Ontwerpbesluit op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Beschikking nummer: 2008-07
Aanvraag Het dagelijks bestuur van het waterschap Velt en Vecht te Coevorden, hierna te noemen "het dagelijks bestuur", heeft op 9 oktober 2008 via de provincie Drenthe een aanvraag ontvangen van INS B.V., Data 12-16, 7741 MG te Coevorden (INS B.V.) voor een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo). De vergunning is aangevraagd voor het lozen van: •
huishoudelijk afvalwater;
•
niet verontreinigd hemelwater van daken;
•
mogelijk (licht) verontreinigd hemelwater afkomstig van het verharde terrein (terreindeel A);
•
door opslag verontreinigd hemelwater van de vloeistofdichte verharding (terreindeel B)
op respectievelijk: •
het vuilwaterriool (DWA) van de gemeente Coevorden;
•
het schoonwaterriool (RWA) van de gemeente Coevorden.
De gemeentelijke vuil- en schoonwaterriolering van de gemeente Coevorden is aangesloten op de rioolwaterzuiveringsinstallatie Coevorden (rwzi Coevorden) die loost op oppervlaktewater, te weten het Afwateringskanaal te Coevorden.
Het afvalwater is afkomstig van de locatie van INS B.V., Data 12-16, 7741 MG te Coevorden.
Procedure De procedure is overeenkomstig de bepalingen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en hoofdstuk 13 van de Wet milieubeheer (Wm) uitgevoerd.
Op 15 december 2008 zijn aanvullende gegevens door de provincie Drenthe ontvangen, zowel betrekking hebbende op de Wm- als op de Wvo-vergunning. Deze aanvullende gegevens zijn bij ons ontvangen op 14 januari 2009.
De aanvraag, inclusief aanvullingen, maken onderdeel uit van deze vergunning.
Coördinatie Wet milieubeheer – Wvo Uit overleg met de provincie Drenthe als bevoegd gezag in het kader van de Wet milieubeheer (Wm) is gebleken, dat dit gezag een aanvraag voor een Wmvergunning ontvangen heeft. Op grond van artikel 8.30 en 8.31 van de Wm en artikel 7b, tweede lid, van de Wvo dient een gecoördineerde behandeling van de aanvragen Wm en Wvo plaats te vinden. Beide aanvragen worden gecoördineerd behandeld.
De aanvragen zijn door de provincie Drenthe 9 oktober 2008 toegezonden aan de wettelijke adviseurs, te weten: •
Burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden;
•
Dagelijks bestuur van waterschap Velt en Vecht;
•
VROM Inspectie Regio Noord te Groningen;
•
RWS Waterdienst te Lelystad;
•
Senter Novem te Den Haag, het landelijk meldpunt afvalstoffen.
• De aanvullingen zijn op 13 januari 2009 toegezonden naar de hierboven genoemde wettelijke adviseurs.
Naar aanleiding van de aanvraag zijn geen adviezen ontvangen.
Wettelijk kader Op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wvo zijn indirecte lozingen niet vergunningplichtig, tenzij de activiteiten waardoor er lozingen optreden bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen. De betreffende indirecte lozingen zijn vergunningplichtig, omdat de lozingen een risico kunnen zijn voor het ontvangende oppervlaktewater of voor de zuivering zelf en daarom specifiek aandacht vragen. Het vergunningplichtig maken van dergelijke lozingen is gebaseerd op de Overeenkomst over de bescherming van de Rijn tegen chemische verontreiniging en de EG-richtlijn over verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd.
Bij besluit van 4 november 1983, houdende aanwijzing van soorten van inrichtingen, voor het laatst gewijzigd bij besluit van 26 november 1990, is
2
aangegeven dat bedrijven die afvalstoffen opslaan, behandelen of verwerken aangewezen zijn als soort van inrichtingen in de zin van de artikelen 1, tweede lid en 31, vierde lid van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. INS B.V. valt onder deze categorie. Op grond hiervan is voor de indirecte lozing van afvalwater via een werk dat op een ander werk is aangesloten (in casu via de gemeentelijke riolering op de rioolwaterzuiveringsinstallatie) een Wvo-vergunning vereist.
In artikel 8.17, tweede lid, van de Wm is aangegeven dat vergunningen voor onder andere inrichtingen, waarin afvalstoffen die van buiten de inrichting afkomstig zijn worden verwijderd, slechts voor een beperkte duur mogen worden verleend. Artikel 7b., vijfde lid, van de Wvo geeft aan dat, wanneer gecoördineerde behandeling van de Wm- en de Wvo-vergunning plaatsvindt, artikel 8.17, Wm van overeenkomstige toepassing is. Daarom wordt de Wvo-vergunning verleend voor een periode van 10 jaar.
Op dit besluit zijn de bepalingen van de Wvo, de Wm, de Awb, de Waterschapswet en het Reglement voor het waterschap Velt en Vecht van toepassing.
3
Activiteitenbesluit Met ingang van 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit) in werking getreden. Dit geldt ook voor de bijbehorende ministeriële Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (de Regeling). Dit Activiteitenbesluit en bijbehorende Regeling bevatten algemene regels voor een aantal specifieke activiteiten en installaties. Type A- en type B-bedrijven vallen geheel onder de algemene regels en hebben geen vergunning (meer) nodig. De onderhavige inrichting is op grond van bijlage 1, categorie ll van het Activiteitenbesluit een type C-bedrijf, waarvoor de vergunningplicht blijft bestaan. Daarnaast kunnen echter ook nog algemene regels van toepassing zijn op deze inrichting. Bij de totstandkoming van deze vergunning is hier waar mogelijk rekening mee gehouden. Dit betekent dat in deze vergunning geen voorschriften zijn opgenomen in geval er regels van het Activiteitenbesluit en de Regeling van toepassing zijn. De activiteiten: ‘Lozen van huishoudelijk afvalwater’ en ’Lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening’ zijn in dit geval activiteiten die vallen onder het Activiteitenbesluit (§3.1.3. en §3.1.4.). Hiervoor zijn in deze vergunning dan ook geen voorschriften opgenomen. Voor lozing van overige afvalwaterstromen zijn in deze vergunning wel voorschriften opgenomen.
Beleid
Emissiebeleid Bij de beoordeling van deze aanvraag is rekening gehouden met de hoofdlijnen van het emissiebeleid. Dit emissiebeleid is terug te vinden in de Vierde Nota waterhuishouding en het Waterbeheerplan 2006-2009 van het waterschap Velt en Vecht. De rwzi Coevorden is in beheer bij het waterschap Velt en Vecht te Coevorden. Voor de lozing van het effluent van de rwzi Coevorden op oppervlaktewater, te weten het Afwateringskanaal, is op 23 september 2003 door het dagelijks bestuur een vergunning op grond van de Wvo verleend met nummer: 3-14.
Het oppervlaktewater waarop de lozingen van de rwzi Coevorden rechtstreeks plaatsvinden, wordt niet aangemerkt als kwetsbaar water.
4
De lozing van afvalwaterstromen kan onder voorwaarden, bepaald in de vergunning worden toegestaan. Hierbij is ook rekening gehouden met de omvang van het ontvangende oppervlaktewater en de beschikbare capaciteit van de rwzi Coevorden.
Het bedrijf betreft geen IPPC-inrichting zoals aangegeven in de Europese IPPCregelgeving. Het bedrijf beschikt niet over een bedrijfsmilieuplan of een milieuzorgsysteem.
5
Relevante feiten Voor deze inrichting is nog geen vergunning verleend op grond van de Wvo. In het kader van de Wm is op 23 oktober 1995 een oprichtingsvergunning verleend voor het inzamelen, sorteren, opslaan en verwerken van metalen. De inrichting wil nu uitbreiden met het inzamelen, scheiden en opslaan van huishoudelijk- en bedrijfsafval. Omdat er aanzienlijke veranderingen hebben plaatsgevonden en gaan plaatsvinden is naast een nieuwe Wm-vergunning ook een geheel nieuwe Wvo-vergunning aangevraagd.
De wetgever heeft in de Wm duidelijk de voorkeur voor doelvoorschriften aangegeven omdat zoveel mogelijk wordt uitgegaan van de eigen verantwoordelijkheid van de vergunninghouder. In deze vergunning zijn daarom hoofdzakelijk doelvoorschriften aangegeven.
De bedrijfssituatie en lozingssituatie INS B.V. is sinds 1995 actief als zijnde een recycling bedrijf voor metalen. Het bedrijf wil uit gaan breiden door nabijgelegen grond aan te kopen. Het totale terrein zal opgesplitst worden in twee delen. Het ene deel van het terrein (terreindeel A) zal worden gebruikt voor het inzamelen, scheiden, opslaan en transporteren van huishoudelijk- en bedrijfsafval afkomstig van particulieren en bedrijven. Op het andere gedeelte (terreindeel B) vinden werkzaamheden plaats ten behoeve van de metaalrecycling. Deze activiteiten bestaan uit het opslaan, sorteren en bewerken van metalen en metaalhoudend afval (ferro- en non-ferro metalen). Het gehele terrein is afgesloten door middel van een hekwerk. De toegangspoort is afsluitbaar. Op het terrein zijn een tweetal loodsen aanwezig, een kantoor, een weegbrug, diverse containers en opslagvakken. Het gehele terrein is verhard. Ter plaatse van de metaalbewerking (sorteerplaats en opslag van metalen op het buitenterrein) is de vloer voorzien van een vloeistofdichte voorziening.
Het bedrijf heeft een acceptatie- en verwerkingsbeleid (A/V-beleid) vastgesteld in procedures. Deze procedures maken onderdeel uit van de vergunning.
Huishoudelijke- en bedrijfsafvalstoffen (terreindeel A): Het inzamelen van afval (alleen die afvalstoffen die in bijlage 6.1 van de aanvraag Wm worden genoemd) geschiedt door inbreng van particulieren, bedrijven en van het aanvoeren van uitgezette containers bij bedrijven en op sloop- en
6
bouwplaatsen. Na weging op de weegbrug worden de afvalstoffen in de daarvoor bestemde containers gelost. Het lossen van niet milieubelastende afvalstoffen geschiedt in open containers. Het lossen van milieubelastende stoffen, zoals KGA en verf, geschiedt in de daarvoor bestemde gesloten en vloeistofdichte containers. Asbest wordt in dubbel verpakt plastic aangeleverd en apart opgeslagen. De milieubelastende stoffen komen niet in aanraking met het hemelwater. Als de verzamelcontainers vol zijn, worden deze afgevoerd naar erkende verwerkers.
7
Voor de huishoudelijke- en bedrijfsafvalstoffen geldt dat deze worden gebracht door auto’s en/of vrachtwagens. Deze melden zich bij het kantoor. Na weging op de weegbrug worden de afvalstoffen gelost, onder toezicht, in de daarvoor bestemde containers cq. opslagvakken. Afvalstoffen welke niet op de lijst staan (bijlage 6.1 aanvraag Wm) worden niet geaccepteerd. Na het lossen gaat het lege voertuig weer over de weegbrug. Op kantoor vindt de administratieve afhandeling plaats. Bovenstaande wordt daarnaast ook vastgelegd in een logboek.
Metalen (terreindeel B): De metalen worden opgeslagen in de daarvoor bestemde vakken ten behoeve van de verkoop en transport. Een deel van deze metalen zal eerst gesorteerd en verwerkt moeten worden. Dit gebeurt op het middenterrein en/of in de loodsen. Het verwerken bestaat uit het sorteren van de metalen en het verkleinen, knippen en strippen (zowel machinaal als handmatig) van met name kabels. De vrijkomende resten worden gescheiden in haar componenten en worden gescheiden opgeslagen. Eventuele vrijgekomen bitumen en bitumenhoudende metalen worden opgeslagen in vloeistofdichte containers en worden afgevoerd naar erkende verwerkers.
Daarnaast verzamelt en slaat het bedrijf tevens elektromotoren op. Deze elektromotoren worden handmatig gedemonteerd en/of compleet doorverhandeld. De bij demontage vrijkomende vloeistoffen worden opgevangen in een vloeistofdichte bak. Deze werkzaamheden vinden plaats in de loodsen. De motoren worden opgeslagen op het terrein in een daarvoor bestemd vak, op een vloeistofdichte vloer.
Accu’s worden ingezameld en opgeslagen in vloeistofdichte en zuurbestendige kratten. Deze kratten staan opgeslagen in een afgesloten container. Afvoer vindt plaats naar een erkende verwerker.
Voor bovenstaande materialen geldt dat deze worden gebracht door auto’s en/of vrachtwagens. Deze melden zich bij het kantoor nabij de ingang. Hier wordt de inhoud gecontroleerd en wordt de persoon doorverwezen naar welk terreingedeelte de lading, onder toezicht, gelost kan worden. De voertuigen gaan zowel vol als leeg over de weegbrug. De metalen welke geaccepteerd worden, staan vermeld in bijlage 6.2 van de aanvraag (Wm). Op kantoor vindt de
8
administratieve afhandeling plaats. Bovenstaand wordt ook vastgelegd in een logboek.
Lozingsituatie INS B.V. beschikt over een gescheiden rioolstelsel.
Het hemelwater afkomstig van de daken (niet verontreinigd hemelwater), wordt geloosd op het schoonwaterriool (RWA), met een overstort naar oppervlaktewater. Dit hemelwater doorloopt een inspectieput, aangeduid als lozingspunt 2 op de tekening.
Het huishoudelijke afvalwater wordt zonder voorzieningen geloosd op het vuilwaterriool (DWA).
Bedrijfsafvalwater bestaat uit verontreinigd hemelwater afkomstig van de verharde terreindelen. Het afvalwater afkomstig van het terreindeel waar afvalstoffen worden op- en overgeslagen (terreindeel A), wordt via straatkolken geleid naar een olie-benzine afscheider (W1 op de tekening), waarna het via een controlevoorziening (W2 op de tekening) wordt afgevoerd naar de gemeentelijke schoonwaterriolering (RWA). Lozing vindt plaats via Lozingspunt 3.
Het afvalwater afkomstig van het terrein van de metaalrecycling, betreffende de vloeistofdichte verharding (terreindeel B), wordt via een milieugoot geleid naar een slibvangput en een olie-benzine afscheider (W3 op de tekening). Vervolgens wordt dit geloosd op de gemeentelijke vuilwaterriolering (DWA) via Lozingspunt 1. Hemelwater afkomstig van het niet-vloeistofdichte deel wordt via een straatkolk rechtstreeks geloosd via Lozingspunt 1.
De inspectieput waar het huishoudelijk afvalwater en de totale afvalwaterstroom van terreindeel B samenkomen, wordt aangeduid als Lozingspunt 1.
Beide olie-benzine afscheiders zijn voorzien van een controlevoorziening (W2 en W3).
Overwegingen Toetsing van de situatie van INS B.V. aan het waterkwaliteitsbeleid. Voor deze vergunning is het van belang te bepalen in hoeverre de lozing een nadelige
9
invloed heeft op de doelmatige werking van de rwzi Coevorden. Onderstaand worden de verschillende aspecten die hierbij een rol spelen besproken.
Vuilwaterriolering ‘Lozen van huishoudelijk afvalwater’ is in dit geval een activiteit die valt onder het Activiteitenbesluit (§3.1.4.). Hiervoor zijn in deze vergunning dan ook geen voorschriften opgenomen. Wellicht ten overvloede; de vergunninghouder dient ten aanzien van deze afvalwaterstroom (al het vrijkomende huishoudelijke afvalwater) te voldoen aan de voorschriften die in het Activiteitenbesluit over het lozen van huishoudelijk afvalwater zijn verwoord.
Hemelwater (bedrijfsafvalwater) afkomstig van het terrein waar metaalbewerking plaatsvindt (terreindeel B) kan verontreinigd zijn met (zware)metalen, onopgeloste bestanddelen en minerale oliën. Het terrein waar wordt gelost, gesorteerd en waar de opslag van metalen in containers en opslagvakken plaatsvindt, is voorzien van een vloeistofdichte vloer. Dit terrein is onder afschot gelegd, zodat het hemelwater naar een milieugoot wordt geleid. Vanuit deze milieugoot wordt het afvalwater naar een slibvangput met olie-benzine afscheider (W3) geleid alvorens te worden geloosd op het vuilwaterriool. De slibvangput met olie-benzine afscheider heeft voldoende capaciteit om dit deel van het terrein op te kunnen vangen.
1 0
Door het toepassen van deze zuiveringstechnische voorziening worden de (zware)metalen, onopgeloste bestanddelen en minerale oliën tot een minimum teruggebracht. Deze zuiveringstechnische voorziening wordt dan ook beschouwd als zijnde Best Uitvoerbare Techniek (BUT).
De minerale oliën worden door een olie-afscheider geleid. Deze olie-afscheider wordt gezien als BUT. Als norm voor minerale olie wordt landelijk 200 mg/liter gehanteerd. Deze norm is in deze vergunning overgenomen. Als norm voor het gehalte aan onopgeloste bestanddelen wordt een norm gehanteerd van 50 mg/liter. Deze norm is afgeleid van de norm voor onopgeloste bestanddelen voor afvalwaterstromen op het vuilwaterriool, zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Regeling.
Door de opslag van metalen wordt een kleine hoeveelheid aan opgeloste metalen in het afvalwater verwacht. De opgenomen maximum concentratie-eis van 12 mg/liter (som metalen Cr, Ni, Cu, Pb en Zn) is afgeleid van de aanbevolen lozingseisen voor op het gemeenteriool lozende bedrijven die oppervlakken van metalen behandelen. Gelet op het feit dat het hier met name om op- en overslag van metalen gaat en dat er geen oppervlakken van metalen worden behandeld, is de strengste norm voor steekmonsters gehanteerd.
In de voorschriften zijn voor bovengenoemde afvalwaterstromen lozingseisen opgenomen ter hoogte van de controlevoorziening na de olie-benzine afscheider (W3).
Ten aanzien van het hemelwater afkomstig van het niet-vloeistofdichte deel van terreindeel B (nabij de straatkolk) worden geen voorschriften opgenomen.
Schoonwaterriolering ‘Lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening’ (in dit geval: hemelwater afkomstig van de daken van de loodsen en het kantoorgebouw) is in dit geval een activiteit die valt onder het Activiteitenbesluit (§3.1.3.). Hiervoor zijn in deze vergunning dan ook geen voorschriften opgenomen. Wellicht ten overvloede; de vergunninghouder dient ten aanzien van deze afvalwaterstroom te voldoen aan de voorschriften die in het Activiteitenbesluit over het lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening, zijn verwoord.
1 1
Hemelwater (bedrijfsafvalwater) afkomstig van het terrein waar huishoudelijkeen bedrijfsafvalstoffen worden op- en overgeslagen in containers en/of opslagvakken (terreindeel A), kan met name verontreinigd zijn met onopgeloste bestanddelen en minerale oliën. De minerale oliën zullen met name afkomstig zijn van auto’s en vrachtwagens welke aan het laden en/of lossen zijn. Dit zal een minimale hoeveelheid zijn. Doordat er onder toezicht wordt gelost en/of geladen, zullen gemorste afvalstoffen direct worden opgeruimd. De hoeveelheid onopgeloste bestanddelen in het afvalwater zal daardoor tot een minimum worden teruggebracht. Dit afvalwater wordt via straatkolken naar een slibvangput met olie-benzine afscheider (W1) geleid alvorens te worden geloosd op het schoonwaterriool. Hiermee worden de aanwezige verontreinigingen grotendeels afgevangen. De slibvangput met olie-benzine afscheider wordt beschouwd als zijnde BUT.
Als norm voor minerale oliën en onopgeloste bestanddelen is aangesloten bij hetgeen vermeld is onder de vorige paragraaf (vuilwaterriolering). De slibvangput met olie-benzine afscheider is van voldoende capaciteit om het afvalwater van terreindeel A op te kunnen vangen. Deze voorziening wordt gezien als BUT.
In de voorschriften zijn voor bovengenoemde afvalwaterstromen lozingseisen opgenomen ter hoogte van de controlevoorziening W2, waarna het via Lozingspunt 3 wordt geloosd op het schoonwaterriool.
Meten en controleren Het effluent van de slibvangput en olie-benzine afscheiders doorlopen beide een aparte controlevoorziening, waar onder vrij verval een monster van het afvalwater kan worden genomen. Het nemen van een steekmonster ter controle van de werking van de olieafscheider (analyse op de parameters zoals opgenomen in deze vergunning), is alleen zinvol als op het moment van monsterneming ook daadwerkelijk een lozing plaatsvindt. Om die reden moet het steekmonster worden genomen op een moment dat het regent en daardoor afstroming vanaf de (vloeistofdichte) verhardingen plaatsvindt.
1 2
Besluit I.
Aan INS B.V., Data 12-16 te Coevorden, hierna te noemen “vergunninghouder”, wordt vergunning verleend op grond van artikel 1, tweede lid van de Wvo, voor een aaneengesloten periode van 10 jaar, ingaande op de datum waarop de vergunning van kracht wordt, voor het lozen van: •
mogelijk (licht) verontreinigd hemelwater afkomstig van het verharde terrein (terreindeel A);
•
door opslag verontreinigd hemelwater afkomstig van de vloeistofdichte verharding (terreindeel B).
op respectievelijk: •
het vuilwaterriool (DWA) van de gemeente Coevorden;
•
het schoonwaterriol (RWA) van de gemeente Coevorden.
De hiervoor aangegeven afvalwaterstromen worden geloosd middels een drietal lozingspunten. De gemeentelijke riolering is aangesloten op de rwzi Coevorden. Deze loost het effluent op het Afwateringskanaal.
Het afvalwater is afkomstig van INS B.V., Data 12-16 te Coevorden.
Eén en ander dient in overeenstemming te zijn met de gewaarmerkte aanvraag van 9 oktober 2009 en de gewaarmerkte aanvulling op de aanvraag van 14 januari 2009. De gewaarmerkte aanvraag, inclusief aanvulling, maken onderdeel uit van de vergunning.
II.
Aan deze vergunning zijn de volgende voorschriften verbonden.
Voorschrift 1 (begripsbepalingen) Controlevoorziening:
voorziening waarbij onder vrij verval een steekmonster kan worden genomen.
Steekmonster:
éénmalig willekeurig genomen monster van geringe omvang.
Voorschrift 2 (afvalwaterstromen riolering) Het afvalwater, dat op de gemeentelijke riolering wordt gebracht, mag uitsluitend bestaan uit:
1 3
a
mogelijk (licht) verontreinigd hemelwater afkomstig van het verharde terrein (terreindeel A);
b
door opslag verontreinigd hemelwater afkomstig van de vloeistofdichte verharding (terreindeel B).
Voorschrift 3 (lozingseisen) 1
Het afvalwater als bedoeld in voorschrift 2 sub b, mag uitsluitend op de gemeentelijke riolering worden gebracht ter plaatse van het Lozingspunt 1.
2
Het afvalwater als bedoeld in voorschrift 2 sub a, mag uitsluitend op de gemeentelijke riolering worden gebracht ter plaatse van het Lozingspunt 3.
3
De in bijlage 1 onder D genoemde parameters voor afvalwater als bedoeld in voorschrift 2 sub b - hierbij uitgezonderd afvalwater afkomstig van de aanwezige straatkolk op de niet-vloeistofdichte verharding van dit deel van terreindeel B - mogen ter plaatse van controlevoorziening (W3) onder C, de onder E genoemde waarden niet overschrijden onder de condities zoals aangegeven onder G, H en I.
4
De in bijlage 1 onder D genoemde parameters voor afvalwater als bedoeld in voorschrift 2 sub a mogen ter plaatse van controlevoorziening (W2) onder C, de onder E genoemde waarden niet overschrijden onder de condities zoals aangegeven onder G, H en I.
Voorschrift 4 (controlevoorziening) 1
Het effluent van de olie-benzine afscheiders dient te allen tijde te kunnen worden onderworpen aan een bemonstering. Daartoe dient het effluent via een controlevoorziening te worden geleid, die geschikt is voor bemonsteringsdoeleinden.
2
De in het eerste lid bedoelde controlevoorziening dient zodanig te worden geplaatst, dat deze goed bereikbaar en toegankelijk is.
Voorschrift 5 (verplichting tot meten) 1
De vergunninghouder dient door bemonstering en analyse het afvalwater te onderzoeken op de parameters, zoals aangegeven in bijlage 1 onder J tot en met N.
2
Alle analyses en de monsterneming dienen te worden uitgevoerd volgens de voorschriften in bijlage 2.
1 4
3
Indien uit de onderzoeksresultaten blijkt dat met een lager aantal parameters en/of een lagere bemonsteringsfrequentie kan worden volstaan, kan het bevoegd gezag op een daartoe strekkend verzoek aldus besluiten.
4
De onderzoeksresultaten bedoeld in het tweede lid: a
worden gedurende vijf jaren bewaard;
b
worden op verzoek van het bevoegd gezag ter beschikking gesteld;
c
worden binnen een maand na analyse en/of onderzoek schriftelijk aan het bevoegd gezag overlegd;
d
dienen zich te bevinden op de locatie Data 12-16 te Coevorden.
Voorschrift 6 (calamiteiten of dreigende calamiteiten) 1
Indien als gevolg van calamiteiten of andere uitzonderlijke omstandigheden niet aan de in deze vergunning gestelde voorschriften wordt voldaan of naar verwachting niet kan worden voldaan, moet de vergunninghouder hiervan direct telefonisch melding doen aan het bevoegd gezag en maatregelen treffen. De maatregelen moeten de nadelige invloed van de lozing op de riolering, de RWZI en het oppervlaktewater ongedaan maken of beperken. De door, of namens, het bevoegd gezag gegeven aanwijzingen dienen stipt te worden opgevolgd.
2
Indien het bevoegd gezag dit gewenst acht, zal de vergunninghouder van het voorval schriftelijk rapport uitbrengen. Daarbij dient te worden vermeld: •
de datum;
•
omschrijving van hetgeen is voorgevallen;
•
het tijdstip van aanvang en beëindiging van het voorval;
•
de oorzaak;
•
de gevolgen voor de riolering;
•
de gevolgen voor de RWZI;
•
de gevolgen voor het oppervlaktewater waarop de RWZI loost;
•
de genomen maatregelen;
•
de te nemen maatregelen om herhaling te voorkomen.
1 5
Voorschrift 7 (melden van wijzigingen) Voorgenomen wijzigingen, die tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie niet meer overeenkomt met de voor de vergunningverlening overgelegde gegevens of laatst bekende gegevens, dienen direct aan het bevoegd gezag te worden gemeld.
Coevorden, 2 juli 2009
namens het dagelijks bestuur van het waterschap Velt en Vecht,
ing. R. Schuiling M.Sc., sectordirecteur Watersysteem & Waterzuivering
1 6
Bijlage 1 excelbestand bijsluiten
Bijlage 2:
1
analysevoorschriften.
De in deze vergunning genoemde stoffen en/of parameters dienen te worden bepaald volgens de voorschriften vermeld in de laatst verschenen uitgave, op elk moment dat deze vergunning in werking is, van: a
Methoden voor de analyse voor afvalwater, van het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN);
of indien er geen NEN-voorschrift is of voor het onderhavige afvalwater deze niet toepasbaar is, volgens de voorschriften vermeld in: b
Standard methods for the examination of Water and Wastewater, American Public Health Association inc. New York of;
c
Annual book of ASTM standards (part 31) of;
d
Deutsche Einheitsverfahren zur Wasser/Abwasser und Schlammuntersuchung, Weissheim Verlag Chemie.
2
Indien in afwijking van het eerste lid genoemde voorschriften analyses worden uitgevoerd, behoeven deze analyses de goedkeuring van het bevoegd gezag.
1 7
1 8