Visie van de BMWE-gemeenten op het sociale domein Gemeenten Bedum, De Marne, Winsum en Eemsmond Oktober 2013
Waarom een visie op het sociale domein? De gemeenten krijgen veel meer taken en verantwoordelijkheden in het sociale domein. Bijvoorbeeld als het gaat om jeugdzorg, begeleiding, verzorging en arbeidsbemiddeling. Hierdoor worden gemeenten verantwoordelijk voor de steun aan kwetsbare groepen mensen. Denk hierbij aan jeugdigen met gedragsproblemen, thuiswonende ouderen die verzorging nodig hebben of aan de begeleiding van moeilijk plaatsbare werkzoekenden. Gemeenten moeten deze nieuwe taken met minder middelen uitvoeren. De decentralisaties gaan gepaard met flinke kortingen op het budget. Deze combinatie van nieuwe taken en forse bezuinigingen stelt gemeenten voor een enorme opgave. Gemeenten moeten zich beraden hoe de hulp goedkoper en efficiënter, maar ook beter kan. Hier zien wij - de samenwerkende gemeenten Bedum, De Marne, Winsum en Eemsmond - veel kansen. De decentralisaties geven ons de mogelijkheid om hulp beter af te stemmen op wat mensen nodig hebben. Dit kunnen wij omdat gemeenten in de toekomst een breed palet aan zorg en ondersteuning bieden. Daarnaast willen wij meer uitgaan van wat mensen zelf kunnen. Een oplossing vinden die past bij de mogelijkheden, behoeften en vragen van mensen, dat wordt kortom de nieuwe uitdaging. Als leidraad voor deze benaderingswijze is visie nodig. Een visie die helderheid geeft over de rol van de gemeente, maar ook het belang van een actieve maatschappij uitdraagt.
Waarom doen we dit gezamenlijk? De gemeenten Bedum, De Marne, Winsum en Eemsmond werken intensief samen in het sociale domein. De decentralisaties in dit werkveld bereiden wij samen voor. Om dit laatste goed te kunnen doen, is een gezamenlijk vertrekpunt nodig, en dat is de gemeenschappelijke visie die nu voorligt. Wij willen graag, en gaan ons hiervoor inspannen, dat deze visie binnen de regio Noord-Groningen breed wordt gedragen – door alle betrokken (maatschappelijke) instellingen, maar ook door verenigingen, bedrijven en inwoners.
Waar doen we het voor? Wat hebben wij met deze visie voor ogen? Aan wat voor samenleving willen wij samen met inwoners en (maatschappelijke) instellingen werken? Onze maatschappelijke ambitie, het wenkend perspectief is dat zoveel mogelijk inwoners actief participeren. Ieder naar vermogen en op een manier die bij hen past - als vrijwilliger, ouder, buren, mantelzorger of professional. Mensen zijn actief op scholen, in de buurt, kerk of werkplaats of bij een vereniging of sportclub. Daarbij handelen wij in ons doen en laten vanuit de volgende waarden:
Gemeenschapszin: Wij hechten eraan dat mensen omzien naar elkaar; Participatie: Wij vinden het van belang dat inwoners deelnemen aan het sociale leven; Samenwerking: Wij werken samen (met inwoners, instellingen, bedrijven) vanuit een gezamenlijke maatschappelijke verantwoordelijkheid; Vertrouwen: Wij luisteren naar inwoners en geven ruimte aan professioneel handelen; Gelijkwaardigheid: Maatschappelijke instellingen zien wij als gelijkwaardige samenwerkingspartners; Verantwoordelijkheid: Wij vinden dat inwoners zoveel mogelijk zelf de regie over hun eigen leven moeten voeren; Toegankelijkheid: De toegang tot hulp is laagdrempelig en daarmee voor iedereen vrij toegankelijk; Keuzevrijheid: Inwoners kunnen kiezen voor hulp die bij hun situatie past.
Wij maken in deze visie onderscheid tussen transitie en transformatie. De transitie gaat over het decentralisatieproces dat op 1 januari 2015 klaar moet zijn om de verantwoordelijkheden voor de uitvoering van de Jeugdwet, de Wmo en Participatiewet op ons te kunnen nemen. De transformatie is een langduriger proces van innovatie, een gekantelde werkwijze, het anders omgaan met 2
ondersteuningsvragen, noodzakelijk om met minder middelen de mensen die dat nodig hebben goed te blijven ondersteunen. In drie hoofdstukken lichten wij deze transformatie voor de belangrijkste spelers nader toe: Hoofdstuk 1 Zelfredzame inwoners, ingebed in de sociale omgeving Hoofdstuk 2 Integrale ondersteuning door (maatschappelijke) instellingen Hoofdstuk 3 BMWE-gemeenten in de regierol
1
Zelfredzame inwoners, ingebed in sociale omgeving
Eigen kracht Uitgangspunt is dat de inwoners van de BMWE-gemeenten zelfstandig en zelfredzaam zijn. Ze voeren zelf de regie op hun eigen leven en organiseren zelf de verschillende aspecten in het sociale domein zoals inkomen, wonen, vrije tijd, werk, etc. Inwoners hebben oog voor hun leefomgeving, zowel voor de fysieke leefomgeving (de buurt/wijk) als voor de sociale leefomgeving (de mensen om hen heen). Zij voelen zich verantwoordelijk voor die leefomgeving, helpen elkaar en spreken elkaar ook aan op verantwoordelijkheden. Inwoners zijn tolerant. Zij accepteren dat er verschil is in datgene wat iemand kan bijdragen aan de samenleving. Eigen netwerk Inwoners beschikken over een eigen netwerk in de sociale omgeving, bestaande uit familieleden, vrienden, kennissen, collega’s, buurtgenoten, clubgenoten, etc. Op dit netwerk wordt een beroep gedaan op momenten dat de zelfredzaamheid in de knel dreigt te komen. Bijvoorbeeld als er oppas voor de kinderen geregeld moet worden, de hond moet worden uitgelaten of iemand een lift naar het ziekenhuis nodig heeft, maar ook bij meer structurele ondersteuningsvragen, zoals de begeleiding van iemand met een verstandelijke beperking, hulp bij huishoudelijke klussen of hulp bij ondersteuning van een dementerende oudere. De gemeenschap Inwoners doen op hun eigen manier mee aan het maatschappelijk leven en dragen bij naar vermogen. De gemeenschap is ‘samen voorzienend’: mensen bundelen hun krachten om gezamenlijk te zorgen voor een aangename leefomgeving. Wederkerigheid is vanzelfsprekend: door iets voor een ander of het collectief te betekenen, zal het collectief op zijn beurt ook voor het individu klaar staan. Er is geen schroom om daadwerkelijk hulp te vragen wanneer dat nodig is. Daarnaast halen mensen er voldoening uit dat zij van betekenis zijn voor hun omgeving. Vangnet1 Niet iedere inwoner kan zelfstandig functioneren in de gemeenschap. Voor deze mensen is het sociale netwerk extra belangrijk. Familie, vrienden, kennissen en buurtgenoten bieden díe ondersteuning die nodig is om – naar vermogen – te kunnen blijven participeren in de gemeenschap. De overheid draagt zorg voor die mensen die het niet (meer) lukt om op eigen kracht en met hulp van een sociaal netwerk mee te doen.
1
Onder een vangnet wordt verstaan: ondersteuning die wordt geboden wanneer inwoners er zelf en/of binnen hun sociale omgeving niet uitkomen.
3
2 Integrale ondersteuning door (maatschappelijke) instellingen Aanvullend op eigen kracht Soms is het noodzakelijk dat de ondersteuning door het eigen netwerk wordt aangevuld met professionele ondersteuning. Deze ondersteuning sluit aan bij de mogelijkheden van de inwoner en diens netwerk. De inwoner en/of diens netwerk houdt de regie. Specialistische zorg wordt geboden alleen wanneer andere opties geen oplossing bieden. De ondersteuning is er primair op gericht dat mensen weer zelfstandig/zelfredzaam worden. De eigen kracht wordt optimaal benut en versterkt en we gaan uit van de vragen en behoeften van inwoners. Dit betekent dat er verschillen kunnen bestaan in de manier waarop en de mate waarin ondersteuning wordt geboden aan inwoners. Iedere inwoner heeft immers andere mogelijkheden, zowel individueel (fysiek en mentaal) als met betrekking tot zijn/haar netwerk. Instellingen werken samen in teams of netwerken dichtbij, in wijk/dorp, of bij mensen thuis. Simpel, Wederkerigheid en Activering (SWA) Alle professionals werken vanuit het principe van SWA. Simpel betekent dat gezocht wordt naar eenvoudige oplossingen en korte lijnen. Wederkerigheid doelt op het voorkomen van denken in hulpverlener-cliënt relaties. Dit betekent een verschuiving van taken en rollen: in plaats van het zelf bieden van ondersteuning, krijgen professionals meer en meer de taak om met de inwoner te zoeken naar hulpbronnen en oplossingen in de eigen leefomgeving en het afstemmen van de eventueel professionele aanvullende ondersteuning. Activering is dé methode om grip te krijgen op het leven, een maatschappelijke bijdrage te kunnen leveren of invulling aan de dag te geven. Consequente uitwerking van integraliteit Het leven van onze inwoners speelt zich af op meerdere leefgebieden; opgroeien, naar school gaan, werken, maatschappelijk actief zijn, sociale contacten onderhouden en nog veel meer. In de toekomst wordt door alle (maatschappelijke) instellingen een integrale benadering gehanteerd. Dit betekent dat de schotten tussen de instellingen zijn verdwenen en de leefwereld van de burger leidend is in de aanpak door de gemeenten en de instellingen. Integrale toegang Moet een inwoner zelf op zoek naar de toegang tot ondersteuning? Naar het juiste loket? Zeker niet. De toegang tot ondersteuning kan divers verlopen. Die kan op school zijn, bij de huisarts, bij de eerste hulp, bij de sociale dienst, bij de consultatiearts, op de sportclub, bij een telefonische hulpdienst, bij een alerte burger die gealarmeerd wordt door een bericht op Facebook. De omslag in denken en doen van de BMWE-gemeenten en hun medewerkers en van de (maatschappelijke) instellingen zorgt ervoor dat zij adequaat en integraal op alle mogelijke signalen waar dan ook reageren. Eén plan, één regisseur voor het hele gezin/huishouden in de context van de nabije leefomgeving De leefwereld van de inwoner is het uitgangspunt. Een integrale benadering betekent daarom niet alleen samenwerking tussen de verschillende instellingen, maar ook dat er één integraal plan wordt gemaakt met het hele gezin. Deze integrale benadering, gericht op de leefwereld van de inwoner, heeft gevolgen voor de rol van (maatschappelijke) instellingen én gemeenten. Een gedeelde visie van gemeente en zorgverzekeraar De professionele ondersteuning in het sociale domein kent verschillende gradaties. Oplopend van geen ondersteuning tot intensieve en specialistische ondersteuning/behandeling. Deze gradaties krijgen een verschillende invulling van de gemeenten en de zorgverzekeraar. Inwoners hebben baat bij een integrale aanpak vanuit een gedeelde visie van de BMWE-gemeenten en zorgverzekeraar op 4
de 0e, 1e, 2e en 3e lijn binnen het sociale domein. Alleen op die manier kan consistent en consequent vorm gegeven worden aan ondersteuning dicht bij de inwoners.
3
Gemeenten in de regierol
Gemeenschap ‘opdrachtgever’ De BMWE-gemeenten sluiten aan bij en werken in opdracht van de gemeenschap. De gemeenschap is op sociaal gebied ‘samen voorzienend’ en de BMWE-gemeenten en maatschappelijke instellingen houden voeling met de gemeenschap om eventuele signalen op te pikken. De inzet van de gemeenten draagt bij aan het bereiken van het doel ‘elke inwoner doet mee’: elke inwoner is – naar vermogen – zelfredzaam, met een stevige verankering in zijn/haar sociale omgeving. Rollen De BMWE-gemeenten bieden maatwerk. Dit betekent dat hun rol sterk afhankelijk is van de situatie die zich op dat moment voordoet. De rol van de BMWE-gemeenten is daarom flexibel en wisselt. Dit betekent dat op het ene moment een sterk sturende rol gewenst is, terwijl op andere momenten een meer faciliterende rol wordt opgepakt. De gemeentelijke rol laat zich omschrijven aan de hand van diverse taken en bevoegdheden, waaronder:
Regisseren van de transformatie; Toegang verlenen tot voorzieningen; Organiseren van voorzieningen; Optreden als maatschappelijk partner; Toezicht houden en handhaven; Samenwerken met andere regisseurs.
Regisseren van de transformatie Om de transities te doen slagen, is een veranderproces nodig. Niet alleen de opvattingen en werkwijze van de BMWE-gemeenten moeten veranderen, ook van de inwoners en (maatschappelijke) instellingen verwachten wij een omslag in denken en doen. De BMWEgemeenten voeren regie vanuit partnerschap en inhoud. Dat betekent dat de dialoog op gang moet komen tussen alle betrokken partijen in het maatschappelijk veld. De BMWE-gemeenten hebben hierin een voortrekkersrol en initiëren en faciliteren de dialoog: komen alle aspecten aan bod, welke ruimte is nodig om te komen tot vernieuwing, welke stappen moeten worden gezet om de transformatie te kunnen maken, wie speelt welke rol, en hoe stellen we partijen in staat om daadwerkelijk anders te denken en handelen? De overgang van een verzorgingsstaat naar een veel dynamischer vorm van civil society2, of pedagogische civil society als het gaat om de sociale omgeving van jeugd, ouders en gezinnen, vraagt daarom om beleidsmatige lenigheid, goede communicatie tussen de BMWE-gemeenten en instellingen en duidelijke sturing van de BMWE-gemeenten op wat zij verwachten van instellingen en welke ruimte zij krijgen om gemeentelijke beleidsdoelen te realiseren.
2
De civil society (of maatschappij) is de totale samenleving met authentieke inwoners, hetzij individueel, hetzij als een organisatie of netwerk, die hun kracht en inzicht aanwenden ten behoeve van die samenleving. In een civil society wordt de zelfsturende en authentieke kracht van de mens weer gezocht.
5
Toegang verlenen tot voorzieningen In 2015 wordt de nieuwe Wmo, de Participatiewet en de Jeugdwet van kracht. Wetten die door de gemeenten worden uitgevoerd en een belangrijke rol spelen in de opbouw van een nieuwe taakverdeling tussen overheid en inwoners. De grote gemene deler van de drie wetten is dat veel meer dan nu het geval is gebruik moet worden gemaakt van de hulp die mensen zelf in hun eigen omgeving kunnen mobiliseren. Daarmee krijgen de BMWE-gemeenten een grotere rol met betrekking tot de toeleiding naar zowel de algemene voorzieningen, als de meer specifieke, die voor individuele situaties moeten worden ingezet. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inrichting van de toegang tot individueel maatwerk. Bijvoorbeeld in de vorm van een loket waar inwoners terecht kunnen voor informatie, advies en/of ondersteuningsaanvragen. Maar onder de toegang wordt – in voorkomende situatie – ook verstaan ‘indicatiestelling’: wie bepaalt welke ondersteuning geboden wordt en op welke manier is dit georganiseerd? De BMWE-gemeenten willen een substantiële verlaging van het instrument indiceren. Gebruik maken van voorzieningen is veeleer een proces van informeren, adverteren, verleiden, toeleiden, makelen en afspraken maken. Organiseren van voorzieningen De gemeentelijke taak beperkt zich tot het bieden van een vangnet en de inzet op preventie om eventuele problemen te voorkomen. De BMWE-gemeenten zorgen voor een toegankelijk en gevarieerd aanbod van basisvoorzieningen (gericht op preventie en kortdurende, eenvoudige hulp). De gemeenten zorgen voor voorzieningen die aansluiten bij de vraag van inwoners. Door inwoners te stimuleren meer gebruik te maken van hun eigen kracht en de mogelijkheden van hun sociale netwerk, ziet deze vraag er in de toekomst anders uit dan nu (minder vraag naar individuele voorzieningen). Dit betekent dat de BMWE-gemeenten goed op de hoogte moeten zijn van de behoefte van die inwoners die echt ondersteuning nodig hebben en de mogelijkheden in hun directe omgeving. Voor het organiseren van voorzieningen hebben de BMWE-gemeenten verschillende rollen:
Inkoper/opdrachtgever: de BMWE-gemeenten geven heldere opdrachten die gestoeld zijn op de visie. Zij rekenen met (maatschappelijke) instellingen af op basis van resultaat en stellen eisen aan prijs en kwaliteit. Zij bewaken de gemaakte afspraken, maar daarnaast stimuleren, initiëren en helpen zij ontwikkelen; Regisseur: de BMWE-gemeenten bewaken de samenhang in de voorzieningen, de afstemming tussen partijen (benodigde ondersteuningsstructuur) en de kwaliteit van zorg en ondersteuning; Makelaar: de BMWE-gemeenten creëren bewustwording bij spelers in de civil society en verbinden (professionele) partijen aan elkaar. Facilitator: de BMWE-gemeenten zorgen voor het mogelijk maken van de uitvoering van de visie door o.a. vermindering/versoepeling/aanpassing van regels, opheffing van de ‘verkokering’, aanpassing van vergunningen en het leggen van verbanden. Voor zover niet wettelijk bepaald door het rijk zijn gemeenten immers zelf aan zet en kunnen wij zelf bepalen welke regels wij stellen en hoe wij de uitvoeringsorganisatie gaan inrichten; Uitvoerder: de BMWE-gemeenten zijn ook uitvoerders van een aantal taken binnen het sociale domein. Voorbeelden hiervan zijn de sociale dienst, het zorgloket, leerplicht en RMC.
Optreden als maatschappelijk partner De ontwikkelingen in het sociale domein zorgen voor een dynamisch krachtenveld met nieuwe rollen die op verschillende manieren ingevuld kunnen worden. De BMWE-gemeenten en (maatschappelijke) instellingen hebben elkaar nodig om de ondersteuning binnen het nieuwe sociale domein tot een succes te maken en een nieuwe balans te vinden tussen 'eigen kracht' en professionele ondersteuning. Er wordt veranderingsbereidheid en flexibiliteit van de BMWE-
6
gemeenten en (maatschappelijke) instellingen gevraagd om echt te kunnen inzetten op versterking van burgerkracht en informele ondersteuning. Toezicht houden en handhaven Op grond van verschillende wetten binnen het sociale domein, hebben de BMWE-gemeenten ook een rol als bevoegd gezag. Zij zijn daarom actief als toezichthouder en handhaver, bijvoorbeeld op het gebied van leerplicht en RMC, kinderopvang en kwaliteitscontrole. Ook deze rol moet gestoeld zijn op de visie zoals in de voorgaande paragrafen is geschetst. Samenwerken met andere regisseurs Hoewel er de komende jaren veel taken en verantwoordelijkheden bij gemeenten worden ondergebracht, zijn er binnen het sociale domein nog tal van partijen actief die niet onder (directe) regie van de gemeenten staan, zoals het onderwijs, zorgverzekeringsmaatschappijen, huisartsen, etc. Daarnaast werken de BMWE-gemeenten in het sociale domein ook met andere overheden samen: allereerst met andere gemeenten, ook met de provincie Groningen en de andere noordelijke provincies wordt samengewerkt, met de Eems Dollard Regio in het Nederlands-Duitse grensgebied en voor de gemeenten zijn ook de ministeries van vooral VWS en BZK partners in ons gezamenlijke transitieproces.
7