Via Tessenderlandt portretten van oud-leerlingen
Via Tessenderlandt
1
Colofon
Via Tessenderlandt portretten van oud-leerlingen Via Tessenderlandt
2
Een uitgave van
Tessenderlandt mavo en voorbereidend mbo Van Riebeecklaan 2 4818EB Breda 076 521 93 52 www.tessenderlandt.nl
Fotografie Tekst Vormgeving Druk
Mabinte van de Belt Marieke Middelkoop Henk Huinen Offsetdrukkerij Accuraat
Tweede editie
januari 2010 - geheel herzien en uitgebreid
mavo en voorbereidend mbo
3
Inhoud
4
Inhoud
46
“Ik ben niet iemand die van negen tot vijf op een stoel kan zitten”
7
Een woord vooraf
52
"Ik werd automonteur, daar heb ik geen spijt van”
“Ik was helemaal niet dom, ik zou ze wel eens even wat laten zien!”
60
“Kijk mij nu, met mijn dyslexie: ik zit op het HBO”
“Ik heb het allemaal in de praktijk geleerd“
66
“Als mijn klanten tevreden de zaak uitgaan, ben ik ook tevreden. Daar doe ik het voor”
“Mijn meisjesdroom wordt nu werkelijkheid”
72
“Ik werk zelf hard en goed, dat motiveert mijn uitzendkrachten”
“Na de zomer ben ik aan de universtiteit van Eindhoven begonnen”
78
“Ik wilde altijd al in de zorg werken”
“Ik wilde toch echt schoonheidsspecialiste worden”
84
“Ik zit bij de leiding, organiseer van alles”
“Als je iets wil, en je steekt er energie in, dan lukt het je”
90
“Ik kreeg op Tessenderlandt mijn zelfvertrouwen weer terug”
Johan Michielsen, directeur
8
Corné Breure & Mark Schouwenaars
Jetty van Dijke
14
Hicham Chrifi
20
Bart Voermans
34
Bianca van der Steen
40
Bram de Kanter
4
Paul Burema
Essyl van Dijk
Irene en Eveline Bindels
28
Maaike van der Velde
Ali Pekmezci
Carmen Brosens
Kevin Coremans
Jet bij de Leij
5
Waaraan kan je het succes van een opleiding en het vervolg daarop beter afmeten dan aan het verhaal van een oud-leerling?
Een woord vooraf januari 2010
“Als je iets wil, en je steekt er energie in, dan lukt het je. Het hoeft echt niet langs de kortste weg. Als je je doel maar voor ogen houdt!” Bram
Aan het eind van ieder schooljaar nemen onze vierdejaars leerlingen hun diploma in ontvangst. Vier jaar lang waren ze leerling van Tessenderlandt, school voor mavo en voorbereidend mbo aan de Van Riebeecklaan in Breda. Op het moment dat ze hun handtekening zetten op dat felbegeerde diploma zijn ze oud-leerling. Oud-leerling van Tessenderlandt. Hoe voelt dat? Wat deden ze daarna? Wat zijn hun mogelijkheden? Wat hebben ze inmiddels bereikt? Hoe kijken ze terug op hun jaren op Tessenderlandt? Begin 2007 werd gestart met een serie interviews met een aantal oud-leerlingen. In dit boek vind je hun verhalen terug. Zij volgden op Tessenderlandt verschillende leerwegen en afdelingen. Na Tessenderlandt gingen zij ieder hun eigen weg. De gevolgde richtingen waren zeer divers. Een aantal zaken hebben ze echter gemeen: Ze denken met veel plezier terug aan hun schooltijd op Tessenderlandt. Het zijn allemaal doorzetters en ze zijn gelukkig met hun huidige positie. Een positie die ze bereikt hebben via onze school. Via Tessenderlandt. Ik ben trots op onze school. Trots op de mensen die er leren en werken. Als je de verhalen in dit boek leest zul je merken dat dat terecht is. Waaraan kan je het succes van een opleiding en het vervolg daarop beter afmeten dan aan het verhaal van een oud-leerling? Veel kijk- en leesplezier! Johan Michielsen, directeur
6
7
“Ik was helemaal niet dom, ik zou ze wel eens even wat laten zien!”
“Mijn docenten hebben me echt supergoed gesteund en ik heb het gehaald” Jetty van Dijke interview najaar 2009
Jetty van Dijke (20) studeerde drie jaar geleden (2005) af op Tessenderlandt (MAVO). Met het MBO-diploma Onderwijsassistent op zak, stapte ze afgelopen zomer over naar de Avans Hogeschool en volgt daar nu de HBO-opleiding Social Work MWD (maatschappelijk werk en dienstverlening). “Ik ben er met een omweg terechtgekomen” vertelt Jetty, “want toen ik in het laatste jaar van Tessenderlandt een vervolgopleiding moest kiezen, lag ik in het ziekenhuis. Samen met mijn vriendin Jolien koos ik voor de Rooi Pannen, richting toerisme. Ik moest iéts kiezen, maar eigenlijk was ik te ziek om er echt over na te denken. Ik was rond carnaval ziek geworden en pas tegen de meivakantie weer terug op school. Het was het laatste jaar, het examenjaar. Ik moest heel veel proefwerken inhalen, ik geloof dat ik wel drie proefwerken op een dag deed! Ik wilde per se examen doen in het eerste tijdvak. Omdat ik zo lang ziek was geweest mocht ik ook later examen doen, in het tweede tijdvak, maar dat leek me niks. Dan zou iedereen al geslaagd zijn en al vakantie hebben, alleen ik niet. Dan zou ik nog moeten studeren en in mijn eentje examen doen! 8
Ik heb doorgezet, mijn docenten hebben me echt supergoed gesteund en ik heb het gehaald. En best goed, gelukkig, want ik had me ook ingeschreven bij het Newman, om verder te kunnen gaan op de havo. Als je dat wil, moet je gemiddeld een zeven staan. Omdat ik misschien de havo zou gaan doen had ik op Tessenderlandt ook nog als extra vak natuur- en scheikunde gedaan. Maar uiteindelijk ging ik dus naar de Rooi Pannen. Eenmaal daar op school, bij toerisme, wist ik al snel dat het niets voor mij was. Ik kreeg verschillende talen! Ik, met mijn dyslexie! Nee, dat was de verkeerde keus. Ik heb het meteen met mijn mentor besproken, maar wilde toch het jaar afmaken. Ik wist, als ik nu ga werken, wil ik vast straks niet meer naar school. Dus ik bleef. Ik heb ook het certificaat gehaald. Ondertussen deed ik allerlei beroepstesten en er kwam steeds uit dat ik iets sociaals moest gaan doen. Toen zag mijn moeder in de krant een advertentie van Onderwijsinstituut Broers in Tilburg. Dat is een particuliere opleiding waar je versneld MBO-opleidingen kon doen in allerlei richtingen, op niveau 4. En omdat ik al zoveel tijd verloren had door die ziekte, 9
“Er zitten veel mensen in mijn klas die van het MBO komen, maar ook die VWO of Havo hebben gedaan. Je merkt het verschil in opleiding niet echt”
en daardoor ook nog de verkeerde keus had gemaakt, vonden mijn ouders het een goed idee om me bij dat instituut in twee jaar de opleiding tot onderwijsassistent te laten doen. Ik blij, want dat ging echt goed, dat paste veel beter bij mij dan toerisme. Ik ben er ‘cum laude’ geslaagd! Maar ik ben toch niet als onderwijsassistent gaan werken, ik wilde verder. Ik heb over de Pabo gedacht, maar tijdens mijn stage op een zwarte school in de Hoge Vucht, hier in Breda, heb ik kleuters ontmoet die thuis geen kleurtjes hebben, die niet weten wat een koe is, of een paard, die niet werden voorgelezen. Die een week lang hetzelfde shirtje binnenstebuiten aanhebben. Die dus gewoon verwaarloosd werden. Toen groeide bij mij het gevoel, ik wil niet met een klas werken, ik wil individueel helpen. Zo’n kind bijvoorbeeld. En dat kan, er zijn coaches die kinderen die dat nodig hebben individueel helpen, op school bijvoorbeeld, of met huiswerk. Daarom toch Social Work MWD, deze opleiding. Mijn droom is om een keer, als stage bijvoorbeeld, een tijdje naar Afrika te kunnen, om daar 10
kinderen te gaan helpen. Dat is al een oude droom, die heb ik al heel lang. Als je dat ziet op tv, daar is vaak helemaal niets, en hier hebben we zoveel. Hier hebben we het allemaal zo goed, en dat vinden we allemaal heel gewoon. Ik wil dat wel eens meemaken, kijken wat ik daar voor iemand kan betekenen. Maar ik wil er niet blijven, ik wil er niet gaan wonen. Hier valt ook nog genoeg te doen. Hier hebben mensen ook problemen... Ja, hoe komt dat zo. Misschien door mijn familie. Mijn vader geeft les aan verpleegkundigen, hij is leraar en mijn moeder is zelf verpleegkundige. Ze zitten allebei in de zorg, dat zit dan misschien daardoor al een beetje in me. Maar ik wil niet de medische kant op, prikken geven enzo, brrr, nee, dat zie ik mezelf niet doen. Ik ben net begonnen met mijn studie op Avans. Er zitten veel mensen in mijn klas die van het MBO komen, maar ook die VWO of Havo hebben gedaan. Dat is wel leuk, het maakt niet zoveel uit eigenlijk, je merkt het verschil in opleiding niet echt. Ik zit nu in het eerste blok. Dat betekent tien weken naar school, theorielessen, colleges. In blok 2 ga je naast school een dag per week
“Mijn zelfvertrouwen ging met twaalf verdiepingen tegelijk omhoog”
stage lopen. En in blok 3 kies je je studierichting. Je kunt bijvoorbeeld kiezen om bij het gevangeniswezen te gaan werken, daar mensen die vrijkomen te begeleiden om het gewone leven weer op te pakken. Of bij Jeugdzorg, jongeren helpen hun leven op de rails te krijgen. Of met gehandicapten. Of met oudere mensen, bijvoorbeeld in een bejaardentehuis. Tijdens je stage de mensen helpen met de computer om te gaan. Of ze leren hoe ze kunnen wii-en. Gebeurt echt hoor! Dat is natuurlijk geen beroep, dat is vrijwilligerswerk. Maar wel leuk, die oude mensen aan de gang te zien met die hippe spellen. Er zijn zóveel mogelijkheden. Op Tessenderlandt kwam ik binnen in het tweede jaar. Daarvoor zat ik op de Christoffel. In groep 7 van de basisschool was ik naar de Christoffel gegaan, want ik liep op school heel erg achter. Ik was behoorlijk dyslectisch, en daardoor heel onzeker geworden. Ik dacht dat ik niks kon, dat ik dom was. Op de Christoffel bloeide ik helemaal op. Mijn zelfvertrouwen ging met twaalf verdiepingen tegelijk omhoog. Ik was helemaal niet dom, ik zou ze wel eens even wat laten zien! Toen ik naar Tessenderlandt mocht, kwam ik op
kaderniveau binnen. Maar ik wilde de theoretische leerweg doen. Meneer van Dongen had vertrouwen in mij, mijn vader zat in de ouderraad, misschien heeft dat ook nog geholpen, dat weet ik niet, maar in ieder geval mocht ik in het derde jaar naar TG. Samen met Jolien Kienhorst, toen mijn beste vriendin, nu trouwens nog steeds. We zijn allebei met prima cijfers geslaagd. Ik weet nog dat we een speech hebben gehouden bij de diploma-uitreiking. We bespraken de verschillende kenmerken van al onze docenten. Dat was leuk. Meneer Scheffer had bijvoorbeeld toen hij boos was op de klas een keer gezegd: “Jullie bekijken het maar op je racefiets!” Daar hebben we zo om gelachen, we snapten er helemaal niets van. Hoezo op je race-fiets? Zulke dingen kwamen dan in de speech. Tessenderlandt was een leuke tijd. Dat voel je pas achteraf, dat is wel jammer. Als je op de middelbare school zit vind je alles van school stom, alle leraren zijn stom. Dat hoor je zo’n beetje te vinden, denk ik. Maar als je er af bent ontdek je wat een leuke tijd het eigenlijk was. Meneer van Dongen die een dochtertje kreeg, Isabelle, en dat we op kraambezoek mochten 11
“Als je er af bent ontdek je wat een leuke tijd het eigenlijk was”
komen. Mevrouw van Geel, gaf engels, een superjuf. Ze kwam mij in het ziekenhuis opzoeken met haar zoontje, want ik kon niet mee met de klas naar Engeland toen. Jammer, jammer, maar ze brachten wel een cadeautje voor me mee: een beertje. Meneer Kwekkeboom die ons altijd bij onze achternaam noemde, hij noemde Jolien trouwens een keer mevrouw Pollepel, hebben we ook nog lang lol om gehad, maar we snappen nog steeds niet waar dat op sloeg. Hij zei ook: “ik wil dat jullie slagen met een 8!” Hij was best streng, maar als er wat aan de hand was, dan was hij er voor je. Goede leraar. Hij liet ook altijd Klokhuisfilmpjes zien over het onderwerp van de les. Leuk. Meneer Wijn, die liet ons rekenen met smartiedoosjes. Wat of hoe weet ik niet meer, maar na de les mocht je ze dan leeg eten. Met school naar de Efteling, naar Parijs. Meneer Smits, maatschappijleer, begon de les vaak met een verhaal rond een bepaald serieus onderwerp en aan het eind van de les ging het over zijn vakantie op Aruba ofzo ! Zijn verhalen gingen alle kanten op, wij luisterden wel, zo ging de les snel voorbij. Heel leuk eigenlijk allemaal.
Er gebeurde toen ook iets verschrikkelijks. Ik zal het nooit vergeten. Het was Carnavalsvakantie en meneer van Dongen belde me op. Ik lag nog in bed. Hij zei dat Evelien dood was gegaan. Een hartstilstand. Zomaar ineens. Of ik naar school wilde komen. Heel de klas was er. We richtten een kamertje voor haar in, een rouwkamer. Ik zie nog voor me hoe haar ouders toen binnenkwamen. Verschrikkelijk. Meneer van Dongen heeft ons toen heel goed gesteund. Op de begrafenis droeg de klas de bloemen. Ik had nog een gedicht geschreven. In de klas bleef er het hele jaar een hoekje voor haar, met een foto en kaarsjes. In de gang hing haar foto. Heel onwerkelijk, dat iemand er ineens niet meer is. Nergens meer. Nooit meer. Januari 2010 Jetty is bijna klaar met blok 2, en werkt als vrijwilligster in verzorgingscentrum Vughterhage.
12
13
“Tessenderlandt was een leuke tijd. Ik ken nog alle leraren”
“Ik heb het allemaal in de praktijk geleerd“
Hicham Chrifi interview voorjaar 2007
Zes jaar geleden studeerde Hicham af aan Tessenderlandt: mechanische techniek, basisniveau. Hij ging verder op het ROC in Tilburg, niveau 2 (twee jaar). Daarna stapte hij over naar niveau 4 (vier jaar) : werktuigbouwkunde, commerciële technieken. Dit jaar is zijn laatste jaar aan het ROC. Hij loopt stage bij De Bruin Techniek. Volgend jaar gaat hij verder op hboniveau. Hicham: “Iedere dag zegt er wel iemand tegen me: ” Maak je studie af, jongen!” Vooral mensen die dat zelf niet hebben gedaan. Die hebben nu dikke spijt.“ “Tessenderlandt was een leuke tijd. Ik ken nog alle leraren, ze kennen mij denk ik ook nog wel. Je bent op een leeftijd dat je zoekt welke stijl bij je hoort, wat voor uitstraling je wil hebben, wie je wil zijn. Daar ben je meer mee bezig dan met je toekomst. Ik was dat ook allemaal aan het uitzoeken. Ik wilde wel bij de relaxte gasten horen, niet bij de stoere. Op de basisschool vond ik leren moeilijk, ik zat in allerlei hulpklasjes. Toen ik naar Tessenderlandt ging dacht ik: nu moet ik serieus gaan werken. Ik zat in een basisklas, ik ben ook op
basisniveau afgestudeerd. Ik was in alle vakken goed. Ik had best naar een hoger niveau gewild. Maar dat werd afgeraden. Ik heb daardoor op het ROC een langer traject afgelegd: eerst twee jaar op niveau 2, en daarna nog eens opnieuw begonnen op niveau 4. Maar de leraren helpen me goed. Het gaat goed. Zo kom ik uiteindelijk toch op een hoger niveau. Op het ROC doe ik de beroepsbegeleidende leerweg. Dat houdt in: twee dagen praktijk bij een bedrijf, een dag praktijk op school en een dag theorie. Vooral aan de praktijk heb ik veel gehad. Bereid je maar voor op de praktijk! Als je op school zit vind je het niks, maar later weet je: school was toch wel erg relaxed ! Leraren denken echt anders dan de mensen in het bedrijfsleven! De praktijk, dat is van acht tot vijf, en geen minuut later! De harde werkelijkheid. Het is zwaar hoor, iedere dag van acht tot vijf in de werkplaats! Vooral het vroege opstaan, het op tijd komen, heb ik moeten leren. Dat viel niet mee. Ieder keer die wekker! Tijdens mijn stage heb ik vooral veel ervaring opgedaan in het omgaan met mensen. Communicatie, naar iemand luisteren, samenwerken 15
“Dat moet je op school al leren: hoe je met elkaar omgaat, rekening houden met elkaar”
is het belangrijkst, dat heb ik wel gezien. Dat moet je op school al leren: hoe je met elkaar omgaat, rekening houden met elkaar. Want daar draait het om in de praktijk. Als je dat niet kan of niet wil, hoef je er niet eens aan te beginnen. Het is belangrijker dan wat je met je handen kan. Ik heb het allemaal in de praktijk geleerd. Vooral door veel fouten te maken. Hard hoor, maar wel goed. Ik heb inmiddels geleerd om mijn punt duidelijk te maken, tegen kritiek te kunnen, niet boos weg te lopen, geduld op te brengen. Je moet rustig blijven. Als je een keer boos wordt of zo, dan blijft dat de hele stageperiode bij je. Beter is om rustig te blijven, dan is je positie sterker. En zorgvuldig formuleren, want niet ieder mens is hetzelfde. Nagaan of de ander je begrijpt. Dat soort dingen. Dat heb ik allemaal geleerd tijdens mijn stage periodes. Als je dat leert, dan kan je het ver schoppen in het bedrijfsleven. Je toekomst hangt van je gedrag af. Je zou het niet denken misschien, maar dát bepaalt hoe je leven gaat lopen. Ik merkte wel dat mijn woordenschat op de werkplaats achteruit ging. Als je tweetalig bent moet je je woordenschat goed bijhouden. Daarom heb ik nu al weer zes jaar een bijbaan16
tje bij een kledingzaak, op de herenmodeafdeling. Daar praat ik met klanten, met collega’s, dat is goed voor mijn communicatie en omgang met mensen. Ik vind communicatie belangrijk, allerlei mensen ontmoeten, veel ervaringen opdoen. Daarom heb ik op verschillende plaatsen stage gelopen, ook bij de Efteling bijvoorbeeld. Nu ben ik bij De Bruin Techniek, een handelsonderneming voor de groothandel. Ik ga naar klanten toe, moet soms iets bezorgen, zo leer ik allerlei bedrijven kennen. Ik hoor elke dag wel een paar keer van de monteurs: “maak je studie af ”. Want zelf hebben ze er spijt van dat ze zo vroeg met werken zijn begonnen. Ik zie het ook bij klasgenoten van mij, die meteen na Tessenderlandt zijn gaan werken. Dat ziet er goed uit natuurlijk: geld verdienen enzo. Maar dan krijgen ze een vriendin, een huisje, sommigen hebben al kinderen, en dan valt het zwaar tegen. Daar zit je dan, jong en hartstikke vast. Om meer te gaan verdienen of om ander werk te krijgen, moet je ‘s avonds een opleiding of een cursus gaan volgen. En dat is heel zwaar als je van acht tot vijf werkt. Ik heb het wel gezien hoor, die hebben een
“Op Tessenderlandt werd iedereen geaccepteerd”
moeilijke periode. Je kan natuurlijk ook binnen het bedrijf opklimmen, zonder cursussen of zo. Daar liggen ook kansen voor mensen die echt willen. Naar school is ook niet altijd leuk hoor, het gaat niet vanzelf. Soms, als het erg eentonig wordt, denk ik wel eens: ‘Oh... waar ben ik aan begonnen!’ Ik moet me daar dan echt overheen zetten, en doorzetten. Ik heb het echt moeten leren: leven met de klok. En ik heb ook geleerd om te plannen. Om mijn leven af te stemmen op wat ik moet doen: huiswerk op tijd af, niet te laat naar bed enzo. Maar ik ben wel blij dat ik zover gekomen ben, dat ik het allemaal kan, al die dingen. Ik wil mijn opleiding helemaal afmaken. Ik oriënteer me ook alvast op internet, daar kan je een heleboel bedrijven vinden in de commerciële richting. Tessenderlandt was een multiculturele omgeving. Maar op de opleiding die ik nu doe zijn er maar weinig allochtonen. Op Tessenderlandt werd iedereen geaccepteerd. Maar nu ben je ineens ‘anders’. Raar hoor. Ik moest ook best lang zoeken naar een stageplaats. Leraren hebben mij daar goed bij geholpen, goed voor mij gezocht. Iedere keer 17
“Mensen moeten hun vooroordelen bijstellen als ze met mij praten”
als ik opbel en mijn naam zeg is het: waar komt die naam vandaan? En dan heb je een gesprek over je geloof en je cultuur in plaats van over het werk, dat is heel raar. Ik heb intussen wel geleerd hoe ik er mee moet omgaan. Je moet rustig blijven. Het is heel belangrijk dat je een goede indruk achterlaat. Je leeft altijd in twee werelden. Je moet je extra bewust zijn van alles: je woordgebruik, je gedrag. Je wordt er vanzelf slimmer in. Je leert wat je het best kan zeggen en wat niet. Dat wil ik wel even kwijt aan de kids van Tessenderlandt: je mond is je beste wapen. Op de werkplaats ontstaan ook wel leuke gesprekken hoor, we lachen veel. En ook soms echt goede gesprekken. Mensen moeten hun vooroordelen bijstellen als ze met mij praten. Ik leg ze uit dat niet iedereen hetzelfde is. Soms is het vervelend, je kan op een gegeven moment kwetsende opmerkingen gewoon “doorslikken” en je er niets van aantrekken. Maar het gaat goed hoor, ik kan met iedereen goed opschieten. Wat ook heel raar is als je stage loopt: je komt ‘s morgens en ‘s avonds altijd dezelfde mensen tegen, op de fiets, bij de bushalte, in de bus. Het is een heel standaardwereldje. Iedere dag om dertien over half acht komt steeds
dezelfde man aanlopen. Ik kan mijn klok erop gelijkzetten. Daarom moet je zorgen dat je op veel verschillende plaatsen werkt, je moet om je heen kijken en zoveel mogelijk ervaring opdoen. Dan blijft het leuk.” Januari 2010 Hicham zit in het derde jaar van het HBO. Richting technische bedrijfskunde. Er wordt veel in projecten gewerkt waarin de studenten moeten samenwerken, vertelt hij, en de theorie is pittig. Maar het gaat goed. Volgend jaar studeert hij af. Zoals te zien op de foto’s werkt hij ook nog steeds wekelijks als verkoper op de afdeling herenmode van V&D. Iets wat hem uitstekend afgaat.
19
“Mijn meisjesdroom wordt nu werkelijkheid” Irene en Eveline Bindels interview voorjaar 2009
Irene (22) en Eveline (19) Bindels hebben alle twee op Tessenderlandt gezeten. Ze deden allebei de theoretische leerweg. Irene studeerde zes jaar geleden af, en Eveline vier jaar geleden. De zusjes Bindels. “Ja,” zegt Eveline, “ ik was altijd ‘het zusje van’. Dat vond ik niet leuk hoor.” En toen deden ze ook nog eens allebei dezelfde vervolgopleiding op de Rooi Pannen, voor horecaondernemer. Ook daar was Eveline steevast ‘het zusje van’. Het was niet de bedoeling dat Eveline naar de Rooi Pannen zou gaan. Ze had zulke goed cijfers toen ze van Tessenderlandt afkwam, dat haar werd aangeraden de Havo te gaan doen. Dat deed ze. Maar na een paar weken al, liep ze daar huilend weg, rechtstreeks terug naar Tessenderlandt. Daar vonden meneer van der Ven en mevrouw van Geel haar op het bankje.... Zo kwam ze toch nog op de Rooi Pannen terecht. “Het was eigenlijk al vol, maar ik mocht toch komen, omdat ik 'het zusje van Irene was’. Want Irene was een goede leerling, en dat zou ik dan ook wel zijn, dachten ze.” Irene lacht: “Dat was je toch ook.” Ja, dat wel. Maar het ‘zusje’ zijn, zit Eveline nog steeds niet lekker. 20
Irene studeert inmiddels alweer twee jaar op de Juridische Hogeschool. Ze studeert er rechten. “Dat is misschien niet echt een logisch vervolg op mijn horeca-opleiding, maar het is wel wat ik al mijn hele leven wil. Als meisje wilde ik al advocaat worden. Dat leek me fantastisch, met zo’n zwarte zijden toga aan. Alleen leden van de Hoge Raad dragen een zijden toga. Ja, en Moskowicz, maar dat is een uitzondering. Mijn meisjesdroom wordt nu werkelijkheid. Ik doe de opleiding in deeltijd. Dat wil zeggen dat ik een dag in de week naar school ga, en de andere vier dagen op een advocatenkantoor werk. Die combinatie bevalt me prima. De opleiding duurt vier jaar. Dan ben je jurist. Dan kan je allerlei zaken die in het bedrijfsleven spelen doen, maar geen strafzaken. Na twee jaar universiteit ben je dan advocaat. Ik doe nu al tijdens de praktijk een pre-master. Dat betekent dat ik eigenlijk al aan het leren ben voor op de universiteit. Ik loop vooruit zeg maar, dan hoef ik op de universiteit nog maar één jaar, en dan ben ik klaar. Het werken in de praktijk vind ik het leukste. Ik bereid de procedures voor, zoek de benodigde stukken bij elkaar, pluis allerlei dingen uit die met de zaak te maken hebben. Soms mag ik 21
“Ik hou van rust en regelmaat”
ook adviezen geven aan klanten, uit het bedrijfsleven bijvoorbeeld. Dan gaat het meestal over contracten en dat soort zaken. Maar strafzaken vind ik het leukst. Ik loop dan mee met een advocaat, we bezoeken bijvoorbeeld een cliënt die op het politiebureau zit. Of iemand in het huis van bewaring, de gevangenis. We voeren dan gesprekken met die persoon, om te bekijken wat voor hem of haar kunnen beteken. Om de verdediging goed te kunnen doen. Je verdedigt natuurlijk niet de misdaad, die keur je af. Maar je verdedigt die persoon, je probeert verzachtende omstandigheden te vinden bijvoorbeeld. Je gaat als advocaat voor de lichtste straf. Ja, ik mag ook vragen stellen tijdens zo’n gesprek. Ik ben het ook niet altijd met de advocaat eens. Soms zie ik het net iets anders, dan hebben we daar een discussie over. Daar leer ik veel van.”
“Dat betekent dat ik eigenlijk al aan het leren ben voor op de universiteit” 22
Eveline studeert dit jaar af aan de Rooi Pannen, richting hotel-ondernemer. Daarvoor moet ze nog twee en een halve maand stage lopen bij het Mariott-hotel in Gent. “Ik woon ook in Gent,” lacht ze, “leuke stad. Ik voel me er thuis. Maar na mijn examen kom ik weer terug hoor,
ik blijf er niet.” In het hotel staat ze achter de receptie-balie. “De receptie moet 24 uur per dag bemand zijn. Ik sta van 3 tot 11 uur achter de balie, of van 7 tot 3. Je bent er in de eerste plaats voor de gasten natuurlijk, maar er ligt ook altijd een lijst klaar met allerlei werkzaamheden die gedaan moeten worden. Ik heb ook stage gelopen in een hotel in Antwerpen, daar had ik een hbo-functie. Mbo-ers moeten meestal schoonmaken of bedienen. Ik had geluk, ik mocht bij de sales-afdeling werken. Daar maak je contracten bijvoorbeeld, en offertes. Ik heb daar ook veel geleerd. Maar wat ik door de stages in de hotels te weten ben gekomen is dat ik liever niet in zo’n grote onderneming wil gaan werken. Ik zie het kleiner voor me: een eigen bedrijfje. Ik heb een passie voor eten, voor koken. Ik zou thuis-kok willen worden, maaltijden met eigen, verse producten aanbieden. Een theehuisje lijkt me ook erg leuk. Dat is mijn meisjesdroom. Ik weet nog dat we met mijn moeder naar het theehuis gingen van de dames Verharen. Dan zag ik die oude dametjes zo bezig met het inpakken en alles mooi maken, al die lekkere dingen. Ja, dat lijkt me ontzettend leuk. En dan gewoon om 5 uur sluiten. Ik hou van rust en regelmaat. Dat staat me tegen in de 23
“Ik denk dat docenten heel veel voor je willen doen als ze merken dat je het echt meent, en je best doet, en beleefd bent enzo. Een goede band met je docenten is belangrijk”
hotels, de onrust en de onregelmatige tijden. Na mijn examen ga ik niet nog naar een andere school. Ik ga cursussen volgen, bijvoorbeeld voor sommelier, alles leren over wijnen. En een cursus warenkennis.” Tessenderlandt was een leuke tijd, dat vinden ze allebei. Ze komen ook nog steeds ieder jaar naar de open dag. Het valt Eveline op dat de frietkraam van Adje er nog steeds staat. Dat vindt ze maar niks. “Een school met een keuken in huis, die zou de leerlingen toch gezondere dingen moeten voorzetten. Biedt de kantine nog steeds alleen frisdranken aan?” Ze kan het niet geloven. Maar dan herinnert ze zich de engelse lessen. “Het was een idee van onze klas om met engels naar York te gaan. Dat doen ze nog steeds, hoorde ik. Dat was zo ontzettend gezellig. Ja, we hadden heel goed contact met de docenten. Mevrouw van Geel, en meneer van der Ven bijvoorbeeld, die was twee jaar onze mentor. We hebben een keer met de hele klas bij hem thuis in de tuin gebarbecued. En het andere jaar in zijn lokaal gegourmet! Hij gaf Nederlands, draaide veel films, liet cabaret zien. En veel lezen. Hij heeft ons veel geleerd. Voor mijn sec24
“Mijn moeder wilde eigenlijk niet dat ik naar Tessenderlandt ging”
torwerkstuk ben ik nog met hem naar de rechtbank in Rotterdam geweest. Ik wilde weten hoe het zat met de rechtspraak in Nederland. (Ja, ik weet ook niet waar die belangstelling voor rechtszaken vandaan komt bij ons in de familie.. Irene deed toen nog horeca!) De broer van meneer van der Ven is rechter, en hij regelde dat we een rechtszaak mochten bijwonen. Dat was wel spannend. Bijzonder toch, dat een leraar dat voor je regelt en met je meegaat? Ik denk dat docenten heel veel voor je willen doen als ze merken dat je het echt meent, en je best doet, en beleefd bent enzo. Een goede band met je docenten is belangrijk. Dat zou ik de kids van nu wel willen meegeven.” Irene was de eerste van het gezin die naar Tessenderlandt ging. “Mijn moeder wilde eigenlijk niet dat ik naar Tessenderlandt ging”, vertelt ze. “De school zou een slechte naam hebben. Er zou gevochten worden, racisme enzo. Mijn vader was niet bang, die had hier vroeger zelf op school gezeten, toen het nog de KTS was. Hij zei: ‘je zult zien dat dat meevalt...’. Maar mijn moeder vond het maar niks. Toen we een school moesten kiezen, zijn we toch ook op Tessenderlandt gaan kijken. Ik vond het de leukste 25
“Ik zou het zo overdoen. Ik raad de school ook aan iedereen aan“
"Mijn ervaring is dat ze je echt stimuleren in wat je later wil bereiken"
school die we gezien hadden. Mijn moeder was ook meteen om. Nee, nooit spijt van gehad. Toen bleek dat ik zulke goed cijfers haalde, werd bijna in ieder oudergesprek gezegd dat ze me adviseerden om naar de havo te gaan. Maar ik wilde dat niet, ik vond het veel te leuk op school. We hadden gewoon een superleuke klas. Ik bleef. Nederlands en Duits vond ik de leukste vakken. Aardrijkskunde ook, meneer Nuyten kon zo goed lesgeven. En geschiedenis, die verhalen. Als meneer Schrauwen mij zag, deed hij zijn handen voor zijn ogen, omdat ik dat bij hem in de les altijd deed als we een oorlogsfilm zagen bijvoorbeeld. Vreselijk, ik kan niet tegen onrecht. Misschien dat ik daarom rechten studeer. Ik zit nu bij zedenzaken, en dat kan ik goed aanhoren, maar oorlogsrecht, nee, dat zou niks voor mij zijn. Dat zou ik niet kunnen.” Eveline herinnert zich meneer van Blerck. “Je kon hem zo gek krijgen dat hij een handstand maakte voor de klas. En hij draaide vaak stukjes uit Lunatik, de tv-serie. De taal die daar gebruikt werd, daar ging het hem dan om, maar het waren ook grappige filmpjes. We hadden ook allebei onze eerste vriendjes 26
hier op school. Het vriendje van Irene zat zelfs bij haar in de klas. Dat is lang aan geweest, zelfs nog toen ze al van school waren. Eigenlijk zijn het heel belangrijke jaren, je maakt op die leeftijd heel veel voor het eerst mee.” “ja, “ zeg Irene, “ik zou het zo overdoen. Ik raad de school ook aan iedereen aan. Ik heb collega’s met kinderen. Gewoon, om de manier van lesgeven, het leuke contact met de docenten, duidelijke regels, wel streng, maar dat is goed. Mijn ervaring is dat ze je echt stimuleren in wat je later wil bereiken. Waar een wil is, is een weg. Goed toch? “ Januari 2010 Irene studeert nog steeds aan de juridische Hogeschool, Eveline is zomer 2009 afgestudeerd. Ze werkt op dit moment op haar vakantiewerkadres bloemkwekerij Van Aert Herijgers & Zoon. Haar droom is nog steeds een eigen theehuisje, of kok aan huis worden. Voor dat laatste oefent ze bij familie en vrienden.Dit jaar wil ze haar wijncertificaat gaan halen. Maar wat ze precies gaat doen? “Er zijn zoveel leuke beroepen,” zegt ze, “hoe weet je nou welke het juiste is?”
27
“Toen wist ik het meteen heel zeker: dit is het. Ik heb er nooit spijt van gehad” Bart Voermans interview voorjaar 2008
Bart Voermans (28) studeerde twaalf jaar geleden af op Tessenderlandt, richting installatietechniek. Hij ging niet meteen de praktijk in, maar leerde verder. Eerst de MTS, toen de HTS en nu volgt hij colleges op de Universiteit van Eindhoven. In deeltijd, want hij werkt ook nog vijf dagen bij Kropman in Utrecht en zaterdags bij de loodgieter in Chaam. Dat laatste doet hij al sinds zijn snuffelstage op Tessenderlandt.
“Na de zomer ben ik aan de universtiteit van Eindhoven begonnen”
“Toen ik naar Tessenderlandt kwam, wilde ik timmerman worden. Ik was graag met mijn handen bezig: dingen maken. Leren wilde niet zo erg. Ik ben dyslectisch. Op de basisschool dacht ik dat ik het wist: ik word boer of timmerman. Ik weet niet waarom, het leek me allebei leuk. Op de een of andere manier veranderde dat tijdens de lessen beroeps-oriëntatie. Misschien omdat er toen beroepen langs kwamen waaraan ik zelf nog nooit gedacht had. Ik koos voor installatie-techniek. Tijdens mijn snuffelstage kwam ik bij de loodgieter van Chaam terecht. Toen wist ik het meteen heel zeker: dit is het. Die stage bevestigde mijn keuze: dit is wat ik wil. Ik heb er nooit spijt van gehad. Ik ben meteen iedere zaterdag bij hem gaan
werken en dat doe ik nog steeds. Ik wil graag met mijn handen blijven werken, want in mijn baan werk ik meer met mijn hoofd, dat is meer berekeningen maken. Het is grappig, iedereen die uit Chaam komt en installatietechniek doet op Tessenderlandt, komt met zijn snuffelstage bij installatiebedrijf W. Verhees, de loodgieter terecht. En ze blijven er allemaal hangen. Nu loopt er ook weer een rond, Niels, ook een leerling van Tessenderlandt. Ze zijn belangrijk, de installateurs: ze worden zeldzaam. En de vraag neemt alleen maar toe. Na Tessenderlandt ben ik eerst naar de MTS in Eindhoven gegaan. Dat duurde vier jaar. Eerst krijg je een jaar algemene bouwtechniek en daarna kies je een richting. We liepen daar twee keer een half jaar stage, op twee verschillende bedrijven. Eerst alleen helpen bij de voorbereidingen, daarna mocht je steeds meer gaan uitvoeren. Je was drie weken op het bedrijf en dan weer een week op school. Ik vond die manier van leren prima. Hartstikke leuk. En, omdat ik daarna naar de HTS wilde, deed ik ‘s avonds extra wiskunde en natuurkunde. Zo 29
“Waar ik met mijn dyslexie tegenop had gezien was natuurlijk Nederlands, maar dat viel reuze mee”
kon ik op de HTS meteen starten in de derde klas. Ik mocht ook de stages overslaan, omdat ik de MTS had gedaan. De HTS was in Utrecht. Ik reisde heen en weer met een jongen uit Rijsbergen, die kwam van het VWO. Wij waren de twee uit het zuiden. Om af te studeren aan de HTS moest je een half jaar op een bedrijf werken. Ik kwam terecht bij Kropman in Breda. Dat was in 2003. Daar werk ik nog steeds. We werken in een team, ontwerpen installaties en bereiden alles voor. Je moet goed kunnen samenwerken, dat is belangrijk. Jaartje gewerkt, eventjes rust. Nog wel een cursus luchtbehandelings-techniek gedaan. Dat gaat over ventilatie-systemen in gebouwen. Na de zomer, in 2005, ben ik aan de universtiteit van Eindhoven begonnen. Ik studeer daar ‘building-services’. Dat gaat zo’n beetje over alle installaties in een gebouw : koeling, elektrische leidingen, verwarming, ventilatie enzovoort. Ja, het heet ‘building-services’. Alles gaat in het engels. De lessen, de boeken, de gesprekken, veel technische woorden natuurlijk. Dat is even wennen. Maar na een jaar weet je niet beter, dan vind je het gewoon. 30
“Het was een mooie tijd op school. Daar kan je naar terug verlangen”
Ik ga één dag in de week naar school, de rest werk ik. Van mijn baas krijg ik een halve dag vrij voor zelfstudie, voor mijn huiswerk zeg maar. En ‘s avonds is het meestal ook nog studeren. Wat daarbij heel handig is, zijn de videocolleges. Een les van een verplicht vak wordt bijvoorbeeld opgenomen en op internet gezet. Als ik er dan niet bij kon zijn, omdat het op een werkdag was, dan kan ik inloggen en het alsnog volgen. Geen gedoe met aantekeningen maken, maar downloaden en terugkijken. Op de LTS, zo heette de opleiding op Tessenderlandt in mijn tijd nog (nu is het VMBO) doe je gewoon wat er moet gebeuren. Bijvoorbeeld: er moet een ventilatie-kanaal komen. Oké, jij legt dat kanaal aan. Op de MTS leer je waar je eigenlijk mee bezig bent als je dat kanaal legt. Je ziet dat het een onderdeel is van iets groters. Op de HTS leer je waaróm dat kanaal er moet komen. Bijvoorbeeld omdat er in de wet staat dat er zo en zo geventileerd moet worden. En op de Universiteit leer je weer waarom die wét er is, waar die getallen vandaan komen enzovoort. Zo heb ik dat ervaren. Wat je leert wordt steeds abstracter. Je kijkt er op een grotere
afstand naar, maar je bent nog steeds met hetzelfde bezig. Je hebt alleen veel meer overzicht. Ik ben nu project-engeneer. Ik zit om de tafel met de architect, en met de constructeur. Ik ben verantwoordelijk voor de technische kant van het project. We moeten elkaar begrijpen, die taal moet je spreken. Dat leer je op de universiteit. Als je er ook maar een klein beetje over denkt om verder te leren, moet je het gewoon doen. Bij twijfel, toch doen. Je kunt altijd nog stoppen. Van tevoren weet je nooit of je het zal kunnen of niet. Gewoon doen dus. Als blijkt dat je het niet kunt, heb je het in ieder geval geprobeerd. Dan weet je wat je kan en wat je niet kan, waar jouw grens ligt. Als je het niet probeert, kom je daar nooit achter. Als je eenmaal werkt wordt het steeds moeilijker om weer naar school te gaan. Maar tegelijk zie je ook wat een mooie tijd het was, die tijd op school. Daar kan je dan naar terugverlangen, geloof het of niet. Een tip: bewaar je contactboekjes. Dat is lachen als je daar na tien jaar weer eens in leest! Dan weet je weer een beetje hoe het was. Ik heb ze nog, en ik kijk ze af en
toe in. Hoe langer geleden, hoe leuker. Tessenderlandt was een leuke tijd. In het begin vond ik alles groot. Ik kwam uit een dorp, Chaam, en ging nu op school in de stad. Dat was heel wat. Het eerste jaar zaten we nog op Het Groene Woud, een ander, kleiner gebouw. Dat was te overzien. Maar in het tweede jaar gingen we naar Tessenderlandt. Daar verdwaalde je in het begin. Ik vond het wel spannend: dit was de ‘echte’ grote school! Waar ik met mijn dyslexie tegenop had gezien was natuurlijk Nederlands, maar dat viel reuze mee. Ik had wel moeite met de andere talen. Gewoon extra je best doen dan, he? Toen ik eenmaal installatie-techniek kreeg, vond ik alles leuk. Het was certificaat-onderwijs. Je kon in je eigen tempo werken, en als je zover was dan deed je een soort examentje, en dan haalde je je certificaat voor dat onderdeel. Dat vond ik heel prettig. We kregen les van meneer van de Pol, samen met oudere-jaars. Daar keek ik enorm tegenop. Ik zag ze aan het werk en ik dacht: dat kan ik volgend jaar ook allemaal!” “En hij kon het!”, zegt meneer van de Pol, die 31
“Ik zag ze aan het werk en ik dacht: dat kan ik volgend jaar ook allemaal!”
even komt kijken tijdens het interview. Hij legt een foto neer. “Kijk, dat ben jij in de vierde: dakgoot aan het leggen.” Bart herkent zichzelf en lacht. Hij kent de foto niet en wil hem wel hebben als het kan. “Heeft hij al verteld dat hij Nationaal Kampioen was?” Bart schudt bescheiden van nee. Meneer van de Pol steekt van wal: “ Hij was de trots van de school. Tijdens de kampioenschappen Installatie-techniek 1996 stond Bart bij de regionale ronde op een gedeelde tweede plaats. Tessenderlandt mocht meedoen aan de laatste, landelijke ronde. Dat was dat jaar in Schijndel, op het Eldercollege.” Bart herinnert het zich: “Ik was zenuwachtig. We moesten in zes lesuren een wastafel en een radiator met cv-ketel aanleggen. In het begin was er buis tekort! Dat was een probleem voor iedereen, maar toch. Ik was heel bang dat ik het niet binnen de tijd zou halen. Het was echt krap, ik haalde het net op tijd. Al die tijd liep er een jury rond, en aan het eind moest iedereen weg en toen ging de jury het allemaal nog eens goed bekijken en bespreken. Ik had er niet over nagedacht of ik zou kunnen winnen, ik was allang blij dat ik het had gehaald. Toen bleek dat ik eerste geworden was!
Ik was volkomen verrast. Iedereen was blij en ik best wel trots. De prijs was een gereedschapsset. Het werkstuk is later opgehaald en heeft een maand op school gestaan. Het moest buitenom naar binnen, zo groot was het.” “Het was de eerste keer”, voegt meneer van de Pol eraan toe, “en tot nog toe de enige keer dat Tessenderlandt eerste is geworden. We zijn wel vaker tweede geweest, maar nooit meer eerste.” Hij grijnst tevreden. Januari 2010 Bart heeft inmiddels de onderdelen wiskunde en stromingsleer afgerond op de universiteit. Hij werkt nog steeds voor Kropman, en zit voor het bedrijf door het hele land. Op de foto zien we hem in de techniekhal van het Amphiaziekenhuis in Breda, waar hij de installatie van nieuwe koeltechniek begeleidt. Op zijn visitekaartje staat: ing. A.A.J. (Bart ) Voermans, daaronder: Technicus.
33
“Ik dacht : als ik dit kan, dan kan ik ook voor mezélf een bedrijf opzetten!” Bianca van der Steen interview winter 2007
Bianca van der Steen (26) studeerde tien jaar geleden op Tessenderlandt af in de richting uiterlijke verzorging. Ze heeft al vier jaar een eigen bedrijf: Schoonheidssalon Beautyvit te Prinsenhage. Een kinderdroom die uitkwam. Toch wil ze nog verder . . .
“Ik wilde toch echt schoonheidsspecialiste worden”
“Toen ik op Tessenderlandt klaar was vonden de docenten mij nog te jong voor de opleiding schoonheidsspecialiste. Ze raadden me aan eerst op het Florijncollege Handel en Parfumerie te doen. Dat deed ik en na twee jaar had ik mijn diploma. Maar het was niet wat ik zocht. Ik wilde toch echt schoonheidsspecialiste worden. Bij IMKO-opleidingen te Breda studeerde ik daarna verder in schoonheidsverzorging. Ik liep één dag per week stage bij schoonheidssalon Aphrodite en dat ging zo goed dat ik er na mijn studie mocht blijven werken. Ik bleef daar vijf jaar. Ondertussen deed ik allerlei cursussen om me te specialiseren: pedicure, diabetische voetverzorging, uitgebreide visagie, aroma-therapie, permanente make-up, gel en acryl nagels, air brush, steelwratjes en couperose verwijderen, uitgebreide lichaamsbehandeligen.
De eerste paar jaar werkte ik drie dagen bij Aphoridite, waardoor ik daarnaast andere opleidingen kon doen. Na die drie jaar ben ik die andere dagen gaan werken in een nagelstudio. Ze wilden daar ook met schoonheidsverzorging beginnen en dat heb ik toen voor ze opgezet. Ik dacht: als ik dit kan, dan kan ik ook voor mezélf een bedrijf opzetten! Toen ben ik gestopt in de nagelstudio en ben mijn eigen bedrijf begonnen. Daarnaast bleef ik nog drie dagen bij de Aphrodite werken. Ik kreeg het al heel snel heel erg druk dus ben na twee maanden fulltime gaan werken in mijn eigen salon. Dat is nu vier jaar geleden. De ruimte kon ik huren van mijn schoonmoeder, die een sportschool heeft aan de Heuvelstraat. Daar had ik geluk mee. Daar heb ik ook veel klanten aan overgehouden. Ook klanten die ik in de nagelstudio behandeld had en in de schoonheidsalon, ontdekten waar ik zat en volgden mij naar mijn eigen bedrijf. Ik had meteen genoeg klanten, en dat is eigenlijk tot nu toe zo gebleven. Afgelopen april ben ik naar de Dreef gekomen, waar ik nu zit. Er is een feestelijke opening geweest. Ik heb hier twee behandelruimtes en 35
“Ik vind het heerlijk dat ik nu mijn eigen zaak heb met mijn eigen klanten”
een winkel. Ik heb alles zelf ingericht. De winkel is in een barokke sfeer: veel zilver met zwart. De behandelkamers heb ik een wat oosterse sfeer gegeven, met goud en bruin en Boeddhabeeldjes. Heel rustig. Ik heb ook natuurlijke materialen gebruikt, zoals de houten kasten bijvoorbeeld. Wit en clean daar houd ik niet van, dat vind ik zo ziekenhuisachtig. Ik vind het heerlijk dat ik nu mijn eigen zaak heb ,met mijn eigen klanten. Ik vind mijn werk leuk. Nee, ik zou niet meer voor een baas willen werken. Ik bepaal nu alles zelf: de inrichting, de merken waar ik mee werk, de werktijden en hoe ik de klanten benader. Er gaat wel veel tijd zitten in een eigen bedrijf hoor. Ik werk iedere dag van acht tot zes in de salon. Op maandag heb ik zogenaamd mijn vrije dag, maar dan ben ik ook de hele dag voor mijn bedrijf bezig: schoonmaken, boekhouden, naar beurzen toe, bestellingen, reclame. Dat hoort er allemaal bij. Ook ‘s avonds, als ik naar huis ga, gaat de laptop mee. Alleen zondags ben ik echt vrij. Dan moet ik nog opletten dat ik niet per ongeluk toch iets voor de zaak ga zitten doen. En de vakanties natuurlijk. Ja hoor, dat kan ik goed. Dan gaat de deur op slot en 36
“Toen hebben we toch voor Tessenderlandt gekozen. Nooit spijt van gehad”
laat ik alles achter me. Ik heb altijd al geweten dat ik iets met makeup wilde. Als kind maakte ik mezelf en mijn vriendinnen graag op. We probeerden van alles uit op elkaar. Ik vond het leuk om iemand mooi te maken. Mijn moeder was kapster, dat is wel een beetje in dezelfde richting, dus misschien heb ik het van haar. Maar ik wilde geen kapster worden. Mijn moeder klaagde altijd over pijn in haar rug. Dat leek me niets. Als kind had ik natuurlijk nog geen flauw idee welke beroepen zich met make-up bezighouden. Nu inmiddels wel. Daarom heb ik de laatste jaren weer een opleiding gedaan. Ik ben verder gegaan bij Mieke Petiet in Middelburg. Dat is op dit gebied de beste opleiding die er bestaat. Je krijgt daar styling, make-up, haar en nephaar, enzovoort. Met deze opleiding kan je bijvoorbeeld voor TV-shows gaan werken. Of achter de schermen van grote modeshows. Dat is wat ik ontzettend graag zou willen. Dat is mijn werkelijke droom. Dat ik mensen aan het werk heb in mijn salon, en zelf een opdracht uitvoer voor een tv-show bijvoorbeeld. Zoiets. Over een paar jaar. Ik ben nu klaar in Middelburg. Het eindexamen
was een soort wedstrijd waarbij je iemand helemaal moet stylen op een thema: kleding, haar, make-up. Het thema was ‘famous of darkness’. Dat soort dingen vind ik heerlijk om te doen. Ik kreeg complimenten voor mijn model, ook van Mieke zelf. En wat ook leuk is, er werden professionele foto’s van gemaakt. Die kan ik laten zien als ik bij een show ga solliciteren bijvoorbeeld. Nu volg ik de masterclass in Amsterdam. Het thema van dit jaar is ‘cirque du soleil’. Je krijgt drie weken de tijd om je onderwerp te kiezen, te bedenken hoe je het wilt en het uit te voeren. Daar ben ik nu naast mijn werk mee bezig. De tijd op Tessenderlandt was een leuke tijd. Ik herinner me er niet zo heel veel meer van, maar wel dat ik het er naar mijn zin had. Na de basisschool hadden mijn ouders en ik gezocht of er een vervolgschool bestond waar je ook iets met make-up kon leren. We kwamen toen uit op een school in Antwerpen. Dat was te ver. Ik was nog te jong om in mijn eentje daar heen te gaan. Toen hebben we toch voor Tessenderlandt gekozen. Nee hoor, nooit spijt van gehad. Wat grappig is, ik heb nu een stageaire van Tessenderlandt! Dat is toevallig, want ik heb altijd
vaste stageaires van een andere school, die een heel jaar bij mij blijven. Wat ik nog heel goed weet, is dat we op Tessenderlandt met de afdeling Uiterlijke Verzorging een styling-wedstrijd deden. Dat ging tussen verschillende scholen. Het begon in onze eigen klas. In groepjes van drie werkten we aan een thema. Dat was toen ‘flower-power’. Ik was het model. Het ging erom wie van de klas door mochten naar de scholenwedstrijd. Twee groepjes mochten door, waaronder ons groepje. Wij blij. Ik weet nog dat we daarvoor naar het van Cooth moesten. Het speelde zich allemaal af in een grote zaal. Heel spannend. Ik moest ergens gaan staan en werd door allerlei mensen bekeken en beoordeeld! We hebben toen niet gewonnen, maar we kwamen best ver. Als je op school zit, ben je vaak nog onzeker. Ik zou willen zeggen: oriënteer je goed. Hou de vakbladen bij, de mode, de make-up. Volg op de tv alles wat met je vak te maken heeft. En bedenk dat als je verder wilt in uiterlijke verzorging, dat je het leuk moet vinden om met mensen om te gaan. Je moet geduld hebben, goed verzorgd zijn en héél netjes. Je moet ook netjes 37
“Je moet natuurlijk goed zijn in je vak, weten wat je doet”
praten, en weten wat je wel en wat je niet kunt zeggen. Niet over andere klanten praten, niets doorvertellen van wat je hebt gehoord. Je moet altijd vriendelijk en beleefd zijn tegen de klanten, ook al heb je een slechte bui. De klanten moeten zich op hun gemak voelen bij je, anders komen ze niet meer terug. Ja, en ik ben enthousiast, ik vertel mijn klanten ook altijd wat ik met ze doe, waarom enzo, dat doet ook niet iedereen. En je moet natuurlijk goed zijn in je vak, weten wat je doet. Zelfvertrouwen uitstralen: jij bent de vakvrouw! Kijk eens op mijn website, dan krijg je misschien wat meer idee over het vak uiterlijke verzorging.” www.beautyvit.nl Januari 2010 Bianca heeft inmiddels ook de opleiding Hairstylist afgerond. Bovendien heeft zij een paar grote opdrachten gekregen: zo werd ze gevraagd als visagist voor de jaarlijke missverkiezing van de stichting Dierproefvrij. Deze speciale miss-verkiezing is bedoeld om make-up te promoten die niet op dieren getest is. Ook Bianca gebruikt in haar salon alleen dierproefvrije make-up. De andere opdracht kwam van Marlon Borgschot, mode-ontwerper te Am-
sterdam, waarvoor zij samen met collega’s de visagie en de hairstyling van zijn catwalkmodellen verzorgde. Beautyvit is uitgebreid met een nieuw computersysteem. “Een superprogramma,” vertelt Bianca, “niet alleen alle klanten staan er in, maar ook geeft het aan dat een product aangevuld moet worden, met hoeveel en bij welke leverancier. Ideaal!” Met Beautyvit gaat het prima: het is druk, er komen weer nieuwe producten, er komt een congres aan over permanente make-up. Ze wil het allemaal doen en meemaken. Met Bianca zelf gaat het ook prima: “2010 wordt een geweldig jaar: 17 juli ga ik trouwen!”
39
“Ik vond de praktijklessen het leukst. Het was gezellig in de werkplaats” Bram de Kanter interview winter 2008
Bram de Kanter (23) studeerde zeven jaar geleden af op Tessenderlandt. Hij deed de richting bouwtechniek. Bram wilde niet meteen gaan werken, maar ging door op het MBO. Daarna wilde hij zijn aannemerspapieren gaan halen en een bedrijfje starten. Maar het liep anders.
“Als je iets wil, en je steekt er energie in, dan lukt het je. Het hoeft echt niet langs de kortste weg. Als je je doel maar voor ogen houdt!” 40
Toen Bram een jaar of drie was, waren zijn opa en vader bezig met het bouwen van een eigen huis. Hij vond dat reuze spannend en wilde niets liever dan daar bij zijn. Zijn vader vond het maar lastig, maar opa zei: ”Ik pas wel op hem”. Bram was nog te klein om te helpen, maar speelde, in de buurt van de bouwers, met hout. Ook op de basisschool was hij met handenarbeid het liefst met hout bezig. Dingen maken van hout. Niet zo gek, want bouwen zit in de familie. Eén opa was architect, de andere opa was hoofduitvoerder, en zijn vader is projectleider op een architectenbureau. Toen Bram op Tessenderlandt kwam was het dan ook vanaf het begin duidelijk dat hij voor bouwtechniek zou kiezen. “Ik vond de praktijklessen het leukst. Het was gezellig in de werkplaats. Bij theorie werd er wel eens iemand uitgezet, of kreeg er iemand
straf, maar bij praktijk nooit. De leraren waren daar anders dan tijdens de theorielessen. Meer ontspannen. Als er iets aan de hand was dan legden ze alles stil en dan werd er gepraat. De sfeer was uitstekend. Daar heb ik hele goede herinneringen aan. We hadden les van meneer Gladdines, meneer Bekers en meneer Braat. Ik weet nog wel dat er iemand een keer gevaarlijk bezig was. Meneer Bekers werd heel kwaad, echt heel erg. Hij gooide met een stuk hout. Iedereen schrok zich wezenloos. “Het zijn wel je vingers hoor!” riep hij, “die zijn goud waard! Daar moet je je geld mee verdienen!” Het maakte heel veel indruk, dat weet ik nog wel. Dat vergeet je nooit, zoiets. Het was een leuke klas. Ik zie zo af en toe nog wel iemand. Die zijn allemaal nog in de bouw bezig. Na Tessenderlandt ging ik naar het MBO. Ik deed BOL4, dat betekent dat je vijf dagen naar school gaat, in periodes van twintig weken. Tien weken op stage, en dan weer twintig weken naar school. In de derde klas kies je een richting: ontwerp, beheer of uitvoering. Bij ontwerp ben je vooral aan het tekenen, beheer gaat over het onder41
“Als je van de havo komt of van het vwo, heb je nog helemaal geen praktijk gehad. Dat merk je wel hoor, wat dat betreft lig ik een eind op ze voor”
42
houd van gebouwen, en bij uitvoering bouw je nieuwe objecten. Vanuit de opleiding willen ze graag dat je bij alle drie een keer stage hebt gelopen, zodat je overal even aan geproefd hebt en dus beter kunt kiezen. In die tijd ging het niet zo goed in de bouw, dus was er voor mij geen stageplek bij ontwerp. Ik blij, want ik wilde het liefst buitenwerk doen, kantoorwerk leek me niks. Ik ben op het MBO afgestudeerd als ‘middenkaderfunctionaris’. Ik dacht: nu nog even die aannemerscursus. Maar mijn ouders zeiden: “Zou je dat wel doen? Kijk nog eens even verder...”. Ik ben toen naar de open dagen van HBO bouwkunde geweest, in Tilburg en daarna in Rotterdam. Dat leek me toch ook wel wat. Ik dacht, ik kan er altijd mee stoppen als het niks is. Ja toch?
dat betreft lig je een eind op ze voor. Op het MBO heb ik geleerd problemen op te lossen. Er moet bijvoorbeeld ergens een deur in. Oke, dan zet jij die deur erin. Dat leer je op het MBO. Prima. Op het HBO leer je eerst alle mogelijkheden bekijken en tegen elkaar afwegen. Je bekijkt de voor en nadelen van de verschillende materialen, hoeveel tijd de uitvoering van de ene kost, hoeveel die andere. En natuurlijk ook hoeveel geld het kost, hoeveel mankracht je nodig hebt. Dan pas besluit je wat de beste oplossing is. En dat moet je weer kunnen verantwoorden, je moet kunnen uitleggen waarom dat volgens jou de beste oplossing is. Dat schrijf je op in een verslag. Bij Nederlands leren we dan hoe zo’n verslag technisch in elkaar zit, en hoe je goede zinnen maakt bijvoorbeeld.
Ik ging naar Rotterdam, en daar ben ik nog steeds. Ik zit nu in de vierde, dit jaar studeer ik af. Ik kon meteen in de tweede beginnen, omdat ik MBO had gedaan. Als je van de havo komt of van het vwo, moet je in de eerste klas beginnen, want dan heb je nog helemaal geen praktijk gehad, dus je hebt helemaal geen bouwkundige kennis. Dat merk je wel hoor, wat
Ik zit nu in de vierde, dat betekent dat ik nog een half jaar les krijg. Daarna heb ik een half jaar om onderzoek te doen voor mijn afstudeerproject. Om af te studeren moet je sinds twee jaar een onderzoeksrapport afleveren. Het examen is veranderd om het beter aan te laten sluiten op de TU (Technische Universiteit). Omdat het nog zo nieuw is, krijgen we extra
“Na mijn examen ga ik niet nog verder studeren, al zou ik dan zo naar de universiteit kunnen”
les in onderzoeksvaardigheden: hoe je een technisch onderzoek opzet bijvoorbeeld. Ik vond het maar niks. Ik dacht: geef mij het oude examen maar! Toen kreeg je een ontwerp voor je neus dat je moest uitvoeren, of details ervan. Maar dat kan niet meer. We hebben pas zo’n verslag doorgelezen, en nu begrijp ik beter wat het inhoudt. Dat onderzoek ging over draagconstructies. Dat kan in beton, maar het kan ook gemetseld. Daar hebben ze de voor en nadelen van onderzocht en vergeleken. Wat het beste is om te doen hangt bijvoorbeeld ook heel erg af van de opleverdatum. Voor iedere dag dat je te laat oplevert, betaal je een boete. Misschien is dan de techniek die je kiest wel duurder, maar ook sneller, en zo loop je minder risico op boetes. Zo’n soort onderzoek moet ik dus ook gaan doen. Ik heb nog geen onderwerp. Ik heb wel al een aantal bedrijven aangeschreven en gevraagd of ze iets speciaals onderzocht willen hebben. Want het afstudeerproject moet ook iets opleveren voor een bedrijf, het mag niet alleen maar interessant zijn voor mij. De school ziet het liefst dat je zo’n onderzoek met zijn tweëen doet. Kunnen samenwerken is erg belangrijk.
Na mijn examen ga ik niet nog verder studeren, al zou ik dan zo naar de universiteit kunnen. Ik wil graag gaan werken. Het liefst op een middelgroot bedrijf, waar je alle mensen kent. En ik ga dan werken als werkvoorbereider. Ik heb het buiten wel gezien. Dat had ik een paar jaar geleden nooit gedacht. Het werk op kantoor bevalt me nu prima. Het lijkt me fantastisch om dat wat ik heb voorbereid, op de bouwplaats echt te zien ontstaan. Onze school werkt ook samen met de gemeente Rotterdam. Zeven studenten gaan nu bijvoorbeeld bestaande panden renoveren in een zogenaamde ‘prachtwijk’. Als je mee wilde doen, kon je solliciteren naar een bepaalde functie. Ze hadden een projectleider nodig, een werkvoorbereider, ontwerpers enzovoort. Ik ben de werkvoorbereider geworden. Die gaat over de planning, de kostenraming enzovoort. Ik ben nu iedere week twee dagen op hun kantoor bezig. Het is erg leuk om te doen. Wel heel veel werk. We worden ook goed begeleid natuurlijk. In dit project werk ik, sinds de tweede klas op Tessenderlandt, voor het eerst weer met meisjes samen. Die kom je op het MBO en ook op het HBO op onze afdeling niet veel tegen. Ze 43
“Sinds mijn stage op Tessenderlandt werk ik nog steeds bij hetzelfde bouwbedrijf”
komen wel van onze school, maar van andere afdelingen. Het mooiste van dit dit project vind ik dat het in februari 2009 echt uitgevoerd gaat worden. Halverwege de bouw komen we nog een keer samen, om te bekijken tegen welke dingen ze bij het bouwen zijn aangelopen zijn, wat er mis is gegaan. Wat wij dus verkeerd hebben ingeschat. Daar leren we tenslotte het meest van. Ook het MBO in Rotterdam, het Zadkine-college, doet met die projecten van de gemeente mee. De beste van de minst gemotiveerde leerlingen krijgen een kans om voor een euro per uur mee te bouwen. Zo proberen ze die jongens te motiveren hun school af te maken. Vind ik wel een goede zaak. Het eerste project werd geopend door minister Vogelaar, dat was ook heel speciaal om mee te maken. Sinds mijn stage op Tessenderlandt werk ik nog steeds in het weekend en de vakanties bij bouwbedrijf Alexander de Bont, hier in Breda. Een aantal werknemers is allemaal via Tessenderlandt gekomen, gewoon gebleven: Roy Klijs, werkt er full-time, Jurriaan Klijs, Robbert Wijnands en ik werken er parttime. En nu loopt Martin van Vossen er stage. Die zit ook op
Tessenderlandt. Op dit bedrijf heb ik geleerd all round te zijn, iedereen is bij hem inzetbaar op alle gebied. Zo maak je alle stadia mee, de sloop, de wederopbouw en de uiteindelijke oplevering. Het leukste vind ik nog dat Alexander zelf ook van meneer Bekers les heeft gehad! En tegen de leerlingen die nu bouwtechniek doen op Tessenderlandt zou ik willen zeggen: als je iets wil, en je steekt er energie in, dan lukt het je. Het hoeft echt niet langs de kortste weg. Als je je doel maar voor ogen houdt!” Januari 2010 Bram is in 2009 geslaagd voor zijn HBO opleiding bouwkunde te Rotterdam. Hij is werkvoorbereider en calculator bij Alexander de Bont geworden. Het bedrijf was net overgestapt op een nieuw computersysteem. Niemand had er eerder mee gewerkt. Dat was de grote uitdaging. “Het grote voordeel was dat ik mijn eigen wensen en mijn ideeën er in kon verwerken” vertelt Bram,”Het bevalt mij prima. Ik kom ook steeds vaker situaties/probleempjes tegen waarbij ik denk: dat heb ik op school ook eens gehad. En waar ik dan een oplossing voor heb.”
45
“Mijn moeder kent mij heel goed, ze wist dat ik iets actiefs moest gaan doen” Maaike van der Velde interview herfst 2008
Maaike van der Velden (20) studeerde vier jaar geleden (2004) af op Tessenderlandt. Nu zit ze op de politie-academie, en werkt ze op bureau De Blauwe Kei. Je kunt haar dus tegenkomen: in uniform, met wapen op zak.
“Ik ben niet iemand die van negen tot vijf op een stoel kan zitten”
“Toen ik op Tessenderlandt zat, wist ik zeker dat ik naar de luchtmacht wilde. Dat zullen al mijn docenten zich nog wel herinneren: Maaike moest en zou naar de luchtmacht. Ik had daar een week stage gelopen, in Gilze-Rijen, en dat was mij reuzegoed bevallen. Toen ik daar rondliep dacht ik: dit is wat ik wil. Dit hoort bij mij. Het was avontuurlijk, actief. Ik ben niet iemand die van negen tot vijf op een stoel kan zitten, of de hele dag hetzelfde werk doen. Ik wil levendigheid, verschillende dingen doen, buiten zijn. Het was een idee van mijn moeder. Ik wist zelf niet wat ik wilde worden. Mijn moeder kent mij heel goed, en ze wist dat ik iets actiefs moest gaan doen, anders zou ik doodongelukkig worden. Zij kwam met het idee van de luchtmacht en dat sprak mij wel aan. Toen die stage daar doorging en ik daar was, wist ik het: de luchtmacht. Toen ik klaar was van school heb ik direct gesolliciteerd in Gilze-Rijen. Maar ik kon er niet
meteen terecht, dat viel tegen. Ze adviseerden mij om de havo te doen, dan zou ik meer kans maken. Omdat ik persé naar de luchtmacht wilde, ben ik toen naar het OLV gegaan, en heb ik de havo gedaan. Dat zeg ik nou wel zo eventjes, maar ik heb er keihard voor gewerkt hoor. Echt keihard geleerd die twee jaar. Puur op wilskracht heb ik het gehaald. Het moest gewoon. Toen ik mijn diploma kreeg, was ik zo trots. Op Tessenderlandt had ik altijd een laag cijfer voor wiskunde. Uiteindelijk haalde ik op het OLV voor mijn examen wiskunde zelfs een 8.9! Ik was zo trots op mezelf! Het was zo’n overwinning! Ik ging meteen solliciteren, bij de luchtmacht natuurlijk. Maar, dat was echt niet leuk, ik kreeg steeds ‘nee’. Er was altijd wel wat: of ze hadden net iemand aangenomen, of ze hadden niemand nodig. Mijn reservekeus was de NHTV, de school voor vrijetijdsmanagement en toerisme. Want ik wilde nog niet gaan werken. Drie maanden heb ik het daar volgehouden, maar het was echt niks voor mij. Ik voelde me doodongelukkig, veel te 47
“Ik weet het: Ik wil werken bij de politie!”
veel theorie. In november ben ik gestopt. Als ik voor december stopte, kon ik mijn studiegeld nog terugkrijgen. Toen ben ik toch maar gaan werken. Via een uitzendbureau kreeg ik vooral archiefwerk te doen. Moest ik de hele dag de codes van dossiers inscannen. De hele dag! Honderden dossiers! Drie weken hield ik het vol. Daarna ben ik nog receptioniste geweest, twee maanden. Ondertussen was ik maar aan het bedenken wat ik echt zou willen gaan doen. Mijn moeder zei dat de politie misschien wel iets voor mij was. Iemand anders dacht aan fysiotherapie. Ik weet nog dat ik samen met mijn moeder bij een voorlichtingsavond over fysiotherapie zat en dat ik het ineens wist! Ik schreef een briefje aan mijn moeder en stopte het in haar hand. Ik had geschreven: ik weet het. Ik wil werken bij de politie! Ik heb me meteen via de website van de politie Midden West Brabant aangemeld. Een jaar lang moest ik allerlei testen doen: sociale vaardigheden, talenkennis, sport, een psychologisch onderzoek, rollenspel om te kijken of ik overwicht genoeg had op andere mensen... alles werd 48
getest. Alle uitslagen kwamen in een rapport en met een positief rapport zou ik dan kunnen solliciteren. Met een negatief rapport zou ik het pas het volgend jaar nog een keer kunnen proberen. Dat was een spannend jaar. Ik kreeg gelukkig een positief rapport en ben naar korps Midden-West Brabant gegaan. Midden West Brabant wilde me meteen hebben. Eerst doen ze dan zelf nog een antecedentenonderzoek. Dat wil zeggen dat ze gaan onderzoeken wie je familie en je kennissen zijn. Of je niet met de verkeerde mensen omgaat enzo. Dat was gelukkig allemaal positief. Dat is nu een jaar geleden. In november 2007 begon ik op de politie-academie in Eindhoven. De opleiding duurt vier jaar. Je kunt kiezen of je assistent politiemedewerker, politiemedewerker of all-round politiemedewerker wilt worden. Ik heb dat laatste gekozen. De studie is opgedeeld in steeds drie maanden. Eerst drie maanden op school, en dan drie maanden de praktijk in. Op school heb je vakken als algemene wetskennis. De basis daarvan moet je uit je hoofd kennen en kunnen toepassen. We krijgen zowel op de computer als in praktijklessen allerlei situaties voorgeschoteld: je ziet iemand een fiets
“Je moet op elkaar kunnen rekenen, onder alle omstandigheden”
stelen bijvoorbeeld. Dan moet je meteen het wetsartikel kunnen opzeggen en weten wat je bevoegdheden zijn: wat ga je doen, en hoe. Dat moet je dan natuurlijk ook uitvoeren. We krijgen aanhoudings- en verdedigingstechnieken, wapenstok, handboeien en pepperspray. En geweldsbeheersing natuurlijk. Daar moet je ieder jaar een examen in afleggen. Het is een pittige studie, er vallen van de 20 mensen het eerste jaar meestal zo’n twee à drie af. Tijdens het praktijkgedeelte wordt je ingedeeld op een vast politiebureau. Aan de hand van leeropdrachten volg je dan je studie. Zo moet je bijvoorbeeld een snelheidscontrole plannen en uitvoeren. Die uitvoering doe je nooit alleen, je bent altijd minstens met zijn tweëen. Je moet goed kunnen samenwerken. Groepsgevoel en onderling vertrouwen zijn daarom erg belangrijk. Je moet op elkaar kunnen rekenen, onder alle omstandigheden. Toen ik de eerste keer in uniform op straat liep, had ik het gevoel dat iedereen naar me keek. Dat ik door iedereen bekeken werd. Het was ineens “Dag mevrouw agent.” Daar moest ik aan wennen, ja. Maar na ongeveer twee weken
was dat over. Nu is het vertrouwd. Het uniform geeft je een duidelijke rol. Dat voel je ook van binnen. Jij bent degene die de leiding heeft, die gezag uitstraalt. Jij bent verantwoordelijk, jij moet de overhand hebben. In het begin is dat best moeilijk. Ik weet nog wel dat ik de eerste keer met mijn leraar op straat liep voor een verkeerscontrole. Hij zei: “ik doe het één keer voor.” Hij hield een auto aan en vroeg naar de papieren. Toen die auto weer wegreed zei hij: “en nu jij”. Poeh. Ik de weg op, met trillende knieën, mijn hand opsteken. En ja hoor, de auto stopte. Alles ging goed. Na een paar keer is dat ook gewoon. Zo is het ook als je voor de eerste keer een wapen vasthoudt. Je voelt meteen de macht van dat wapen. Dat maakte mij zowel zeker als onzeker. Het is toch een vreemd ding. Je moet leren schieten natuurlijk, op een schietbaan. Maar je moet ook alle onderdelen kennen, het wapen uit elkaar halen en weer in elkaar zetten. En het natuurlijk goed onderhouden. Ik heb net mijn schiettest gehaald, nu draag ik ook een wapen op straat. De eerste week ben je je daar heel bewust van, maar daarna niet 49
“Omdat ik op Tessenderlandt heb gezeten. Dat is dan ineens een groot voordeel”
meer. Nu hoort het er gewoon bij. Je wapen neem je trouwens nooit mee naar huis, dat blijft op het bureau.
de maatschappij. Dat weet ik beter, omdat ik op Tessenderlandt heb gezeten. Dat is dan ineens een groot voordeel.”
Ik ben ook een keer als agent op Tessenderlandt geweest. Vreemd hoor. Ik zag leraren die ik nog kende. Heel leuk. Ik kwam in functie de school binnen. Dat was wel stoer. Ik was best trots op mezelf. Toen ik op Tessenderlandt kwam, was ik een heel onzeker meisje. Het advies van de basisschool was dat ik kader mocht proberen. En kijk mij nou! Ik heb Havo op zak en doe de politieacademie! Ik heb gewoon keihard gewerkt. Op wilskracht ben ik gekomen waar ik nu ben. Tessenderlandt was een mooie tijd. We hadden een erg leuke klas. Er was altijd leven in de tent. Daar hield ik wel van. Ik zie af en toe nog wel eens iemand, en het is dan heel leuk om herinneringen op te halen.
Januari 2010 Maaike is nog steeds heel tevreden met haar keuze voor de politieacademie. In 2009 liep ze drie maanden stage op bureau Zuid Oost. Maaike: “Dat vind ik het leukst, het is actief en afwisselend!” Ze draaide er volledig mee met het team. Op dit moment zit ze weer in de schoolbanken van de politie-academie in Eindhoven. Tot nu toe heeft heeft ze alles gehaald. Maaike: “Het gaat me voor de wind”.
Ik heb op Tessenderlandt vooral mensenkennis opgedaan. Er zaten zoveel verschillende types op school. Ik merk bijvoorbeeld op de politieacademie, dat degenen die van hogere opleidingen afkomen en een hele andere achtergrond hebben, soms niet weten wat er leeft in
51
“Ik werd automonteur, daar heb ik geen spijt van" Corné Breure Mark Schouwenaars interview zomer 2009
Mark Schouwenaars (23) en Corné Breure (24) studeerden 7 en 8 jaar geleden af op Tessenderlandt, in de richting voertuigentechniek. Allebei werkten ze al op hun stage-adres Autobedrijf van Drimmelen (Ford) te Zevenbergen. En daar werken ze nog steeds. Mark als algemeen medewerker, Corné als eerste monteur en APKkeurmeester. Corné lacht: "Ik werkte daar al op mijn veertiende. Iedere zaterdag. Mijn vader is vrachtwagenchauffeur en kwam daar nog wel eens. Hij hoorde dat ze er iemand nodig hadden, en zei dat ik maar eens moest gaan kijken. Ik kon gelijk blijven. Ja, waar begin je mee, met de vloer aanvegen, auto’s wassen, olie verversen, dat soort dingen. Zo ben ik erin gerold, zeg maar. Als kind wilde ik natuurlijk ook vrachtwagenchauffeur worden, net als mijn vader. Maar ik werd automonteur, en daar heb ik geen spijt van.” Mark: “Ik wilde eigenlijk metaal gaan doen. Mijn familie werkt in de bouw. Mijn vader is bedrijfsleider op een bouwbedrijf. Hij is begonnen als timmerman. Dus ik had als kind genoeg gereedschap en hout om me heen. Ik 52
knutselde wat af. Ik vond het leuk om dingen te maken. Ik vond handenarbeid op school ook altijd erg leuk. En als als ik het wel gezien had met dat hout, dan ging ik verder met sleutelen aan mijn brommer. Dat deed ik ook graag. Dat was net zoiets, daar was ik handig in. Dus ik dacht: ik ga niet in het hout, dat doet mijn vader al, ik ga iets met metaal doen. De eerste twee jaar zat ik op de KTS in Zundert, maar daar moest ik weg. Ik was niet de liefste, snap je. Ik kon daar niet blijven. Toen zei een kennis van mijn vader, die een zoon op Tessen derlandt had: ”Stuur hem naar Tessenderlandt, daar hebben ze contactboekjes!” Dat vond mijn vader wel wat. Dus wij naar de open dag in Breda. Ik bekeek de afdeling metaal, die was niet zo modern als op de KTS in Zundert, dus die viel wat mij betrof af. Toen zag ik de afdeling voertuigentechniek. Ik dacht: een auto is niet zoveel anders dan een brommer, toch? En sleutelen vond ik leuk, dus het werd autotechniek. De keuze was bepaald. Mijn moeder zei: “Automonteur? Goed zo, die hebben we nog niet in de familie!” Ik vond het wel een uitdaging: sleutelen aan auto’s! Dus in het derde jaar zat ik ineens bij voertuigentechniek, op Tessenderlandt.” 53
“We gingen graag naar school. We zijn er doorheen gerold met een heleboel lol”
"Ik leer nog steeds bij. Ik ga elke dag met plezier naar mijn werk"
Corné : “Het was een drukke klas hoor, waar ik in zat! Best veel moeilijke gasten. Ik had eerst nog les van meneer Vial, toen die vertrok kregen we meneer Schoutens. Die had zijn handen vol aan ons. Wel een goede man eigenlijk, we waren niet makkelijk. Er gebeurde altijd van alles. Voor ons was het een leuke tijd, we gingen graag naar school. We zijn er doorheen gerold met een heleboel lol.” Mark: “Ik weet nog dat ik een binnenspiegel moest vastmaken. Nou, dat kostte een voorruit. Ik dacht dat doe ik even, hup, ik sloeg zo door de voorruit. Meneer Schoutens was woest! Zulke dingen.” Corné: ”Ik liep duidelijk voor op de rest. Ik had al vanaf mijn veertiende op de werkplaats gewerkt, dus toen ik stage ging lopen, deed ik dat bij van Drimmelen waar ik al werkte. Je kreeg van school een map mee, waar van alles instond dat je een keer gedaan moest hebben, daarin kon mijn baas zo alles afkruisen, want al die dingen deed ik al lang. Maar ja, klasgenoten zonder ervaring moesten uiteraard op hun
54
stageplaats vooral vloeren aanvegen en auto’s wassen, hetzelfde waar ik ook mee ben begonnen. Iedereen moet nu eenmaal onderaan beginnen.” Mark: “Ik werkte ook al bij van Drimmelen. Eerst in Klundert, en toen dat werd opgeheven, ging ik mee naar het filiaal in Zevenbergen. Toen ik kwam vragen of ik er kon komen werken, zei de baas : “oké!” En toen ik me weer omdraaide om naar huis te gaan zei hij: “je wilde toch werken?” “Ja”, zei ik, “maar het is woensdagmiddag, dat is mijn vrije middag.” “Hier”, zei hij, “trek je overall aan, werken. Niks vrije middag, blijven.” Elk vrij uurtje werd ik gebeld. Het was zo ontzettend druk, ze hadden ons zo hard nodig. En dat is nog steeds zo. Ik liep daar ook mijn stage natuurlijk, ik mocht nergens anders heen: “Jij blijft hier”, zei mijn baas.” Mark lacht, hij had niet anders gewild. Corné :” Na mijn examen ben ik naar het Baronie-college gegaan. Daar was het serieus werken, hoor. De toetsen waren een stuk zwaarder dan op Tessenderlandt. Dat is logisch natuurlijk, want het is MBO. Met het vmbo-diploma op zak ben je nog geen automonteur, dan ben 55
je assistent autotechnicus. Op Tessenderlandt leer je alles globaal: dat is een uitlaat, daar zit de koppeling, enzo. Op het Baronie gaan ze daar dieper op in. Ik vond dat motorische echt interessant. Na twee jaar had ik mijn diploma ‘eerste monteur’." Mark: “Op advies van mijn baas ging ik na mijn examen naar het Florijn, om detailhandel te doen. Maar daar was ik na een half jaar alweer weg. Dat ging niet, ik ging gewoon niet naar school. Ze letten daar niet zo op je, en dan is de verleiding van een terras in de zon heel groot. Op een gegeven moment ben ik toch weer naar school gegaan, ook naar het Baronie-college. Ik wilde serieus proberen om het papier MBOautomonteur te halen. Ik haalde het, ja, hoewel ik niet zoals Corné, het motorische zo boeiend vond. Maar ik wilde wel verder in die branche. Het leuke van die opleiding is dat je één dag per week naar school gaat voor de theorie-lessen, en vier dagen in de praktijk werkt en ook nog eens betaald wordt.” Corné: “Na mijn monteursdiploma wilde ik dat van APK-keurmeester halen. Het was zes avonden naar school en dan examen doen. Ik heb 56
“Alles is electronisch. Je hangt er een computer aan, iedere auto zijn eigen programma”
“Ik heb staan zweten op dat examen! Oei, ik dacht echt dat het op het randje was.... Maar ik had vier negens, twee achten en twee zevens!”
staan zweten op dat examen! Oei, ik dacht echt dat het op het randje was.... Maar ik had vier negens, twee achten en twee zevens! Ik weet het nog zo uit mijn hoofd. Nee, ik had er geen idee van, ik had het flink te pakken. Wat belangrijk is bij de APK-map: je moet goed kunnen lezen. Heel precies doen wat er staat. Als er staat profiel rechter voorband, dan moet je niet verder kijken dan alleen dat profiel. Want keur je hem af omdat er een grote bult in de band zit, en het profiel is goed, dan ben je gezakt. Het gaat echt alleen om wat daar staat, niet om de rest. Dat is raar werken hoor. Ja, in de praktijk maak je natuurlijk ook een aantekening van die bult in de band, en je praat met de eigenaar van die auto. Maar op het APK-examen gaat het echt alleen om wat er in die map staat en niet om wat je nog meer ziet.”
Dat zou je op het vmbo eigenlijk al moeten leren: al de handelingen die je aan een auto verricht meteen opschrijven. Zodat het automatisch bij je werk gaat horen. Want als je een rekening moet schrijven moet je weten wat je hebt gedaan. En als je een afspraak maakt, moet je dat ergens terug kunnen vinden. Dat zijn zaken die je snel vergeet. Er gaat nogal eens wat mis omdat het niet ergens is opgeschreven, of omdat het niet terug te vinden is. Ook week-orders schrijven, opdrachtbonnen maken, rekeningen uitschrijven enzo, dat moet je allemaal kunnen. Ja, zou je op school al mee moeten beginnen, toch? Hoort erbij.”
Mark: “En dat hele precieze lezen is lastig voor automonteurs, want dat zijn doeners. Wij zijn doeners. Die werken met hun handen en hun ogen. Wij zien meer het totaal, we denken in de breedte. Hoe zal ik het zeggen? Niet alles stapje voor stapje precies volgens de regeltjes. Wij denken er bijvoorbeeld ook niet automatisch aan om even iets op te schrijven. En dat moet wel.
Corné: “Het vak is in de tijd dat wij hier werken heel erg veranderd. Iedere auto heeft zijn eigen onderdelen, het is echt niet meer zo dat als je een verstuiver nodig hebt, je even kan kijken of je er ergens nog een hebt liggen. Dat gaat met oude auto’s nog wel,maar zo werkt dat niet meer met de auto’s van tegenwoordig. Iedere auto zijn eigen verstuiver, op alle onderdelen staan bepaalde nummertjes. En alles is electronisch geworden. Je hangt er een computer aan, iedere auto zijn eigen programma, en de computer vertelt wat er mis is. Dat kan je zelf niet meer zien.” 57
“Wij zijn doeners. Die werken met hun handen en hun ogen. Wij zien meer het totaal, we denken in de breedte”
"Toch even leren, want je moet je hele leven blijven leren. Ook de doeners"
Mark:”Ja, wat dat betreft, je blijft leren. Dus, zit je nog op school, geniet ervan jongens, en denk goed na over je keuze, want daarna is er geen weg meer terug. Je kan nu nog kiezen. En leren. Toch even leren, want je moet je hele leven blijven leren. Ook de doeners. Als je op school zit denk je: hm, waar is dat goed voor... Maar echt, schema’s lezen, schema’s maken, symbooltjes herkennen, het is allemaal belangrijk in de praktijk. Technisch tekenen, al die dingen leerden wij van meneer Wirken, die deed dat goed trouwens. Ja, je werkt ook met die schema’s enzo, niet alleen met de auto zelf.” Corné: ”In het begin waren we de jongsten bij van Drimmelen. Dat was supergunstig. Hij liet ons van alles doen. Je kreeg een opdracht: ga dat maar doen. En dan moest je het zelf uitzoeken, zelf de oplossing vinden. Het was jouw probleem. Het maakte niet uit hoelang je erover deed. Hij vertrouwde ons. Heel goed hoor, daar hebben we heel veel van geleerd. Daar groeit je zelfvertrouwen van. Zo gaat het nog steeds. Je leert nog elke dag bij. We gaan elke dag met plezier naar ons werk.” 58
Mark: “We werken zes dagen in de week. Nu alweer zo’n acht, negen jaar. En zolang als je dat kan, moet je dat doen, vind ik. Het is een goede, vaste club waar we mee werken: de baas, nog een medewerker en wij. Het is een klein bedrijf, iedereen doet zo’n beetje van alles. Ik doe de planning, het garantiewerk, de verkoop. Ik praat makkelijk en maak snel contact. Dat vind ik leuk, contact met klanten. Ja, hoe noem je dat? Algemeen medewerker, zeg maar. Nee, we zouden niet graag in een groot bedrijf werken, daar ben je al gauw gespecialiseerd en loop je de hele week hetzelfde te doen. In een groot bedrijf ben je eerder een nummer, denk ik. Een eigen bedrijf? Hm, wel eens over gepraat samen, maar nee... Als de baas ermee zou ophouden, ja, en wij zouden het kunnen overnemen, dan misschien wel ja.. Dat is toch iets anders.” Januari 2010 Marc en Corné werken nog steeds met veel plezier bij Autobedrijf van Drimmelen Ford Zevenbergen.
59
“Kijk mij nu, met mijn dyslexie: ik zit op het HBO”
“Ik zit nu in de klas met mensen die van de havo of het vwo komen” Paul Burema interview winter 2007
Paul Burema (22 jaar) studeerde vijf jaar gele den af aan Tessenderlandt in de richting elektrotechniek (c/d-niveau). Daarna is hij doorgegaan op het Baronie-college (dat heet nu Radius), op niveau 4. Vijf jaar later volgt hij nog steeds de studie elektrotechniek, maar nu op Avans Hogeschool (HBO). Hij zit in de derde klas en loopt momenteel stage bij Imtech Projects in Breda. “Het is grappig, ik heb de belangstelling voor elektrotechniek niet van huis uit mee gekregen. Nee, mijn familie zit in de paarden. Maar mijn opa was wel altijd met elektrische aansluitingen bezig. Ik heb het waarschijnlijk van hem. Op de basisschool had ik een keer met vrienden een schakelpaneel gemaakt voor een drive-in disco. Dat vond ik hartstikke leuk. Ik weet nog dat ik zei: “Dat doe ík wel”. Maar toen ik naar Tessenderlandt ging, had ik nog geen idee wat ik worden wilde. In de tweede klas, toen we een richting moesten kiezen, toen wist ik het wel. Ik weet nog goed dat we les hadden over beroepskeuzes en dat de docent zei dat je wel reëel moest zijn 60
in je wensen voor de toekomst. Je kon bijvoorbeeld wel piloot willen worden, maar dat zou niet erg realistisch zijn. Ik had ingevuld dat ik ingenieur elektrotechniek wilde worden. Dat vond de docent een goed voorbeeld van een wens die heel moeilijk haalbaar zou zijn. Maar kijk mij nu, met mijn dyslexie: ik zit op het HBO! Vroeger zou ik me bij het afstuderen al ingenieur mogen noemen. Jammer genoeg nu niet meer. Maar ik kan nu zo overstappen naar de universiteit als ik wil! Dat vind ik wel grappig. Hoe realistisch was mijn wens? Ik kom nu toch erg dicht bij waar ik toen wilde zijn! Toen ik de richting elektrotechniek koos, dacht ik: dat is een makkie, dat doe ik wel even. Maar dat viel tegen. Er kwam veel meer bij kijken dan ik gedacht had. Je moest herleiden en uitrekenen. Daar had ik nooit bij stil gestaan. Ik had wel snel door dat het allemaal echt belangrijk was. Ook de regelgeving. In de uitvoering moet je echt héél precies zijn. Het ontwerpen van apparaatjes vond ik leuk, het uitvoeren ervan ook. De kick dat wat je hebt bedacht dan echt voor je staat, en dat het nog goed werkt ook! Ik heb veel gehad aan de basiskennis die ik op 61
“De aansluiting met het MBO was perfect”
“Ik heb veel gehad aan de basiskennis die ik op Tessenderlandt heb opgedaan”
Tessenderlandt heb opgedaan. Op het moment dat je daar zit besef je het niet zo, maar het is essentieel voor je verdere leven om de basis goed mee te pakken. Ambitie is belangrijk, je moet er voor gaan. Je moet het echt allemaal willen weten, het echt willen kunnen. En verder willen. Soms zit iemand in een klas zit die het allemaal niet zoveel kan schelen. Dat is jammer, want die kan het voor de rest behoorlijk verpesten. Wij hadden ook zo iemand. Op een keer zette die leerling de film stil die we tijdens de les aan het kijken waren. Hij had een horloge waarmee je de televisie kon bedienen. Toen werd de leraar zo boos dat hij de klas uitliep en zei: “Zoeken jullie het dan ook zelf maar verder uit.” We zaten in de vierde! In het examenjaar! Het was even stil in de klas en na een tijdje zijn we met drie man onze excuses gaan aanbieden. Of hij alsjeblieft weer terug wilde komen. Dat was meneer Van der Ven, een geweldige docent. Hij was in de docentenkamer gaan zitten. Gelukkig wilde hij terugkomen. Dat zal mij altijd bijblijven. De aansluiting met het MBO was perfect. We waren goed voorbereid. Ik liep eerst een half jaar stage bij Jacobs Elektro, een bedrijf voor 62
installatietechniek. Daar mocht ik overal meelopen. Ik mocht assisteren en uiteindelijk ook zelf wat dingen uitvoeren. Dat is nog steeds een hele goede basis. Ook heb ik in die MBO-tijd ervaring opgedaan toen mijn vader een nieuw huis bouwde. Ik heb toen zelf de hele elektrische installatie ontworpen en aangelegd. Dat ging goed. Met mijn ervaring van die stage en met de kennis van de opleiding kon ik dat toen al goed aan. In 2006 was ik klaar met mijn MBO. De meeste klasgenoten gingen na het MBO werken. Ik ging door. Bij Avans kon ik het eerste jaar overslaan en in het tweede jaar starten. Ook dat gaf geen problemen met de aansluiting. De opleidingen sluiten goed op elkaar aan. Ik zit daar nu dus in de derde. Op het HBO is iedereen wat serieuzer. Je bent ook veel zelfstandiger. Ja, je bent ook ouder natuurlijk. Je moet goed kunnen samenwerken, je krijgt veel groepsopdrachten. De onderlinge communicatie is erg belangrijk. En de omgang met elkaar. Je moet met iedereen overweg kunnen. Ik zit nu in de klas met mensen die van de havo of het vwo komen. Mijn voordeel is dat ik de praktijk goed ken. Zij niet, hebben nooit stage
gelopen in een bedrijf. Nooit echt een bedrijf van binnen gezien. Ik wel, ik weet waar ik het over heb. Zij zijn weer beter in de exacte vakken. Toch ben ik blij met de weg die ik gegaan ben, dat was voor mij de goede weg. Ik doe nu energie- en automatiseringstechniek. Daar leer je onder andere het ontwerpen van de elektronische besturing voor bijvoorbeeld nieuwe apparaten, maar ook zoiets als het doorrekenen van hoogspanningsnetten. Maar op het bedrijf waar ik nu stage loop, Imtech, doe ik iets anders. Daar maak ik calculaties. Als calculator (berekenaar) werk je vlak onder de directie. Er is nu bijvoorbeeld een aanvraag binnengekomen van NS-Vastgoed om voor een kantoorpand in de Stationswijk hier in Breda de volledige elektronische installatie te berekenen. Zoiets mag ik dan doen: het bestek lezen, daarin staan alle wensen en eisen van de aanvrager en hoe het pand in elkaar zit; noteren waar ik op moet letten, berekenen van de verlichting en de kabeldiktes. En dan ga ik plannen: hoe lopen de kabelgoten, waar moeten de verdelers komen te staan enzovoort. Tenslotte ga ik calculeren. Uitrekenen, zeg maar, hoeveel het gaat kosten. Ik hoef niet alles 63
“Mijn voordeel is dat ik de praktijk goed ken. Ik weet waar ik het over heb"
zelf te berekenen hoor, ik besteed sommige onderdelen weer aan anderen uit. Ik vraag prijzen op, vergelijk die en bepaal uiteindelijk wie of wat het wordt. Daarbij heb ik heel veel aan mijn praktijkervaring. Ik kan het allemaal redelijk goed inschatten, omdat ik weet waarover ik het heb. Elektrotechniek is een complex vak. Je moet behoorlijk bij de tijd blijven. Het is mijn toekomst. Ooit heb ik een eigen bedrijf. Dat is mijn streven. En of ik daarvoor ook nog naar de universiteit ga, dat kan ik nu nog niet overzien. Maar het zou zomaar kunnen.” Januari 2010 Paul is in 2009 afgestudeerd in automatiseringstechniek (HTS). Zijn afstudeerproject was een robot die een bepaald voorwerp herkent, in zijn geval een stalen balk. Nadat hij de balk herkent heeft, tilt de robot de balk op en vervoert hem verder. Naast zijn studie was hij actief als bestuurslid van de studentenvereniging waarvoor hij evenementen en feesten organiseerde. Op de foto staat hij in de ‘soos’, een kelder onder de school waar de feesten plaatsvinden.
Na zijn afstuderen heeft hij een tijdlang een oud klasgenoot (van het MBO) die voor zichzelf is begonnen geholpen. Vanaf 1 februari 2010 gaat hij echter werken bij Burgers Ergon, een van de grootste installateurs van Nederland. Paul zal hier als werkvoorbereider Service en Onderhoud aan de slag gaan. “Nee,” lacht hij, “dit is niet wat ik de rest van mijn leven wil blijven doen. Ik heb de ambitie om hogerop te komen, waar precies in het bedrijfsleven is moeilijk te zeggen, dat is iets wat de toekomst zal uitwijzen.” Maar om ooit een functie in een management of een directie uit te voeren lijkt hem prachtig.
65
“Ik wist in de wieg al dat ik kapster wilde worden” Essyl van Dijk interview winter 2009
Essyl van Dijk (21) studeerde vijf jaar geleden af op Tessenderlandt. Inmiddels heeft zij haar kappers- en visagiediploma en werkt zij als kapster bij Color & Creations op de Ginnekenweg in Breda. Op haar visitekaartje staat ‘talented hairdresser’. “Ik dacht,” zegt Essyl, “die kappersopleiding die doe ik wel even”. Ze lacht: “maar dat had ik verkeerd gedacht. Daar kwam meer voor kijken. Het is een echte opleiding, hoor. Je moet er best veel voor leren, ook theorie. In het eerste jaar vallen er daarom nogal wat mensen af. En je moet het in je vingers hebben. Het is echt een vak.
“Als mijn klanten tevreden de zaak uitgaan, ben ik ook tevreden. Daar doe ik het voor” 66
Na Tessenderlandt ben ik naar het Kellebeekcollege in Roosendaal gegaan. Dat leek ons de beste opleiding. Ik deed er de BBL, dus ik hoefde maar één dag per week naar school. Dat was goed te doen met de trein. Daarnaast moest ik drie dagen per week in een kapsalon werken, als stage. Ik deed dat toen in Etten-Leur, bij kapsalon Friss. Daar heb ik veel aan gehad. In de praktijk leer je toch het meest. Toen ik mijn diploma had, heb ik eerst nog een tijdje bij een andere zaak gewerkt, in de stad.
Een rustige zaak, maar voor mij eigenlijk té rustig. Ik wilde meer, ik wilde groeien. Van de zaak waar ik nu werk had ik goede verhalen gehoord: dat ze meededen met shows, met wedstrijden, dat ze hun personeel regelmatig trainden. Dat was wat ik zocht. Ik ben gaan solliciteren en ik mocht komen. Ik wist in de wieg al dat ik kapster wilde worden. Ik vond het altijd heerlijk om met iemands haar te rommelen. En mijn moeder had een kapsalon. Daar mocht ik soms de afgeknipte haren opvegen, later mocht ik haren wassen en rollers uithalen. Het verveelde me nooit. Met mensen omgaan, dat doe ik graag. Ik ging het alleen maar leuker vinden. Ik vind het fijn om iemand mooi te maken, mannen net zo goed als vrouwen. Als mijn klanten tevreden de zaak uitgaan, ben ik ook tevreden. Daar doe ik het voor. Bij dat mooi maken hoort naar mijn gevoel ook visagie. Op een gegeven moment ben ik bij Mieke Petiet de opleiding gaan volgen. Die staat heel goed aangeschreven. Het eerste jaar reisde ik daarvoor één keer in de twee weken naar Middelburg, het tweede jaar naar Amsterdam. 67
“Ik wilde zelf naar Tessenderlandt, ik heb er nooit spijt van gehad. Leuke klas, goede docenten”
Ik vind visagie heel mooi om te doen. Er komt veel bij kijken, ook theorie. Het is echt heel anders dan gewoon opmaken. Je leert bijvoorbeeld de mooie dingen in een gezicht naar voren te halen. Je leert ook theater-make-up, en make-up voor de tv, bijvoorbeeld mannenmake-up. Ook leer je hoe je bepaalde dingen, bijvoorbeeld een litteken, kunt camoufleren, zodat het niet meer zo opvalt in het gezicht. Maar je leert ook hoe je iemand ouder kunt maken met make-up, of echt heel oud, zonder dat het overdreven wordt. Dat kan bijvoorbeeld nodig zijn voor een toneelstuk of een film. Tijdens die opleiding liep ik stage bij een modellenbureau, een theatergroep en bij de Fashionweek. Dat was echt super! Ik mocht bekende modellen opmaken, b.v die van Next Top Model. Om er in die wereld tussen te komen heb ik flink moeten mailen, bellen en praten. Dat ging echt niet vanzelf. Maar als je er voor gaat, dan kom je er! Dit jaar doe ik als kapster van Color & Creations mee aan de Coiffure Award. Komend weekend is de foto-shoot. Ik heb een kapsel en bijpassende make-up ontworpen. Ik doe het kapsel en de 68
visagie, mijn zus Swinda doet de styling en dan komt de fotograaf. Om ideeën op te doen heb ik natuurlijk veel vakbladen bekeken, maar ook gewoon op straat naar kapsels gekeken en ik heb iets bedacht met botte, harde lijnen. Het idee zit in mijn hoofd, ik kan het niet tekenen, maar ik zie het voor me. Van onze zaak doen er twaalf mensen mee, het is een landelijke wedstrijd, dus er zijn veel kandidaten. In mei is de finale: mijn best doen en afwachten maar. Toen ik op Tessenderlandt kwam als brugklasser vond ik het een hele grote school. Ik kwam van de Spreekhoorn, dat was juist een heel kleine school. Ik weet nog dat ik erg moest wennen. Ik voelde me maar een klein meisje tussen al die grote leerlingen. Maar ik vond het wel leuk. Ik wilde zelf naar Tessenderlandt, en ik heb er nooit spijt van gehad. Leuke klas, goede docenten, samen naar Parijs, de Efteling. En er heeft een keer een klimwand op het schoolplein gestaan, met de introductiedagen denk ik, dat vond ik ook heel leuk. Wat ik me van de docenten herinner is dat mevrouw Denis, die gaf Nederlands, best streng was. Ze had heel duidelijke regels en daar gingen we dan wel eens
"Ik voelde me maar een klein meisje tussen al die grote leerlingen"
tegenin. Meneer de Koning, van engels, die maakte altijd grapjes. Geschiedenis deed ik niet zo graag, en ik hield ook niet van computerles. En natuurlijk weet ik nog die keer dat ik in de pauze kauwgom stond uit te delen op de gang en dat er toen een jongen zomaar ineens, waar iedereen bij stond, om verkering kwam vragen. Nou ja, eigenlijk vroeg zijn vriend het, hij stond er naast. Dat heb ik lang van iedereen moeten horen. Ik heb ‘nee’ gezegd, natuurlijk. Wat ik ook nog weet, maar dat was niet zo leuk, is dat leerlingen soms langs de trapleuning naar beneden probeerden te glijden en dat er toen een jongen vanaf de tweede verdieping naar beneden is gevallen. Dat was heel erg schrikken. Ik heb het niet zelf gezien, maar het heeft wel heel veel indruk gemaakt. We waren flink van slag. De trapleuningen zijn daarna allemaal verhoogd. Toen ik in de tweede klas zat, kwam mijn moeder op Tessenderlandt werken, als docent uiterlijke verzorging. Alleen mijn beste vriendinnen wisten het, de rest niet. In de derde ging ik ook naar uiterlijke verzorging, ja, toen heeft mijn moeder het meteen de eerste les aan de
klas verteld. Het is eigenlijk nooit een probleem geweest. We hadden van tevoren een aantal regels afgesproken, zoals dat we thuis niet over school zouden praten, en dat ik in de les gewoon ‘juf’ tegen haar zou zeggen. Ik heb, eerlijk gezegd, wel een paar keer gewoon ‘mama‘ geroepen, hoor. Ook had mijn moeder allerlei dingen bedacht om zo eerlijk mogelijk te kunnen nakijken of beoordelen. Bijvoorbeeld door de koppen waar we op gewerkt hadden en die ze moest bespreken, door elkaar op een rijtje te laten zetten, zodat zij niet wist welke van mij was. Het was een leuke tijd op de afdeling. We deden een keer mee aan een wedstrijd met andere scholen, toen zijn we eerste én tweede geworden. We waren dus gewoon goed. Dat bleek ook wel, want op het MBO had ik het eerste half jaar een voorsprong op de anderen. Ik weet nog dat ik voor het eerst echt iemand moest knippen. Je moest een model meebrengen, ik had een jongen bij mij uit de buurt gevraagd. Maar toen hij eenmaal zat, durfde ik de eerste knip niet te zetten. Ik stond maar te wachten, ik durfde het gewoon niet. Pas toen mijn docent naast me stond en mij aanmoedigde, durfde ik voorzichtig te knippen.. 69
“We waren dus gewoon goed, want op het MBO had ik het eerste half jaar een voorsprong op de anderen”
Een keer, het was al op mijn werk, ik voelde me niet zo lekker, ik was een beetje dizzy, maar ik dacht zo van kom op, door gaan, flink zijn.. toen heb ik iemand per ongeluk een heel klein beetje in haar oor geknipt. Gelukkig niet zo dat het ging bloeden. Oren zitten nogal in de weg. Die kom je dan tegen met je schaar. Ja, we knippen allemaal met onze eigen schaar. Een echte, goede, scherpe kappersschaar, daar mag je niets anders mee knippen, alleen haar. Scharen heb je vanaf 100 tot aan 1000 euro. Het is echt super om een goeie schaar te hebben. Een die fijn knipt en goed in de hand ligt. Ik denk niet dat ik altijd voor een baas blijf werken, ik wil ooit mijn eigen top-zaak. Een zaak met een paar mensen personeel. Een topzaak, want ik wil graag een salon op hoog niveau. Geen huis-, tuin- en keukenkapsalon. Mét visagie natuurlijk. Veel training, shows en aan wedstrijden meedoen. Onszelf steeds meer ontwikkelen. Veel mensen weten niet hoe zwaar het kappersvak is, lichamelijk is het zwaar omdat je de hele dag staat. Geestelijk kan het zwaar zijn omdat je vaak veel van klanten te horen krijgt. Dat kan soms best heftig zijn. Maar ik vind het 70
super om kapster en visagist te zijn. Ik doe het met plezier. Mijn werk is eigenlijk mijn hobby, ofwel mijn ‘jobby’." Januari 2010 Essyl werkt met veel plezier bij Color & Creations.
71
“Ik werk zelf hard en goed, dat motiveert mijn uitzendkrachten”
Ali Pekmezci
“Ik kon goed luisteren, goed opletten en dingen onthouden. Zo ging ik toch steeds over”
interview zomer 2008
Ali Pekmezci (24 jaar) is zeven jaar geleden afgestudeerd op Tessenderlandt. Hij deed de richting metaal. Daarna ging hij naar het Baronie-college, ook metaal, niveau 1. Hij maakte de opleiding niet af, maar is gaan werken. Nu heeft hij samen met zijn vader een eigen uitzendbureau: RAPIDO.
In mijn omgeving zag ik mensen jarenlang iedere dag naar de fabriek gaan: hard werken voor weinig geld. Dat wilde ik niet. Ik zag ook mensen de criminele kant op gaan om aan geld te komen, daar wilde ik ook niet bijhoren. Ik besloot voor mezelf te gaan werken en zelfstandig ondernemer te worden.
“Op Tessenderlandt haalde ik het maar net. Ik wilde automonteur worden, maar dat kon niet. Mijn niveau was te laag. Daarom ben ik metaal gaan doen, dat kon wel. Ik was dyslectisch, ik had veel moeite met de talen, met lezen. Ik heb mijn hele schooltijd geen boek opengedaan. Maar ik kon goed luisteren, goed opletten en dingen onthouden. Zo ging ik toch steeds over.
Mijn vader had vroeger een uitzendbureau in de agrarische sector. Dat liep erg goed. Als hij ermee was doorgegaan was hij nu zeker net zo groot geworden als Randstad. Maar helaas ging het mis. Hij was op vakantie in Turkije en samen met een vriend merkte hij op hoe duur de champignons daar waren. Die vriend haalde mijn vader over om zijn bedrijf op te geven en samen met hem in Turkije champignons te gaan kweken en verkopen. Een goudmijntje zei hij. Mijn vader geloofde hem en deed zijn bedrijf weg. Maar het plan mislukte. Ik was toen drie jaar, nog maar een klein mannetje.
Nadat ik gestopt was op de Baronie, heb ik eerst een paar jaar gewerkt in de metaalconstructie. Kolommen voor booreilanden gemaakt, beplating voor schepen, trekhaken, frames voor stoelen, van alles. Dat ging prima. Ik vond het werk leuk, ik kon het ook goed vinden met mijn collega’s. Ik had het erg naar mijn zin. Alleen, ik had problemen met het salaris. Dat was te laag, vond ik. Ik wilde geld verdienen.
Toen ik besloot zelfstandig te worden heb ik dat met mijn vader besproken. Ik vroeg hem of hij samen met mij weer een uitzendbureau wilde beginnen en dat wilde hij wel. We zijn samen bij de Kamer van Koophandel 73
“Ik zorgde ervoor dat we een goede indruk maakten”
geweest om ons plan uit te leggen, dat liep allemaal goed. We werden allebei eigenaar: VOF heet zoiets. We zijn vennoten. Samen de baas, zeg maar. Daarna gingen we van start. Dat was in de zomer van 2006. In die zomer is ons RAPIDO uitzendbureau geboren. Om klanten te werven reden we eerst allerlei bedrijven af, maar die hadden allemaal al uitzendbureaus waar ze mee samenwerkten. Dat leverde niks op. Toen zijn we langs andere uitzendbureaus gegaan om onszelf bekend te maken. Misschien konden we hun ook mensen leveren. Ik ging ook langs bij het bedrijf waar ik zelf had gewerkt. Die konden me wel gebruiken voor een tijdje. Ik deed hetzelfde werk als eerst. Later heb ik zo ook nog een jaartje in de bouw gewerkt. Ik nam dan een man of twee mee en liet zien dat we hard en goed werkten. We ruimden ongevraagd op enzo, zowel binnen als buiten. Ik zorgde ervoor dat we een goede indruk maakten. De volgende keer vragen ze dan misschien of je een man of vijf mee kan brengen. Die lever ik dan. Het ging goed. Zo lieten ze ons steeds meer werkzaamheden verrichten. Ik werk zelf hard en goed, dat motiveert mijn 74
uitzendkrachten. Ondernemers die dat zien, willen dan wel met jou in zee. Zo werkt dat. Nu werken we rechtstreeks met bedrijven. Als ik mensen nodig heb, benader ik het liefst mensen die ik ken. Ik bied ze net iets meer dan een ander, en dan werken ze voor mij. Er komen ook wel mensen solliciteren, maar dat gaat niet altijd goed. Je heb mensen die zeggen dat ze willen werken maar het helemaal niet menen. Die werken niet hard, ze komen niet opdagen of melden zich de tweede dag al ziek. Daar heb ik niks aan. Het liefst neem ik mensen aan waarmee ik zelf heb gewerkt en waarvan ik weet dat ze gewoon goed en hard werken. Dan hoef ik ook niet zelf mee. Als iemand een jaar bij mij werkt, en ik weet dat ik hem kan vertrouwen, dan kan ik hem in zijn eentje ergens laten werken. De concurrentie is groot. Bijvoorbeeld van de Polen, die ook eigen uitzendbureaus hebben. Het zijn goedkope arbeidskrachten en daarom moeten wij, als beginnend bureau, soms onze prijzen aanpassen. In een bedrijf waar we nu werken zijn ook Polen aan de slag. Een van hen wilde zich bij mij aanmelden. Hij wilde voor mij gaan werken, maar dan moet ik wel voor
“Als jij iemand goed behandelt, word jij zelf ook goed behandeld”
onderdak voor hem zorgen. Tja, dat heb ik niet zomaar natuurlijk. In de bouw werken ze trouwens liever niet met Polen, omdat die de taal niet spreken. Ik merk ook wel dat er gediscrimineerd wordt, er worden soms echt racistische opmerkingen gemaakt. Zegt zo’n aannemer bijvoorbeeld tegen mij: ‘Die zwarte van jou die werkt niet.’ Dan praat ik met die man. Dat als hij zo over die jongen praat, dat het dan logisch is dat die zijn best niet doet. Als jij iemand goed behandelt, word jij zelf ook goed behandeld. Dat is mijn ervaring. Aannemers zijn soms wel grof, ja. Ik kan dat wel een beetje begrijpen, want ze dragen veel verantwoordelijkheid. Het moet allemaal binnen een bepaalde tijd af zijn. En als er dan werkers zijn die liever lui zijn dan moe, die niet veel uitvoeren, die het niks kan schelen, tja. Ik moet ook vaak aan mijn mensen uitleggen dat ze grapjes over buitenlanders niet zo serieus moeten nemen: dat het grapjes zijn. Dat is lastig. Om mij heen zie ik vrienden die ook voor zichzelf beginnen. Ook mensen die eerst helemaal niet wilden werken! Maar voor zichzelf werken ze best hard. Ze moeten wel, want je moet
alles zelf doen. Je wordt iedere dag gebeld, op zaterdag en zondags ook. Het werk gaat gewoon door. Even praten, bellen, papieren in orde maken. Soms is het zwaar om het vol te houden, dan denk ik: ik stop ermee. Maar mijn vader steunt me dan weer. En andersom ook. Mijn vader denkt ook wel eens: dit wordt niks. Dan steun ik hem weer. Daarom zijn we er nog steeds. We hebben een keer twee weken stilgelegen, geen werk gehad. Dan krijg je het wel benauwd hoor. Dat is een grote verliespost. Dan komt er niks binnen, geef je het alleen maar uit. Als ik toen alleen was geweest, ik weet niet of ik dan was doorgegaan. Maar nu gaat het goed. Mijn vader is met een ploeg aan het werk, mijn moeder is aan het aardbeien plukken. Allemaal voor RAPIDO. Zij neemt dan weer vriendinnen mee, die ze motiveert. En ik zelf heb op verschillende plekken mensen werken. Ik zie nog veel mensen van Tessenderlandt, sommigen wel elke dag even. Het is leuk om te zien dat ze verschillende kanten op zijn gegaan. Iedereen doet iets anders. School is de plek om vrienden te maken. Als je 75
“School is de plek om vrienden te maken”
werkt is dat veel moeilijker. Het is belangrijk met wie je omgaat op school. Je bent jong, maar je moet wel aan je toekomst denken. Niet met de verkeerde mensen omgaan. Je niet laten verleiden door stoere praatjes enzo. Wees serieus, hou je hoofd erbij. En weet goed welke richting je kiest, want dat wordt je toekomst. Op jonge leeftijd moet je het maken. Probeer all round te worden, niet alleen maar één ding kunnen, maar juist veel verschillende dingen kunnen. Dan hebben ze wat aan je op het werk. En dan heb jij ook mogelijkheden, dan kan je makkelijker om salarisverhoging vragen bijvoorbeeld. In de praktijk kan je veel leren, dat heb ik ook gedaan. ALS JE MAAR WILT. Dat is het belangrijkste, dat je het zelf echt wil. Als je er maar zo’n beetje bijstaat en het je niet interesseert, dan wil niemand je hebben. Je moet gemotiveerd zijn, enthousiast en werk willen aanpakken. Je moet er goed verzorgd uitzien, goed met mensen om kunnen gaan en niet boos kijken. Vriendelijk zijn, dan kom je er wel. Altijd positief blijven denken, wat er ook gebeurt.”
Februari 2009 Met uitzendbureau Rapido gaat het goed. Er is deze zomer volop werk geweest. Nu, in de winter, met sneeuw en ijs, ligt de bouw stil. Dus is het ook in het uitzendbureau rustig.
77
“Dat sloot goed aan op wat ik op Tessenderlandt had geleerd” Carmen Brosens interview herfst 2007
“Ik wilde altijd al in de zorg werken”
Carmen Brosens (23 jaar) studeerde 7 jaar geleden af op Tessenderlandt. Ze deed verzorging, niveau C. Nu heeft ze haar MBO- diploma Sociaal pedagogisch werker op zak en een vast contract bij de stichting Amarant. Ze werkt daar met gehandicapten.
een beetje ervaring mee. Het werk vond ik echt leuk, maar met mijn collega’s liep het niet zo. Op de volgende werkplek was het eigenlijk hetzelfde: weer de collega’s met wie ik het niet kon vinden. Ik ging aan mezelf twijfelen: lag het soms aan mij?
“Ik wilde altijd al in de zorg werken. Toen ik veertien was deed ik al vrijwilligerswerk. Mijn oma zat in een bejaardentehuis. Iedere woensdagavond hield ik daar demente bejaarden gezelschap. Ik vond het leuk om voor te lezen en praatjes met ze te maken. Zij vonden het ook fijn als ik kwam. Soms mocht ik de verpleging helpen, als iemand aangekleed moest worden ofzo. Ik vond het er leuk, er gebeurden grappige dingen. Ik moest vaak lachen. Twee oude dames, elkaars beste vriendinnen, als ik die met elkaar hoorde kibbelen bijvoorbeeld. Dat was zo komisch.
Na twee jaar ben ik van richting veranderd. Ik ben SPW gaan doen. Sociaal Pedagogisch Werk. Ik moest toen wel weer van voor af aan beginnen. Maar ik ben blij dat ik het heb gedaan. Dit werk ligt mij veel beter. Ik werkte toen vier dagen bij Amarant en ging één dag per week naar school.
Toen ik van Tessenderlandt af kwam, ben ik op het Baronie- college de opleiding verzorging gaan volgen. Dat sloot goed aan op wat ik op Tessenderlandt had geleerd. Ik ging toen ook in een bejaardentehuis werken. Daar had ik al
Bij Amarant ben ik begonnen als vakantiekracht. Ik kon gewoon blijven. Amarant is een instelling voor gehandicaptenzorg. Het is een heel brede instelling, ze doen van alles voor gehandicapten. Ze beheren ook woningen bijvoorbeeld. In Rijsbergen verzorgen ze dagactiviteiten. Daar werk ik. Ik heb in mijn eentje een groep. Dat vind ik fijner dan samen met een ander. Ik doe meer als ik alleen werk, dan word ik niet afgeleid. Mijn groep bestaat uit vijf verstandelijk gehandicapten met een ontwikkelingsleeftijd van nul tot anderhalf jaar. Dus met 79
“Ik doe het heel graag, het geeft mij voldoening”
ze praten gaat niet. Ze begrijpen het wel als ik iets tegen ze zeg, maar ze kunnen niet terugpraten. Net als bij kleine kinderen. Ik moet dus vooral activiteiten bedenken waarbij ze iets kunnen beleven. Iets met kleuren om naar te kijken, of iets dat beweegt. Dingen die ze kunnen zien, horen of voelen. Bijvoorbeeld met geluid of licht. Of zoiets eenvoudigs als bellenblazen. Ik kan ze ook nog wel dingen bijleren, maar dat zijn vooral motorische dingen, zoals een lepel vasthouden en zelf eten. Ik doe het heel graag, het geeft mij voldoening. Ik merk bijvoorbeeld dat ze rustig worden bij mij. Soms komt iemand ineens heel zachtjes met zijn hoofd naar mijn schouder als we samen zitten, om contact te maken. Dat is zo ontroerend. Je maakt contact zonder woorden. Je moet veel gewoon aanvoelen. Er gebeuren natuurlijk ook wel eens dingen die moeilijk zijn, het is niet alleen maar lief en aardig. In het werk kom je jezelf tegen. Daar praatten we dan op school over. Je leert jezelf kennen. Hoe reageer je als er iets gebeurt? Ben je bang, loop je weg, raak je in paniek, word je driftig? Het is goed om dat van jezelf te weten en te 80
“Ik vond het een verrijking van mijn leven en mijn denken”
leren hoe je dingen anders kunt doen. Bijvoorbeeld bij agressie. Hoe ga je daar mee om? We hebben een workshop agressie gehad. Dat vond ik wel fijn. Ik ben klein van stuk en als er dan een volwassen iemand agressief wordt.... Ik heb daar veel aan gehad. Nu weet ik wat ik moet doen als dat gebeurt. Ik heb het twee keer meegemaakt dat iemand in mijn lokaal agressief werd. De eerste keer handelde ik uit mezelf gelukkig goed. Maar toen het de tweede keer gebeurde dacht ik aan wat ik had geleerd: wat ga ik nu doen. Je denkt erover na, je bent gewaarschuwd. Op Tessenderlandt was ik in het eerste jaar een beetje een buitenbeentje. Ik had het gevoel dat ik er niet echt bij hoorde. Niet dat ik gepest werd, maar ik was toch wel alleen. Vanaf de tweede voelde ik me veiliger. Vooral geschiedenis van meneer Schrauwen vond ik leuk. Hij vertelde zo echt dat het leek of hij het allemaal zelf had meegemaakt. Ik wilde toen ook wel geschiedenis gaan studeren. Nu nog hoor, als ik ergens naar toe ga verdiep ik me in de geschiedenis van die stad of dat land. En ik bekijk oude gebouwen. Ik vind dat interessant. Ik vond het zo jammer dat je dat vak
maar twee jaar kreeg. Ik had het wel als keuzevak willen hebben in de derde en de vierde. De talen vond ik moeilijk. Bij Engels, die grammatica, daar snapte ik niks van. Ik haalde alleen maar lage cijfers en vond het helemaal niet leuk. Maar het gekke is, ik kwam een paar jaar geleden op vakantie Engelse mensen tegen en de woorden rolden zo uit mijn mond! Ik vond het leuk om Engels te spreken. Het ging heel goed! Ik dacht dat ik slecht was in Engels, maar toen bleek dat ik het prima sprak. Komt natuurlijk ook door alle Engelse liedjes enzo. En de Engelse films op tv. Maatschappijleer vond ik ook leuk. Daar heb ik veel aan gehad. Je gaat de maatschappij beter begrijpen. Je leert er veel over jezelf. Ik vond het een verrijking van mijn leven en mijn denken. Over een paar jaar ga verder met mijn studie op het Vitalis- college (zo heet het Baronie tegenwoordig), want ik wil persoonlijk begeleidster worden. Daarvoor moet ik SPW niveau vier doen. Dan heb je meer verantwoordelijkheid, kan je beslissingen nemen voor je cliënten. Het duurt een jaar, een dag in de week en daarna zou ik het SPW op HBO- niveau kunnen gaan 81
“Als je iets heel graag wilt en je gaat er dan ook echt voor, komt het helemaal goed met je”
doen. Maar ik weet nog niet of ik dat wel wil. Ik ga eerst dit halen. Wat ik tegen iedereen nog zou willen zeggen is: laat je niet te veel beïnvloeden door de buitenwereld. Ga je eigen gang en jaag je eigen dromen na. Als je iets echt heel graag wilt doen of wilt worden en je gaat er dan ook echt voor, komt het helemaal goed met je.
Januari 2010 Carmen heeft in 2009 haar SWP niveau 4 gehaald. Ze werkt nog steeds bij Amarant, maar nu op de lokatie Breda. Ze heeft een groep van twaalf mensen (ontwikkelingsleeftijd tussen de 3 en 4 jaar) onder haar hoede. “Intensief, maar erg leuk”, vertelt ze. De volgende studie die ze gaat doen is pedagogiek (4 jaar studeren), want ze wil graag opvoeddeskundige worden.
Het klink misschien heel stom, maar maak je school af! Doe je best. Nu denk je misschien dat je daar allemaal geen zin in hebt. Maar wil je later iets bereiken, en wil je gehoord worden en serieus genomen door iedereen (want zo werkt het wel in de maatschappij), dan heb je een diploma nodig. Geen diploma? Dan ben je vast heel dom, denken ze. Dat hoeft niet zo te zijn, mensen die geen diploma hebben kunnen best slim zijn, die hebben misschien niet de kans gehad om te leren. Die kans krijgen jullie wel, dus pak die aan met twee handen. Ik wens iedereen heel veel succes: ga er voor. En misschien sta jij dan, over zeven jaar, net als ik, je eigen verhaal te vertellen en je eigen visie op de dingen te geven. En dan luisteren ze graag naar je.” 82
83
“Samenwerken is belangrijk. Als je dat niet kunt, kan je het wel vergeten”
“Ik zit bij de leiding, organiseer van alles”
Kevin Coremans interview zomer 2007
Kevin Coremans (18 jaar) studeerde twee jaar geleden af aan Tessenderlandt, richting consumptieve technieken, niveau kader. Daarna deed hij een oriëntatiejaar Landmacht en Marine op het ROC in Breda (Vitalis, aan de Terheijdense weg). “Ja”, zegt hij “dat leek me wel wat. Ik had het idee dat het de scouting in het groot zou zijn. Dat klopte ook wel een beetje, want vlotten bouwen, knopen, kaart en kompas kon ik overslaan omdat ik dat al kende van de scouting. Maar het was saai. Het was niet zo avontuurlijk als ze je voorspiegelen. Ik vond het saai en ben na dat oriëntatiejaar weggegaan. Ik wilde toch iets anders. Toen heb ik me op de Rooi-Pannen ingeschreven voor sport en recreatie. Ik heb zelf allerlei sporten gedaan. Geen teamsporten, maar tafeltennis, handboogschieten, zulke dingen. Sport en recreatie leek me daarom wel wat. Het eerste jaar is daar ook een oriëntatiejaar. Je krijgt vakken als introductie, techniek en groen, entertainment. Bij introductie ga je kijken op plekken waar onze beroepen zoal worden uitgevoerd. Dat is heel breed, dat gaat van hotels 84
tot evenementen en van de Efteling tot op campings. Bij entertainment doe je allerlei spelletjes, van lama-achtige spelletjes tot kleine toneelstukjes. Om de twee weken sport. Ik ontdekte dat ik toneelspelen erg leuk vond, dat wist ik niet van mezelf. Daarom heb ik nu sport laten vallen en voor de richting entertainment gekozen. Ons schooljaar bestaat uit vier periodes, de eerste drie zijn eigenlijk het eerste jaar. Daarna kies je, en de vierde periode zit je dus al in het tweede jaar. Dat is nu dus. We hebben als opdracht de eindexamenshow in elkaar te zetten voor degenen die dit jaar eindexamen doen. Die show maken we samen met een leraar. Het wordt een soort award-show, met dansen en playbacken. Hartstikke leuk. Je doet alles samen. Samenwerken is belangrijk. Als je dat niet kunt, kan je het wel vergeten. Een opdracht is bijvoorbeeld dat je met een groepje van een man of vier een bestaand bedrijf uitzoekt, en daar een programma voor bedenkt voor op de vakantiebeurs. Bijvoorbeeld voor de Roompot (camping). Het bedrijf bestaat echt, maar we gaan er niet echt heen. Het is een oefening. Dat programma moet je dan pre85
“Toen ik in de vierde zat kreeg Tessenderlandt de richting toerisme en recreatie”
“Ik kon na mijn Tessender landt-stage gewoon blijven. Maar dan betaald"
senteren alsof je het uitlegt aan het personeel. Met foto’s en filmpjes van internet. Of we moeten zogenaamd een excursie verzorgen voor Duitse mensen in Breda. Met folders en uitleg in het Duits. We hebben ook theorielessen zoals administratie. Daar leer je mensen inschrijven, rekeningen schrijven enzo. We hebben talen: Engels, Duits of Frans, dat kan je kiezen. We leren hoe hotels of campings zijn ingericht, alles wat met recreatie te maken heeft. Ook communicatie, dat is eigenlijk Nederlands. Daar leer je bijvoorbeeld hoe je een telefoongesprek moet voeren. Dat heb ik toevallig gisteren nog gedaan. Dan belt een leraar je op vanuit de andere kant van het gebouw en dan moet je hem bijvoorbeeld een huisje verhuren. Later bespreekt hij dan met je hoe het ging. Zulke dingen. Het gaat best goed op school, ik haal zevens en achten. Niet dat het allemaal zo makkelijk is. Dit jaar zijn we met 31 leerlingen begonnen, nu zijn het er nog 24. Tijdens het jaar vallen best veel mensen af. Ik doe nu niveau 2, hierna ga ik niveau 3 doen. Dan wordt je medewerker. Als je niveau 4 ook nog doet, dan kan je leidinggevende worden. 86
Op niveau 4 ga je vijf maanden op stage, dat kan ook in het buitenland. Dan zou ik wel naar Kreta willen, meedraaien in een entertainmentteam in Griekenland. Mooi toch? Echt, ik zou tegen iedereen willen zeggen: Kom naar de Rooi Pannen. Goed georganiseerd en hartstikke leuk. We hebben een internetpagina waar alle info opstaat: roosters, als er iets uitvalt, datums, je kunt er op communiceren met je leraren. Perfect geregeld allemaal. Van oktober tot en met maart hebben we stage gelopen. Een dag in de week. Je kon drie adressen opgeven. Ik kon naar Linberg Plaza in Molenschot. Die hebben een bowlingbaan, een indoor tennisbaan en een camping. Ik heb voornamelijk achter de bar gestaan daar. Dat was prima hoor, maar ik had liever naar de Efteling gewild. Want ik ken de horeca al. Ik sta elk weekend in de keuken bij de Chaamse Hoeve, daar kon ik na mijn Tessenderlandt-stage gewoon blijven. Maar dan betaald. Ik vind het leuk, maar niet voor altijd. Ik hoop later werk te vinden bij evenementen: organiseren, activiteiten verzorgen. Dat is toch meer iets voor mij. Tja, wat voor talenten moet je hebben. Je moet kunnen organiseren, goed kunnen samenwer-
ken, dat is erg belangrijk. Met allerlei mensen om kunnen gaan. Het leuk vinden om met mensen te werken: groepen kinderen, volwassenen. En je moet niet onzeker zijn. Soms sta je voor driehonderd man en dan moet je een toneelstukje doen in je eentje. Zulke dingen.. Nee, ik heb het niet van huis uit meegekregen. Mijn vader en broer zijn allebei timmerman. Maar ze vinden het wel leuk wat ik doe. Volgend jaar organiseren we met de klas bijvoorbeeld een dinnershow voor onze ouders in de aula. Dan kunnen ze ook eens van dichtbij meemaken wat wij doen op school. Dan komen ze zeker. Ik heb het denk ik meer via mijn moeder. Op woensdagmiddagen hielp ze bij knutselclubjes voor kinderen. En ze deed veel voor de Kiak in Gilze, de kindervakantieweek. Dan ging ik mee, mocht ik haar helpen. Ik deed steeds meer. Toen ik 14 was hielp ik mee bij het organiseren en iets later werd ik gevraagd voor het bestuur. Daar zit ik nu in. Organiseer disco’s, een braderie. Dat soort dingen. En de scouting natuurlijk, daar zit ik al mijn hele leven bij. Eerst als bevertje, toen als welp, daarna verkenner, rowan sherpa (ja, zo heet 87
“Tessenderlandt was een leuke tijd. Ik heb het erg naar mijn zin gehad”
dat. Dat is jongens en meiden door elkaar) en nu als Slix, dat is van 18 tot 23 jaar. Een groepje van een man of zes. We spreken soms samen af. Gaan we zwemmen of zo. Ik zit bij de leiding, organiseer van alles voor de welpen. Kampen of spelletjes. Vorig jaar was er bijvoorbeeld een groepsweekend met als thema Adriaan en Bassie. Hebben we een caravan gemaakt, en ik was Adriaan. (Zie www.gillesa.nl) Tessenderlandt was een leuke tijd. Ik heb het erg naar mijn zin gehad. Horeca vond ik leuk, maar ook handvaardigheid, techniek en sport. Klopt wel als je nu naar mijn opleiding kijkt, hè? CKV vond ik ook leuk. Ik ga nu ook naar de Lama’s kijken in het nieuwe seizoen, en binnenkort ga ik naar Stomp. Dat is een voorstelling waarin allerlei voorwerpen als drumstel worden gebruikt. Strakke ritmes. Hartstikke goed. Toen ik in de vierde zat kreeg Tessenderlandt de richting toerisme en recreatie. Dat was voor mij net te laat, anders had ik (denk ik nu) dát gekozen. Niet dat ik spijt heb van horeca hoor, helemaal niet. Ik heb veel gehad aan wat we leerden: koken en serveren, zeker. Ik heb heel goede herinneringen aan Tessenderlandt. Ik ga
er af en toe nog wel eens kijken.” Januari 2010 Kevin zit inmiddels in het vierde jaar van de Rooi Pannen, niveau 4. Hij heeft zijn opleiding wat theorie betreft afgerond. In 2009 liep hij vijf maanden stage bij Virgin Luchtballon in Tilburg.”Dat was een superstage,” vertelt hij, “Ik heb twee keer een ballonvaart mogen meemaken.” Op dit moment loopt hij zijn tweede stage bij camping de Reebok in Oisterwijk: terreinonderhoud, receptie, van alles eigenlijk. Hierna moet hij alleen zijn stageverslagen nog inleveren. Eind maart is hij klaar. En dan aan het werk! Hij heeft er zin in.
89
“Ik kreeg op Tessenderlandt mijn zelfvertrouwen weer terug”
“Tessenderlandt was een heerlijke tijd voor mij. Ik vind het nog steeds de leukste school” Jet bij de Leij interview winter 2010
Jet bij de Leij (19) studeerde drie jaar geleden af op Tessenderlandt, richting Uiterlijke Verzorging. Ze werkt bij postorderbedrijf Otto, waar ze moeilijke en makkelijke klanten telefonisch te woord staat. Nog even, want ze gaat weer naar school. Ze weet nu wat ze wil. “Ja,” zegt Jet, “ik zat laatst een keer te spelen met mijn kleine nichtjes. Dat doe ik vaak en ontzettend graag. Dat kan ik gewoon goed. En ineens dacht ik: waarom maak ik dáár niet mijn werk van... Ik was al een hele tijd aan het zoeken wat ik echt wilde. En ineens wist ik het. Na Tessenderlandt ben ik naar de Kappersschool in Roosendaal gegaan. Een dag school, de andere dagen werken. De praktijk vond ik leuk, maar de school niet. De theorie die we kregen, dat ging alleen maar over permanenten enzo. Het was gewoon niet wat ik had verwacht. Ik vond het niks. Ik ben gestopt. Toen nog een andere kappersopleiding geprobeerd, in Tilburg. Maar dat was het zelfde liedje. Als je niet op school zit, kun je ook niet in de kapsalon blijven werken, dus ik ben er helemaal mee gestopt. Van de ene op de andere dag. Gek wel, want vanaf mijn kindertijd stond 90
het voor mij en dus ook voor de hele familie vast dat ik kapster zou worden. Dus niet. Mijn oma vond het geloof ik het ergst, die bleef maar vragen waarom nou toch.. Via een uitzendbureau kwam ik bij T-mobile op het kantoor, ik deed de administratie. Beviel goed. Maar toen werd ik ziek. Ik had de ziekte van Pfeiffer, ik was ontzettend moe. Ik ben twaalf maanden ziek geweest, heb heel veel geslapen. Klein stukje lopen en weer slapen. Toen ik terugkwam op het werk was er een ander aangenomen voor mij in de plaats. Logisch wel, als je een jaar ziek bent. Ik kon vertrekken. Toen heb ik een half jaar thuis gezeten. Nou, dat is erg hoor. Verschrikkelijk. Ik probeerde van alles, maar er was gewoon geen werk voor mij. Op zekere dag vond ik één vacature die ik zou kunnen doen, bij postorderbedrijf Otto: medewerker klantenservice. Ik heb meteen gesolliciteerd en werd gelukkig aangenomen. Ik draai nu diensten van vier uur. Ik zit de hele tijd achter een computer aan de telefoon, samen met 250 collega’s: er bellen constant mensen, dat gaat achter elkaar door. Mensen met klachten, vragen, die bestellingen doen. Je 91
"Nou, ik wist het meteen, hoor. De sfeer, dat praktijklokaal van Uiterlijke Verzorging! Fantastisch!"
moet al die telefoontjes ook afhandelen natuurlijk, dingen regelen enzovoort. Het is hier ook vooral een kwestie van goed met mensen kunnen omgaan. Je moet er wel tegen kunnen hoor. Je wordt vaak uitgescholden, dat gebeurt dagelijks. En daar wen je nooit aan. Als ik ‘s avonds thuis ben zit het meestal nog in mijn hoofd. Mensen denken niet na over wie ze aan de lijn krijgen, meteen schelden. Dan moet je kalm blijven en beleefd. Als het te gek wordt moet je rustig zeggen wat je gaat doen met de klacht en dan zeg je dat je nu de verbinding verbreekt. Poehh! Dat is echt niet leuk hoor. Maar over het algemeen vind ik het wel leuk. Ieder telefoontje is anders, je weet nooit wat je nu weer zal horen als je de telefoon opneemt. Sommige mensen zijn heel zakelijk, andere gezellig, tja, en anderen dus boos. Wat ik eigenlijk het liefste doe is het werken voor ‘You look for less’. Dat is de 50plusafdeling. Die klanten zijn rustig, ze nemen de tijd. Ze zijn vriendelijk, nooit boos of kortaf, ze vragen soms advies. Dat is echt leuk, dan heb je het gevoel dat je iemand echt helpt. Maar ik wil dit niet mijn hele leven doen, daar 92
is het niet leuk genoeg voor. Als je geen vakopleiding hebt, kom je wel steeds in dit soort banen terecht. Dan heb je echt heel weinig keus. Ik vroeg me af: wat wil ik dan wel? Dat was nog niet zo simpel. En toen ineens, toen ik daar zo met mijn nichtjes zat, toen wist ik het: kinderopvang. Werken met kleine kinderen, zo tot een jaar of vier. Ik ben op internet naar opleidingen gaan zoeken, en ik wist: ja, dit wordt het. Ik werd helemaal blij. Het zit achteraf wel een beetje in de familie, want mijn moeder werkt op een basisschool, en mijn zus en mijn tante geven ook les. Maar ik wilde echt nooit het onderwijs in, en nu nog steeds niet, hoor. Ik wil de kinderopvang in. En daar is veel vraag naar. Buitenschoolse-opvang, peuterspeelzalen, dat werk. Ik heb me voor volgend jaar ingeschreven in Tilburg. Pedagogisch werker, niveau 3. Weer één dag naar school en de andere dagen werken. Ik heb er zo’n zin in! Tessenderlandt was een heerlijke tijd voor mij. Ik vond en vind het nog steeds de leukste school. Echt. In het dorp bij ons werd het afgeraden, het zou geen goede school zijn. Maar
“Ik wist niet wat me overkwam: ik kon óók goede cijfers halen!! “
mijn moeder vond het belangrijk dat ik meer zou zien dan alleen ons dorp, dus we gingen naar de open dagen. In Tilburg en in Breda. Nou, ik wist het meteen, hoor. De sfeer, dat praktijklokaal van Uiterlijke Verzorging! Fantastisch! Gelukkig gingen we met een groepje van acht uit Alphen naar Tessenderlandt, dus we konden samen heen en terug fietsen of bussen. We hadden een leuke klas. Twaalf leerlingen. Ik zie sommige mensen nog regelmatig. Wat heel erg was, was dat Evelien op zekere dag zomaar dood was. Zij kwam ook uit Alphen. Ze zat altijd bij ons in de bus. We zaten in hetzelfde jaar. Zij deed kader, en ik basis. Ze was gewoon een gezond meisje. Ik weet nog dat ik werd opgebeld. Verschrikkelijk. Gelukkig werden we op school goed opgevangen, je kon altijd bij iemand terecht als je het even niet meer wist. Ik kwam als een heel onzeker vogeltje Tessenderlandt binnen. Van de basisschool had ik meegekregen dat ik niks kon. Gewoon: ik kon niks. Dus ik vond het doodeng. Maar onze mentor, meneer Deen, had alle geduld. Als ik het niet snapte werd ik geholpen. Ik bloeide hele-
maal op. Hij vertelde ook altijd mooie verhalen. Ik had het zó naar mijn zin op school. Ik had nooit meer het idee dat ik iets niet kon. Eindelijk haalde ik goede cijfers. Ik wist niet wat me overkwam: ik kon óók goede cijfers halen!! Niet voor alle vakken hoor: engels bleef moeilijk. Maar ik ben voor wiskunde met een acht geslaagd! Ik ben naar mijn basisschool teruggegaan om het ze te laten zien. Kijk eens! In groep zes hadden ze me daar een rekenmachientje gegeven met de woorden: rekenen dat leer jij toch nooit. Ik was zo trots. Misschien is dat wel het belangrijkste en vond ik het daarom zo fantastisch op Tessenderlandt, dat ik daar mijn zelfvertrouwen weer terug kreeg. Dat ik gezien werd en geholpen, in mijn eigen tempo kon werken, op mijn eigen niveau. Dat ik opbloeide. Ik heb ook genoten van de tijd op de afdeling Uiterlijke Verzorging. Ik vond alles leuk: de kappersklas, de pedicure, de lessen schoonheidsspecialiste. We kregen best veel theorie, maar we werkten in groepjes en moesten iets dan op een bepaalde tijd af hebben. Dat vond ik fijn werken. En goeie docenten natuurlijk, die gingen helemaal voor het vak, dat merkte je 93
“En goeie docenten natuurlijk, die gingen helemaal voor het vak, dat merkte je aan alles”
aan alles. We hebben een modeshow gedaan, dat was spannend, want het was voor een wedstrijd. Ik weet nog dat Mevrouw Broekman het allemaal heel belangrijk vond voor onze ontwikkeling. Van andere scholen kwamen er toen ook leerlingen naar Tessenderlandt. Ik hielp mee met de make-up en het haar. We hebben niet gewonnen, maar het was heel leuk. Er is van die dag een dvd gemaakt, daar kijk ik nog wel eens naar. We hadden geschiedenis van meneer van Dongen, fijne docent. Hele verhalen vertelde hij, ik vond het heerlijk. En van meneer van de Broek weet ik nog (ha ha), dat die tijdens de les wel eens even wegging. “Ik ben even naar beneden”, zei hij dan. Toen zijn we hem een keer stiekem achterna gegaan, want we wilden wel eens weten wat hij ging doen! Ging hij naar de rokerskamer! Ging hij even een sigaretje roken! Mevrouw Heurter van wiskunde, oh ja, die was altijd zo vrolijk in de les. Ze had ook altijd wel even tijd voor een praatje, en ze liet ons sudoku’s doen. Dat was goed voor ons inzicht, zei ze dan. 94
Wij waren geloof ik ook het eerste jaar dat examen moest doen op de computer. Ik vond het raar, het voelde helemaal niet ‘echt’. Een gymzaal vol met tafeltjes waar het heel stil is, dat is examen, dat maakt indruk. Dit niet, het leek net of we een spelletje deden. We konden zo op elkaars beeldscherm kijken. Wat ik nog zou willen zeggen? Geniet van de tijd dat je nog op school zit, want het is zó voorbij. Je maakt vrienden, je hoeft nog niet echt verantwoordelijkheid te dragen. Werken is echt heeeeel anders. Ja, ik zeg dat nu natuurlijk ook achteraf. Als je op school zit, mopper je op je huiswerk enzo. Nou, geef mij dat huiswerk maar hoor, in plaats van al die telefoontjes de hele dag. Geniet er maar lekker van.” Januari 2010 Jet is per 1 januari 2010 gestopt bij de Otto. Ze verheugt zich op haar opleiding. Wat ze in die tussentijd gaat doen weet ze nog niet.
95
I
Via Tessenderlandt portretten van oud-leerlingen Tweede geheel herziene en uitgebreide editie
“Ik kwam als een heel onzeker vogeltje Tessenderlandt binnen. Van de basisschool had ik meegekregen dat ik niks kon. Gewoon: ik kon niks. Dus ik vond het doodeng. Maar onze mentor, meneer Deen, had alle geduld. Als ik het niet snapte werd ik geholpen. Ik bloeide helemaal op. Hij vertelde ook altijd verhalen. Ik had het zó naar mijn zin op school. Ik had nooit meer het idee dat ik iets niet kon. Eindelijk haalde ik goede cijfers. Ik wist niet wat me overkwam: ik kon óók goede cijfers halen!! Niet voor alle vakken hoor: engels bleef moeilijk. Maar ik ben voor wiskunde met een acht geslaagd! Ik ben naar mijn basisschool teruggegaan om het ze te laten zien. Kijk eens! In groep zes hadden ze me daar een rekenmachientje gegeven met de woorden: rekenen dat leer jij toch nooit. Ik was zo trots. Misschien is dat wel het belangrijkste en vond ik het daarom zo fantastisch op Tessenderlandt, dat ik daar mijn zelfvertrouwen weer terug kreeg. Dat ik gezien werd en geholpen, in mijn eigen tempo kon werken, op mijn eigen niveau. Dat ik opbloeide.” Jet Tessenderlandt is een school voor mavo en voorbereidend mbo aan de Van Riebeecklaan in Breda. Hoe gaat het met mensen die hun diploma haalden via Tessenderlandt? Wat doen ze tegenwoordig en hoe kijken ze terug op hun schooltijd? II