen betreffende de inschrijving bij het Fonds — formaliteit die moet worden vervuld om aanspraak op de toepassing van het decreet te kunnen maken — het voorwerp zijn van hoofdstuk V. Hoofdstuk III, waaraan het opschrift „De bestuursorganen" werden gegeven, bevat ook bepalingen betreffende het personeel. De terminologisch storende verwarring tussen de opschriften van de hoofdstukken IV en X — die allebei gewag maken van „toezicht", doch elk daarmee iets verschillend bedoelen — moet worden weggewerkt.
ONDERZOEK VAN DE TEKST VAN HET ONTWERP Aanhef Het is niet gebruikelijk in de aanhef van het indieningsbesluit van een ontwerp van decreet te verwijzen naar het advies van de Raad van State, daar luidens artikel 3, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State dat advies bij de memorie van toelichting van het ontwerp moet worden gevoegd. Het eerste lid van de aanhef dient derhalve te worden geschrapt.
Artikel 2 Paragraaf 1, eerste lid, van dit artikel hoort eigenlijk thuis bij artikel 7, § 1, waar bepaald wordt wie gerechtigd is. Het toepassingsgebied van het decreet is overigens veel breder dan in artikel 2, § 1, wordt aangegeven. Paragraaf 1, tweede lid, dient bij de in paragraaf 2 opgenomen definities te worden gevoegd.
Artikel 6 Deze bepaling is in te vage bewoordingen geformuleerd om juridisch enige betekenis te hebben. Er zou namelijk moeten worden bepaald met welke andere voordelen rekening moet worden gehouden en in welke mate. Artikel 13 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten zou hierbij als voorbeeld kunnen dienen voor de wijze waarop dient te worden te werk gegaan.
Artikel 7 1. Om aanspraak te kunnen maken op de toepassing van het decreet, moeten de personen met een handicap Belg, staatloze, vluchteling of persoon van onbepaalde nationaliteit zijn, voldoen aan de verblijfsvoorwaarde omschreven in paragraaf 2 en ingeschreven worden bij het Fonds overeenkomstig hoofdstuk V van het ontworpen decreet. De Executieve kan het toepassingsgebied van het decreet, onder de voorwaarden die zij bepaalt, uitbreiden tot personen met een handicap die de Belgische nationaliteit niet bezitten. Die regeling is niet bestaanbaar met het EEG-recht in zoverre zij een onderscheid maakt tussen de Belgen en de onderdanen van de andere Lid-Staten van de Europese Gemeenschap. In zoverre de ontworpen regeling te beschouwen is als een sociale zekerheidsregeling in de zin van de verordening nr. 1408/7l/EEG betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich in de Gemeenschap verplaatsen, komt zij in strijd met het in artikel 3 van die
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 62 ]
verordening geformuleerde niet-discriminatiebeginsel (1). In de mate dat de ontworpen regeling moet worden geacht sociale voordelen toe te kennen in de zin van artikel 7, lid 2, van de verordening nr. 1612/68/EEG betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap, is zij strijdig met het niet-discriminatiebeginsel geformuleerd in lid 1 van laatstgenoemd artikel 7 (2). 2. De samenhang tussen de paragrafen 1 en 4 is niet duidelijk wat de staatlozen, de vluchtelingen en de personen van onbepaalde nationaliteit betreft : paragraaf 1 lijkt de betrokkenen aanspraak te verlenen op de toepassing van het decreet, maar paragraaf 4 maakt de uitbreiding van het toepassingsgebied van het decreet tot personen die de Belgische nationaliteit niet bezitten afhankelijk van een besluit van de Executieve. Die dubbelzinnigheid dient te worden weggewerkt. Indien het de bedoeling is het decreet direct op staatlozen, vluchtelingen en personen van onbepaalde nationaliteit toepasselijk te verklaren, zal, zoniet in de tekst van het ontwerp dan toch op zijn minst in de memorie van toelichting, moeten worden gepreciseerd welke categorieën van personen men daarmee beoogt en onder welke voorwaarden zij op de voordelen van het decreet aanspraak kunnen maken (vgl. bv. koninklijk besluit van 8 januari 1976 betreffende het bestaansminimum, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 417 van 16 juli 1986).
Artikel 8 Deze bepaling kan zonder enig bezwaar worden weggelaten, daar zij enkel tot voorwerp heeft de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap met betrekking tot de voorzieningen voor gehandicapten aan te geven zoals deze reeds uit artikel 59bis, § 4bis, eerste lid, van de Grondwet voortvloeit.
Artikel 11 Paragraaf 2 bepaalt een aantal voorwaarden waaraan de voorzitter van het Fonds moet voldoen. De vraag rijst of het niet wenselijk is dat die voorwaarden, of sommige ervan, ook zouden gelden voor de overige leden van de raad van bestuur, of voor sommige van die leden. Meer speciaal verdient in dit verband de aandacht het verbod om een beheersfunctie uit te oefenen of personeelslid te zijn van een voorziening die door het Fonds wordt gesubsidieerd.
Artikel 16 In het tweede lid leze men : „... en treedt rechtsgeldig in naam en voor rekening van het Fonds op". Artikel 18 Luidens het eerste lid van dit artikel voert de leidend ambtenaar de opdrachten uit die hem door de Executieve worden gegeven binnen het raam van de wetten, decreten en besluiten die op het Fonds van toepassing zijn, terwijl volgens artikel 16, eerste lid, de leidend ambtenaar de beslissingen van de raad van bestuur van het Fonds moet uitvoeren. Volgens de gemachtigde moeten die beide voorschriften zo worden gecombineerd, dat in geval van conflict tussen een opdracht van de Executieve en een opdracht van de raad van bestuur voorrang moet worden verleend aan de eerstgenoemde opdracht. Uit het ontwerp blijkt dat het de bedoeling is het Fonds als een autonome openbare instelling op te richten, met andere woorden als een instelling ten aanzien waarvan de Executieve slechts over een recht van controle zou beschikken. Een bepaling waarbij de leidend ambtenaar van het Fonds ook nog aan een bepaald hiërarchisch gezag van de Executieve zou worden onderworpen, is daarmee onverenigbaar. Het eerste lid van artikel 18 dient derhalve te worden geschrapt.
(1) Hof van Justitie, arrest van 17 juni 1975 (echtelieden F. tegen de Belgische Staat, zaak nr. 7/75) en arrest van 27 maart 1985 (V. Hoeckx tegen O.C.M.W. Kalmthout, zaak nr. 249/83), waarbij regelingen voor minder-validen en bepaalde residuaire stelsels tot de sociale zekerheid worden gerekend. (2) Hof van Justitie, twee arresten van 27 maart 1985, J.T.T., 1985, 323.
[63 ]
318 (1989-1990)- Nr. 1
Artikel 23 Dit artikel bevat geen concrete juridische verplichting en wordt derhalve beter weggelaten. Artikel 26 Na de woorden „uiterlijk op 31 maart" voege men de woorden „van het volgend jaar" in. Artikel 28 Dit artikel voorziet in de benoeming van twee gemeenschapscommissarissen. Aangezien het wellicht de bedoeling is ieder van die commissarissen met een specifieke controletaak te belasten, dient het decreet nader te bepalen welke de onderscheiden opdrachten van de twee commissarissen zijn. Artikel 29 Luidens dit artikel beschikt iedere gemeenschapscommisaris voor het vervullen van zijn opdracht „over de ruimste bevoegdheid". Een dergelijke onbegrensde bevoegdheidsopdracht is onverenigbaar met de autonomie van het Fonds. Het ontwerp dient te bepalen over welke middelen de gemeenschapscommissarissen bij het vervullen van hun opdracht beschikken. Artikel 37 Onverminderd de bij de bespreking van artikel 2 gemaakte opmerking betreffende de herschikking van de bepalingen van de artikelen 2 en 7, dienen in artikel 37 in ieder geval de verwijzingen naar de paragrafen 2 en 4 van artikel 2 te worden geschrapt. Artikel 38 Dit artikel voorziet in de oprichting van een multidisciplinaire evaluatiecommissie bestaande uit een centrale afdeling en een gewestelijke afdeling per provincie, doch het laat na de respectieve opdrachten van de centrale afdeling en de gewestelijke afdelingen te bepalen. Een aanvulling van het ontwerp op dit punt is onontbeerlijk voor een efficiënte werking van de ontworpen evaluatiecommissie. Artikel 41 In de eerste volzin leze men : „Het Fonds kan een beslissing (in elk geval niet : haar beslissing) genomen met toepassing van ...". De redactie van de tweede volzin (of gaat het om een tweede lid ?) van dit artikel verbetere men als volgt : „De Executieve regelt de herzieningsprocedure". Artikel 44 Dit artikel is in te ruime termen geformuleerd, daar het niet de bedoeling is ermee een algemene meldingsplicht op te leggen, doch enkel een verplichting in zoverre het gaat om verrichtingen waarvoor de betrokkenen aanspraak wensen te kunnen maken op subsidies. Artikel 45 Gelet op het bepaalde in artikel 53, schept het ontworpen decreet geen recht op subsidie. Het ware derhalve correcter in artikel 45 te schrijven : „Om door het Fonds te kunnen worden gesubsidieerd, moet een voorziening door de Executieve zijn erkend". Artikel 47 Dit artikel maakt de erkenning van een voorziening waarvan de beheerders of personeelsleden gelden of goederen beheren van personen met een handicap, afhankelijk
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 64 ]
van de oprichting van een toezichtsraad waarvan de werking en de samenstelling door de Executieve worden bepaald. Het ligt voor de hand dat deze bepaling niet kan worden geacht aan de Executieve enige bevoegdheid te verlenen om af te wijken van de voorschriften van het burgerlijk recht inzake het beheer van de goederen van onbekwamen.
Artikel 48 Luidens het tweede lid van dit artikel kan, indien de erkenning wordt geweigerd, geschorst of ingetrokken, de aanvrager tegen de beslissing beroep aantekenen op de door de Executieve bepaalde wijze. Opvallend hierbij is dat het ontwerp niet eens bepaalt bij welke autoriteit het beroep kan worden ingesteld. Daar het om een beroep tegen een beslissing van de Executieve gaat, is het uiteraard ondenkbaar dat het beroep bij de Executieve zou moeten worden ingesteld. Zelfs het bepalen van de wijze waarop beroep kan worden aangetekend, zou in de gegeven omstandigheden niet aan de Executieve kunnen worden overgelaten. Indien men ter zake een beroep wil organiseren, dient zulks, althans wat de essentiële bepalingen betreft, bij decreet te worden geregeld.
Artikel 53 1. In paragraaf 1 leze men : „van door de Executieve (niet : door het Fonds) erkende voorzieningen". 2. In paragraaf 2, c), schrappe men de woorden „en in de rentevoeten", daar de rentelast een onderdeel vormt van de reeds vermelde „financiële lasten". 3. Paragraaf 3, tweede lid, dient te worden herschreven, ten einde er de draagwijdte van te verduidelijken. 4. De redactie van paragraaf 6 dient in deze zin te worden gepreciseerd dat er uit blijkt dat de voorafgaande vergunning enkel vereist is voor zover de voorziening voor de betrokken aankoop, bouw, verbouwing, inrichting of ingebruikneming een aanspraak op subsidiëring wil kunnen doen gelden. 5. In paragraaf 7 dient de verwijzing naar artikel 14 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen te worden vervangen door een verwijzing naar artikel 49 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, daar de eerstgenoemde regeling, behoudens in de mate dat zij van toepassing is op de Duitstalige Gemeenschap, door de laatstgenoemde regeling werd vervangen (zie artikelen 49 en 69, § 1, 2°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989).
Artikelen 59 en 62 1. Deze artikelen bepalen respectievelijk onder welke voorwaarden personen met een handicap gedurende hun beroepsopleiding, omscholing en herscholing kunnen worden aangeworven (artikel 59) en onder welke voorwaarden zij in een beschutte werkplaats kunnen worden tewerkgesteld (artikel 62). Ten dele wordt hierbij verwezen naar regelingen van arbeidsrecht. Dit is meer bepaald het geval in zoverre artikel 59, eerste lid, 1°, in verband met leerovereenkomsten verwijst naar de wetgeving op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door arbeiders in loondienst en in zoverre artikel 62 verwijst naar de regelingen inzake arbeidsovereenkomsten voor werklieden, voorbedienden en voor huisarbeiders. Hierbij moet worden opgemerkt dat het arbeidsrecht een materie is die tot de bevoegdheid van de Staat is blijven behoren, zoals onder meer blijkt uit artikel 6, § 1, VI, vierde lid, 12°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals die gewijzigd werd bij de wet van 8 augustus 1988. Indien het er de stellers van het ontwerp uitsluitend om te doen zou zijn geweest een aantal regelingen van het arbeidsrecht toepasselijk te verklaren, zouden die bepa-
[ 65 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
lingen, wegens de principiële onbevoegdheid van de Gemeenschappen ter zake, in het ontwerp niet mogen voorkomen en zouden zij overigens volledig overbodig zijn. Wanneer in de artikelen 59 en 62 naar bepaalde regelingen van het arbeidsrecht wordt verwezen, gebeurt dat echter enkel volledigheidshalve in een opsomming die daarnaast ook nog in andere mogelijkheden voorziet volgens welke de contractuele verhoudingen in de in die artikelen bedoelde situaties kunnen worden geregeld. De bevoegdheid om ter zake in regelingen te voorzien die afwijken van door de nationale overheid bepaalde regelingen, kan de Gemeenschap putten uit haar principiële bevoegdheid inzake minder-validenbeleid, daarin begrepen het beleid met betrekking tot de beroepsopleiding, de omscholing en de herscholing van minder-validen. Gelet op de even principiële bevoegdheid van de Staat inzake arbeidsrecht, zal de Gemeenschap — met andere woorden de Vlaamse Executieve bij de uitvoering van artikel 59, tweede lid, van het ontwerp — enkel van het nationale arbeidsrecht afwijkende regelingen mogen treffen in de mate dat zulks noodzakelijk is wegens de bijzondere toestand waarin personen met een handicap verkeren. 2. De in de artikelen 60 en 62 voorkomende verwijzingen naar artikel 58 en naar artikel 58, 2°, moeten als verwijzingen respectievelijk naar artikel 59 en naar artikel 59, eerste lid, 2°, worden gelezen. Artikel 63 Indien paragraaf 3 van dit artikel tot doel zou hebben aan de Executieve ruimere bevoegdheden toe te kennen dan de haar bij artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen toegekende bevoegdheid om de verordeningen te maken en de besluiten te nemen die voor de uitvoering van de decreten nodig zijn, zou die bepaling, gelet op de zeer algemene termen waarin zij gesteld is alsmede op het ruime terrein bestreken door artikel 63, neerkomen op een ongeoorloofde delegatie. In het tegenovergestelde geval, is de paragraaf een overbodige herhaling van het eerdervernoemde artikel 20. Artikel 65 In 1° schrijve men „dit decreet" in plaats van „deze wet". Artikel 71 Daar het uitsluitend aan de decreetgever toekomt de bestemming te bepalen van de taken, de goederen, de personeelsleden, de rechten en de verplichtingen die in dit artikel worden bedoeld, zijn de woorden „en door deze laatste worden aanvaard" juridisch irrelevant en worden zij derhalve beter weggelaten. Artikel 72 De opsomming van de bepalingen van de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen die niet worden opgeheven, moet worden aangevuld met de vermelding van artikel 3, 2° tot 4°, welke bepalingen geacht worden een nationale aangelegenheid te betreffen (1). Artikel 73 De verwijzing naar artikel 71 leze men als verwijzing naar artikel 72. Dezelfde verbetering brenge men ook in artikel 74, § 2, aan. Artikel 74 1. De betekening van een administratieve beslissing is geen voorwaarde voor haar
(1) Zie in die zin : artikel 5, § 1, van de wet van 28 december 1984 tot afschaffing of herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[66]
geldigheid. Er lijkt derhalve geen reden te bestaan om voor de toepassing van de overgangsregeling vervat in paragraaf 1 te eisen dat de beslissing bovendien zou zijn betekend. 2. De overgangsregeling vervat in paragraaf 2 laat in het midden door welke autoriteiten en overeenkomstig welke wetgeving over de in die paragraaf bedoelde aanvragen uitspraak moet worden gedaan. Indien het de bedoeling is dat de regelingen die door het ontwerp worden afgeschaft ter zake nog zouden worden toegepast, dient zulks uitdrukkelijk te worden bepaald, met eventuele precisering in welke mate dat nog het geval zal zijn. Artikel 77 De Executieve krijgt volgens deze bepaling, gedurende zes maanden te rekenen vanaf de vaststelling van de personeelsformatie, de bevoegdheid om benoemingen te doen met afwijkingen van de vereisten inzake werving, verandering van graad en bevordering, zoals die zullen zijn vastgesteld in het door de Executieve te bepalen personeelsstatuut. Als verantwoording voor deze bepaling wordt naar het „waarborgen van de noodzakelijke continuïteit" verwezen. Dat de Executieve in plaats van de raad van bestuur de benoemingen doet tijdens een overgangsperiode, kan worden gerechtvaardigd door de noodzaak van continuïteit. Maar die periode loopt dan ook best af niet na zes maanden na de vaststelling van de personeelsformatie doch onmiddellijk na de benoeming van de raad van bestuur. De toelating om af te wijken van alle gangbare regels inzake werving, enzovoort kan echter niet worden verantwoord door een verwijzing naar de continuïteit. Om bestaanbaar te zijn met de beginselen welke de benoemingen in de overheidssector beheersen, en om willekeur in hoofde van de benoemende overheid uit te sluiten, moet de regeling worden aangevuld met de vermelding van de benoembaarheidsvereisten waaraan de kandiaten moeten voldoen (1). Bovendien zullen de voorschriften moeten worden in acht genomen welke ter uitvoering van artikel 2, § 3, van de wet van 28 december 1984 tot afschaffing of herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut zullen worden getroffen ter vrijwaring van de rechten van het personeel van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen.
Artikel 79 Volgens de gemachtigde moet de in deze bepaling voorkomende verwijzing naar de artikelen 76 en 77 worden gelezen als een verwijzing naar de artikelen 77 en 78. Artikel 80 Volgens de toelichtingen verstrekt door de gemachtigde heeft dit artikel tot doel de bepalingen die betrekking hebben op de aangelegenheden welke thans tot de opdracht van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen behoren, enerzijds, en de bepalingen die betrekking hebben op de aangelegenheden welke thans tot de opdracht van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten behoren, anderzijds, op een verschillende datum in werking te kunnen laten treden. Om dat doel te bereiken is echter geen bijzondere bepaling nodig, daar artikel 81 blijkbaar zo moet worden gelezen dat het de Executieve de mogelijkheid biedt om de bepalingen van het decreet stapsgewijze in werking te laten treden.
(1) Raad van State, advies L. 18.798/1 van 14 november 1988, Gedr. St., Vlaamse Raad, 1988-8 nr. 161/1, p. 34.
[ 67 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
De kamer was samengesteld uit de heren : P. VERMEULEN, eerste voorzitter, J. NIMMEGEERS, W. DEROOVER, staatsraden, J. GIJSSELS, J. HERBOTS, assessoren van de afdeling wetgeving, mevrouw : F. LIEVENS, griffier. Het verslag werd uitgebracht door de heer J. BAERT, adjunct-auditeur.
De Griffier,
F. LIEVENS
De Voorzitter,
P. VERMEULEN
69 ]
ADVIES VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD VAN VLAANDEREN
318 (1989-1990) - Nr. 1
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 70 ]
ADVIES VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD VAN VLAANDEREN
Betreft : Ontwerp van decreet houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een handicap Bij brief van 29 december 1989 heeft de Gemeenschapsminister van Welzijn en Gezin de Raad om advies gevraagd inzake het ontwerp van decreet houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap. De Gemeenschapsminister heeft de wens uitgedrukt over het advies te kunnen beschikken tegen uiterlijk 15 januari 1990. De Raad heeft kennis genomen van het advies dat de Raad van State op 14 november 1989 heeft geformuleerd met betrekking tot voorliggend ontwerp van decreet. De Raad betreurt dat het voorgelegd ontwerp van decreet niet werd aangepast aan vermeld advies.
VOORAFGAANDELIJK De Raad onderschrijft de objectieven die het ontwerp van decreet beoogt en in het bijzonder de uitwerking ervan via de oprichting van één geïntegreerd Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, hierna genoemd het Fonds. De Raad formuleert hieronder zijn algemene en artikelsgewijze bemerkingen.
I. ALGEMENE BEMERKINGEN Omkadering 1. De Raad stelt vast dat het voorgelegde ontwerp van decreet in de structurele uitbouw voorziet van de sociale integratie van de gehandicapten. Hij betreurt dat voorafgaand aan dit ontwerp van decreet geen globale beleidsvisie inzake het Vlaams gehandicaptenbeleid werd ontwikkeld en geëxpliciteerd. Als zodanig ontbreekt aan het voorliggend ontwerp van decreet een belangrijke dimensie, met name de inbedding in een beleidsplan. In de op te stellen beleidsnota dient enerzijds de te voeren politiek op middellange termijn te worden uiteengezet. Anderzijds dient duidelijk gesteld op welke wijze de integratie van het gehandicaptenbeleid in het algemeen beleid van de Vlaamse Gemeenschap wordt georganiseerd. Opgemerkt dient te worden dat bij de formulering van voorliggend ontwerp van decreet deels afgeweken wordt van de voorheen voorgestelde krachtlijnen voor een nieuw Vlaams gehandicaptenbeleid (EPOS, 1984). Autonomie 2. De meest fundamentele bemerking van de Raad bij het ontwerp van decreet betreft het gebrek aan autonomie van het Fonds. Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst de Raad naar de artikelsgewijze bemerkingen, waar inzake meerdere aspecten, de beknotting van de autonomie van het Fonds wordt aangetoond. De Raad onderstreept de noodzaak dat het Fonds als een zelfstandige instelling kan functioneren, binnen de krachtlijnen van een algemeen welzijnsbeleid en een beleid inzake gehandicaptenzorg in het bijzonder. Hiertoe dient het Fonds over een uitgebreider autonomie te beschikken dan deze die hem in voorliggend ontwerp van decreet wordt toegekend. De voorziene ruime impact van de Executieve is onverenigbaar met en hypothekeert de zelfstandige werking van het Fonds. De noodzaak van een werkbare autonomie dient vertaald via aanpassing van diverse beschikkingen in voorliggend ontwerp van decreet. Beheer 3. De in het ontwerp van decreet voorziene regeling van de bestuursorganen van het
[ 71 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
Fonds leidt tot een schizofrene structuur waarbij de rechtstreekse impact van de uitvoerende macht als aberrant voorkomt. Vanuit de optie voor een werkbare autonomie voor het Fonds kan de regeling van het Dagelijks Bestuur van het Fonds niet decretaal worden vastgelegd. Het behoort tot de bevoegdheid van het Fonds haar werkzaamheden en controle op het dagelijks beleid te organiseren. Meer specifiek dient de organisatie van het Dagelijks Bestuur geregeld in het huishoudelijk reglement dat aan de Executieve ter goedkeuring wordt voorgelegd. 4. Met betrekking tot de samenstelling van de Raad van Bestuur van het Fonds formuleert de Raad onderstaande bemerkingen : a) De Raad stelt de onduidelijkheid vast inzake de wijze waarop de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties binnen de sector bij het beheer van het Fonds worden betrokken. Vanuit dit gegeven pleit de Raad ervoor om in de Raad van Bestuur tien leden op te nemen als afgevaardigden van de samenstellende organisaties van de SERV, mede omwille van de bredere sociaal-economische omkadering. b) De Raad pleit ervoor dat de geleding in de Raad van Bestuur omvattende personen die actief of bevoegd zijn inzake de werking van de voorzieningen en de verenigingen van gehandicapten, een identieke omvang zou hebben als de sub a) bedoelde geleding, met name tien leden. c) De Raad meent dat sub b) bedoelde geleding dient opgedeeld te worden in enerzijds vijf leden als vertegenwoordigers van de voorzieningen die op het vlak van het Fonds werkzaam zijn en anderzijds vijf leden als vertegenwoordigers van de gehandicaptenverenigingen. d) De Raad stelt een discrepantie vast inzake de wijze van aanduiding van de respectieve geledingen in de Raad van Bestuur. De Raad pleit ervoor om de leden van de Raad van Bestuur te laten benoemen, al naargelang de geleding, op voordracht van de samenstellende organisaties van de SERV, dan wel op voordracht van enerzijds de voorzieningen die op het vlak van het Fonds werkzaam zijn, anderzijds de verenigingen die de personen met een handicap of hun gezin vertegenwoordigen. Regionale uitbouw 5. De Raad stelt vast dat het ontwerp van decreet vaag is omtrent de regionale uitbouw van het Fonds. Meer bepaald wordt nergens geëxpliciteerd onder welke vorm de bestaande provinciale afdelingen van het Rijksfonds voor de Sociale Reclassering van Minder-Validen zullen worden geïntegreerd in de werking van het Fonds, noch wat zulks impliceert voor de bestaande personeelsformatie. De Raad vraagt hieromtrent verduidelijking en is uitgesproken voorstander van het behoud van een gedecentraliseerde dienstverlening. Samenwerkingsverbanden 6. De Raad acht de in het ontwerp van decreet voorziene samenwerking tussen enerzijds het Fonds en anderzijds de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddelling van wezenlijk belangvoor de bevordering van de maatschappelijke integratie van de gehandicapten. De Raad dringt erop aan de door de Vlaamse Executieve te bepalen voorwaarden, waarbij een toelage verleend kan worden aan werkgevers die bij het Fonds ingeschreven personen tewerkstellen, volledig af te stemmen op de nationale bepalingen, in casu de CAO nr. 26 en het Ministerieel Besluitvan 3 februari 1977 ter uitvoering van vermelde CAO. Een oplossing dient gezocht voor de samenwerking met de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. 7. De Raad stelt dat het Fonds inzake het gehandicaptenbeleid over een ruime verplichte adviesopdracht ten aanzien van de Executieve moet kunnen beschikken. In deze context kan eventueel de opdracht van de Vlaamse Hoge Raad voor de Minder-Valide Personen evenals diens relatie tot het Fonds opnieuw onderzocht, respectievelijk nader geëxpliciteerd worden. Financiering 8. De Raad waarschuwt ervoor dat de in het ontwerp van decreet voorziene mogelijk-
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 72 ]
heid tot het aangaan van leningen doorhet Fonds geen aanleiding mag vormen tot debudgettering van andere uitgaven dan deze die, inzake instellingen voor gehandicapten, tot nu toe gedebudgetteerd worden binnen het Vlaams Fonds voor de Bouw van Ziekenhuizen en Medisch-Sociale instellingen. Algemeen herinnert de Raad aan zijn adviezen inzake het begrotingsbeleid van de Vlaamse Gemeenschap waarin een uitbreiding van het stelsel van de debudgettering in elk geval wordt afgewezen. 9. Ingevolge de staatshervorming werd een gedeelte van de functies en van de middelen van het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van Minder-Validen overgedragen aan de Gemeenschappen. In het voorliggend ontwerp van decreet wordt de werking van het bovengenoemd Rijksfonds deels geïntegreerd in het Fonds wat een breuk in zijn bestaande financieringswijze tot gevolg heeft. Tot nu had het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van Minder-Validen immers beschikking over een van de rijksbegroting losstaande financieringsbron, met name de aanvullende premies vanuit de verzekeringstakken arbeidsongevallen, motorrijtuigen en brand. In voorliggend ontwerp van decreet wordt voorzien dat het Fonds, zoals dit voor het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten (Fonds 81) reeds het geval is, zijn middelen voornamelijk via een dotatie uit de begroting zal krijgen. De Raad stelt dat de voorziene financieringsregeling geen hinderpaal mag vormen voor de werking van het Fonds. In het bijzonder dient de uitvoering van de overgehevelde opdrachten van het Rijksfonds, ongeacht de gewijzigde financieringsregeling, daadwerkelijk te worden verzekerd. De Raad dringt er in het bijzonder op aan dat de Vlaamse Gemeenschap voldoende middelen ter beschikking stelt teneinde een volwaardig beleid inzake tewerkstelling in beschutte werkplaatsen te kunnen voeren. Er dient over gewaakt dat de tewerkstelling in de beschutte werkplaatsen in hoofdorde voorbehouden blijft voor personen ingeschreven bij het Fonds. Operationaliteit 10. De Raad dringt erop aan de beschikkingen van het ontwerp-decreet zo vlug mogelijk ten uitvoer te brengen. Immers, de feitelijke operationaliteit van de in het kader van het voormalig Rijksfonds voor Sociale Reclassering van Minder-Validen functionerende structuren wordt reeds geruime tijd gehypothekeerd door de discussie met betrekking tot het institutionele gegeven. De aanslepende onduidelijkheid heeft een onmiddellijke invloed op de kwaliteit van de dienstverlening, op de infrastructurele uitbouw en op de situatie van het personeel. Gerechtigden 11. De Raad stelt dat de opmerkingen van de Raad van State inzake de nationaliteitsvereisten gesteld ten aanzien van de gerechtigden, dienen gevolgd. Dit betekent dat de toepassing van het decreet dient uitgebreid tot de onderdanen van de Lid-staten van de Europese Gemeenschap. Voor de personen van andere nationaliteit acht de Raad het aangewezen dat deze daadwerkelijk onder toepassing vallen van de bepalingen van het decreet, mits te voldoen aan specifieke voorwaarden. Eventuele internationale overeenkomsten inzake voorliggende materie dienen gerespecteerd.' Rechtszekerheid 12. De Raad merkt op dat de in het ontwerp van decreet voorziene procedures van beroep bepaalde lacunes vertonen. De raad pleit voor een sluitende decretaal vastgelegde regeling van de verschillende procedures van beroep, concreet inzake beslissingen van het Fonds respectievelijk de Executieve. Ook is de Raad van oordeel dat de Gemeenschappen geen wijziging kunnen brengen aan de bevoegdheden van de arbeidsrechtbank. 13. De Raad stelt dat waarborgen moeten worden ingebouwd opdat de beslissingen van het Fonds binnen een welbepaalde termijn uitvoering krijgen, mede ter bevordering van de rechtszekerheid van de gehandicapten. Personeel 14. Bij de integratie in het Fonds 81 en de overgedragen taken van het Fonds voor
73 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
de Sociale Reclassering van Minder-Validen, mag inzake het personeel niet afgeweken worden van de principes van toepassing bij Openbaar Ambt. De Raad verzet zich dan ook tegen de bepaling waarbij gedurende zes maanden een afwijkingsprocedure wordt voorzien voor de benoeming van de personeelsleden door de Executieve. Vormgeving ontwerp van decreet 15. De Raad dringt erop aan bepaalde beschikkingen van het ontwerp van decreet meer te expliciteren en te specifiëren aan de hand van de memorie van toelichting. Bij de artikelsgewijze bespreking wordt aangeduid waar de Raad verduidelijking nodig acht.
II. ARTIKELSGEWIJZE BEMERKINGEN Hieronder formuleert de Raad zijn artikelsgewijze bemerkingen. HOOFDSTUK II Oprichting, opdrachten en gerechtigden (artikelen 2 tot 8) Artikel 3 Dit artikel voorziet de oprichting van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie voor Personen met een Handicap als openbare instelling. De Raad stelt dat bij dit artikel een bepaling inzake de regionale uitbouw van het Fonds moet worden gevoegd. Artikel 4 In dit artikel worden de opdrachten van het Fonds geformuleerd. De Raad verwijst naar de algemene bemerking met betrekking tot de noodzakelijke verduidelijkingen en meent dat een explicitering van dit artikel aan de hand van de Memorie van Toelichting onontbeerlijk is. Bij wijze van voorbeeld : in 5e worden de opdrachten in het kader van het Fonds 81 overgenomen, wat niet is af te leiden uit de tekst van het ontwerp van decreet.
Artikel 6 Dit artikel bevat de verwijzing naar de wettelijke en reglementaire voordelen ten gunste van gehandicapte personen. De Raad ondersteunt de opmerking van de Raad van State die stelt dat de bepaling in te vage bewoordingen is geformuleerd en derhalve onvoldoende rechtszekerheid creëert. De Raad wenst bovendien de bekommernis te uiten de coördinatie tussen de nationale instellingen en het Fonds optimaal te organiseren.
Artikel 7 Dit artikel omvat de voorwaarden inzake de nationaliteit en de verblijfsduur van de gehandicapte personen. De Raad verwijst hierbij naar zijn algemene bemerkingen. Dit artikel dient overeenkomstig aangepast. Onderdanen van de Lid-staten van de Europese Gemeenschap dienen als zodanig toegang te krijgen tot de voorziene regeling. Voor personen van een andere nationaliteit dan deze van een der EG-lidstaten kunnen welbepaalde toetredingsvoorwaarden worden vastgelegd.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 74 ]
HOOFDSTUK III De Bestuursorganen (artikelen 9 tot 20) Artikel 9 Dit artikel regelt de samenstelling van de Raad van Bestuur. De Raad verwijst hierbij naar zijn algemene bemerkingen. De Raad stelt voor tien leden als vertegenwoordigers van de organisaties die zetelen in de SERV op te nemen in de Raad van Bestuur. Hij stelt eveneens voor de geleding omvattende personen die actief of bevoegd zijn inzake de werking van de voorzieningen en verenigingen van gehandicapten te bepalen op tien personen. De Raad stelt voor laatstvermelde geleding uit te splitsen in vijf leden voor de voorzieningen die op het vlak van het Fonds werkzaam zijn en vijf leden voor de verenigingen van de gehandicapten.
Artikel 10 Dit artikel voorziet de oprichting van adviescomités. Gelet op de algemene bemerkingen van de Raad betreffende de autonomie van het Fonds dient de passus waarin gesteld dat de Executieve de opdrachten en de samenstelling van de adviescomités bepaalt, te worden geschrapt.
Artikel 12 Dit artikel regelt de bijeenroeping van de Raad van Bestuur. De Raad meent dat de regeling voor de bijeenkomsten van de Raad van Bestuur moet vastgelegd worden in het huishoudelijk reglement van het Fonds eerder dan in het decreet tot oprichting ervan. De bepaling dat de Executieve de Raad van Bestuur op eigen verzoek kan bijeenroepen, dient te worden behouden.
Artikel 13 Dit artikel regelt de adviesbevoegdheid van de Raad van Bestuur. De Raad vraagt de mogelijkheid te voorzien dat de Raad van Bestuur over een ruimere verplichte adviesbevoegdheid zou beschikken dan deze voorzien in het ontwerp van decreet.
Artikel 17 Dit artikel regelt de taken van de leidend ambtenaar. De Raad meent dat de omschrijving van de opdrachten van de leidend ambtenaar niet bij decreet moet gebeuren maar moet worden opgenomen in het huishoudelijk reglement van het Fonds.
Artikel 18 Dit artikel regelt de verhoudingvan de leidend ambtenaar tot de Vlaamse Executieve. In overeenstemming met zijn algemene bemerkingen ten aanzien van de autonomie van het Fonds stelt de Raadvoor de eerste zin van het artikel te schrappen. Artikelen 19 en 20 Deze artikels regelen het kader en het statuut van het personeel van het Fonds. Conform zijn algemene bemerkingen ten aanzien van de onzekerheid die thans heerst omtrent het personeel van het vroegere Rijksfonds voor de Sociale Reclassering van de Minder-Validen wenst de Raad aan te dringen op een korte overgangsperiode en een snelle regeling van het statuut van het betrokken personeel.
75 ]
318 (1989-19890) - Nr. 1
HOOFDSTUK IV Controle en toezicht (artikelen 21 tot 36) Artikel 34 Dit artikel voorziet de controle op de boekhouding van het Fonds. De Raad is van oordeel dat één bedrijfsrevisor volstaat voor deze taak en stelt voor het artikel in die zin aan te passen. HOOFDSTUK V De inschrijving bij het Fonds (artikelen 37 tot 43) Artikel 38 Dit artikel voorziet de oprichting van een multidisciplinaire evaluatiecommissie en van de multidisciplinaire instanties die de evaluatiecommissie bijstaan. In uitvoering van zijn standpunt met betrekking tot de autonomie van het Fonds vraagt de Raad dat niet de Executieve maar het Fonds bevoegd wordt voor de organisatie en werking van de evaluatiecommissie. De Raad benadrukt dat de continuïteit van een gedecentraliseerde dienstverlening dient gewaarborgd. Onderzocht dient te worden in welke mate de provinciale diensten van het vroegere Rijksfonds voor de Sociale Reclassering van Minder-Validen hierbij kunnen ingeschakeld worden.
Artikel 39 Dit artikel regelt de beslissingen in verband met de inschrijving van de gehandicapten en de toekenning van bijstand. De Raad verwijst naar zijn algemene bemerkingen met betrekking tot de rechtszekerheidspositie van de gehandicapten.
Artikel 40 Dit artikel geeft de Vlaamse Executieve de bevoegdheid tot de regeling van het indienen en het behandelen van de aanvragen tot inschrijving bij het fonds. Het toekennen van vermelde bevoegdheden aan de Vlaamse Executieve strookt niet met de stellingname voor een werkbare autonomie van het Fonds. Het Fonds dient bevoegd te worden in deze aangelegenheid.
Artikelen 42 en 43 Deze artikels voorzien de beroepsprocedure bij de arbeidsrechtbank. Conform met de algemene bemerkingen ten aanzien van de rechtszekerheidspositie van de gehandicapten meent de Raad dat een sluitende regeling dient uitgewerkt te worden, waarbij ter aanvulling, voor deze dossiers waarvoor de arbeidsrechtbanken niet bevoegd zijn, voorzien wordt in een specifieke beroepsprocedure.
HOOFDSTUK VI Erkenning van de voorzieningen (artikelen 44 tot 50) Artikel 45 Dit artikel wijst de erkenning van de voorzieningen toe aan de Vlaamse Executieve. De Raad waarschuwt voor een parallelle administratie inzake de erkenning van de voorzieningen voor gehandicapten en meent dat de erkenning moet worden toegewezen aan één enkel bestuur met name dat van het Fonds.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 76 ]
Artikel 46 Dit artikel somt een aantal algemene erkenningsvoorwaarden op inzake de voorzieningen voor gehandicapten. Gezien de noodzaak van een werkbare autonomie voor het Fonds stelt de Raad dat de bepaling van de algemene erkenningsvoorwaarden dient toegewezen te worden aan het Fonds. De Raad stelt vast dat vermelde opsomming van de algemene erkenningsvoorwaarden slechts een exemplaristische waarde heeft en geen juridische. De Raad onderstreept evenwel de inhoudelijke betekenis van vermelde algemene erkenningsvoorwaarden. Deze passen immers binnen de door de verenigingen van gehandicapten ontwikkelde visie hieromtrent.
Artikel 48 Dit artikel geeft aan de Executieve de bevoegdheid de beroepsprocedure inzake vergunningen en erkenningen te regelen. De Raad sluit zich aan bij het advies van de Raad van State en specifiek waar gesteld wordt dat de beroepsprocedure bij decreet dient te worden geregeld.
HOOFDSTUK VII
Tussenkomsten aan gehandicapte personen en aan voorzieningen (artikelen 51 tot 57) Artikel 51 Dit artikel omschrijft de wijze waarop het Fonds kan bijdragen in de kosten van de sociale integratie van de gehandicapten. De Raad verwijst naar zijn hiervoor vermelde bekommernis voor continuïteit inzake het gehandicaptenbeleid, specifiek inzake de ter beschikking te stellen budgettaire middelen hiertoe.
Aritkel 53 Dit artikel regelt de wijze waarop investeringstoelagen kunnen worden toegekend. De Raad stelt de opportuniteit in vraag van het afzonderen van de instellingen voor gehandicapten uit het Vlaams Fonds voor de Bouw van Ziekenhuizen en Medisch-Sociale Instellingen.
HOOFDSTUK VIII De integratie in het arbeidsmidden (artikelen 58 tot 62) Artikel 59 Dit artikel handelt over de beroepsopleiding, omscholing en herscholing van personen met een handicap. De Raad verwijst naar zijn algemene bemerkingen. De Raad stelt dat de te ontwikkelen regelgeving door de Executieve in het kader van het 2e en 3e van het artikel steeds aanvullend moet gebeuren met respect voor de bestaande wetgeving. De bedoelde te ontwikkelen normering dient bij decreet te worden vastgelegd.
Artikel 60 Dit artikel stelt de controle in op de overeenkomsten voor beroepsopleiding, omscholing en herscholing van personen met een handicap. De controle wordt toegewezen aan het Fonds. Hierbij dient uitdrukkelijk te worden gestipuleerd dat copieën van de bedoelde overeenkomsten bij het Fonds moeten worden neergelegd.
[ 77 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
Artikel 61 Dit artikel regelt de taken van de arbeidsbemiddeling van het Fonds in samenwerking met de VDAB. De Raad verwijst naar zijn algemene bemerking hieromtrent. (Concordantie CAO nr. 26). De Raad meent bovendien dat de tekst inzake de toekenning van toelagen aan werkgevers die gehandicapte personen tewerk stellen affirmatief moet worden gesteld, zodanig dat bij naleving van de voorwaarden de werkgever automatisch in aanmerking komt voor een toelage.
Artikel 62 Dit artikel regelt de tewerkstelling in de beschutte werkplaatsen. De Raad acht het aangewezen de toevoegingen „voorlopig of definitief" te schrappen om als zodanig nauwer aan te sluiten bij de concrete werking van de beschutte werkplaatsen.
[ 79 ]
ONTWERP VAN DECREET
318 (1989-1990) - Nr. 1
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 80
ONTWERP VAN DECREET DE VLAAMSE EXECUTIEVE,
Op voordracht van de Gemeenschapsminister van Welzijn en Gezin ; Na beraadslaging,
BESLUIT,
De Gemeenschapsminister van Welzijn en Gezin wordt gelast in naam van de Vlaamse Executieve bij de Vlaamse Raad het ontwerp van decreet in te dienen waarvan de tekst volgt : HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1 Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 59bis van de Grondwet.
Artikel 2 § 1. Dit decreet is van toepassing op de personen met een handicap die de volle leeftijd van vijfenzestig jaar niet hebben bereikt op het ogenblik van hun aanvraag tot inschrijving en op de voorzieningen die bijstand tot sociale integratie verlenen. § 2. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder: 1° handicap : elke langdurige en belangrijke beperking van de kansen tot sociale integratie van een persoon ten gevolge van een aantasting van de mentale, lichamelijke of zintuiglijke mogelijkheden ; 2° bijstand : elke dienstverlening en hulp die in het kader van dit decreet met het oog op hun sociale integratie aan personen met een handicap wordt verstrekt ; 3° voorziening : elke organisatievorm die de bijstand zoals in 2° bepaald, organiseert en verleent ; 4° het Fonds : het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van personen met een handicap ; 5° de Executieve : de Vlaamse Executieve.
[ 81 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
HOOFDSTUK II Oprichting, opdrachten en gerechtigden AFDELING I Oprichting Artikel 3 Er wordt een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid opgericht, genaamd Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap. Het Fonds heeft tot doel de sociale integratie van personen met een handicap te bevorderen. De Executieve bepaalt de vestigingsplaats van de zetel van het Fonds. Het Fonds heeft een afdeling in elke provincie.
AFDELING II Opdrachten Artikel 4 Het Fonds heeft tot opdracht : 1° de personen met een handicap die om bijstand verzoeken in te schrijven ; 2° ervoor te zorgen dat de personen met een handicap, hun familieleden of, bij hun ontstentenis, zij die voor hen instaan, het voordeel van de bijstand en de voorzieningen kunnen ontvangen ; 3° de preventie, detectie en diagnose van handicaps, alsmede de kennis van de weerslag van de handicap op het totaal functioneren van de personen met een handicap te bevorderen ; 4° de voorlichting en oriëntering van de personen met een handicap en hun gezinsleden te bevorderen ; 5° de opvang, de behandeling of de begeleiding van personen met een handicap en hun gezinsleden te bevorderen ; 6° de scholing, beroepsopleiding, omscholing van personen met een handicap te bevorderen ; 7° de integratie van de personen met een handicap in het arbeidsmidden te bevorderen ; 8° de integratie van de personen met een handicap in de maatschappij te bevorderen ; 9° studies en onderzoek te verrichten of te laten verrichten binnen het kader van zijn opdrachten ; 10° documentatie en informatie te verzamelen en te verspreiden betreffende de sociale integratie van personen met een handicap.
Artikel 5 Binnen het kader van dit decreet en de door de Executieve uitgevaardigde reglementen, kan het fonds alle mogelijke activiteiten ontwikkelen, opzetten en realiseren, vereist voor de uitvoering van zijn opdracht. Voor de gehele of gedeeltelijke uitvoering van zijn opdrachten doet het Fonds beroep op de medewerking van de
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 82 ]
daartoe door de Executieve gemachtigde of overeenkomstig artikel 46 erkende voorzieningen. Het Fonds eerbiedt bij het volbrengen van zijn opdracht de ideologische, filosofische en godsdienstige overtuiging van de personen en verenigingen waartoe het zich richt. Binnen het kader van de doelstelling van het Fonds zoals bepaald in artikel 3 van dit decreet kan de Executieve te allen tijde specifieke opdrachten aan het Fonds toewijzen.
Artikel 6 De tussenkomst van het Fonds kan worden geweigerd of verminderd indien de persoon met een handicap op basis van andere wettelijke of reglementaire bepalingen aanspraak heeft op bijstand tot sociale integratie tot dekking van dezelfde behoefte en op grond van dezelfde handicap als in toepassing van dit decreet. De persoon met een handicap is ertoe gehouden zijn aanspraak op de in het eerste lid bedoelde uitkeringen te doen gelden.
AFDELING III Gerechtigden Artikel 7 § 1. De persoon met een handicap die op de toepassing van dit decreet aanspraak maakt moet in België werkelijk verblijven en op het ogenblik van de aanvraag ofwel een ononderbroken verblijf van vijfjaar in België' bewijzen, ofwel een verblijf van tien jaar in de loop van zijn leven. Voor kinderen beneden de vijf jaar moet de voorwaarde van voorafgaand verblijf vervuld zijn in hoofde van hun ouders, of bij gebrek aan ouders, in hoofde van hun wettelijke vertegenwoordiger. § 2. Hij moet ingeschreven worden in het Fonds overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V van dit decreet. § 3. De Executieve kan de toepassing van de bepalingen van dit decreet, onder de voorwaarden die zij vaststelt, uitbreiden tot de personen met een handicap, andere dan deze bedoeld in § 1.
HOOFDSTUK III De bestuursorganen en het personeel AFDELING I De Raad van Bestuur Artikel 8 Het Fonds wordt beheerd door een Raad van Bestuur samengesteld uit : 1° een voorzitter ; 2° twaalf leden, gekozen uit personen actief in of bevoegd inzake de werking van voorzieningen die op het vlak van de opdrachten van het Fonds werkzaam zijn en uit personen actief in of bevoegd inzake de werking van verenigingen die
[ 83 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
de personen met een handicap of hun gezinnen vertegenwoordigen ; 3° zes leden, gekozen uit de organisaties die vertegenwoordigd zijn in de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen.
Artikel 9 De Vlaamse Executieve kan een of meerdere adviescomités oprichten die de Raad van Bestuur bijstaan, en waarvan de Executieve de opdrachten en samenstelling bepaalt en de leden benoemt. Elk adviescomité heeft als voorzitter een lid van de Raad van Bestuur.
Artikel 10 § 1. De Executieve benoemt de Voorzitter en de leden van de Raad van Bestuur. § 2. De voorzitter moet volgende voorwaarden vervullen : 1° Belg zijn ; 2° niet onder het hiërarchisch gezag staan van een lid van een Executieve of een lid van de Nationale Regering ; 3° geen beheersfunctie uitoefenen in, noch tot het personeel behoren van een voorziening gesubsidieerd door het fonds. § 3. De Voorzitter en de leden van de Raad van Bestuur worden benoemd voor een periode van zes jaar. Hun mandaat kan hernieuwd worden. Binnen een termijn van drie maanden wordt door de Executieve in de vervanging voorzien van elk lid dat opgehouden heeft deel uit te maken van de Raad van Bestuur voor de beëindiging van zijn mandaat. In dit geval voltooit het nieuw lid het mandaat van het lid dat hij opvolgt.
Artikel 11 De Raad van Bestuur vergadert op initiatief van de voorzitter. Hij komt eveneens samen op verzoek van de Executieve of van een vierde van de leden.
Artikel 12 De Executieve vraagt het advies van de Raad van Bestuur over elk voorontwerp van decreet of ontwerp van organiek of reglementair besluit die het Fonds betreffen. De Raad van Bestuur is verplicht zijn advies binnen een maand na de hem gedane aanvraag mede te delen, tenzij een andere termijn is bepaald door de Executieve. Na het verstrijken van deze termijn mag deze formaliteit als vervuld worden beschouwd. De Raad van Bestuur legt aan de Executieve alle voorstellen voor welke hij nuttig acht.
Artikel 13 De Raad van Bestuur stelt zijn huishoudelijk reglement op en legt dit ter goedkeuring aan de Executieve voor.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 84 ]
AFDELING II Het dagelijks bestuur Artikel 14 De Executieve duidt onder de leden van de Raad van Bestuur en op voorstel van deze vier leden aan die samen met de voorzitter het bureau uitmaken. Het bureau bereidt de vergaderingen van de Raad van Bestuur voor en houdt toezicht op het dagelijks beheer van het Fonds.
Artikel 15 Het Fonds staat onder de leiding van de leidend ambtenaar. Hij is belast met het dagelijks beheer zoals het huishoudelijk reglement van de Raad van Bestuur het bepaalt, en hij voert de beslissingen uit van de Raad van Bestuur. Hij leidt het personeel en zorgt voor de werking van het Fonds. De leidend ambtenaar vertegenwoordigt het Fonds in gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen overeenkomstig de bepalingen van het huishoudelijk reglement, en treedt rechtsgeldig in naam en voor rekening van het Fonds op. De Raad van Bestuur kan binnen de grenzen en voorwaarden die hij vaststelt, de leidend ambtenaar machtigen een deel van de hem verleende bevoegdheden en het ondertekenen van sommige stukken en brieven over te dragen aan één of meerdere leden van het personeel, met inbegrip van de bevoegdheden om op te treden namens het Fonds voor elke bevoegde rechterlijke instantie in de geschillen omtrent de rechten voortvloeiend uit dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten. De leidend ambtenaar wordt bijgestaan door een adjunct, die hem vervangt wanneer hij verhinderd is. Zij worden beiden benoemd door de Executieve, die hun graad en statuut vaststelt.
Artikel 16 De leidend ambtenaar geeft aan de Raad van Bestuur alle inlichtingen en onderwerpt hem alle voorstellen die voor de werking van het Fonds nuttig zijn. De leidend ambtenaar en de adjunct wonen met raadgevende stem de vergaderingen van de Raad van Bestuur bij. De leidend ambtenaar neemt het secretariaat van de Raad van Bestuur waar.
Artikel 17 De leidend ambtenaar verstrekt aan de Executieve alle inlichtingen die hem gevraagd worden alsmede van ambtswege alle inlichtingen die nodig of nuttig zijn voor de behoorlijke uitoefening van de voogdij over het Fonds, inzonderheid in het kader van de bepalingen van hoofdstuk IV van dit decreet.
[ 85 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
AFDELING III Het personeel Artikel 18 De Executieve stelt het kader en het statuut van het personeel van het Fonds vast.
Artikel 19 Met uitzondering van de ambtenaren genoemd in artikel 15, benoemt, bevordert en, ontslaat de Raad van Bestuur het personeel van het Fonds. De Raad van Bestuur is gehouden alle door de Executieve gevraagde inlichtingen in verband met de administratieve en geldelijke toestand van het personeel te verstrekken.
HOOFDSTUK IV Controle op het Fonds AFDELING I Begroting Artikel 20 Er wordt voor het Fonds een jaarlijkse begroting opgemaakt, met opgave van alle ontvangsten en alle uitgaven, welke de herkomst en de oorzaak ervan ook mogen zijn. Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar. De comptabiliteit wordt gevoerd volgens het stelsel van beheer. Met instemming van de Executieve kan de begroting niet limitatieve kredieten omvatten.
Artikel 21 Het ontwerp van begroting wordt opgemaakt door de Raad van Bestuur en goedgekeurd door de Executieve. De begroting wordt als bijlage aan het ontwerp van begroting van de Vlaamse Gemeenschap aan de Vlaamse Raad meegedeeld. Het maximumbedrag der vastleggingen inzake investeringen wordt ingeschreven in een bijzondere schikking in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap. De Executieve stelt de datum vast waarop het ontwerp van begroting wordt opgemaakt en regelt de mededeling hiervan aan de bevoegde overheden.
Artikel 22 De Executieve waakt erover dat het Fonds zijn ontvangsten en uitgaven in overeenstemming brengt met het beleid van de Gemeenschap. Te dien einde wordt de begroting van het Fonds bij de Executieve aanhangig gemaakt hetzij om, voor goedkeuring, de algemene strekking ervan vast te leggen, hetzij om richtlijnen voor uitvoering vast te stellen. Met het oog hierop zal de Raad van Bestuur de activiteitsvooruitzichten van het Fonds meedelen alsmede de hieraan verbonden budgettaire gevolgen.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 86
Artikel 23 Indien op de eerste dag van het begrotingsjaar geen goedkeuring is gegeven, belet zulks niet de aanwending van de kredieten die op het ontwerp van begrotiqng zijn ingeschreven, tenzij het principieel nieuwe uitgaven betreft, waarvoor geen machtiging verleend is bij de begroting van het vorig jaar.
Artikel 24 Overdracht en overschrijding van de limitatieve kredieten uitgetrokken op de begroting moeten, voor enige tenuitvoerlegging, worden toegestaan door de Executieve. Zo de kredietoverschrijdingen een hogere financiële tussenkomst van de Gemeenschap kunnen meebrengen dan de begroting van de Gemeenschap voorziet, moeten zij vooraf door de aanneming van een overeenstemmend krediet in de begroting van de Gemeenschap worden goedgekeurd.
Artikel 25 § 1. De Raad van Bestuur legt aan de Executieve trimestriële toestandsopgaven over, en een jaarverslag over de werkzaamheden van het Fonds, volgens de modaliteiten vastgesteld door de Executieve. Hij verstrekt aan de Executieve alle andere inlichtingen, die door haar worden gevraagd. § 2. Hij maakt, uiterlijk op 31 maart van het volgend jaar, de jaarlijkse uitvoeringsrekening op van zijn begroting, en een toestandsopgave van het actief en passief op 31 december van het betrokken jaar. § 3. Hij verstrekt aan de Executieve alle andere inlichtingen die door haar worden gevraad.
Artikel 26 De Raad van bestuur maakt de rekeningen op, die worden goedgekeurd door de Executieve. De Executieve zendt de rekeningen, uiterlijk op 31 mei van het jaar na dat van het beheer, voor toezicht naar het Rekenhof. Het Rekenhof kan ter plaatse een controle inrichten van de comptabiliteit en de verrichtingen van het Fonds.' De Executieve keurt binnen dezelfde termijn ook de toestandsopgaven van het actief en het passief goed, de balansen en de resultatenrekeningen. Het Rekenhof kan de rekeningen in zijn opmerkingenboek bekendmaken.
Artikel 27 De Executieve kan het voeren van een comptabiliteit der vastgelegde uitgaven voorschrijven aan het Fonds. Zij stelt de regeling daarvan vast.
Artikel 28 De Executieve kan de algemene en bijzondere regelen bepalen betreffende :
87 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
1° vorm en inhoud van de begrotingen ; 2° de comptabiliteit ; 3° de overlegging van de rekeningen ; 4° de periodieke toestandsopgaven en verslagen. Behoudens andersluidende bepalingen van of in uitvoering van dit decreet, maakt het Fonds, met de goedkeuring van de Executieve de regels op inzake : 1° de vaststelling der winsten ; 2° de wijze van schatting der bestanddelen van het vermogen ; 3° de wijze van berekening en de vaststelling van het maximum bedrag a) van de afschrijvingen ; b) van de dotaties voor de vernieuwingsfondsen ; c) van de speciale reserves en andere provisies die noodzakelijk zijn wegens de aard van de werkzaamheden van het Fonds.
AFDELING II Controle Artikel 29 Het Fonds staat onder controle van de Executieve. Deze controle wordt uitgeoefend door twee gemeenschapscommissarissen die de Executieve benoemt, op voordracht van de Gemeenschapsminister bevoegd voor het Fonds en de Gemeenschapsminister bevoegd voor de Begroting. Artikel 30 Iedere gemeenschapscommissaris woont, met raadgevende stem, de vergaderingen van de bestuurs- en adviesorganen bij. Hij beschikt voor het vervullen van zijn opdracht over de ruimste bevoegdheid. Artikel 31 Iedere gemeenschapscommissaris kan binnen een termijn van vier vrije dagen beroep instellen tegen elke beslissing die hij met de wet, het decreet, de ordonnantie, of het algemeen belang strijdig acht. Het beroep is opschortend. Deze termijn gaat in de dag van de vergadering, waarop de beslissing genomen werd, voor zover de gemeenschapscommissaris daarop regelmatig uitgenodigd werd en, in het tegenovergestelde geval, de dag waarop hij er kennis van heeft gekregen. Een plaatsvervanger kan door de Executieve worden aangesteld voor het geval de gemeenschapscommissaris verhinderd is.
Artikel 32 Voor de gemeenschapscommissaris staat beroep open bij de Executieve.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 88
Heeft de Executieve, bij wie beroep werd ingesteld, binnen een termijn van twintig vrije dagen, ingaand dezelfde dag als de in artikel 31 bedoelde termijn, de nietigverklaring niet uitgesproken, dan wordt de beslissing definitief. Deze termijn kan worden verlengd met tien dagen bij beslissing van de Executieve. Deze beslissing van de Executieve wordt aan de Raad van Bestuur betekend. De nietigverklaring van de beslissing wordt aan de Raad van Bestuur betekend. Artikel 33 De Executieve bepaalt de nadere regelen voor de uitoefening van de opdracht van de gemeenschapscommissarissen. Zij bepaalt eveneens de vergoeding van de gemeenschapscommissarissen, die ten laste is van het Fonds. Artikel 34 Het Fonds gebruikt zijn tegoeden en beschikbare gelden slechts om de in dit decreet en de uitvoeringsbesluiten bepaalde verrichtingen en beleggingen te verwezenlijken. Onverminderd de beleggingswijzen die door de wet of decreet zijn geregeld, moeten de beschikbare gelden worden belegd in door het Rijk uitgegeven of gewaarborgde effecten of in openbare fondsen waarvan de Executieve de lijst vaststelt. Voor de belegging op zicht of op korte termijn van een gedeelte der beschikbare gelden kan de Executieve andere beleggingsmodaliteiten vaststellen. De Executieve kan een gedeelte van de beschikbare fondsen bepalen dat, jaarlijks, bij voorrang, moet worden besteed aan door haar aangeduide beleggingen, gekozen uit die, welke het Fonds gemachtigd is te verwezenlijken. Het Fonds maakt aan de Executieve volledige inlichtingen over betreffende de leningen van alle aard die het aangaat, het beleggen van de tegoeden en de beschikbare gelden, volgens de modaliteiten door de Executieve bepaald. Artikel 35 De Executieve kan bij het Fonds één of meer bedrijfsrevisoren aanwijzen. De Executieve bepaalt hun vergoeding, die ten laste is van het Fonds. De bedrijfsrevisoren zijn gelast op de geschriften controle uit te oefenen en ze juist en echt te verklaren. Zij kunnen kennis nemen van de boekhouding en de desbetreffende bescheiden, de briefwisseling, de notulen, de periodieke toestandsopgaven en, in het algemeen, van alle geschriften nodig voor de uitoefening van hun opdracht. Zij zien de samenstelling na van de goederen en van de waarden die aan het Fonds toebehoren of waarvan deze het gebruik heeft of waarover zij het beheer voert. Zij mogen zich niet met het beheer van het Fonds inlaten. Zij sturen ten minste eenmaal per jaar ter gelegenheid van het opmaken van de balans en van de verlies- en winstrekening of van de jaarlijkse rekening aan de Executieve en aan de Raad van Bestuur, een verslag over het actief en het passief, evenals over de resultaten. Zij wijzen onverwijld op elk verzuim, op elk onregelmatigheid en, in het algemeen, op elke toestand die de solvabiliteit en de liquiditeit van het fonds in, gedrang kan brengen.
89 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
De uit de controle van hun verrichtingen voortvloeiende uitgaven zijn ten laste van het Fonds.
Artikel 36 Bij ontstentenis van een door het personeelsstatuut van het Fonds bepaalde leeftijdsgrens, is het koninklijk besluit van 14 oktober 1937, houdende vaststelling van een leeftijdsgrens voor elk persoon bij koninklijk of ministerieel besluit benoemd in de inrichtingen, organismen of actiënvennootschappen van het moederland of de kolonie, die bij de wet of een koninklijk besluit werden tot stand gebracht of opgericht, of waarin Rijk of kolonie vertegenwoordigd zijn krachtens een wet, een koninklijk besluit, een concessie, een overeenkomst of statuten, getroffen in toepassing van de wet van 10 juni 1937, gewijzigd en bekrachtigd door de wet van 16 juni 1947, eveneens toepasselijk : 1° op iedere persoon die effectief of waarnemend een mandaat of eender welke functie uitoefent, inzonderheid die van voorzitter, ondervoorzitter, lid, secretaris, adjunct-secretaris, griffier of schatbewaarder : a) in de organen zoals raden, comités, commissies, colleges, belast met de administratie, het beheer of de controle in het Fonds ; b) in de organen speciaal opgericht in of bij het Fonds, zoals raden, comités, commissies, colleges, en die bevoegdheid hebben inzake beslissing of advies ; c) in de organen speciaal opgericht in of bij het Fonds zoals raden, comités, commissies, en die belast zijn te beslissen in geschillen betreffende zaken die onder de bevoegdheid van het Fonds vallen ; 2° op ieder persoon belast met de controle van de geschriften van het Fonds en ze juist en echt te verklaren. De Executieve kan de personen, bedoeld onder het hierboven aangehaald 1°, die effectief of waarnemend een mandaat of eender welke functie uitoefenen in de organen zoals raden, comités, commissies, colleges, die een eenvoudige bevoegdheid hebben inzake advies, ontslaan van de toepassing der bepalingen van het koninklijk besluit van 14 oktober 1937.
Artikel 37 Het Hoog Comité van Toezicht kan, onder de voorwaarden bepaald in zijn organiek statuut, gelast worden zijn opdracht in het Fonds uit te oefenen op verzoek van de Executieve.
Artikel 38 Wanneer het algemeen belang of de naleving van de wet, het decreet of de reglementen het eist, kan de Executieve of, in voorkomend geval, de daartoe gemachtigde gemeenschapscommissaris, de Raad van Bestuur van het Fonds verplichten om, binnen de door haar gestelde termijn, te beraadslagen over iedere door haar bepaalde aangelegenheid. Heeft de Raad van Bestuur, bij het verstrijken van deze termijn, geen beslissing genomen of stemt de Executieve met de door de raad genomen beslissing niet in, dan kan de Executieve de beslissing nemen in de plaats van de Raad van Bestuur. Van haar beslissing wordt onmiddellijk een afschrift overgemaakt aan de Vlaamse Raad.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 90
HOOFDSTUK V De inschrijving bij het Fonds Artikel 39 Personen met een handicap die aan de voorwaarden vastgesteld in het artikel 7 van dit decreet beantwoorden of hun wettelijke vertegenwoordiger kunnen bij het Fonds een aanvraag tot inschrijving indienen. Zij moeten hun woonplaats hebben in het Nederlands taalgebied of zich in Brussel-Hoofdstad met het oog op de verstrekkingen van bijstand tot sociale integratie wenden tot een voorziening die wegens haar organisatie moet beschouwd worden als uitsluitend behorend tot de Vlaamse Gemeenschap. Kunnen niet ingeschreven worden de personen met een handicap die aanspraak maken op bijstand tot sociale integratie verstrekt geheel of gedeeltelijk op kosten van de Franse of Duitstalige Gemeenschap. De Executieve bepaalt op welke wijze de aanvraag wordt ingediend.
Artikel 40 § 1. De aanvragen tot inschrijving en tot het verkrijgen van bijstand tot sociale integratie worden onderzocht door een evaluatiecommissie die daartoe in elke provincie bij het Fonds wordt opgericht. § 2. De provinciale evaluatiecommissie is multi-disciplinair samengesteld volgens de regels bepaald door de Executieve. Het Fonds regelt de werking van de evaluatiecommissie en benoemt de leden. § 3. De evaluatiecommissie bepaalt of de aanvrager getroffen is door een handicap in de zin van artikel 2, § 2, 1° en of hij behoefte heeft aan bijstand tot sociale integratie. Zij stelt een individueel integratie-protocol op. § 4. De evaluatiecommissie steunt haar beoordeling op het multi-disciplinaire verslag van een der instanties die daartoe door het Fonds zijn erkend. De Executieve bepaalt de voorwaarden voor deze erkenning. De evaluatiecommissie kan daarnaast bijkomende onderzoeken verrichten of laten verrichten. Zij kan de persoon met een handicap horen. § 5. De evaluatiecommissie maakt haar beoordeling en haar beslissing met betrekking tot het integratieprotocol over aan het Fonds binnen de 2 maanden na het indienen van de aanvraag. § 6. Het Fonds kan, op basis van de criteria en onder de voorwaarden bepaald door de Executieve, voor bepaalde vormen van bijstand afwijken van de in dit artikel voorziene procedure. § 7. De Executieve stelt de nadere regelen voor het indienen en behandelen van de aanvragen vast.
Artikel 41 De beslissing over de tenlasteneming gebeurt door het Fonds op grond van de door de evaluatiecommissie meegedeelde beoordeling van de handicap en een door haar opgesteld individueel integratieprotocol.
[ 91 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
De beslissing moet, op straffe van nietigheid, met redenen worden omkleed. Zij wordt betekend aan de persoon met een handicap, zijn wettelijke vertegenwoordiger en desgevallend aan de voorziening die aan de persoon met een handicap bijstand tot sociale integratie verleent, binnen de dertig dagen na datum van beslissing van de evaluatiecommissie.
Artikel 42 Het Fonds kan een beslissing genomen met toepassing van artikel 41 herzien, indien zich een wijziging voordoet in de toestand van de persoon met een handicap. De Executieve regelt de herzieningsprocedure.
Artikel 43 Binnen de dertig dagen na de betekening van de beslissing van het Fonds kan de aanvrager of zijn wettelijke vertegenwoordiger bij een ter post aangetekend schrijven beroep aantekenen tegen de beslissing bij een een beroepscommissie.
Artikel 44 De beroepscommissie bestaat uit vijf leden en wordt voorgezeten door een magistraat. De Executieve stelt de benoemingsvoorwaarden van de leden van de beroepscommissie vast, benoemt de leden van de beroepscommissie en regelt haar werking. Er is onverenigbaarheid tussen het lidmaatschap van de evaluatiecommissie of van de Raad van Bestuur en van de beroepscommissie.
HOOFDSTUK VI Erkenning van de voorzieningen Artikel 45 Het bouwen, het inrichten en oprichten, het ingebruik nemen van, het exploiteren, het wijzigen van de opnamecapaciteit van door het Fonds betoelaagbare voorzieningen kan onderworpen worden aan een voorafgaande vergunning verleend door het Fonds. De Executieve bepaalt voor welke categorieën voorzieningen de vergunning verplicht is, evenals de modaliteiten van deze verplichting en van het toezicht erop. In geval de vergunning wordt geweigerd kan de aanvrager tegen deze beslissing beroep aantekenen bij de Executieve op de wijze door deze bepaald.
Artikel 46 Om door het Fonds te kunnen worden gesubsidieerd, moet een voorziening door het Fonds zijn erkend. Deze erkenning geldt voor een periode van minimum 1 en van maximum 10 jaar. Zij kan worden vernieuwd.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 92 ]
Artikel 47 De Executieve stelt, per categorie van voorziening, de algemene erkenningsvoorwaarden vast. Die voorwaarden kunnen ondermeer betrekking hebben op : 1° het opname- en onthaalbeleid van personen met een handicap ; 2° de vrijheid van de in de voorziening verblijvende personen en de eerbiediging van hun ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging ; 3° de voeding, de hygiëne en de te verstrekken zorg ; 4° de materiële infrastructuur ; 5° het aantal en het opleidingsniveau van de personen werkzaam in de voorziening ; 6° de inspraak van de personen met een handicap of van hun wettelijke vertegenwoordigers ; 7° het beheer, de boekhouding en de verslaggeving van de voorziening ; 8° het onderzoek en het behandelen van de klachten van de bewoners ; 9° het reglement van orde ; 10° het protocol van verblijf, opvang, behandeling of begeleiding ; 11° het beheer van de goederen en gelden van de personen met een handicap.
Artikel 48 De erkenning van een voorziening, waarvan de beheerders of personeelsleden gelden of goederen beheren van de personen met een handicap, wordt afhankelijk gesteld van de oprichting van een toezichtsraad, waarvan de werking en samenstelling bepaald wordt door de Executieve.
Artikel 49 De Executieve bepaalt de regelen volgens welke de aanvraag tot erkenning wordt ingediend en behandeld. Zij bepaalt eveneens volgens welke regelen de erkenning kan worden verleend, verlengd, geweigerd, geschorst of ingetrokken. Ingeval de erkenning wordt geweigerd, geschorst of ingetrokken kan de aanvrager tegen de beslissing beroep aantekeznen bij de Executieve op de wijze door deze bepaald.
Artikel 50 De erkenning bedoeld in artikel 46 kan niet worden verleend wanneer de voorziening niet past in het kader van de programmatie die door de Executieve is vastgesteld, na advies van het Fonds.
Artikel 51 Om erkend te worden moet de voorziening, opgericht zijn door een vereniging zonder winstoogmerk, of door een ondergeschikt bestuur zoals een provincie, een gemeente, een
[ 93 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
intercommunale van gemeenten, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een vereniging bedoeld bij artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, of door een publiekrechtelijk rechtspersoon of een instelling van openbaar nut. Indien voormelde rechtspersoon ook voorzieningen organiseren die geen taak opnemen in het kader van dit decreet, moet de inhoudelijke en administratieve autonomie van de voorzieningen waarvoor erkenning binnen dit decreet wordt aangevraagd, gewaarborgd zijn.
HOOFDSTUK VII Tussenkomsten aan gehandicapte personen en aan voorzieningen Artikel 52 Het Fonds draagt de kosten van de bijstand tot sociale integratie verleend aan een persoon met een handicap in de gevallen door de Executieve bepaald : 1° door de kosten voor sociale integratie gedragen door de persoon met een handicap of door welbepaalde derden geheel of gedeeltelijk ten laste te nemen ; 2° door het toekennen van toelagen aan de erkende voorzieningen om de kosten van de bijstand tot sociale integratie geheel of gedeeltelijk te dekken ; 3° door het toekennen van toelagen voor aankoop, bouw, verbouwingswerken, uitrusting en apparatuur betreffende een erkende voorziening.
Artikel 53 De Executieve bepaalt de kriteria, de modaliteiten en het bedrag van de tussenkomsten inzake sociale integratie en van de toelagen aan de erkende voorzieningen.
Artikel 54 § 1. Het Fonds kan binnen de perken van haar overeenkomstig artikel 21 goedgekeurde begroting, op de in § 2 aangegeven wijze tegemoetkomen in de financiering van de aankoop, bouw en verbouwingswerken alsook in de kosten van uitrusting en apparatuur van de door haar erkende voorzieningen die in het kader van de hen betreffende programmering hiervoor in aanmerking komen. § 2. De tussenkomsten in de financiering kunnen omvatten : a) het verlenen van toelagen met betrekking tot de in § 1 bedoelde verrichtingen ; b) het toekennen van leningen voor de financiering van de in § 1 bedoelde verrichtingen ; c) de tegemoetkoming in de financiële lasten van de leningen aangegaan voor de financiering van de in § 1 bedoelde verrichtingen ; d) het verlenen van waarborg voor de schuldvorderingen die verband houden met de financiering van de in § 1 bedoelde verrichtingen.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 94 ]
De in d) van deze paragraaf bedoelde waarborg wordt in de door de Executieve gestelde voorwaarden afhankelijk gesteld van de storting door de kredietorganismen of door degenen die een lening verkregen hebben van een bijdrage op de gewaarborgde sommen welke bestemd is tot dekking van de gemeenschapswaarborg. § 3. De Executieve bepaalt de nadere regelen volgens welke de tussenkomsten worden verleend en teruggevorderd met inachtneming van de gelijkheid van de rechten en verplichtingen van alle bedoelde voorzieningen en personen met een handicap. De gezamenlijke toepassing van de bepalingen van § 2 mag er niet tóe leiden dat de tussenkomsten de voor de investeringen gestelde maxima, zoals bepaald in uitvoering van § 4, overschrijden. § 4. De Executieve bepaalt tot welk maximumbedrag de kostprijs van werken, leveringen en diensten voor de in § 1 bedoelde tussenkomsten in aanmerking komt. Dat maximumbedrag omvat de belasting op de toegevoegde waarde en de algemene kosten. § 5. De bestemming van de gebouwen waarvoor een in § 1 bedoelde tussenkomst wordt verleend, mag niet worden gewijzigd zonder het voorafgaand akkoord van de Executieve, op straffe van terugbetaling van de als tegemoetkoming ontvangen sommen. § 6. De aankoop, het bouwen en het verbouwen of het inrichten van een bestaand gebouw met het oog op de oprichting van een voorziening die hiervoor beroep wil doen of doet op subsidies van het Fonds, zijn onderworpen aan de voorafgaande vergunning van het Fonds. § 7. Het Fonds kan door de Executieve ertoe gemachtigd worden langlopende, halflange en kortlopende, hetzij openbare, hetzij particuliere leningen te sluiten voor de onder § 2 vermelde financiering. De Executieve legt de modaliteiten ervan vast, rekening houdend met artikel 49 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. De leningen worden door de Vlaamse Gemeenschap gewaarborgd.
Artikel 55 Het Fonds kan aan voorzieningen die projekten organiseren waarvoor geen algemene criteria of modaliteiten voor subsidiëring zijn vastgelegd, een bijzondere werkingstoelage toekennen. De Vlaamse Executieve bepaalt daartoe de voorwaarden en modaliteiten.
Artikel 56 § 1. De rechtsvordering vanwege een erkende voorziening tot betaling van een tussenkomst verjaart drie jaar na het einde van de periode tijdens dewelke de betoelaagbare bijstand werd verleend ; de bedoelde periode is deze die in aanmerking wordt genomen voor de basisberekening van de tussenkomst. De rechtsvordering tot betaling van sommen welke die tussenkomst tot een hoger bedrag zouden opvoeren, verjaart twee jaar na het einde van het jaar waarin de tussenkomst werd berekend en betekend. De rechtsvordering tot betaling van een tussenkomst bedoeld in artikel 54 verjaart drie jaar te rekenen vanaf de
[ 95 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
eerste januari van het begrotingsjaar waarvoor de tussenkomst werd vastgelegd. § 2. De verjaring wordt gestuit door een ter post aangetekende brief, een gerechtsdeurwaardersexploot alsook door een schulderkenning van het Fonds voor wat de in artikel 53 bedoelde tussenkomst betreft.
Artikel 57 Het Fonds stelt een bestendige controle in om na te gaan of de voorwaarden en modaliteiten van de tussenkomsten geëerbiedigd worden. Indien blijkt dat de tussenkomst niet meer gerechtvaardigd is, kan het Fonds beslissen tot terugbetaling van het geheel of een gedeelte van de ontvangen sommen. Indien de tussenkomst niet meer gerechtvaardigd is gelet op de evolutie van de handicap van de persoon met een handicap, wordt het eensluidend advies van de evaluatiecommissie vereist.
Artikel 58 § 1. De rechtsvordering tot terugbetaling van tussenkomsten verjaart twee jaar na het einde van de maand waarin de tussenkomst werd betaald onafgezien of zij betaald werd via een derde of een voorziening. Voor de in artikel 54 bedoelde tussenkomst wordt de termijn of vijfjaar gebracht. In de artikel 54 § 5 bedoelde gevallen loopt de termijn vanaf de wijziging van bestemming van het gebouw. § 2. Elke tussenkomst van het Fonds waartoe besloten is of die gehandhaafd blijft op grond van gegevens die bedrieglijk, onjuist of onvolledig bevonden zijn, kan aanleiding geven tot een vordering tot terugbetaling. Deze vordering verjaart vijf jaar na het einde van de maand waarin de tussenkomst werd betaald ; voor de in artikel 54 bedoelde tussenkomst wordt de termijn op 10 jaar gebracht. In de in artikel 54 § 5 bedoelde gevallen loopt de termijn vanaf de wijziging van bestemming van het gebouw. § 3. Benevens de redenen waarin is voorzien in het Burgerlijk Wetboek wordt de verjaring gestuit door een gerechtsdeurwaardersexploot zo het om de in artikel 54 bedoelde tussenkomst gaat of door middel van een ter post aangetekende brief in de andere gevallen.
HOOFDSTUK VIII De integratie in het arbeidsmidden Artikel 59 De integratie in het arbeidsmidden kan ondermeer bestaan uit : — gewone of gespecialiseerde voorlichting bij studie- of beroepskeuze ; — een beroepsopleiding, omscholing of herscholing ; — opvang in een voorziening voorbereidend op of aanvullend bij de tewerkstelling ; — de plaatsing onder gewone of beschermde arbeidsvoorwaarden.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 96
De Executieve kan deze opsomming uitbreiden met andere door haar bepaalde vormen van integratie in het arbeidsmidden.
Artikel 60 Gedurende hun beroepsopleiding, omscholing en herscholing kunnen de personen met een handicap door de personen die deze beroepsopleiding, omscholing en herscholing verzekeren, slechts aangeworven worden krachtens 1° een leerovereenkomst afgesloten overeenkomstig de wetgeving op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door arbeiders in loondienst of de reglementen betreffende de voortdurende vorming in de Middenstand, met inbegrip van de opleiding tot ondernemingshoofd ; 2° een bijzondere leerovereenkomst voor de personen die wegens de aard of de ernst van hun handicap geen in 1° bedoelde leerovereenkomst kunnen afsluiten ; 3° een overeenkomst voor beroepsopleiding of omscholing gesloten met een daartoe door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding opgericht centrum of met een daartoe door het Fonds erkende voorziening. De Executieve bepaalt de bedingen en vermeldingen welke iedere onder 2° en 3° bedoelde overeenkomst verplicht moet bevatten.
Artikel 61 De bij artikel 60 bedoelde overeenkomsten worden uitgevoerd onder de controle van het Fonds. De vorderingen welke ontstaan uit de overeenkomsten vermeld in artikel 60, eerste lid, 2° en 3° verjaren 1 jaar na de beëindiging van deze overeenkomsten.
Artikel 62 § 1. Het Fonds is in samenwerking met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding belast met de plaatsing van de ingeschreven personen met een handicap die eventueel hun beroepsopleiding, omscholing of herscholing hebben beëindigd en die geschikt zijn om te werken. Te dien einde vraagt het Fonds de inschrijving als werkzoekende bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding van de personen met een handicap die geschikt zijn om te werken. § 2. Het Fonds kan een toelage verlenen aan werkgevers die de bij het Fonds ingeschreven personen met een handicap tewerkstellen, in de voorwaarden bepaald door de Executieve.
Artikel 63 Personen met een handicap, die wegens de aard of de ernst van hun handicap onder de gewone arbeidsvoorwaarden voorlopig of definitief geen beroepsactiviteiten kunnen uitoefenen, kunnen hetzij voltijds, hetzij deeltijds in een beschutte werkplaats tewerkgesteld worden. De in de beschutte werkplaatsen tewerkgestelde personen met een handicap worden aangeworven, hetzij krachtens een
[ 97 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
bij artikel 60, eerste lid 2° bedoelde leerovereenkomst, hetzij krachtens een arbeidsovereenkomst voor werklieden of voor bedienden. De beschutte werkplaats kan aan de personen met een handicap, die zich onmogelijk of moeilijk kunnen verplaatsen, huisarbeid verschaffen. In die geval worden zij aangeworven krachtens een arbeidsovereenkomst voor huisarbeiders. Indien de personen met een handicap deeltijds in een beschutte werkplaats worden tewerkgesteld, kunnen zij buiten de arbeidsuren opgevangen worden in een voorziening die daartoe erkend en betoelaagd wordt, volgens kriteria en modaliteiten vastgesteld door de Executieve.
HOOFDSTUK IX De financiering Artikel 64 § 1. De lasten die voortvloeien uit de vervulling van de opdrachten van het Fonds worden gedekt door : 1° een jaarlijkse toelage volgens de daartoe op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap ingeschreven kredieten ; 2° de bedragen der terugbetaling van de in artikel 54 § 2, b) bedoelde leningen ; 3° schenkingen en legaten ; 4° toelagen door overheden, openbare besturen en internationale instellingen ; 5° de opbrengst van het patrimonium en de tegoeden uit de belegging van de beschikbare gelden van het Fonds ; 6° de opbrengst van verkoop of verhuur van goederen die verband houden met het uitoefenen van de opdrachten en alle andere dan de hiervoor vermelde exploitatieontvangsten. § 2. De Raad van Bestuur kan leningen aangaan onder de voorwaarden door de Executieve bepaald. Aan deze leningen kan de Gemeenschapswaarborg worden gehecht.
HOOFDSTUK X Toezicht Artikel 65 Onverminderd de rechten en plichten van de officieren van de gerechtelijke politie, oefenen de door de Executieve aangewezen ambtenaren toezicht uit op de toepassing van de bepalingen van dit decreet en van de krachtens dit decreet genomen besluiten.
Artikel 66 De bij artikel 65 bedoelde ambtenaren mogen bij de uitvoering van hun opdracht : 1° zonder voorafgaande verwittiging vrij binnengaan in alle inrichtingen, gedeelten van inrichtingen, lokalen of andere
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 98
werkplaatsen, waar personen tewerkgesteld zijn die onder de toepassing van de bepalingen van dit decreet en van de uitvoeringsbesluiten ervan vallen, evenals in alle plaatsen waar diensten worden verstrekt in uitvoering van dit decreet, de woningen uitgezonderd ; 2° elk onderzoek, elke controle en enquête instellen en alle inlichtingen inwinnen, die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de wettelijke en reglementaire bepalingen werkelijk worden nageleefd.
Artikel 67 De bij artikel 65 bedoelde ambtenaren hebben het recht waarschuwingen te geven en voor de overtreder een termijn te bepalen om zich in orde te stellen. Zij stellen de overtredingen vast in processen-verbaal. Afschrift wordt de overtreders, op straffe van nietigheid, toegezonden uiterlijk binnen zeven vrije dagen na vaststelling van de overtreding. Het proces-verbaal wordt overgemaakt aan het Fonds die overeenkomstig artikel 49 van dit decreet, de erkenning van de betrokken voorzieningen kan schorsen of intrekken.
HOOFDSTUK XI Strafbepalingen Artikel 68 Onverminderd de toepassing van de in het Strafwetboek gestelde straffen, wordt gestraft met gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 maanden en met geldboete van 26 frank tot 2.000 frank of met één van die straffen alleen : 1° hij die, werkzaam in of verbonden aan een voorziening, het beheer van de gelden of de goederen waarneemt van een persoon met een handicap die op de voorziening beroep doet, behoudens in het geval hij dit doet in de voorwaarden vastgesteld krachtens artikel 48 ; 2° hij die als voorwaarde tot opvang, verblijf of begeleiding in of door een voorziening een waarborgsom of om het even welke financiële verplichting oplegt, andere dan deze bepaald door de Executieve ; 3° hij die het toezicht verhindert zoals voorzien in hoofdstuk X ; 4° hij die, zonder de voorafgaande vergunning vereist in uitvoering van artikel 45 een door het Fonds betoelaagbare voorziening bouwt, wie dit opricht, in gebruik neemt, exploiteert of de opnamecapaciteit ervan wijzigt.
HOOFDSTUK XII Slotbepalingen AFDELING I Algemene bepalingen Artikel 69 De Executieve bepaalt de zitpenningen en de vergoedingen die het Fonds kan toekennen aan de Voorzitters en de leden
[ 99 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
van de Raad van Bestuur en van de adviescomités bedoeld in artikel 9, van de evaluatiecommissie bedoeld in artikel 40 en van de beroepscommissie bedoeld in artikel 44.
Artikel 70 De openbare besturen en de openbare instellingen die ressorteren onder de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest zijn verplicht zonder kosten aan het Fonds alle inlichtingen te verschaffen welke nodig zijn met het oog op de toepassing van dit decreet en van zijn uitvoeringsbesluiten.
Artikel 71 De taken, de goederen, de personeelsleden, de rechten en de verplichtingen die door het Rijk als gevolg van de afschaffing van het Rijksfonds voor de Sociale Reclassering van de Minder-Validen aan de Vlaamse Gemeenschap worden overgedragen, worden aan het Fonds toegewezen.
AFDELING II Wijzigings-, opheffings- en overgangsbepalingen Artikel 72 Artikel 3, 1°, van het decreet van 1 juni 1983 houdende oprichting van het Vlaams Fonds voor de Bouw van Ziekenhuizen en Medisch-Sociale instellingen wordt aangevuld als volgt : „met uitsluiting van de medisch-pedagogische inrichtingen".
Artikel 73 Opgeheven worden wat de Vlaamse Gemeenschap betreft : 1° de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen, met uitzondering van artikelen 3, 2° en 3° en 4°, artikel 18, artikel 21, en de artikelen 31, 32, 33, 34 en 35 ; 2° het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten.
Artikel 74 De uitvoeringsbesluiten en de reglementaire beslissingen die krachtens de wet en het koninklijk besluit in artikel 73 vermeld, werden uitgevaardigd, blijven van kracht tot op het ogenblik dat zij door de Executieve worden opgeheven. De bevoegdheden die in deze uitvoeringsbesluiten zijn toegewezen aan de Koning, de Minister, de Administrateur-Directeur, worden uitgeoefend door respectievelijk de Executieve en de leidend ambtenaar van het Fonds.
Artikel 75 § 1. De gemotiveerde beslissingen houdende vaststelling van het omscholings- en sociale reclasseringsproces getroffen
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 100
door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de mindervaliden, de beslissingen van de gouverneurs en de ministeriële beslissingen in het kader van de wetgeving op het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten genomen voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet, blijven van kracht tot het einde van de in elke beslissing voorziene periode. § 2. De aanvragen, ingediend voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet, om het voordeel te ontvangen van de bepalingen van de bij het artikel 73 bedoelde wet en koninklijk besluit, blijven geldig.
Artikel 76 De bepalingen van het decreet van 1 juni 1983 houdende oprichting van het Vlaams Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medisch-sociale instellingen zijn niet van toepassing op de in het kader van dit decreet erkende voorzieningen, behalve voor de voorzieningen die beroep doen op een principieel akkoord tot betoelaging vanuit het Vlaams Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medisch-sociale instellingen gegeven vóór de inwerkingtreding van dit decreet.
Artikel 77 § 1. De principiële akkoorden of beslissingen die door de Executieve ten laste van het Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medico-sociale instellingen gegeven werden vóór datum van 1 januari 1987 en geen aanleiding geven op datum van inwerkingtreding van dit decreet, tot een vastlegging van kredieten, zijn automatisch vervallen. § 2. De definitieve beslissingen houdende toekenning van toelagen genomen door de Executieve ten laste van het Fonds voor de bouw van ziekenhuizen en medico-sociale instellingen zijn vervallen zonder enige schadeloosstelling, zo de werken niet werden aangevat ten laatste 1 jaar na de inwerkingtreding van dit decreet. § 3. De beslissingen houdende de toekenning van toelagen voor oprichting, vergroting en inrichting genomen door het Rijksfonds, krachtens artikel 80 van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen, zijn vervallen zonder enige schadeloosstelling, zo de werken niet werden aangevat ten laatste 1 jaar na de inwerkingtreding van dit decreet ; voor de beslissingen die uitsluitend betrekking hebben op uitrusting moet de levering geschied zijn uiterlijk 1 jaar na dezelfde voornoemde datum.
Artikel 78 Tot wanneer de Executieve het statuut van het personeel heeft vastgelegd overeenkomstig artikel 18 van het decreet zal het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, van toepassing zijn op het personeel van het Fonds.
Artikel 79 Binnen de betrekkingen voorzien in de personeelsformatie kunnen de vastbenoemde ambtenaren, geaffecteerd op de betrekkingen van de personeelsformatie van het Bestuur
[ 101 ]
318 (1989-1990) - Nr. 1
voor Minder-Validen van de Administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, zoals bepaald in het Besluit van de Vlaamse Executieve van 28 januari 1987 houdende de vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, op hun verzoek een overplaatsing naar de administratie van het Fonds aanvragen, volgens de modaliteiten door de Executieve bepaald. Onverminderd het eerste lid kan de Executieve de voorwaarden bepalen waaronder personeel van voornoemd Bestuur van rechtswege kan worden overgeplaatst naar de administratie van het Fonds. Onverminderd de toepassing van artikel 78, kan alleen worden overgeplaatst het personeelslid dat dezelfde graad bekleedt of een graad gelijkwaardig met die van het te begeven ambt bekleedt en dat voldoet aan de voorgeschreven voorwaarden om dat ambt uit te oefenen. Na de overplaatsing is het personeelslid niet meer onderworpen aan de statutaire en geldelijke bepalingen die in zijn dienst van herkomst op hem toepasselijk waren. Hij verliest het genot van welkdanige voordelen ook die in zijn dienst van herkomst op hem toepasselijk waren. De overplaatsing naar een bevorderingsbetrekking sluit van rechtswege de benoeming in tot de graad van de betrekking waarin het personeelslid wordt overgeplaatst, zonder dat de procedure betreffende de verandering van graad dient te worden toegepast. De overplaatsing naar een wervingsbetrekking betekent van rechtswege de benoeming in de betrekking.
Artikel 80 De Executieve kan, tijdens een door haar te bepalen overgangsperiode, de bepalingen van dit decreet afzonderlijk van toepassing maken op : 1° de taken, de goederen, de personeelsleden, de rechten en de verplichtingen die door het Rijk als gevolg van de afschaffing van het Rijksfonds voor de Sociale Reclassering van de Minder-Validen aan de Vlaamse Gemeenschap worden overgedragen ; 2° de taken, de rechten en de verplichtingen van het Fonds voor Medische, Sociale en Pedagogische Zorg voor Gehandicapten.
318 (1989-1990) - Nr. 1
[ 102 ]
Artikel 81 De Executieve stelt de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van dit decreet vast. Brussel, 7 maart 1990.
De Voorzitter van de Vlaamse Executieve,
G. GEENS
De Gemeenschapsminister van Welzijn en Gezin, J. LENSSENS