Paarden ‘Natuurlijk’ benaderen
Paarden zijn sociale dieren. Fluisteren is deels gebruik maken van het kuddegevoel.
Het geheim van de paardenfluisteraar
Volgens sommige bronnen vindt het paardenfluisteren zijn oorsprong bij de zigeuners die hun paarden trainden door het influisteren van instructies. Hoewel dit zeer te betwijfelen valt, doet het eigenlijk weinig ter zake. Mensen zijn al zeer lang bezig met paarden, eerst als voedselbron, later als lastdier en als het middel bij uitstek om zich snel te verplaatsen.
1
Fluisteren is hetzelfde als zacht spreken. Ergens is er dus wel een band met het natuurlijk benaderen wat we pogen na te streven. Zacht wordt hier dan gebruikt in de betekenis van rustig en kalm. Maar soms is een correct optreden in de zin van streng maar rechtvaardig zonder meer noodzakelijk en kan men niet meer spreken van fluisteren. De omschrijving ‘luisteren’ lijkt dan eerder van toepassing. Het geheim van
de
paardenfluisteraar
kan
eigenlijk beter worden omschreven als het geheim van de paardenluisteraar. Hij is dan diegene die kijkt, observeert, de signalen van het paard probeert te begrijpen en er op een rustige, kalme en weloverwogen manier op inspeelt. Een paardenfluisteraar heeft dus andere ideeën dan de conventionele als het de opvoeding van paarden betreft.
De werkwijze van een originele fluisteraar Tom Dorrance en zijn leerling Ray Hunt, Buck Brannaman die het luisteren op zijn beurt van Ray Hunt overnam, verschilt op zijn beurt weer van de aanpak door Monty Roberts of die van Pat Parelli, Mark Rashid of Klaus Ferdinand Hempfling. Elk hebben ze een andere benadering ontwikkeld waarbij de essentie meestal dezelfde is, maar de uitvoering en de gehanteerde methoden soms toch wel sterk verschillen. Dorrance, Hunt, Brannaman en Hempfling werken niet met dominantie en onderwerping, angst of onderdrukking. Het moeilijke in hun aanpak is het bereiken van een unieke eenheid paard-mens. De (f)luisteraar heeft hier een soort van empathie en plaatst zich vanbinnen in het paard en het paard laat op zijn beurt door een actie en reactie zien wat het denkt. Plaats jezelf eens in de positie van het paard en ervaar de mens als potentieel roofdier of als mogelijk
2
vertrouwensbaken. Tom Dorrance wijst er wel op voorzichtig te zijn in de omganag met paarden want als de geest niet goed zit, zit het lichaam ook niet goed en een paard vergeet nooit. Vergeven kan het misschien, maar vergeten nooit.
Er bestaan niet echt regels voor hoe je een paard zover krijgt als je zelf wil. Eigenlijk zoek je naar de ziel van het paard en die kan je alleen bereiken door jezelf in een spiegel te bekijken. Mens en dier onderhouden zich in levenslessen van geduld, zelfdiscipline en respect. Niemand hoeft te wanhopen dat hij het wezen van het dier niet kan doorgronden. Ook eenzame, onzekere en ongelukkige mensen die zich in de spiegel herkennen en uit een diep dal kunnen klimmen, kunnen ook een dier uit een afgrond halen.
Voorlopig behouden we even de term paardenfluisteraar en stellen ons dan de vraag naar wat er mis is met de traditionele manier van omgang met deze dieren?
3
Binnen de traditionele manier heeft men het nog te vaak over ‘een paard breken’. En dat zegt eigenlijk alles. Het idee is hier dat je de geest van het paard kan breken door het angstig te maken, te laten zien wie de baas is en dat het zich om die redenen zou laten berijden. De traditionele aanpak komt vandaag nog frequent voor. Meestal in een kader waar het financiële aspect of meer algemeen de prestatiedrang van doorslaggevend belang worden ervaren, is het welzijn van de paarden meestal van ondergeschikt belang. In België staat de springsport hoog in het vaandel. Om door te dringen tot de top en vooral om er te blijven, moet
een
terugvallen
ruiter op
kunnen meerdere
toppaarden. De selectie van jonge paarden is dus erg belangrijk voor de toekomst om ambities veilig te stellen. Zelf maakte ik mee dat jonge dieren van zo’n twee, drie jaar oud rond de piste en over zeer hoge hindernissen werden gejaagd in een “alles of niets” situatie. Over de hindernis geraken betekende dat er aan een mogelijke opleiding kon gedacht worden, er niet over geraken betekende het einde. Dit alles gebeurde onder luid geschreeuw en knallende zweepslagen. Die dieren stonden te trillen van angst. Als je uitgaat van dat principe, leert een paard niets. Hij wordt alleen maar bang, waardoor zijn vluchtinstinct de overhand krijgt. Als je hem dan ergens insluit, ontploft hij: hij bijt, slaat en trapt. Je moet eens een paard in die toestand zien, dat is indrukwekkend. Het gevolg is vaak dat de paarden in de ogen van hun ‘opvoeders’ niet voldoen en -in het ergste geval- via een makelaar in het slachthuis belanden. Voor de fluisteraar mogen doorslechte paarden niet bestaan. Slechte ervaringen maken dat de oerinstincten bij paarden de bovenhand krijgen en dat ze hun zelfbehoud verdedigen op een manier die door de mens als agressief wordt ervaren. De mens vormt het paard grotendeels tot wat hij is. Het is
4
uiteraard zo dat er onder de paarden verschillende karakters voorkomen, het ene heeft meer spirit dan het andere, waarschijnlijk op basis van een erfelijke predestinatie en het intensief selecteren door de mens bij de voortplanting. Dat is trouwens zo voor alle dieren. Het gezegde ‘Een hond heeft het karakter van zijn baas’ is hier voor een deel ook van toepassing, hoewel het vooral ontstaat uit de interactie tussen mens en dier en op termijn een aangeleerd gedrag wordt. Daarom is het ook zo moeilijk om een verkeerd gedrag terug af te leren of te neutraliseren. Eerst moet men het slechte gedrag (h)erkennen, er een nieuwe actie voor vinden en dan de ene door de andere pogen te vervangen. Soms ligt de oplossing in eenvoudige dingen: herken jezelf en reageer dienovereenkomstig. Zo werkt het ook met mijn eigen karaktervolle paard Arno. Ik ben wispelturig en hij is dat dan ook. Ik probeer dan mijn stemmingen dus op één lijn te brengen en hij wordt kalmer.
Als ik van mijn werk thuiskom, ben ik regelmatig gestresseerd en zeer gejaagd. Arno herkent dan onmiddellijk de signalen en reageert op dezelfde manier. Hempfling heeft het over het imiteren van menselijk gedrag door de dieren. Hij heeft het dan in de eerste plaats over lichamelijke bewegingen. Alles wijst er echter op dat ook het psychische van de mens wordt geïmiteerd, zij het dan doordat wij onze psyche onbewust door lichaamstaal uiten. Is Arno onrustig en onwillig, dan probeer ik er aan te denken alles doelbewust een fractie trager te doen alsof ik kalm ben Zijn adrenalineniveau daalt dan vrijwel onmiddellijk en hij wordt opnieuw rustiger. Soms nemen mijn frustraties de bovenhand en is mijn reactie boosheid, met zelfs het gebruik van dwang. Arno wordt dan totaal onwillig en dan moet ik mij bij hem verontschuldigen, hem meer vrijheid laten en het dan rustig opnieuw vragen. Daardoor reageert hij al veel kalmer en dan beloon ik hem verbaal en met schouderklopjes en vraag het dan opnieuw...
5
Communicatie, het opbouwen van wederzijds respect, vertrouwen en consistentie
Luisteren naar paarden is geen magie. Vier dingen zijn belangrijk: communicatie, het opbouwen van wederzijds respect, vertrouwen en consistentie.
Dat
zijn
dan
ook
de
basiselementen
waarmee
een
paardenfluisteraar werkt. Je moet weten dat een paard alleen in zwart/wit denkt, een grijze zone kent hij niet. Vandaar dat het belangrijk is dat de werkwijze consequent wordt doorgevoerd. Gebeurt dat niet, dan raakt het paard in verwarring. Deze zwart/wit-visie uit zich bij een aantal manieren van aanpakken en zo ook in verband met mogelijke overheersing door een van beide partijen in hun onderlingen omgang. Dat een paard domineert of wordt gedomineerd is gedachtegoed dat niet noodzakelijk moet worden toegepast, maar betekent wel dat er permanent mee rekening moet worden gehouden. Het niet naleven van de vier basispeilers leidt tot vele problemen die niet noodzakelijk aan het paard liggen, maar dikwijls aan de eigenaar, die misschien onbewust zijn dier het initiatief heeft gelaten.
Een iets andere aanpak binnen de wereld van de fluisteraars is de methode van Monty Roberts. Er wordt hier vooral ingespeeld op het oerinstinct aangaande de kuddegeest en de adrenalinecontrole. Ook hier moet je in de eerste plaats naar elkaar ‘luisteren’. Als ik tijdens een voorstelling in het oor van mijn eigen paard Arno fluister, dan is dat eerder een ‘showelement’. Het gaat erom dat jij reageert door lichaamstaal en dat je zijn lichaamstaal begrijpt. Centraal staat het gegeven dat een paard een vluchtdier is. Een paard moet daarom zeer alert zijn voor omgevingsprikkels en neemt elke beweging waar. Daartoe heeft de natuur hen voorzien van ogen die zijdelings zijn ingeplant en die 340 graden in het rond kunnen kijken. Ze horen ook zeer goed. Hun oren draaien voortdurend, onafhankelijk van elkaar, in alle richtingen om prikkels waar te nemen en de omgeving af te speuren. Vandaar dat paarden bij winderig weer sneller in verwarring raken en er dan meestal veel moeilijker mee te communiceren valt. Het is ook een sociaal dier. Paarden leven in kuddes en elke kudde heeft een
6
alfamerrie. Dit element wordt specifiek uitgespeeld in de interactie. De alfamerrie beheerst de kudde en zegt in haar lichaamstaal dat iedereen die zich niet gedraagt uit de bescherm(en)de kudde wordt gestoten. Volgens het oerinstinct van zelfbehoud betekent dit vooral voor jonge paarden heel wat, want buiten de kudde loert het gevaar, in de kudde zijn ze veilig. Door lichamelijke tekens jaagt de alfamerrie de paarden die zich niet gedragen, de groep uit en gebruikt daarbij een vorm van psychologische druk en dominantie door middel van haar lichaamstaal. Pas na enige tijd worden de uitgestotenen weer binnen de kudde aanvaard. En daar draait de aanpak van Monty om.
De aanpak van Monty Roberts en andere originele paardenfluisteraars uit Californië heeft allemaal te maken met het oerinstinct ‘zelfbehoud’. Het gebruik van druk en het dominantiegevoel komen hier veel sterker naar voor dan in de andere strekking. Praktisch gezien neemt Monty de plaats in van een alfamerrie. Zelf heb ik deze techniek bij het begin van de opleiding van Arno toegepast om enigszins zijn aandacht en een eerste respons te verkrijgen. Efficient is het zeker, het lukt bij elk paard ongeacht de ouderdom. Monty noemt dit de “join-up” tussen paard en mens.
Bij de toepassing van zijn methode sta ik in het midden van een omheinde cirkel en stuur het paard, door lichaamstaal, naar de kant. Dan laat ik hem vier of vijf rondjes lopen. Ik spoor hem daartoe aan door gebruik te maken van een lijn die ik steeds achter hem laat belanden,
zonder
lawaai
en
zonder hem te raken. Ook praat ik voortdurend tegen hem, met een rustige stem. Daarna vraag ik hem hetzelfde te doen, maar nu de andere kant op. Belangrijk is nu
het
herkennen
van
zijn
signalen en mijn respons erop. Hij geeft een eerste teken: zijn buitenoor is altijd naar buiten gericht, want hij luistert naar wat er aan de buitencirkel gebeurt en gaat na of hij niet kan 7
ontsnappen. Het binnenoor is op mij gericht en hij kijkt naar het midden. Teken twee is zijn poging om zijn cirkel te verkleinen, maar ik jaag hem telkens terug naar buiten. Ik laat hem niet binnenkomen. Het derde teken is het zogenaamde ‘licking and chewing’, een teken van eten, van vertrouwdheid. Hiermee laat hij zien dat hij rustig wil worden. Bij het vierde signaal gaat het paard nu zijn hoofd naar beneden brengen, tot net boven de grond. Op dat ogenblik wil het paard je vertellen: ‘Goed, ik wil met je onderhandelen en jij mag de voorzitter van de onderhandeling zijn’. Al die tijd heb ik in het midden van de cirkel kaarsrecht gestaan en heb ik hem recht in de ogen gekeken. Nu verandert mijn houding: ik kijk naar de grond, laat mijn schouders zakken en draai mijn rug naar hem toe. Binnen vijf seconden staat hij naast mij. Dat noemen we een ‘join-up’. Als hij dat doet, dan moet je hem onmiddellijk belonen. Ik kijk hem niet meer in de ogen, want dat is een teken van agressie. En dan doen we een ‘follow-up’: ik ga naar rechts en hij gaat mee; ik ga naar links en hij volgt. Hij blijft overal met me meegaan. Hij respecteert me en ziet me als de alfamerrie. Als je dat twee of drie dagen na elkaar doet, heb je het paard daarna volkomen in de hand.
Deze manier van werken is voor mij geschikt wanneer je een pas verworven paard voor de eerste kaar naar je hand wil zetten. Je maakt onmiddellijk duidelijk waar de grens wordt getrokken. Ook is de methode zeer goed voor diegene
die
ze
uitvoert
om
zelfvertrouwen te krijgen ( men ervaart hier dat men op een snelle manier plots controle kan krijgen over een machtig dier).
Nadien zijn er toch wel enkele bedenkingen op te werpen omdat er hier dus gebruik wordt gemaakt van een methode die bestaat uit druk, psychologische onderdrukking en onderwerping door de Alfamerrietheorie. Bij kennissen heb ik een aantal paarden op dergelijke manier onmiddellijk naast mij gekregen, het showelement was compleet want binnen de 10 8
minuten kan je met een vingerwijzing een paard doen achteruitgaan (na gebruik van een speciaal dually halster – dus weer druk). Maar de vraag stelt zich dan naar de toegevoegde waarde? Veel show, eventjes efficient maar dan het vervolg??????
Ik heb trouwens al jaren geen join-up meer uitgevoerd met Arno. Hij is veel te sluw geworden, na drie join-up’s wist hij al dat hij iets moest verzinnen om aan het wegsturen en de bijhorende loopinspanning te ontsnappen. Vanaf het ogenblik dat hij ziet dat we naar een round pen gaan, gaat hij onmiddellijk heel braaf achter mij staan en wijkt geen centimeter meer van mijn schouder, draait mee in elke richting en anticipeert op wat gaat komen! Jaag ik hem naar de buitenkant, dan draait hij zich onmiddellijk om en wringt zich zo dat hij terug braafjes achter mij staat om toch maar aan dat geloop te kunnen ontsnappen.
Ieder voor zich kan uiteraard vasthouden aan één van de strekkingen en er zich wel bij voelen. Er zijn voldoende aanhangers van de diverse manieren die elk op hun beurt mogelijke problemen aankaarten en oplossingen voorstellen. Kelly Marcks (Perfect Manners 2002) is één van de betere volgelingen van Monty Roberts. Anderen hebben de originele aanpak wat bijgestuurd met eigen toepassingen zoals Richard Maxwell (Van veulen tot rijpaard).
Nog een andere strekking vertegenwoordigen diegenen die gebruik maken van externe hulpmiddelen zoals een klikker of voedsel. Pat Parelli is een voorname vertegenwoordiger. Ook Inge Treblick schreef hierover een aan te raden boek “Grondwerk”.
Alles wat ik met Arno doe, is een combinatie van invloeden van Monty, Hempfling, klikkermethode enz.. Het fundament is een echte band op basis van een diep vertrouwen. Nu merk je dat hij bijlange niet meer zo gehoorzaam is, maar wel dat hij als het er op aankomt onmiddellijk gerustgesteld geraakt als ik tegen hem spreek of iets voordoe. Dat blindelings gehoorzamen is 9
vervangen door een zekere mate van vrijheid, van de mogelijkheid paard te zijn en te blijven. Hierbij gaat het om een subtiel samenspel van actie en reactie met wederzijds respect, maar waarbij ik toch altijd het laatste woord behoud. Je hoeft daarbij niet noodzakelijk op je paard te zitten. Een regelmatige ontspannen wandeling met je paard aan de hand kan -als het fundament diep genoeg zit- naar een nog veel diepere, hechte band leiden en zelfs een uitstekend middel tot grondtraining zijn.
Het samenspel kan echter maar naar ieders best vermogen lukken indien ook aan andere sterk ‘doorwerkende’ factoren aandacht wordt geschonken. Een paard kan maar gelukkig zijn indien hij niet verstoken blijft van lucht, ruimte en een goede gezondheid, kortom de verzorgingselementen. Indien je paard tandpijn heeft, ziek is, rugproblemen heeft of zijn hoeven niet naar behoren worden verzorgd, kan je moeilijk verwachten dat hij of zij zich ten volle voor je openstelt.
10
A never ending story
De interactie met paarden blijft een voortdurend leerproces waarbij de leeftijd toch ook wel zijn invloed heeft. Bij jonge paarden geldt hetzelfde als bij kinderen. Je kan aan een kind van negen jaar (overeenkomstig een paard van drie jaar) nog niets leren van de leerstof uit het middelbaar onderwijs. Zo ook dus bij paarden. Wat ze vandaag niet verstaan, zal morgen misschien vanzelf gebeuren. Het leerproces is voor een deel imitatiegedrag en vooral een vertrouwenskwestie. Angst is hier uit den boze, zowel angst van de leraar voor zijn leerling als van de leerling voor mogelijke bestraffing door zijn leraar. Dikwijls komt de respons voort uit het vooruitzicht een beloning te krijgen.
Zo ging ik speciaal als het regende door de diepe plassen rijden (mijn paard had en heeft er nog steeds een beetje een afschuw van) en liet hem dan zelf beslissen of we er door stapten of niet. Telkens een wit/zwart-keuze die hij zelf moest maken. Wit was doorgaan en beloond worden, zwart was dan iets onaangenaam zoals blijven staan of door diepe modder gaan of wat dan ook. Soms moest ik zelfs afstappen en zelf door de plassen stappen, hij volgde mij dan onmiddellijk door de plas. Dan probeerde ik het opnieuw, ging er opnieuw opzitten en probeerde met dezelfde tactiek weer door dezelfde plas te stappen. Gewoonlijk verliep het dan probleemloos.
Ik stel meestal dergelijke keuzes voor, want eenmaal hij zelf beslist heeft, is die keuze dan voor een langere periode blijvend.
11
Zo ook met het aanleren om in een trailer te stappen. Het is volledig gebaseerd op vertrouwen, lichaamstaal en beloning met stem en schouderklopjes, alle dagen, altijd opnieuw. A nerver ending story.
_____________________________________________________
12