website - 14-04991-besl-vwo.doc
Besluit op grond van de wet verontreiniging oppervlaktewateren Beschikking nummer: 2009-21 Aanvraag Het dagelijks bestuur van het waterschap Velt en Vecht te Coevorden, heeft op 14 november 2009, van de provincie Drenthe een aanvraag om vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) ontvangen van Niebeek Milieumanagement BV te Leusden, namens het waterschap Velt en Vecht te Coevorden. De Wvo-vergunning is aangevraagd voor het lozen van surpluswater en hemelwater op oppervlaktewater, te weten het Stieltjeskanaal, door middel van één lozingspunt. Het afvalwater is afkomstig van het doorgangsdepot Tuinderslaan, ter plaatse van de Tuinderslaan te Nieuw-Amsterdam. Procedure De procedure is overeenkomstig de bepalingen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en hoofdstuk 13 van de Wet milieubeheer (Wm) uitgevoerd. Op grond van artikel 8.30 en 8.31 van de Wm en artikel 7b, tweede lid, van de Wvo dient een gecoördineerde behandeling van de aanvragen Wm en Wvo plaats te vinden. Hierover heeft overleg en afstemming plaatsgevonden met de provincie Drenthe. De aanvraag is op 12 november 2009 toegezonden aan de wettelijke adviseurs, te weten: • RWS waterdienst te Lelystad; • VROM inspectie Regio Noord te Groningen; • Burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen; • Dagelijks bestuur van waterschap Velt en Vecht te Coevorden. Naar aanleiding van de aanvraag zijn geen adviezen ontvangen. Het ontwerpbesluit is op 8 februari 2010 door de provincie Drenthe toegezonden aan de aanvrager en genoemde adviseurs. Het ontwerpbesluit heeft ter inzage gelegen van 10 februari 2010 tot en met 23 maart 2010 in het Klantcontact centrum van de gemeente Emmen en in het waterschapshuis te Coevorden. Hierop zijn geen zienswijzen ingediend. Het besluit is ten opzichte van het ontwerpbesluit niet gewijzigd.
Pagina 1
website - 14-04991-besl-vwo.doc
Pagina 2
Wettelijk kader Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Wvo is het verboden zonder vergunning met behulp van een werk afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, in welke vorm dan ook, in oppervlaktewater te brengen. Per 22 december 2009 is de Wvo overgegaan in de Waterwet. De onderliggende aanvraag voor een Wvo-vergunning is voor 22 december 2009 ingediend en wordt behandeld als zijnde een aanvraag in het kader van de Wvo. Wel zijn overwegingen van de Waterwet meegenomen in de Wvo-vergunning. De betreffende directe lozing is vergunningplichtig omdat de lozing een risico kan zijn voor het ontvangende oppervlaktewater. Daarom vragen ze specifiek aandacht. Het vergunningplichtig maken van dergelijke lozingen is gebaseerd op de overeenkomst over de bescherming van de Rijn tegen chemische verontreiniging en de EG-richtlijn over verontreiniging veroorzaakt door vooraf bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatische milieu van de Gemeenschap worden geloosd. De Wvo - vergunning is aangevraagd voor een periode van vijf jaar en wordt verleend voor een periode van vijf jaar na dagtekening van deze vergunning. Op dit besluit zijn de bepalingen van de Wet verontreiniging oppevlaktwateren (Wvo), de Wet Milieubeheer (Wm), de Waterschapswet (Ww), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Reglement voor het waterschap Velt en Vecht van toepassing. Beleid Emissiebeleid Bij de beoordeling van deze aanvraag is rekening gehouden met de hoofdlijnen van het emissiebeleid. Dit emissiebeleid is terug te vinden in het Nationaal Waterplan 2009-2015 en het Waterbeheerplan 2010-2015 van het waterschap Velt en Vecht. Kaderrichtlijn Water Vanuit Europese Kaderrichtlijn water bestaat de verplichting dat wettelijk moet worden vastgelegd dat aan wateren functies moeten worden toegekend. Dit dient te gebeuren op nationaal en regionaal niveau. Regionaal betekent dit dat via het waterbeheerplan aan wateren gebruiksfuncties zijn toegekend die specifieke eisen stellen aan het beheer of gebruik van het betreffende oppervlaktewaterlichaam. De functies zijn benoemd in het provinciaal waterplan en het Waterbeheersplan.
0
website - 14-04991-besl-vwo.doc
Pagina 3
Uitgangspunt van het waterbeheersplan is dat in beginsel aan de eisen van de gebruiksfuncties wordt voldaan wanneer de basisfuncties veiligheid, voldoende water en schoon en gezond water op orde zijn. Voor de kwetsbare functies drinkwater, natuur en zwemwater gelden echter aanvullend op de basiskwaliteit wettelijke eisen voor de waterkwaliteit en/of het gebruik van de betreffende gebieden die voortvloeien uit Europese verplichtingen. Het oppervlaktewater waarop de lozing van het doorgangsdepot Tuinderslaan rechtstreeks plaatsvindt, te weten het Stieltjeskanaal, wordt niet aangemerkt als kwetsbaar water. IPPC De IPPC-richtlijn (Europese Richtlijn 96/61/EG inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) verplicht lidstaten van de EU om grote milieuvervuilende bedrijven te reguleren middels een integrale vergunning gebaseerd op de “best beschikbare techniek” (BBT). In Nederland is de richtlijn in de Wm en de Wvo geïmplementeerd. De IPPC-richtlijn geeft aan welke bedrijven hieronder vallen. Het baggerspeciedepot Tuinderslaan wordt niet aangemerkt als een bedrijf onder de IPPC-richtlijn. Besluit Bodemkwaliteit In het Besluit Bodemkwaliteit worden de doelstellingen van het bodembeleid juridisch vormgegeven door het vastleggen van het beleidskade voor bouwstoffen, grond en baggerspecie. Het doel van het Nederlandse bodembeleid is een balans te vinden tussen de maatschappelijke opgave die voortvloeit uit de Wet Bodembescherming en de maatschappelijke opgave die voortvloeit uit het sociaal-economische gebruik van de bodem. In het besluit worden milieuhygiënische randvoorwaarden gesteld ter bescherming van bodem, gronden oppervlaktewater. CIW/CUWVO rapport ‘Lozingen uit tijdelijk baggerspeciedepots’ In het CIW/CUWVO rapport ‘Lozingen uit tijdelijke baggerspeciedepots’ wordt de landelijke aanbevelingen, emissiebeleid geschetst van afvalwaterlozingen uit baggerspeciedepots. In deze vergunning opgenomen normstelling en toegepaste BBT is in lijn met deze aanbeveling. Relevante feiten De wetgever heeft in de Wm duidelijk de voorkeur voor doelvoorschriften aangegeven omdat zoveel mogelijk wordt uitgegaan van de eigen verantwoordelijkheid van de vergunninghouder. In deze vergunning zijn daarom hoofdzakelijk doelvoorschriften aangegeven.
0
website - 14-04991-besl-vwo.doc
Pagina 4
Overwegingen Het baggerspeciedepot wordt aangemerkt als een doorgangsdepot. Baggerspecie uit het beheersgebied van Velt en Vecht wordt per as, per schip of per persleiding aangevoerd en tijdelijk in het depot opgeslagen. Na ontwatering en rijping worden de partijen verwijderd en vervangen door verse partijen baggerspecie. Lozingsituatie Bij het inbrengen van baggerspecie komt surpluswater vrij en wordt geloosd op het Stieltjeskanaal. Om de emissie naar het Stieltjeskanaal te beperken wordt er voldoende verblijftijd in het depot gecreëerd om de onopgeloste bestandsdelen te laten bezinken. Zo wordt het surpluswater door compartimenten geleidt, extra schotten in de lozingskist geplaatst of een flocculant toegevoegd. In het depot wordt baggerspecie met kwaliteitsklasse A en klasse B verwerkt. Inkomende baggerspecie wordt gescheiden naar partij en klasse opgeslagen, zodat geen menging plaatsvindt. De kaden van de compartimenten zijn flexibel in te delen, waarbij de grootte van het compartiment afhankelijk is van de partij baggerspecie. Tijdens het baggerwerk wordt rekening gehouden met het gescheiden baggeren van klasse A en B baggerspecie waardoor het surpluswater niet tezamen wordt geloosd of wordt gemengd. Het Stieltjeskanaal is, als ontvangend oppervlaktewater, van voldoende grootte om de lozing vanuit het baggerdepot te kunnen ontvangen. Afvalwater In totaal wordt er 35.000 m3 baggerspecie (vast materiaal) in het depot verwerkt. Naar verwachting komt er 140.000 m3 surpluswater en 14.000 m³ hemelwater per jaar vrij uit het depot. De vergunning wordt voor deze twee afvalwaterstromen aangevraagd. Wanneer tijdens of na het inbrengen van baggerspecie afvalwater wordt geloosd, dienen gegevens over het ingebrachte slib aan het waterschap te zijn overlegd. Hiervoor is in de vergunning specifiek voorschrift opgenomen. Stoffenbenadering De kwaliteitsbepaling van baggerspecie wordt vanaf januari 2008 ingedeeld in kwaliteitsklassen uit het Besluit Bodemkwaliteit (klasse A en B). Het bestaande landelijke beleid voor baggerspeciedepots is verwoord in het CIW rapport ‘Lozingen uit tijdelijke baggerspeciedepots’ (april 1998) en gaat uit van de oude klassenindeling voor baggerspecie (klasse 0/1/2/3/4). Tussen de nieuwe en oude kwaliteitsindelingen zitten verschillen waardoor deze niet onderling naar elkaar vertaald kunnen worden. Het is onduidelijk of het Besluit Bodemkwaliteit voldoende rekening houdt met het CIW rapport ‘Lozingen uit tijdelijke baggerspeciedepots’ (april 1998). De praktijk zal dit moeten uitwijzen. De baggerspecie dat in het depot wordt verwerkt is afkomstig uit het beheersgebied van het waterschap Velt en Vecht en omvat ‘vrij toepasbaar’, ‘klasse A’ en ‘klasse B’ baggerspecie.
0
website - 14-04991-besl-vwo.doc
Pagina 5
Kwaliteitsklasse ‘nooit toepasbaar’ worden geweigerd. De oude kwaliteitsklassen 0, 1 en 2 is grotendeels vergelijkbaar met de nieuwe klasse A en de oude kwaliteitsklasse 3 is grotendeels vergelijkbaar met de nieuwe klasse B. Echter, in enkele uitzonderingsgevallen, kan ook de oude kwaliteitsklasse 3 in klasse A vallen en gelden er volgens het CIW rapport ‘Lozingen uit tijdelijke baggerspeciedepots’ strengere lozingseisen voor het afvalwater. Met name voor de stoffen cadmium, koper, kwik, zink, PAK en minerale olie kan dit het geval zijn. Wanneer bij kwaliteitsklasse A één van deze stoffen de klassenbepalende stof is en er wordt afvalwater geloosd, dient het dagelijks bestuur met de lozing akkoord te gaan. Hiervoor zijn voorschriften in deze vergunning opgenomen. Op basis van het CIW rapport ‘Lozingen uit tijdelijk baggerspeciedepots’ (april 1998) wordt, voor depots met een inhoud van meer dan 10.000 m3 waarin baggerspecie wordt ingebracht van klassen 0/1/2 (vrij toepasbaar en klasse A), in deze beschikking een norm voor het gehalte aan onopgeloste bestanddelen van het afvalwater opgenomen van 100 mg/l. Voor het inbrengen van baggerspecie met klasse 3 (klasse B), wordt in deze beschikking een norm voor het gehalte aan onopgeloste bestandsdelen van het afvalwater van 30 mg/l opgenomen. Deze norm is gebaseerd op de best uitvoerbare techniek voor het beperken van het gehalte aan onopgeloste bestanddelen. Hierbij kan vanuit worden gegaan dat verontreinigingen gebonden blijven aan de onopgeloste bestandsdelen. Indien de onopgeloste bestandsdelen in het baggerslib voldoende tijd hebben om te kunnen bezinken, wordt de vracht aan verontreinigingen die met het afvalwater worden geloosd aanzienlijk kleiner. Daarnaast wordt in de beschikking eisen gesteld aan het zuurstofgehalte en de zuurgraad van het afvalwater. Wanneer blijkt dat de bezinking onvoldoende is kan in het laatste compartiment een flocculant worden toegevoegd. Gegevens over het flocculant zijn niet overlegd bij de aanvraag omdat het type flocculant afhankelijk is van de ingebrachte baggerspecie. Voordat een flocculant wordt toegepast, moet vooraf specifieke gegevens over deze stof aan het dagelijks bestuur worden overlegd en dient het dagelijks bestuur met het toepassen ervan akkoord te gaan. Hiervoor zijn voorschriften in deze vergunning opgenomen. Meten en controleren Het vrijkomende afvalwater wordt door middel van één lozingspunt op het Stieltjeskanaal geloosd. Het nemen van een steekmonster voor controle op de lozingsnorm(en) in deze vergunning is mogelijk vanuit het monsterpunt. Het monsterpunt moet toegankelijk zijn en zodanig gesitueerd dat een representatief monster genomen kan worden. Onder vrij verval moet een literfles gevuld kunnen worden. Het debiet wordt continue gemeten op die dagen dat baggerspecie in het depot wordt gebracht, tot minimaal drie weken daarna. Het debiet wordt gemeten door middel van een V-schot. Het in de aanvraag opgenomen meet- en bemonsteringsplan wordt ongewijzigd opgenomen in deze vergunning.
Besluit
0
website - 14-04991-besl-vwo.doc
I.
Pagina 6
Aan waterschap Velt en Vecht, Burgemeester Feithsingel 2 te Coevorden, hierna te noemen “vergunninghouder”, wordt tot vijf jaar na dagtekening, vergunning verleend op grond van artikel 1, eerste lid, van de Wvo, voor het lozen van: • surpluswater; • hemelwater op het oppervlaktewater, te weten het Stieltjeskanaal, door middel van één lozingspunt. Eén en ander dient in overeenstemming te zijn met de gewaarmerkte aanvraag. De gewaarmerkte aanvraag maakt onderdeel uit van de vergunning. Aan deze vergunning zijn de volgende voorschriften verbonden.
Voorschrift 1 (begripsbepalingen) Controlepunt: voorziening waarbij onder vrij verval een steekmonster kan worden genomen. Steekmonster: éénmalig willekeurig genomen monster van geringe omvang. Voorschrift 2 (afvalwaterstromen op het oppervlaktewater) Het afvalwater, dat vanuit het baggerdepot op het oppervlaktewater wordt gebracht, mag uitsluitend bestaan uit: a surpluswater; b hemelwater. Voorschrift 3 (lozingseisen) 1 Het afvalwater als bedoeld in voorschrift 2 mag uitsluitend op het oppervlaktewater worden gebracht ter plaatse van het monsterpunt, zoals aangegeven op de bij de aanvraag behorende overzichtstekening bijlage 5 ‘Afvoer afvalwater’. 2 Het debiet van het afvalwater als bedoeld in voorschrift 2 de in tabel 1 vermelde waarden niet overschrijden. Tabel 1 Maximaal debiet per uur Maximaal debiet per etmaal 3
220 m3 1760 m3
Het afvalwater als bedoeld in voorschrift 2 mag het gehalte aan de in tabel 2 genoemde parameters en de daarbij vermelde waarden niet overschrijden:
0
website - 14-04991-besl-vwo.doc
Pagina 7
Tabel 2 Parameter
Concentratie in enig steekmonster Onopgeloste 100 bestanddelen mg/l
Ter plaatse van controlepunt bij
Ten tijde van of na
‘Monsterpunt effluent’
Inbrengen van klasse A baggerspecie
Onopgeloste bestanddelen
‘Monsterpunt effluent’
Inbrengen van klasse B baggerspecie
30 mg/l
4 Het afvalwater als bedoeld in voorschrift 2 dient ook tenminste aan de volgende eisen te voldoen: • de zuurgraad, uitgedrukt als waterstofionenexponent (pH), mag ten hoogste 8,5 en moet tenminste 6,5 zijn; • het zuurstofgehalte moet tenminste 5 mg/liter te bedragen. Voorschrift 4 (controlevoorzieningen) 1 Het afvalwater als bedoeld in voorschrift 2 dient altijd te kunnen worden bemonsterd. Daartoe dient dit afvalwater via een controlepunt te worden geleid. 2 De in het eerste en het tweede lid bedoelde voorzieningen dienen zodanig te zijn geplaatst, dat deze voor inspectie goed toegankelijk en bereikbaar zijn. Voorschrift 5 (verplichting tot meten, bemonsteren en analyseren) 1 Het debiet van het afvalwater als bedoeld in voorschrift 2 dient continu te worden gemeten op die dagen dat specie in het depot wordt gebracht tot minimaal drie weken daarna. 2 Door of vanwege de vergunninghouder dient door bemonstering en onderzoek de afvalwaterstromen te worden onderzocht op de parameters, zoals aangegeven in tabel 3. Tabel 3 Afvalwaterstroo m Surpluswater en hemelwater
3
Meten ter plaatse van controlepunt bij ‘Monsterpunt effluent’
Parameters
Meet- en bemonsteringsfrequentie - onopgeloste - eerste week tijdens bestanddelen het inbrengen van baggerspecie dagelijks een steekmonster; - de hierop volgende maand wekelijks een steekmonster; - de hierop volgende maanden maandelijks een steekmonster; Indien uit de onderzoeksresultaten blijkt dat met een lager aantal parameters en of een lagere bemonsteringsfrequentie kan worden volstaan, kan het dagelijks bestuur op een daartoe strekkend verzoek aldus
0
website - 14-04991-besl-vwo.doc
4
5 6
Pagina 8
besluiten. Alle analyses en bemonsteringen moeten worden uitgevoerd conform de voorschriften, waarnaar wordt verwezen in de bijlage behorende bij deze vergunning. De meet- en analyseresultaten als bedoeld in het eerste en tweede lid, moeten eens per vier weken aan het dagelijks bestuur worden overgelegd. De meet- en analyseresultaten als bedoeld in het eerste en tweede lid: a worden vijf jaren bewaard; b worden op verzoek van het dagelijks bestuur ter beschikking gesteld; c dienen zich te bevinden op de locatie Burgemeester Feithsingel 2 te Coevorden.
Voorschrift 6 (meldingen) 1 Eén maand voordat met het inbrengen van baggerspecie vanuit een bepaald werk of locatie wordt gestart, moet door of namens de vergunninghouder de volgende gegevens aan het dagelijks bestuur overlegd zijn: • de klasse waartoe de baggerspecie behoort; • de stof(fen) die de kwaliteitsklasse bepalen; • de herkomst van de baggerspecie; • de wijze waarop de baggerspecie in het depot wordt gebracht; • de periode waarin de baggerspecie in het depot wordt gebracht. 2 Wanneer de volgende stoffen de kwaliteitsklasse A bepalen en er wordt surpluswater geloosd, dient het dagelijks bestuur met de lozing akkoord te gaan: • cadmium; • koper; • kwik; • zink; • PAK (som 10); • minerale olie. Voorschrift 7 (calamiteiten of dreigende calamiteiten) 1 Als door calamiteiten of andere uitzonderlijke omstandigheden niet aan de in deze vergunning gestelde voorschriften wordt voldaan of naar verwachting niet kan worden voldaan, moet de vergunninghouder hiervan direct telefonisch melding doen aan het waterschap en maatregelen treffen. De maatregelen moeten de nadelige invloed van de lozing op het oppervlaktewater ongedaan maken of beperken. De door, of namens, het dagelijks bestuur gegeven aanwijzingen dienen stipt te worden opgevolgd.
0
website - 14-04991-besl-vwo.doc
2
Pagina 9
Indien het dagelijks bestuur dit gewenst acht, brengt de vergunninghouder van het voorval schriftelijk rapport uit. Daarbij dient te worden vermeld: • de datum; • omschrijving van hetgeen is voorgevallen; • het tijdstip van aanvang en beëindiging van het voorval; • de oorzaak; • de gevolgen voor het oppervlaktewater; • de genomen maatregelen; • de te nemen maatregelen om herhaling te voorkomen.
Voorschrift 8 (melden van wijzigingen) Voorgenomen wijzigingen, die tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie niet meer overeenkomt met de voor de vergunningverlening overgelegde gegevens of laatst bekende gegevens, dienen direct aan het dagelijks bestuur te worden gemeld.
Coevorden, 8 april 2010.
Hoogachtend, Het dagelijks bestuur van waterschap Velt en Vecht,
ing. W. Wolthuis, dijkgraaf
ing. R. Schuiling M.Sc., secretaris
0
website - 14-04991-besl-vwo.doc
Bijlage 1:
Pagina 10
Analysevoorschriften
1 De in deze vergunning genoemde stoffen en/ of parameters dienen te worden bepaald volgens de voorschriften vermeld in de laatst verschenen uitgave, op elk moment dat deze vergunning in werking is, van: a Methoden voor de analyse voor afvalwater, van het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI); of indien er geen NNI-voorschrift is of voor het onderhavige afvalwater deze niet toepasbaar is, volgens de voorschriften vermeld in: b Standard methods for de examination of Water and Wastewater, American Public Health Association inc. New York of; c Annual book of ASTM standards (part 31) of; d Deutsche Einheitsverfahren zur Wasser/Abwasser und Schlammuntersuchung, Weissheim Verlag Chemie. 2. Indien in afwijking van het eerste lid genoemde voorschriften analyses worden uitgevoerd, behoeven deze analyses de goedkeuring van het dagelijks bestuur.
0