Stuk 1076 (1997-1998) – Nr. 1
VLAAMS PARLEMENT
Zitting 1997-1998 2 juni 1998
HOORZITTING met de organisatie "Vlamingen in de wereld"
VERSLAG namens de Commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenheden uitgebracht door de heer Leo Cannaerts
2384
Stuk 1076 (1997-1998) – Nr. 1
2
Samenstelling van de commissie : Voorzitter : de heer Jef Sleeckx. Vaste leden : de heren Leo Cannaerts, Paul Deprez, Freddy Sarens, Herman Suykerbuyk, Hugo Van Rompaey ; de heren Karel De Gucht, Jacques Laverge, Stefaan Platteau ; de heren Fred Dielens, Patrick Hostekint, Jef Sleeckx ; de heren Luk Van Nieuwenhuysen, Karim Van Overmeire ; de heer Paul Van Grembergen ; mevrouw Cecile Verwimp-Sillis. Plaatsvervangers : de heren Jan Béghin, Carl Decaluwé, Paul Dumez, Jef Van Looy, Johan Weyts ; de heren Jacques Devolder, Jaak Gabriels, Didier Ramoudt ; de heer Jacques Timmermans, mevrouw Gracienne Van Nieuwenborgh, de heer Tuur Van Wallendael ; de heren Christian Verougstraete, Emiel Verrijken ; mevrouw Nelly Maes ; de heer Johan Malcorps.
3 DAMES EN HEREN, In de Commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenheden werd op woensdag 4 februari 1998 een hoorzitting gehouden met de organisatie "Vlamingen in de wereld", die vertegenwoordigd werd door de heren Rik Vandenbergh (voorzitter) en Guido Dutry (coördinator). De heer Jef Sleeckx, voorzitter : Tijdens deze hoorzitting horen we de organisatie 'Vlamingen in de wereld'. De heer Rik Vandenbergh is voorzitter van deze organisatie, en de heer Guido Dutry coördinator. Ik verleen hierbij meteen het woord aan de heer Rik Vandenbergh, die niet enkel voorzitter is van de organisatie die wij vandaag horen, maar die velen onder ons eveneens bekend is als voormalig griffier van het Vlaams Parlement. De heer Rik Vandenbergh : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik stel graag mijn organisatie voor. De heer Suykerbuyk kent ons sinds lang, maar anderen zijn misschien niet zo vertrouwd met onze werking en doelstellingen. "Vlamingen in de wereld" (hierna VIW) is een gegeven en een begrip geworden in het landschap van het verenigingsleven. De organisatie werd opgericht in 1963, om tegemoet te komen aan de behoeften en noden van landgenoten in het buitenland. "Vlamingen in de wereld" heeft daartoe tot op heden een hele waaier van functies en opdrachten uitgevoerd. Deze activiteiten zijn in essentie gericht op Vlamingen in het buitenland. VIW is een privé-initiatief, juridisch gestructureerd volgens de wet van 27 juni 1921 en bij koninklijk besluit erkend als instelling van openbaar nut.
Stuk 1076 (1997-1998) – Nr. 1
Vlaanderen, huidige of laatste beroepsactiviteit, opleidingskwalificatie in binnen- en buitenland, en huidige of laatste buitenlandse werkgever. Naast het adres beschikken we meestal ook over het telefoon- en faxnummer, en over het e-mailadres. De kernopdracht van VIW is sinds de oprichting niet veranderd : dienstverlening aan alle Vlamingen in het buitenland, op die terreinen en in die aangelegenheden waar behoeften bestaan waaraan in hun gastland door de lokale instanties en voorzieningen niet kan worden voldaan. Dit situeert zich op sociaal, cultureel, fiscaal, economisch en algemeen menselijk vlak. Sinds 1991 werd daar wel nog een luik aan toegevoegd : een begeleidingsdienst op het vlak van Vlaamse emigratie en remigratie. Vlamingen in Vlaanderen, en eventueel ook in het buitenland, kunnen een beroep doen op adviserende en begeleidende dienstverlening van VIW, als ze concrete plannen hebben om naar een ander land te verhuizen. Wie na een langdurig verblijf in het buitenland naar Vlaanderen wenst terug te keren, kan eveneens terecht bij VIW voor advies en begeleiding.
De stichting VIW – waarvan de raad van bestuur ideologisch en filosofisch pluralistisch is samengesteld – heeft in het Vlaanderen van vandaag een plaats verworven. Haar actieterrein vormt de Belgische, Europese en mondiale context. De thuisbasis is Vlaanderen, met een internationaal secretariaat in Mechelen en een personeelsbestand van vier voltijdse en drie deeltijdse werknemers.
Een tweede basisopdracht van VIW bestaat erin de Vlaamse aanwezigheid in het buitenland in kaart te brengen. Waar bevinden zich die vele Vlamingen in het buitenland ? Op welke wijze maken ze beroepsmatig of sociaal deel uit van de gemeenschap waar ze te gast zijn ? Zoals reeds vermeld, beschikt VIW over enkele duizenden steekkaarten. Deze vormen overigens slechts een fractie van de werkelijke Vlaamse getalsterkte in het buitenland. Wanneer we die vele Vlamingen in het buitenland wel eens aanduiden met de term "zesde Vlaamse provincie", dan is dit geen gratuïte bewering : deze stelling is gebaseerd op bestaande gegevens en getuigenissen. Op dit vlak valt echter nog een hele weg af te leggen. Momenteel ontbreekt het ons echter aan voldoende middelen om hier dieper op in te gaan. Het is te betreuren dat VIW er alleen voor staat en niet volledig kan rekenen op de overheid van ons land.
De leden van VIW zijn wereldwijd verspreid. Naast enkele honderden sympathiserende leden in Vlaanderen zijn er Vlaamse leden en contactpersonen in 140 landen. Er zijn veertig vaste vertegenwoordigers en een honderdtal correspondenten. Er bestaan tientallen Vlaamse clubs en verenigingen in het buitenland. VIW beschikt over iets meer dan 15.000 adressen van Vlamingen, waarvan een derde met specifieke gegevens als leeftijd, datum van vertrek naar het buitenland, plaats van herkomst in
Een derde opdracht is de ontwikkeling van het imago van Vlaanderen – met inbegrip van Brussel als hoofdstad van Vlaanderen – bij de Vlamingen in het buitenland, en dit met het oog op een grotere uitstraling van Vlaanderen in het buitenland. VIW beschikt over een communicatiekanaal met zijn leden, in de vorm van een driemaandelijks tijdschrift. 1998 is tevens het jaar van de VIW-website en de communicatie via e-mail.
Stuk 1076 (1997-1998) – Nr. 1
4
VIW is het unieke loket voor en van de Vlamingen in het buitenland. Het kent zijn gelijke niet, ook niet bij de Belgische overheidsdiensten in het buitenland (d.w.z. de Belgische diplomatieke en consulaire posten). VIW heeft bewezen en bewijst nog dagelijks een onvervangbaar instrument te zijn, waaraan een belangrijkere zorg zal moeten worden besteed. Tegenover ons bestaat geen drempelvrees, noch in het buitenland, noch in Vlaanderen. Het is niet het stroeve loket zoals men dat nog veel te vaak in de ambtenarij ervaart, het wordt integendeel gekenmerkt door gemoedelijkheid en vriendschap ten aanzien van Vlamingen in het buitenland. Mocht VIW niet hebben bestaan, dan zouden velen uit Zwitserland, Finland, Brazilië, Denemarken, Thailand, Ierland en zoveel andere landen ons ten sterkste aanraden te doen wat zij reeds vele jaren doen : een eigen emigrantenvereniging oprichten en koesteren. Mogen we hierbij dan de Vlaamse overheid aansporen om nog meer dan tot nu het geval was, aandacht te besteden aan haar eigen emigranten en hun verenigingen en clubs, die samen de unieke koepel van Vlamingen in de wereld uitmaken ? Mogen we, naast een principiële aandacht, ook om concrete aandacht vragen ? Deze aandacht kan in het bijzonder de vorm aannemen van het opmaken van een planning op lange termijn, met sluitende afspraken, en met wederzijdse verplichtingen en rechten, én door het ter beschikking stellen van de nodige middelen om de opdrachten professioneel uit te voeren. Onlangs zei een Vlaams parlementslid dat het ons door de Vlaamse regering toegemeten takenpakket extreem ruim is. Het omvat een waslijst van taken. De vraag of dit pakket te uitgebreid is, wil ik hier in het midden laten. Dat de voor dat immense pakket toegekende 6,2 miljoen frank, en ik citeer "derisoir" is, noteer ik graag. Het takenpakket is inderdaad veelomvattend, en de uitvoering ervan omvat de wereld. Dit vergt veel tijd en een langetermijnplanning. Daarom vraag ik de commissieleden dringend te willen onderzoeken of niet kan worden overgeschakeld van jaarcontracten naar een meerjarencontract. In de beleidsbrief van 4 december 1997 betreffende het Vlaams buitenlands beleid valt immers het volgende te lezen : "Vanaf volgend jaar zal ook een langetermijnplanning mogelijk zijn dankzij de invoering van gesplitste kredieten." Dat zou zeker de evolutie naar een meerjarencontract toelaten. Ik hoop dat dit ook kan voor VIW. Het zal ons immers behoeden voor de rampscena-
rio's waarvan VIW reeds twee maal het voorwerp uitmaakte. Een eerste ramp vond plaats in 1995, toen het jaarcontract 1994-1995 moest worden verlengd tegen 1 maart 1995. Volgens een schrijven van de minister-president zou het voor 1 april 1995 worden ondertekend. Jammer genoeg werd het contract pas ondertekend op 28 augustus 1995. De VIW heeft dus voor een periode van zes maanden de contractuele opdrachten voortgezet zonder enige vorm van overheidssubsidie. Dit had een schuldenopbouw van 2,5 miljoen frank tot gevolg : namelijk de onrechtmatig gederfde subsidie voor zes maanden. Die schuld slepen we nog altijd met ons mee. De tweede ramp doet zich momenteel voor. Het huidige contract is ingegaan op 29 augustus 1997. Toch werd het pas sinds deze week maandag (2 februari 1998) door de Vlaamse administratie gehonoreerd met het contractueel verschuldigd voorschot van 2,4 miljoen frank. U begrijpt dat dat heel wat problemen meebrengt. De leden van deze commissie zullen het met mij eens zijn dat dit alles financieel én moreel zwaar belastend is. Deze twee rampen betekenen samen een prefinanciering door VIW ten belope van 4,9 miljoen frank. Dit houdt derhalve ook in dat naast de steeds langer wordende rij van ongeduldige schuldeisers, er sinds 1995 ettelijke honderdduizenden franken werden uitgegeven aan bankintresten, verwijlintresten en boetes. Ik wijs voornamelijk op de kostprijs van de RSZ. Deze wenst immers niet te wachten op zijn centen. We vragen dan ook aan de leden van deze commissie om VIW uit deze impasse te helpen. VIW is een waardevolle instelling. De intrinsieke waarde van dit wereldomspannend netwerk mag niet worden onderschat. Ooit werd VIW op een van onze congressen betiteld als het netwerk van de "amigocratie". Alle activiteiten waarbij VIW wordt betrokken, worden verrijkt door een toegevoegde waarde die van nergens anders kan worden gehaald. Op cultureel vlak worden de Vlaamse culturele ambassadeurs geïntroduceerd en gepromoot via een kanaal dat slechts eigen is aan VIW. Op sociaal vlak wordt aan het emigratieproces een dimensie gegeven van meer zekerheid en veiligheid bij de stap in het onbekende. Op economisch vlak wordt bijgedragen tot het lokaliseren van Vlaamse bevoorrechte "decision makers" in buitenlandse bedrijven en universitaire kringen. Op algemeen menselijk vlak worden kinderen van Vlaamse ouders geholpen bij het aanleren van Nederlands.
5 Dit geldt ook voor de geschiedenis van Vlaanderen en voor de algemene kennis over Vlaanderen. Geïnteresseerden kunnen lectuur en muziek verkrijgen. Onze VIW-informatieopdracht vertelt over zaken die men niet leest of hoort of ziet in de buitenlandse media. Deze lijst van activiteiten en initiatieven, die gegarandeerd een meerwaarde geven aan de kwaliteit van het dagelijks leven, zijn tegelijk een bijdrage tot het herkenbaar maken van Vlaanderen in het buitenland. Geachte commissieleden, wij vragen vandaag uw welwillende aandacht voor onze organisatie. Hopelijk kunt u ervoor zorgen dat we in de toekomst iets soepeler kunnen genieten van de betalingen van de Vlaamse regering. Op die manier zouden we een groot deel van onze motivatie terugvinden. Die motivatie hebben we nodig om verder te kunnen werken. De opdrachten die we van de Vlaamse regering krijgen, vinden we zeer interessant. We voeren ze ook stipt uit. Een financiële bijdrage vindt echter slechts plaats na de uitvoering van het contract. Als bijvoorbeeld op 1 april een contract is uitgevoerd, moet daarover een verslag worden gemaakt. Dat verslag moet worden onderzocht, niet alleen door de minister-president, maar ook door de administratie. Vervolgens gaat het naar de inspectie van Financiën, het Rekenhof, enzovoort. Dat alles neemt uiteraard zeer veel tijd in beslag. Intussen loopt de volgende opdracht van VIW al verder. We doen dan uitgaven die in principe nog niet zijn betaald. Om dat alles te vermijden, dringen we erop aan dat in de toekomst het contract voor één jaar wordt vervangen door een meerjarencontract. Als dat zou kunnen gebeuren dankzij de bemiddeling van de commissieleden, kunnen we dergelijke problemen in de toekomst vermijden.
Stuk 1076 (1997-1998) – Nr. 1
De voorzitter : Ik geef nu graag het woord aan de heer Guido Dutry. De heer Guido Dutry : Mijnheer de voorzitter, geachte parlementsleden, ik wil aan het pleidooi van mijn voorzitter twee zaken toevoegen. Ten eerste roep ik de getuigenis in van wijlen president François Mitterand. Ook hij wees er vroeger op hoe belangrijk het voor een land is om landgenoten in het buitenland te hebben. Over de Franse aanwezigheid in het buitenland schreef hij het volgende aan het bestuur van onze Franse collega's van de "Association Démocratique des Français de l'Etranger" : "De Fransen in het buitenland zijn ongeveer met anderhalf miljoen. Dit houdt in dat ze een zeer belangrijke rol kunnen vervullen. De Franse aanwezigheid in het buitenland betekent inderdaad een culturele, economische, commerciële en diplomatieke troef voor ons land. De Franse emigranten-medeburgers kunnen overheidsinitiatieven overnemen die worden ondernomen om voor ons land een betere aanwezigheid te verzekeren in de wereld. Zo kunnen ze het imago van Frankrijk mee helpen verstevigen.", einde citaat. Ook de Vlaamse aanwezigheid in het buitenland is zeer belangrijk. Ik geef u een aantal cijfers. De voorzitter heeft al verwezen naar ons adressennetwerk. Momenteel beschikken we over iets meer dan 5.000 steekkaarten van Vlamingen in het buitenland. Op die kaarten staan een aantal kwalitatieve gegevens, die al zijn opgesomd door de voorzitter. Ik beperk me tot de leeftijdsopbouw van de Vlamingen in het buitenland waarover we gegevens hebben. De gemiddelde leeftijd van de ruim 5.000 Vlamingen in het buitenland is 53 jaar. 1.200 Vlamingen zijn ouder dan 65 jaar ; 1.500 ouder dan 50 jaar ; 1.300 ouder dan 40 jaar ; 1.000 ouder dan 30 jaar ; en 150 zijn jonger dan 30 jaar. Volgens onze gegevens is dus meer dan de helft van de Vlamingen in het buitenland ouder dan 40 jaar.
In een democratie is het altijd mogelijk dat een regering plaats moet ruimen voor een andere. Het jaarlijks contract moet echter telkens door de verantwoordelijke minister worden getekend. Zonder ondertekening blijven ook de centen achterwege. De RSZ wacht niet. De huur, de elektriciteit en het water moeten worden betaald. Dat loopt in de honderdduizenden. Daar bovenop komt dan vaak nog eens een boete wegens laattijdigheid.
In Japan is de gemiddelde leeftijd van de 100 Vlamingen waarover we inlichtingen hebben, 49 jaar. In Thailand beschikken we over gegevens van 46 Vlamingen. De gemiddelde leeftijd daar is 42 jaar. In New York is de gemiddelde leeftijd van de 68 Vlamingen 51 jaar. In Nieuw-Zeeland ten slotte is de gemiddelde leeftijd van de 27 Vlamingen 47 jaar.
Wij hopen dus op uw steun te kunnen rekenen, zodat we voortaan nog meer kunnen doen voor de Vlamingen in het buitenland en voor Vlaanderen in het algemeen.
Deze gegevens tonen aan hoe belangrijk het is aandacht te hebben voor de Vlaamse aanwezigheid in het buitenland, en om hen in te schakelen in de Vlaamse activiteiten.
Stuk 1076 (1997-1998) – Nr. 1
6
De voorzitter : Ik stel voor dat we na deze deskundige uiteenzetting overgaan tot het stellen van gerichte vragen aan onze genodigden. De heer Karim Van Overmeire : Ik wens eerst en vooral de heren Vandenbergh en Dutry te bedanken voor het ronduit schitterende werk dat zij met VIW leveren. Ook wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om een drietal veeleer praktische vragen te stellen. U heeft momenteel de beschikking over een 5.000tal steekkaarten. Hoe groot schat u het aantal Vlamingen in het buitenland dat u potentieel kunt bereiken ? Of met andere woorden, hoe groot is de totale Vlaamse emigratie ? Met welke middelen en op welke manier zou u een groter aantal mensen kunnen bereiken ? Wat betekent de werking van de organisatie VIW concreet voor de Vlamingen in het buitenland ? Hangt dat niet in de eerste plaats af van de activiteiten en initiatieven die uw vertegenwoordigers ter plaatse ontwikkelen, of hebt u een soort standaardpakket dat aan elke Vlaming in het buitenland kan worden aangeboden ? Ik heb ten slotte gelezen dat er frequent problemen zijn met het uitoefenen van het stemrecht door de Vlamingen in het buitenland. Kunt u dat toelichten, en eventueel oplossingen voorstellen ? De heer Guido Dutry : Het spreekt voor zich dat er veel meer dan 5.000 Vlamingen in het buitenland verblijven. We kunnen het zelfs rustig hebben over een – weliswaar kleine – zesde Vlaamse provincie. In de Verenigde Staten zijn er, net zoals in Canada, ongeveer 50.000 mensen met de Belgische nationaliteit. Over het algemeen zijn er meer Vlamingen dan Franstaligen in het buitenland. Alles bij elkaar gaat het om enkele honderdduizenden Vlamingen in het buitenland. De ambassadeur van Zuid-Afrika zei me onlangs nog dat er in haar land ongeveer 25.000 Vlamingen wonen. Het grote probleem is deze Vlamingen te bereiken. Elke week vind ik in de overlijdensberichten in de Vlaamse kranten één tot drie namen en adressen van nabestaanden die in het buitenland wonen. In een brief aan die mensen, stellen we ons voor. We voegen een fiche toe die ze kunnen invullen. We beschikken dus enkel over hun gegevens, als ze die vragenlijst terugsturen. Het zou natuurlijk ook anders moeten gaan. De Belgische diplomatieke en consulaire diensten vertegenwoordigen niet enkel de federale overheid,
maar ook de deelstaten. Kunnen het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering geen druk uitoefenen om via die kanalen adressen en gegevens te bekomen, die ze daarna doorspelen aan een onafhankelijke instantie ? Dit ware in elk geval een veelbelovend kanaal. We hebben ook nog contacten met universiteiten, oud-studenten in het buitenland, instanties die zich bezighouden met de overzeese sociale zekerheid, enzovoort. We hebben dus diverse kanalen om de adressen van Vlamingen in het buitenland te achterhalen. We bieden geen standaardpakket aan. We kunnen bijvoorbeeld aan Vlamingen in Parijs niet hetzelfde pakket aanbieden als aan Vlamingen in Brazilië of Los Angeles. Alles hangt dus af van het initiatief van de plaatselijke Vlaamse clubs en verenigingen. We houden ons al gedurende enkele jaren bezig met het probleem van het stemrecht van Vlamingen in het buitenland. We hebben onder meer gesprekken gevoerd met de federale ministers van Binnenlandse en Buitenlandse Zaken. Er is blijkbaar een initiatief op komst om aan de Belgen in het buitenland één of andere vorm van stemrecht toe te kennen. Dit weekend nog heb ik in de krant gelezen dat de Nederlanders in het buitenland worden opgeroepen om deel te nemen aan hun verkiezingen. Het kan dus wel degelijk. En in veel andere landen is het reeds een geplogenheid. In Europa zijn het zelfs enkel België en Griekenland die terzake geen praktijk ontwikkeld hebben. Deze week nog hebben we een fax ontvangen van een Vlaming in Japan die dezelfde vraag stelde. De heer Herman Suykerbuyk : U zegt dat u een aantal diensten wenst te verlenen aan de Vlamingen in het buitenland. U hebt het onder meer over de recent opgerichte begeleidingsdienst, die zich bezighoudt met zowel emigratie als remigratie. Hoe werkt dat in de praktijk ? Zijn de door u vernoemde correspondenten de vertegenwoordigers ter plaatse, en bemiddelen ze voor uw rekening ? Gebeurt dit vrijwillig ? Moet men voor de geleverde diensten betalen ? In uw betoog valt ook regelmatig het adjectief "sociaal". Ik vermoed dat u het dan vaak hebt over aangelegenheden in de sfeer van de pensioenwetgeving. Ik zou daarnaast graag iets meer vernemen over de fiscale en economische aspecten. Neemt men hier niet in zekere mate een taak over die ook tot het dienstenpakket van de consulaten en ambas-
7 sades behoort ? De heer Dutry vraagt ons of de consulaten en ambassades niet meer kunnen worden betrokken bij het in beeld brengen van de aanwezigheid van Vlamingen en Vlaanderen. Ik zou de bal willen terugkaatsen en hem vragen welke inspanningen zijn organisatie, die reeds 35 jaar aanwezig is op het terrein, op dat vlak heeft geleverd, en met welke resultaten. Valt de situatie in het algemeen mee, of niet ? Uw organisatie is wel een instelling van openbaar nut, maar geen publiekrechtelijke instelling van openbaar nut. Dat vormt een probleem. Door de wet op de privacy is het inderdaad niet zo makkelijk om adressen te bekomen. Als we ervan uitgaan dat VIW een dienstverlenende functie heeft, dan rijst de vraag op welke wijze de overheid moet worden aangesproken. Ik heb het dan over de federale overheid, daar deze tot nader order de consulaten en de ambassades beheert. Ook het bekomen van adressen is een federale materie.
Stuk 1076 (1997-1998) – Nr. 1
worden opgesomd, uitvoeren. Deze taken werden reeds door onze voorzitter vermeld. Na de rapportering en de goedkeuring van het rapport door de administratieve diensten worden een aantal bedragen in schijven uitbetaald. Op het einde van het jaar wordt, nadat een van de bewijsstukken van de uitgaven vergezeld eindrapport werd ingediend, het saldo uitbetaald. "Deze overeenkomst wordt onderhands gesloten, in toepassing van artikel 17, paragraaf 2, punt 1f van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten", zo valt te lezen in artikel 5 van het contract. Naast wat we krijgen van de Vlaamse overheid zorgen we ook voor eigen inkomsten : lidgelden, reclame in ons tijdschrift, enzovoort. Uit het eindresultaat van onze rekeningen blijkt dat de eigen inkomsten minstens 25 tot 30 percent van het geheel uitmaken.
VIW heeft als doel diensten te verlenen aan Vlamingen in het verre of nabije buitenland, en neemt daardoor gedeeltelijk een overheidstaak op zich. De heer Vandenbergh zei op een bepaald ogenblik dat zijn organisatie opdrachten krijgt van de Vlaamse regering. Het is logisch dat u voor opdrachten in de letterlijke zin van het woord, een vergoeding en geen subsidie ontvangt. Gaat het over een subsidie, of over een vergoeding in het kader van een contract ? Dan is de overgang van een eenjarig naar een meerjarencontract natuurlijk de volgende stap. Naar mijn weten was er in het verleden sprake van een subsidie, terwijl dat nu anders is.
Wat de vraag inzake de dienstverlening betreft, dient opgemerkt dat VIW precies is ontstaan omdat werd vastgesteld dat de toenmalige Belgische ambassades en consulaten geen of weinig aandacht besteedden aan de landgenoten in het buitenland. Zeker voor de Vlamingen bestond er drempelvrees door het taalgebruik : als Nederlandstalige kon men niet terecht bij de diplomatieke posten. VIW heeft zich nooit concurrentieel, maar wel complementair met die diensten opgesteld. Als de ambassades een bepaalde taak wel vervullen, dan sturen we de mensen naar hen door.
Wat houden de contractuele verplichtingen overigens precies in ? Hebben ze slechts betrekking op individuele dienstverlening, of gaan ze verder ? Als u op basis daarvan een vergoeding krijgt, dan lijkt het me een terechte vraag dat deze tijdig wordt uitbetaald.
De zaken zijn echter niet altijd zo eenvoudig. Wie in Parijs woont, kan bij wijze van spreken gewoon de metro nemen naar de Belgische ambassade. Maar voor iemand die bijvoorbeeld ergens in het verre Braziliaanse binnenland woont, is het niet zo makkelijk zich duizenden kilometers te verplaatsen om bij ambassade of consulaat iets te bepleiten of te regelen. Zeker niet nu nog meer diplomatieke en consulaire posten worden afgeschaft.
De heer Freddy Sarens : De financiële situatie blijkt een moeilijk punt te zijn in het verhaal. Is die subsidiëring de enige vorm van financiering, of zijn er nog andere ? De heer Guido Dutry : Men is inderdaad van subsidies overgestapt op een contract, dit na gesprekken en onderhandelingen met de administratie en het kabinet. Dit systeem zou in beginsel beter moeten functioneren dan subsidies. Hier zijn inderdaad wederzijdse verplichtingen aan verbonden. VIW moet een aantal taken die specifiek in het contract
Pensioendossiers vormen hier een belangrijk voorbeeld van. Heel wat van onze landgenoten die hier reeds een gedeeltelijke carrière achter de rug hebben, en nu in het buitenland wonen en ook daar een carrière hebben opgebouwd, hebben ook als ze verkiezen in het buitenland te blijven, recht op hun pensioen als ze de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Wie in Luxemburg woont, kan dan al eens zelf naar de pensioendiensten in Brussel gaan. Voor anderen is dat moeilijker, zeker bij onvolledige of gemengde dossiers. Door onze vele jaren
Stuk 1076 (1997-1998) – Nr. 1
8
praktijk beschikken we over voldoende ervaring om via onze kanalen een dossier te laten samenstellen, het in te dienen en het te verdedigen bij de bevoegde diensten. Vroeger moesten jonge mannen hun militieverplichtingen nakomen. Ook op dat vlak zijn we verschillende keren dienstverlenend tussenbeide gekomen. Zo ook met de studiebeurzen voor kinderen van Vlamingen in het buitenland. Een pijnlijke kwestie voor de Vlaamse Gemeenschap. Tot enkele jaren geleden konden deze kinderen, indien ze voldeden aan de gewone verplichtingen, een studiebeurs krijgen. Enkele jaren geleden heeft de Vlaamse Gemeenschap deze beurzen afgeschaft voor Vlaamse kinderen die buiten de EU wonen. Een kind in Zwitserland komt niet langer in aanmerking. Ook de kinderen van ontwikkelingswerkers, die geen royaal inkomen ontvingen en lang overzee zijn gebleven, hebben geen recht op kinderbijslag. Men heeft ons al gesuggereerd – en we denken dat dit inderdaad gebeurt – dat die Belgen zich kunnen richten tot de Franse Gemeenschap, die wel studiebeurzen toekent aan kinderen van Walen in het buitenland. Met dat sociaal dossier zijn we nog altijd bezig. Via de minister van Onderwijs proberen we daar aandacht voor te krijgen. Er zijn uiteraard heel wat fiscale verplichtingen. Ook in het buitenland heeft men belastingplichten. Het weze nog hier te lande dan wel in dat buitenland. Mensen met problemen kunnen daar via onze diensten een oplossing voor proberen te vinden. Ze vinden bij ons een antwoord op hun vragen. We hebben niet alle wijsheid in pacht, maar beschikken wel over de nodige contacten met diensten die ons kunnen adviseren over de te volgen procedure. De heer Herman Suykerbuyk : Worden die diensten betaald ? De heer Guido Dutry : Die dienstverlening wordt onrechtstreeks betaald door de lidmaatschapsbijdrage. Men moet namelijk lid zijn van VIW. Men kan lid zijn bij de plaatselijke afdeling van VIW. Dat geldt dan als toegangsbewijs voor onze dienstverlening. Ook Vlamingen die plannen om naar het buitenland te gaan, kunnen via onze diensten emigratiebegeleiding krijgen. De voorwaarde is dat ze eerst lid worden van VIW. De heer Herman Suykerbuyk : Betekent dit dat het lidmaatschap alle kosten voor eventuele tussenkomsten en prestaties dekt ?
De heer Guido Dutry : Het is een toegangspoort, maar dekt inderdaad niet alle kosten. Dat kan ook niet. De heer Herman Suykerbuyk : Is er dan een standaardtarief ? De heer Guido Dutry : Er is inderdaad een standaardtarief. De lidmaatschapsbijdrage voor VIW bedraagt 1.200 frank per jaar. Voor de prestaties zijn er geen tarieven. Als er extra kosten worden gemaakt, wordt dat wel aangerekend. Voor het advies zelf wordt niets aangerekend. De heer Karim Van Overmeire : U zei iets over taalklachten van Vlamingen die bij Belgische ambassades aankloppen. Zijn er in het recente verleden nog zulke klachten geweest ? Zo ja, wat gebeurt er dan met die klachten ? Speelt u die door aan de Vlaamse of de Belgische regering ? Of zijn die klachten louter een zaak van het verleden ? De heer Guido Dutry : Die klachten komen inderdaad nog steeds voor. Het verheugt ons echter wel dat Nederlandstaligen steeds meer terechtkunnen bij de Belgische diplomatieke diensten. De ereconsulaten – waar men ook vaak terecht moet voor onder andere paspoorten, levensbewijzen en een aantal andere praktische zaken – vormen wel nog steeds een pijnpunt. Daar zijn nog ernstige klachten over het ontbreken van kennis van het Nederlands. Dit heeft zeker te maken met het feit dat ereconsuls meestal onderhorigen zijn van het land waar ze die functie uitoefenen. We hebben een aantal pleidooien gehouden bij de minister van Buitenlandse Zaken. Die erkent dat er nog een probleem is. Bij het aanwijzen van nieuwe ereconsuls komt men wel eens bij ons te rade. Wij kunnen dan in een aantal gevallen iemand uit onze fichier naar voren schuiven als kandidaat-ereconsul. Mevrouw Nelly Maes : Ondanks het feit dat VIW onmiskenbaar een bijzonder nuttige taak vervult, bereiken jullie eigenlijk toch maar een klein deel van de Vlamingen in het buitenland. Hoe is de huidige situatie in vergelijking met de situatie in de tijd dat u subsidies kreeg ? Hebt u zich in financieel opzicht verbeterd ? U geniet een geprivilegieerde positie : u bent de enige partner die met de Vlaamse regering een contract heeft om de belangen van de Vlamingen in het buitenland te behartigen. Ik zou dan ook verwachten dat de Vlaamse regering u alle hulp biedt om zoveel mogelijk mensen te bereiken. Kan ik een vergelijking krijgen tussen het verschil in werkingsmiddelen, en dus
9 ook werkmogelijkheden, van de huidige en de vroegere situatie ? Hebt u ook een inwendige reorganisatie doorgevoerd om aan die nogal "monopolitische" opdracht te voldoen ? De heer Guido Dutry : Mevrouw Maes, het is niet onze schuld dat we de enige organisatie zijn die zich bezighoudt met Vlamingen in het buitenland. U vraagt mij naar het verschil tussen vroeger en nu ?
Stuk 1076 (1997-1998) – Nr. 1
Mevrouw Nelly Maes : Hebt u eigenlijk nog schulden moeten afbetalen van Viwos ? De heer Guido Dutry : Wij hebben geen enkele verplichting ten opzichte van Viwos. Viwos stond voor "Vlamingen in de Wereld Ontwikkelingssamenwerking". Het ging om een andere VZW die zich vooral inliet met de Vlamingen in de ontwikkelingslanden. Men heeft ongeveer tien jaar geleden een scheiding doorgevoerd.
Mevrouw Nelly Maes : Ik vraag vooral naar het verschil op financieel gebied. Wat was vroeger het subsidiebedrag, en wat is het nu ? Is uw financiële situatie al dan niet verbeterd ?
Mevrouw Nelly Maes : Geldt dat ook voor de financiële gevolgen ?
De heer Guido Dutry : We spreken eigenlijk niet meer van subsidies. Wij noemen het een contractuele honorering.
Mevrouw Cecile Verwimp-Sillis : Ik heb een vraag over de taak van de overheid in deze materie. De heer Dutry zegt zelf dat zijn vereniging slechts 5.000 van de geschatte honderdduizenden Vlamingen in het buitenland bereikt. Als de Vlaamse regering voor de overgrote groep niet tussenbeide komt, wat is dan de meerwaarde voor die 5.000 mensen ?
Mevrouw Nelly Maes : Dat is nieuw ? De heer Guido Dutry : Dat is inderdaad nieuw. Mevrouw Nelly Maes : Hoe zat het vroeger ? De heer Guido Dutry : Vroeger waren er inderdaad subsidies. De Vlaamse provincies waren toen mee subsidiërende instantie. Sinds de grondwetsherzieningen is Vlaanderen voor die aangelegenheden vrijwel autonoom bevoegd geworden. De provincies hebben daarom afgehaakt. Ooit was er een overeenkomst dat de vijf Vlaamse provincies samen zouden instaan voor het loon en de werkingskosten van één stafmedewerker op het niveau van bestuurssecretaris. Dat is op een bepaald moment weggevallen. We moeten onze middelen nu dus elders halen. We zijn daarover gaan praten met de Vlaamse overheid, die het probleem heeft onderkend. Zo werd er een contractueel bedrag vastgelegd voor de uitvoering van een aantal taken. Ik neem het niemand kwalijk dat dit niet volledig conform de datumafspraken werd uitgevoerd, maar als de overeenkomsten wel correct waren uitgevoerd, dan zouden we nu al over een zekere reserve beschikken om eventuele rampen op te vangen. De eerste ramp werd al beschreven door de heer Vandenbergh. De reserves waarover we beschikten, hebben we toen volledig opgebruikt. Bovendien moesten we ook een aantal leningen aangaan. Daarom zitten we nu met die schulden. We kunnen die schulden natuurlijk niet begroten : men kan geen schulden, boetes of verwijlintresten begroten.
De heer Guido Dutry : Die waren niet voor ons.
Welk soort contract sluit u nu af met de Vlaamse regering ? Is dat privé ? Kan het Vlaams Parlement dat ter inzage krijgen ? De zaak rond de studiebeurzen vormt een pijnpunt. Er is een grove achterstelling van de Vlaamse kinderen. We moeten de collega's van de commissie voor Onderwijs hierover aanspreken om deze situatie zo snel mogelijk te verhelpen, of minstens om uit te zoeken waarom dat zo is. De heer Guido Dutry : Het klopt dat we – overigens tot onze spijt – maar een fractie van de Vlaamse aanwezigheid in het buitenland bereiken. Toch is het met onze beperkte middelen een prestatie om ruim 5.000 Vlamingen te bereiken. Een mailing organiseren en versturen naar 500, 600, 700 nieuwe adressen is ingewikkeld en duur. Er rijzen problemen wanneer onze middelen door onvoorziene omstandigheden, zo onder meer door de afbetaling van onze schulden, uitgeput raken. Mevrouw Cecile Verwimp-Sillis : Moet men die mensen wel bereiken ? Vragen zij naar contacten met Vlaanderen ? Ik heb zelf enkele jaren in het buitenland verbleven en heb nooit de behoefte gevoeld om van een Vlaamse instantie hulp te krijgen. De heer Guido Dutry : Misschien heeft de overgrote meerderheid geen hulp nodig en wensen ze geen band te onderhouden met Vlaanderen. Toch stellen
Stuk 1076 (1997-1998) – Nr. 1
10
we vast dat ongeveer 30 percent van de mensen die de vragenlijst krijgen, onmiddellijk antwoordt. In vele brieven die we krijgen, bedankt men ons. Dat zet ons aan om ons werk voort te zetten. De heer Karim Van Overmeire : Er is natuurlijk nog een tweede aspect : Vlaanderen heeft er zelf alle belang bij dat de Vlamingen in het buitenland worden georganiseerd. We moeten die mensen helpen waar het kan, maar hebben daar zelf sociaal, economisch en cultureel belang bij. De heer Guido Dutry : Ik verwijs weer naar wat de heer Mitterand heeft gezegd. De voorzitter : De subsidie zal dan toch groter moeten worden. Het gaat hier zuiver om de loonkosten, de werkingsmiddelen zijn zeer miniem. Om tegemoet te komen aan het voorstel van de heer Van Overmeire zal men het budget hoe dan ook moeten verhogen. De heer Rik Vandenbergh : We kunnen niet uitbreiden zonder de nodige middelen. En daarenboven krijgen we ons geld ook veel te laat. De heer Karim Van Overmeire : Had u vijf jaar geleden ook gegevens van 5.000 Vlamingen in het buitenland, of waren dat er minder ? Zit daar evolutie in ? De heer Rik Vandenbergh : 1998 wordt het websitejaar. We zullen moderne hulpmiddelen gebruiken : naast de klassieke vragenlijst, zal de website en het internet komen. Van de 15.000 steekkaarten bevatten er ongeveer 6.000 volledige gegevens. Met de nieuwe middelen en de nodige financiële ondersteuning kunnen we de overige kaarten vervolledigen, en het aantal uitbreiden. We hopen over drie à vier maanden te kunnen profiteren van de mogelijkheden van internet. De heer Leo Cannaerts : Kunnen we meer informatie krijgen over de jaarverslagen en jaarrekeningen ? Zijn die openbaar ? Kunnen we ook de samenstelling van de raad van bestuur kennen ? Er zou een verbinding moeten worden gemaakt tussen verschillende websites : zo kunt u op zoveel mogelijk Vlaamse websites met een internationaal karakter verschijnen. Ook moet het mogelijk zijn om een algemeen netwerk uit te bouwen, zodat onze economische zendingen, culturele activiteiten en belangrijke afgesloten contracten verstrengeld zijn. Zo kunnen de Vlamingen zich meer verbonden voelen.
Ik heb reeds herhaaldelijk gewezen op de bijzonder gebrekkige ontvangst van Radio Vlaanderen. Uw vereniging kan misschien samen met de politici aandringen op beterschap. Op verschillende plaatsen in de wereld is het onmogelijk om Radio Vlaanderen te ontvangen. Ik spreek uit ervaring. Een programma als "Het dak van de wereld" beluister ik steeds hier in Vlaanderen, maar kan ik in het buitenland niet beluisteren. Een andere belangrijke taak is ook het verlenen van bekendheid aan onze nieuwe overheidsinstellingen en staatsstructuren. De Vlamingen in de wereld voelen zich in cultureel opzicht nog steeds Vlaming, maar voor de rest voelen ze zich Belg. Dat is geen probleem, maar ze moeten toch weten dat de economische beslissingen ook in Vlaanderen worden genomen. Het moet duidelijk zijn dat men voor het leggen van contacten ook bij Vlaanderen terecht kan, en niet alleen bij de federale overheid. U verwees reeds een aantal keren naar de nodige middelen om dit te realiseren. Men moet onderzoeken of er door de mogelijkheden geboden door de nieuwe informatiesnelwegen, geen herschikking van de middelen mogelijk is. Verzendingen kunnen worden vervangen door de telefoon, de briefwisseling kan via internet verlopen. Is het dan niet mogelijk de personeelsformatie te herschikken ? In afwachting van een eventuele verhoging van de middelen, moet men nagaan of de bestaande middelen niet anders kunnen worden aangewend. De heer Guido Dutry : We moeten inderdaad verstandig omgaan met de huidige middelen. Alle uitgaven worden zeer nauwlettend bekeken door de leden van de raad van bestuur. Ik ben natuurlijk niet zo goed geplaatst om te antwoorden op uw vraag over een personeelsherschikking. Ik vrees dat dit niet te realiseren is, tenzij men mij het tegendeel kan bewijzen. Dan zullen we dat met veel plezier doen. VIW is er immers niet om een personeelsformatie in stand te houden, maar is er voor de Vlamingen in het buitenland. Ik heb de indruk dat men denkt dat wij maar met 5.000 mensen contact hebben. Er zijn inderdaad 5.000 Vlaamse contacten, maar daar zijn gezinnen bij zowel als individuen, en ook Vlamingen die bijvoorbeeld gehuwd zijn met een Amerikaan of met een Thaise, enzovoort. De voorzitter : Het gaat over 5.000 contactpunten, maar dus over meer dan 5.000 mensen.
11 De heer Guido Dutry : Inderdaad. Maar we vragen al de hele tijd aandacht voor het volgende. Als een Vlaamse dokter ergens in het buitenland in zijn wachtkamer een brochure over Vlaanderen legt, dan doet hij mee aan de promotie van Vlaanderen. Een Vlaamse hoogleraar die lesgeeft ergens in de wereld, kan het met zijn collega's hebben over Vlaanderen, en hij kan dat des te gemakkelijker als hij beschikt over materiaal dat kan worden getoond of verspreid. Een Vlaming die lid is van de Lions Club zal aan de andere leden vertellen dat het Ballet van Vlaanderen komt optreden. Dat is ook een van onze taken : het promoten van het imago van Vlaanderen bij de autochtonen van de landen waar Vlamingen te gast zijn. Dat adressenbestand van 5.000 contacten is dus veel meer waard : het heeft een multiplicatoreffect. De heer Rik Vandenbergh : Men vraagt ons of we onze leden wel voldoende inlichten over de staatsstructuur. Dat doen we inderdaad in ons driemaandelijks tijdschrift, waarin dat alles aan bod komt en veel briefwisseling uitlokt. De ouderen denken inderdaad nog steeds Belgisch. Er is echter een recentere generatie migranten, die veel meer weet over de politieke structuren dan de ouderen. Denken we bijvoorbeeld aan het personeel van grote bedrijven die operationeel worden in Oost-Europese landen. We kunnen het de ouderen niet kwalijk nemen : ze zijn vaak al heel lang geleden vertrokken uit Vlaanderen. Mevrouw Cecile Verwimp-Sillis : Wat houdt de onlangs met de Vlaamse regering afgesloten overeenkomst precies in ? De heer Guido Dutry : Volgens deze overeenkomst verbindt VIW zich ten eerste tot persoonlijk dienstbetoon aan Vlamingen in het buitenland op sociaal, cultureel, economisch en algemeen menselijk vlak. Onze tweede opdracht behelst de ontwikkeling van het imago van Vlaanderen – met inbegrip van Brussel als hoofdstad – bij Vlamingen in het buitenland, met het oog op een grotere uitstraling van Vlaanderen in het buitenland. Dat houdt ten eerste in dat VIW een website zal creëren op internet, die permanent toegankelijk zal zijn voor het publiek. Hierop zullen alle adressen, telefoon- en faxnummers van de VIW-verantwoordelijken in het buitenland worden vermeld, net als de activiteitenkalender van alle VIW-kernen waar ook ter wereld. Dat houdt ten tweede in dat de Vlaamse culturele
Stuk 1076 (1997-1998) – Nr. 1
ambassadeurs die naar een land vertrekken waar VIW-verantwoordelijken of -kernen aanwezig zijn, een briefing vooraf krijgen. Dat houdt ten derde in dat een gedetailleerde verslaggeving wordt gegeven van evenementen in het buitenland die voor Vlaanderen van belang zijn. Een voorbeeld hiervan is onder meer de wereldtentoonstelling die in 1998 in Lissabon plaatsvindt. Dat houdt ten vierde in dat een gedetailleerde inventaris van het Nederlands onderwijs in het buitenland wordt opgemaakt, uiterlijk tegen 28 augustus 1998. Dat houdt ten vijfde in dat voor die landen waar VIW-kernen bestaan of waar de VIW vertegenwoordigers heeft – Frankrijk, Duitsland, GrootBrittannië, Nederland, Italië, Spanje, Portugal, de VS, Canada, Mexico, Ecuador en Argentinië – tweemaal per jaar een rapport wordt ingeleverd bij de administratie Buitenlands Beleid, en dit over items die van belang zijn voor de situering van de algemene politieke, sociale en economische context van het land in kwestie. De administratie Buitenlands Beleid kan VIW ook informatie vragen over een persoon, vereniging, bedrijf, activiteit of evenement. VIW beschikt dan over een termijn van twee maanden om op die vraag te antwoorden. Een derde opdracht behelst de inventarisering van Vlamingen in het buitenland. De heer Herman Suykerbuyk : Mag ik uit uw uitspraak dat u goede contacten hebt met de culturele ambassadeurs afleiden dat de contacten met de gewone ambassades en de consulaten dan misschien niet zo goed zijn ? De heer Rik Vandenbergh : Dat hangt vooral af van onze vertegenwoordigers. Sommigen doen hun werk beter dan anderen. De heer Herman Suykerbuyk : U bedoelt dan specifiek uw eigen vertegenwoordigers van VIW ? De heer Rik Vandenbergh : Inderdaad, vertegenwoordigers die goede contacten onderhouden met de ambassades zullen uiteraard veel meer kunnen bereiken dan vertegenwoordigers die dat niet doen. De heer Herman Suykerbuyk : Die vertegenwoordigers spelen duidelijk een belangrijke rol in de organisatie. Waarschijnlijk vindt u dat u over te weinig goede vertegenwoordigers beschikt. Wordt
Stuk 1076 (1997-1998) – Nr. 1
12
er naar vertegenwoordigers gezocht, en vindt u ze ook ?
graag aanwezig zijn. Dat gebeurt dan via correspondenten.
De heer Rik Vandenbergh : Op beide vragen kan ik positief antwoorden. Als er in een bepaald land iemand ontslag neemt als vertegenwoordiger, wordt er uiteraard op een gerichte manier naar een opvolger of opvolgster gezocht. We proberen dan de meest geschikte kandidaat te vinden. De uiteindelijke beslissing ligt bij de raad van bestuur.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Ik heb nog een aantal concrete vragen over de samenwerking met andere Vlaamse openbare instellingen die zich bezighouden met het buitenland. Ik denk onder meer aan de Dienst Investeren in Vlaanderen, en aan Export Vlaanderen. Doen die instellingen soms een beroep op VIW om mee te werken aan bepaalde projecten ?
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Hoe worden die mensen precies gerekruteerd ? Bieden die zich ook zelf aan ? Moeten ze beantwoorden aan bepaalde criteria of normen ? De heer Guido Dutry : Het is vooral belangrijk dat ze die functie op vrijwillige basis – dus onbezoldigd – op zich willen nemen. Het is eveneens belangrijk dat ze door de gemeenschap waarvoor ze als vertegenwoordiger optreden, naar voren worden geschoven als de vertegenwoordiger voor VIW. Met de gemeenschap bedoel ik dan de clubs en verenigingen ter plaatse. We hebben nog nooit iemand aangewezen zonder anderen daarover te raadplegen. Er zijn uiteraard nog andere criteria. De kandidaten moeten Nederlandstalig zijn. In een bepaalde periode in het verleden werden daar in NoordAmerika problemen over gemaakt. Men dacht dat voor de nakomelingen van onze emigranten, die ondertussen niet meer zo goed Nederlands spraken, het Engelstalig zijn voldoende was. Men is daarvan teruggekomen. Men moet immers goed kunnen communiceren met Vlaanderen. Voor het overige hebben we eigenlijk niet het recht om strikte eisen te stellen. Het belangrijkste is dat de kandidaat door de gemeenschap wordt gesteund. De heer Rik Vandenbergh : Die vertegenwoordigers hebben uiteraard een eigen statuut bij VIW. Ze moeten zich houden aan de bepalingen van dat statuut. Ze worden daarop gecontroleerd door de leden van die regio.
Het tijdschrift is natuurlijk een belangrijk communicatiemiddel. Wordt dit alleen naar de leden gestuurd, of wordt het systematisch naar alle Vlamingen in het buitenland gestuurd waarvan u de adressen hebt ? Ik heb ooit een uitzending gezien over kinderen van Vlaamse immigranten in Argentinië. Daaruit bleek dat die mensen zich in de eerste plaats Argentijn voelen, maar toch ook nog banden hebben met Vlaanderen. In veel gevallen spreken ze echter de taal niet meer. Zijn er contacten met die mensen ? Zo ja, hoe worden die contacten onderhouden ? Er werd daarnet al gesproken over de slechte ontvangst van Radio Vlaanderen Internationaal. U weet waarschijnlijk ook wel dat er in Nederland een project via satelliettelevisie loopt : "Het beste van Nederland". Men heeft Vlaanderen gevraagd om daaraan mee te werken. Momenteel gebeurt dit enkel via het ter beschikking stellen door de VRT van een aantal programma's. Is VIW op een of andere manier bij dit project betrokken ? De heer Karim Van Overmeire : Ik heb nog een korte vraag over het tijdschrift. Bent u zelf tevreden over dat tijdschrift ? Ik denk bijvoorbeeld aan de lay-out. Wat is momenteel de budgettaire weerslag van dat tijdschrift ? Welke plannen zijn er eventueel voor de nabije toekomst ?
De heer Herman Suykerbuyk : U noemt die mensen correspondenten ?
De heer Rik Vandenbergh : Wij zijn zeker tevreden over dat tijdschrift. Het is natuurlijk de bedoeling dat we ons niet politiek opstellen. We zijn en blijven pluralistisch. We wensen dat ook niet verloren te laten gaan. In 1998 komen we ook met een eigen website. We volgen dus zeker de moderne technologieën.
De heer Guido Dutry : De correspondenten zitten in de landen waar we geen vertegenwoordigers van een groep of een club hebben. In sommige landen zijn er gewoon niet genoeg mensen om een vertegenwoordiger aan te stellen, maar willen we toch
De aanvankelijke gesprekken terzake wezen erop dat een tijdschrift in papieren versie misschien ouderwets zou zijn. Toch moet ik erop wijzen dat onze redactieploeg over veel ondervinding en expertise beschikt. Vooralsnog blijven we dus zeker
13
Stuk 1076 (1997-1998) – Nr. 1
een papieren versie van ons tijdschrift uitgeven. Eventuele opmerkingen worden natuurlijk in dank aanvaard. De lay-out is bijvoorbeeld al drie of vier keer aangepast.
De heer Guido Dutry : We hebben vroeger contacten gehad met de hoogste instanties van Export Vlaanderen. Dat moet beter worden gestructureerd, zodat dit frequenter gebeurt.
Het tijdschrift heeft natuurlijk financiële implicaties. De drukker werkt uiteraard niet voor niets. Wel proberen we ervoor te zorgen – onder andere via reclame – dat het tijdschrift zelf geen extra kosten meebrengt. Ik wijs erop dat al die medewerkers op vrijwillige basis werken. Ze worden dus niet betaald.
Ik ben het eens met uw opmerking over kinderen van Vlamingen die anderstalig zijn geworden. Sommige Vlaamse ouders slagen erin om het Nederlands in de huiskring te handhaven. Het schrijven en lezen is echter een andere zaak. Daarvoor kunnen we logistieke steun verlenen.
Het is waarschijnlijk wel zo dat we meer mensen zouden bereiken als we het tijdschrift in een iets modernere vorm zouden uitgeven. Jammer genoeg hebben we daarvoor niet de nodige financiële middelen. Dit hopen we grotendeels te kunnen opvangen door optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden van internet. De heer Karim Van Overmeire : Als ik het goed begrijp, is er momenteel dus geen enkele financiële bijdrage van de Vlaamse regering voor het tijdschrift ? De heer Guido Dutry : Voor het tijdschrift zelf is er inderdaad geen specifieke bijdrage, maar we krijgen natuurlijk wel een algemene financiële ondersteuning. We sturen het tijdschrift ook niet naar iedereen die we kennen. Dat zou immers onhaalbaar zijn. We sturen het tijdschrift enkel naar de leden van de plaatselijke club of vereniging. De vertegenwoordiger of de contactpersoon ter plaatse geeft ons die namen door. In ruil voor het tijdschrift, betalen ze de verzendingskosten. We zouden ook graag de lay-out van het tijdschrift verbeteren. Ook daar spelen echter financiële overwegingen. We stellen wel vast dat onze lezers het tijdschrift niet kunnen missen. De tijdschriften die we bijvoorbeeld naar de consulaten sturen, verdwijnen onmiddellijk. Bij laattijdige verschijning, krijgen we reacties. We onderhouden zeer goede contacten met Vlaamse economische vertegenwoordigers en een aantal mensen van Export Vlaanderen. Sommigen doen een beroep op onze kennis en informatie om hun opdracht goed uit te voeren. De heer Herman Suykerbuyk : Gebeurt dit te weinig ?
Ook bij de uitsluitend anderstaligen merken we dat er nog steeds een affiniteit bestaat met de Vlaamse gemeenschap. Ze verwijzen naar hun Vlaamse roots. Zolang die behoefte bestaat, staan wij ter beschikking. We dwingen niemand om Vlaming te blijven. Eén van onze slogans is : "Integrar sin Renegar". De voorzitter : Ik zou enkele conclusies willen trekken. We zijn er allemaal van overtuigd dat de organisatie VIW nuttig werkt levert. De subsidie dekt echter nauwelijks de lonen. Deze commissie moet er bij minister-president Van den Brande op aandringen hiervoor meer geld vrij te maken. Het heeft mij ook getroffen dat de Franse Gemeenschap nog wel studiebeurzen toekent, en de Vlaamse Gemeenschap niet. Dat moet worden besproken in de commissie voor Onderwijs. Ik dank ook de sprekers voor hun bijzonder deskundige toelichting.
De verslaggever, Leo CANNAERTS
De voorzitter, Jef SLEECKX