Leunis & Florentine verkleed als Ernest & Leonie Pasquasy
De familiegeschiedenis Pondant – Paulis – Alexandre tegen de achtergrond van
de geschiedenis van
Vieuxville – Logne 1766 - 1993
Vieuxville rond 1725. “ l’Eglise Romane avec le presbytère et la Maison Abbatiale “. In de verte My en Izier.
1766
1750
1800
1850
1900
1950
2000
1766: Jean François Mathieu Pondant en Gérardine Biron komen in Vieuxville het grote huis bewonen dat ze er hebben laten bouwen. Een jaar eerder, op 4 juli 1765, zijn ze in de kerk van Xhignesse getrouwd.
Mathieu (23 jaar) is “Maître Chirurgien”. Hij is opgegroeid in de “Moulin de Bosson” te Ernonheid bij Werbomont aan het riviertje “le Bosson”, dat eigenlijk gewoon de bovenloop is van “la Lembrée”. Zijn grootvader, Henri Pondant (1660-1743), is er in 1729 komen wonen. Henri was, net als diens vader Henry, burgemeester van Pouhon en griffier in Lorcé. Oorspronkelijk stammen ze af uit het naburige Chevron. Voorvader Antoine (ca.1600-1678), betovergrootvader van Mathieu, was er “Charellier”, wagenmaker. Mathieu Pondant heeft zijn wortels dus dicht bij Vieuxville. Hij heeft blijkbaar de kans gekregen om in de leer te gaan bij een ervaren Meester-chirurg en kan nu zelf als chirurg “ongevalsletsels en kwetsuren als gevolg van het hanteren van werktuigen” behandelen.
Gérardine (45 jaar) komt uit Filot. Haar vader Adolphe Biron en grootvader Jean Biron waren er burgemeester. Haar overgrootmoeder “Marie de Presseux de Hautregard” is rond 1650 met Louis Nicolas de Harre uit Filot getrouwd en er in het huis van de grote hoeve komen wonen. Zoals haar naam doet vermoeden, is ze een dochter uit een adellijke familie. Marie’s grootvader Hermès was “Seigneur de Grande et Petite Bomal, Herbet, Hautregard et Grimonster”. Als we verder opklimmen vinden we Jacquemin de Presseux (1495-1559), “Seigneur de Jehanster”, Adolphe (1468-1539) en Englebert (1430-1475), beiden “Châtelain de Franchimont”, …enz… Maar dan wordt het interessant: deze laatste Englebert is getrouwd met Jeanne de La Marck - d'Arenberg (1448-1475). Jeanne is een kleindochter van ene “Eberhard II von der Marck” (1370-1440) die nog een reeks andere kleinkinderen heeft, waaronder “Guillaume de La Marck”, Seigneur de Logne, de gevreesde “Sanglier des Ardennes” en een achterkleinzoon “Evrard de La Marck”, de grote “Prince-Evêque de Liège”. Samengevat: Gérardine Biron heeft 10 generaties en ongeveer 400 jaar voor haar een voorvader die ook grootvader is van Guillaume de La Marck en overgrootvader van Evrard de La Marck… Mathieu en Gérardine komen dus beiden blijkbaar uit een kapitaalkrachtig milieu. Het huis te Vieuxville werd wellicht (mede) door de ouders bekostigd. Opvallend is ook het leeftijdsverschil van 22 jaar tussen beide.
Een jaar later (1767) wordt hun dochter Marie Victoire Angélique Pondant geboren.
1750
1778 xx
1800
1850
1900
1950
2000
Het huwelijk in 1765 van Mathieu Pondant en Gérardine Biron zal wellicht heel “chic” geweest zijn en vond waarschijnlijk daarom plaats in de kerk van Xhignesse , toen de mooiste kerk en de parochie met het meeste aanzien van de streek. De pastoor die het huwelijk inzegende, “l'abbé Evrard Deleau”, zou 13 jaar later eeuwige bekendheid krijgen als slachtoffer van één van de meest opzienbarende misdaden van de streek. In oktober 1778 beschuldigde hij de 3 gebroeders Renard uit Xhignesse in de mis publiekelijk van een diefstal in de kerk. De broers werden daarop door de hele gemeenschap als misdadigers bekeken. Ten onrechte, zou een tijd later blijken, toen de echte dieven gevat werden. De gebroeders Renard waren zodanig beledigd en in hun eer gekrenkt, dat ze besloten de pastoor te vermoorden. Op 16 november 1778 was pastoor Deleu op weg van Xhignesse via Vieuxville en St Rahy naar Bomal. Tussen Lassus en Vieuxville werd hij opgewacht door de Renard’s en vermoord. Na een ophefmakend proces in Malmédy werden de 3 broers ter dood veroordeeld. De mensen van Xhignesse richtten op de plaats van de moord een herdenkingskruis op, het “Croix du Curé”, dat er nog steeds staat.
In deze 70-er jaren worden er in Vieuxville mensen gezien die, in opdracht van Graaf de Ferraris, informatie optekenen waarmee een gedetailleerde kaart van de Oostenrijkse Nederlanden kan worden opgemaakt. Deze “kabinetskaart” werd in 3 exemplaren opgemaakt voor de keizerin en haar ministers. In 1778 was de kaart volledig klaar. De “Ferrariskaart” geeft ons een beeld van de toenmalige bebouwing en wegen.
We zien langs Vieuxville de “hoofdweg” lopen die Stavelot verbindt met Logne en verder door loopt naar Durbuy: vanuit Ferrières loopt de weg over de hoogte van Fermine, draait dan rechtsaf en daalt door de Ravet af naar Vieuxville. In Vieuxville loopt de weg door het midden van het Lembrée-dal en volgt vanaf het latere “maison Damas” het huidige tracé van de weg door Logne. De Ourthe wordt overgestoken aan de “pas de Logne” (Palogne) en de weg volgt dan de Ourthe tot aan de “pas de Sy” waar hij linksaf omhoog gaat en verder over de hoogten langs Herbet richting Tohogne loopt. In Vieuxville gaat een zijweg door de Truchette omhoog naar St Rahy (met de resten van de “église Saint-Denis” en het “maison-forte des seigneurs de Petit-Bomal”) en naar Bomal. Een andere weg loopt langs het “maison Abbatiale” en het “maison Pondant” noordwaarts richting My, Filot, Lassus of Sy. De hoofdweg is geschikt voor kar en paard. Langs de secundaire wegen ging je te voet of te paard, die wegen liepen op plaatsen veel steiler dan de hoofdweg.
In Vieuxville herkennen we het huis Pondant, de “vieux moulin”, het huis van de monniken van Stavelot (uitgebouwd tot Ferme da la Bouverie), de romaanse kerk met pastorij en de herberg. In de Ravet staat o.a. de molen aangegeven. In Logne staan de meeste huizen en boerderijen reeds op de kaart. Verderop de molen en aan de Ourthe de hoeve van Palogne.
1750
1799 1800
1850
1900
1950
2000
1799: Marie Victoire Angélique Pondant woont reeds 32 jaar bij haar moeder in het huis Pondant. Haar vader, de chirurg, was slechts 39 jaar oud toen hij op 5 maart 1782 overleed. In Vieuxville verschijnt af en toe de 25-jarige Denis Célestin Paulis uit Marcourt, 20 km ten zuiden van Vieuxville, op het toneel. De familie Paulis (toen ook Paulijs of Paulys geschreven) stamt al meerdere generaties uit Marcourt. Denis Célestin is er in 1774 geboren. Een groottante van hem, Marie Jeanne Paulis (geboren in 1723 te Marcourt), is in 1776 gehuwd met Jean Martin Stassin dit Fermine uit Vieuxville en op de hoeve in Logne (de voormalige “tiendenschuur”) komen wonen. Wellicht is Denis Célestin (op bezoek bij zijn groottante?) zo ook in Vieuxville terecht gekomen? Feit is dat hij er zeker vanaf 1798 dochter Pondant ontmoet. Of hij sinds die tijd ook langdurig (of continu?) bij haar woont in het huis Pondant is niet duidelijk.
Ten huize Pondant wordt bij ongehuwde moeder Angélique op 6 april 1799 een zoon geboren: Jean Gerard Victor Celestin Paulis. Drie jaar later, op 15 februari 1802, wordt een tweede zoon geboren: Nicolas Joseph Constantin Paulis.
Op 26 mei 1806 trouwt moeder Marie Victoire Angélique Pondant (39 jaar) dan te Vieuxville met Denis Célestin Paulis (32 jaar). De trouwakte vermeldt expliciet dat, “par deux acts de notorieté, operés par devant le juge de paix du canton de Ferrières le 10 mai 1806” Denis Célestin de vader is van de twee zonen van Angélique. Twee jaar later, in 1808, wordt te Vieuxville een derde kind, dochter Marie Victoire Rosalie Paulis geboren.
Denis Célestin Paulis is griffier aan het vredegerecht van het kanton Ferrières en ook burgemeester van Vieuxville. Hij bewoont samen met zijn echtgenote en de drie kinderen het huis Pondant, gebouwd door zijn schoonvader.
Het Franse bewind: in Ferrières wordt de grote abdij van Bernardfagne gesloten. In 1820 zal er in de gebouwen van de abdij het Collège St Roch worden opgericht. Pastoors worden vervolgd. In de ruïnes van de burcht van Logne verschuilen zich een achttal pastoors uit de streek, waaronder le curé Joseph Gesris van Vieuxville. Overdag doen ze zich voor als houthakkers, ’s nachts brengt de bevolking hen eten.
1750
1800
1824
1850
1900
1950
2000
1824: De tweede zoon van Angélique Pondant en Denis Célestin Paulis, Nicolas Joseph Constantin Paulis, sterft op 22-jarige leeftijd. Moeder Angélique Pondant overlijdt 4 jaar later in 1828, 61 jaar oud. Een jaar later hertrouwt vader Denis Célestin Paulis (dan 55 jaar) met de 21-jarige Marie Anne Charlotte Dave van Vieuxville en ze blijven met zoon Jean Gerard Victor Célestin (29 jaar) en dochter Marie Victoire Rosalie (20 jaar) in het huis Pondant te Vieuxville wonen.
Op de Ourthe, onder de ruïnes van de burcht, wordt een sluis gebouwd. Men gebruikt daarvoor stenen van de burcht. Reeds van in de 13° eeuw en wellicht nog vroeger, wordt de Ourthe bevaren met houten platbodems met hoog opstaande boeg uit massief hout, de ‘Betchetes’ (oorspronkelijk Waals, overgenomen in het Luikse Frans). IJzererts, ruw ijzer en afgewerkte producten van de hoogovens en ijzerindustrie in de Aisne-vallei, worden met kar en paard over Heyd naar Barvaux gevoerd en daar opgeslagen in entrepots. Tussen november en februari, wanneer de waterstand voldoende hoog is, worden de goederen dan stroomafwaarts naar Luik gevaren. Sommige jaren kan dit transport gedurende 60 dagen of meer gebeuren, sommige droge jaren niet eens 1 keer, meestal ergens tussenin. In de Barvaux zijn er in de 16 eeuw 3 “havens”. Ook hout wordt vanuit het hele Ourthedal naar Luik vervoerd. Stroomafwaarts drijven de betchetes met de stroming mee. Om de waterdiepte op de Ourthe, zelfs bij hoge waterstand, overal voldoende groot te houden, worden op 18 plaatsen dammen in de rivier gebouwd, afgedekt met platte stenen en voorzien van een verlaagde doorgang voor de boten, een zogenaamd “pertuis”, waar het water met grote kracht door stroomt. Door de stevige en hoge houten boeg en bodem kunnen de beladen boten over deze dammen en over de grote keien in de rivier omlaag varen. Twee schippers varen de boot, de ene staat op de Op de Ourthe in Hony bestaat nog een oude dam met “pertuis” boeg en stuurt met een lange stok, de andere bediend achteraan het roer. Deze “Outleus” zijn de helden van de Ourthe. Bij gunstige hoge waterstand varen ze de betchetes van Barvaux naar Luik in 7 uur. Er zou zelfs ooit een boot in ideale omstandigheden (hoog water, goed onderhouden bedding en jaagpaden, geen hindernissen, …) deze 54 km in 5 uur afgelegd hebben. Stroomopwaarts brengen de boten allerlei waren uit de stad mee. De Betchetes worden met een paard langs het jaagpad over de rivier en over de pertuis voorgetrokken. Bij bijna elke bocht in de rivier moet van oever gewisseld worden en op sommige plaatsen moet de boot met behulp van katrollen over de pertuis getrokken worden. Van Luik naar Barvaux duurt de reis ongeveer 2 dagen. Ook worden er wel eens ‘treinen’ van een hele reeks boten omhoog getrokken. Heel wat mensen werken in die tijden “aan de Ourthe” om voortdurend de bedding en de jaagpaden te onderhouden. De Betchetes zijn ongeveer 2,20 m breed en hebben een lengte van 5 à 8 m. Ze kunnen 5 à 6 ton goederen vervoeren, bij zeer hoge waterstand kan dat tot 12 ton gaan. Stroomafwaarts, worden naast hout, ijzer en ertsen ook stenen, wol, graangewassen, hooi, aardappelen en allerlei landbouwproducten naar Luik vervoerd. Vanuit Luik brengen de boten steenkool, tarwe, geestrijke dranken, olie, zeep, zout, suiker, koffie en andere koloniale waren stroomopwaarts mee. Regelmaat of zekerheid in aankomst en vertrek van de Betchetes is er niet, alles gebeurt volgens waterstand en beschikbaarheid van de boten. In de Franse tijd worden registers over het transport langs de Ourthe bijgehouden en daaruit blijkt dat er in die periode 3000 tot 6000 Betchetes per jaar de Ourthe af en op varen. Dat betekent dat er gedurende gemiddeld een 60-tal dagen per jaar zo’n 50 à 100 Betchetes dagelijks onderaan de burcht van Logne op de Ourthe voorbij varen en er evenveel stroomopwaarts getrokken worden.
1914: na de eerste nederlaag van Napoleon, hertekent het “Congres van Wenen” de kaart van Europa. Vlaanderen, Brabant en het prinsbisdom Luik worden samengevoegd met de noordelijke Nederlanden tot het “Koninkrijk der Nederlanden” met als koning Willem I. Het hertogdom Luxemburg wordt een onafhankelijk land in de Duitse Bond maar met als staatshoofd ook Willem I (als “Groot”Hertog). Luxemburg is dan een straatarm landbouw-land maar met veel natuurlijke rijkdommen in de bodem. Willem wil van ‘zijn’ Luxemburg een welvarend land maken door de rijke Luxemburgse ertsen te exploiteren maar er zijn geen vervoersmogelijkheden. Hij vat daarom een plan op van ongekende omvang: een “Maas-Moezel-kanaal” dat Maas en Moezel via Luxemburg verbindt. Ingenieur Colonel De Puydt tekent de ambitieuze plannen: vanuit Luik moeten boten langs de gekanaliseerde Ourthe tot Houffalize kunnen varen, daar gaan ze via een 2,5 km lange tunnel onder de waterscheiding door en kunnen dan via de gekanaliseerde Sûre en Moezel naar Trier afdalen. Naar beide zijden kunnen ertsen vervoerd worden. Het plan voorziet nog een bijkomend kanaal van Deulin op de Ourthe via de gekanaliseerde Lesse naar Anseremme aan de Maas. Het hoogteverschil van 375 m tussen Luik en de “tunnel van Bernistap” (bij Houffalize) wordt overwonnen met 120 sluizen van 20 m lang, 3 m breed en 1,2 m diepgang, geschikt voor boten tot 60 ton. Naast elke sluis een hoge dam om het water voldoende diep te houden. De tunnel wordt 2,5 km lang, 3,5 m breed en 4,75 m hoog. 4 verticale verluchtingskokers van 40 tot 60 m hoog voorzien de tunnel van voldoende lucht. 2 dammen op kleine rivieren voeren water aan naar een groot reservoir dat de tunnel altijd van voldoende water voorziet. Ook in Esneux wordt een grote lus in de Ourthe afgesneden door een 300 m lange tunnel en tussen La Roche en Houffalize zijn nog een 3-tal kortere tunnels voorzien. De schippers kunnen in de tunnel, zoals op de Engelse kanalen, de boot voortduwen door op hun rug boven op de last te liggen en zich met hun voeten tegen het plafond af te duwen. Ook aan haken in de zijwand kunnen ze zich eventueel vooruittrekken. De financiering van het project is een moeilijke zaak. Tegen 1827 is via de “Société du Luxembourg” nog maar de helft van het benodigde kapitaal bijeen gebracht. Willem beslist daarop van een groot deel van zijn eigen vermogen in het kanaal te investeren en daarop kunnen de werken van start gaan. Rond 1830 zijn de meeste sluizen en kanalisaties op de beneden-Ourthe tussen Luik en de samenvloeiing van Ourthe en Amblève bij Chanxhe in fase van afwerking. Hogerop is de bouw van de volgende 7 sluizen aangevat: Comblain, Fairon, Xhignesse, Lassus, Sy, Logne en Bomal. Bij Bernistap is de tunnel halfweg: 1300 m gegraven. En dan is er in 1830 de Belgische Omwenteling. In 1831 erkennen de grootmachten de onafhankelijkheid van België als een staat met een eigen koning. Willem aanvaardt die onafhankelijkheid niet maar zijn Maas-Moezel-project valt wel onmiddellijk stil. Pas na de Conferentie van Londen en het “Verdrag van Londen” in 1839, gaat Willem akkoord met het nieuwe België en ligt zijn oude kanaal-droom voorgoed in het buitenland... Rond Comblain-au-Pont, in Ourthe- en Amblèvevallei, zijn er veel steengroeven die de voornaamste bron zijn voor bouwstenen in Luik. Om die stenen naar Luik te vervoeren, wordt er in 1839 door de nieuwe Belgische overheid beslist van het Ourthekanaal met zijn sluizen af te werken tussen Luik en Comblain. Vanaf 1847 varen er grote Bletchetes (tot 20 m lang) met hun lading stenen van Comblain naar Luik. 20 jaar later, in 1866, is de Ourthe-spoorlijn klaar en worden de stenen en andere ste goederen snel en in grote hoeveelheden per treinwagon vervoerd. Tot het begin van de 20 eeuw is er nog enige scheepvaart op de benedenloop tussen Tilff en Luik maar de komst van de trein in 1866 betekent onherroepelijk het einde van het Ourthekanaal, het einde van de Bletchetes.
En de 7 sluizen boven Comblain? Ze worden nooit afgewerkt en wat al gebouwd is, wordt al 185 jaar lang door elk winter-hoogwater meer en meer terug afgebroken… Bij Xhignesse kan je bij zeer laag water nog resten van de basis en de vorm van de dam in het water herkennen, in Sy kan je bij laag water nog duidelijk een gebogen aanzet van de sluismuur op de bodem zien, aan de voet van de burcht van Logne zijn er nog de resten van een sluismuur die gebouwd werd met grote stenen van de burcht-ruïne en het bijna verzandde eilandje dat de toegangsgeul tot de sluis afscheidde van de Ourthe met dam, in Bomal zie je met wat goede wil misschien nog een paar stenen op de plaats waar het kanaaltje moest komen dat een bocht van de Ourthe zou afsnijden… Geen van deze sluizen is ooit afgewerkt, aan sommige werd nauwelijks begonnen.
Logne: sluismuur
Na de droge winter 2013-14, was in het voorjaar in Sy bij zeer lage waterstand de gebogen toegang en een deel van de muur van de sluis zichtbaar.
Drie heel duidelijke Ourthekanaal-overblijfselen zijn er nog wel: drie rond 1829 gebouwde sluiswachtershuizen. Bij Logne staat op de linker Ourthe-oever nog het “maison de l’éclusier”. Een identiek huis staat in Bomal op de plaats waar de sluis zou komen, nu is er de camping-winkel in gevestigd. En in Sy staat een iets groter exemplaar op een verhoogde grond naast de geplande sluis, in de voorbije jaren was er het café “Big Moustache” in gevestigd, nu is het een vakantiehuis.
Op het nieuwe dorpsplein in Bomal staat sinds kort een monument voor die heroïsche “Outleus” (bateliers de l'Ourthe) met hun legendarische “Bletchetes d'Oûte”…
1750
1800
1835
1850
1900
1950
1835: België is reeds 5 jaar Onafhankelijk. Marie Victoire Rosalie Paulis huwt Noël Joseph Gilsonnet, landbouwer in Vieuxville. In 1837 en 1841 worden zonen Nicolas en Antoine geboren.
2000
1750
1800
1845
1850
1900
1950
2000
1845: Denis Célestin Paulis overlijdt. Het huis Pondant wordt verdeeld onder de twee overbijvende kinderen. Zoon Célestin krijgt de linkerkant en dochter Rosalie de rechterkant. Zowel Célestin als Rosalie (met echtgenoot Noël en 2 kinderen) bouwen aan hun kant een schuur en stal aan het huis en vormen het huis Pondant zo om tot twee boerderijen, elk met 3 à 4 koeien en een paard.
In Ourthe- en Aisnestreek worden nieuwe wegen aangelegd. Brede, verharde wegen, met niet te steile hellingen, die geschikt zijn voor kar en paard. In 1847 is de nieuwe weg van Vieuxville naar Bomal klaar. De weg komt van My langs de rechter-flank van het Lembrée-dal, gaat langs de grote hoeve, over een nieuwe brug over de Lembrée, langs de linker-flank van het dal, maakt een haarspeldbocht over het laagste punt tussen Lembrée- en Ourthe-dal, gaat dwars door de Roche aux Corneilles en zo verder naar Petit Bomal. Een keer per week komt de “messager” voorbij die goederen van de stad naar de winkels brengt en boter mee terug neemt naar de stad. De grote wagen van de brouwerij van Wéris met de forse paarden levert vaten aan de café’s.
Over de “groote weg” rijden vooral wagens die hout vervoeren (voor schrijnwerk en voor de mijnen). En er is de handelsreiziger in zijn wagentje met paard. “Druk”, kan je het op die nieuwe weg nog niet noemen…
1750
1800
1850 1853
1900
1950
2000
De grote hoeve van Vieuxville, het voormalige “Maison Abbatiale” van de abdij van Stavelot, die eigendom is van Regnier, wordt verkocht aan ene Loneux waarvan de dochter trouwt met Charles Montulet. De Montulet’s zullen een eeuw lang de hoeve bewonen met de daaraan verbonden taak van burgemeester van Vieuxville.
Ook in 1853: Célestin Paulis (54 j) huwt Anne-Joseph Fagnoul (20 j) uit Izier. Anne-Joseph komt bij in het linkerdeel van het huis Pondant wonen. Langs vaders kant, Jean Pierre Fagnoul (°1774), is Anne-Joseph afkomstig uit My en Ville, langs moeders kant, Marie Jeanne Louette (°1803), uit My en Ernonheid. Ze is 34 jaar jonger dan Célestin Paulis.
Anne-Joseph Fagnoul (“de grootmoeder”)
De volgende 9 jaren worden er 5 kinderen Paulis geboren: Pauline (1855), Mélanie (1856), Joseph (1857), Edouard (1859) en Célestin (1862). In 1862 overlijdt vader Célestin Paulis op 63-jarige leeftijd. Anne-Joseph is er dan 29. Ze hertrouwt het volgende jaar met de 54-jarige Jean Joseph Jacquet uit Vieuxville. De volgende 10 jaar worden er 5 kinderen Jacquet geboren: Charles, Jules, Florentine, Arthur en Marie.
Ergens rond 1750
1800
1850
1860
1900
1950
2000
In de “grotte de Geneviève”, boven de weg naar Palogne, wonen “Mott” en Josephine met hun twee zoontjes. Voor de grot is een muur gebouwd met een deur en een venster in. Binnenin is de rotswand wit gekalkt. Het is er kurkdroog en warm in de winter…
Tussen Vieuxville en Logne woont Paul Xhignesse, de “cordonnier”, in zijn schamele hut.
1750
1800
1850
1866
1900
1950
2000
1866: De spoorlijn Jemelle – Luik (de “Ourthelijn”) wordt in gebruik genomen. Het deel van de spoorlijn langs en door Vieuxville heeft de ingenieurs veel kopbrekers bezorgd. Tussen de sluis en Palogne werd een verhoogd talud aangelegd. Daarvoor diende de bedding van de Ourthe over een lengte van 500m enkele tientallen meter verschoven te worden. Door een 450m lange tunnel kan de spoorlijn dan rechtlijnig van Palogne naar Sy verder lopen. In Sy werden 2 grote metalen spoorbruggen over de Ourthe gebouwd met daar tussen een verhoogd talud met een stopplaats. Samen met de aanleg van de nieuwe weg uit Vieuxville maakt de nieuwe spoorweg van Sy een bijna onherkenbaar nieuw dorp.
1750
1800
1850
1868
1900
1950
2000
1868: Weduwe Marie Dave, 2de echtgenote van Denis Célestin Paulis, had het erfenisgeld van haar echtgenoot belegd in de aankoop van de herberg van Vieuxville. Op 29 juli 1868 verkoopt ze dit mooie gebouwencomplex voor 12.000 frs aan de gemeente Vieuxville, die het geheel laat verbouwen tot gemeentehuis, gemeenteschool, onderwijzerswoning en pastoorswoning.
1750
1800
1850
1873
1900
1950
2000
1873: In het huis Pondant wordt het 10de en laatste kind van Anne-Joseph Fagnoul geboren, Marie Jacquet. Het dochtertje sterft echter al na 2 maand. Hoe verloopt het ondertussen de andere kinderen?
1. Pauline Paulis (°1855) trouwt in 1876 met Joseph Pasquasy uit Logne. Ze vestigen zich in de oude hoeve naast de Lembrée in Logne. Ze zullen tussen 1877 en 1891 5 kinderen krijgen. François en Joseph huwen en verlaten Logne. Ernest, Leonie en Florentine zullen thuis blijven en de ouderlijke boederij verderzetten. Florentine zal op latere leeftijd nog trouwen en in Ferrières gaan wonen. Moeder Pauline zal in 1898 sterven, ze is dan pas 42 jaar. 2. Melanie Paulis (°1856) zal aanvankelijk thuis mee voor het huishouden zorgen en op 34jarige leeftijd huwen met Albert Alexandre van op de Aisne. Daarover verder meer. 3. Joseph Paulis (°1857) trouwt op zijn 35 jaar met Marie Donneaux. Ze gaan wonen op de hoek van de Truchette en de grote baan en zullen 4 kinderen op de wereld zetten: Julia, Clémence, Elisa en Ulrich. Vader Joseph is eerst handelsreiziger en werkt daarna bij een aannemer maar hij overlijdt in 1907 en laat een weduwe (“tante Marie”) en 4 jonge kinderen achter. Drie kinderen huwen, Lisa blijft ongehuwd bij haar moeder wonen en zal vele jaren aan de overzijde van de grote baan de kruidenierswinkel open houden. “tante Marie” met man Joseph en kinderen
4. Edouard Paulis (°1859) huwt Adèle Perpète uit Sy. Ze wonen enige tijd in de “Vieux Moulin” naast het huis Pondant. Edouard werkt dan aan het onderhoud van de Ourthe. Daarna verhuizen ze naar Ferrières, waar zoon Raymond Paulis geboren wordt. Edouard wordt 71 jaar, Adèle 82 jaar oud. 5. Célestin Paulis (°1862) huwt Elisa Widar en gaat in Luik wonen. Een greep uit zijn talloze bezigheden: politieagent, koper & verkoper, schilder, fietshersteller, verkoper van huizen. En hij noemt zichzelf ook architect.
6. Charles Jacquet (°1864) sterft na 3 jaar. 7. Jules Jacquet (°1866) huwt 3 maal en zal in Luik wonen. Uit het eerste huwelijk heeft hij 1 dochter, Germaine, die zal huwen met Raymond Hoën (“Raymond van de Congo”). 8. Florentine Jacquet (°1868) vat op haar 20ste na een feest een kou en overlijdt korte tijd later. Ze wordt op het kerkhof van Vieuxville begraven op de plaats waar later het familiegraf Paulis – Alexandre komt. Haar naam staat daarom ook op dat graf vermeld.
Op het kerkhof van Vieuxville symboliseert de afgebroken stenen zuil het veel te vroeg afgebroken leven van Florentine Jacquet (1868-1888)
9. Arthur Jacquet (°1871) huwt Maria Polmans. Hij zal in Luik aan het spoor en aan de tram werken en daarna ook bij Cockerill. Hij is de “Nonkel Arthur” waarvan Florentine Paulis, dochter van Mélanie, na het overlijden van haar moeder veel steun zal krijgen. 10. Marie Jacquet (°1873) tenslotte, is het meisje dat maar amper 2 maand zal leven.
het geboortehuis van Nicolas Joseph Pasquasy in Logne (de “kleermakers” zijn zijn neven Victor en Gregoire Pasquasy)
vooraan de oude hoeve Nicolas Pasquasy & Pauline Paulis (met daarachter de voormalige “tiendenschuur”)
Edouard Paulis (links) & Adèle Perpète (rechts) aan de Ourthe
1750
1800
1850
1876
1900
1950
2000
1876: De oude Romaanse kerk van Vieuxville verkeert in zeer slechte staat. In de meeste gemeenten in de streek werd reeds een nieuwe kerk gebouwd. De Koninklijke Commissie voor Monumentenzorg wil, gezien de grote historische waarde, dat Vieuxville zijn oude kerk restaureert. Maar Vieuxville heeft geen geld en kan niet voldoende subsidies krijgen. Na een polemiek die 13 jaar duurt, wordt uiteindelijk in 1889 toch beslist van een nieuwe kerk te bouwen en de oude grotendeels af te breken. De toren van de Romaanse kerk was al in 1665 ingestort, de zijbeuken waren ook reeds verdwenen. In 1876 bestond de kerk alleen nog uit de middenbeuk en het koor. In 1889 werd beslist van de bouwvallige middenbeuk ook af te breken en alleen het koor te bewaren als kerkhof-kapel. Met de stenen van de afgebroken kerk zou een kerkhofmuur gebouwd worden.
voor 1893
na 1893
1750
1800
1850
1880
1900
1950
2000
1880: Een circulaire van de provincie-gouverneur verplicht elke gemeente de schrijfwijze van de gemeentenaam eenduidig vast te leggen. In Vieuxville wordt gekozen tussen Vieuville, Vieux-Ville en Vieuxville. De laatste naam haalt het. In veel gemeentenamen uit de streek rond Vieuxville komt een “aangeblazen h” voor. In het Prinsbisdom Luik werd die klank als “xh” geschreven: Pouxhon, Xharzé, Ernonxheid, Grand Trixhe, … Alleen de gemeenteraden van Xhoris en Xhignesse besluiten die schrijfwijze als officiëel te blijven gebruiken, bij de andere gemeenten verdwijnt ze.
Maar een nationale wet uit die tijd veroorzaakt veel meer ophef! In Vieuxville zal 3 jaar lang een heuse “schoolstrijd” woeden! De Belgische Liberale regering stemt in 1879 de “Organieke Wet op het Lager Onderwijs” waarbij het elke gemeente verplicht wordt van minstens één “officiële” school te onderhouden en verboden wordt de “vrije” (lees “Katholieke”) school te subsidiëren. Die vrije school is in kleine dorpen meestal de gemeenteschool.
Het grootste deel van de inwoners van Vieuxville eist tegen september 1884 de oprichting van een officiële school. De gemeenteraad blijft (onder druk van de pastoor) erg weigerachtig. De bevolking zal daarop zelf een schoolgebouwtje optrekken voor de officiële school op een weide tussen de Truchette en de brug over de Lembrée. Onderwijzer wordt Antoine Gilsonnet (zoon van Rosalie Paulis, kleinzoon van Denis Célestin Paulis). Bij het begin van het schooljaar telt de nieuwe officiële school 37 leerlingen. Onderwijzer Hubert Coulée in de Katholieke school heeft nog 6 leerlingen (de Verdin’s en de Xhignesse’s…). Donderpreken van de pastoor, verhitte discussies in de gemeenteraad en onder de inwoners van Vieuxville! Twee jaar later koopt een snuggere tegenstander van de officiële school de weide waarop die school gevestigd is en beveelt de afbraak van het gebouw op “zijn” grond. Daarmee is de strijd gestreden. In september 1887 zitten alle leerlingen terug braaf in de gemeenteschool (nu bij meester Petitjean) alsof het nooit anders geweest is. 25 jaar later zal Maurille Fanon (een schoonzoon van Antoine Gilsonnet) de fakkel voor de volgende 44 jaar als onderwijzer in de gemeenteschool overnemen. De Liberalen lijden in 1884 een zware verkiezings-nederlaag. De organieke wet wordt opgeborgen tot 1950 voor de volgende schoolstrijd…
1750
1800
1850
1880
1900
1950
2000
En ook in 1880 komt in Vieuxville ene Henri Grignet met echtgenote Rosalie Alexandre en hun 5 kinderen (Céline, Stéphanie, Laure, Louise en Moïse) wonen. De vorige 11 jaar was Henri jachtopziener bij het kasteel “Les Rochettes” in Izier en woonde de familie daar op het kasteeldomein. Nu gaat hij als knecht werken op de hoeve van Petit Bomal en zoekt daarom een woning in de buurt: een “daglonershuis” waar moeder Rosalie voor een koe, een paar kippen en een groentenveld kan zorgen. Langs de grote baan in Vieuxville is het laatste huis richting Bomal (1870 gebouwd) vrij en dat wordt hun keuze. Enig nadeel is dat het huis vrij klein is voor de familie met 5 kinderen. In 1881 komt daar nog een zoon Alexandre Grignet bij. Ze zullen dan ook na verloop van tijd naar een grotere vrije woning in de Ravet verhuizen maar nu wonen ze dus aan de grote baan.
Petit Bomal
Henri Grignet is in 1836 geboren en opgegroeid in Heyd in de Aisnevallei. In 1869 trouwt hij met Rosalie Alexandre (°1835) uit Heyd. Rosalie is dochter uit de familie Alexandre die oorspronkelijk uit La Forge (Mormont) stamt. Na het huwelijk gaan ze dus in Izier wonen. Charles Alexandre, geboren in Brussel in 1761, komt in 1805 in opdracht van de Franse overheid naar de streek van Erezée. Hij wordt er adviseur van de gemeentebesturen voor de toepassing van de nieuwe “Code Napoleon” en administratie. Hij huwt Marie Marguerite Collard uit Mormont en vestigt er zich in het woonhuis aan de Fourneau de La Forge. Ze hebben er 2 zonen en een dochter die opgroeien in la Forge. De oudste zoon, Louis Joseph Alexandre (°1807), zal in de voetsporen van zijn vader een overheidsfunctie bekleden (“receveur de l’état”) en met zijn echtgenote en 2 zonen het huis in la Forge blijven bewonen. De jongste zoon, Marcellin Alexandre (°1809), huwt in 1831 Marie Davin uit buurgemeente Aisne en zal met haar in de gemeente Aisne gaan wonen. Marcellin wordt onderwijzer, inspecteur van het basisonderwijs en gemeentesecretaris maar hij wordt in de grote omgeving vooral bekend als “Maître Alexandre”, de “légiste”: een soort advocaat en vrederechter. Marcellin heeft met Marie Davin tussen 1832 en 1845 acht kinderen. In 1846 sterft Marie. Drie jaar later hertrouwt hij met Marie Cathérine Laurent uit Heyd en gaat met haar in Heyd wonen. Met Marie Cathérine heeft Marcellin tussen 1850 en 1861 nog zes kinderen waarvan er 4 heel jong sterven.
Het allereerste kind van Maître Marcellin Alexandre en Marie Davin is dochter Marie Marguerite Alexandre, geboren te Aisne in 1832. Als Marie Marguerite achteraan de 20 is, verlooft ze zich maar de verloving springt voor het geplande huwelijk af. Als ongehuwde moeder heeft ze wel een zoon: Albert Alexandre. Albert wordt in 1861 in het overgrootvadershuis te la Forge bij zijn nonkel en tante geboren, zo staat er althans op zijn geboorteakte te Mormont, maar hij groeit op te Aisne. Als grootvader Marcellin Alexandre bij zijn tweede huwelijk naar Heyd verhuist, gaan Marie Marguerite en Albert mee. Rond 1880 vervult Albert Alexandre (18 jaar) zijn legerdienst in Luik. Hij is er secretaris bij één van de officieren, administratief werk dus. Daarna verblijft hij terug bij zijn moeder in Heyd en zoekt er maar vindt niet onmiddellijk geschikt werk.
Albert Alexandre
Moeder Marie Marguerite Alexandre heeft een hele reeks jongere broers en zussen. Drie jaar jonger dan zijzelf is zus Rosalie Alexandre. En dat is dé Rosalie Alexandre die met Henri Grignet getrouwd is, een hele tijd met hem in Izier gewoond heeft en dan naar Vieuxville is gaan wonen.
1881-82: Marie Marguerite Alexandre uit Heyd, oudste dochter van Maître Alexandre, komt al eens op bezoek bij haar zus Rosalie Alexandre die met echtgenoot en kinderen in Vieuxville woont. Haar zoon Albert Alexandre (19-20 jaar) vergezelt haar soms. Albert is op zoek naar werk. Zijn tante Rosalie stelt hem voor om bij haar te komen werken. Er is heel wat werk op de kleine boerderij Grignet, te veel voor Rosalie alleen, en Henri Grignet werkt lange dagen op de hoeve van Petit Bomal. En zo komt Albert Alexandre bij zijn tante in Vieuxville wonen en werken.
1750
1800
1850
1883
1900
1950
2000
1883: Albert Alexandre (22 jaar) woont dus te Vieuxville bij zijn tante Rosalie in de hoeve Grignet aan de grote baan. 500m daar vandaan woont Mélanie Paulis (27 jaar) nog altijd in het huis Pondant bij haar moeder Anne-Joseph Fagnoul. In Vieuxville ontmoet het vuur uit de Fourneau de La Forge (Mormont) het water uit de Moulin de Bosson (Ernonheid) en het komt tot een verloving. Albert Alexandre gaat trouwen met Mélanie Paulis. 1885: noch Albert, noch Mélanie heeft echter geld voor een huishouden. Voor ze trouwen, gaan ze eerst geld verdienen. Leopold II heeft op de conferentie van Berlijn in februari 1885 Congo als privébezit toegewezen gekregen. Hij richt in zijn Congo-Vrijstaat een administratieve structuur op en een ordedienst, de “Force Publique”, een koloniaal leger met blanke officieren. Albert heeft wellicht in de krant de oproep van Leopold II gezien. Die zoekt Belgische onderofficieren, die in Congo als officier de inlandse troepen zullen leiden. Om de nodige mensen aan te trekken, is de verloning er relatief hoog. Albert beslist om voor de voorgestelde termijn van 4 jaar naar Congo te trekken. Op 18 oktober 1886 vertrekt hij vanuit Antwerpen naar Congo waar hij in de havenstad Boma werkzaam zal zijn in het “Régiment d’administration”. Mélanie solliciteert ondertussen bij het gemeentebestuur voor de job van “maîtresse de couture” in de school van Vieuxville en met succes want op 7 juni 1887 wordt ze aangesteld.
1750
1800
1850
1889
1900
1950
2000
3 Na 3 jaar zit Albert’s eerste “term” van 3 jaar in Congo er op en heeft hij recht op een betaalde reis naar huis en een half jaar vrij. Begin september 1889 komt hij aan in België.
1889: Albert komt in september terug aan in Vieuxville bij zijn Mélanie. Ze besluiten niet langer te wachten met trouwen en de trouwdatum wordt vastgelegd op 2 januari 1890, een kleine vier maand later. In principe moet Albert het vierde jaar van zijn contract in Congo nog uitvoeren maar het feit van te huwen is een vastgelegde reden om het contract te stoppen.
1750
1800
1850
1890
1900
1950
2000
2 januari 1890: huwelijk van Mélanie Paulis met Albert Alexandre in de oude Romaanse kerk te Vieuxville. Albert en Mélanie huren het huisje van Petit achteraan rechts in de Truchette. Ze
beleven er een gelukkige tijd. Ze leven van het inkomen van Mélanie en het spaargeld van Albert.
Op 9 december 1890 wordt dochtertje Florentine Alexandre geboren. “Flore” wordt ze genoemd. Eerst laat moeder Mélanie haar leerlingen naar de Truchette komen, na een paar maand gaar Florentine in de kinderwagen mee naar de klas.
Albert heeft het moeilijk om een passende job te vinden. Na een aantal tegenslagen, zoekt hij zijn vroegere chef op van tijdens zijn legerdienst in Luik. De man is ondertussen Kolonel Commandant van het 5° regiment Artillerie, gelegerd in het Nationaal Réduit in Antwerpen. Albert vraagt hem om te bemiddelen bij het zoeken van een job binnen het leger. De kolonel biedt Albert onmiddellijk aan om bij hem in Antwerpen als secretaris te komen werken. Albert kan beginnen als Sergeant-Chef met snelle doorgroei naar Adjudant, de hoogste graad binnen de onderofficieren.
1750
1800
1850
1892
1900
1950
2000
Albert aanvaardt de job en op 22 april 1892 verlaten Albert (31 jaar), Mélanie (36 jaar) en Florentine (2 jaar) Vieuxville op weg naar Antwerpen.
1750
1800
1850
1893
1900
1950
2000
1893: Het schip van de Romaanse kerk van Vieuxville wordt gesloopt. Met de stenen wordt een nieuwe kerkhofmuur gebouwd. Het koor blijft bewaard als kerkhofkapel. De nieuwe bakstenen kerk, tegenover de school, wordt in gebruik genomen.
Eén van de laatste plechtigheden in de oude kerk is de begrafenis van Mélanie Paulis. Mélanie is op 16 mei 1893 in Antwerpen overleden, amper 37 jaar oud. Ze wordt op het kerkhof van Vieuxville begraven juist naast Florentine Jacquet († 1888).
De stenen zuil van Florentine Jacquet met daarnaast het houten kruis van Mélanie Paulis. Achteraan tegen de kerkhofmuur staat Anne-Joseph Fagnoul, de moeder van Mélanie.
Albert zal in Antwerpen snel hertrouwen. Florentine’s jongste oom, Arthur Jacquet (dan 22 jaar oud), gaat regelmatig op bezoek in Antwerpen en brengt de kleine Flore dan voor enkele weken mee naar haar grootmoeder Anne-Joseph Fagnoul in Vieuxville.
Florentine met haar oom Arthur rond 1895… en 40 jaar later…
Florentine groeit tot haar 6 jaar dus vooral op in het huis Pondant dat ze later het “grootmoedershuis” zal noemen, een naam die de volgende generaties hebben overgenomen. Albert Alexandre komt ook regelmatig naar Vieuxville en logeert dan telkens in Logne bij Leonie en Ernest Pasquasy. Maar…
1750
1800
1850
1897
1900
1950
2000
… in 1897 overlijdt grootmoeder Anne-Joseph Fagnoul, 64 jaar oud.
A NOTRE MERE REGRETTEE LES FAMILLES PAULIS ET JACQUET VIEUX-VILLE LE 2 JUILLET 1897 Het graf van Anne-Joseph Fagnoul op de plaats waar een paar jaar eerder de middenbeuk van de Romaanse kerk nog stond.
Het huis Pondant zal verkocht worden want Joseph Pasquasy en Pauline Paulis vragen hun erfdeel in geld. Het oude huis Pasquasy aan de Lembrée is erg vervallen en ze willen een nieuw huis bouwen.
Links het nieuwe huis Pasquasy. Het oude huis (rechts) zal nog lang als stal en schuur dienst blijven doen.
Het nieuwe huis wordt gebouwd met stenen die rechts van de weg naar Palogne, tegenover de waterval, uit de rots worden gekapt.
Het “Huis Pondant" wordt verkocht aan ene Mr. Van den Hoven uit Luik die het verhuurt aan een familie Gabriël. Later wordt het doorverkocht aan ene A. Rijcke, gepensioneerd kolonel bij het leger. In 1955 zal diens zoon, een oorlogsinvalide, er komen wonen. Deze zoon rijdt veel rond in Vieuxville en Logne in een grote open Amerikaanse auto. 1750
1800
1850
1897
1900
1950
2000
En ook in 1897: de familie Dupont installeert zich in het kasteeltje van Palogne, haar nieuwe zomerresidentie. Weduwe Laure Wibin-Gillard, een dochter van het Château de My, heeft het kasteeltje laten bouwen op de gronden van Palogne die zij van haar moeder geërfd heeft. Haar zoon Auguste Dupont (1864-1935) en haar schoonzoon Albert Lecointe (1852-1914) ondernemen een grondige studie van de ruïnes van de burcht op hun grondgebied: ze bestuderen en ontcijferen de ruïnes en hun geschiedenis, laten het puin uit 1521 uitgraven en opruimen, maken een plan op, verrichten archeologisch onderzoek en determineren de gevonden voorwerpen, restaureren muren waar nodig, nemen foto’s, schrijven een brochure, construeren een maquette, organiseren publieke bezoeken… Auguste Dupont is doctor in de rechten, advocaat en wordt hoofd van de Balie in Antwerpen. Buiten het zomerseizoen verblijft de familie dan ook in Antwerpen. Albert Lecointe is adjudantmajoor bij de Génie en hoofd van de technische dienst van de Marine. Beiden hebben een grote kennis van de middeleeuwse militaire architectuur. Auguste Dupont en echtgenote Isabelle Stoumon hebben in die periode 3 kinderen: dochter Isabelle die later Marcel Walckiers de Vlieringhe huwt, zoon Auguste die in de voetsporen van zijn vader advocaat zal worden te Antwerpen en dochter Jeanne die François Vincentelli (ook advocaat te Antwerpen) zal huwen.
1750
1800
1850
1907 1900
1950
2000
1907: Aan de voet van de ruïnes laat August Dupont een huis bouwen voor de gids die de publieke rondleidingen verzorgt met het café “Concierge des Ruines”. Gids is Jean Baudhuin van My.
In 1917 koopt Joseph Verdin het huis. Hij huwt Victorine Dal en zal van1918 tot 1948 gids spelen op de ruïnes. Hij bouwt het huis verder uit: in 1926 een garage met werkplaats boven, die in 1947 een feestzaal wordt. Zijn dochter Germaine Verdin, gehuwd met Joseph Lecarte van Izier, laat in 1950 het huis verder optrekken en achteraan vergroten tot het “Hotel des Ruines de Logne”. Gids wordt vanaf 1952 Marcel Fréson.
“Chic volk” op de ruïnes rond 1900 …
Leonie en Ernest Pasquasy
En ook in 1907: terwijl het café “Concierge des Ruines” in gebruik wordt genomen, logeert in het naburige huis Pasquasy bij Ernest en Leonie hun oom Albert Alexandre. Thérèse Paquot, Albert’s tweede vrouw, is in Antwerpen gestorven en Albert verblijft nu een tijdje in Logne. Bij Sophie Breulheid, die in de Ravet achter de bron woont, logeert een nichtje van haar uit Jemelle: Hortense Gaspard. Wanneer de 46-jarige Albert Alexandre eens op bezoek gaat bij Sophie Breulheid, springt de vonk met 29-jarige Hortense Gaspard meteen over. Nog hetzelfde jaar zijn Albert en Hortense getrouwd en wonen ze in Fortje 6 in Antwerpen.
Albert en Hortense
Meteen de laatste keer dat Albert Alexandre in Vieuxville gezien wordt. Hij zal met Hortense nog twee zoontjes krijgen: Marcellin en Albert. In 1913 wordt hij ziek en verblijft enige tijd in het militair hospitaal in Beverlo en in 1914 verhuist hij naar Jemelle, waar hij in 1918 sterft.
1750
1800
1850
1900
1913
1950
2000
1913: overstroming van de Lembrée. De aanhoudende zware regenval heeft van de velden hooi meegevoerd dat ter hoogte van Malacord een dam heeft gevormd. Achter de dam is een grote hoeveelheid water opgestuwd. Wanneer de hooi-dam het plots begeeft, stort er een vloedgolf door het dal van de Lembrée. In Logne stijgt in de laagstgelegen huizen het water tot 1m hoog. De hele vallei is één kolkende stroom. Op 21 december 1952 zal er weer een gelijkaardige overstroming plaatsvinden in de Ravet en in Logne als een uitzonderlijk grote hoeveelheid sneeuw rond Werbomont op korte tijd smelt. En op 26 juni 1953 verandert, door een eindeloze wolkbreuk, het rustige riviertje “la Lembrée” weer in een woeste, vallei-vullende stroom. Hele bomen worden meegesleurd. Overal ontstaan diepe putten. Het huis nr 42 ligt beschut tegen de hardste stroming door de buurhuizen, daar blijft de schade beperkt. Twee jaar op rij een zware overstroming: de mensen stellen zich vragen. Er worden verschillende theorieën uitgedacht…
1750
1800
1850
1900
1920
1950
2000
Vanaf 1920 voeren enkele grote fabrieken in het Antwerpse enkele dagen vakantie in. Autofabrikant Minerva was de eerste die dit recht toekende, snel gevolgd door andere fabrieken zoals Gevaert, Bell en de diamantsector. Andere fabrieken volgen heel geleidelijk.
Na de eerste wereldoorlog verschijnen er toeristen in Vieuxville. Aanvankelijk vooral begoede mensen. Het zijn er weinig en na de grote crash van 1929 daalt hun aantal zelfs nog. Eerst na 1945 zal het toerisme in Vieuxville beduidend toenemen. Met de toeristen verschijnen ook de postkaarten. De vele kaarten van toen herinneren ons nu nog aan die tijd. In de Ravet wordt hotel “Belle Vue” gebouwd door Culot. Het hotel zal een aantal maal worden verkocht (in 1945 aan Piette, in 1951 aan Bastin, in 1954 aan Marsin) maar echt goed draaien doet het nooit. In 1946 start een firma uit Barvaux er een wekelijkse filmvertoning maar het blijft bij 1 week.
In de “Vieux Moulin” begint in 1946 de familie Barbette een familiepension. In 1952 zal Piette van Durbuy het huis kopen en heropenen als een restaurant. Victor Pasquasy ontvangt in Logne vanaf 1950 pensiongasten in wat het “Pension Pasquasy” zal worden.
Aan de overkant van de vallei koopt Joseph Verdin in 1917 het café “Concierge des Ruines” en houdt er in de zomer ook een herberg voor enkele gasten. Zijn dochter Germaine zal het huis vergroten en er rond 1950 het “Hotel des Ruines de Logne” beginnen. In 1924 koopt Gustave Pauwels de gebouwen van de “Moulin de Logne” van de familie Xhignesse. Hij verbouwt het geheel tot het “Hotel de la Lambrée”. Het oudste hotel van Vieuxville dus. Rond 1950 zal Piette van de “Bellevue” in de Ravet het overnemen.
Ook in de hoeve van Palogne worden door de Lawarées enkele kamers voor gasten verhuurd en kan je eten in het restaurant.
1750
1800
1850
1900
1924
1950
2000
1924: In Vieuxville worden 2 fietsers gezien: Florentine Alexandre (34 jaar) en Leunis Barentsen (40 jaar). Florentine, dochter van Mélanie Paulis en Albert Alexandre, is na 27 jaar terug in haar geboortedorp. Ze logeren een paar dagen in Logne bij Ernest en Leonie Pasquasy, neef en nicht van Florentine.
Florentine is in 1892 als 2-jarige met haar ouders naar Antwerpen (fortje 6) verhuisd. Na de vroege dood van haar moeder Mélanie, verblijft ze tot haar 6 jaar regelmatig bij grootmoeder Fagnoul in Vieuxville. Daarna blijft ze bij haar vader en eerste stiefmoeder Thérèse Paquot en tweede stiefmoeder Hortense Gaspard in Antwerpen wonen. 17 tot 20 jaar oud, verblijft ze 3 jaar in pensionaat te Brugge en wordt daar in de normaalschool onderwijzeres. Daarna verblijft ze nog 2 jaar te Luik voor de opleiding tot regentes. In 1912 (22 jaar oud) wordt ze onderwijzeres op het Kiel. Twee jaar later verhuizen haar vader en stiefmoeder naar Jemelle en verlaat Florentine fortje 6 om zelfstandig op het Kiel te gaan wonen. Florentine leert de 6 jaar oudere Zeeuwse immigrant Leunis Barentsen kennen, die al een viertal jaar op de administratie van de Minerva-fabriek werkt en daarvoor ook op het Kiel is komen wonen. In augustus 1914 huwen ze en 9 jaar later lopen er in Antwerpen 4 jonge Barentsen-Alexandre’s rond: Albert, Suze, Leo en Mela. Ze hebben ondertussen ook een eigen huis in de De Bosschaertstraat gekocht. Florentine’s geluk is bijna volledig maar toch schrijft ze in haar dagboek “Wat is het toch dat mijn hart zo doet verlangen naar het land van de rotsen en de stille natuur?". Die roep naar het verre Vieuxville uit haar prille jeugd… In 1924 wordt de beslissing genomen: ze gaan op onderzoek naar Vieuxville met het oog op het verwerven van een huisje daar. De drie jongste kinderen blijven in Antwerpen, Albert gaat mee met de trein tot Jemelle en blijft daar logeren bij zijn stiefgrootmoeder en zijn nonkels Marcellin en Albert Alexandre, een generatie verschil maar ongeveer dezelfde leeftijd. Florentine en Leunis trekken dan met de fiets verder door de Ourthe- en Aisnestreek en komen aan te Vieuxville… Ze logeren een paar dagen in Logne bij Ernest en Leonie Pasquasy, neef en nicht van Florentine.
Aan Ernest wordt gevraagd van uit te kijken of er een geschikt huis te koop komt en van hen daarvan te verwittigen. 1750
1800
1850
1900
1925
1950
En zo kopen Florentine en Leunis een klein jaar later het “huis Roland” te Logne.
2000
Het “daglonershuisje” bestaat dan uit (links) het woongedeelte en (rechts) de schuur. Het woongedeelte bestaat uit een woonkamer en een keuken met een trap naar de eerste verdieping. Op die verdieping vooraan een slaapkamertje voor de ouders en achteraan slaapruimte voor de kinderen. De schuur heeft een deur aan de wegkant. Binnenin een verhoogd gedeelte waaronder zich een klein keldertje bevindt en op dat verhoogd niveau een kleine toegangsopening voor de kippen. Op de foto hiernaast is die opening duidelijk zichtbaar met buiten een kippenladdertje er naar toe. Boven heeft de schuur een luik vooraan en een luik aan de rotskant. 2 schetsen (gemaakt door Leunis) van de indeling van het huis zoals ze het in 1925 kochten:
Met Pinksteren 1925 wordt aan timmerman Jozef Longueville de opdracht gegeven om het huis bewoonbaar te maken: een nieuw dakgebinte (met behoud van de oude dakpannen), de schuur ophogen (om de kelder te behouden) en ombouwen tot woonkamer met venster en met een slaapkamer boven, een trap, een zoldervloer boven de eetkamer en keuken, enz... Tegen de zomer 1925 kan het huis voor het eerst bewoond worden door de familie Barentsen-Alexandre en vanaf dan wordt er elke vakantie doorgebracht en een groot deel van het jaar is er wel altijd iemand van de familie in Logne.
Florentine – Mela – Omoe Suzanne Barentsen – Leo
Leo – Mela – Suze – Albert
Leo – Mela – Florentine – Leonie Pasquasy – buurjongen Neuville
Suze – Leo – Florentine – Mela – Albert
Suze – Mela – Leuis – Florentine – Albert
Florentine
Leunis
Albert zal, als één van zijn eerste werken als architect, een plan opmaken voor een verdere aanpassing van het huis. Zo wordt o.a. de gevel boven de grote slaapkamer opgetrokken.
Het “huis Roland” (Logne 42) wordt genoemd naar François Roland die er met zijn echtgenote Marie Collard en zoon Joseph woont. François werkt op de hoeve van Bomal. Hij heeft het huis ooit van Joseph Delgombe gekocht. Na de dood van François in 1921, verhuist Marie Collard naar Ampsin en verkoopt het huis in Logne aan Arthur Thiry. Arthur verhuurt het huis in 1921 aan een Madame Carolus met een paar dochters en een zoon. Ze leeft van het opzoeken en verkopen van geneeskrachtige kruiden. Van 1923 tot 1925 staat het leeg en wenst Arthur Thiry het huis terug te verkopen. Ernest Pasquasy verwittigt Florentine en Leunis maar vreest dat de prijs veel te hoog zal gaan, zeker gezien de vele kosten die er moeten gedaan worden. Florentine zoek Arthur Thiry onmiddellijk op. Er blijken meerdere gegadigden te zijn waaronder Ansiaux die het huis voor 10.000 frs wil kopen. Maar Ansiaux sterft. Florentine slaagt er dan in om met Thiry een verkoopsovereenkomst voor 7.500 frs te sluiten. Juist binnen hun budget. Als “chef-garde” bij de spoorwegen kan Thiry zonder kosten naar Antwerpen komen en hij gaat akkoord om de verkoop daar op een zondag te regelen. Florentine en Leunis kiezen voor Notaris Vekemans te Hoboken omdat die ook de aankoop van het huis in de De Bosschaertstraat 104 heeft geregeld. Op zondag 26 april 1925 wordt de aankoop van het huis in Logne daar in een akte vastgelegd. En de buren in 1925 ?
- Nummer 40 wordt bewoond door Hubert Collard met vrouw en 9 kinderen. In 1919 wordt het door zijn zoon Antoine verkocht aan de familie Mannaerts uit Luik. Florentine en Leunis zien er vanaf 1925 Alphonse Mannaerts met dochter Dolhen-Mannaerts en kleindochter Mariette (“Miëtte”) elk weekend doorbrengen. - Huis 41 wordt aanvankelijk bewoond door Noël Fourreau die volgens de dorpsbewoners “abnormaal maar ongevaarlijk” is. Bij diens dood wordt het verkocht aan Ansiaux, die het verhuurt aan ene Kaye, gehuwd met Maria Deum, een dochter van nummer 43. Daarna wordt het verhuurd aan Alphonse Neuville met Ernestine Bonboir en twee zonen. Deze erg vriendelijke Neuville’s zijn in 1925 de geburen van Florentine en Leunis. In 1932 verhuizen de Neuville’s naar de hoeve bij St Rahy en komt er kunstschilder José Wolff wonen. Twee jaar later gevolgd door Marcel Fréçon, die er tot 1946 woont. Rond 1950 wordt het huis dan gekocht door de familie Silberstein-Seret. - In 1806 was Joseph Detroux eigenaar van nummer 43. Hij verhuurt het huis aan Joseph Bernard en Ernestine Donneaux. In 1918 wordt het gekocht door Alphons Deum uit Aisne, die met zijn echtgenote Marie Leboutte in 1925 de gebuur van Flore en Leunis worden. Alphons is een erg norse en ruwe kerel. Hij en zijn vrouw geloven sterk in spoken, geesten en duivels. Hij verhuurt kamers aan toeristen. O.a. juffrouw Leers en juffrouw Brugmans, collega’s van school van Florentine, logeren er vooraleer ze een vakantieverblijf in Vieuxville vinden. In 1947 wordt het huis verkocht aan Joseph Dujardin en Germaine Ribonet.
familie Neuville, de rechter-buren
mr & mevr Deum, linker-buren
1750
1800
1850
1900
1930
1950
2000
1930: België 100 jaar onafhankelijk. Op 7 september trekt in Vieuxville een “Cortège Historique” van aan de kerk naar Palogne. De fanfare van Bomal (“Les Echos de l’Ourthe”) speelt de marsmuziek. Schilder Wolff en zakenman Van den Hoven (die in het huis Pondant woont) hebben de kostuums voor 10 groepen en de versiering van 4 praalwagens ontworpen. Alles is zo veel mogelijk in papier uitgevoerd. Alle inwoners van de gemeente nemen deel aan de optocht. Aan het kruispunt van de grote weg met de Ravet en in Logne tegenover Pasquasy wordt een vrijheidsboom geplant. Als de stoet in Palogne aankomt, begint het te regenen en alle papieren kleren en papieren versiersels worden op korte tijd herleid tot papierpulp. Het einde van de stoet dus.
1750
1800
1850
1900
1936
1950
2000
In 1936 wordt in Vieuxville het waterleidingsnet aangelegd. Tot nu toe haalde iedereen in Vieuxville en Logne water uit de Lembrée en droeg er zorg voor dat deze levensader niet vervuild werd. Nu wordt elk huis op de waterleiding aangesloten en wordt er in elke keuken een kraantje boven de gootsteen geplaatst waar zomaar helder water uit loopt. Moderne luxe!
1750
1800
1850
1900
1939
1950
2000
1939: Florentine en Leunis 25 jaar getrouwd.
1750
1800
1850
1900
1944 1950
2000
1944: Het was van bij de aankoop van het huis in Logne de bedoeling van Florentine Alexandre en Leunis Barentsen om er ook hun “oude dag” door te brengen. Leunis is nu 60 jaar en lijdt aan TBC. Omdat de Antwerpse stadslucht door de verbranding van kolen zo slecht is, wordt de verhuis naar de frisse lucht van Logne gepland. Florentine is 54 jaar en vervroegd gepensioneerd. Mei 1944 wordt een kleine vrachtwagen gehuurd en verhuizen Florentine en Leunis naar Logne. Ter hoogte van Luik krijgt Florentine een hersenbloeding. Ze ligt nog enkele dagen in een comateuze toestand in een hospitaal in Luik maar overlijdt op 23 mei 1944.
Op 26 mei 1944 wordt Florentine begraven op het kerkhof van Vieuxville, op de plaats waar haar moeder Mélanie Paulis 51 jaar eerder begraven werd en dus juist naast de zuil waar haar tante Florentine Jacquet begraven ligt.
Leunis keert terug naar het Kiel in Antwerpen. Een verblijf in Logne zou, gezien zijn ziektetoestand, wel beter zijn. Als eind 1944 het huis in de De Bosschaertstraat beschadigd wordt door de inslag van een Duitse V-bom verderop in de straat en tijdelijk onbewoonbaar blijkt, is de beste oplossing voor Leunis Barentsen van naar Logne te verhuizen. Maar helemaal alleen daar de lange winters gaan doorbrengen en zelf voor eten en was zorgen, dat ziet Leunis uiteraard niet zitten. Een zus van hem, Suzanne Barentsen (“tante Suze”), is gouvernante in Nederland en wil haar baan opgeven om bij Leunis in Logne te gaan wonen.
Winter 1944/45: Vieuxville is ontsnapt aan het oorlogsgeweld als het front van het Duitse Ardennenoffensief ter hoogte van Werbomont tot stilstand komt. De hele streek wordt wel overspoeld door Amerikaanse soldaten die in alle huizen gelogeerd worden. Zo vinden er van 6 tot 9 februari 1945 zo’n 40 Amerikanen onderdak in Logne 42 … Voorjaar 1945: Leunis en Suze vestigen zich te Logne. Leunis werkt er graag in de tuin en begint ook te schrijven aan een familiekroniek. Hij verricht veel opzoekwerk in het gemeentearchief van Vieuxville en stelt stambomen op van alle families die met Vieuxville verbonden zijn, hij beschrijft de geschiedenis van de huizen en hun bewoners, hij schrijft over de streek vroeger en nu, over het leven van onze voorouders in Vieuxville, hij schrijft het relaas en wedervaren van de familie Alexandre in het algemeen en van zijn vrouw Florentine in het bijzonder. Het “Boek van Leunis” (eigenlijk “boeken”) bevat dan ook een schat aan informatie over onze afstamming en voorgeschiedenis. Hij laat ook een boekentas vol nog-niet-verwerkte informatie na. Suze wordt “aangestoken” door deze schrijf-furie en stelt in haar eigen boek een geschiedenis en stamboom op van de afstamming Barentsen op Walcheren.
Leunis Barentsen
Suze Barentsen
Albert – Mela – Leunis – Suze – Suze – Leo
1750
1800
1850
1900
1948 1950
2000
1948: In Vieuxville wordt het elektriciteitsnet aangelegd. Alle huizen kunnen via luchtleidingen worden aangesloten. Elektriciteit is er in die jaren alleen voor verlichting. Eerst (1948) wordt de petroleumlamp (de “lampe Belge”) in de woonkamer en eetkamer en 4 jaar later (1952) de kandelaars in de slaapkamers vervangen door een elektrische lamp die zomaar via een schakelaar kan worden aangestoken. Een summum van comfort in die tijd! Het telefoonnet volgt snel. Als het huis in Logne aangesloten wordt op de telefooncentrale van Barvaux, betekent dit voor Leunis en Suze een beter contact met het thuisfront in Antwerpen. Maar gesprekken zijn vluchtig en gelukkig is de vele briefwisseling tussen familieleden in Logne en in Antwerpen uit de periode 1925-1950 bewaard gebleven. Die stapels brieven bevatten een schat aan familie-informatie over de tijd van toen…
1750
1800
1850
1900
1953 1950
2000
Op het kerkhof van Vieuxville, op de plaats waar Florentine Jacquet, Mélanie Paulis en Florentine Alexandre begraven werden, wordt een grafmonument opgericht.
1750
1800
1850
1900
1955
1950
Leunis overlijdt op 1 februari 1955 (70 jaar oud) en wordt bijgezet in het familiegraf.
2000
Stamboom familiegraf :
“Tante” Suze Barentsen verblijft na het overlijden van Leunis in de winter in Wemmel bij haar nicht en neef Suzanne en Bruno Pauwels-Barentsen. Tijdens de vakantieperiodes zet ze haar leven in Logne voort bij haar neef en nicht Albert en Els Barentsen-Janssen. Op 19 februari 1967 overlijdt ze en wordt als eerste aan de tweede zijde van het grafmonument begraven. Albert Barentsen, oudste zoon van Florentine en Leunis, neemt het huis van Logne over en met zijn echtgenote Els Janssen en kinderen Annemarie, Frank en Marleen, zullen ze er alle vakantiedagen doorbrengen.
Albert Barentsen met kinderen op de kar van Ernest Pasquasy
1750
1800
1850
1900
1950
1960- …
2000
de
Albert Barentsen laat de kerkhofkapel (koor van de 12 eeuwse de Romaanse kerk) restaureren en de 15 eeuwse muurschilderingen van onder dikke lagen kalk tevoorschijn halen, hij schrijft een boek over deze kerk en haar muurschilderingen, hij laat de hoektoren van de kasteelhoeve van Izier restaureren, geeft de aanzet tot het onderzoek van een Merovingisch grafveld aan de baan naar Sy, hij ontdekt de oude omwalling rond Vieuxville, tekent de ruïnes nauwkeurig op, bestudeert de oude burcht en organiseert er een oudheidkundig congres over, …
Albert geeft ook een hele reeks diavoordrachten om de inwoners van Vieuxville bewust te maken van de pracht van de natuur en de gebouwen in hun gemeente en van de belangrijke historische ontwikkelingen die zich in Logne en in de burcht hebben afgespeeld.
Op de ruïnes wordt, 60 jaar na Dupont, nog een zeer belangrijke vondst gedaan: een 80 meter diepe waterput die, na 20 jaar uitgraafwerk, prachtige voorwerpen en de onderdelen van de grote tredmolen, die boven de put stond, oplevert. Maar geleidelijk verandert Vieuxville … De jonge mensen vertrekken naar de stad of andere oorden, de ouderen verdwijnen. Vieuxville begint langzaam uit te sterven. De school heeft geen 25 à 30 leerlingen meer, nog slecht enkele. Uiteindelijk sluit de school. De “nieuwe” kerk heeft 100 jaar zijn rol vervuld. Nu daalt het aantal parochianen sterk. Dan is er geen pastoor meer en sluit de kerk. De gemeente wordt administratief bij Ferrières gevoegd. Het gemeentehuis van Vieuxville doet nog een tijd dienst als ontmoetingslokaal voor jeugd en voor ouderen. Dan zijn er geen jongeren en ouderen meer en sluit het gemeentehuis. Op het kerkhof wordt nog maar weinig begraven en de namen van de overledenen zijn meestal niet bekend in de gemeente. Eind jaren 60 koopt een Brusselse maatschappij de ruïnes en een groot deel van Palogne. Een paar wegen worden getrokken, een grote verkaveling moet volgen. Gelukkig gaat de maatschappij over kop. Dan koopt de provincie Luik de berg en de hoeve van Logne. In de jaren 70 verlaat Lawarée de hoeve van Palogne en de Montulet-Philliparts verlaten de grote hoeve van Vieuxville. De provincie Luik koopt ook deze twee gebouwen-complexen en laat ze restaureren tot een toeristische infrastructuur. De toelating voor een groot vakantiedorp met honderden huisjes boven op de weiden, kan door een petitie, opgesteld door Albert Barentsen, gelukkig nog worden tegengehouden. Maar geleidelijk worden toch alle huizen van Vieuxville verkocht aan vakantiegangers die vaak geen enkel respect opbrengen voor de streekeigen architectuur en gewoontes. Vieuxville is in zijn geheel geëvolueerd tot een vakantiedorp. En als er dan een totale kaalslag op grote schaal wordt uitgevoerd op de flanken van de Lembrée-vallei, blijven er van Logne uiteindelijk nog slechts nostalgische herinneringen over…
1750
1800
1850
1900
1950
1985
2000
Albert Barentsen (70 jaar) overlijdt op 19 december 1985 en wordt op kerstavond bij zijn moeder en vader in het familiegraf bijgezet. Zijn echtgenote Els Janssen zal in februari 2008 (89 jaar) bij hem worden begraven.
1750
1800
1850
1993: Het “huis Roland” te Logne wordt verkocht.
Frank Barentsen. mei 2014
1900
1950
1993
2000