Stuk 228 (1983-1984) - Nr. 1
VLAAMSE RAAD 6 DECEMBER 1983
ZITTING 1983-1984
ONTWERP VAN DECREET houdende aanvulling van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging met bijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest
MEMORIE VAN TOELICHTING
DAMES
EN HEREN,
De overgangsmaatregelen van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging hebben opgehouden gevolg te hebben op 30 april 1982. Het artikel 46 van deze wet dat opgenomen is ondel: de overgangsbepalingen, en dat de overname regelde van de waterzuiveringsinstallaties van gemeenten en intercommunalen, van de hiermee verbonden rechten en verplichtingen en van het betrokken exploitatiepersoneel door de waterzuiveringsmaatschappijen, heeft dus opgehouden gevolg te hebben op deze datum. Het eenvoudig verlengen van deze overgangsmaatregelen na april 1982 was om allerlei redenen niet wenselijk. Immers, toen de wetgever het bovengenoemde artikel 46 van kracht maakte, zag de situatie er gans anders uit dan vandaag. Op het einde van de jaren 60 waren er slechts enkele zuiveringsstations gebouwd of in aanbouw en het hierbij betrokken exploitatiepersoneel was zeer beperkt. Vandaag gaat het over de overname van meer dan 70 installaties en het aantal exploitatiepersoneelsleden bedraagt meer dan 120. Enkel de Waterzuiveringsmaatschappij van het Kustbekken (WZK), opgericht in 1975 heeft in haar ambtsgebied een aantal installaties overgenomen op basis van de bepalingen van
365
l-21
228 (1983-1984) - Nr. 1
het genoemde artikel 46 waarvan bij koninklijk besluit van 13 januari 1978 de algemene voorwaarden en modaliteiten werden bepaald. Na het van kracht worden van enerzijds de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en anderzijds het decreet houdende aanvulling van de wet van 26 maart 197 1 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging met bijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest, werd pas op 28 oktober 1981 de Vlaamse Waterzuiveringsmaatschappij opgericht, die slechts in de tweede helft van 1982 operationeel is geworden. Op dat moment waren in het Vlaamse Gewest op initiatief van de gemeenten en intercommunalen en met 100 % toelage van de Staat en het Gewest reeds talrijke zuiveringsinstallaties gebouwd. Pas wanneer al deze installaties onder het beheer zijn van de Waterzuiveringsmaatschappijen is een uniform en gecoördineerd beheer van de waterzuiveringsinfrastructuur, zoals het trouwens door de wet van 26 maart 1971 is voorzien, mogelijk. De wettelijke basis waardoor deze overname mogelijk wordt, wordt opnieuw ingevoerd door bijliggend ontwerp van decreet. Bij het opstellen ervan werd rekening gehouden met de volgende bekommernissen. 1. De waterzuiveringsmaatschappijen moeten de ganse infrastructuur kunnen beheren. Ook de studies en plannen voor nieuwe projecten dienen onder het beheer van de maatschappijen te komen. 2. Het personeel dat betrokken is bij de exploitatie van de installaties en hiermee vertrouwd is - in sommige gevallen reeds gedurende meerdere jaren - moet de mogelijkheid hebben om deze taak verder te zetten. Zonder dit exploitatiepersoneel wordt de uitbating van de waterzuiveringsinfrastructuur door de maatschappijen een onmogelijke opgave. Bijliggend ontwerp-decreet voegt een artikel toe aan afdeling III van hoofdstuk II van de wet van 26 maart 197 1 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging. Deze afdeling bevat bepalingen die uitsluitend binnen het Vlaamse Gewest van toepassing zijn. Zij werden in de wet van 26 maart 1971 ingevoegd bij het decreet van 23 december 1980. Commentaar bij de artikelen
Artikel 1 De thans bestaande reglementering vertrouwt aan de waterzuiveringsmaatschappijen de taak toe, de bestaande zuiveringsinstallaties over te nemen van de openbare besturen, instellingen van openbaar nut of intercommunale verenigingen. Zij dienen deze installaties te exploiteren, te doen exploiteren, te onderhouden of te doen onderhouden. De voorgestelde regeling verplicht de openbare besturen, de instellingen van openbaar nut en de intercommunale verenigingen kosteloos afstand te doen van de zuiveringsstations die in bedrijf of in opbouw zijn, met inbegrip van alle roerende en onroerende goederen die nodig zijn voor hun werking, alsmede van de uitgevoerde en in uitvoering zijnde studieopdrachten.
[31
228 (1983-1984) - Nr. 1
Artikel 2 Deze afstand impliceert dat de beide waterzuiveringsmaatschappij en de rechten en verplichtingen overnemen die bij de afstanddoende partijen op 1 januari 1983 bestonden of erna zijn ontstaan, ingevolge de voltooiing of de aan gang zijnde bouwwerken of de exploitatie van de installaties. Het niet meer van kracht zijnde artikel 46 van de wet van 26 maart 1971 stelde deze overdracht van de rechten en verplichtingen reeds vast. In het voorliggend ontwerp van decreet wordt deze overname beperkt tot deze rechten en plichten die op 1 januari 1983 bestonden of daarna zijn ontstaan. Immers slechts vanaf deze datum wordt de provinciale bijdrage in de kosten voor beheer en werking van de maatschappijen door de vijf betrokken provincies teruggewonnen via een jaarlijkse belasting. Artikel 3 Dit artikel vormt de rechtsgrond om de overname mogelijk te maken van het personeel dat door de afstanddoende partijen voor de bouw en de exploitatie van de vorengenoemde installaties werd aangeworven. Uit een grondig onderzoek blijkt dat er ongeveer 130 personeelsleden (momenteel in dienst van gemeenten en intercommunales) in aanmerking komen voor een overname door de waterzuiveringsmaatschappijen. Het administratief en geldelijk statuut van deze personeelsleden is zodanig dat kan gesteld worden dat voor de meesten onder hen, bij gelijke werkomstandigheden en hetzelfde diploma, een ander geldelijk statuut van toepassing is, zodanig dat grote weddeverschillen worden vastgesteld. Vastbenoemde personeelsleden die bij de afstanddoende partij full-time betrokken zijn bij de bouw of de exploitatie van de bedoelde installaties komen in aanmerking voor de overname door de waterzuiveringsmaatschappijen. Hierbij dient aan het vastbenoemd personeelslid de keuze gelaten of hij al dan niet wenst overgenomen te worden. Bij de overname verkrijgen de vastbenoemde personeelsleden in principe hetzelfde administratief en geldelijk statuut als d e overige personeelsleden van de maatschappijen (koninklij k besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut). Wat betreft het niet-vastbenoemd personeel (onder meer contractuelen, jongerenstages, . ..) kunnen de waterzuiveringsmaatschappijen de verplichtingen, aangegaan tussen de afstanddoende partij en het betrokken personeelslid verder zetten. Artikel 4 Gelet op de complexe situatie is het niet mogelijk bij decreet een algemeen geldende maatregel in verband met de overname van kracht te maken. Aan de Executieve wordt derhalve opgedragen, de nadere regelen in verband met de overname zowel van de installaties en bijhorigheden, als van de rechten en verplichtingen en van het personeel, vast te stellen. De Voomitter van de Vlaamse Executieve,
G. GEENS
228 (1983-1984) - Nr. 1 De Gemeenschapsminister van leefmilieu, waterbeleid en onderwijs,
J. LENSSENS
Vl
228 (1983-1984) - Nr. 1
KONINKRIJK BELGIE
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE * De Raad van State, afdeling wetgeving, achtste kamer, de lste augustus 1983 door de Gemeenschapsminister van leefmilieu, waterbeleid en onderwijs verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van decreet ,,houdende aanvulling van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging met bijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest”, heeft de 6e oktober 1983 het volgend advies gegeven :
1. Strekking van het ontwerp Het ontwerp-decreet strekt er blijkens zijn tekst toe - een memorie van toelichting werd niet bij het ontwerp gevoegd de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging aan te vullen met een artikel 32quinquies, in te voegen in afdeling III, die de bijzondere bepalingen voor het Vlaamse Gewest bevat die door het decreet van 23 december 1980 werden vastgesteld. De ontworpen regeling verplicht de openbare besturen, de instellingen van openbaar nut en de intercommunale verenigingen kosteloos aan de waterzuiveringsmaatschappijen afstand te doen van de waterzuiveringsstations die ,,in bedrijf of in opbouw zijn, met inbegrip van alle roerende en onroerende goederen die nodig zijn voor hun werking, alsmede van de uitgevoerde en in uitvoering zijnde studieopdrachten” (6 1). Deze afstand brengt mede dat de overnemende maatschappij de rechten en verplichtingen in verband met de overgenomen installaties op zich neemt, ook die welke zijn ontstaan ,,ingevolge de voltooiing of de aan de gang zijnde bouwwerken of de exploitatie van de installaties” (6 2). Ten slotte zouden de waterzuiveringsmaatschappijen het personeel kunnen overnemen dat door de afstanddoende partijen aangeworven werd voor de bouw en de exploitatie van de stations en installaties bedoeld in # 1 en 2 (6 3). Blijkens de uitleg verstrekt door de gemachtigde ambtenaar gaat het in feite alleen om gemeenten en intercommunale verenigingen. Nieuw in de regeling is de kosteloze afstand, vermits tot dusverre noch door artikel 32ter, l”, a, noch door artikel 10, $1, l”, a, de kosteloze afstand werd opgelegd. II. Opmerkingen De aanhef Men schrappe in de aanhef de datum van het advies van de Raad van State. Blijkens de gemachtigde ambtenaar is het akkoord van de Gemeenschapsminister van financiën en begroting verkregen. Daarvan dient melding te worden gemaakt in de aanhef.
* L.15.681/8
161
228 (1983-1984) - Nr. 1 Men voege tussen de woorden ,,Vlaamse Executieve” en ,,het ontwerp van decreet” de woorden ,,bij de Vlaamse Raad” in. Artikel 2 In de inleidende zin van artikel 2 vervange men de woorden ,,als volgt” door de woorden ,,met een artikel 32quinquies luidend als volgt”. Bij 0 1 van het ontworpen artikel 32quinquies dient opgemerkt te worden dat geen toepassing wordt gemaakt van artikel 10, 0 1, l”, a, maar wel van artikel 32ter, l”, a. Deze overdracht gebeurt overigens onder voorbehoud van de mogelijk verkregen rechten van derden. De Raad van State ziet niet in welke betekenis het onderscheid heeft dat te vinden is in de volgende woorden in5 2 : ,,op 28 oktober 1981 . . . of erna . ..“. Deze kunnen best wegvallen. Ten aanzien van 6 3 blijkt uit de redactie dat enkel een faculteit wordt ingesteld ten behoeve van de waterzuiveringsmaatschappijen, die derhalve eigenmachtig zullen oordelen of zij het bedoelde personeel al dan niet overnemen. Bij het vaststellen van het statuut van dat personeel, dat zal moeten gebeuren met naleving van artikel 13,§ 6, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, zullen tal van vragen rijzen, vermits het zal gaan om gemeentelijk personeel of om personeel van intercommunale verenigingen. Zo onder meer de vraag of dit personeel al dan niet zal kunnen kiezen voor de overname, veeleer dan voor een verdere tewerkstelling bij een betrokken gemeente of intercommunale, het weze dan voor andere taken dan de waterzuivering. In $4 vervange men het laatste woord ,,leden” door ,,paragrafen” en de woorden ,,modaliteiten en algemene voorwaarden van” door de woorden ,,nadere regelen betreffende”. De kamer was samengesteld uit de heren : G. BAETEMAN, kamervoorzitter, J. NIMMEGEERS, J. BORRET, staatsraden, G. VAN HECKE, F, DE KEMPENEER, assessoren van de afdeling wetgeving,
mevrouw : S. VAN AELST, grzjj$er. Het verslag werd uitgebracht door de heer J. DE COENE,
auditeur.
De GrlJìer,
S. VAN AELST
De Voorzitter,
G. BAETEMAN,
c71
228 (1983-1984) - Nr. 1
ONTWERP VAN DECREET
DE VLAAMSE EXECUTIEVE,
Gelet op het advies van de Raad van State, Gelet op het akkoord van de Gemeenschapsminister van financiën en begroting, Op voordracht van de Gemeenschapsminister van leefmilieu, waterbeleid en onderwijs, Na beraadslaging, BESLUIT :
De Gemeenschapsminister van leefmilieu, waterbeleid en onderwijs wordt gelast in naam van de Vlaamse Executieve bij de Vlaamse Raad het ontwerp van decreet in te dienen waarvan de tekst volgt : Artikel 1 Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet. Artikel 2 In de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, worden de bijzondere bepalingen voor het Vlaams Gewest, zoals ingevoegd bij het decreet van 23 december 1980, aangevuld met een artikel 32 quinquies luidend als volgt : ,,Artikel 32quinquies 0 1. Voor toepassing van artikel 32ter, le, a doen de openbare besturen, de instellingen van openbaar nut, de intercommunale verenigingen aan de opgerichte waterzuiveringsmaatschappijen, onverminderd het bepaalde in 0 2 hieronder, kosteloos afstand van de zuiveringsstations die in bedrijf of in opbouw zijn, met inbegrip van alle roerende en onroerende goederen die nodig zijn voor hun werking, alsmede van de uitgevoerde en in uitvoering zijnde studieopdrachten. 6 2. Deze afstand sluit in zich overdracht aan de maatschappijen van de rechten en verplichtingen, die bij de afstanddoende partijen op 1 januari 1983 bestonden, of erna zijn ontstaan, ingevolge de voltooiing of de aan gang zijnde bouwwerken of de exploitatie van de installaties. 6 3. Het personel dat bij de afstanddoende partijen aangeworven werd, voor de bouw en de exploitatie van de in 6 1 genoemde stations en installaties, kan door de waterzuiveringsmaatschappijen worden overgenomen. 6 4. De Executieve bepaalt de nadere regelen betreffende de verrichtingen van de vorige paragrafen.”
Bl
228 (1983-1984) - Nr. 1
Artikel 3 Dit decreet treedt in werking op 1 januari 1984. Brussel, 30 november 1983. De Voorzitter van de Vlaamse Executieve,
G. GEENS
De Gemeenschapsminister van leefmilieu, waterbeleid en onderwijs
J. LENSSENS