Visie en missie beleid Maatschappelijke Ondersteuning 2012 – 2015 Visie: Oosterhouters kunnen zo lang mogelijk meedoen aan de samenleving door hun eigen mentale, sociale en lichamelijke kracht optimaal te benutten. Missie: De gemeente Oosterhout regisseert het wijkgericht samenwerken om de mentale, sociale en lichamelijke kracht van mensen en hun sociale netwerk te stimuleren.
Inleiding De afgelopen vier jaar is er in het kader van de maatschappelijke ondersteuning in Oosterhout gewerkt aan de basis: het neerzetten van het professionele netwerk waarvan burgers gebruik kunnen maken. Zo zijn de Accenten Noord en Zuid opgericht. Er zijn verbindingen gelegd tussen maatschappelijke partners. Samenwerking heeft structureel vorm gekregen in zogeheten steunstructuren, zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin, het Maatschappelijk Steunsysteem (MASS) en de ketenzorg dementie. Daarnaast is in 2010 de ‘verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning’ wezenlijk aangepast. Essentieel in deze verordening zijn de volgende ontwikkelingsrichtingen: • Van voorzieningenpakket naar maatwerk • Van individueel naar algemeen • Van reactief naar proactief Voor de komende periode 2012-2015 is een aangescherpte visie van het Oosterhoutse gemeentebestuur op de maatschappelijke ondersteuning nodig; een vernieuwde visie op de Wmo. Deze visie begint vanuit de toekomstvisie die we op de gehele stad en de kerkdorpen hebben. Daarnaast kan zo’n visie natuurlijk niet losstaan van de eigentijdse ontwikkelingen in de samenleving. Het is verstandig om eerst naar de maatschappij van de toekomst kijken om te weten hoe we mensen die hulp nodig hebben, kunnen ondersteunen. We moeten ontwikkelingen en trends die we nu al herkennen in onze visie verwerken.
Visie op Oosterhout Dit college ziet voor zichzelf als taak om Oosterhout, onder totaal nieuwe omstandigheden, klaar te maken voor de toekomst. Primaire voorwaarde is dat we de financiën van de stad op orde krijgen. Vervolgens streven we naar een toekomstbestendig voorzieningenniveau dat goed bij de stad past. Tot slot zijn we op zoek naar nieuwe manieren van samenwerking met burgers, groeperingen en instellingen in de stad, omdat de gemeente geen monopolist in het oplossen van maatschappelijke vraagstukken wil zijn, maar partner in een netwerk.
Maatschappelijke ontwikkelingen De maatschappij is in een hoog tempo aan het veranderen. Zo zitten we aan het begin van een vergrijzingsgolf, die er voor zorgt dat het aandeel ouderen in de bevolkingsopbouw van Oosterhout sterk gaat stijgen. Aan de ene kant zal dat meer ouderenzorg inhouden; aan de andere kant hebben we wel te maken met een generatie ouderen die meer mogelijkheden heeft om goed voor zichzelf te zorgen, dan vorige generaties. Ook financieel. De ouderen van de toekomst zijn niet de ouderen van het verleden, ze vragen om een eigentijdse aanpak. Alle mensen hebben tegenwoordig volop mogelijkheden om voor zichzelf te zorgen. Ze hebben niet overal de steun van zorgverlenende instanties voor nodig en ze willen zeker niet betutteld worden. Ze willen hun eigen leven leiden en hun eigen keuzes maken.
We zien steeds meer taken op de gemeente af komen, maar we zien ook dat de daarbij behorende budgetten afnemen. De landelijke overheid hevelt bijvoorbeeld jeugdzorg over naar de gemeenten en voert meteen een efficiencykorting door. Daarnaast wordt gekort op specifieke uitkeringen, zoals de Wmo, Wwb en Wsw.* Ook de Awbz heeft zijn financiële beperkingen. Het beroep op de eigen verantwoordelijkheid van mensen stijgt. En terwijl de behoeften stijgen, dalen dus de beschikbare financiën. Naast het veranderende karakter van de samenleving dwingt ook dat ons tot een andere aanpak.
Visie op de Wmo Deze nieuwe omstandigheden en ontwikkelingen vragen om een nieuwe visie op de maatschappelijke ondersteuning. Het uitgangspunt daarbij is dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor de inrichting van hun leven. Zij maken daarbij optimaal gebruik van hun eigen mentale, sociale en lichamelijke kracht. 54.000 Oosterhouters kunnen zo lang mogelijk zelfstandig wonen, werken en recreëren. Dat willen wij bereiken met ons Wmo-beleid. Het automatisme dat een hulpbehoevende burger zich meldt bij een loket om vervolgens de nodige voorzieningen te ontvangen is verleden tijd. Die werkwijze is onwenselijk en op den duur onbetaalbaar. Mensen kunnen in eerste instantie energie en ondersteuning halen uit sociale verbanden als gezin, familie, vrienden, school, werk, sportvereniging of cursusgroep. Het is de eerste taak van hulpverleners om mensen te stimuleren daar gebruik van te maken, mochten ze dat uit zichzelf niet doen. Het geeft iedereen in de samenleving ook verantwoordelijkheid. Als mensen meer op elkaar aangewezen zijn, kan ook van hen worden verwacht dat ze - naar vermogen beschikbaar zijn voor anderen in hun omgeving. Niet elk individu vindt echter eenvoudig aansluiting bij sociale verbanden. Sommigen moeten met hulp van een professional hun eigen kracht leren gebruiken. Deze professional legt verbindingen met de sociale omgeving van zo iemand of probeert aansluiting te vinden bij collectieve voorzieningen. Maar deze hulpverlener houdt daarbij zo veel mogelijk ‘zijn handen op de rug’. Sommige burgers kunnen zichzelf echt niet redden, ondanks eigen inzet en sociale steun. De gemeente biedt voor deze mensen een vangnet via individuele voorzieningen en het Rijk biedt, in het uiterste geval, de Awbz.
De gedachtegang van de cirkels, blijft uitgangspunt van het Wmobeleid in de komende vier jaar. De burger wordt in zijn directe omgeving gestimuleerd om vanuit zijn eigen kracht oplossingen te vinden voor de problemen en beperkingen die hij ondervindt in het dagelijks leven.
1
2
3
4
.
1. Eigen verantwoordelijkheid burger 2. Mantelzorg/Vrijwilligers 3. Collectieve voorzieningen 4. Individueel maatwerk 5. AWBZ
Zo gewoon mogelijk Bij het uitgaan van ‘eigen kracht’ hoort ook het zo min mogelijk afhankelijk zijn van individuele voorzieningen. Niet alleen omdat individuele voorzieningen duur zijn, maar ook omdat ze soms sociale isolatie en eenzaamheid in de hand werken.
2
5
Ons beleid is er op gericht om mensen die steun nodig hebben zo veel mogelijk een ‘gewoon leven’ te laten leiden. We investeren daarom in collectieve voorzieningen waar zo veel mogelijk mensen gebruik van kunnen maken. Om een voorbeeld te noemen: we hebben de bussen en bushaltes van de stad aangepast aan gebruik door minder-validen. Daardoor kunnen veel meer mensen gebruik maken van het openbaar vervoer en hoeven ze bijvoorbeeld minder een beroep te doen op de Deeltaxi. We kunnen samen met de bus. Daarom investeren we ook liever in eetpunten dan in maaltijddiensten. Daarom gaan we mensen stimuleren om eerder te verhuizen naar een geschikte woning en om de aard van hun vervoermiddelen aan te passen aan hun omstandigheden. Het zijn allemaal reguliere methoden om mensen langer volwaardig binnen de samenleving te houden. Misschien zijn mensen te veel gewend geraakt aan het uitbundige (individuele) voorzieningenniveau dat tot voor kort normaal leek te zijn. Daarom vergt deze nieuwe aanpak een omslag in het denken over de rol van de burger, de professional en de gemeente. We laten ons even inspireren door een beeldspraak van cultuurpsycholoog Jos van der Lans. Hij stelt de inwoner daarbij voor als een auto. In de nieuwe opvattingen rondom zorgverlening is de gemeente niet meer het garagebedrijf waar je een kapotte auto naartoe brengt, maar de wegenwachtcentrale. De auto gaat niet meer naar de garage om hem daar te laten repareren, maar de wegenwacht wordt ingeschakeld en helpt de auto weer op gang, zodat deze op eigen kracht verder kan. Zo gaan ook hulp- en zorgverleners op pad om mensen die even ‘gestrand’ zijn weer op weg te helpen. Dit ‘model’ biedt niet alleen een oplossing voor persoonlijke belemmeringen, maar ook voor de financiële haalbaarheid van de zorg. Je hebt er minder ‘garagebedrijven’ voor nodig.
Dichtbij Deze nieuwe denkwijze vraagt om een andere organisatie van de zorg- en hulpverlening. Als we veel verwachten van de eigen verantwoordelijkheid, moeten we de burgers niet teleurstellen als er werkelijk hulp nodig is. Die moet dichtbij te vinden zijn en snel geleverd kunnen worden. Verder is maatwerk van belang. Dat bereiken we door wijkgericht te werken. In Oosterhout is die aanpak algemeen aanvaard bij het beheer van de openbare ruimte, waarbij het devies luidt: schoon, heel en veilig. In het verlengde daarvan vinden we die schone, hele en veilige situatie ook achter iedere voordeur wenselijk. Dat vraagt om een wijkgerichte aanpak van de maatschappelijke component. Ook een grote instelling als Thebe heeft inmiddels aangekondigd wijkgericht te gaan werken, omdat daarmee de doelen van de thuiszorg beter haalbaar zijn. Het voordeel van een dergelijke aanpak is dat deze klein en praktisch kan worden opgezet. In een wijk zijn al veel hulp- en zorgverlenende instellingen actief, ieder op z’n eigen terrein. Snel resultaat kan behaald worden als we al deze krachten bundelen. We bouwen daarom aan een relatie met de maatschappelijke instellingen en de ‘eerstelijnszorg’. In dit verband valt vaak de term ‘sociale huisarts’. Daarmee worden professionals bedoeld die niet alleen gericht zijn op ondersteuning, maar ook op het voorkomen van problemen. Zij zijn de ogen, oren en handen in de wijk. Zij kunnen ook de mensen ondersteunen die wel hulp willen bieden, maar dat nog niet doen. Kennis van de wijk en een andere professionaliteit van maatschappelijke partners zijn nodig om goed wijkgericht samen te werken. De kennis van de wijk hebben wij als gemeente zelf in huis. Maar onze maatschappelijke partners en de eerstelijnsvoorzieningen (denk vooral aan de huisarts) hebben de meeste kennis van de
3
achtergronden in huis. Met zijn allen moeten we deze kennis slim verbinden. Kennisdeling en kennisuitwisseling zijn dan ook noodzakelijk.
Het gesprek Burgers die in het verleden vroegen om zorg, kregen niet altijd de oplossingen aangereikt die hun probleem oplosten. De beschikbare voorzieningen pasten niet altijd bij hun zorgvraag. Hun precieze zorgvraag werd ook niet altijd diepgaand onderzocht. Met de vaststelling van de Wmo-verordening is een kanteling in werken en denken ingezet voor het omgaan met Wmo-aanvragen. De burger heeft allereerst via ‘keukentafelgesprekken’ contact met de gemeente. In dat eerste contact zijn we alert op de ‘vraag achter de vraag’ en vervolgens zoeken we samen met de burger naar oplossingen die uitgaan van zijn eigen capaciteiten en mogelijkheden. Ook onze maatschappelijke partners en de eerste lijn hebben contacten met burgers. Ook in dit verband is kennisdeling, kennisuitwisseling en vooral afstemming en zelfs het maken van structurele afspraken noodzakelijk. Afspraken om te voorkomen dat er toch nog steeds teveel hulpverleners bij mensen over de vloer komen. Afspraken over hoe de hulp georganiseerd wordt en voor hoelang. Afspraken dat de burger zelf regie blijft hebben over het eigen doen en laten. Afspraken over de communicatie. Kortom: maak gebruik van bestaande algemene en collectieve voorzieningen en verbind deze slim met het sociale netwerk van burgers. Dat geeft al veel lucht bij het oplossen van de problemen, beperkingen en belemmeringen in het dagelijks leven.
De missie: Het hernieuwde beleid dat geldt voor de jaren 2012-2015 bouwt voort op de basis die we de afgelopen jaren hebben gelegd. Onze gemeentelijke missie voor de komende vier jaar luidt: Het regisseren van het wijkgericht samenwerken om de mentale, sociale en lichamelijke kracht van mensen en hun sociale netwerk te stimuleren.
Samenvatting In de ‘verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning’ hebben we drie belangrijke ontwikkelingsrichtingen benoemd. • Van voorzieningenpakket naar maatwerk We verschaffen niet de voorzieningen waar een individuele cliënt recht op heeft, maar die bij hem passen; • Van individueel naar algemeen Het algemeen voorzieningenniveau komt tegemoet aan mensen met beperkingen zonder dat daarvoor een uitgebreid aanvraag- en indicatieproces voor individuele voorzieningen nodig is; • Van reactief naar proactief De gemeente speelt proactief in op de behoefte van een individuele ondersteuningsvrager en op de collectieve behoeftes in Oosterhout. In deze visie voegen we daar drie ontwikkelingen aan toe: •
In de hulpverlening versterken we de eigen kracht van de burger. De aandacht gaat daarbij vooral uit naar de vraag wat iemand nog wel kan.
4
• •
Bij mensen die dingen niet meer alleen kunnen, versterken we de hulp vanuit de sociale omgeving. Hulp moet snel en dichtbij zijn. Vandaar de nadruk op een wijkgerichte aanpak. De ‘sociale huisarts’ in de wijk herkent snel signalen. De professionals in de wijk staan met elkaar in verbinding en werken samen.
Van visie naar beleid We vragen de gemeenteraad of deze akkoord kan gaan met de hierboven geformuleerde visie. Deze visie is noodzakelijk geschetst in grote lijnen. Als de raad akkoord is kunnen deze lijnen verder uitgewerkt worden in een beleidsplan en een actieplan, waarin antwoord wordt gegeven op de vraag: wat gaan we nu precies doen? Het spreek voor zich dat we bij de uitwerking van deze visie de hulp inroepen van alle groeperingen en instellingen die zich in Oosterhout bezig houden met maatschappelijke ondersteuning, met op de eerste plaats natuurlijk het Wmo-platform. Zoals het ook voor zich spreekt dat de ingevulde en ingekleurde beleidsvisie wederom aan de gemeenteraad voorgelegd wordt. We streven daarbij naar december 2011.
*
Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning Wwb: Wet werk en bijstand Wsw: Wet sociale werkvoorziening Awbz: Algemene Wet bijzondere ziektekosten
5