Stuk 1403 (2007-2008) – Nr. 1
Zitting 2007-2008 30 oktober 2007
HOORZITTING over het Jaarverslag 2006 en de werking van het Vlaams Audiovisueel Fonds
VERSLAG namens de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media uitgebracht door de heer Dirk de Kort
3463 CUL
Stuk 1403 (2007-2008) – Nr. 1
Samenstelling van de commissie: Voorzitter: de heer Dany Vandenbossche. Vaste leden: de heren Erik Arckens, Johan Deckmyn, Werner Marginet, mevrouw Marie-Rose Morel, de heer Wim Van Dijck; de heren Carl Decaluwe, Dirk de Kort, Paul Delva, Johan Verstreken; de dames Margriet Hermans, Laurence Libert, de heer Herman Schueremans; mevrouw Els Robeyns, de heren Dany Vandenbossche, Jo Vermeulen. Plaatsvervangers: de dames Hilde De Lobel, Marijke Dillen, de heren Pieter Huybrechts, Stefaan Sintobin, Frans Wymeersch; de dames Martine Fournier, Sabine Poleyn, Tinne Rombouts, de heer Johan Sauwens; de heren Karlos Callens, Marnic De Meulemeester, Hans Schoofs; de heer Bart Caron, mevrouw Michèle Hostekint, de heer André Van Nieuwkerke. Toegevoegde leden: de heer Jos Stassen; de heer Jan Loones.
2
3
DAMES EN HEREN, De Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media organiseerde op 4 oktober 2007 een hoorzitting met het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) over het Jaarverslag 2006 en de werking van het Vlaams Audiovisueel Fonds. I. UITEENZETTING DOOR DE HEER PIERRE DROUOT, DIRECTEUR-INTENDANT, EN DE HEER HANS EVERAERT, ZAKELIJK LEIDER VAN HET VLAAMS AUDIOVISUEEL FONDS De heer Pierre Drouot: Ik ben directeur-intendant geworden eind 2005 en vervang Luckas Vander Taelen. Daarvoor werkte ik zelf ook al bij het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) in casu als projectcoach vanuit mijn ervaring als filmproducer en filmregisseur/scenarist en als voormalig docent op de Franstalige filmschool INSAS1. Met Hans Everaert, zakelijk leider, en Karla Puttemans, hebben we aan een hervorming van het VAF gewerkt. Die bestond erin dat voor de interne werking drie pijlers werden opgericht. Ik toon u de gerealiseerde hervormingen en de werking van het VAF aan de hand van een powerpointpresentatie. Vooreerst is er een dienst Vorming en Onderzoek onder leiding van Siebe Dumon, die de steunaanvragen voor vorming behandelt, de ateliers en workshops organiseert en waar studies worden voorbereid en opgevolgd. Er is ook een dienst Creatie opgericht, die alle projecten behandelt die binnenkomen. Karla Puttemans behartigt die zaken en behandelt zo de steunaanvragen voor creaties, zit de beoordelingscommissies voor en superviseert het dossierbeheer. Ze behandelt ook de coproducties, waarover ik het nog zal hebben. Uiteindelijk is er ook een dienst Promotie en Communicatie (Flanders Image) onder leiding van Christian De Schutter. Daar worden onder andere de steunaanvragen promotie behandeld. Hij werkt samen met Nathalie Capiau voor de promotie en met Simon Wullens voor de communicatie. De dienst zorgt ook voor de aanwezigheid van het VAF op diverse festivals en markten met een voorstelling van onze producten zoals speelfilms, documentaires en animatiefilms. Beide onderdelen van de dienst plegen geregeld overleg met buitenlandse curatoren en programmatoren om erop toe te zien dat onze creaties misschien kans maken op selectie voor internationale festivals. Dat is de verticale structuur. 1
INSAS: Institut National Supérieur des Arts du Spectacle et Techniques de Diffusion
Stuk 1403 (2007-2008) – Nr. 1 Er is ook een horizontale structuur, omdat we het belangrijk vinden dat projectindieners en dus de aanvragers van subsidies, een gespecialiseerd aanspreekpunt hebben. Dit zijn onze projectbeheerders. Ze gaan over de vier categorieën van producties die bij het VAF terechtkomen: Fictie, met Dirk Cools; Documentaire, met Myriam De Boeck; Animatie, met Inge Verroken en ten slotte Experimentele mediakunst, met Brecht Van Elslande. Er is uiteraard ook een dienst Onthaal, met twee halftijdse werkkrachten, en een dienst Costcontrol en Boekhouding. De vier projectbeheerders werken binnen hun eigen categorie voor de drie verticale pijlers, zij het niet allemaal op hetzelfde niveau. Voor Fictie bijvoorbeeld is het werk voor Promotie en Communicatie eerder beperkt vanwege het vele werk dat zich daar zo al aandient en het feit dat daar een heel sterke ploeg zit die vaak in het buitenland vertoeft, wat dan weer moeilijk te verenigen is met de ontvangstfunctie van de projectbeheerder fictie. De hervorming is doorgevoerd tussen december 2005 en april 2006. Een nieuw aspect van de hervorming is het selectiesysteem dat in voege trad in april 2006. Er zijn vijf beoordelingscommissies, waarvan twee voor fictie: fictie 1, met alle eerste films en kortfilms, en fictie 2 met alles wat daarop volgt en televisieseries. Er is één beoordelingscommissie voor documentaires, één voor animatie en één voor experimentele mediakunst. Elke commissie telt zes leden die voor twee jaar benoemd zijn en voor elk van hen is in plaatsvervangers voorzien. Hun mandaat kan éénmaal verlengd worden. Er is een nuance in de zin dat de helft van de commissie om de twee jaar wordt vervangen. De heer Hans Everaert: Vroeger werden de projecten geselecteerd door drie anonieme lectoren, die een advies uitbrachten, maar geen stemrecht hadden. Het VAF besliste zonder stemming en dat stond ter discussie in de sector. De heer Pierre Drouot: Het gevoel leefde dat er vroeger willekeur bestond en dat de directeurintendant alles besliste. Nu zijn de commissieleden bekend, wat vroeger niet het geval was, en enkel zij hebben stemrecht. Niemand van het VAF-team zelf heeft stemrecht over de keuze van projecten. Daar is één uitzondering op die ik later toelicht. Er was ook een gespannen verhouding tussen het VAF en de sector. We hebben gevraagd aan de sector om zich nu te engageren en te organiseren zodat we eenvoudig en geregeld met hen kunnen overleggen. De beoordelingscommissies zijn nu zo samengesteld dat de helft van de twaalf leden zijn aangesteld op voordracht van de sector die belang heeft bij de desbetreffende commissie. Voor de commissie
Stuk 1403 (2007-2008) – Nr. 1 fictie hebben de producentenbond, de scenaristengilde en de regisseursgilde leden voorgesteld. Het documentair platform en vertegenwoordigers van de animatiesector hebben voor hun commissie ook leden voorgedragen en daarin hebben wij leden gekozen met het oog op een zo groot mogelijke vertegenwoordiging in verscheidenheid. In samenspraak met de sector zijn ook prioriteitennota’s opgesteld. Het zijn richtlijnen waarmee de beoordelingscommissies moeten werken. Die zijn een aantal keren tussen ons en de sector heen en weer gegaan, om dan op het kabinet van de voogdijminister te belanden voor goedkeuring. Een andere innovatie is dat de commissies werken met rapporteurs. Waar er vroeger geen contact was tussen de anonieme lectoren en de indieners van de projecten, krijgt nu elk project een rapporteur. Dat lid van de commissie dat aan een project wordt toegewezen, wordt dan het tijdelijk aanspreekpunt waar de indieners terecht kunnen met vragen, of meer uitleg en nieuwe gegevens. De rapporteur vervult bij de commissiebespreking eerst een objectieve opdracht: hij licht het project toe op basis van zijn contact met de indieners. Vervolgens geeft hij dan zijn persoonlijke visie. Er is ook een nieuwe bezwaarprocedure opgezet. De bezwaarcommissie is samengesteld uit één lid van elke van de vijf commissies. Ikzelf zit als intendant de commissie voor en heb daar wel degelijk stemrecht. Dat is de uitzondering waarvan eerder sprake was. Wat hebben deze nieuwe commissies intussen gedaan? In 2006 hebben ze 331 dossiers behandeld: 181 fictie, 78 documentaire, 37 animatie en 35 experimentele mediakunst. De aanvaardingspercentages liggen voor fictie op iets minder dan 40 percent, voor documentaire op ongeveer 49 percent, voor animatie op 55 percent en voor experimentele mediakunst op 52 percent. We zijn dus eigenlijk een organisatie die ontzettend veel mensen moet teleurstellen. Een optimale transparantie was dan ook noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de sfeer minimaal vergiftigd zou worden. Er worden immers veel mensen geweigerd en die vinden dat uiteraard onterecht. Binnen die constructie is de rol van de rapporteur bijzonder groot, want hij moet aanvaarden om het slechte nieuws bij de betrokkenen toe te lichten voor wat zijn dossiers betreft. De weigering wordt wel door ons gemeld. Volgend op de mondelinge mededeling van de rapporteur, volgt een door ons team geschreven advies, dat eerst door de rapporteur wordt nagelezen om te zien of hij zich kan vinden in hetgeen daarin wordt uiteengezet door de bevoegde projectbeheerder. Dat is inmiddels ook al doorgenomen door Karla Puttemans om na te gaan of het in de
4 vorm en formulering niet kwetsend is. Een laatste hervorming betreft de taken van de intendant. Vroeger was de heer Luckas Vander Taelen intendant en Jan Vandierendonck regelde de internationale betrekkingen. Deze laatste is intussen secretaris-generaal van Eurimages, het fonds van de Raad van Europa voor Filmbetoelaging van Europese coproducties in Straatsburg. Ik vond het zeer belangrijk de samenhang tussen het intendantschap en de internationale betrekkingen en zo de doorstroming van informatie en de coherentie van doelstellingen, houding en strategieën optimaal te laten verlopen. Daarom vond ik het nodig beide taken op mij te nemen. Zo kan er met één stem worden gesproken. Tot de internationale contacten behoren de bilaterale contacten met het Nederlands Fonds voor de Film. Daarmee hebben we een officieel coproductieakkoord. Het VAF treedt toe tot drie minoritaire coproducties per jaar bij Nederlandse films, en omgekeerd doet het Nederlands Fonds hetzelfde voor drie minoritaire coproducties van Vlaamse films. Dit gebeurt binnen de zogenoemde ‘Bredacommissie’ samengesteld uit drie teamleden van elk fonds. Voor het VAF zijn dat Hans Everaert, Karla Puttemans en ikzelf. Een tweede contact in die zin is met de Franse Gemeenschap, het Centre du Cinéma et de l’Audiovisuel. Ook met hen is er nu een – weliswaar officieus – coproductieakkoord afgesloten. We waren tot de vaststelling gekomen dat tot begin 2006 wij 1,6 miljoen euro hadden betoelaagd aan Franstalige initiatieven die we minoritair bijtreden, waar zij dat maar voor 1 miljoen hadden gedaan. Er is overeengekomen een perfecte wederkerigheid te hanteren en dat is voor 2006 in evenwicht. Dit laat toe dat producenten, buiten wat wij kunnen aanbieden, nog voor zeker een drietal films per jaar en per land extra geld kunnen halen aan Franstalige kant of in Nederland, en omgekeerd. Ons coproductiebudget bedraagt met Nederland 600.000 euro (200.000 per film) en met de Franstalige Gemeenschap een maximum van 450.000 euro (in principe 150.000 euro per film, de maximumbijdrage die zij hanteren voor minoritaire bijdragen bij Franse coproducties) Vervolgens is er nog een contact geconcretiseerd dat op initiatief van de heer Vandierendonck is gelegd, met het Fonds Berlin-Brandenburg Mediaboard. Dat is vooral gericht op animatiefilms en de productie en coproductie ervan. Met de buren in Nord-Pas de Calais van het Centre Régional des Ressources Audiovisuelles (CRRAV) willen we op termijn een samenwerkingsakkoord tot stand brengen. In tegenstelling tot het VAF, dat een cultureel fonds is en waar de culturele criteria doorwegen, zijn bij CRRAV de economische criteria een
5 doorslaggevend selectie-element. We hebben daar al een samenwerking opgezet in verband met onze documentaires. Er worden geregeld ‘pitchingsessies’ georganiseerd, waarbij documentairemakers van Nord-Pas de Calais hun documentaires komen voorstellen bij ons. Omgekeerd gaan producenten van bij ons naar Roubaix om hun projecten voor te stellen. Zo ontstaat er een synergie en samenwerking. Ook met Wallimage – het Waals economisch fonds – is er regelmatig overleg en onderzoeken we samenwerkingsmodaliteiten. Ik volg tevens de Europese zaken op. Ik zit in die hoedanigheid ook in de EFAD, de European Film Agency Directors, een informele koepel waarbinnen alle Europese ‘nationale’ fondsen vertegenwoordigd zijn en gemeenschappelijke standpunten formuleren rond thema’s zoals de digitale toekomst van film, en het territoriaal karakter van betoelaging van de nationale fondsen dat in vraag wordt gesteld door de Europese Commissie en haar DG Concurrentie. Ik vertegenwoordig ook België – samen met een Franstalige collega – bij Eurimages, waar de heer Vandierendonck nu ‘Executive Secretary’ is en waar de leden van de Raad van Europa projecten kunnen voorleggen die als basis een coproductie zijn van liefst drie landen. Via strenge selecties wordt het budget van ongeveer 21 miljoen euro per jaar in de vorm van betoelaging aan Europese coproducties toegekend. Vorig jaar namen we deel aan een zeer belangrijke bijeenkomst in Kopenhagen. Een denktank met 160 specialisten van over heel Europa, directeurs van gelijkaardige fondsen en andere betrokkenen, bogen zich over de problemen rond de audiovisuele media. Er werd een stand van zaken opgemaakt en we bekeken hoe de werking zou kunnen worden verbeterd. Ook werd hier gezocht naar een manier om de ondersteunde films een betere verspreiding te bieden binnen Europa. Deze reflectie op internationaal niveau wordt voortgezet. Een nieuw initiatief is dat het VAF lid zou worden van Cine Regio. Dit is een Europese koepel van regionale filmfondsen. De uitzonderlijke positie van het VAF als ‘nationaal fonds’, dat in België geen fonds meer boven zich heeft, maar tegelijk functioneert als ‘regionaal fonds’ heeft ertoe geleid dat dit tot nog toe onbeslist is gebleven. Een consultatie van de minister leerde echter dat we ook als lid van Cine Regio kunnen fungeren. De heer Hans Everaert: 2006 was een moeilijk jaar voor het VAF. Op een zeker ogenblik werd heel snel een beroep op onze middelen gedaan, veel sneller
Stuk 1403 (2007-2008) – Nr. 1 dan dit in het verleden het geval was. De laatste deadline voor steunaanvragen hebben we daardoor moeten afschaffen, en zelfs de eerste van 2007 hadden we moeten afschaffen, als er zich geen oplossing had aangediend. Hoe zijn we in die situatie verzeild geraakt? De kern van de zaak en het begin van dit probleem, situeert zich in de manier waarop de boekhouding van het VAF moet worden gevoerd en die trouwens niet verschilt van de wijze waarop vroeger de boekhouding van het fonds Film in Vlaanderen werd gevoerd. Het gaat met name om twee specifieke fases bij de financiële afhandeling van een dossier: de goedkeuring en de vastlegging. Er komen een kleine 400 aanvragen per jaar binnen, die worden beoordeeld door de beoordelingscommissies en dan volgt een advies aan de raad van bestuur, die dit bijna altijd volgt. De positief geadviseerde zaken worden dan goedgekeurd en daar begint het engagement van het VAF. Dat engagement wordt pas concreet als alle randvoorwaarden vervuld zijn om de productie van start te laten gaan. Dan begint de tweede fase: de vastlegging. Het zogenaamd technische dossier dat wij dan vanwege de betrokken aanvrager binnenkrijgen omvat verschillende zaken. De rechten zijn gecleard, de cast is vastgelegd en de financiering is rond. In de eerste werkingsjaren van het VAF duurde de periode tussen goedkeuring en vastlegging gemiddeld meer dan een jaar voor langspeelfilms, met name doordat de financiering veel tijd in beslag nam. Onze engagementen zijn dus op termijn. Pas op het ogenblik dat de vastlegging gebeurt, komt een project als kost in de boekhouding terecht en dit voor het integrale bedrag, ook al gebeuren de betalingen gespreid naarmate het project vordert. Het VAF is opgericht in 2002, en we zien dat de vastleggingen vrij nauw aansluiten bij het budget. Dit kan nooit volledig gelijklopen, op enkele honderden euro na. Er worden immers dossiers goedgekeurd ten belope van ongeveer 600.000 euro gemiddeld voor langspeelfilms en dan hangt het registreren op het lopende of het volgende boekjaar soms af van het feit of de financiering voor of na het einde van het jaar rond is en er met de aanvrager kan gecontracteerd worden. Om deze nauwe aansluiting tussen vastleggingen en budget te realiseren, moesten we echter een periode vooraf kunnen goedkeuren. De cijfers geven dus weer wat er aan goedkeuring is verleend voor die periode sinds de opstart van het VAF. Zo zien we dat er in 2003 een heel bedrag is goedgekeurd voor de opstart van het VAF en om voldoende te kunnen vastleggen in dat eerste jaar. Gemiddeld hadden de toen goedgekeurde projecten een financieringstermijn van langer dan een jaar. De paar projecten die sneller waren, zijn nog in dat boekjaar vastgelegd. In essentie gebeurden er in 2003 veel goedkeuringen voor projecten die pas in
Stuk 1403 (2007-2008) – Nr. 1 2004 zouden worden vastgelegd. Voor de daaropvolgende jaren gebeurde dat op dezelfde manier: goedkeuringen in 2004 waren voor vastleggingen van 2005 enzovoort. In 2006 werd een spectaculaire versnelling van de financiering van projecten zichtbaar, dankzij de ‘tax shelter’. Zo werden in 2006 projecten goedgekeurd die niet pas een jaar later hun fondsen opvroegen, maar eigenlijk al gefinancierd waren op het ogenblik van goedkeuring. Zo vloeiden plots twee goedkeuringsjaren samen in één vastleggingsjaar. We zagen ons genoodzaakt de kraan dicht te draaien tot de oude engagementen in onze boekhouding waren gekomen vooraleer we er nieuwe konden opnemen. Dat impliceerde de schrapping van de laatste deadline van 2006 en die van begin 2007. Het lijkt alsof er een overschot is in de vastleggingen voor 2006, maar eigenlijk is er een tekort in de bestedingsverplichting televisie (tv). Volgens de huidige beheersovereenkomst moesten we 2,5 miljoen euro per jaar aan televisieprojecten spenderen. Dat engagement moeten we hoe dan ook nog nakomen. We zijn gestopt met goedkeuren eind 2006, maar er moest wel een voorziening worden genomen om dat tekort op de bestedingsverplichting te compenseren in 2007. Dat ziet u straks nog beter in de cijfers. Eind 2006 was er nog steeds een uitstaand saldo goedgekeurd dat groter was dan het budget dat nog moest worden vastgelegd ten belope van 4,5 miljoen euro, ondanks de goedkeuringsstop. Dat was op zichzelf geen problematisch bedrag, tenzij er bijkomende goedkeuringen zouden gebeuren die onmiddellijk moesten worden vastgelegd. Ik vul eerst de lijn 2006 aan, want dit gaat enkel over de steun aan Creatie, terwijl er nog andere posten zijn. De bedragen daar liggen wel lager. Promotie en Reflectie zitten mooi binnen het budget. Ook Vorming en Algemene werkingskosten zitten binnen het budget. In theorie is er een winst van 1,919 miljoen euro in het boekjaar, maar er zijn dus bestedingen tv die niet zijn gebeurd en waarvoor een reserve van 1,8 miljoen euro moet worden aangehouden. Alles samen kunnen we dus spreken van een breakevensituatie. Gecumuleerd sinds de opstart van het VAF (20022006) geven de cijfers grosso modo het zelfde beeld. We krijgen dus een theoretische winst sinds de opstart van het VAF, maar met het gecumuleerd tekort van 1,8 miljoen op de vermelde bestedingsverplichting tv, komen we op een nuloperatie uit. Het was dus nodig dat we ophielden met goedkeuren op dat ogenblik. Er was niets fundamenteel fout gebeurd, maar er konden helaas geen nieuwe projecten meer worden goedgekeurd. In de steun aan Creatie slorpt Fictie het grootse aandeel op omdat de productiekosten daar veruit het
6 hoogste liggen. Zowat zeventig percent steun gaat naar fictie, een goede tien percent naar animatie, hetzelfde aandeel naar documentaire en een dikke vijf percent naar experimentele mediakunst. Er zijn per categorie minima die in de beheersovereenkomst zijn aangegeven. Daarnaast is er in een vrije marge voorzien binnen de beheersovereenkomst. We moeten dus garanderen dat in de diverse sectoren voor alle categorieën een minimum wordt besteed en dat gebeurt ook. Ik ga nu verder op het overzicht van goedkeuringen en vastleggingen sinds de opstart van het VAF. Bij dit overzicht waren we gebleven bij een openstaand saldo aan goedkeuringen voor 4,5 miljoen euro eind 2006. Van de Vlaamse Regering hebben we uiteindelijk een eenmalige extra dotatie gekregen voor 2007 van 2,475 miljoen euro, bovenop onze normale dotatie van 9,750 miljoen euro. Dat leverde ons voor dit jaar een budget op van 12,225 miljoen euro. We houden ons aan het gewone goedkeuringsritme van 9,750 miljoen euro en lopen zo dus 2,5 miljoen euro in op het saldo aan goedkeuringen. Op het einde van dit jaar zouden we dan een goede 2 miljoen aan openstaande goedkeuringen moeten kunnen doorschuiven naar 2008. Dat ligt helemaal in de lijn van de huidige financieringstermijnen. Bepaalde projecten kunnen immers onmiddellijk worden vastgelegd in de bestaande financieringscontext, maar andere die internationaal moeten worden gefinancierd, hebben nog een traject van een aantal maanden te gaan. Deze situatie is dus perfect normaal en werkbaar. 2007 is dank zij de eenmalige injectie een normaal werkingsjaar geworden. De heer Pierre Drouot: Wat doen onze films nu in de zalen? De grote uitschieter is bijvoorbeeld Windkracht 10, Koksijde Rescue, die meer dan 200.000 bezoekers heeft gehaald. De film behoort bij ons tot de categorie ‘publieksfilms’. Als we er in onze prioriteitennota van uitgaan dat we zes films per jaar kunnen steunen, dan houdt dit in dat twee van die zes publieksfilms zijn en vier auteursfilms, eigenzinnige creaties, arthouse-producties. Windkracht 10 had een budget van meer dan 4 miljoen euro. Een andere film, De Hel van Tanger, die deel uitmaakte van de eerste Fait Divers-samenwerking met VTM, had een budget van 850.000 euro en haalde 180.000 toeschouwers. Ik wil maar aantonen dat er niet noodzakelijk een correlatie is tussen de kost van een film en hoeveel toeschouwers hij lokt. Met de successen van de films haalden we een lokaal marktaandeel van 6,75 percent tegenover 4,89 in 2005. Dat brengt ons terug op het niveau van het succesjaar 2003, waarin De Zaak Alzheimer, Teamspirit, Anyway the Wind Blows en De Drieling van Belleville gelijk uitkwamen en een lokaal marktaandeel opleverden van 6,76 percent.
7 De heer Hans Everaert: Even vermelden in verband met de budgetten, dat, als Windkracht 10 een budget heeft van 4 miljoen euro, onze bijdrage daarin niet meer is dan voor De Hel van Tanger. Onze bijdrage voor langspeelfilm beloopt grosso modo altijd tussen 500.000 en 600.000 euro. De rest komt van binnen- en buitenlandse financiers en de tax shelter. De heer Pierre Drouot: Op internationaal vlak behaalden de Vlaamse audiovisuele creaties en coproducties ruim 100 prijzen en eervolle vermeldingen en we hadden meer dan 135 selecties op een 450-tal internationale filmfestivals. Uitschieter daar is natuurlijk Khadak van Peter Brosens en Jessica Woodworth die geselecteerd was in Venetië en de De Laurentiisprijs (de Gouden Leeuw van de Toekomst) won. Deze prijs wordt uitgereikt aan de beste van alle eerste films vertoond op het festival in om het even welke categorie. Dat is het equivalent van de Caméra d’Or in Cannes. Dan was er ook Ex Drummer dat nogal wat ophef heeft gemaakt en geselecteerd werd in Rotterdam voor de Tiger Awards en in Toronto. Dat heeft in het buitenland zeker voor een bepaalde profilering gezorgd van de Vlaamse film. De heer Hans Everaert: De film is via onze bezwaarcommissie goedgekeurd, want hij was niet door het normale systeem geraakt. Small Gods, de volgende film, trouwens ook. De heer Pierre Drouot: Beide werden geweigerd voor scenario, ontwikkeling en productie, maar kregen dan toch steun in de bezwaarcommissie. Ook Vidange Perdue mag worden vermeld. Het is ook weer een Fait Divers-film die de prijs van de Unie van de Belgische Filmkritiek heeft gewonnen en in New York bij het Lincoln Center één van de 25 films was die voor het jaarlijks programma ‘new directors, new films’ werd geselecteerd. Die selectie gebeurt uit het wereldaanbod van films. Dan is er inderdaad Small Gods, geselecteerd voor Venetië, en Ben X, die vorig jaar ook werd goedgekeurd en waarover al heel wat is geschreven in de media. Na één week en één dag zitten we voor Ben X in Vlaanderen reeds aan 46.000 toeschouwers. Dat is een hele prestatie voor een film die is uitgebracht op 28 prints. Een Franstalige krant schreef dat het “een sociologisch fenomeen in Vlaanderen is geworden”. Dan gaan we over naar de pijler Vorming, waar ik de initiatieven oplijst. We organiseren regelmatig VAFcampussen, korte info- en opleidingssessies die een halve tot driekwart dag duren. Eentje was in verband met internationale distributie en de functie van sales
Stuk 1403 (2007-2008) – Nr. 1 agents voor speelfilms met Esther Bannenberg. Een andere droeg de titel ‘De Geheimen van een overtuigend VAF-dossier’, die een enorm succes kende ondanks de duidelijke informatie die men op onze VAF-site kan vinden. Er was ook een Eurimagescampus, met Jan Vandierendonck die kwam uitleggen hoe belangrijk het is dat ook daar dossiers worden ingediend. Het zijn lijvige dossiers, maar ze kunnen tussen 200.000 en 700.000 euro extra financiering betekenen. We organiseren tijdens het festival van Gent een VAF-campus met de Deense scenarist Mogens Rukov en moesten van zaal veranderen omdat er meteen meer dan 250 inschrijvingen waren. Dezelfde week organiseren we ook een campus over ‘pitching’: dat houdt in dat je op de kortst mogelijke tijd, tien minuten bijvoorbeeld, je project aan de man brengt bij een ‘decision maker’. Hoe je dat doet op de meest overtuigende manier, is wat pitching ons toont. In december wordt een VAFcampus over sales agents voor documentaires ingericht met twee sales agents die de Belgische en internationale situatie goed kennen: Peter Jäger, die in Oostenrijk werkt en Catherine Leclef die lang in Canada werkte en nu in Frankrijk actief is. Een terugkerend campusproject wordt een infosessie voor laatstejaarsstudenten van de Vlaamse filmscholen om uit te leggen wat het VAF is en hoe het werkt. Er zijn ook een reeks langere vormingsinitiatieven, zoals het seminarie dat dit jaar met Harry Kümel is georganiseerd gedurende telkens twee dagen en dat gedurende drie weken. Het ging over scenario’s schrijven aan de hand van voorbeelden uit films. Er waren 85 inschrijvingen. We zijn ook besprekingen aan het voeren om een seminarie te doen over acteursregie, en kortelings is er nog – voor twaalf geselecteerde kandidaten – een langere pitchingworkshop in opvolging van de campus ter zake. Volgend jaar zal er, in principe, met Harry Kümel een gelijkaardig seminarie zijn, maar dan over filmregie. In het kader van animatiefilms organiseren we met het Duitse Mediaboard een ‘matchmaking’. We zorgen ervoor dat Duitse en Vlaamse producenten elkaar kunnen ontmoeten om te zien of er coproducties mogelijk zijn. Dat zal vanaf volgend jaar worden uitgebreid naar Nederland, Frankrijk en Spanje. Met het CRRAV organiseren we dus tweemaal per jaar de fameuze pitching-sessies voor de documentaire producenten. Voor animatie wordt binnenkort een dag van de animatie georganiseerd waar zes groepen van vierentwintig mensen begeleid door VAF-mensen de animatiestudio’s zullen kunnen bezoeken in Brussel: Walking the Dog, Beast Animation en N-Wave. Er komt ook kortelings een workshop ‘Storyboarding’ en er is een opleidingssysteem opgezet binnen de bestaande studio’s zodat mensen in opleiding daar ter plekke kunnen gaan
Stuk 1403 (2007-2008) – Nr. 1 werken tijdens hun opleiding. Dit hebben we gefaciliteerd via financiële akkoorden met de studio’s. We hebben binnen onze werking voor experimentele mediakunst een drietal atelierinitiatieven die we outsourcen. De atelierwerking voor onze afdelingen Fictie en Documentaire neemt de vorm aan van het toekennen van ‘wildcards’. We bekijken dan alle studentenfilms en kiezen er de twee beste fictiefilms en de drie beste documentaires uit. Die studenten krijgen een beurs van 60.000 euro voor fictie en van 40.000 euro voor documentaire. Het totaal atelierbudget per categorie is dus 120.000 euro. Dat is een soort ‘fast-lane’-systeem zonder dat een dossier moet worden ingediend. Ze krijgen het geld om verder te werken aan een nieuw project onder begeleiding van een coach, gekozen in overleg met het VAF. Nog in verband met de pijler Vorming zijn we partner in Docuregio met de CRRAV. Het is een Europese organisatie. Elk fonds heeft één geselecteerd project. Al de makers komen samen en er zijn een zestiental Europese regio’s vertegenwoordigd. De projecten worden aan elkaar voorgesteld en zo kunnen er samenwerkingsverbanden ontstaan. De zestien projecten worden uiteindelijk ook voorgesteld aan ‘commissioning editors’ om te zien welke televisiestations eventueel interesse zouden hebben. Hier gaan dus vorming, pitching én business samen. In het kader van het festival van Gent wordt op initiatief van de Scenaristengilde in samenwerking met het VAF ook elk jaar een ‘filmideeënmarkt’ opgezet. Er wordt dan een boek samengesteld met scenario’s en projecten en de contacten tussen scenaristen, regisseurs en producenten kunnen daar dan worden gelegd. Er zijn natuurlijk ook seminaries in samenwerking met Media, met het Erich Pommer Institut en dies meer. Dan moeten we nog de nieuwe beheersovereenkomst doornemen. Ze is vlak voor de vakantieperiode goedgekeurd door de Vlaamse Regering en ligt nu ter goedkeuring bij de Europese Commissie. De heer Hans Everaert: De vorige beheersovereenkomst legde de dotatie vast op 12,5 miljoen euro. Dat is voor 2008 13 miljoen geworden en voor 2009 wordt het 13,5 miljoen euro. Voor 2010 had minister Anciaux 14 miljoen toegezegd, maar de laatste 500.000 euro is gesneuveld omdat deze de lopende regeerperiode overschrijdt. We hopen dat ze alsnog wordt toegezegd. Het gaat om een noodzakelijke inhaalbeweging, want de voorbije vier jaar was het
8 budget telkens 12,5 miljoen euro. De heer Pierre Drouot: Dat had 12,5 miljoen euro moeten zijn, maar gedurende drie jaar hebben we maar 12 miljoen euro gekregen, wat dan ook weer mee het hogervermeld tekort verklaart. De heer Hans Everaert: Er is dus een lichte stijging, maar belangrijk is vooral dat de bestedingsverplichting tv uit de huidige beheersovereenkomst, er niet meer in is opgenomen. Er is wel sprake van een kader voor samenwerking inzake films met de televisiezenders. Ze zijn op dat vlak heel belangrijke partners, maar de bepaling zoals ze in de huidige beheersovereenkomst stond, impliceerde dat we totaal geen vat hadden op de aanwending van dat geld. Het ging om 2,5 miljoen euro die proportioneel te verdelen was over alle generalistische omroepen die bij het VAF projecten indienden. Soms waren daar heel positieve initiatieven mee gebaat, zoals de Fait Divers-reeks van VTM. Dat kan in de toekomst dus nog steeds. Experimentele mediakunst is als dusdanig overgeheveld naar het Kunstendecreet voor zover het zaken betreft die niet aanleunen bij de drie overblijvende categorieën die wij steunen: film, animatie en documentaire. Binnen de bestaande categorieën willen we absoluut experimentele zaken steunen, maar als het gaat over installaties die in een museumcontext worden getoond op verschillende schermen of dergelijke, wordt het naar het Kunstendecreet overgeheveld. Deze overheveling geeft ons dus ook een stukje extra budgettaire ruimte. De nieuwe beheersovereenkomst bepaalt duidelijk dat wij niet méér mogen goedkeuren dan de maxima die zijn voorgeschreven. Het hoge volume aan goedkeuringen bij de opstart van het VAF, 17 miljoen euro, terwijl er maar 9,7 miljoen aan vastleggingen konden gebeuren, kan in principe dus niet meer zonder een zware procedure. We blijven er echter van overtuigd dat dit nodig was voor een goede opstart van het VAF. Heel belangrijk is ook dat we de timing van de vastleggingen nu onder controle hebben. Een producent krijgt van ons een goedkeuring. Dan begint er een financieringstraject en dan komt de producent bij ons voor de vastlegging. In het verleden moesten we dat gewoon doen. Nu kunnen we een voorbehoud maken en stellen dat we pas vastleggen in een volgend boekjaar om budgettaire redenen. Het blijft uiteraard mogelijk dat te veel fondsen in één keer worden opgevraagd, maar dan kunnen we dat spreiden. Dat is toch een belangrijke stap vooruit. In cijfers is die 13 miljoen euro verdeeld in 1,4 miljoen euro werkingskosten, een half miljoen voor
9 promotie en 900.000 euro voor vorming en onderzoek. De resterende 10,2 miljoen euro gaat naar steun aan creatie. Fictie krijgt daarvan 6,5 miljoen tegenover 4,5 miljoen euro in de vorige beheersovereenkomst. Naar Documentaire gaat nu 1,750 miljoen euro in plaats van 1 miljoen en idem voor Animatie. Vroeger moesten 2,5 miljoen euro naar televisie wat nu niet langer een verplichting is. En zelfs al ging een deel daarvan naar fictieprojecten en kwam dat bovenop de 4,5 miljoen euro, toch hadden we er geen vat op. De heer Pierre Drouot: Dan zijn er nog de nieuwe structurele initiatieven. Door de samenwerking met het CRRAV en onze gesprekken met Wallimage zijn we gaan nadenken samen over een project dat binnen het Interregprogramma zou kunnen tot stand komen. Voor elke euro die dan op tafel wordt gelegd door samenwerkende regio’s, stelt het Interregprogramma er één euro tegenover, als het project goedgekeurd wordt. We zijn begonnen met het Interregproject 4A in een samenwerkingsverband van regio’s die een gezamenlijke grens delen. Maar we hebben gemerkt dat de werking ervan niet over de integrale regio liep. Dat was geen probleem voor het CRRAV. Maar in Vlaanderen was enkel de zone Ieper-Kortrijk betrokken. Antwerpen was helemaal uitgesloten en voor Gent was het coëfficiënt van de bijdrage van Interreg niet één op één. En voor Wallonië was bijvoorbeeld Luik er niet bij betrokken, maar alleen Henegouwen. Uiteindelijk zijn we overgestapt naar een programma 4B, dat een samenwerking van diverse landen van Noord-Europa behelst. In het kader van dat initiatief en met het oog op het feit dat we met twee economisch gerichte partners zouden samenwerken, hebben we ons plan voorgelegd aan het kabinet van minister Moerman. Daar werd ons 650.000 euro over twee jaar toegezegd als we het Interregprogramma zouden overtuigen met ons project. Als we dat vermenigvuldigen met drie en dat bedrag dan verdubbeld wordt door de Interregbijdrage, dan zou dat betekenen dat we over 3,6 miljoen euro kunnen beschikken. Het plan dat we voor ogen hebben, is voornamelijk gebaseerd op innovatie. We hebben ook voorstellen geformuleerd bij CultuurInvest omdat men daar weinig concrete plannen voor film bleek te hebben. We hebben voorgesteld om de werking van de federale tax shelter voor de Vlaamse producenten te versnellen en te verbeteren. Een tax shelterinvestering is voor 60 percent ‘equity’ en voor 40 lening. Het gaat dan vooral om garanties voor het leningsgedeelte en het terugkopen van de rechten waarvan de investeerders eigenaar waren geworden. Die garantie kan niet door de producent zelf worden gegeven, maar moet via een derde partij worden gegeven. In Wallonië had men daar de op-
Stuk 1403 (2007-2008) – Nr. 1 lossing voor gevonden via de hun ‘Pôle Image’organisatie. Dat was in Vlaanderen niet voorhanden en dat zijn dan ook de twee mogelijkheden die we aan CultuurInvest hebben voorgesteld. We zijn er samen met de producenten over in bespreking. We zijn er nog niet uit, maar nu ING een tax shelterproduct op de markt zal brengen dat meer automatismen vertoont en objectiever is, is het belangrijk dat deze oplossingen eind dit jaar, begin volgend jaar beschikbaar zijn op het ogenblik dat dit product begint te werken. CultuurInvest heeft een aantal oplossingen aangereikt en die zijn we aan het bespreken. Er is ook een overeenkomst afgesloten met het Fonds Pascal Decroos over het initiatief Credo, creatieve documentaire. Het houdt in dat het Fonds Pascal Decroos twee keer per jaar drie projecten selecteert, die nadat ze ontwikkeld zijn, worden voorgelegd aan onze commissie documentaire. Uit de projecten zou onze commissie er dan eentje uitkiezen en ondersteunen ten belope van 60.000 euro. De bedoeling is de productie van creatieve onderzoeksdocumentaires aan te zwengelen. Vervolgens zijn er nauw opgevolgde contacten met het Stimuleringsfonds in Nederland. Dat ondersteunt kwalitatieve televisieprojecten via een streng selectiesysteem. Conditio sine qua non is dat een project wordt bijgetreden door een televisiestation. Als dat zo is, kan het worden voorgesteld aan het stimuleringsfonds. Daar wordt dan een selectie gehouden om zo de beste projecten te ondersteunen met een verhogingscoëfficiënt. Voor documentaires die worden geselecteerd en waarvoor een zender bijvoorbeeld 10.000 euro veil zou hebben, wordt vanuit het stimuleringsfonds dan 30.000 euro bijgelegd. Ook dat kent Vlaanderen niet. Wij willen proberen met het stimuleringsfonds vooral samen te werken inzake documentaires over het levend cultureel erfgoed, waarvoor zowel Vlaanderen als Nederland belangstelling zouden hebben. Tot slot wil ik nog de relatie met de televisiestations toelichten. In de media konden we lezen dat de VRT in financiële ademnood zou verkeren. Met VTM hebben we al twee reeksen Faits Divers gedaan, in het kader van de bestedingsverplichting. Volgend jaar wil VTM een reeks Faits Divers Documentaires opstarten. Dat is met VRT momenteel ondenkbaar. Met VT4 hebben we binnen het kader van de bestedingsverplichting de film Vermist van Jan Verheyen betoelaagd. De bestedingsverplichting wordt afgeschaft vanaf 2008. De heer Hans Everaert: De film Vermist is een pilootproject voor een serie. Daarna zendt VT4 een serie uit. De film is eigenlijk een eerste inleiding, die langer is dan de andere afleveringen en met een hoger budget geproduceerd is voor de bioscoop. Dit
Stuk 1403 (2007-2008) – Nr. 1 soort van samenwerking willen we in de toekomst zeker ook nog voortzetten. Dat is voor ons ideaal, gezamenlijk met de televisie. De heer Pierre Drouot: Ons principe is het volgende. Terwijl televisie industrieel wordt aangepakt (de productie van reeksen), betoelagen wij prototypes. Als die bruikbaar zijn voor een industriële aanpak, des te beter, maar zelf hebben wij daar het budget niet voor. Daarvoor dienen de budgetten van de zenders. In de jongste beheersovereenkomst van de VRT staat inderdaad dat zij moet samenwerken met het VAF. Met de planning daarvan werd destijds meteen gestart, nog in de tijd van Aimé Van Hecke en Tony Mary. De onderhandelingen over de samenwerking werden voortgezet met opvolger Wim Van Severen. Maar de nieuwe gedelegeerd bestuurder Dirk Wauters blijkt nu andere prioriteiten te hebben. Wij horen van producenten dat de VRT herhaaldelijk meldt dat er geen geld is. Het VRT-budget voor coproductie van Vlaamse films werd sinds 2006 gehalveerd, dus nog voor de nieuwe beheersovereenkomst. Dirk Wauters zegt dat hij geen plan kan steunen waarin VRT en VAF samen op zoek gaan naar nieuwe fondsen voor coproducties, waarbij het verzamelde geld dan naar de onafhankelijke sector gaat. Hij wil naar eigen zeggen de prioriteit geven aan interne producties. Wij wachten af. Gelukkig zijn er andere initiatieven aan de kant van VTM. Het nieuwe hoofd Fictie komt trouwens uit de distributietak van Kinepolis. Ik noem bij wijze van voorbeeld het daarnet vermelde initiatief Fait Divers Documentaire. Daar zijn blijkbaar budgetten en een opening tot reële samenwerking die niet meer mogelijk zijn bij de VRT. Een groot aantal Vlaamse speelfilms worden nu aangekocht door VTM in de plaats van door de VRT. Wij wachten op de mededeling ter zake van de heer Dirk Wauters op 18 oktober in de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media van het Vlaams Parlement. Ik wijs er in dit verband op dat het samenwerkingsakkoord met de VRT ook in onze nieuwe beheersovereenkomst staat. De heer Hans Everaert: Wij vinden het ongelooflijk dat de Vlaamse openbare omroep de laatste tijd haast onbelangrijk is geworden voor Vlaamse fictiefilm, documentaire en animatie, terwijl de commerciële omroep het voortouw neemt. Het is vreemd om te constateren dat de rol van de openbare omroep op dit terrein nergens wordt gedefinieerd. De heer Pierre Drouot: Door de bestedingsver-
10 plichting is de relatie VAF-openbare omroep totaal scheefgetrokken in vergelijking met andere Europese landen. In alle andere landen zijn er akkoorden en verplichtingen, zelfs bij de commerciële zenders, om door het fonds gesubsidieerde projecten van de filmsector te steunen. Zo staat in de beheersovereenkomst van de RTBF dat zij in het eerste jaar 5,8 miljoen euro moet ter beschikking stellen van de onafhankelijke sector, een bedrag dat in het vijfde jaar oploopt tot 11 miljoen. In Denemarken bijvoorbeeld zijn de cijfers nog hoger. De VRT betreurt dat de bestedingsverplichting werd afgeschaft in onze nieuwe beheersovereenkomst. Zij vinden dat totaal onterecht. Wij zouden nochtans heel blij zijn met het gemiddelde van de elders bestaande verplichtingen van de openbare omroepen ten aanzien van de filmsector. Wij gaan geduldig proberen aan te tonen dat het anders kan en zou moeten. II. VRAGEN VAN DE COMMISSIELEDEN EN ANTWOORD VAN DE SPREKERS De heer Jo Vermeulen: Ik wil de uitspraak van William Goldman nuanceren. Er is toch minstens één zekerheid in deze sector, namelijk dat hij thans zeer goed georganiseerd is. Dat is een goede zaak, want het was ooit anders. Ik onthoud uit verslag en presentatie dat er telkens weer creatieve en accurate antwoorden – coaches, rapporteurs en wild cards bijvoorbeeld – worden gegeven op reële behoeften. Velen onder ons delen uw bezorgdheid in verband met de openbare omroep en zien het als een van zijn essentiële taken om een rol te spelen ten aanzien van de audiovisuele sector. Dat is al gebleken bij de bespreking van de vorige beheersovereenkomst. De vraag is of het een handicap blijft om bijkomende steun te vinden in het buitenland indien de eigen openbare of commerciële omroep geen coproducent is? Of is dat veranderd sinds het systeem van de tax shelter bestaat? Scenario’s vormen de achilleshiel van de filmsector. Er wordt terecht geïnvesteerd in de opleiding en begeleiding van scenaristen. Ziet u de laatste vijf jaar een evolutie in hoeveelheid en kwaliteit? Ik doel zowel op het eigenlijke schrijven als op de beoordeling en de begeleiding met het oog op een hogere kwaliteit. U noemde enkele films die door de bezwaarcommissie werden opgevist. Misschien werden ze eerder afgewezen omdat ze te speciaal of te raar zijn. Kunnen daar lessen uit getrokken worden? Blijkbaar is er
11 een soort permanente zelfkritiek nodig – en slaagt u er ook nog in om die vorm te geven. Gefeliciteerd ten slotte met de vele prijzen. De Vlaamse filmsector krijgt eindelijk de nodige erkenning op heel wat internationale fora. De heer Dirk de Kort: Het jaarverslag stemde mij al positief, een gevoel dat nog werd versterkt door de constructieve en transparante toelichting. U zou ons nog meer kunnen helpen door de relatie met de openbare omroepen en de vergelijking op dit punt met de omringende landen nog meer met cijfers te onderbouwen. De heer Pierre Drouot: Ons voorbeeld is Denemarken, dat dezelfde schaal heeft als Vlaanderen en evenmin ‘dubbing’ aanvaardt. In een land als Oostenrijk maakt men films met Franse sterren die vervolgens in het Duits worden gedubd. Die mogelijkheid bestaat noch hier noch in Denemarken. Een ander gemeenschappelijk element is de kleine taal. Voor Denemarken bestaat de Scandinavische markt in feite niet – behalve voor documentaires – net zoals voor ons de Nederlandse markt statistisch niet bestaat. Er komt daarom een vergelijkende studie over de organisatie van de Deense film, met inbegrip van het Deense Filminstituut, het onderwijs enzovoort. Tegelijk zullen ook andere vergelijkbare regio’s of landen becijferd worden. Het is de bedoeling dat wij die cijfers toevoegen aan het masterplan van de Vlaamse Producentenbond. Voor bepaalde zaken is de relatie met de zenders inderdaad van belang. Als de nationale omroep een bepaald project – zelfs van een gelauwerde cineast – niet steunt, stelt men daar vragen over bij Eurimages. Dat werpt een schaduw en maakt het moeilijker te verdedigen. Ik moet dan gaan uitleggen dat de VRT geen geld heeft en dat gelooft men gewoon niet. Bij IDFA (International Documentary Filmfestival Amsterdam), een grote documentairehappening in Nederland, kan men alleen geselecteerd worden als het project een zender heeft. Anders komt men zelfs niet in aanmerking. Bij wijze van primeur kan ik u zeggen dat het Fait Divers Documentaire-initiatief van VTM dit gaat oplossen. Zij vinden een injectie van 50.000 euro per project geen probleem, op voorwaarde dat er een zichtbare relatie met Vlaanderen is. Ik herinner er ter vergelijking aan dat de VRT normaliter niet meer geeft dan 5000 euro voor een programma van een uur en 20.000 euro extra als zij coproduceert. Een zender als VTM vindt dit belangrijk genoeg om
Stuk 1403 (2007-2008) – Nr. 1 er vijf tot zes te doen. Die beslissing was al na één bijeenkomst geregeld. Waarom doet de openbare omroep dit niet? Omdat ze geen verplichtingen heeft? Omdat het niet gedefinieerd wordt als een van zijn opdrachten? De heer Hans Everaert: Er is momenteel ook geen ‘slot’ voor documentaires op de VRT, tenzij heel laat. De omroep vindt dat dit niet in zijn profilering past. Toch kan een op een fatsoenlijk uur geprogrammeerde documentaire best wel een normaal kijkcijfer halen. Anders zou VTM het ook niet doen. De heer Pierre Drouot: Er is op de VRT nu wel een reeks geprogrammeerd als Hoge Bomen 2, dat door hen en het VAF wordt gecofinancierd, met zeer gerichte onderwerpen. VTM daarentegen laat eerst de projecten komen en is bereid om pas daarna en bovendien gezamenlijk de beste te laten kiezen door een jury. De manier van werken is dus totaal anders. Met de scenario’s gaat het ondertussen veel, veel beter. Veel scenaristen zijn aan het werk gezet door tv-reeksen als Flikken. De kwaliteit gaat in stijgende lijn. Wat de werking van de commissie betreft, moeten beslissingen genomen worden met een tweederdemeerderheid van de zes leden. Er zijn dus minstens vier en soms – afhankelijk van het budget – vijf stemmen nodig. Maar soms zijn er interessante projecten die drie sterke voorstanders en drie sterke tegenstanders genereren. Het gaat dan vooral om nieuwe, gedurfde, eigenzinnige projecten, die buiten de lijntjes kleuren. Ex Drummer is een voorbeeld, dat terugkwam via de bezwaarcommissie. Hoe we hiermee moeten omgaan, gaan we binnenkort op twee reflectiedagen onder de loep nemen. Interessant aan de bezwaarcommissie is in elk geval dat ze is samengesteld uit mensen uit verschillende disciplines: experimentele mediakunst, animatie, fictie 1, fictie 2 en documentaire. Het zesde lid ben ikzelf. De werking is daardoor anders. Wij denken erover om een nieuwe lijn te creëren, met een commissie die eveneens is samengesteld uit diverse specialiteiten. Iemand die ervan overtuigd is dat zijn project ‘out of the box’ is, zou dan ervoor kunnen kiezen om het voor te leggen aan die nieuwe commissie. De heer Bart Caron: Zowel de veranderingen in de werkmethode als de kritische presentatie ervan zijn zeer interessant. Hoe komt de prioriteitennota tot stand? De heer Pierre Drouot: Wij werkten een voorstel uit en legden het voor aan de sector, die opmerkin-
Stuk 1403 (2007-2008) – Nr. 1 gen maakte. Daarover werd in een werkgroep lang vergaderd. Nadat wij het voorstel hadden herwerkt en opnieuw voorgelegd aan de sector, ging het naar de raad van bestuur en het kabinet. Tot slot werd het voorgelegd aan de commissieleden. Doel was zowel het vertrouwen van de sector als dat van het kabinet te (her)winnen. De heer Bart Caron: Er zit niet zoveel variatie in de subsidies voor lange fictiefilms. Hoe komt dat? Kostprijs en risico’s lopen toch uiteen? Is de inbreng van het fonds bewust beperkt en valt een ambitieuzer project onder de verantwoordelijkheid van de producent? De heer Pierre Drouot: De producent en de regisseur. De heer Bart Caron: U werkt met een systeem van onderscheiden premies, maar ook met een soort allinenveloppe. Wat is uw visie daarover? Is het mogelijk voor grote internationale coproducties om de lat van 600.000 euro te overschrijden? De heer Pierre Drouot: Bij het begin van een werkjaar – op dit moment dus – zetten wij 1.050.000 euro opzij. Daarvan gaat 600.000 euro naar drie minoritaire bijdragen aan Nederlandse coproducties, wetende dat drie Vlaamse films daarvan zullen genieten. De rest gaat naar de Franstalige kant. Dat geeft aan bepaalde projecten de gelegenheid bijkomend geld te verkrijgen in Nederland of Franstalig België. Met die directe partners bestaan structurele coproductieakkoorden. De heer Hans Everaert: Met de Nederlandse steun komt bijvoorbeeld ook makkelijker de participatie van een Nederlandse omroep mee of die van een dvd-distributeur. Bovendien kan men met Europese coproducties naar Eurimages gaan voor Europees geld. De heer Pierre Drouot: Het laatste jaar varieerden wij onze bijdrage tussen 450.000 euro en 625.000 euro. All-in betekent het volgende. Voor scenariosteun krijgt men taxfree 12.500 euro. Vervolgens kan men nog eens 62.500 euro krijgen voor ontwikkeling, waarvan 50.000 voor productie en 12.500 voor de tweede fase van de scenariosteun. In die fase kan de oorspronkelijke scenarist rekening houden met de opmerkingen van de (co-)producenten en regisseur die inmiddels bij het project betrokken zijn. De heer Hans Everaert: Het gaat hier om de standaardbedragen voor lange fictiefilms. Soms is het minder, in uitzonderlijke omstandigheden kan het meer zijn.
12 De heer Pierre Drouot: Bij de productieaanvraag krijgt men het resterende bedrag. Onlangs gebeurde het wel dat dit bedrag verminderd werd omdat iemand besliste de film te draaien in het Frans met Franse acteurs. Wie in een andere taal draait, heeft daar namelijk goede redenen voor. Men trekt er de markt mee open en maakt daardoor meer kans op betere financiering op die markt. Een ander voorbeeld. De laatste film van Peter Brosens werd geholpen met 525.000 euro steun. Ook daar werd dus niet het maximumbedrag toegekend, hoewel hij met zijn prijs in Venetië aan de internationale top kwam. Maar vrijwel de hele film wordt gedraaid in Peru, waardoor de Belgische uitgaven beperkt zijn tot scenario, regie en postproductie, terwijl de daadwerkelijke productie-uitgaven in Zuid-Amerika gebeuren. Er wordt dus telkens afgewogen. De heer Bart Caron: Gaat het ook kwalitatief goed met de Vlaamse film? De prijzen doen dat immers vermoeden. De heer Pierre Drouot: Ik ga u niet tegenspreken. De acht tot negen films die volgend jaar gedraaid zullen worden, kent het VAF al. Welnu, het is echt topniveau. Kijk naar Ben X, zo komen er nog meer. Vermist komt uit eind oktober. Aanrijding in Moscou in het kader van Fait Divers 2 is een veelbelovende kleine film met een budget van 750.000 euro. De heer Hans Everaert: De bedragen die wij toekennen aan producties in het kader van Fait Divers liggen lager dan onze standaardbedragen. Maar het gaat heel goed met de Vlaamse film. De heer Pierre Drouot: Het is aan de kritiek om te oordelen. En die kan tegenstrijdig zijn, want Ben X werd oorspronkelijk in Vlaanderen neergesabeld en bejubeld in Montreal. De heer Bart Caron: Of het met een sector goed gaat, mag men niet op basis van één of twee producten beoordelen. Het feit dat het nu goed gaat met de Vlaamse podiumkunsten is het gevolg van aangehouden inspanningen gedurende vele jaren. Dat creeerde deze generatie die kansen kreeg. Onze aanwezigheid op buitenlandse podia met theater en dans bracht ons dicht bij de top van de wereld. Dat moet ook onze ultieme ambitie zijn met film. De heer Johan Verstreken: Het wordt beter, maar Vlaanderen is nog steeds te weinig chauvinistisch, ondanks zijn potentieel aan talent op vele terreinen. De ervaring leert dat men vaak eerst in het buitenland erkend moet worden voor men hier aanvaard wordt.
13 De werking van het VAF is overzichtelijker en duidelijker dan vroeger, dat blijkt ook uit de website. De hervorming heeft duidelijk resultaat opgeleverd. Transparantie en kwaliteit verbeterden. Wat is de stand van zaken in de samenwerking met de noorderburen? Wat zijn de pijnpunten en hoe kunnen ze weggewerkt worden? Werd de vervanging van Luc De Leersnyder inmiddels geregeld? Hoe wordt de raad van bestuur samengesteld? Hebt u cijfers over de steun die Vlaamse filmmakers krijgen van het mediaprogramma van het Europees Parlement? U moedigt hen alvast aan om die belangrijke financiële pot aan te spreken, lees ik. Hoe zit het met de samenwerking met Vlaamse filmsteden? Wordt het VAF betrokken bij de promotie daarvan in binnen- en buitenland? Er zou overlegd zijn met het VAF inzake gelijke kansen. Welke inspanningen gaat het fonds in de komende jaren leveren opdat de zwakkere groepen meer en beter participeren aan het Vlaamse filmgebeuren? De heer Hans Everaert: Er werd inderdaad met het kabinet al geregeld gesproken over gelijke kansen en de participatie van moeilijker te bereiken doelgroepen. Onze intentie is om op termijn te komen tot een sociaal marketingplan voor iedere film die uitkomt. Men kan namelijk niet alle films op dezelfde manier promoten. Daarvoor zullen wij expertise nodig hebben. Wij bekijken op dit moment hoe we dat kunnen realiseren, zodat het in het volgende beleidsplan kan worden opgenomen. De kosten voor bijkomende ondertiteling voor doven en slechthorenden zitten in principe bij de distributeur. Maar ook daar bekijken wij wat bijkomend kan gedaan worden. Verder is het moeilijk om de – in Vlaanderen schaarse – allochtone filmmakers te bereiken. Wij gaan daarom bekijken of we de aandacht voor interculturaliteit kunnen inbouwen in onze atelierwerking en voor die gelegenheid een uitzondering kunnen maken op de voorwaarde dat men al filmmaker is of filmschool gelopen heeft. De participatie van allochtonen aan het filmonderwijs is immers gering om culturele, financiële en andere redenen. Het mag echter niet gaan om nobele amateurs. Er wordt een sterk engagement vereist. De selectie moet verlopen volgens strenge criteria, in samenwerking met mensen die daar goed in thuis zijn. Dit moet in elk geval volgend jaar van start gaan. Het budget werd al opzijgezet.
Stuk 1403 (2007-2008) – Nr. 1 De heer Pierre Drouot: Er werd net een ontwikkelingspremie goedgekeurd voor de eerste langspeelfilm in Vlaanderen die wordt geregisseerd door een allochtoon. Ik benadruk dat de selectie gebeurde op basis van zijn kwaliteit. De heer Hans Everaert: Bij Toerisme en Economie werd beslist om te participeren aan een overkoepelende cel voor de Vlaamse filmsteden. Het VAF kreeg groen licht van de minister van Cultuur om dat verder op poten te zetten. De integratie binnen de promotietak van het VAF – Flanders Image – zal waarschijnlijk begin volgend jaar operationeel zijn. Wij vinden dit een heel verstandige beslissing, die meer zal opbrengen dan zij kost. De heer Pierre Drouot: Wij zijn en blijven in eerste instantie een cultureel fonds maar willen de economisch gerichte opportuniteiten versterken en worden daar stilaan in gevolgd. Hetzelfde met Media. De Mediadesk, de interface tussen de mediagelden en de onafhankelijke sector, zou eveneens bij ons komen. Zo kunnen wij samen met de Mediadesk de producenten bewerken om projecten en dossiers in te dienen bij Media. Vlaanderen is op dit moment immers niet performant genoeg in het ophalen van Mediagelden. Doel is dat dit coherent op elkaar wordt afgestemd. Dat is de wens van het Europese Mediaprogramma zelf. De heer Hans Everaert: Er moeten twee mensen vervangen worden in de raad van bestuur. Het kabinet liet ons weten dat de namen heel binnenkort worden voorgelegd aan een interkabinettenwerkgroep. Zij zouden benoemd worden in de komende weken. De heer Pierre Drouot: De namen werden al genoemd maar blijkbaar vormt de beslissing onderdeel van een pakket. De samenwerking met Nederland is perfect voor zover zij het coproductieakkoord betreft. Het probleem is wel dat Nederlandse films het hier niet doen, uitzonderingen niet te na gesproken. Omgekeerd is dat ook zo. Zo haalde de film Dennis P., die door ons minoritair werd gesubsidieerd, 735 toeschouwers in Vlaanderen. Dat is een pijnpunt. Maar het samenwerkingsakkoord zal waarschijnlijk op een bepaald moment films opleveren die aan de andere kant van de grens werken. De heer Hans Everaert: Vroeger gaf Vlaanderen veel meer steun aan Nederlandse projecten dan omgekeerd, ondanks de impliciete verwachting van wederkerigheid. Nu is de situatie netto gelijk. In Nederland, dat meer films heeft, is de competitie om
Stuk 1403 (2007-2008) – Nr. 1
14
het Vlaamse geld wel groter. De heer Pierre Drouot: Ik merk op dat 600.000 euro uit het Vlaamse budget een groter aandeel is dan 600.000 euro uit het Nederlandse. De voorzitter: Er is wel een akkoord met Nederland maar niet met de Franse Gemeenschap. De heer Pierre Drouot: De eigenlijke samenwerking op filmgebied verloopt perfect en evenwichtig. Er wordt ook goed overlegd, maar een akkoord zoals wij met Nederland hebben, noemen zij een ‘minitraité’. Dat kunnen zij wel afsluiten met Frankrijk maar niet met ons. Zij zijn het wel eens om elk jaar evenveel geld uit te trekken. En dat werkt, maar dus zonder een geschreven coproductie-akkoord. De sfeer is goed. De voorzitter: Ik dank de sprekers voor hun interessante toelichting en wens het VAF nog veel succes toe.
De verslaggever, Dirk DE KORT
De voorzitter, Dany VANDENBOSSCHE