Visie achter de handleiding
Visie achter de handleiding Belvedere & Financiering Visie achter de handleiding Belvedere & Financiering 1. Waarde als vertrekpunt 2. Van waarde naar opbrengst 3. Samenspel tussen maatschappelijke en financiële haalbaarheid 4. Optimalisatie projectscope
1.
1 1 1 2 4
Waarde als vertrekpunt
De visie achter deze handleiding gaat uit van een perspectiefwijziging van kostendenken (wat kost behoud van cultuurhistorie) naar waardedenken (wat levert het op). Het kostendenken is binnen cultuurhistorische projecten nog zeer gangbaar. Initiatiefnemers wijzen een object of landschap aan dat behouden moet blijven. De startfase van het project kent vervolgens een sterke focus op het ruimtelijk ontwerp. Pas als er een gedragen beeld bestaat van wat er gemaakt of hersteld moet worden, gaan betrokken partijen nadenken over de kosten die hiermee gemoeid zijn en de 'potjes' die daarvoor kunnen worden aangesproken. Vaak blijkt dan dat het moeilijk is om voldoende financiële middelen voor projectrealisatie te vinden. Het waardedenken gaat er van uit dat mensen bereid zijn te betalen voor iets dat waarde heeft. ‘Waarde’ is in zijn kern een subjectief begrip. Wat voor de één waardevol is, kan voor de ander waardeloos zijn. Voor cultuurhistorische projecten is het de uitdaging om verder te kijken dan sec de historische waarde die aan ‘de stapel stenen’ of ‘het rijtje bomen’ wordt toegekend. De kansrijkheid van een project kan toenemen als initiatiefnemers op zoek gaan naar de behoeften van diverse (potentiële) baathebbenden. Alleen wanneer voor deze individuen of groepen ‘waarde’ wordt gecreëerd binnen het project, zijn zij wellicht bereid deze te belonen met een financiële bijdrage. Waarde als vertrekpunt: Vestingwerken Den Bosch Een succesvol voorbeeld van toepassing van waardedenken is te vinden in de historische binnenstad van Den Bosch. Bij de renovatie van de Bossche vestingwerken is onderzocht hoe herontwikkeling van een stuk openbare ruimte kon bijdragen aan behoeften van omliggende bedrijven. Het onderzoek wees uit dat medewerkers van een kantoor van Essent geen (aantrekkelijke) mogelijkheden hadden om pauzes in de buitenlucht door te brengen. De directie van Essent wilde deze situatie verbeteren en was bereid een financiële bijdrage te leveren aan het onderhoud van de vestingmuren en de nieuw in te richten openbare ruimte. Essent is een baathebbende die een bepaalde waarde hecht aan de openbare ruimte op de vestingmuren en bereid is hier financieel aan bij te dragen.
2.
Van waarde naar opbrengst
Bij het financieel haalbaar maken van behoud van cultuurhistorie is het de uitdaging om een project te verzinnen dat voor zoveel mogelijk mensen zoveel mogelijk waarde creëert en om die waarde zoveel mogelijk te vertalen in een financiële opbrengst. Niet het beschikbare budget, maar het creëren van waarde en de ‘inbaarheid’ van die waarde zijn bepalend voor de vraag of het project gerealiseerd kan worden. Voor veel cultuurhistorische projecten geldt dat ze weliswaar waardevol zijn, maar dat die waarde niet altijd (direct) vertaald kan worden in een financiële opbrengst, omdat: •
•
Cultuurhistorische projecten moeilijk te kwantificeren, niet-financiële baten hebben; zoals de waarde van conservering voor het nageslacht of de bijdrage aan de nationale identiteit. De baten van een nieuwe snelweg, zoals toename van economische groei of het aantal arbeidsplaatsen, zijn eenvoudiger in euro’s uit te drukken. Cultuurhistorische projecten vaak betrekking hebben op collectieve goederen. Omdat het 'product' cultuurhistorie als het ware vrij beschikbaar is neemt de betalingsbereidheid van mensen sterk af.
1/5
Visie achter de handleiding Bij beide argumenten speelt de overheid een belangrijke rol. Deze ziet het als haar taak om maatschappelijk waardevolle producten of diensten te realiseren, die niet automatisch tot stand komen op de markt (zoals behoud van cultureel erfgoed). In conrete projecten hoort de overheid vervolgens echter alleen te investeren in het projectdeel waarvoor het niet mogelijk is waarden om te zetten in een financiële opbrengstenstroom (ofwel: de 'niet-financiële baten'). Voor de overige projectdelen bestaat immers een potentiële opbrengstenstroom die door (private) baathebbenden kan worden opgebracht. Als kan worden aangetoond dat een financieel onhaalbaar project een positieve maatschappelijke waarde heeft, ontstaat een grondslag voor overheidsbijdragen (bijvoorbeeld via subsidiëring). Elders op de Belvederesite is een overzicht opgenomen van publieke en private bronnen voor subsidiëring van cultuurhistorische projecten. Van waarde naar opbrengst In de historische binnenstad van Den Bosch heeft de gemeente geïnvesteerd in het mogelijk maken van toeristische binnenvaart op de Binnendieze en de oprichting van een vaarbedrijf. Binnen het project worden langdurig werklozen ingezet als schipper op rondvaartboten, waardoor hun kansen op de arbeidsmarkt toenemen (een direct financieel belang van de gemeente). Uit een onderzoek naar de maatschappelijke baten van dit initiatief blijkt dat de middenstand van Den Bosch flink profiteert van de toeristen die afkomen op de attractie (een indirect financieel belang van de gemeente). Reden genoeg voor de gemeente om een financiële bijdrage te leveren aan het project. Een initiatief op Landgoed De Heerlijkheid in Hemmen toont aan dat lang niet altijd een beroep op de overheid nodig is. Enkele jaren geleden werden hier 600 authentieke hoogstamfruitbomen geplant, die reeds eeuwenlang het karakter van de Betuwe bepalen. Het herstel van dit waardevolle landschapselement werd financieel haalbaar gemaakt door burgers voor 50 euro per jaar een fruitboom te laten adopteren. In ruil daarvoor krijgen ze het oogstrecht van hun eigen appel- of perenboom.
3.
Samenspel tussen maatschappelijke en financiële haalbaarheid
Een project is maatschappelijk haalbaar als de maatschappelijke baten groter zijn dan de maatschappelijke kosten. Een project is pas financieel haalbaar als ook de financiële baten groter of gelijk zijn aan de financiële kosten. De uitvoering van het project creëert in dat geval winst, of ‘kostenneutraliteit’. Het gaat bij financiële haalbaarheid om de mate waarin gecreëerde maatschappelijke waarde kan worden vertaald in een financiële opbrengstenstroom. De realisatie van een netwerk voor mobiele telefonie heeft bijvoorbeeld een grote maatschappelijke waarde. Het deel van de maatschappelijke baten dat via abonnementsgelden wordt vertaald in een financiële opbrengstenstroom is zo groot dat het de financiële kosten van dat project kan dekken. Het project is dus zowel maatschappelijk als financieel haalbaar. Bij cultuurhistorische projecten is dit over het algemeen niet het geval, zoals ook blijkt uit onderstaand voorbeeld. Projecten die wel financieel haalbaar zijn kunnen (en zullen) zonder veel problemen gerealiseerd worden in de private sector (denk bijvoorbeeld aan de verkoop van monumentale woonhuizen). Samenspel tussen maatschappelijke en financiële haalbaarheid De realisatie van de vaarroute op de Binnendieze in Den Bosch was financieel niet haalbaar. De opbrengst uit de exploitatie van de rondvaartboten was onvoldoende om de investerings- en exploitatiekosten te dekken. Het project is toch gerealiseerd omdat het maatschappelijk wél haalbaar was. De waardecreatie (in de vorm van een betere kansen voor werklozen op de arbeidsmarkt en een middenstand die profiteert van extra toeristische bestedingen) sloeg neer buiten de exploitatie van de vaarroute en werd daardoor niet vertaald in een financiële bijdrage aan het project. Het project is financieel haalbaar gemaakt door een gemeentelijke bijdrage. Die aanvulling van de ‘onrendabele top’ was verantwoord, omdat de maatschappelijke baten van het project de maatschappelijke kosten (inclusief de gemeentelijke bijdrage) overstegen. Onderstaande figuur geeft het samenspel tussen de maatschappelijke en financiële haalbaarheid weer.
2/5
Visie achter de handleiding
Maatschappelijke baten vallen uiteen in financiële baten, te monetariseren niet-financiële baten en niet te monetariseren baten. De relatie tussen een project en zijn maatschappelijke waarde wordt minder duidelijk naarmate deze meer uit te monetariseren niet-financiële of niet te monetariseren baten bestaat. Het kwantificeren van de opbrengsten van het project is dan immers een lastige klus. Dit geldt voor de meeste cultuurhistorische projecten en is een belangrijke oorzaak waarom het moeilijk is om cultuurhistorische projecten financieel haalbaar te maken. Zo levert het conserveren van resten van een Romeinse nederzetting geen direct kwantificeerbare baten op, zoals reistijdwinst of extra banen; terwijl de kosten van het conserveren wel duidelijk te kwantificeren zijn. Onderstaande figuur geeft de verhouding tussen de verschillende soorten baten en kosten nog eens weer.
Bij het financieel haalbaar maken van een project is het de kunst zoveel mogelijk van de gecreëerde maatschappelijke waarde van het project te vertalen in financiële baten. Directe financiële opbrengsten zijn te realiseren door individuen te laten betalen voor het gebruik van het project of, wanneer dat niet mogelijk is, het collectief te laten betalen voor het collectieve gebruik van het project. Zo kunnen de maatschappelijke baten van een snelweg bijvoorbeeld worden vertaald in een financiële opbrengst middels tol (individueel gebruik) of een overheidsbijdrage (collectief gebruik). Vuistregel is dat het ingewikkelder wordt om een project financieel haalbaar te maken, naarmate het moeilijker is om een directe verbinding te leggen met het nut van dit project voor een individu. Omdat waarde afhankelijk is van individuele voorkeuren, dient een project te beginnen met het leren kennen van individuen én hun behoeften. Als u weet wie de individuen zijn en welke behoeften zij hebben, kunt u met uw project waarde voor hen creëren. Namelijk door in de behoeften van die individuele ‘baathebbenden’ te voorzien.
3/5
Visie achter de handleiding
4.
Optimalisatie projectscope
Naarmate een project in de behoefte van meer mensen kan voorzien, nemen ook de mogelijkheden toe om commerciële opbrengsten te vergroten. Door de restauratie van een fort bijvoorbeeld uit te breiden met de exploitatie van een theehuis wordt een bredere doelgroep bereikt en kan er meer ‘verdiend’ worden. Opbrengsten die kunnen worden aangewend om de kosten van de restauratie van het fort te dekken. Het ‘oprekken’ van de scope van het project leidt zo tot een hoger exploitatiesaldo. Bij het optimaliseren van de scope van een project is de centrale vraag of de extra opbrengsten – van bijvoorbeeld het exploiteren van het theehuis– opwegen tegen de kosten van het realiseren van dat theehuis. Bij deze afweging worden kosten en baten van aanvullingen op het project met elkaar vergeleken. Dat heet het ‘optimaliseren van de scope’. Daaronder valt ook het zoeken van combinaties met andere projecten, zoals het koppelen van een landschapsproject met EHSdoelstellingen of een waterbergingsopgave. Scopeoptimalisatie Bij de renovatie van de Binnendieze in Den Bosch is met succes gebruik gemaakt van scopeoptimalisaties om het project financieel haalbaar te maken: • • •
Als alleen naar de renovatie van de Binnendieze wordt gekeken (scope A) blijkt dat het project meer kosten met zich meebrengt dan opbrengsten. Het project is financieel niet haalbaar. Om de opbrengsten van het project te vergroten is besloten om op commerciële basis vaartochten door de Binnendieze te organiseren. Daartoe is een vaarbedrijf opgericht en er is geïnvesteerd in een ondergrondse vaarverbinding die het mogelijk maakt een ronde te varen door de binnenstad van Den Bosch (scope B). Desondanks resulteerde nog steeds een negatief financieel saldo. Pas toen de scope van het project werd uitgebreid met het inzetten van langdurig werklozen en inzichtelijk werd gemaakt dat toeristen ook voor extra inkomsten voor de middenstand in Den Bosch zorgden, werd duidelijk dat het project voldoende waarde creëerde. De gemeente zorgde voor de ontbrekende financiële opbrengsten die het project financieel haalbaar maakten (Scope C).
Het plaatsen van een te behouden object of landschap in een bredere scope maakt het project afhankelijk van andere ontwikkelingen. Deze kunnen niet altijd volledig worden geïnitieerd of gestuurd. Alhoewel cultuurhistorie in verbrede, integrale projecten een belangrijke rol speelt, zijn er ook andere belangen die de richting van het project bepalen. In deze gevallen biedt programmamanagement een kansrijke strategie om het cultuurhistorisch behoud te realiseren. Hierbij lift het behoud van cultuurhistorie als het ware mee op aanverwante ruimtelijke ontwikkelingen. Door continu verscheidene projecten ‘op de plank te hebben liggen’ kan snel worden ingesprongen op en aangesloten bij andere ontwikkelingen.
4/5
Visie achter de handleiding Verknoping met andere projecten in de omgeving levert niet alleen voordeel op bij het opstarten van projecten. Het kan ook synergievoordelen opleveren voor de waardegerichte ontwikkeling. De aantrekkelijkheid van recreatieve regio’s stijgt bijvoorbeeld als de recreant een keuze kan maken uit verschillende vormen van vrijetijdsbesteding. Een aantrekkelijk cultuurhistorisch landschap, één of meerdere bezienswaardigheden, goede fietsroutes en consumptiemogelijkheden onderweg hebben allen afzonderlijk recreatieve waarde. Deze waarde wordt echter pas optimaal benut indien ze in samenhang worden aangeboden. Van Appelpunt naar Kwarkpunt Bij de inrichting van het 'Stuitgebied' rond Zutphen heeft men geprobeerd interessante punten in het landschap met elkaar te verbinden tot een samenhangend aanbod van recreatiemogelijkheden. Lokale initiatieven op het gebied van kleinschalige horeca worden gestimuleerd. Hierdoor ontstaat voor fietsers een aantrekkelijke route door het gebied die in Zutphen bekend staat als de ‘fietsroute van appelpunt naar kwarkpunt’.
5/5