Stuk 342 (1999-2000) – Nr. 1
VLAAMS PARLEMENT
Zitting 1999-2000 7 juni 2000
HOORZITTING over Family Group Conferences
VERSLAG namens de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen uitgebracht door mevrouw Trees Merckx-Van Goey
620
Stuk 342 (1999-2000) – Nr. 1
2
Samenstelling van de commissie : Voorzitter : mevrouw Patricia Ceysens. Vaste leden : mevrouw Sonja Becq, mevrouw Trees Merckx-Van Goey, mevrouw Riet Van Cleuvenbergen, mevrouw Ingrid van Kessel ; mevrouw Patricia Ceysens, mevrouw Claudine De Schepper, de heren Jacques Devolder, Koen Helsen ; mevrouw Niki De Gryze, mevrouw Marijke Dillen, de heer Felix Strackx ; de heren Guy Swennen, Jan Van Duppen ; mevrouw Ria Van Den Heuvel ; mevrouw Simonne Janssens-Vanoppen. Plaatsvervangers : mevrouw Gisèle Gardeyn-Debever, mevrouw Veerle Heeren, de heren Jan Laurys, Luc Martens ; de heren Frans De Cock, Freddy Feytons, André Moreau, Cis Schepens ; de heren Wilfried Aers, Julien Librecht, mevrouw Marleen Van den Eynde ; de heren Patrick Hostekint, Jacky Maes ; mevrouw Ann De Martelaer ; mevrouw Margriet Hermans.
3 DAMES EN HEREN, De Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen hield een hoorzitting over Family Group Conferences (FGC) op woensdag 17 mei 2000. De aandacht van de commissie voor dit onderwerp past volledig in de opvolging van de motie van aanbeveling die het Vlaams Parlement aannam op 31 maart 1999 tot besluit van de Maatschappelijke Beleidsnota Bijzondere Jeugdzorg (Gedr. St. 1354 Vl. P. 1998-1999, nr. 2). Family Group Conferences zijn een vorm van besluitvorming in overleg met jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Deze hoorzitting werd gehouden naar aanleiding van het bezoek van twee Nieuw-Zeelandse deskundigen aan België om hun model van FGC beter bekend te maken : de heer David Carruthers, Principle Youth Court Judge New-Zealand, en de heer Allan Macrae, Youth Justice Coordinator (Wellington). Zij traden als sprekers op, evenals Prof. Lode Walgrave (KULeuven, Faculteit Rechtsgeleerdheid, Afdeling Strafrecht, Strafvordering en Criminologie) die het initiatief genomen heeft om bij wijze van experiment FGC in Vlaanderen te starten.
1. Inleiding Mevrouw Patricia Ceysens, voorzitter : Deze hoorzitting is een voortzetting van wat we in de vorige regeerperiode gedaan hebben rond bijzondere jeugdzorg. We vinden dat thema zo belangrijk, dat we besloten hebben om er ook in deze regeerperiode aandacht aan te besteden door middel van vragen en interpellaties tijdens de begrotingsbesprekingen. Daarnaast willen we van het bezoek van twee Nieuw-Zeelandse deskundigen, de heren Carruthers en Macrae, gebruik maken om meer informatie te krijgen over het concept van de Family Group Conferences (FGC’s). Ik geef eerst het woord aan professor Walgrave, die de verbindingsfiguur is tussen deze commissie en de deskundigen.
2. Uiteenzetting door professor Lode Walgrave Professor Lode Walgrave, KULeuven : Ik dank u voor de geboden kans om deze uiteenzetting te geven. Naar aanleiding van het bezoek van mijn twee collega’s-vrienden maken we een zogenaamde ronde van Vlaanderen om het model toe te lichten, onder meer in Brussel, Antwerpen, Leuven en Hasselt. Ik ben al een aantal jaren bezig met het zoeken naar de mogelijkheden om de herstelrech-
Stuk 342 (1999-2000) – Nr. 1
telijke praktijk maximaal te laten renderen in de omgang met jonge delinquenten. Tijdens een verblijf in Australië en Nieuw-Zeeland had ik de gelegenheid om een aantal FGC’s bij te wonen. Die ervaring heeft me sterk aangegrepen. Het is me duidelijk geworden dat de FGC’s een sterke impact hebben op alle betrokkenen, met name de dader, de achterban, het slachtoffer en het hele rechtssysteem. Een van de specialiteiten in het Nieuw-Zeelandse model is dat het soepele, emotionele en informele proces plaatsvindt binnen en in samenwerking met het hele rechtssysteem. Ik had het gevoel dat de Nieuw-Zeelanders het juiste model gevonden hadden. Het leek me noodzakelijk om in Vlaanderen een vergelijkbaar experiment op te starten. Ik realiseerde me evenwel onmiddellijk dat er een aantal specifieke juridische problemen waren. NieuwZeeland is het prototype van het common law-systeem, wat verschillend is van ons legalistische continentale systeem. Ik heb echter vastgesteld uit contacten met bemiddelaars dat zij wel gemotiveerd waren om te experimenteren met het systeem. Dankzij twee jeugdrechters, mevrouw Raes en mevrouw Vandewinckele uit Leuven en Antwerpen, die ook een kijkje zijn gaan nemen in Nieuw-Zeeland, hebben we de steun van de Koning Boudewijnstichting gekregen om twee deskundigen uit te nodigen. De heer Macrae is al twee weken in Vlaanderen aanwezig en verzorgt de training van een aantal mensen die, als het experiment doorgaat, de eerste FGC-moderatoren worden. Ik geef toe dat we voor die functie nog een beter Nederlandstalig woord moeten vinden. De heer Carruthers is hoofdjeugdrechter in Nieuw-Zeeland. Om de steun van de gerechtelijke wereld te krijgen is de Principle Youth Court Judge New-Zealand het best geplaatst. Die heeft meer invloed op zijn collega’s dan bijvoorbeeld een professor. Ik heb de indruk dat het totnogtoe goed werkt. De heer Carruthers zal vooral het wettelijke kader toelichten en uiting geven aan zijn tevredenheid over het systeem als rechter. De heer Macrae zal op zijn beurt over zijn ervaringen spreken.
3. Uiteenzetting door de heer David Carruthers, Principle Youth Court Judge New-Zealand De heer David Carruthers, Principle Youth Magistrate New-Zealand : Het is mij een waar genoegen u te mogen onderhouden over mijn ervaring als rechter met de FGC. Nieuw-Zeeland telt 4 miljoen inwoners. Het is een multiculturele samenleving : vijftien percent daarvan zijn Maori en de rest immigranten.
Stuk 342 (1999-2000) – Nr. 1
4
Wij hebben ons systeem een tiental jaar geleden gewijzigd omwille van een viertal redenen. Ten eerste merkten we vroeger dat al te veel jongeren met het gerecht in contact kwamen. Iedereen besefte dat er wellicht een betere manier is om die jongeren te helpen. Vervolgens kwamen te veel jongeren in een instelling terecht waardoor de instelling een deel van het probleem werd. Bovendien kwamen veel van die jongeren in een instelling terecht voor kleine misdrijven, als bijvoorbeeld diefstal van een lolly. Welzijn en Justitie slaagden er niet in goed met elkaar samen te werken, waardoor de slachtoffers onvoldoende geholpen werden. Ten slotte waren vooral de Maori ontevreden over onze aanpak waarin het kind als individu beschouwd werd en dus niet als deel van een familie. Onze aanpak verzwakte de eenheid binnen de familie in plaats van er de gezinsverbanden te versterken. Het nieuwe systeem laat ons toe gedifferentieerder tewerk te gaan. Bovendien is de rechtbank de allerlaatste instantie. De Nieuw-Zeelandse politiediensten zijn het best vergelijkbaar met de Britse en wellicht slechts in mindere mate met het Belgische model. Het moet gezegd dat onze politiediensten zich vlot hebben aangepast : 80 percent van alle misdrijven lossen ze zelf op door middel van specifieke technieken zonder een beroep te doen op de rechtbank. De overige 20 percent wordt voor de helft opgelost in een FGC of door een jeugdrechter. De FGC is een begeleid overleg tussen de dader en zijn familie, soms ook leden van de bredere achterban, het slachtoffer, eventueel ook zijn ‘supporters’ en leden van de bredere gemeenschap en is gericht op het vinden van een constructieve oplossing voor de gevolgen van het delict en voor de reïntegratie van de dader. De FGC’s zijn succesvol. Zo zijn we erin geslaagd het aantal jongeren dat nog voor een rechtbank verschijnt met twee derde te verminderen. Op die manier besparen we niet alleen veel geld, maar neemt de werklast van de rechters af. Het aantal jongeren dat in instellingen terechtkomt neemt ook af omdat de FGC zelf oplossingen zoekt. De voorgestelde oplossingen zijn kostenbesparend en daardoor vaak beter dan een verblijf gedurende een aantal maanden in een instelling. Bovendien biedt een FGC-oplossing veel emotionele voordelen. Een ander voordeel is dat de slachtoffers mee mogen zoeken naar een oplossing en derhalve een plaats krijgen in het gebeuren. Het slachtoffer krijgt dus een compensatie, wat vroeger niet altijd het geval was. Het valt zelfs voor dat het slachtoffer de jongeren die hem of haar veel leed be-
zorgd hebben, verdedigt. Zo heb ik ooit een brief ontvangen van een leerkracht, die door een aantal jongeren in elkaar was geslagen. Ze vond dat hun ouders alle schuld troffen omdat ze hun kinderen niet hadden geleerd hoe ze zich moesten gedragen. Nadat de leerkracht de familie had ontmoet, bekende ze spijt te hebben van haar brief. Het aantal jongeren dat hervalt neemt ook af omdat de coördinatoren weten hoe ze aan preventie moeten doen. Als rechter ben ik van oordeel dat door de FGC de wanhoop en ontmoediging of het gevoel van onmacht van weleer is verdwenen. De FGC bewijst dat er altijd hoop is, als tenminste de goede mensen samen worden gebracht. Dat kan een grootvader zijn, een voetbaltrainer, een priester of een vader die zich in geen jaren meer had laten zien. Als een jongere merkt dat heel zijn familie bijdraagt om het slachtoffer van zijn misdrijf te vergoeden, dan merkt hij toch ook dat hij er niet alleen voorstaat. Het is een hele verandering : vroeger werd een straf opgelegd ; nu werkt iedereen samen om een oplossing te vinden. Door samen te werken bereiken we meer dan door elkaar tegen te werken. We geven terug kansen aan de families. Ik ben heel fier op ons systeem, maar het kan nog beter. Er lopen vergelijkbare experimenten in een aantal landen waaruit we heel wat kunnen leren. Maar ook uit de ervaringen van Vlaanderen kunnen we veel opsteken.
4. Uiteenzetting door de heer Allan Macrae, Youth Justice Coordinator (Wellington) De heer Allan Macrae, Youth Justice Coordinator (Wellington) : Ik ben jeugdrecht-coördinator en organiseer FGC. In die FGC houden wij ons bezig met de overtredingen en zetten we samen programma's op. De video die wij zo gaan tonen hebben we op vraag van de Maori's gemaakt. Zij vroegen ons ondermeer ons systeem te baseren op hun familiegebruiken en hun besluitvormingsproces over te nemen. Voor ons was het een hele uitdaging omdat we hen ervan moeten overtuigen dat verschillende culturen kunnen samenwerken. Vaak is het bijeenbrengen van de FGC de moeilijkste stap. Dit vergt heel wat voorbereiding. Hoe gaan we te werk ? Aan familie en slachtoffers wordt gevraagd om binnen de 72 uur contact met ons op te nemen. De FGC moet immers binnen veertien dagen bijeengeroepen worden. Een maand later moet een en ander zijn afgehandeld. Hoe sneller een oplossing kan worden gevonden,
5 hoe efficiënter. Ongeveer de helft van de betrokkenen neemt uiteindelijk contact met ons op. Vervolgens gaan we na welke steun het slachtoffer en de familie wensen. Het komt erop aan om vooraf afspraken te maken. Daarom ontmoet ik slachtoffer en familie op voorhand. Het is essentieel om vooraf overleg te plegen over hoe het proces zal verlopen. Vervolgens maak ik afspraken met slachtoffer en familie over plaats en tijdstip van de FGC. Vaak is deze fase een eerste stap in de conflictoplossing. Soms wordt het probleem reeds in dit eerste stadium opgelost. Soms moeten we ook verdergaan. Vaak voelt het slachtoffer zich ongemakkelijk. De keuze van de ontmoetingsplaats kan helpen om het slachtoffer zich meer op zijn gemak te laten voelen. Het is belangrijk dat er een relatie wordt opgebouwd met de betrokkenen vooraleer de FGC van start gaat. Nieuw-Zeeland is een multiculturele staat. Veel van de families hebben geen directe steun. We kunnen ze dan in contact brengen met organisaties die dit gebrek aan steun kunnen opvangen. Onlangs behandelde ik de zaak van een Somalische familie : een 16-jarige kleinzoon had zijn grootmoeder aangevallen omdat hij meer geld wilde. Ik heb de jongeman dan in contact gebracht met de organisatie “refugees and survivors” en de grootmoeder met de “immigrant and migrant services trust”. Op deze manier werd de omvang van de conferentie uitgebreid tot 12 personen. De ondersteuning door een zo groot mogelijk aantal personen is essentieel om de FCG te laten lukken. Niets is zo erg als een plan dat niet lukt als gevolg van een gebrek aan ondersteuning. We gaan een discussie aan met de jongere en zijn familie over zijn of haar verplichtingen tegenover het slachtoffer en de gemeenschap. We leggen ook de rechten van de jongere uit. We leggen vast wie de FGC mee opstart, hoe lang ze zal duren en wie ze begeleidt. Het slachtoffer kan de FGC zelf bijwonen of kan zich laten vertegenwoordigen. Deze vertegenwoordiger heeft dezelfde rechten als het slachtoffer. Rechtshulp wordt aangeboden. Als de slachtoffers niet worden vertegenwoordigd, hebben ze toch recht op informatie over de aangelegenheden waarvan ze willen dat ze besproken worden. Soms wil het slachtoffer liever niet worden geïdentificeerd. Soms wil het slechts een deel van de FGC bijwonen of verkiest het de FGC te volgen via een gesloten televisiecircuit. Het slachtoffer kan daarbij dan rechtstreeks tussenkomen.
Stuk 342 (1999-2000) – Nr. 1
We volgen geen vast draaiboek tijdens de FGC. We werken op basis van algemene principes en confrontatie. Na verloop van tijd eigenen de families zich het plan als het ware toe. Dat is essentieel opdat het effectief zou werken.
5. Toelichting bij een video over een FGC Professor Lode Walgrave : De exotische aspecten van dit proces vallen de Vlaamse kijkers sterk op. Toch zou ik hen willen vragen daar doorheen te kijken. Een FGC maakt een dragend platform mogelijk waardoor jongeren aangemoedigd worden om iets goed te maken zonder verstoten te worden. Het kan gaan om de familie, maar ook andere mensen kunnen daarbij betrokken worden. De daad wordt sterk afgekeurd, maar toch wordt er reïntegrerend gewerkt. Het is geen softe oplossing. De jongen moet rechtstaan en toegeven dat hij de camera verkocht heeft en niet weggeworpen. Dat was misschien het moeilijkste moment van zijn leven. Uiteraard ging het hier om een gespeeld stuk. Toch is het makkelijker zich voor een rechtbank te laten verdedigen, want dan wordt men minder persoonlijk geconfronteerd met de impact van zijn daden. De slachtoffers komen aan het woord en dat is een enorm winstpunt. Het zijn geen loutere tegenspelers : men zoekt samen naar een oplossing die min of meer ieders akkoord kan wegdragen. Het is een constructief gebeuren dat een zekere tevredenheid oplevert. Het oorspronkelijke onrecht van het delict kan uiteraard nooit helemaal goedgemaakt worden. Daarom zit er ook een stuk vergeving in. Dit proces maakt dat mogelijk. Zelf heb ik een tiental van die FGC meegemaakt. Het ging in geen enkel geval om Maori’s, steeds om Europese betrokkenen, ook om gebroken gezinnen. De heer Allan Macrae : Mijn ervaring met de FGC is vrij groot : ik heb er ongeveer 700 geleid. Ik blijf zeer enthousiast. Ik heb immers ook het oude model meegemaakt waarmee ik niet zo gelukkig was. Het is een eenvoudig model om het slachtoffer bij de familie te brengen. Ik heb vastgesteld dat het succes heeft en dat mensen worden geholpen. De coöperatieve aanpak is essentieel : alle deelnemers zoeken naar een oplossing voor het probleem. Het is een partnership van alle overheden en steunende instanties. Een slachtoffer belde me op. Hij had bericht gekregen dat het plan van de FGC met succes was afge-
Stuk 342 (1999-2000) – Nr. 1
6
rond. De brief vermeldde in detail wat de jongeman daarvoor had gedaan. Hij zei dat hij na de conferentie de indruk had dat het niet zou werken. Dat had volgens hem vooral te maken met zijn werkervaring. Hij was zijn hele loopbaan ambtenaar geweest en daarbij had hij nooit een goede samenwerking met een ander departement mogen ervaren. Bij deze FGC waren zes verschillende diensten betrokken die samen zorgden voor de uitvoering van het plan. Nu werken ze zo goed samen dat we ons ook op de meest moeilijke jongeren kunnen richten. Bij deze daders werd geen enkele recidive vastgesteld. In 1996 waren er 18, in 1995 30, maar vorig jaar geen enkele. Op een populatie van 153.000 betrokkenen waren er vier jongeren die kunnen beschouwd worden als repetitief. Het proces is zeer succesvol bij jonge mensen waarvan iedereen zegt dat ze tot de moeilijkste groep behoren. In 1996 waren er 556 beschuldigingen en vorig jaar nog 164. In 1996 waren er 160 FGC en vorig jaar nog 86. De enige stijging in de statistieken is het aantal FGC waarbij slachtoffers betrokken zijn. Dat is gestegen van 58 naar 78 percent. Dat heeft te maken met het feit dat we nu meer tijd hebben om de slachtoffers te helpen en ook de slachtoffers het proces promoten. Op een conferentie van 400 mensen in Wellington werd een geval aangehaald van een persoon wiens huwelijk op de klippen was gelopen en die geen contact meer had met zijn zoon. Zijn zoon kwam hem opnieuw opzoeken. Twee weken later kwam die als fietser om in een verkeersongeval. De FGC kwam tot het volgende akkoord. De jongen die het ongeval veroorzaakte, moet leren uit zijn ervaring en hij moet die overdragen aan andere jonge mensen om te vermijden dat iets dergelijks zich nog zou voordoen. In aanwezigheid van 400 mensen heeft de vader gezegd dat deze ervaring op hem een genezend effect heeft gehad. Nu is hij een actief lid van het lokale comité voor het herstel van gerechtigheid. Deze FGC was zeer emotioneel. Ik ben nog altijd zeer geëmotioneerd, maar ik probeer me te bedwingen. Toen ik, bij een samenkomst met buitenlandse rechters, probeerde te beschrijven wat er toen gebeurd was, vloeiden er tranen. Dat is het genezende aspect dat zich ook voordoet bij de familie. FGC geeft de jonge daders de kracht en de mogelijkheid om de schade te herstellen en geeft het slachtoffer de kracht en de mogelijkheid om zijn woede en verdriet of pijn te laten varen. Geen enkel slachtoffer dat de FGC-procedure heeft doorlopen heeft daarna nog behoefte aan lange therapie, terwijl dat voor slachtoffers wiens zaak
voor een rechtbank is verschenen, wel het geval is : zij voelen zich alleen en geïsoleerd van de maatschappij. Ook daders wiens zaken door een rechter is behandeld, voelen zich geïsoleerd van hun gemeenschap en van de maatschappij en soms worden ze door een beslissing van de rechter ook echt geïsoleerd. Dat is niet het geval na een FGC-procedure : een belangrijk aspect van het plan is dat ze de dingen opnieuw in orde brengen met hun gemeenschap. Bij de uitvoering van het plan knopen ze bovendien werkrelaties aan die soms hun hele leven blijven bestaan. Zo vonden jongeren, die nooit tevoren werk konden vinden en geen goede scholing hadden genoten, voltijds werk na hun werk voor het FGC-plan, omdat ze hadden bewezen over de nodige capaciteiten en inzet te beschikken. De politie heeft ons verteld dat we er met de FGCprocedure in slagen om meer schadevergoeding te innen dan de rechtbanken voor volwassen met volwassen veroordeelden. We doen daarvoor namelijk een beroep op de samenwerking van de uitgebreide familie. Onlangs leidde ik een FGC waarbij 3 jonge mannen betrokken waren die zware slagen en verwondingen hadden opgelopen. Ze zagen op advies van de FGC af van een schadevergoeding in geld, maar dat daagde de familie van de dader uit om een betere manier te vinden om hen schadeloos te stellen. Niet alleen vond de familie een dergelijke manier en bereikte men overeenstemming over het plan, maar bovendien bood men de slachtoffers duizend Nieuw-Zeelandse dollar schadevergoeding aan als blijk van hun oprechte spijt. Om dat geld te verdienen werd door de hele familie vier weken lang karweitjes opgeknapt, auto’s gewassen, hotdogs verkocht, enzovoort. Daarbij werd er wel geëist dat de jonge dader aan al dat werk een bijdrage leverde : het was tenslotte voor hem dat er geld werd verdiend. Een dergelijk resultaat, een dergelijke samenwerking kan geen enkel rechtbank tot stand brengen. Sommige jongeren met de meest zware feiten op hun kerfstok verklaren dat ze er de voorkeur aan geven om een tijdje in een inrichting te worden opgesloten. Dat is volgens hen de gemakkelijkste weg. Daaruit hebben we geleerd dat sommige jongeren hun plan wel eens opzettelijk zouden saboteren, om toch maar eens opgesloten te worden. Opsluiting ontslaat hen echter niet van een verschijning voor een FGC : een gangbare sanctie in Nieuw-Zeeland is zes maanden opsluiting in een instelling en daarna zes maanden onder supervisie.
7
Stuk 342 (1999-2000) – Nr. 1
Alle jongeren onder supervisie worden onderworpen aan een FGC-procedure. In Wellington worden hoogstens 5 jongeren opgesloten per jaar. Het aantal instellingen in Nieuw-Zeeland is gedaald van 18 tot 3. Dat blijkt nu te weinig te zijn en we corrigeren dat. Die instellingen kostten echter drie miljoen Nieuw-Zeelandse dollar. Dat geld gaat nu naar de FGC-procedures, preventie. Daarbovenop gaat er twee miljoen dollar naar opvoeding en onderwijs.
vraagt wel wat zoeken, maar men vindt wel leden van de uitgebreide familie die in aanmerking komen. Zo doe ik bijvoorbeeld soms een beroep op familieleden die contact verloren met de ouders van de dader, wanneer deze zelf jong waren en op het verkeerde pad terecht kwamen. Zoals de meeste Europeanen, was ik gewoon te zeggen dat ik alleen een kernfamilie had, tot ik ongeveer 400 verwanten heb leren kennen op een familiebijeenkomst. Het is een kwestie van zoeken.
Laat me besluiten met een finaal commentaar. Als onderdeel van een proefproject, train ik op dit ogenblik mensen om een dergelijke procedure ook in België in te voeren. Het spreekt vanzelf dat ons systeem niet klakkeloos kan gekopieerd worden in België : ook wij moesten onze procedure aanpassen aan de verschillende culturen in ons land. Maar ik ben wel onder de indruk van de competentie en de capaciteiten van de mensen aan wie ik de cursus geef en aan de vorming die ze al vroeger hebben genoten. Ik ben ervan overtuigd dat ze in staat zijn om hun versie van onze FGC-procedures op te zetten. België heeft het potentieel om Nieuw-Zeeland voorbij te steken, als wij niet snel evenveel investeren in onze medewerkers.
Bovendien doen we ook een beroep op culturele organisaties, organisaties van de gemeenschap en andere organisaties die steun en structuur kunnen bieden. Daarbij doet zich een heilzame cirkel voor, omdat ik mee de culturele organisaties, organisaties van de gemeenschap en andere organisaties die steun en structuur kunnen bieden in het leven roep waarop ik een beroep doe. Zo heb ik samen met de Samoaanse gemeenschap, waarop ik bij de FGC vaak een beroep doe, een aanvraag opgesteld voor een project. Daardoor is er nu geld om drie Samoaanse jeugdwerkers in dienst te nemen, waarop ik dan weer een beroep kan doen bij de FGC. De FGC-projecten helpen de gemeenschap om zich te organiseren en daardoor ontstaan organisaties waarop we een beroep kunnen doen bij de FGC.
Mevrouw Patricia Ceysens, voorzitter : Ik dank de sprekers voor hun boeiend betoog dat emotioneel geladen was, maar ook met cijfers en feiten gestaafd.
6. Bespreking Mevrouw Sonja Becq : Ik ben uiterst geboeid door uw uiteenzetting over de manier waarop u dat FGC-proces op gang heeft gebracht. Welke voorwaarden moeten er vervuld zijn om een FGC met succes te organiseren ? Zo lijkt me dat een sterke familiestructuur een voorwaarde is. In de uiteenzetting van de sprekers was er ook sprake van zogenaamde support-agencies. Wat gebeurt als die sterke familiestructuur niet bestaat ? Wat als de familie geen greep meer heeft op de kinderen ? Volgens rechter Carruthers worden 80 percent van de feiten afgehandeld door de politie en 20 percent door de rechtbanken of door een FGC. Welke feiten komen in aanmerking voor een behandeling door een FGC ? De heer Alan Macrae : Wanneer ik een FGC bijeenroep, kijk ik soms verder dan de ouders en de onmiddellijke verwanten, als deze niet in staat zijn te voldoen om aan de eisen die een FGC stelt of niet gemotiveerd zijn om eraan deel te nemen. Het
De heer David Carruthers : Wanneer wordt een feit door de politie of de rechtbank behandeld ? Dat is afhankelijk van de mate van interventie die nodig is. Een professioneel oordeel is vanzelfsprekend altijd nodig om te beoordelen hoe ernstig de feiten zijn, of de jonge dader verantwoordelijk kan gesteld zijn, wat de mogelijkheden zijn om de schade te herstellen of om de slachtoffers schadeloos te stellen. In sommige zaken zal de rechter betwisten dat een zaak terecht bij hem wordt aanhangig gemaakt. Dan verwacht hij dat anderen bezwarende omstandigheden kunnen aanvoeren, bijvoorbeeld dat het gaat om recidive. Er bestaan alleen vage criteria die af en toe door de rechtbank worden gecontroleerd. Professor Lode Walgrave : Misschien is het nuttig te verduidelijken dat alle feiten die voor een rechtbank behandeld worden ook in een FGC behandeld worden. De enige uitzondering is moord en doodslag. Tachtig percent van de feiten worden door de politie op eigen houtje afgehandeld. Twintig percent komen voor een rechtbank en voor een FGC of alleen voor een FGC. Alles komt voor een FGC, ook jongeren die al drie of vier keer voor een FGC zijn verschenen. De heer Allan Macrae : Niet alleen de politie maar ook andere organisaties in de gemeenschap doen
Stuk 342 (1999-2000) – Nr. 1
8
goed werk en lossen heel wat problemen op, bijvoorbeeld door bemiddeling, zonder dat ze op een FGC behandeld worden. Alleen voor grote zaken die door de ernst van de feiten of doordat het gaat om al lang aanslepende conflicten, een meer serieuze interventie vereisen, worden behandeld door een FGC. De FGC is de volgende stap, omdat er een beroep wordt gedaan op de uitgebreide familie. Het is zeker geen alternatief voor bemiddeling. De heer Jan Van Duppen : Het doel van de FGCprocedure is jongeren terug op te nemen in het netwerk, de achtergrond van familie, omgeving en cultuur waarvan ze zijn vervreemd. Dat is schitterend werk dat een menswaardige oplossing biedt die getuigt van respect voor de dader, het slachtoffer en de omgeving. De video toont duidelijk het belang van rituelen in de FGC-procedure. Zo werd duidelijk gemaakt dat het belangrijk is iemand te vinden die kan doordringen tot de persoonlijkheid van de dader zelf. Ervaringen in Engeland en mijn eigen eraring in mijn eigen huisartsenpraktijk leren dat een dergelijke rituele benadering ook in België perfect mogelijk is om, samen met de familie, jonge mensen opnieuw op te nemen in het netwerk of de familie waarvan ze vervreemd zijn. De vraag is echter of de procedure na verloop van tijd niet geritualiseerd zal worden en haar inhoud zal verliezen. Daarmee bedoel ik dat ze zal verworden tot inhoudsloze handelingen en overeenkomsten die vooraf al uitgestippeld zijn en die eindeloos herhaald worden, zodat de betrokkenen de leegheid ervan ervaren. Stelt men in Nieuw-Zeeland vast dat het gevaar van een dergelijke verwording reëel is ? Hoe kan men iets dergelijks vermijden ? De heer Allan Macrae : U heeft gelijk dat een van de sleutelaspecten de isolatie van de jonge daders is van de gemeenschap. Altijd weer duikt dat probleem op bij jongeren. Ze zijn geïsoleerd in hun familie, in hun cultuur, in de hele maatschappij. Wat wij vanuit de FGC geleerd hebben, is dat ze zelden terugkomen als ze het programma doorlopen hebben. Een voorbeeld daarvan zijn jongeren die zich vaak in een uitzichtloze situatie bevinden. Zij hebben een zwakke familieband, geen opleiding, geen culturele betrokkenheid bij de maatschappij. Het zijn jongeren die gemakkelijke slachtoffers zijn voor bendes. Wij zijn met een voorstel gekomen om een dergelijke groep jongeren te behandelen. Ze maken immers 58 percent van de rechtbankgevallen met jongeren als dader in Nieuw-Zeeland uit. De overgrote meerderheid van hen, hebben we voor een periode van drie jaar niet meer gezien omdat ze niet meer met de politie in aanraking geweest zijn. Op die manier hebben
we een cirkel doorbroken, want in de wereld van de gangs hoor je er pas echt bij als je in aanraking bent geweest met politie en met het gerecht en als je een tijdje gezeten hebt. Pas dan word je als een volledig lid van de bende beschouwd. Dit heeft geleid tot een escalatie van jongerencriminaliteit omdat de recruten als het ware gedwongen waren om criminele feiten te plegen. Zodra we begonnen met de bijeenkomsten, hebben we de jongeren duidelijk gemaakt dat ze een programma moesten doorlopen en dat ze de hele duur ervan geïsoleerd zouden worden van de bende. Ze zouden de hele tijd bij een Maori-gemeenschap doorbrengen. Zesentwintig weken moesten ze zich kabahaka eigen maken, de liederen, dans en ook de taal van de Maori’s. Cultureel waren ze volledig afgesneden en moesten zich volledig nieuwe omgangsvormen eigen maken. Na een periode intensief samenleven met de Maori’s, realiseerden ze zich wat er in hun leven ontbrak en dat wilden ze niet meer verliezen. Ze voelden een soort morele verplichting om de nieuwe culturele code die ze hadden geleerd, te onderhouden. Ze voelden zich voor het eerst weer opgenomen in een gemeenschap en waren bereid daar in hun eigen gemeenschap aan te werken omdat ze de vervreemding en het middel daartegen aan den lijve hadden ondervonden. Professor Lode Walgrave : Ik wil nog iets toevoegen over de dreiging om de FGC uit te hollen tot een leeg ritueel. Ik heb een klein deel van het volledige programma in Nieuw-Zeeland meegemaakt en ik ben voor het idee gewonnen. Maar ook de cijfers uit wetenschappelijk onderzoek spreken voor zich. Sinds de invoering van de wet in 1989 is de graad van recidive van jongeren sterk gedaald. Die daling is overal merkbaar, maar is veel sterker in het ene district dan in het andere. Het district Wellington kende de grootste daling en Maxwell en Morris hebben bestudeerd hoe dat komt. De onderzoekers kwamen tot de conclusie dat de kwaliteit van het gebeuren verschilt van district tot district en dat de kwaliteit recht evenredig is met de resultaten. Elke FGC is volledig opnieuw begonnen met de families te betrekken en met een zuiver individuele begeleiding. Telkens opnieuw moet dezelfde flexibiliteit, openheid en hetzelfde respect worden opgebracht. Uiteraard bestaat het risico dat als het concept getransponeerd wordt, het verwordt tot een routinebezigheid. Dan zouden we slecht bezig zijn. Dat komt hier in Vlaanderen nog niet echt ter sprake omdat we nog bezig zijn met het te leren. Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : De beschreven methodiek is in elk geval boeiend en schitterend.
9 Het geeft het slachtoffer, de dader en het gezin van de jongere de kans om opnieuw gerespecteerde leden te worden van de gemeenschap. Er ontstaat een groep, een platform, die de jongere zal steunen om zich opnieuw in de maatschappij te integreren. Die groep neemt als het ware mee de verantwoordelijkheid over de jongere op. Nieuw-Zeeland is een multiculturele samenleving, net als België. In die zin is het project overdraagbaar. De methodiek geeft een opening om aan te tonen dat een herstelgerechtelijke aanpak efficiënter kan zijn dan een andere. Toch heb ik nog een aantal vragen. Een eerste vraag betreft de tweeledigheid van de rol van de politie. Tachtig percent van de overtredingen worden door de politie afgehandeld, wat een erg ruime bevoegdheid is. De politie begeleidt de jongere tijdens het programma. Anderzijds is diezelfde politie een stevige stok achter de deur, een bedreiging zelfs. Is er rechtscontrole op die twee functies van de politie ? Hoe gebeurt dat toezicht op die tachtig percent dan ? In Nieuw-Zeeland is het vertrouwen in de lokale politie blijkbaar bijzonder groot. Ik weet niet of men een dergelijk vertrouwen in de politie van België mag veronderstellen. Over de informatie die de jongere geeft tijdens het programma, heb ik een tweede vraag. In de video moest de jongere bijvoorbeeld toegeven dat hij de gestolen camera verkocht had en dat hij hem niet had weggegooid. Wat als de jongere extra bekentenissen zou hebben afgelegd ? In die bijzondere sfeer kan dat heel goed denk ik, want de jongere heeft het gevoel dat hij met een schone lei opnieuw kan beginnen. De politieman is daarbij aanwezig. Wat mag hij met die informatie doen ? Wat is het vertrouwelijkheidskarakter daarvan ? Wat als de jongere met nieuwe feiten op de proppen komt ? Ten slotte heb ik nog twee punctuele vragen. Heel veel overtredingen zijn gerelateerd aan verslavingen en druggebruik. Worden ook daarrond FGC’s georganiseerd ? Wat als de feiten in groep werden gepleegd en er meerdere daders zijn ? Wordt de FGC dan ook voor de hele groep georganiseerd ? Hoe gebeurt dat precies ? De heer David Carruthers : De vraag over het respect dat wordt hersteld, heeft mij getroffen. Als rechter in de nieuwe procedure heb ik vastgesteld dat respect voor daders, slachtoffers en families wordt hersteld. Je ziet daders met een gebogen hoofd de rechtbank binnenkomen. Ze schamen zich voor wat ze hebben gedaan. Ze krijgen de boodschap dat ze fouten hebben gemaakt, maar dat die hersteld kunnen worden. De daders gaan
Stuk 342 (1999-2000) – Nr. 1
met opgeheven hoofd terug buiten nadat ze met het programma hebben ingestemd en nadat ze het programma hebben doorlopen. Ze krijgen bevestiging en worden gewaardeerd om de inspanning en de moed die ze met de steun van hun familie hebben opgebracht. Met een herwonnen gevoel voor eigenwaarde gaan ze opnieuw de maatschappij in. Wat de politie betreft, is het inderdaad zo dat er in Nieuw-Zeeland heel veel respect voor bestaat. Dat respect ondersteunt hun mogelijkheden om zaken zelf op te lossen. Een formele monitor is er niet, maar de politie werkt in multidisciplinaire groepen waar een duidelijke overlegcultuur bestaat en verder genieten ze een algemeen publiek respect. Men zou dus van informele monitoring kunnen spreken. De heer Allan Macrae : In mijn job ben ik verantwoordelijk voor de monitoring van de politie. Als de politie mij een zaak voorlegt, dan moeten ze motiveren welke inspanningen werden gedaan, waarom ze wat gedaan hebben. Op basis van hun gegevens moet ik kunnen uitmaken of een mislukking te maken heeft met de onredelijkheid van het opgelegde programma of met de halsstarrigheid en het verzet van de jongere. De politie heeft in de loop van de tijd heel veel expertise opgebouwd om te fungeren als partner in een FGC. Hoe langer en hoe meer we deze programma’s toepassen, hoe beter ze lopen. De FGC is niet geheel vertrouwelijk. Een eerste vertrouwelijkheidselement is dat wat wordt gezegd niet in de rechtbank mag worden gebruikt en ook niet in de media mag verschijnen. De nieuwe informatie mag wel worden gebruikt om ander bewijsmateriaal op te diepen. Het respect van de politie voor de vertrouwelijkheid van de family conferences staat borg voor eerlijke communicatie tussen de participanten. Het heeft ook nog een ander voordeel : hun collega's bij de politie verkrijgen veel informatie over wat er in Wellington gaande is. Die informatie wordt overigens niet bestraffend, maar opbouwend gebruikt. De politie wordt een partner in allerlei gemeenschapsprojecten. Zo helpen zij jongeren – gratis – bij de voorbereiding op een rijexamen of trainen zij een kanoteam. Er wordt een relatie opgebouwd met risicojongeren. Men kent op den duur elkaars voornaam. Als er wat gebeurt, weet de politie meteen over wie het gaat. Drugverslaafden zijn de lastigste groep om mee te werken. Processen moeten daarom duurzaam zijn. Nationaal vindt 58 percent van de family group conferences voltooiing in zichzelf. Soms is er nog
Stuk 342 (1999-2000) – Nr. 1
10
een tweede of een derde conference nodig, die dan wel succesvol is. Uiteindelijk blijft nog een kleine, helder gedefinieerde doelgroep over waarin veel middelen geïnvesteerd kunnen worden. Jongeren met drugsverslaving worden voor de keuze gesteld. Ofwel volgen ze een ontwenningsprogamma, waarna ze het FGC-plan uitvoeren. Die optie heeft in 75 percent der gevallen succes, omdat de deelnemer gemotiveerd is. Het alternatief is immers opname in een gesloten instelling en een strafblad. De conference maakt hen dat duidelijk. Professor Lode Walgrave : Wat doet u met groepsdelinquentie ? De heer David Carruthers : Family group conferencing is gericht op het individu. De conferentie kan door de peer group ondermijnd worden, net zoals de familie. Maar men krijgt ook, via de familie, zicht op de peer group. Men kan hen mee laten evolueren door deelname aan projecten. Dat zorgt ervoor dat de family conference niet ondermijnd wordt. De vooorzitter : In het filmpje stond de slachtofferdaderverhouding centraal. Toch hangt een en ander vaak samen met andere problemen, zoals de opvoedingssituatie, het gebruik van vrije tijd en schoolbezoek. Biedt u ook daar hulp ? En wat verwacht de gemeenschap als herstel ? De heer Allan Macrae : Dat is een belangrijke vraag, omdat de uitvoering van een plan drie tot zes maanden in beslag neemt. Wij brengen die facetten inderdaad in rekening. De politie, en soms een gemeenteraadslid, treedt op als vertegenwoordiger van de gemeenschap die het slachtoffer was van het misdrijf. Er wordt gezorgd voor een compleet en doelgericht programma. Het goedmaken van de fout is daarvan een onderdeel. Het afmaken van de studies is een onderdeel van een begeleidingsplan. Wij bevelen scholen, die geneigd zijn iemand te schorsen, aan dat niet te doen. Als zij zich aansluiten bij een programma, profiteren zij daar uiteindelijk ook van door de verbetering van de kwaliteit van de schoolomgeving. Als het misdrijf op school zelf is gebeurd, wordt de school zelf participant als slachtoffer. Zo niet, is zij participant als informatieverstrekker. De heer David Carruthers : In de FGC op de videofilm werd ook de klemtoon gelegd op het onderwijs. De heer Allan Macrae : Wij vragen ook de jongere om de fout goed te maken door iets te doen voor
het slachtoffer. Als dat niet kan, om praktische redenen of omdat het slachtoffer dat niet wil, moet hij iets doen voor een organisatie waarin het slachtoffer belang stelt. Als ook dat niet kan, moet hij deelnemen aan een andere gemeenschapsactiviteit. Een onderdeel van de motivering daarvan is het aanleren van sociale tijdsbeleving. Anders staat men vaak op of gaat men slapen op asociale uren. Professor Lode Walgrave : Hoever staan we met onze plannen met het experiment in Vlaanderen ? Wij zijn bezig met de opleiding van enkele mensen. Tegelijk doen wij ook een soort ronde van Vlaanderen, want wij zoeken algemene maatschappelijk platform, een ‘ecologische’ voedingsbodem. Verder komt er een denktank die precies gestalte zal geven aan het project. Die wordt samengesteld uit onder meer magistraten, politiemensen en wetenschappers. Wij zien het hele probleem als een gemeenschapsaangelegenheid, veeleer dan als een justitiële en dus federale aangelegenheid, net zoals de motie van aanbeveling van het Vlaams Parlement van vorig jaar inzake bijzondere jeugdzorg dat vroeg. In geen geval willen wij een nieuwe dienst, want experimenten hebben de neiging om hun eigen bestaan te willen verlengen. Zij bewijzen hoe dan ook dat ze het goed doen. Veeleer willen wij de mogelijkheid van Family Group Conferencing aanbieden in de bestaande diensten met bemiddelingservaring. De contacten met het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap verlopen vlot. Wij hopen dan ook in het najaar of ten laatste in het vroege voorjaar van start te kunnen gaan. Waarop moet er gelet worden ? Een van de grote problemen is de juridische status. Het common law-systeem verschilt grondig van het onze. Een van de punten is dat de politie in Nieuw-Zeeland een grotere bevoegdheid heeft. In Vlaanderen neemt de procureur de beslissingen. De vraag rijst of de substituut voor jeugdzaken de FCG zal bijwonen en dezelfde rol zal spelen als de NieuwZeelandse politie. Ik denk dat zoiets niet haalbaar is. Hoe kan men de politie een plaats geven en controle laten uitoefenen op de beslissingen ? Dat zijn een aantal vragen die rijzen, maar we vinden het de moeite om te proberen. Een ander punt is of de jeugdrechter dan wel het parket instaat voor de verwijzingen. De jeugdrechter kan wettelijk alleen dwingende maatregelen opleggen ; de FGC kan echter niet echt opgelegd worden. Een ander probleem is dat van de rechtsbijstand. In welke mate moet de uitkomst van de FGC bekrachtigd worden en hoe snel ? Men dient te voorkomen dat een moeizaam bekomen over-
11 eenkomst verworpen wordt omwille van een futiliteit. Een ander aandachtspunt is hoe de FGC een impact op het gedrag kan hebben. Aan de hand van een controlegroep dient nagegaan te worden wat de invloed is. Ook de tevredenheidgraad van het slachtoffer moet bepaald worden. Met welke argumenten nemen ze deel aan de FGC ? Zijn ze tevreden en wat zijn de elementen van tevredenheid : de rechtvaardigheid, het uiten van emoties en dergelijke meer ? Het gaat om hetzelfde soort vragen die gesteld worden bij de klassieke bemiddelingsgesprekken. Voorts moet men ook de methodische impact bekijken. Het systeem mag geen ritueel worden. De mensen worden momenteel opgeleid volgens het Nieuw-Zeelandse model. Op termijn zullen er aanpassingen moeten gebeuren. Een andere reeks vragen zijn bijvoorbeeld : voor welk soort problemen werkt FGC ? In Nieuw-Zeeland is men van mening dat de FGC werkt voor elk probleem. Ik vind dat ook, maar dat zal nog moeten blijken. Wat is de aard van de feiten en wat is de achterliggende problematiek ? Ook rijst de vraag hoe men de benaderingen voor de allochtone jongeren kan aanpassen. Marokkaanse jongeren zijn anders dan de Maori. Ik geloof dat de FGC een sterke kans maakt : het heeft duidelijk meer impact dan de traditionele systemen.
De verslaggever, Trees MERCKX-VAN GOEY
De voorzitter, Patricia CEYSENS
Stuk 342 (1999-2000) – Nr. 1