Vinden, benaderen, bereiken
Een handreiking voor het in contact komen met mensen in sociaal isolement
Patricia Wijntuin, Jean Pierre Wilken en Trudy Dankers Kenniscentrum Sociale Innovatie Lectoraat Participatie, Zorg en Ondersteuning Hogeschool Utrecht versie juni 2009
COLOFON
Deze publicatie is een uitgave van het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht. Het maakt deel uit van het project “Schakels in de Buurt’, waarbij het lectoraat Participatie, Zorg en Ondersteuning, onderdeel van het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht, samen met een aantal organisaties in drie wijken van Amersfoort experimenteert met nieuwe werkwijzen om mensen in kwetsbare posities te bereiken en te ondersteunen bij participatie. Het Kenniscentrum Sociale Innovatie is een bundeling van een aantal lectoraten op het gebied van zorg en welzijn, sociaal beleid, maatschappelijke participatie, ondersteuning en dienstverlening, arbeid, recht en veiligheid. Het doel van het kenniscentrum is om kennis te ontwikkelen, te bundelen en over te dragen ten behoeve van onderwijs en praktijk.
Auteurs: Patricia Wijntuin, Trudy Dankers en Jean Pierre Wilken
Kenniscentrum Sociale Innovatie Hogeschool Utrecht Heidelberglaan 7 3584 CS Utrecht Tel. 030-2529831 www.socialeinnovatie.hu.nl
© 2009 Kenniscentrum Sociale Innovatie -Hogeschool Utrecht Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Kenniscentrum Sociale Innovatie. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot Het Kenniscentrum Sociale Innovatie te wenden.
1
Inhoudsopgave Inleiding ...................................................................................................................... 3 1.
Mensen in sociaal isolement ............................................................................... 4
1.
Mensen in sociaal isolement ............................................................................... 4
2.
1.1
Achtergrond.................................................................................................. 4
1.2
Oorzaken van eenzaamheid......................................................................... 5
1.3
Drie fases ..................................................................................................... 5
Vijf benaderingen uitgelicht ................................................................................. 7 2.1
Achter-de-voordeur- benadering .................................................................. 7
2.2
Outreachend werken .................................................................................... 9
2.3
Bemoeizorg ................................................................................................ 11
2.4
Vindplaatsgericht werken ........................................................................... 13
2.5
Presentiebenadering .................................................................................. 14
3. Handelingsstrategieën .......................................................................................... 18 3.1
Het vinden van de doelgroep ..................................................................... 18
3.2
Het benaderen van de doelgroep ............................................................... 19
3.3
Het bereiken van de doelgroep .................................................................. 20
Geraadpleegde literatuur .......................................................................................... 24 Geraadpleegde websites .......................................................................................... 25 Noten ........................................................................................................................ 26
2
Inleiding Op Koninginnedag 2009 werd Nederland opgeschrikt door een drama waarbij Karst T. in een poging in te rijden op de Koninklijke familie, zeven mensen inclusief zichzelf dodelijk verwondde. Het bleek dat deze man in een situatie van sociaal isolement terecht was gekomen. In televisieprogramma’s die naar aanleiding van dit drama gemaakt zijn, zoals onder andere Rondom Tien, gaven mensen aan zich te herkennen in de leefsituatie van Karst. De gebeurtenis laat zien dat sociaal isolement niet alleen een probleem is onder een groot deel van de bevolking, maar ook ernstige gevolgen kan hebben voor de omgeving. Deze nemen gelukkig zelden zo een dramatische vorm aan als op Koninginnedag, maar laten zich vaak wel kenmerken door veel stil leed. In deze publicatie staan de resultaten beschreven van een verkennend onderzoek naar manieren om mensen in ernstig sociaal isolement te bereiken. Het gaat om een groep mensen die beschikt over een zeer klein sociaal netwerk, en weinig of geen betekenisvolle contacten heeft. Dit onderzoek maakt deel uit van het project “Schakels in de Buurt’, waarbij het Kenniscentrum Sociale Innovatie samen met een aantal organisaties in drie wijken van Amersfoort experimenteert met nieuwe werkwijzen om mensen in kwetsbare posities te bereiken en te ondersteunen bij participatie. Hoewel er in het land veel projecten en werkwijzen zijn die zich richten op kwetsbare burgers, blijken er verrassend weinig systematisch beschreven methoden te zijn om mensen in sociaal isolement te vinden. De meeste initiatieven starten vanaf het moment dat mensen al in beeld zijn. De handreiking bestaat uit drie delen. Het eerste deel beschrijft in het kort enkele achtergronden van sociaal isolement. In het tweede deel wordt een vijftal werkwijzen beschreven die binnen de sectoren van zorg en welzijn gebruikt worden in het benaderen van sociaal geïsoleerde groepen. Het derde deel van deze handreiking licht de werkzame bestandsdelen van deze benaderingen er uit en biedt sociale professionals zodoende concrete aanknopingspunten bij het werken met deze doelgroep.
3
1.
Mensen in sociaal isolement
Het aantal sociaal geïsoleerde mensen in de samenleving neemt steeds verder toe. In Nederland leeft momenteel 6% van de bevolking vanaf 18 jaar en ouder in sociaal isolement. Het gaat om mensen die weinig of geen betekenisvolle contacten hebben en zich daar eenzaam en ongelukkig onder voelen (Hortulanus et al in Oberon, 2008). Sociaal isolement kan bij iedereen in de samenleving voorkomen. Bijvoorbeeld bij sommige groepen allochtone vrouwen, die vanwege hun beperkte taalbeheersing en relatief lage maatschappelijke participatie geen aansluiting kunnen vinden bij de maatschappij, of bij ouderen die vanwege de toenemende vergrijzing steeds langer zelfstandig blijven wonen met alle gevolgen van dien. Het komt ook voor bij mensen met een fysieke of psychische beperking die vanwege deze beperking in sociaal isolement terechtkomen. Mensen in ernstig sociaal isolement zijn vaak moeilijk te vinden en te bereiken voor de hulpverlening.
1.1
Achtergrond
Hortulanus en Machielse (2003) hebben een typologie van sociaal geïsoleerde personen ontwikkeld op basis van sociale contacten van mensen. Zij onderscheiden vier typen: 1. Sociaal weerbaren (64%); mensen met veel sociale contacten waar zij tevreden mee zijn 2. Contactarmen (8%); mensen met weinig sociale contacten, die daar desalniettemin tevreden mee zijn. 3. Eenzamen (22%); mensen met weinig contacten die zich daardoor eenzaam voelen. Vooral ouderen en mensen met een psychiatrische beperking, kunnen deel uitmaken van deze groep. Binnen de groep ouderen kan gedacht worden aan hoog bejaarden, alleenstaanden en in het bijzonder alleenstaande mannen, ouderen met een chronische ziekte, allochtone ouderen en ouderen met beperkte sociale competenties. 4. Sociaal geïsoleerden (6%); mensen met weinig contacten die zich daar eenzaam door voelen. Deze groep mensen blijft het meest onzichtbaar voor de hulpverlening en is daardoor zeer moeilijk te bereiken. Spectrum (Signalement Sociaal Isolement, 2004) onderscheidt verschillende categorieën kwetsbare groepen: 1. Ouderen 2. Uitkeringsgerechtigden 3. Allochtonen, met name vrouwen en ouderen 4. Mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking, die extra zorg behoeven. Door deze beperkingen, de reactie van de omgeving hierop en het gebrek aan geschikte activiteiten, kan deze groep in sociaal isolement geraken. 5. Laag opgeleiden; vanwege een beperkt sociaal netwerk, hun lage sociaaleconomische status hebben lager opgeleiden een grote kans om sociaal geïsoleerd te raken. Daarnaast beschikt deze groep niet altijd over steun uit een informeel netwerk en zijn zij minder vaak maatschappelijk actief.
4
6. Alleenstaanden; bij deze groep gaat het om mensen die gescheiden zijn en personen die in een weduwstaat verkeren. Vooral weduwnaars blijken vaak te maken te krijgen met eenzaamheidsgevoelens.
1.2
Oorzaken van eenzaamheid
Er zijn verschillende verklaringen te geven voor het feit dat mensen in eenzaamheid verkeren of geraken. Ten eerste zijn er persoonlijke oorzaken. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen interpersoonlijke en intrapersoonlijke oorzaken. Bij de eerste kan gedacht worden aan de mate waarin een persoon beschikt over sociale vaardigheden (om contact te maken met anderen), de mate waarin een persoon zich weerbaar en sterk voelt (beïnvloeding door depressies, negatieve levenservaringen etc). Uit de onderzoeken van Hortulanus et al. (2003) en Machielse (2003) blijkt dat sociaal isolement veel te maken heeft met persoonskenmerken, zoals sociale vaardigheden. Mensen die in een sociaal isolement zitten zijn meestal nauwelijks actief om iets aan hun situatie te doen. Ze hebben een negatief zelfbeeld en hebben de neiging te berusten in hun situatie. Bij de interpersoonlijke oorzaken gaat het om het ontbreken van sociale contacten en netwerken. Ten tweede spelen maatschappelijke processen in de samenleving een rol bij de vereenzaming van mensen; de steeds verdergaande individualisering met een sterke nadruk op zelfredzaamheid, het wegvallen van traditionele samenlevingsverbanden en gebroken gezinssamenstellingen zijn enkele van deze processen (Linders, 2004). Sociaal isolement hangt nauw samen met de wijze waarop de Nederlandse samenleving zich heeft ontwikkeld.
1.3
Drie fases
In deze handreiking, bieden wij professionals een aantal mogelijkheden aan om mensen in sociaal isolement te kunnen bereiken. Het bereiken van mensen in sociaal isolement vraagt van de professional dat hij zich bewust is van zijn manier van werken en systematisch gebruikt maakt van methoden die hiervoor ontwikkeld zijn. Wij onderscheiden drie fases die van belang zijn bij het bereiken van mensen in sociaal isolement: het vinden van de doelgroep, het benaderen van de doelgroep en het bereiken van de doelgroep. Onderstaand worden deze fases kort toegelicht. 1. Het vinden van de doelgroep In de praktijk blijkt het vaak moeilijk te zijn om sociaal geïsoleerde mensen te vinden. Enerzijds omdat het geen homogene groepen betreft en anderzijds vanwege de onzichtbaarheid van de problematiek. Sociaal geïsoleerde mensen beschikken niet tot nauwelijks over een sociaal netwerk; zij wonen veelal alleen en doen alles alleen. Zij doen veelal geen beroep op anderen voor praktische hulp en/of ondersteuning. Ook nemen zij, volgens Machielse (2003) nauwelijks deel aan het sociale leven. Professionals binnen zorg en welzijn, die deze doelgroep willen vinden, zullen daartoe zelf initiatief moeten nemen. Een van de mogelijkheden is het aanspreken van ‘natuurlijke netwerken’ met de vraag wie (potentiële) mensen uit de doelgroep kent en weet waar deze te vinden zijn. 5
Buurtbewoners kunnen een waardevolle bron van informatie zijn als het gaat om het signaleren van mensen in sociaal isolement. 2. Het benaderen van de doelgroep Is de doelgroep eenmaal gevonden, betekent dit nog niet dat men zomaar toegang heeft tot deze personen. Om in contact te komen met de doelgroep, zal de professional de doelgroep eerst (voorzichtig) moeten benaderen. Dit kan bijvoorbeeld door aan te bellen bij iemand thuis, een persoon in het park aan te spreken of nog eenvoudiger, door het maken van oogcontact. In essentie gaat het om het leggen van het eerste contact met een persoon, waarbij zowel verbale als non-verbale communicatie ingezet kan worden. 3. Het bereiken van de doelgroep Deze fase betreft het opbouwen en in stand houden van een (samenwerkings)relatie met de cliënt. Wederkerigheid speelt hierbij een belangrijke rol (“wij kunnen iets voor elkaar betekenen”). Het intermenselijke contact tussen de cliënt en de professional staat hierin centraal. In deze fase zijn een paar stappen te onderscheiden. Allereerst zal er gewerkt moeten worden aan het opbouwen van een vertrouwensrelatie door bijvoorbeeld simpelweg bij elkaar te zijn en/of met elkaar een gesprek(je) aan te gaan. Hierbij is het leren kennen van elkaar het belangrijkste. Als er een voldoende basis van vertrouwen is, kunnen in een tweede stap de wensen en behoeften van de cliënt in kaart worden gebracht. Ten slotte wordt bekeken hoe eventuele wensen en behoeften gerealiseerd kunnen worden, waarbij de relatie tussen cliënt en de professional verder uitgebouwd kan worden naar een samenwerkingsrelatie. Binnen de samenwerking kan het gaan om het maken van (soms heel eenvoudige) plannen en afspraken rond een wens of behoefte, maar het kan ook betekenen dat cliënt en professional echt samen iets gaan doen (bijvoorbeeld samen een keer gaan winkelen). In deze fase is het contact dat al eerder tot stand is gekomen, uitgegroeid tot een (samenwerkings)relatie, waarin de professional echt toegang heeft tot de wereld van de cliënt/doelgroep. Deze relatie, die soms met meer of minder moeite is ontstaan, kan een goede basis vormen voor alle verdere hulpverlenings- en dienstverleningscontacten vanuit zorg, welzijn en buurt.
6
2.
Vijf benaderingen uitgelicht
Zoals eerder is aangegeven zijn mensen in sociaal isolement niet alleen moeilijk bereikbaar, maar ook moeilijk vindbaar. Om te onderzoeken op welke wijze mensen in sociaal isolement gevonden kunnen worden, zijn verschillende bronnen geraadpleegd. In de praktijk van zorg en welzijn worden verschillende benaderingen gebruikt voor het bereiken van mensen in sociaal isolement. In dit hoofdstuk wordt een vijftal benaderingen beschreven: 1. De Achter-de-voordeur- benadering 2. Outreachend werken 3. Bemoeizorg 4. Vindplaatsgericht werken 5. Presentiebenadering Van iedere benadering noemen we voorbeelden van praktijken waar deze worden toegepast.
2.1
Achter-de-voordeur- benadering
Achter-de-voordeur-benadering is een manier van werken die opgang maakt binnen de woningbouwsector en de jeugdhulpverlening (Van Doorn et al. 2008). Deze benadering wordt gekenmerkt door het afleggen van huisbezoeken aan een zo groot mogelijk aantal bewoners. Huis-aan-huisbezoeken zijn vaak ook een middel om de leefbaarheid en sociale relaties in buurten te versterken. Bij het inzetten van huisbezoeken, moet een aantal overwegingen in ogenschouw worden genomen (Cornelissen & Brandsen, 2007). - van te voren moet goed worden nagedacht wat het doel van de huisbezoeken is; is dat vanuit een handhavingsperspectief of een zorgperspectief. Bij het laatste betekent dit dat het gaat om het zichtbaar maken van een latente zorgvraag. - wordt bij alle bewoners uit een stratenblok een huisbezoek afgelegd of slechts bij een deel van de bewoners. De keuze voor de laatste mogelijkheid kan stigmatiserend werken. - de vraag in hoeverre de huisbezoeker over de juiste competenties beschikt is veelal afhankelijk van het doel van de huisbezoeken. Als het bezoek vooral van een inventariserend karakter is volstaat een korte training van de medewerkers. Woningbouwcorporaties huren vaak professionals in die een achtergrond hebben in de hulpverlening of in het opbouwwerk. Of soms, aldus Cornelissen en Brandsen (2007), besteden zij de huisbezoeken uit aan welzijnsorganisaties.
7
Achter de voordeur benadering De wijk Malburgen is een achterstandswijk in Arnhem. Een flink deel van deze wijk wordt in tien jaar tijd gesloopt. Het project ‘Malburgen vernieuwt’ wordt uitgevoerd door woningcorporatie Volkshuisvesting die de meeste huizen in de wijk bezit. De bewoners in dit gedeelte van de wijk weten vaak slecht de weg naar maatschappelijke instanties, maken weinig gebruik van voorzieningen en hebben relatief veel problemen in de privé- en gezinssfeer. Het afleggen van huisbezoeken met aandacht voor persoonlijke problemen heeft ondermeer hier mee te maken en het feit dat gedwongen verhuizen een ingrijpende gebeurtenis is. Volkshuisvesting levert de adressen die een sloopbesluit hebben gekregen. De sloopplanning is leidend voor de selectie van de adressen (Kors en Dael, 2005). Alle huishoudens worden als eerste bezocht door een medewerker van Volkshuisvesting. Deze geeft uitleg over de procedure van de sloop, verhuismogelijkheden, financiële vergoeding en kondigt, zo nodig, het huisbezoek van Stichting Passade (welzijnsinstelling) aan. De maatschappelijk werker van Passade inventariseert tijdens het huisbezoek welke problemen er zijn. Bij de probleeminventarisatie wordt gewerkt met een vragenformulier, waarin diverse leefgebieden de revue passeren. Ook schuldenproblematiek vormt een wezenlijk onderdeel in de te bieden ondersteuning. Als methodiek is gekozen voor casemanagement. Uitgangspunt hierbij is dat de hulpvrager centraal staat in zijn directe omgeving en zijn sociaal-culturele context. De casemanager regelt en organiseert de zorgtrajecten en neemt een onafhankelijke positie in ten opzichte van de cliënt en de overige betrokken instanties. De hulpverlening heeft een outreachend karakter. Aan de hand van een globale checklist beoordeelt de maatschappelijk werker ook of er mogelijk sprake is van niet-gebruik van voorzieningen. Wanneer dit het geval is, vindt door een sociaal raadsvrouw een uitgebreide voorzieningencheck plaats. Bron: Cornelissen & Brandsen , p. 15, 2007.
Het afleggen van een huisbezoek levert een schat aan informatie op over de hulpvraag en hulpverleningsdoelen en –mogelijkheden van mensen. Zo krijgen professionals na meerdere huisbezoeken al veel informatie over tal van leefgebieden, vaak zonder er rechtstreeks naar te vragen (Lieverse & Heineke, , p.9, 2001). Huisbezoeken zijn volgens Linders (2004) een effectief middel om eenzaamheid te doorbreken. Het afleggen van huisbezoeken vraagt om een bepaalde werkwijze, houding en een set aan vaardigheden van de bezoekers. Hoe complexer de problematiek, hoe meer het vraagt om afstemming met andere instellingen uit het werkveld, zoals indicatiestellers, zorgconsulenten en casemanagers. Naast het inzetten van huisbezoeken kan men ook denken aan het aanstellen van een contactpersoon in een wijk die langs gaat bij mensen die vereenzamen in de wijk. Deze werkwijze is bijvoorbeeld toegepast in het project Buurtzorg (Karbouniaris et al, 2007). Via huis-aan-huisbezoeken kunnen mensen die in sociaal isolement verkeren opgezocht worden. Belangrijk hierbij is dat huis-aan-huis aanbellen gebeurt in buurten waarvan bekend is dat mensen te kampen hebben met sociaal isolement. In de gemeente Zutphen is daarvoor een casemanager aangewezen die verschillende instellingen representeert (Van Schoonhoven, 2005). Inzicht in deze groepen kan bijvoorbeeld verkregen worden via bestanden van de gemeente en via beschikbare 8
kennis bij de betrokken instellingen. Deze benaderingswijze is niet geschikt als men specifieke doelgroepen wil bereiken zoals mensen met psychiatrische problematiek. Met behulp van deze benaderingswijze zijn vooral uitkeringsgerechtigden, lager opgeleiden en allochtonen bereikt. Kenmerkende elementen De achter-de-voordeurmethode wordt met name ingezet om de leefbaarheid en sociale samenhang in buurten te vergroten. Deze methode is vooral populair binnen de woningbouwsector. Via het afleggen van huis-aan-huisbezoeken komen professionals in contact met de doelgroep. Adresbestanden worden via de gemeente en/of woningbouwcorporaties ter beschikking gesteld. Huisbezoeken hebben vooral het karakter van een eerste kennismaking met de bewoners. Op deze wijze krijgen professionals een eerste inzicht in de leefgebieden van bewoners. Deze methode is vooral geschikt voor het bereiken van uitkeringsgerechtigden, lager opgeleiden en mensen met een allochtone achtergrond. Zolang de methode inventariserend van karakter is, vraagt het niet om specifieke competenties van de bezoekers. Krijgen de bezoeken een meer specialistisch karakter, in de vorm van een-op-een-gesprekken waarin diepgaander wordt ingegaan op problematieken van bewoners, dan zal aandacht besteed moeten worden aan de vaardigheden van de bezoekers.
2.2
Outreachend werken
Een tweede methode die kan worden ingezet bij het vinden van mensen in sociaal isolement is outreachend werken. Deze methode wordt vooral toegepast binnen het maatschappelijk werk. Het vraagt een pro-actieve houding van sociale professionals in het “ erop afgaan” richting mensen zonder een specifieke hulpvraag (Van Doorn, et al., 2007). Outreachend werkers bedienen vooral mensen die een problematische relatie hebben met (hulpverlenings)instellingen. Van Doorn et al (2007)onderscheiden twee typen groepen: de eerste groep betreft mensen die bij hulp- en dienstverleningsinstanties nog niet in beeld zijn geweest, omdat zij niet uit zichzelf naar dienstverleners toe stappen. Daarvoor zijn uiteenlopende redenen aan te wijzen, het niet (h)erkennen hun problematiek, vanwege schaamte of trots, het niet kunnen vinden van de juiste kanalen voor hulp, vanwege financiële redenen of omdat ze anderen niet vertrouwen. De tweede groep omvat mensen die in het verleden slechte ervaringen hebben opgedaan met hulp- en dienstverleningsinstanties, omdat zij onvoldoende baat hadden bij de hulp die zij kregen, of mensen met wie het contact steeds voortijdig werd verbroken. De doelgroep van het outreachend werken zijn relatief vaak mensen uit de lagere sociaal economische klassen, zoals multi-problemgezinnen, mensen met schulden, (beginnend dementerende)ouderen en mensen met een beperking. Outreachend werken kent een duidelijk proces welk uiteenvalt in een drietal stappen. 1. het opsporen van cliënten via het verzamelen van signalen en het doen van meldingen 2. het onderzoeken van de meldingen en de eerste contactlegging. Concreet betekent dit dat de professional gaat nadenken op welke wijze erop af wordt
9
gegaan: ‘hoe, waar, wanneer, met wie en al dan niet?’ zijn vragen die de professional zich bij het nemen van de eerste stap stelt. 3. Opbouwen en afsluiten van het contact met de cliënt. Bij het opbouwen van het contact met de cliënt gaat het om het vinden van aansluiting bij de leef- en ervaringswereld van de cliënt, contact maken met de cliënt en het aangaan van een samenwerkingsrelatie met de cliënt. Bevorderend voor de samenwerkingsrelatie zijn het gezamenlijk ondernemen van activiteiten en oog hebben voor de mens achter de cliënt. Outreachend werkers ontvangen vanuit diverse kanalen signalen over mensen in sociaal isolement: - Via signaleringnetwerken (12-min-netwerken, signalering huiselijk geweld etc.) en zowel informele als formele netwerken kunnen moeilijk bereikbare groepen gevonden worden. De gemeente Amsterdam beschikt over een goede infrastructuur om zicht te krijgen op zorgmijders1 . Elk stadsdeel heeft een meldpunt Zorg en Overlast waar onder meer burgers hun zorg kunnen uiten. In dit meldpunt participeren het stadsdeel, GGD, GGZ-instellingen, politie, maatschappelijk werk, verslavingszorg en de thuiszorg. Deze meldpunten overleggen op regelmatige basis met elkaar over de zorgsignalen die binnen komen. - Systematisch verzamelen van buurtindicatoren. Het gaat hierbij om buurtanalyses waardoor men kennis krijgt van de lokale maatschappelijke context en van specifieke buurtproblematiek. Kennis over buurten is bij verschillende instellingen aanwezig, zoals bij woningbouwcorporaties, GGD, wijkbureau, etc. Op basis van een dergelijke analyse kan worden bekeken op welke wijze in contact kan worden getreden met de doelgroep. Huisbezoeken worden veelal afgelegd in koppels.
In het kader van het project Betrokken en Actief krijgen bijstandsklanten zonder arbeidsverplichtingen een huisbezoek van een consulent van Sociale Zaken die wordt vergezeld door iemand van een welzijnsinstelling. Tijdens het gesprek wordt bekeken wat de gemeente nog meer voor de cliënt kan betekenen op het gebied van zorg, activering of voorliggende voorzieningen2.
Het is ook mogelijk om deze buurtanalyses te combineren met geregistreerde databestanden zoals het GBA (Gemeentelijk Basis administratiesysteem). In het project ‘Doe Mee’ is met behulp van het GBA-adressenbestand actief contact gezocht naar geïsoleerde allochtone vrouwen. Met behulp van het GBA-bestand werd een selectie gemaakt van vrouwen uit een bepaalde leeftijdsgroep en postcodegebied. Deze vrouwen kregen eerst een brief toegestuurd en na twee weken kwam een wervingsteam (samengesteld uit zes vrouwen) langs voor een huisbezoek.3
10
Kenmerkende elementen Outreachend werken is een methode die bij uitstek geschikt is voor het bereiken van mensen in sociaal isolement. De methode wordt vooral toegepast binnen het maatschappelijk werk. Outreachend werkend vraagt van professionals een proactieve houding in het benaderen van de doelgroep. Professionals moeten op zoek naar de doelgroep in hun eigen omgeving. Dit vraagt van hen pro-activiteit in ‘het erop afgaan’ (achter het bureau vandaan), maar ook in het benaderen van andere ingangen zoals instellingen en organisaties. Signaleringsnetwerken vormen voor outreachende werkers een belangrijke bron van informatie voor het krijgen van toegang tot sociaal geïsoleerde groepen.
2.3
Bemoeizorg
Een werkmethode aanpalend aan outreachend werken is ‘bemoeizorg’. Bemoeizorg is een vorm van outreachende hulpverlening bij mensen die geen hulpvraag hebben of kunnen formuleren, maar die volgens de omgeving wel dringend hulp nodig hebben4. De term bemoeizorg wordt vooral gebruikt in de sociale psychiatrie maar komt in steeds meer andere sectoren voor. Bemoeizorg verloopt volgens een bepaalde systematiek. Deze systematiek bestaat uit zeven fases (Van de Lindt, 2000): 1. contact zoeken 2. contact maken: vertrouwen winnen 3. incidenteel oplossen van een probleem 4. contacttrouw realiseren: vertrouwen waarmaken, problemen inventariseren 5. planmatig werken: plannen, uitvoeren en experimenteren 6. werkrelatie evalueren: doelen evalueren, opvolger introduceren, 7. werkrelatie beëindigen of definiëren voor de toekomst. In het kader van deze publicatie wordt enkel ingegaan fase 1, 2 en 3. De overige fases vallen buiten het bestek van deze publicatie. In de eerste fase, contact zoeken, wordt een cliënt opgezocht na een melding, of mogelijk op eigen initiatief. Het laatste betekent dat de hulpverleners soms letterlijk moeten zoeken naar cliënten. Dit kan op verschillende openbare plekken zijn of bij sociale voorzieningen zoals sociale pensions, voorzieningen van het Leger des Heils, huiskamerprojecten voor drugsverslaafden, etc. Deze manier van vinden van de doelgroep vertoont raakvlakken met vindplaatsgericht werken (zie paragraaf 2.4). Contact leggen via een derde, bijvoorbeeld een familielid, een wijkagent, een huismeester of een medewerker van een andere instelling, vergemakkelijkt het proces van contact maken. Het biedt de sociale professional vaak ook gelegenheid een concreet probleem meteen op te lossen (bijvoorbeeld voorkomen dat de elektriciteit wordt afgesloten). Niet altijd is de sociale professional in de gelegenheid om contact te maken met een cliënt via een derde. Het leggen van contact met een cliënt zonder concrete aanknopingspunten (een zogeheten koude start), vraagt een andere benaderingswijze van de bemoeizorger. In de bemoeizorg is dit als volgt gefaseerd (Van de Lindt, 2000).
11
De bemoeizorger: • kijkt vanaf een afstand naar de cliënt (geen contact) • maakt oogcontact • maakt zomaar een praatje, als de cliënt herkenning toont (praten over koetjes en kalfjes) • bespreekt gericht een onderwerp met de cliënt (doelgericht contact) • snijdt een onderwerp aan dat met de problemen van de cliënt te maken heeft (probleem-gestuurd contact). Door het toepassen van deze werkwijze wordt het contact met de cliënt intensiever. Centraal staat het uitzoeken waar een cliënt zich bevindt en welke plaats geschikt is voor een eerste benadering. Sociale professionals die met deze methoden aan de slag gaan, dienen zich te realiseren dat het totale proces soms maanden kan duren. Hoe, en hoe snel het verloopt, is afhankelijk van een aantal factoren zoals de mate waarin de cliënt open staat voor contact met een vreemde. Het opbouwen van de relatie is geslaagd wanneer de cliënt is gelokaliseerd (Van de Lindt, 2000). In de fase van contact maken krijgt de relatie met de cliënt een wezenlijk ander karakter. De cliënt kent en herkent de hulpverlener en staat hem toe terug te komen. De hulpverlener is in deze fase op meer gericht dan enkel het maken van een praatje. Het contact is gericht op continuïteit in de relatie, waarbij de hulpverlener zich niet als zodanig presenteert, maar wel de cliënt laat inzien dat hij erop uit is om te helpen. De fase van ‘incidenteel oplossen van problemen’ is bereikt wanneer er bij de cliënt sprake is van een duidelijke behoefte of probleem, bijvoorbeeld het afsluiten van de elektra, dat opgelost dient te worden. De hulpverlener onderneemt een concrete actie welke erop gericht is om bij de cliënt een simpel succes te behalen. Deze fase kan maanden en soms ook jaren duren, omdat zich bij mensen met een psychische beperking volgens Van de Lindt (2006) voortdurend kleine of grote problemen voordoen die opgelost moeten worden. Het streven van de bemoeizorger is in deze fase, het realiseren van een hechtere werkrelatie.
Aad van Driel is 27 jaar en drugsverslaafd. Zijn vrienden zeggen dat hij ook een beetje gek is en dingen ziet die er niet zijn. Hij wordt vaak gesignaleerd in het park, waar veel junks elkaar ontmoeten. De bemoeizorger die op zijn geval attent is gemaakt, heeft om met hem in contact te komen, een extra pakje shag bij zich gestoken. Hij is naar het park gegaan en zit op een bankje te roken, het pakje shag zichtbaar naast zich. Bij tijd en wijle zoekt hij oogcontact met Aad van Driel. Op een gegeven moment acht hij de tijd gekomen om een shaggie voor hem te draaien. Aad van Driel neemt het shaggie gretig aan, maar stapt daarna toch weer op. De bemoeizorger groet hem en roept hem na: “ tot ziens”. In dit voorbeeld afkomstig uit “Bemoei je ermee” (Van de Lindt, 2000) komt de bemoeizorger niet verder dan een praatje, maar het kan de eerste stap zijn in het bereiken van deze cliënt.
12
Centraal staat in deze fase het winnen van vertrouwen bij de cliënt. De relatie tussen de hulpverlener en de cliënt krijgt een ander karakter, omdat hij de hulpverlener herkent. De bemoeizorger wil in deze stap bereiken dat de cliënt positief reageert op een voorstel voor een volgend en daaropvolgend contact en positief staat tegenover kleine praktische handreikingen. De zorg is er in dit stadium nog niet op uit om een behandeling op te dringen. Wel om contact te krijgen en te houden en om erachter te komen wat de behoeften van de cliënt zijn; het gaat primair om het opbouwen van een vertrouwensrelatie. Kenmerkende elementen Bemoeizorg is een methode die vooral in de sociale psychiatrie wordt toegepast. Bemoeizorg kent een systematische werkwijze waarin zeven fases worden doorlopen in het bereiken van de doelgroep. Bemoeizorgers komen via derden in contact met de doelgroep. Ook bemoeizorg vraagt om een pro-actieve houding van sociale professionals waar het gaat om contact maken met de doelgroep; zeker wanneer de professional geen directe toegang heeft tot de cliënt. Het winnen van vertrouwen en vasthoudendheid vormen de kern van deze aanpak.
2.4
Vindplaatsgericht werken
Een vierde methode die kan worden ingezet bij het bereiken van mensen in sociaal isolement is ‘vindplaatsgericht werken’. Vindplaatsgericht werken is een methode die veel binnen de jeugdhulpverlening wordt toegepast. Jongeren worden opgespoord/opgezocht in hun eigen omgeving, buurthuizen, op hoeken van straten, hangplekken etc. Professionals die met deze methode willen werken dienen op de hoogte te zijn van de plaatsen waar de jongeren (of andere doelgroepen) zich ophouden. Het vraagt van hen een actieve houding van naar buiten treden, met het doel contact te leggen met potentiële cliënten. Professionals kunnen vervolgens activiteiten organiseren of acties ondernemen op plaatsen waar jongeren komen die zij willen bereiken . Deze plaatsen kunnen de wijk, de school, een café, bij hen thuis of de school zijn (Broekx, 2003).
Het jongerenopbouwwerk met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren, die een sterke traditie in een specifieke wijk had, stelde vast dat door het personeelsverloop de voeling met de wijk en de kinderen en jongeren verloren was gegaan en er zich daardoor problemen voordeden. Daarop gaf men de jongerenwerkers de opdracht om in plaats van hun auto dagelijks op de parkeerplaats van de instelling te parkeren, hun auto aan de rand van de wijk achter te laten en tijdens de tocht naar de instelling hun ogen en oren open te houden. Het gevolg hiervan was dat: - De jongerenwerkers een veel beter zicht kregen op de wijk en de kinderen en jongeren die er leefden en bepaalde gedragingen en situaties beter konden inschatten. - De jeugdwerkers stilaan, naast de kinderen en jongeren die al naar het jongerenopbouwwerk kwamen, ook andere kinderen en jongeren leerden kennen. - Stilaan ook contacten met de ouders, oudere broers en andere buurtbewoners groeiden - Ze enerzijds het aanbod van de opbouwwerk bekend konden maken, maar anderzijds ook al pratend met de kinderen en jongeren te weten kwamen wat er bij hen leefde en hoe het opbouwwerk op hen overkwam5.
13
Vindplaatsgericht werken kan worden toegepast op elke “mobiele” doelgroep; zoals bijvoorbeeld dak- en thuislozen, maar is ook goed toepasbaar bij allochtone ouders die moeilijk te bereiken zijn. Ouders kunnen gevonden worden op voor hen bekende plaatsen zoals het consultatiebureau, kindercentrum of school, het buurthuis of gewoon thuis.
De ‘tupperware-methode’is een werkwijze die wordt gebruik om moeilijk bereikbare groepen te bereiken. Deze methode wordt onder meer toegepast in de gezondheidszorg, en opvoedingsondersteuning, en kan ook worden ingezet om geïsoleerde vrouwen te bereiken. In de gemeente Deventer werden huiskamergesprekken georganiseerd, naar het voorbeeld van de Tupperware party. Het doel van deze huiskamergesprekken is het verstevigen van het sociaal netwerk van moeders in de wijk. Contactmoeders nodigen andere moeders in de wijk uit bij hen thuis waar ze praten over een thema naar keuze. De contactmoeders worden ondersteund door consulenten (opbouwwerkers en wijkverpleegkundigen). Deze namen contact op met vrouwen in de buurt en vroegen hen andere vrouwen, vriendinnen en familieleden voor een huiskamergesprek uit te nodigen. Het idee hierbij is namelijk dat iedereen een netwerk heeft, hoe klein dan ook, dat kan worden gemobiliseerd.6
Kenmerkende elementen Vindplaatsgericht werken heeft zijn oorsprong in de jeugdhulpverlening. Jongeren worden door sociale professionals opgezocht in hun directe omgeving. Dat betekent dat zij bekend moeten zijn met de plekken waar jongeren zich ophouden. Een actieve houding in het naar buiten treden om contact te leggen met de doelgroep is een belangrijk houdingsaspect van deze methode.
2.5
Presentiebenadering
De presentiebenadering is ontwikkeld door Andries Baart, op basis van uitgebreid onderzoek onder buurtpastores in achterstandswijken. De benadering richt zich op mensen die zich ‘sociaal overbodig’ voelen. Bij hen is in hoge mate het gevoel ontstaan dat ze niet (meer) meetellen in de samenleving. Dit heeft een ernstige inbreuk gemaakt op hun gevoel van eigenwaarde. Karakteristiek voor de ‘presentiebenadering’ is: “er zijn voor de ander waarbij alles draait om de goede en de nabije relatie” (Baart & Steketee, 2001). De presentiebenadering vraagt veel van de beoefenaar hiervan. Het is een aanpassing van attitude en de wijze waarop professionals gewend zijn te werk te gaan. Het betekent intens deelnemen aan het dagelijkse leven van de persoon en de mensen in zijn omgeving, van koffiedrinken tot meegaan naar voetbalwedstrijden. De presentiebenadering kent een aantal methodische kenmerken: - de presentiebeoefenaar werkt niet vanaf een bureau of kantoor. Hij is altijd op pad; altijd naar de ander toe in plaats van omgekeerd. De presentiebeoefenaar is niet aan tijd gebonden; het werkritme van werken is afgestemd op het leefritme van de anderen, soms is het snel en dan ook weer 14
-
-
-
langzaam. In de regel hebben presentiebeoefenaren langdurige contacten met de persoon. De presentiebeoefenaar houdt zich bezig met verschillende type problemen en/of hulpvragen. Hij is eerder een generalist dan een specialist. In zijn werk betrekt hij hele families, straten, geschiedenissen etc. Daarbij zijn de zaken, de verhalen en de sociale structuren zoals deze zich voordoen leidend. Er wordt aansluiting gezocht bij de leefwereld en de levensloop van de persoon. De presentiebeoefenaar deelt in het leven van de persoon. Hij oogt alledaags, kent alledaagse omgangsvormen, bedient zich van gewone taal, kleine, doodgewone aanleidingen en aangrijpingspunten. De omgang met de persoon is daardoor hartelijk en informeel. ‘Trouw’ is hierin een trefwoord. De presentiebenadering wordt gekenmerkt door openheid, zowel van de zijde van de beoefenaar als van de persoon. Niets staat vast, er is geen agenda, het proces laat zich leiden door het ritme van de dag. Het geeft een betekenis aan het leven van de persoon, door te zorgen dat zij weer opgenomen worden in een sociaal verband en erkend worden als mens. Dit sociale verband begint al met de relatie tussen de presentiewerker en de persoon. De presentiebeoefenaar kan zo dikwijls een bruggenhoofd vormen tussen de reguliere zorg en het welzijnswerk.
De presentiebeoefening is bij uitstek geschikt om dichtbij mensen in sociaal isolement te komen. De presentiebeoefenaar wordt een vertrouwde en aansprekende figuur in het leefmilieu van de persoon. In zijn handelen volgt hij het ritme van de persoon (en eventuele familieleden of buurtgenoten (Baart & Steketee, 2003).
In het project Het Trefpunt in De Bilt wordt de presentiebenadering gecombineerd met de methode van Kwartiermaken (Kal, 2001). Het project bestaat uit een laagdrempelige ontmoetingsmogelijkheid die georganiseerd is in een café, en een presentiewerkster die woont en werkt in het dorp. Onlangs werd Het Trefpunt onderzocht en beschreven (Karbouniaris, 2009). In deze publicatie staat te lezen: “Het Trefpunt biedt naast de fysieke ontmoetingsfunctie in het café dus ook een mobiele ontmoetingsfunctie op straat, virtueel en alle overige plekken waar mensen te vinden zijn die in sociaal isolement verkeren of dreigen te verkeren.” De presentiewerker komt in het Trefpunt langs verschillende wegen in contact met mensen: Zij neemt in de directe leefomgeving noden waar, waarop actie ondernomen wordt. Een gastvrije en betrokken houding, maar ook de moed om (verborgen) menselijk leed te zien, monden uit in contacten met mensen die een hulpvraag hebben. Zij wordt ook benaderd door een persoon zelf. Er zijn in De Bilt flyers en kaarten verspreid waarmee het Trefpunt zich als laagdrempelige ontmoetingsvoorziening profileert en een telefoonnummer vermeld wordt, dat gebeld kan worden. Daarnaast besteedt de plaatselijke krant hier regelmatig aandacht aan. Een derde ingang is dat zij een signaal ontvangt van mensen in de omgeving van de persoon, zoals een bezorgde buurvrouw, ouder of bekende. Maar het kan ook zijn dat er een verzoek komt van een woningcorporatie, een hulpverlener, welzijnswerker of politieagent om contact te leggen met iemand waar men zich zorgen over maakt.
15
Kenmerkende elementen De presentiebenadering is een pro-actieve manier van in contact komen met mensen. De buurt of wijk is in veel gevallen de plaats waar de presentiewerker werkt. Een belangrijk aspect is een veelvuldige openbare zichtbaarheid. Dit wordt bereikt door veel ‘op straat’ te zijn. Van daaruit ontstaan ontmoetingen en contacten. Karakteristiek voor de presentiebenadering is: ‘er zijn voor de ander’. Baart stelt (2003): “Alles draait om de goede en nabije relatie (veel meer dan om het kost wat kost wegpoetsen van problemen), om zorg, om de waardigheid van de ander, om de basale act van erkennen, zodat de ander – hoe gek, hoe anders ook – voluit in tel is, om wederzijdsheid (van hartelijkheid tot strijd), om alledaagse werkvormen, om verhalen, om nauwgezette afstemming op de leefwereld, om de wil de ander uit te graven, het beste van zijn of haar mogelijkheden waar te laten worden en niemand ooit af te schrijven (ook als zo ongeveer alles aan hem of haar niet meer deugen wil), om een soort voorzichtige traagheid en een zogeheten ‘latende modus’ van werken die ruimte geeft aan wat zich niet maken of afdwingen laat.” Een presentiewerker neemt intens deel aan alledaagsheid. Baart: “Hij of zij doet, op een vriendachtige manier, heel gewone dingen. Van koffie leuten tot mee-eten, van knikkeren en voetballen tot samen een potje janken om wat niet lukken wil, van meegaan naar de Sociale Dienst tot jarenlang trouw elke dinsdag even langskomen. In die concreetheid zit het.” Als presentiebeoefenaar ontwikkel je een bijzondere gevoeligheid om, in de aanwezigheid op de plek waar mensen wonen en leven, op een zo gewoon mogelijke manier signalen op te vangen van behoeftes van mensen aan contact. Hij hanteert daarbij wat Baart noemt een ‘latende modus’. Er wordt vooral gebruik gemaakt van toevallige ontmoetingen, waarbij wel actief belangstelling wordt getoond voor wat de ander beweegt. Op problemen die zich openbaren wordt vaak niet onmiddellijk gereageerd met een oplossingsgericht aanbod. Allereerst gaat het om erkenning van wat de ander bezig houdt, waar de ander onder lijdt. De presentiewerker wil de betekenis van het verhaal van de ander leren kennen. Door goed te luisteren en erkenning en bevestiging te geven, ontstaat contact en een relatie. Op basis van deze relatie kunnen verdere acties volgen, maar dat hoeft niet per se. De presentiewerker stelt zich niet in de eerste plaats op als hulpverlener.
16
In 2005-2006 werden drie pilots uitgevoerd rond de implementatie van de presentiebenadering, resp. bij multiproblem gezinnen, bij kwetsbare kinderen en jongeren en bij tienermoeders. Baart e.a. (2007; 2008) doen hiervan verslag “Deze professionals werken letterlijk vanaf de straat, in het geval van dit onderzoek als speeltuinwerker, kinderwerker of buurtpastor. Zij zijn dus in de leefomgeving van de buurtbewoners, dichtbij en makkelijk aan te klampen. De relaties kenmerken zich door natuurlijkheid. ‘Hulpverleningsgesprekken’ waarbij partijen aan beide kanten van een bureau zitten, pen en papier in de aanslag, dossier op tafel en tissues in het midden, komen niet of nauwelijks voor. Het leeuwendeel van de contacten doet zich voor terwijl er iets anders gebeurt: spelen, een buurtfeest organiseren, verjaardag vieren, samen klussen, eten, opruimen, een uitstapje, papier inzamelen, rommel opruimen of gewoon zomaar, ergens op de hoek van de straat. Ernst is beter hanteerbaar als verdunde ernst – gemengd met alledaagse omgangsvormen en activiteiten. Ondertussen leren buurtbewoner en werker elkaar kennen, groeit er vertrouwen en ontstaat er ruimte om over persoonlijke kwesties te praten. Dat gebeurt dan ook: open, indringend, gemotiveerd tot hulp en aanpakken. De werkers gaan zo nodig even mee naar binnen, zoeken in huis het een en ander uit, helpen bij de contacten met reguliere hulpverleners, maar zien ook het leven dat lukt en gunnen hun de eer die juist bij kwetsbare mensen zo gemakkelijk teniet wordt gedaan. De jacht op problemen staat niet centraal, maar als er problemen zijn, weten de bewoners waar ze terecht kunnen en worden ze ook adequaat en snel geholpen. Werkers tonen zich geïnteresseerd en zullen zaken zonodig aan de orde stellen, maar de betrokkene maakt zelf uit of, wanneer en hoe hij zijn hart lucht. Als je in de leefwereld opereert, kun je zware zaken lichter opnemen, kun je je veel beter afstemmen op wat mensen op een bepaald moment vragen en kunnen dragen, kun je het juiste moment beter bepalen en kun je grote dingen tussen neus en lippen doen. Een grap maken en overgaan tot de orde van de dag kan altijd, en dat scheelt. De bewoners weten dat de werker er de volgende dag weer is – hij of zij is trouw en nabij – en dat h/zij weet wat er speelt – de werker kent hen en weet uit ervaring hoe dingen bij hen gaan en wat bij hen werkt. De bewoners merken dat ze ergens terecht kunnen als de emmer dreigt over te lopen. Van die mogelijkheid maken zij – veelal mensen die door de meer formele vormen van hulpverlening als ‘onbereikbaar’ beschouwd worden of die daar zelfs helemaal niet bekend zijn – veelvuldig gebruik.” (Baart e.a., 2008, p. 8)
17
3. Handelingsstrategieën Deze handreiking is begonnen met het schetsen van een drietal fasen of stappen waarmee mensen die in sociaal isolement verkeren bereikt kunnen worden : vinden, benaderen en bereiken. In dit hoofdstuk worden de verschillende fases doorlopen. Aan elke fase worden de werkzame elementen van de eerder besproken benaderingen gekoppeld.
3.1
Het vinden van de doelgroep
Maak gebruik van derden om in contact te komen met de doelgroep. Signaleringsnetwerken zijn daar een voorbeeld van. Maar ook buurtbewoners, wijkagenten, deurwaarders etc., zijn waardevolle informatiebronnen. In het outreachend werken vormt dit de belangrijkste bron van informatie over potentiële cliënten. Ook de inzet van presentiewerkers zoals buurtpastores, speeltuinwerkers en kwartiermakers helpt om mensen te vinden. Het eigen professionele netwerk aanspreken Instellingen voor zorg en welzijn beschikken vaak zowel over een uitgebreid intern netwerk als een netwerk van collega-instellingen. Mogelijke netwerken waaruit geput kan worden voor het benaderen van de doelgroep zijn huisartsen, maatschappelijk werk, thuiszorgorganisaties, peuterspeelzalen, scholen, kerken, moskeeën, culturele organisaties en woningbouwcorporaties. Deze kunnen relatief makkelijk toegang krijgen tot grote groepen mensen in buurten (zie ook de achter de voordeur methode). Daarnaast vormen buurthuizen, vrijwilligerscentrales (zoals het Rode Kruis, de Zonnebloem), en huismeesters een goede ingang. Een aparte categorie wordt gevormd door de politie, de GGD en de OGGZ. Een netwerk van sleutelfiguren Door het inzetten van een netwerk van sleutelfiguren van basisscholen, migrantenorganisaties, moskeeën en zorginstellingen kan toegang worden verkregen tot groepen die instellingen voor zorg en welzijn maar moeizaam kunnen bereiken. Uiteraard is de samenstelling van het netwerk afhankelijk van de doelgroep. De Stichting Ontmoeting met Buitenlandse Vrouwen (OVB) is een professioneel geleide vrijwilligersorganisatie. Men geeft taalles aan mensen die in isolement leven, veelal analfabeet zijn en buitenlands (vrouwen). Via het opgebouwde netwerk van OVB en mondtot-mond reclame krijgt OVB namen door van vrouwen die in isolement verkeren. Vrijwillige contactvrouwen bezoeken deze vrouwen vervolgens thuis. De GGD is een samenwerkingsrelatie aangegaan met de elektriciteitsmaatschappij Nuon. Als er wanbetalers zijn dan komt Nuon in actie. De deurwaarders die bij de mensen langskomen zijn getraind door de GGD om specifieke verslavings- of psychische problematiek te herkennen. Indien zij dit constateren schakelen zij de GGD in. Nuon sluit de elektriciteit nog niet af. Op deze wijze heeft de GGD tijd om in actie te komen en kan worden voorkomen dat mensen op straat worden gezet7.
18
3.2
Het benaderen van de doelgroep
Ophouden op plekken/plaatsen waar de doelgroep zich bevindt. Het vindplaatsgericht werken en de werkwijze van presentiewerkers zijn goede voorbeelden van de wijze waarop de doelgroep benaderd kan worden. Het benaderen van de doelgroep begint vaak op straat, of via-via contacten. Het afleggen van huisbezoeken (op basis van geselecteerde adresbestanden) is een laagdrempelige benaderingsstrategie van de doelgroep. Deze strategie is het kenmerk van de achter-de-voordeurbenadering. Stichting Piezo in Zoetermeer zet bezoekvrouwen in om het sociaal isolement van allochtone vrouwen en gezinnen te doorbreken8. Zij fungeren als intermediair tussen de eigen cultuur en de Nederlandse samenleving. De bezoekvrouwen leggen contacten, gaan bij de vrouwen op huisbezoek en bouwen een vertrouwensrelatie op. Zij kennen de taal en de cultuur. De bezoekvrouwen zijn echter geen hulpverlener. Het inzetten van mensen die bekend zijn met de doelgroep of uit dezelfde doelgroep afkomstig zijn, is een effectieve strategie voor het benaderen van de moeilijkst bereikbare groepen. Zo kunnen speciale zorgconsulenten worden ingezet in huisartsenpraktijken om Marokkaanse en Turkse vrouwen te interesseren voor beweging. De zorgconsulenten beschikken over een groot netwerk en kennen (eventuele) problematiek van de doelgroep. Door hun kennis van de taal en hun betrokkenheid bij de doelgroep kunnen zij de bewegingsgroepen makkelijk onder de aandacht brengen van de doelgroep9. Geen van de eerder besproken methodieken benoemt deze strategie expliciet. Het inzetten van mensen uit de eigen doelgroep biedt echter de mogelijkheid groepen te benaderen die zich vrij afzijdig houden van de samenleving.
Buurtmoeders Met de hulp van buurtmoeders worden allochtone vrouwen gestimuleerd om weer actief deel te nemen aan de maatschappij. De Buurtmoeders in Capelle aan de IJssel vormen een brug tussen opvoeders en instanties. In elke wijk in Capelle is er een buurtmoeder die actief andere moeders opzoekt die hulp nodig hebben bij de opvoeding van de kinderen. De buurtmoeders zorgen er ook voor dat mensen met problemen worden doorverwezen naar de juiste instantie, en vrouwen die anders nooit buiten komen naar buiten gaan om zelf een opleiding te volgen of meer te weten te komen over de school van hun kinderen. Het grote voordeel dat deze buurtmoeders hebben is dat zij de taal spreken van de doelgroep10.
19
3.3
Het bereiken van de doelgroep
1. Aansluiten bij de leefwereld van de doelgroep 2. Vertrouwensrelatie opbouwen met de cliënt/doelgroep 3. Houding van de sociale professional 4. Kleine doelen stellen in het contact/praktische hulpverlening 1. Aansluiten bij de leefwereld van de doelgroep Als sociale professional is het van belang om aansluiting te vinden bij de leefwereld van de doelgroep. Het hebben van achtergrondinformatie van de betreffende persoon is een eerste stap. Deze informatie kan zowel via instellingen als de omgeving van de betrokkene verkregen worden. Belangrijk is om alle levensterreinen in ogenschouw te nemen. Bij de groep sociaal geïsoleerde mensen is het belangrijk dat men zich realiseert dat “reguliere” interventies weinig effect zullen sorteren. Voor deze groep zijn benaderingen nodig, die aansluiten bij de achtergronden van het isolement en afgestemd zijn op individuele mogelijkheden en ambities (Machielse, in Netwerk Voorkom sociaal isolement). De presentiebenadering is een van die benaderingen. Zoals eerder aangegeven begint zowel vindplaatsgericht als presentiegericht werken op straat, in de directe omgeving van de doelgroep, waar het contact wordt gemaakt met de doelgroep. Vanuit gezamenlijke activiteiten, bijvoorbeeld een voetbaltoernooi, dat de jongerenwerker onderneemt met de doelgroep, kunnen intensieve individuele contacten volgen. Doordat de jongere en de werker samen aan de slag gaan, kan er ook een vertrouwensband ontstaan (Broekx, et al., 2002). Baart (2007) benadrukt dat het geven- en-nemen aspect van belang is. De kunst is om de persoon aan te spreken op zijn of haar mogelijkheden, inclusief de mogelijkheid iets te betekenen voor een ander. In het speeltuinproject in Utrecht, dat door Baart e.a. onderzocht is, werden mensen vrijwilliger in de speeltuin. Het leven bleef zich afspelen in de eigen bekende en dus veilige leefomgeving, maar de wereld werd wel verbreed door middel van betekenisvolle activiteiten en sociale contacten. 2. Opbouwen van een vertrouwensrelatie met de cliënt Dit begint met een inventarisatie van de hoogste noden of wensen van de cliënt. Bijvoorbeeld er voor zorgdragen dat de elektriciteit niet wordt afgesloten. In een vraaggesprek gaf Machielse (2009) te kennen dat het oplossen van praktische zaken een goed begin is voor het opbouwen van een vertrouwensrelatie. “ Het biedt zowel de professional als de cliënt zicht op de situatie”. Het vraagt van sociale professionals een dienstbare opstelling en een bepaalde mate van bereidheid in het verrichten van werkzaamheden voor de cliënt. Op deze manier voelen cliënten zich ook serieus genomen (Van Doorn, et. al, 2008).
20
Outreachend werken of bemoeizorg? Joke is een vrouw van 65 jaar. Zij is via de woningbouwcorporatie in contact gebracht met het Maatschappelijk steunsysteem (MSS) project. Joke blijkt een aantal jaren depressief te zijn , ze drinkt, heeft financiële problemen, haar huis is een rotzooi, ze is sociaal geïsoleerd en komt nauwelijks nog naar buiten. De sociale professionals nodigen Joke uit om deel te nemen aan een bouwgroep (bijeenzijn van cliënten). Zij besluiten om niet meteen aan de slag te gaan met het opruimen van haar huis, dat creëert de gelegenheid voor hulp uit onverwachte hoek, namelijk een aantal mannen uit de bouwgroep. Zij bieden aan Joke te helpen; ze regelen een container en uiteindelijk hebben ze samen met Joke alles opgeruimd en leeggehaald. Bron: Van Bergen en Sok, 2008
3. Houding van de sociale professional Werken met sociaal geïsoleerde cliënten of eenzame cliënten vraagt van sociale professionals een attitudeverandering. De sociale professional dient zich dan ook bewust te zijn van zijn/haar eigen waarden en normen en beeldvorming over bepaalde groepen. Het vraagt van hen persoonlijke betrokkenheid, welgemeende bezorgdheid, het tonen van begrip en respect en in staat kunnen zijn mensen uit te nodigen tot een open gesprek, waarin ook alle gelegenheid is het eigen verhaal te vertellen. (Van Doorn, et al., 2008; Dogan, et al., 2000, Van de Lindt, 2000; Baart, 2001). Het mogen blijven komen bij de doelgroep hangt af van de mate waarin de sociale professional erin slaagt aansluiting te vinden bij de leefwereld en de persoonlijke situatie waarin een cliënt zich bevindt en daarvoor begrip en respect toont. De kernvraag daarbij is: “ Ik hoef niks van jou, maar kan ik je ergens meehelpen” (Van Bergen & Sok, 2008). Het gaat erom dat de professional zijn plaats weet in de (samenwerkings)relatie met de cliënt en daarin geen grenzen overschrijdt.
In Het Trefpunt in Beeld (Karbouniaris, 2009) komt de werker in contact met een vrouw die haar zo nu en dan opbelde met vragen als ‘Waar ben je? Wat eet je vandaag? Hoe laat is het?’ waarna ze vervolgens de verbinding verbrak. Ook korte mededelingen als ‘mijn familie belt me niet’ volgden. Zij vertelt: “De telefoon was in dit contact heel belangrijk. Ik was geen hulpverlener voor haar. Ik was een naaste. Zo vreemd vond ik dat niet. Ik zie het ook allemaal mensen in de trein doen tegenwoordig, die kort met elkaar telefoneren om te overleggen wat er ‘s avonds wordt gegeten of wie de boodschappen haalt. Deze vrouw had ook behoefte aan dat soort contacten. En hoewel ze erg ziek was, bleef ze ook gewoon mens.”
21
4. Formuleren van kleine doelen Sociale professionals moeten zowel voor zichzelf als met cliënten zoveel mogelijk realiseerbare en haalbare doelen formuleren, die leiden tot tastbare resultaten. Dit voorkomt teleurstelling bij de cliënten en de professional. Belangrijk is om oog te blijven houden voor de successen, hoe klein dan ook, die door de cliënt zijn behaald. Ook het regelmatig benoemen van vooruitgang, maakt de cliënt duidelijk waartoe hij al in staat is. Het gaat om een bekrachtigende benadering. Onderstaand een voorbeeld waarin de diverse elementen in het contact maken naar voren komen. Het gezin de Boer is aangemeld bij de Raad voor de Kinderbescherming in verband met ernstige zorgen ten aanzien van dochter Reina van 3 maanden oud en dochter Gerda van 2 jaar oud. De zorgmelding is afkomstig van de kraamzorg. Zij beschrijven dat beide ouders te kort schieten in de lichamelijke verzorging van hun jongste dochter. Vader zou agressief zijn naar de dochter Gerda, moeder zou over onvoldoende pedagogische vaardigheden beschikken. De wijkagent beschrijft het gezin als teruggetrokken en wantrouwend ten opzichte van hulp- en dienstverlening. Uit het dossier blijkt dat kinderen uit een eerder huwelijk van zowel vader als moeder uit huis zijn geplaatst. De Raad voor de kinderbescherming start een onderzoek. De ouders reageren niet op de schriftelijke uitnodigingen om naar de Raad voor de Kinderbescherming te komen voor een gesprek. Besloten wordt om aangekondigd op huisbezoek te gaan. Door de ouders word ik binnengelaten. Echter, wel met de mededeling van vader dat dit de 1e en laatste keer is dat zo ‘k-wijf van de raad’ in zijn huis komt. Ik neem het initiatief om de eerdere contacten met de raad voor de kinderbescherming en jeugdzorg te bespreken, waarbij de ouders krijgen om hun visie op jeugdzorg weer te geven. Ik vraag aan de ouders wat zij belangrijk vinden in het contact met mij. Zij geven aan dat zij het belangrijk vinden om niet te worden afgeschilderd als waardeloze ouders en dat ik eerlijk ben. Tijdens het huisbezoek laten de ouders vol trots zien dat zij zelf de kinderkamer hebben ingericht, die overigens tevens dient als vogelvolière. Tijdens het tweede huisbezoek (inmiddels was ik welkom) was de gehele familie aanwezig. Ik heb met iedereen kennis gemaakt en de familie betrokken in het gesprek. Ik heb uiteindelijk met de ouders een samenwerking weten te bereiken. Er is door de kinderrechter een onder toezichtstelling uitgesproken, de ouders hebben zich meewerkend opgesteld tijdens de rechtzaak en de verdere begeleiding van de gezinsvoogd. De volgende interventies waren daarbij van belang: - Niet laten afschrikken door sterke uitspraken - Het doen van een huisbezoek (outreachend) - Bespreekbaar maken wat de ouders van mij verwachten (wederkerigheid) - Wat is gesignaleerd door mij en derden niet gelijk uitspreken, maar in een later stadium als contact eenmaal veilig is gesteld (relatie in eerste contact belangrijker dan proces) Ik heb aangegeven dat ik mij zorgen maak over de kinderen (eerlijkheid), In rapportage en gesprek naar voren laten komen waar de ouders wel vaardig in zijn en welke sterke vaardigheden uitgebreid kunnen worden (empowerment). Een gesprek met hele familie erbij, ik respecteer dat het hun huis is en zij vorm kunnen geven aan het gesprek zoals zij dat willen (invoegen in hun systeem).
22
Pas tijdens 2e huisbezoek duidelijkheid gegeven over wat ik van de ouders verwacht als zij hun kinderen zelf willen opvoeden (wens kinderen zelf op voeden en wederom relatie in eerste contact belangrijker dan proces). Vader belt na ontvangst van het raadsrapport op: ‘Die gezinsvoogd komt niet over de vloer! Ze komt er niet in bij ons thuis.’. Ik vraag aan vader wat we kunnen doen om te zorgen dat die gezinsvoogd wel binnen mag komen. Waarop vader antwoord; ‘Ik werk in de nachtdienst, dus voor 11 uur ’s ochtends komt ze er niet in!’ Ik: ‘Dus na 11 uur kan ze wel komen?’ Vader: ‘Jawel, prima, laat d’r maar komen hoor.’ Twee dagen later belt vader weer: ‘Die gezinsvoogd, die moet van goede huize komen! Die loopt vast gillend weg, nou zo één moet ik niet.’ Ik vraag hoe hij dat voor zich ziet. Vader: ‘Ze moet van vogels houden, want we hebben de vogels nu in de huiskamer. Als ze maar niet allergisch is!’. Ik geef aan dat het goed is dat hij zo aan denkt aan de gezondheid van de gezinsvoogd en stel voor dat dat de eerste vraag is die hij aan de gezinsvoogd stelt. Vader vraagt verder of hij volgend jaar ook nog eens mag bellen om te vertellen hoe het met hem en de kinderen gaat. Natuurlijk, vader mag altijd even bellen. Bron: Ervaring van een Raadsonderzoeker, opgetekend in een vraagsgesprek (Utrecht, 2009)
23
Geraadpleegde literatuur Baart A. (2001). Een theorie van de presentie. Utrecht: Lemma. Baart A. (2003). Een beknopte schets van de presentietheorie. Sociale Interventie 2003, 2. Baart, A. & Steketee, M. (2003). Wat aandachtige nabijheid vermag. Over professionaliteit en present-zijn in complexe situaties. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Baart, A. e.a. (2007/2008). Kwetsbaar maar niet alleen kwetsbaar. Over het bereiken en steunen van multiproblem gezinnen, kwetsbare kinderen en tienermoeders en over maatjesprojecten van en voor weinig weerbare jongeren. Verslag van drie pilots. Wijk bij Duurstede: Stichting Presentie. Bergen, A. van & Sok, K. (2008). Buitengewoon: Kwartiermaken en ervaringsdeskundigheid in maatschappelijke steunsystemen. Beschrijving zorgvernieuwingsproject n Eindhoven en randgemeenten. Utrecht: Movisie. Broekx, I., Drabbe, M. & Robinson, J. (2002). Veilige vindplaatsen. Methodiek van het straathoekwerk (l). Alkmaar: Uitgeverij De Milliano. Cornelissen, E. & Brandsen, T. (2007). Handreiking ‘achter de voordeur’. Een verkennend onderzoek naar zeven grootstedelijke “Achter de Voordeur”-projecten. Rotterdam: SEV. Dogan, G., Dijke, van, A. & Terpstra, L. (2000). Wie zijn er moeilijk bereikbaar? Aanknopingspunten voor ondersteuning en begeleiding van “ moeilijk bereikbare” gezinnen en jongeren. Utrecht: NIZW. Doorn, van, L., Etten, van, Y. & Gademan, M. (2008). Outreachend werken. Handboek voor werkers in de eerste lijn. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Kal, D. (2001): Kwartiermaken, werken aan ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Amsterdam: Boom. Karbouniaris S., Brettschneider E., Dankers T. & J.P. Wilken (2007). Buurtzorg; Vrijwillige inzet op het snijvlak van zorg en welzijn. Eindrapportage evaluatieonderzoek. Utrecht: Kenniscentrum Sociale Innovatie / Movisie. Karbouniaris S. (2009). Het Trefpunt In Beeld. ‘Waar verhalen een stem krijgen’: ontmoeting en kwartiermaken in De Bilt. Utrecht: Kenniscentrum Sociale Innovatie. Lieverse, G., Heineke, D. & Hoffman, E. ( 2001). De JPP methode. Een handleiding voor jeugdpreventie werkers. Linders, L. (2004). Eenzaamheid in de digitale stad. Eindhoven: Fontys Hogescholen Sociale Studies. 24
Lindt, van de, S. (2000). Bemoei je ermee. Leidraad voor assertieve psychiatrische hulp aan zorgmijders. Assen: Van Gorcum. Machielse, A. (2003). Niets doen, niemand kennen. De leefwereld van sociaal geïsoleerde mensen. ’s Gravenhage: Elsevier Overheid. Netwerk Voorkom sociaal isolement. Brochure (geen publicatiedatum). Schoonhoven, van J. (2005) Evaluatie Buurtgerichte activering Zutphen. Spectrum (2004). Signalement sociaal isolement. Arnhem: Spectrum, Centrum Maatschappelijke Ontwikkeling Gelderland.
Geraadpleegde websites http://www.stichtingpiezo.nl/page12/page14/page14.html (bezocht op 9 februari 2009) http://www.nji.nl/publicaties/jeugdzorg/JPPmethodehandleiding.pdf (bezocht op 5 februari 2009) http://www.kenniscentrum-ouderen.nl/smartsite.dws?ch=&id=64391 (bezocht op 5 februari 2009) http://www.kenniscentrum-ouderen.nl/smartsite.dws?ch=&id=74395 (bezocht op 5 februari2009) http://lesi.nl/fileadmin/bestanden/Diversen/Introductie_in_de_presentietheorie__prof. dr._Andries_Baart.pdf (bezocht op 30 maart 2009) http://www.nicis.nl/nicis/dossiers/Zorgenwelzijn/Gezondheid/Gezondheidalgemeen/In terview-GGD_1106.html (bezocht in januari 2009) http://www.vng.nl/Praktijkvoorbeelden/SZI/2007/Smallingerland_mensengeld_2007.p df (bezocht in januari 2009) http://www.nji.nl/eCache/DEF/6/smartsite.dws?id=58658 (bezocht januari 2009) http://rechten.uvt.nl/stedennetwerk/archief/bijeenkomsten/themabijeenkomsten/joke/b estand.htm (bezocht in januari 2009) http://www.handreikinginburgeringgemeenten.nl/upload/informatie/I0002,%20boekje %20inburgering%20en%20werving%20vrouwen,%20070824.pdf (bezocht in januari 2009) http://www.vng.nl/Praktijkvoorbeelden/SZI/2007/Smallingerland_mensengeld_2007.p df (bezocht in januari 2009) 25
http://www.capelleaandenijssel.nl/documenten/wmo/WMOspecial_december2007.pdf (bezocht in januari 2009) http://www.kiemnet.nl/kiem/dossiers/socialecohesie/Socialeuitsluiting/Buurtmoeders_ 1028.html (bezocht in januari 2009) http://www.stichtingmda.nl/isolement.html (bezocht in januari 2009)
Noten 1
Informatie is afkomstig uit een telefonisch gesprek met Mw Grootveld, sociaal psychiatrische verpleegkundige bij GGZ in Amsterdam (februari, 2009). 2
Bron: http://www.vng.nl/Praktijkvoorbeelden/SZI/2007/Smallingerland_mensengeld_2007.pdf 3
Bron: http://www.handreikinginburgeringgemeenten.nl/upload/informatie/I0002,%20boekje%20inbu rgering%20en%20werving%20vrouwen,%20070824.pdf 4
Bron: www.kenniscentrum-ouderen.nl/smartsite.dws?ch=&id=64391
5
Bron: www.uitdemarge.be/index.php?id=365 - 13k
6
Bron: http://www.nji.nl/eCache/DEF/6/smartsite.dws?id=58658
7
Bron: http://www.nicis.nl/nicis/dossiers/Zorgenwelzijn/Gezondheid/Gezondheidalgemeen/InterviewGGD_1106.html 8
Bron: http://www.stichtingpiezo.nl/page12/page14/page14.html
9
Bron: http://www.nicis.nl/nicis/dossiers/Zorgenwelzijn/Gezondheid/Gezondheidalgemeen/InterviewGGD_1106.html 10
Bron: http://www.capelleaandenijssel.nl/documenten/wmo/WMOspecial_december2007.pdf
26