Via Tessenderlandt 40 portretten van oud-leerlingen
J
U
B
I
L
E U
M
E D
I
T
I
E
Via Tessenderlandt
J
U
B
I
L
E
U
M
E
D
I
T
I
E
1
Colofon
Marieke Middelkoop
tekst, coördinatie, eindredactie
Koos van Gils tekst, coördinatie, incidentele fotografie Mabinte van de Belt
fotografie
Via Tessenderlandt 40 portretten van oud-leerlingen
Henk Huinen organistatie, (eind)redactie opmaak, vormgeving realisatie & productie Accuraat drukwerk, inbinden Offsetdrukkerij gezet in
Frutiger LT Std
J
U
B
I
L
E U
M
E D
I
T
I
E
Caflish Script Pro
een uitgave van Tessenderlandt vrl mavo en voorbereidend mbo Van Riebeecklaan 2 4818 EB Breda 076 521 93 52 www.tessenderlandt.nl vijfde (jubileum) editie februari 2015 2
3
Inhoud
7. 8. 14. 20. 28.
34. 42.
48. 54.
4
Een woord vooraf Nadieh van Gils “Ik kan wel zeggen dat ik op Tessenderlandt mijn zelfvertrouwen heb teruggekregen.” Jorn van Stein Callenfels “Ik wil uiteindelijk meubels ontwerpen, écht industriële ontwerpen maken.” Marjolein Trip “Ik heb veel geleerd en het heeft me gebracht tot waar ik nu ben.” Osman Eren “Op eigen kracht en met de hulp van anderen kun je veel meer bereiken dan je voor mogelijk houdt.” Sanne Vlieks “Er liggen nog meer kansen voor mijn toekomst” Jeroen van Groesen “Techniek en leidinggeven, dat zijn de twee dingen waarvan ik mijn beroep wil maken.“ Renske de Kanter “Toen ik zes jaar was wist al dat ik later in een restaurant wilde gaan werken.” Jordi Ariza Gallego “Ik ben vrij, ik kan me ontplooien, en ik ben autonoom. Helemaal eigen baas.”
62. Emmy en Yvonne van Roestel “Ik ben zeer tevreden met hoe het nu gaat en ga met plezier naar mijn werk.” 74. Sandeep Ramhit “Ik wil rechter of advocaat worden.” 80. Guanita Tuijtelaars “Je bent maar één keer jong, vergooi je kansen niet! Hou je doel voor ogen!” 88. Stefan Schenk “Nu is het míjn beurt! De wereld ligt voor me open!” 94. Lyke Claessen “Je gaat niet naar school voor een ander, maar voor jezelf. ” 100. Luc van Eijk “Mijn ouders vonden het prima dat ik kok wilde worden, zeker nu ze zien dat het zo goed gaat.” 108. Natasja van der Westen “Ik vond het heerlijk op school. Goede begeleiding, leuke leraren!” 116. Joyce Hereijgers “Ik ging naar de kijk- en doedag van de tandarts-assistenten en ik wist: dit is het.” 124. Jetty van Dijke “Ik was helemaal niet dom, ik zou ze wel eens even wat laten zien!”
130. Hicham Chrifi “Ik heb het allemaal in de praktijk geleerd“ 136. Irene en Eveline Bindels “Mijn meisjesdroom wordt nu werkelijkheid” 144. Bart Voermans “Na de zomer ben ik aan de universtiteit van Eindhoven begonnen” 150. Bianca van der Steen “Ik wilde toch echt schoonheidsspecialiste worden” 156. Bram de Kanter “Als je iets wil, en je steekt er energie in, dan lukt het je” 162. Maaike van der Velden “Ik ben niet iemand die van negen tot vijf op een stoel kan zitten” 168. Corné Breure & Mark Schouwenaars “Ik werd automonteur, daar heb ik geen spijt van” 176. Paul Burema “Kijk mij nu, met mijn dyslexie: ik zit op het hbo” 182. Essyl van Dijk “Als mijn klanten tevreden de zaak uitgaan, ben ik ook tevreden. Daar doe ik het voor” 188. Ali Pekmezci “Ik werk zelf hard en goed”
194. Carmen Brosens “Ik wilde altijd al in de zorg werken” 200. Kevin Coremans “Ik zit bij de leiding, organiseer van alles” 206 Jet bij de Leij “Ik kreeg op Tessenderlandt mijn zelfvertrouwen weer terug” 214. Joost Rovers “Aan het conservatorium volgde ik de opleiding klassieke muziek.” 220 Joyce van Croonenborch “Geniet van je tijd op school. Het is de beste tijd van je leven.” 228 Karim Saber “School was belangrijk voor me vanwege de mensen die ik er ontmoette.” 236 Lana Lips “Dat heb ik nodig: een doel, veel structuur en regels waaraan ik me moet houden.” 242 Robin Snepvangers “Ik ben het liefst met mijn handen bezig” 256 Cees van Gils “Je moet bekend staan als iemand een groot verantwoordelijkheidsgevoel heeft.” 264 Simone van Dongen “Tessenderlandt was een leuke school met aardige leerkrachten.” 5
Waaraan kan je het succes van een opleiding en het vervolg daarop beter afmeten dan aan het verhaal van een oud-leerling? Een woord vooraf januari 2015
“Bedenk wat je wil en ga ervoor. Gewoon proberen. Zodat je later als je oud bent niet hoeft te zeggen: ‘Had ik het maar geprobeerd.’ Niets is onmogelijk, echt niet.” Guanita
Aan het eind van ieder schooljaar nemen onze vierdejaars leerlingen hun diploma in ontvangst. Vier jaar lang waren ze leerling van Tessenderlandt, school voor mavo en voorbereidend mbo aan de Van Riebeecklaan in Breda. Op het moment dat ze hun handtekening zetten op dat felbegeerde diploma zijn ze oud-leerling. Oud-leerling van Tessenderlandt. Hoe voelt dat? Wat deden ze daarna? Wat zijn hun mogelijkheden? Wat hebben ze inmiddels bereikt? Hoe kijken ze terug op hun jaren op Tessenderlandt? Dit schooljaar bestaat Tessenderlandt 25 jaar. Begin 2007 werd gestart met een serie interviews met oud-leerlingen. Deze interviews werden gepubliceerd in vier delen ‘Via Tessenderlandt’. In deze vijfde speciale jubileumeditie vind je alle verhalen uit de vorige vier delen maar ook een aantal nieuwe verhalen van oud-Tessenderlanders. Zij volgden hier op school verschillende leerwegen en afdelingen. Na Tessenderlandt gingen zij ieder hun eigen weg. De gevolgde richtingen waren zeer divers. Een aantal zaken hebben ze echter gemeen: ze denken met veel plezier terug aan hun schooltijd op Tessenderlandt. Het zijn allemaal doorzetters en ze zijn gelukkig met hun huidige positie. Een positie die ze bereikt hebben via onze school. Via Tessenderlandt. Ik ben trots op onze school. Trots op de mensen die er leren en werken. Als je de verhalen in dit boek leest, zul je merken dat dat terecht is. Waaraan kan je het succes van een opleiding en het vervolg daarop beter afmeten dan aan het verhaal van een oud-leerling? Veel kijk- en leesplezier! Johan Michielsen, directeur
6
7
“Vanaf de allereerste dag voelde het heel vertrouwd.” Nadieh van Gils interview voorjaar 2011
Nadieh van Gils (21) vertrok in 2006 van Tessenderlandt met een diploma verzorging op kaderberoepsgericht niveau. Momenteel zit ze in het tweede jaar van de Kunstacademie St. Joost in Breda. Er zijn duidelijk wat laden met oude spullen leeggehaald in huize Van Gils, want de eettafel is verdwenen onder een laag oude fotocamera’s, lenzen, flitsers, flitslampjes, fotoalbums, diadozen, fotolijstjes, enz. enz. Nadieh hangt er met haar eigen camera boven om vanuit de meest perfecte hoek een foto te maken van deze uitdragerij. Op het beeldschermpje blijkt het ineens geen uitdragerij te zijn, maar een heel precies uitgedachte collage.
“Ik kan wel zeggen dat ik op Tessenderlandt mijn zelfvertrouwen heb teruggekregen.” 8
“We zijn op school bezig met boekbinden. Dit gaat een van de illustraties worden. Best wel grappig dat ik nu hbo-student ben. Dat is allemaal niet vanzelf gegaan. Op de basisschool waar mijn moeder werkt, de Montessorischool in Breda, heb ik het altijd prima naar mijn zin gehad. Ik voelde me er echt thuis. Ik had nog niet echt een idee voor de toekomst, maar werken met kleine kinderen in een ziekenhuis leek me wel wat. Uit de Citotoets kwam als advies
vmbo kaderberoepsgerichte - of theoretische leerweg. Vooral mijn mega-dyslexie stond een hogere score nu eenmaal in de weg. Tijdens open dagen bezochten we een behoorlijk aantal scholen. Wat ik ook zou kiezen, er zou geen enkel klasgenootje met me meegaan. Zoveel kinderen met een vmbo-advies waren er namelijk niet. Uiteindelijk is er dan voor een school gekozen. Ik zat daar in de zogenaamde theoretische leerweg, waar ik overigens nooit met tegenzin naar toe ging, maar het voelde toch nooit helemaal lekker. Ik vond het bijvoorbeeld vreemd dat er door klasgenootjes zo op kleding gelet werd. Ik droeg merkkleding die niet in winkels te koop was. Niet alledaags dus. Niet dat ik daardoor buiten de groep viel, maar ik vond het wel gek dat ze daar een punt van maakten. Om het niveau aan te kunnen moest ik ook constant op mijn tenen lopen. Van mijn mentoren kreeg ik wel veel hulp maar bij te veel docenten werd toch nauwelijks rekening gehouden met mijn dyslexie. Wat ik wel boeiende lessen vond, waren de lessen techniek. Niet zo maar wat knutselen, maar echte creatieve oplossingen bedenken. 9
“Uiteindelijk heb ik voor St-Joost in Breda gekozen.”
“ Ik hoefde me ook niet meer te pletter te leren voor een zesje.”
Om het niveau aan te kunnen moest ik constant op mijn tenen lopen. Het eerste jaar ging het nog wel, maar in klas 2 niet meer. De meeste docenten hielden geen rekening met mijn dyslexie. Ik werd wel goed geholpen door mijn mentoren, maar toch... Ik bleef zitten. Ik kon wel naar klas 3, maar dan wel een niveau lager. Eigenlijk was het toen heel voor de hand liggend dat ik de overstap naar Tessenderlandt zou maken. In 2004 stroomde ik dan ook in 3vzk in. Vanaf de allereerste dag voelde dat heel vertrouwd. Natuurlijk omdat mijn vader er werkte, maar ook door de klasgenoten. Ondanks het feit dat ik een instromer was, en wéér niemand kende, werd ik meteen geaccepteerd. Ik heb er een aantal vriendinnen aan overgehouden, waarvan ik er één nog steeds regelmatig zie en anderen nog zo af en toe tegenkom. Dat op mijn tenen lopen was ook meteen voorbij. De leerstof die ik op de theoretische leerweg had gehad kwam weer langs, maar met dát verschil dat ik het nu allemaal snapte. Ik hoefde me ook niet meer te pletter te leren voor een zesje. Mevrouw Heurter liet me zelfs zien dat wiskunde leuk kon zijn. Ik kan wel zeggen dat ik op Tessenderlandt mijn zelfvertrouwen heb teruggekregen. 10
Vooral tijdens mijn stageperiode zag ik dat ik heel graag met kleine kinderen wilde werken. Wat zo leuk aan de stageperiode was, was dat het op de peuterspeelzaal was, waar ik vroeger zelf had gezeten. Mijn juf van toen, was nu mijn stagebegeleidster. Bij die kinderen kon ik ook lekker mijn creativiteit gebruiken. Thuis bedacht ik allerlei knutselwerkjes. Mijn moeder heeft groep een en twee. Die help ik daar ook vaak mee. Dat mijn vader op dezelfde school werkte was nooit vervelend. Een enkele opmerking (“Ik weet niet of je vader dat zo leuk vindt”), maar verder nooit een onvertogen woord. Ook in mijn klas was het nooit een item. Het enige wat ik me nog wel kan herinneren was de opmerking: “Was jij nou die dochter die geen mobieltje kreeg?” Ik heb zelf nooit les van hem gehad. Hij had veel jongensklassen, die in de gang wel eens iets naar me riepen, maar dat was eerder leuk, beetje aandacht trekken, dan dat het vervelend was. Ik vond vooral het reisje naar Parijs erg leuk, net als met zijn allen naar de Efteling en natuurlijk het galafeest. Dat gala was echt de perfecte afsluiting van mijn tijd op Tessenderlandt.
En dan heb je je diploma en moet je beslissen wat je nu verder gaat doen. Ik wilde wel verder leren. Je kunt heel je leven nog werken. Ik koos voor de opleiding onderwijsassistente op het Vitaliscollege. Het was een BBL-opleiding op niveau 4 en zou 3 jaar gaan duren. Het was vooral gezellig. Leuke klas. Ik moest drie dagen naar school en twee dagen stage lopen. De vakken hadden namen als PGO (Praktijgericht onderwijs) en SLB (Studie Loopbaan Begeleiding). Er waren geen vakken waar ik moeite mee had. Van mijn dyslexie had ik alleen maar last als ik bij discussie-opdrachten de notulist was. Ik heb het meest geleerd van de stages. Die stageplaatsen waren deze keer op basisscholen. Bijvoorbeeld De Boomgaard in Westerpark. En ik genoot van de knutselopdrachten die ik thuis voorbereidde Het diploma heb ik heel gemakkelijk kunnen halen. In die 3 jaar heb ik geen enkele onvoldoende gehaald. Dit diploma komt nu prima van pas bij mijn vakantiebaantje. Ik ben vaste invalkracht bij de kinderopvangcentra van Skon. In tegenstelling tot bij een baan als onderwijsassistente ben je daar veel meer eigen baas. Jij bent de leidster en hoeft geen opdrachten van de leerkracht uit te voeren. Je werkt zelfstandig.
Ik wist dat ik na het mbo nog verder wilde studeren. Mijn doel was een hbo-opleiding. Maar welke? Ik wilde niet langer alleen iets met kinderen, er waren nieuwe interesses opgedoken. Naast tennissen en gitaarles, volgde ik toen ook cursussen op de Nieuwe Veste: tekenen/ schilderen, eerst voor beginners en later die voor gevorderden. Ik heb ook nog een cursus keramiek gedaan. Daar kon ik heerlijk mijn creatieve kant ontwikkelen. Mijn docent tekenen, Lucas Silawanebessy, zei steeds maar dat ik met tekenen verder moest gaan. Ik was er goed in, zei hij, ik moest een kunstopleiding gaan doen. Een kennis van mijn moeder, kunstenares Iris Stolk, zei dat ook al. Toen drong het eigenlijk pas goed tot me door dat er zo iets bestond als een kunstopleiding. In het voorjaar van 2009 ben ik op zowel de kunstacademie in Tilburg als in Breda geweest. Dat waren ‘assessment’-dagen (dagen waar jouw werk beoordeeld wordt of je goed genoeg bent). Gewapend met een goedgevuld portfolio, om te laten zien wat ik allemaal kon. Uiteindelijk bleken beide dagen zo goed verlopen te zijn dat ik op beide scholen aangenomen werd. Omdat ik het gebouw waarin St. Joost gevestigd 11
“ “Blijf geloven in je dromen, want als je iets echt wilt, kom je er!”
is zo mooi vond, heb ik voor Breda gekozen. Daar heb ik tot nu toe nog geen moment spijt van gehad. Ik heb het enorm naar mijn zin. Ik merk dat veel op zelfvertrouwen aankomt, je moet sterk in je schoenen staan. De opdrachten vragen heel veel tijd en je moet je werk ook nog eens verdedigen: vertellen hoe je op het idee bent gekomen, uitleggen waarom je het zó uitgevoerd hebt en niet ánders. Daar word je op beoordeeld. Je moet echt strijden voor je werk. Het grote verschil met mijn voorgaande opleidingen is, dat de scheiding tussen school en thuis veel vager is. Je bent bijna 24 uur per dag, alle dagen van de week met je opdrachten bezig; zowel thuis als op school. In het eerste, propedeusejaar kreeg je les in allerlei richtingen: Beeldende kunst, fotografie, film, ruimtelijk werk, enz. In het tweede jaar kies je een richting. Ik heb illustratie gekozen (en denk nu niet dat het alleen blijft bij tekeningen maken voor een boek). Om iets te illustreren kan ik alles dat ik in het eerste jaar geleerd heb gebruiken. Het kan zomaar voorkomen dat ik eerst wat ga schetsen, daarna een maquette in elkaar knutsel, daar weer foto’s en filmpjes van maak, om uiteindelijk als eindresultaat een boekje te presenteren.
Volgend jaar ga ik stages lopen, dat kan bijvoorbeeld bij een reclamebureau. Ik hoop er achter te komen wat ik in de toekomst wil gaan doen. Ik heb bijvoorbeeld gehoord van mensen die meedraaien met een theatergezelschap: decors ontwerpen en bouwen, aan de kleding meewerken. Zo veel omvattend kan “illustratie” zijn. Dat lijkt me wel wat. Voorlopig laat ik het vooral op me afkomen en geniet ik ervan”. Haar motto : “Blijf geloven in je dromen, want als je iets echt wilt, kom je er!” Januari 2015 Het is nu anderhalf jaar geleden dat ik ben afgestudeerd aan de kunstacademie in Breda. Op dit moment ben ik nog zoekend naar wat ik nu precies wil. Ik ben zelf op dit moment werkzaam als oproepkracht bij een kinderdagverblijf waar ik twee dagen per week werk, daarnaast beschilder ik ook (kinder)servies op maat. Toch zou ik in de toekomst verder willen gaan als freelancer en mijn eigen bedrijfje opzetten met mijn illustraties en producten.
13
“Ik ging op Tessenderlandt kijken. Ik vond het daar leuk.” Jorn van Stein Callenfels interview winter 2011
Jorn van Stein Callenfels (22) verliet zes jaar geleden Tessenderlandt met het diploma instalektro op zak. Nu zit hij in de eindexamenklas van de beste creatieve vakschool van Nederland: St-Lucas in Boxtel. “De basisschool was heel duidelijk: ik moest na groep acht echt naar een opleiding waar ik iets met mijn handen kon gaan doen, want leren uit boeken deed ik niet graag. Ik was altijd bezig met dingen maken. Mijn oom, een heel goeie elektricien, zei: “Ga maar eens op Tessenderlandt kijken.” Daar had hij ook zijn opleiding gehad, toen het nog de lts was. Ik ging kijken en ik vond het daar leuk. Vooral de praktijklokalen maakten veel indruk op mij. Daar zag ik mezelf wel aan het werk.
“Ik wil uiteindelijk meubels ontwerpen, écht industriële ontwerpen maken. Meubels die in winkels worden verkocht.”
Ik kwam in klas 1b6. Maar basis bleek te makkelijk, ik mocht al snel overstappen naar kader. Ook daar haalde ik goede cijfers. Ik was een vrij rustige leerling. Ik herinner me er niet zo veel meer van. Ik weet nog wel dat we bij biologie een kippenhartje moesten opensnijden, dat was grappig. Duits hadden we van meneer Van Blerck, die is mij goed bijgebleven. Toffe kerel, altijd enthousiast. En die andere leraar, hoe
heet hij ook alweer, ik vond dat hij op een musketier leek, meneer Kwekkeboom. Die was best streng. Je móest je ook wel gedragen, want alles kwam in je contactboekje te staan en dat lazen ze dan thuis. Ik heb die contactboekjes nog. Grappig om ze nu door te lezen: opmerkingen, cijfers, stempels! De praktijkjaren op Tessenderlandt waren het leukst. Ik dacht toen echt dat ik elektricien zou worden. Na Tessenderlandt ging ik naar het Radius College in Breda, niveau 3, om verder de elektrotechniek in te gaan. Naast school was ik bezig met dingen maken: armbanden, tassen, kleding. En ik werkte: in de horeca, kassen, kranten, barman, ik ben van alles geweest. De laatste drie jaar werk ik nu als verkoper bij Scotch & Soda, een dure kledingwinkel in Breda. Drie keer in de week. Eigenlijk ben ik geen verkoper, maar stylist: ik geef de klant adviezen, ik kijk naar huidskleur, de kleur van het haar, en combineer dat met de kleding. Dat heeft weer alles te maken met mijn huidige opleiding. Die opleiding, dat kwam zo: een vriendin die op de Nassau zat stapte over naar SintLucas en zei dat dat misschien ook wel iets voor mij zou zijn. Dat had ik toen zelf niet kunnen beden15
“Als je iets anders wil, niet bang zijn, gewoon doen.”
“Je moet doen wat je écht leuk vindt.”
ken. Ik wist niet eens dat er zulke opleidingen bestonden. Ze liet me een keer een filmpje zien van SintLucas, met tekeningen op een muur, een beetje Japans-achtig. Ik vond het heel mooi. De beelden bleven in mijn hoofd. Op een keer, toen ik tijdens mijn stage ergens op moest wachten en me verveelde, pakte ik pen en papier en begon gewoon een beetje te tekenen. Zoiets als ik op dat filmpje had gezien. Ik merkte dat ik het heel leuk vond om te doen. Ik had me er tot nog toe nooit voor geïnteresseerd, maar ineens ontdekte ik het tekenen. Als ik maar even tijd had was ik aan het tekenen, tekenen en nog eens tekenen: ik bedacht letters, ingewikkelde prints voor op T-shirts, schoenen. Van alles. Op school liep het lekker. Het eind van het eerste jaar elektrotechniek was in zicht, ik had goede cijfers. Maar tja, toen wilde ik van school af, want ik wilde iets met tekenen gaan doen. Ik schreef me in bij het Grafisch Lyceum in Rotterdam en mocht toelatingsexamen doen. Dat viel tegen: wat een diafragma was... Daar had ik nog nooit van gehoord. Perspectief..? Primaire kleuren ...? Ik had het allemaal gehad op school, maar ik had me er nooit voor geïnteresseerd. Ik 16
wist niks. Ik werd niet toegelaten. Ik maakte dus toch maar mijn opleiding op het Radius College af, op niveau 2. Altijd handig, dat diploma. En ik ging me serieus verdiepen in het tekenvak. In het voorjaar bezocht ik de open dag van SintLucas. Daar vond ik het toch ook wel héél erg leuk. Dus schreef ik me, aan het eind van het tweede jaar op het Radius, in bij SintLucas. Ik mocht toelatingsexamen komen doen. De toelating daar is heel streng: er schrijven zich zo’n 2000 leerlingen in, en er kunnen er maar 200 worden toegelaten. Het was dus heel spannend, maar ik mocht komen. Ik was binnen! Dat was feest die maand: én een diploma van het Radius, én naar SintLucas! Voor mijn nieuwe studie moest ik een materialen-pakket aanschaffen: allerlei soorten potloden, stiften, soorten papier, soorten pennetjes. Ik wist niet eens dat dat allemaal bestond! Toen ik er eenmaal zat was het wel even slikken. Het was een hele omschakeling vergeleken met het Radius. Ik moest planningen maken, met deadlines werken, kreeg verschillende opdrachten tegelijk, en alles kostte veel tijd. Dat was wennen! We kregen Engels, Nederlands, perspectieftekenen, isometrie, kleurenleer, economie,
schilderen, kunstgeschiedenis, noem maar op. Aan het eind van het eerste jaar, als je alles goed hebt afgerond, kies je een richting. Je hebt de keuze uit: interieur, grafische vormgeving, fotografie, SWD (stand- winkel- en decorbouw), interactief (websites e.d.) en styling. Ik koos voor SWD+ interieur. Dat is de zwaarste richting: er worden hoge eisen gesteld en je bent er echt veel tijd mee kwijt, maar het was tóch de richting die ik het liefst wilde doen. Je gaat daar meubels ontwerpen, én ze zelf maken. Dat was wat ik wilde. Een opdracht was bijvoorbeeld: maak van een oude stoel een nieuwe. Leuk toch? We kregen ook opdrachten als: richt een woning in voor Steve Jobs (van Apple en de iPhone, ja), een kantoorpand in een ziekenhuis en een restaurant (daar moesten we ook een maquette van bouwen). Allemaal niet echt natuurlijk, maar om te oefenen hoe je zoiets aanpakt. Daarom hebben we ook vakken als bouwkunde, de esthetica van gebouwen en materialenleer. Want je moet je ontwerp ook technisch kunnen verantwoorden natuurlijk. In het derde jaar loop je het hele jaar stage, op
verschillende plekken. Eerst ben ik twee maanden in Den Bosch geweest bij een interieur- en architectenbureau. Daar mocht ik een plan maken voor een ruimte, op grond van de woorden stoer, licht, open en ruw. Daarna werkte ik twee maanden in Breda, bij Woodcare, die leggen hardhouten vloeren. Daar heb ik een tafel mogen ontwerpen, die ook echt werd uitgevoerd. Ik heb ook nog een half jaar stage gelopen in Delft, bij Made by Mistake, een maquettebouwbedrijf. Maquettes bouwen gaat tegenwoordig nog met de hand, maar ook digitaal, of met kunststof, via een 3d-printer en met behulp van lasersnijders. Prachtig. Ik heb daar meegewerkt aan het maken van de maquette voor het stedebouwkundig plan voor Rotterdam, van Rem Koolhaas. Dat is een internationaal beroemde architect, dat staat wel goed als je dat kunt zeggen, toch? Ken je dat hotel en het stadhuis in Zaandam? Met al die gestapelde houten groene geveltjes? Veel mensen kennen het van foto’s uit de krant. Daar heb ik ook aan meegewerkt. Ik wilde met al die vaardigheden ervaring opdoen, want ik wil hierna naar de kunstacademie. Ik kan wel van alles bedenken, maar ik wil ook weten of het gemaakt kan worden, en hóe het gemaakt kan worden. 17
“Ik zit nu op de kunstacademie in Utrecht.”
Nu zit ik in het eindexamenjaar. In maart moeten we 80% van de trainingen hebben gehaald, dan krijgen we eindexamen-opdrachten uit het bedrijfsleven. Dus een opdracht voor een echte opdrachtgever. Dat is je meesterproef. Zo noemen we dat, ja. We werken nu al met een groepje voor een echte klant in Venray. Dat geldt als 2/3 van de examenopdracht. Die klant heeft een kantoorpand en daar moet een grand-café in komen en een entreehal. Ik zit in het groepje dat bezig is met het grand-café.
Na mijn eindexamen wil ik een jaar iets anders doen, want ik zit al vanaf mijn vierde op school. Ik ga sparen, sporten en Deens leren, want ik wil graag in Denemarken naar de Kunstacademie. Samen met een vriendin ga ik me daar aanmelden. Nederlands design is goed, wereldberoemd zelfs: Dutch Design. Maar in Denemarken zijn ze ook heel goed, die denken nét weer even anders. Ik wil uiteindelijk meubels ontwerpen, écht industriële ontwerpen maken. Meubels die in winkels worden verkocht. Lijkt me fantastisch.
Ik ben ook nog bezig met een buitenschoolseopdracht: het opzetten van een mini-ondernemening. We hebben een product bedacht en moeten proberen dat op de markt te zetten. Zodat het echt wordt uitgevoerd en in winkels te koop is. Daarvoor moet je eerst naar de Kamer van Koophandel en zo. Op school kijken ze dan hoever we komen, daarvoor krijg je het certificaat: poging tot ondernemen. Als het lukt is het helemaal fantastisch! Ik hoop dat het ons gaat lukken. We hebben een hartstikke handig ding bedacht. Nee, ik vertel niet wat het is, dat is geheim. Anders gaat iemand anders ermee aan de haal, want het is écht een goed idee.
Wat ik de leerlingen op Tessenderlandt zou willen zeggen? Dat ze moeten doen wat ze écht leuk vinden. Als je iets anders wil, niet bang zijn, gewoon doen. Kijk naar mij, ik zit nu héél ergens anders dan waarvoor ik werd opgeleid toen ik vijftien was.” Januari 2015 Jorn zit nu op de kunstacademie in Utrecht waar hij ‘product-design’doet. Hij is weer gaan studeren nadat hij een jaar gewerkt had bij een ontwerpbureau. Door de crisis ging het met dat bureau en ook met veel andere niet goed. Vandaar dat studeren een optie werd. Hij heeft geen spijt van die keuze, de studie bevalt hem uitstekend.
19
“De route die ik ben gegaan heeft me veel opgeleverd. Ik heb veel geleerd en het heeft me gebracht tot waar ik nu ben.”
“Als ik het nog eens over zou kunnen doen, zou ik het niet veel anders doen.” Marjolein Trip interview voorjaar 2011
Groots en meeslepend. Zo nam Marjolein Trip, nu 20 jaar, in 2007 afscheid van Tessenderlandt. In een prachtige jurk verscheen ze op het galafeest én bij de diploma-uitreiking. Hiermee bewees ze weer eens dat ze vooral haar eigen weg gaat. Een weg die haar inmiddels al ver gebracht heeft. En nu zelfs richting universiteit gaat, naar de studie ‘strafrechterlijk advocaat’. Of toch liever criminologie? Of psychologie? Of ..? “Op de basisschool in Rijsbergen had ik al volop ideeën voor de toekomst. Eerst wilde ik kapster worden. Na verloop van tijd werd dat kraamverzorgster. Aan het eind van de basisschool werd dat plotseling medewerker in het dolfinarium. Geen idee waar dat opeens vandaan kwam. Maar goed, op een open dag op Tessenderlandt ging ik toch maar eens kijken op de afdeling uiterlijke verzorging. Ik had al snel gezien dat dit niets voor mij was: geen jongens! Voor ik op Tessenderlandt kwam, was ik er al een paar keer met mijn vader geweest. Die is er conciërge. Ik was er dan vooral op momenten dat de school leeg was. Daarom voelde Tessenderlandt misschien direct vertrouwd. Maar dat ik naar Tessenderlandt wilde, was niet omdat 20
mijn vader daar werkte. Nee, ik had er echt over nagedacht. Ik was ook bij andere scholen gaan kijken, maar die voldeden toch niet. Het werd Tessenderlandt en de theoretische leerweg. Wat ook mavo heet. Toen ik eenmaal echt in de eerste klas begon, drong het tot me door hoe groot de school was. Vooral vergeleken met de heel kleine basisschool waar ik vandaan kwam. Het bleek ook een stuk verder fietsen. De eerste vijf keer nog samen met mijn vader, maar daarna niet meer. Je vader op school zorgt trouwens ook wel eens voor minder leuke situaties: “Ik ga het aan je vader zeggen, mevrouw Trip”, hoorde ik met regelmaat. Ook stond ik een keer bij economie voor straf op de gang, ik ben even vergeten waarvoor, kwam uitgerekend mijn vader voorbij! Maar meestal was het juist fijn om mijn vader zo dichtbij te hebben. Niet dat we dat uitgebreid lieten merken, maar als er iets was kon ik bij hem terecht. Zoals die keer toen het zo hard stormde, en hij mijn vriendin Ellen Oomen naar huis bracht. Dus niet alleen ik, maar ook mijn vriendinnen hadden er plezier van. Later kwam ook nog mijn broer op school, vanaf klas drie, dat vond ik ook fijn. 21
“Tessenderlandt voelde direct vertrouwd.”
Klas 1 en 2 liep ik zonder problemen door, zelfs met echt hoge punten. Maar in klas 3 werd ik opstandig. Puberteit. Mijn eerste vriendje, je kent dat wel. Langzaamaan liet ik mijn schoolwerk verslonzen en ik kreeg een schriftelijke waarschuwing. Het was mijn mentor, mevrouw Van Geel, die gelukkig achter me bleef staan en me weer op het goede spoor wist te zetten. Wiskunde werd omhoog gekrikt met behulp van mevrouw Heurter en meneer Van de Blerck. Die laatste liet me onder andere inzien dat wiskunde niet een onontwarbare brij was, maar dat het (zoals alles), te ordenen is in een aantal handige vakjes. Dat ordenen in vakjes komt me nu bij mijn studie nog steeds goed van pas. Ik ben er zelfs (bijna) een geordend mens van geworden. Ook in mijn bijbaan komt dat me van pas. Ik werk vijftien uur per week in een Espressobar op het Stadhuisplein in Rotterdam, Trente Secondi. Die naam slaat op de dertig seconden doorlooptijd van de espresso. Daar moet ik heel precies werken, echt perfectionistisch. Niet zozeer met de koffie, alswel met het opschuimen van de melk. Dat komt heel nauw. De melk moet precies 70 graden zijn, het schuim moet 22
“Ik studeer nu rechten in Rotterdam.”
mooi dicht worden, er mogen geen luchtbellen inkomen. Ik denk dat ik zo’n zes tot negen maanden nodig heb gehad om dat goed onder de knie te krijgen. Dat is trouwens normaal hoor. Ik doe dat nu zo’n anderhalf jaar, ik vind het nog steeds leuk. We merken wel dat door de crisis het aantal klanten door de week wat terug loopt. In het weekend is het nog steeds heel erg druk. Ieder weekend volle bak. Binnenkort begint het Film Festival in Rotterdam weer en dan blijven we ‘s avonds langer open. We zitten midden tussen de bioscopen, dus dat kan niet missen. Dat is voor ons een toptijd. Als ik terugdenk aan de docenten van Tessenderlandt, moet ik gek genoeg in eerste instantie denken aan de lessen van meneer Chelqui in de noodgebouwtjes die er toen nog stonden. Vooral zijn mededeling: “Contactboek!” staat nog in mijn geheugen gegrift. En ook het feit dat hij een horloge had dat steeds “opgeschud” moest worden. De reis naar Engeland in klas 3, samen met mevrouw van Geel en meneer Van de Blerck was spannend. Voor het eerst naar het buitenland. Totaal niet geslapen tijdens deze reis. Jongens op de kamer, roken op de gangen van de boot.
Een Engelse jongen die uitdagend steeds zijn shirt omhoog deed. Best spannend, maar toen het te close werd, ben ik toch maar de wc ingevlucht. Toen ik bij terugkomst door meneer Van Blerck en mevrouw Van Geel naar huis werd gebracht, moest ik in de auto vechten tegen de slaap, om niet te laten blijken dat ik de hele reis niet geslapen had. Klas 4 ging zonder problemen. Economie en wiskunde bleven moeilijke vakken, maar ik had het goed opgehaald allemaal. Voor het galafeest na het examen had mijn moeder een echte galajurk gemaakt. Met Ellen Oomen had ik afgesproken dat we tijdens de diploma-uitreiking ook onze galajurken aan zouden doen. Maar Ellen wilde op het laatste moment niet meer. Liep ik daar in mijn eentje. En was ik ook nog eens uitgerekend de allerlaatste die naar voor moest komen om het diploma te ondertekenen en mee te nemen. Op dat moment even pijnlijk, maar daarna vond ik het best wel stoer van mezelf. En toen zat ik plotseling op niveau 4 van het mbo. Op de opleiding directiesecretaresse van het Florijn College. Het werd al vrij snel duide23
“Ik heb gemerkt dat ik mijn motivatie haal uit het steeds weer leren van nieuwe dingen. En ik heb het idee dat ik daar nog láng niet mee klaar ben.”
lijk dat ook dat, net als kapster, kraamverzorgster en dolfijnentrainer, niets voor mij was. In het begin leek het nog wat, dan is alles nieuw en leerde je nieuwe dingen. Maar daarna kwam er alleen maar meer van hetzelfde. Mijn motivatie ging snel achteruit. Ik wilde niet steeds hetzelfde, ik wilde steeds niéuwe dingen leren. Hoe na een tijdje de fascinatie voor rechten en criminologie is gekomen? Misschien heeft mijn stageperiode van een half jaar in klas 2 er wel aan meegeholpen. Ik werkte toen bij een advocatenbureau. Het werk op zich vond ik niet zo boeiend, maar ik raakte wel geïnteresseerd in dat wereldje. Ik kreeg er zelfs een baan aangeboden, als juridisch medewerker. Maar ik besefte dat als ik dat zou doen, ik toch min of meer op een dood spoor terecht kwam... Werk en een mbo-diploma, maar weinig doorgroeimogelijkheden! Het mbo-diploma begon ik nu juist te zien als een toegangsbewijs voor het hbo. Ik voelde me ook nog veel te jong om te stoppen met studeren. Dat heb ik dus niet gedaan. In de derde klas liep ik stage op het hoofdkantoor van het ROC in Etten-Leur. Om precies 24
te zijn bij het service-centrum voor studie en beroep en IT-Workz. Op zich een leuk baantje, maar na een tijdje behoorlijk geestdodend. Ik was een telefoniste en werkte naar mijn idee ver onder mijn niveau. Ik kreeg steeds mensen aan de lijn, die ik dan door moest verbinden met de juiste functionaris. En dat de hele dag door. Het kon niet anders of het moest de begeleiders van school opvallen dat mijn interesse in het vak directiesecretaresse danig bekoeld was, voor zover die er ooit geweest was. Ze maakten zich dan ook grote zorgen. Er werd zelfs een aantal keren negatief over mij geoordeeld: het zou me hoogstwaarschijnlijk niet gaan lukken, dat wat ik in allemaal mijn hoofd had. Al met al heeft het me weinig moeite gekost om het mbo-diploma te halen. En wat belangrijker was, het had mijn studie-honger bij lange na niet gestild. Integendeel, ik wilde nu eindelijk wel eens echt uitgedaagd worden. Nu zit ik op de hbo Inholland in Rotterdam, waar het heus niet op alle afdelingen zo slecht gaat als de media beweren. Ik studeer daar rechten en dat is de afdeling die als voorbeeld voor de rest dient, omdat het er zo goed aan 25
“Na deze opleiding stop ik nog niet. Ik ga verder met een universitaire opleiding.”
toe gaat. De opleiding bestaat nog niet zo lang en twee jaar geleden kon ik zonder loting instromen in een van de 15 klassen die toen startten. We zaten in eerste instantie met 25 studenten in een klas, waarvan er nu nog 10 over zijn. Sommigen zijn afgevallen, anderen hebben de sprong naar de universiteit gewaagd. We houden ons in de eerste twee jaren bezig met arbeidsrecht, strafrecht, ondernemersrecht en criminologie en nog veel meer. Ik hoop in de eerste helft van het derde jaar te beginnen met de afstudeerrichting Recht en Onderneming en het tweede halfjaar de differentiatie-minor Jeugdcriminologie en Gebiedsgebonden Veiligheidszorg te volgen. In de criminologie gaat het vaak over de psychologie van de dader. Waardoor komt zo iemand tot zijn daad. Dat is wat me momenteel erg interesseert: iemand komt niet zómaar tot een misdaad. Er is altijd een voorgeschiedenis. Na deze opleiding stop ik nog niet. Ik ga verder met een universitaire opleiding. Misschien wordt het de studie voor strafrechtelijk advocaat, maar de keuze blijft moeilijk. Er zijn nog zo veel andere interessante mogelijkheden. 26
Tijdens mijn stage op het mbo kwam ik in aanraking met advocaten die zich bezighielden met letselschade. De meest indrukwekkende zaken die ik daar tegen kwam waren gruwelijke zaagongelukken en dergelijke. Maar hoe bloederig dan ook, de oplossing werd al snel een eentonig verhaal. Het was me te zakelijk. Dan liever criminologie. Dat is overigens wel een richting waar je tegen moet kunnen. Ik weet niet of ik bijvoorbeeld een zaak zoals die nu in Amsterdam speelt rond kindermisbruik, aan zou willen nemen. Het lijkt me heel moeilijk om je met zulke daders objectief en serieus bezig te houden. Naast criminologie als studierichting lijkt me ook psychologie heel interessant. Logisch, want dat heeft ook heel veel met criminologie te maken. Of ga ik toch liever naar de politieacademie om een opleiding tot rechercheur te volgen? Ik heb het erg naar mijn zin op school, en ik heb geen spijt van mijn keuzes tot nog toe. Die zijn eigenlijk min of meer vanzelf ontstaan. En als ik eenmaal een keuze heb gemaakt dan ga ik daar voor. Ik geef niet snel op, nee, ook niet na tegenslagen.
“Ik heb het erg naar mijn zin op school, en ik heb geen spijt van mijn keuzes tot nog toe.”
Heb ik eenmaal bereikt, wat ik wilde bereiken, dan is er meestal alweer iets anders in zicht gekomen waarmee ik mijn horizon kan verbreden. Ook privé heb ik het naar mijn zin. Mijn vriend en ik wonen in een mooi appartement in Rotterdam. Vlak bij zijn werk en mijn school. Mooier kan niet. Als ik het nog eens over zou kunnen doen, zou ik het niet veel anders doen. De route die ik ben gegaan heeft me veel opgeleverd, ik heb veel geleerd en het heeft me gebracht tot waar ik nu ben. Ik heb gemerkt dat ik mijn motivatie haal uit het steeds weer leren van nieuwe dingen. En ik heb het idee dat ik daar nog láng niet mee klaar ben.” Januari 2015 “In mijn derde studiejaar koos ik voor een minor Jeugdcriminologie en Veiligheid in Leiden en heb ik een afstudeerrichting gevolgd in ondernemingsrecht. Vorig jaar, mijn laatste studiejaar, liep ik stage bij de politie-eenheid Rotterdam en aansluitend deed ik een afstudeeronderzoek voor de Zeehavenpolitie van Rotterdam. Dat onderzoek ging over het inschakelen van tolken voor buitenlandse ver-
dachten van strafrechtelijke overtredingen en misdrijven. De focus lag dus zowel op internationaal- als op strafrecht. Uiteindelijk haalde ik een 7.3 voor mijn scriptie en een 8,5 voor mijn presentatie en studeerde ik in juli 2014 af. Al eerder, in juni, nog voordat ik afgestudeerd was, vond ik een baan bij Letselschade Raetsman in Breda als juridisch ondersteuner en daar werk ik nog steeds. In het vorige interview werkte ik nog als barista. Dat heb ik tot maart 2014 gedaan.”
27
“Alleen met de juiste zorg kan het beste uit iedere leerling gehaald worden.” Osman Eren interview voorjaar 2012
“Op eigen kracht en met de hulp van anderen kun je veel meer bereiken dan je voor mogelijk houdt.”
Als gediplomeerd elektrotechnicus verliet Osman Eren alweer een aantal jaren geleden onze school. Niemand had toen kunnen voorspellen dat hij nu tegenover me zou zitten als iemand die over tien dagen, als afsluiting van zijn universitaire studie, zijn eindscriptie over ‘De waarborgen van het politieverhoor’ gaat verdedigen. Dat ‘niemand’ is overigens niet helemaal waar: Osman gelooft namelijk niet dat je voor altijd vastzit aan keuzes die je ooit in het verleden maakte. “Mijn broer Serdan zit nu op Tessenderlandt. Voor hem zou ik graag een voorbeeld zijn. En ook voor al die andere jongens en meisjes die denken dat op het vmbo zitten niet veel voorstelt. Regelmatig kom ik jongeren tegen die daar negatieve gedachten van krijgen: ik kan maar weinig, want ik zit maar op het vmbo, ik loop achter bij de rest, er zal wel niet veel van mij terechtkomen. Zo’n negatief oordeel over jezelf is niet goed. Daarom wil ik graag met mijn verhaal deze stigmatisering doorbreken! Op eigen kracht en met de hulp van anderen kun je namelijk veel meer bereiken dan je voor mogelijk houdt.
Op de basisschool kon ik behoorlijk goed meekomen. Ik vertrok daar met een mavo-advies, maar kwam toch op Tessenderlandt (kader) terecht. Achteraf besef ik dat ik daar heen wilde omdat mijn vrienden er naar toe gingen. Niémand ging naar de mavo, dus ik ook niet. Er zullen ongetwijfeld leerlingen zijn die zichzelf hier in herkennen. Klas 1 en 2 volgde ik zonder problemen. Toen er een richting gekozen moest worden, koos ik voor elektrotechniek. Zonder veel overtuiging, ik volgde gewoon de anderen. Niets ten nadele van de opleiding, maar ik bevond me in een levensfase waarin ik mijn eigen persoonlijkheid nog moest ontdekken en vormen. Je zou kunnen zeggen dat ik mezelf nog niet goed genoeg kende om aan te voelen wat ik daadwerkelijk wilde doen en welke doelen ik in mijn leven wenste te bereiken. Misschien dat die volgzame houding indertijd er ook voor gezorgd heeft dat ik me weinig herinner van mijn tijd op Tessenderlandt. Er schiet me niet veel te binnen. Ik heb het in ieder geval wél als een aangename tijd ervaren, waarin geen schokkende dingen zijn gebeurd. Ik kreeg later wel eens te maken met discriminatie, maar daarvan was op Tessenderlandt gelukkig totaal geen sprake. 29
“Ik geloof niet dat deze omweg zinloos is geweest”
“Ik wil graag een voorbeeld zijn voor al die jongens en meisjes die denken dat op het vmbo zitten niet veel voorstelt.”
Op het mbo deed ik Electrotechniek, niveau 3/4. De opleiding was pittig. Dus toen ik eenmaal mijn diploma’s had, vond ik het studeren wel even welletjes. Ik ging werken. In de elektrobranche. Dat hield ik drie jaar vol. Ik had in die tijd steeds vaker het gevoel dat ik op de een of andere manier mijn leven aan het vergooien was: dit kon toch niet álles zijn? Later drong het tot me door dat het me in die tijd ontbrak aan een steunpilaar, een voorbeeld waaraan ik me kon optrekken. Een grote broer waarmee ik kon discussiëren en die me van goed advies kon voorzien. Passend bij mijn verlangen, capaciteiten, persoonlijkheid en omstandigheden. Op zeker moment kwam ik tijdens het beoefenen van een vechtsport, in contact met dhr. Chelgui. Hij werd mijn trainer en we raakten bevriend. Hij bleek vlak na mijn vertrek aangenomen te zijn op Tessenderlandt, als docent Frans. Ik zal hem eeuwig dankbaar blijven voor de tijd die hij spendeerde aan onze gesprekken en zijn advies om een juridische opleiding te gaan volgen. Dhr. Chelgui werd daarmee de steunpilaar die ik eerder zo gemist had. Hij wist me te motiveren om echt te gaan doen wat ik eigenlijk wilde. Het werd steeds duidelijker dat 30
mijn hart, zonder dat ik het wist, bij de advocatuur lag. Ik zag zo vaak dat jongeren door omstandigheden op het criminele pad terecht kwamen, dáár wilde ik iets aan doen. Deze ontmoeting heeft me er overigens van overtuigd dat toeval niet bestaat. Belangrijke zaken komen gewoon op je pad! Het is aan jou ze te herkennen en er iets mee te doen. Hoewel voor mij op dat moment alles op zijn plaats viel, was ik toch verrast. Want het ontmoeten van je “Zelf” kan verrassend zijn. Ik had tijdens mijn hele schoolperiode nooit één moment vermoed dat dit in mij zat. Ook op Tessenderlandt niet. Pas toen er echt aandacht besteed werd aan hoe ik was, aan mijn persoonlijkheid, kwam wat ik écht wilde ineens bovendrijven. Veel jongeren overkomt dat, denk ik. Ze komen buiten hun wil om op een plek waar ze zich niet gelukkig voelen. Net als ik toen. Het heeft bij mij tot mijn drieëntwintigste geduurd voor ik dat besefte. Hoewel ik niet geloof dat deze hele omweg zinloos is geweest: ‘ieder nadeel heb z’n voordeel‘. Al deze ervaringen hebben ervoor gezorgd dat ik op dit moment de kennis heb die ik heb. Inzicht in de gevaren van een negatieve houding
heeft mij in een positieve richting geduwd. Toch zou ik graag leerlingen die zich op een of andere manier ongelukkig voelen, onzeker zijn over zichzelf, zich niet op hun plek of zich gekleineerd voelen, met mijn persoonlijke verhaal een boost willen geven om iets goeds met hun leven te doen. Want dat kán. Daarom wilde ik dit verhaal vertellen. Een school zou wat dat betreft veel méér kunnen bieden aan leerlingen of studenten: een luisterend oor, goede adviezen. Persoonlijke ondersteuning van leerlingen zou een belangrijke taak van een school moeten zijn. Want alleen met de juiste zorg kan het beste uit iedere leerling gehaald worden. Leerlingen zitten wat dat betreft nog in een niemandsland: het kan nog alle kanten op. Om de goede weg te vinden hebben ze vaak een extra duwtje nodig. Hoewel ik me goed realiseer dat de problemen vaak complex zijn, en dat je die lang niet allemaal op kunt lossen. Je hebt tenslotte ook te maken met allerlei invloeden van buitenaf, bijvoorbeeld van ouders, media, vrienden, én met de verharding van de maatschappij. Maar, met de juiste hulp kun je enorm veel voor hulpbehoevenden betekenen. 31
Osman mag zich inmiddels ‘Meester in de Rechten’ noemen.
Ik ben een rechtenstudie begonnen aan de Juridische Hogeschool in Den Bosch. Vooral strafrecht had mijn interesse. Bij strafrecht krijg je te maken met de persóón achter de wetsovertreder: door welke omstandigheden is hij/zij het criminele pad opgegaan? Na het eerste jaar moest ik mijn propedeuse halen. Als die niet goedgekeurd zou worden, zou ik met de opleiding moeten stoppen. Gelukkig is dat zonder problemen gelukt. En wat ik al die jaren niet gevoeld had, voelde ik nu wel: ik voelde me een student. Ik was met iets bezig dat mij heel erg interesseerde. Ik genoot echt van het studeren. Als gerechtssecretaris kwam ik voor het eerst echt in contact met de praktische kant van het strafrecht. Ik zag wat vaak de aanleiding voor criminaliteit vormde: verwaarlozing tijdens de tienerjaren, slechte opleiding, verkeerde vrienden, onstabiele thuissituaties, enzovoort. Ik begon in te zien hoe negatieve gedachten kunnen leiden tot die ene, impulsieve daad waardoor iemand in aanraking komt met justitie, met alle gevolgen van dien.
Het ligt in de lijn der verwachting dat ik over een aantal dagen ‘Meester in de Rechten’ ben. Dan ga ik het liefst de advocatuur in om strafrechtadvocaat te worden. De eerste drie jaren zal dat zijn als stagiaire op een advocatenbureau. Hoewel, je weet nooit wat voor ander moois er nog op mijn pad komt.” Osman heeft inmiddels zijn eindscriptie met verve verdedigd en mag zich inmiddels ‘Meester in de Rechten’ noemen. Januari 2015 Osman heeft samen met zijn vrouw in 2013 in zijn huidige woonplaats Amersfoort een stichting opgericht,’Kadezorg’ genaamd. Zij verzorgen thuiszorg, vooral voor allochtonen. Ze werken bijvoorbeeld samen met het ziekenhuis in Amersfoort. Zo’n ziekenhuis heeft een nazorgverplichting. Door contact te hebben met het ziekenhuis en het doornemen van het medisch dossier wordt de juiste nazorg gevonden voor de ex-patiënten. Die kan bestaan uit verpleging, begeleiding, verzorging of zelfs huishoudelijke hulp. Osman houdt zich binnen die stichting “Kadezorg” bezig met het juridisch gedeelte. 33
“Op Tessenderlandt deed ik het goed, haalde goede cijfers.” Sanne Vlieks interview herfst 2012
Sanne Vlieks (22) deed in 2006 eindexamen op Tessenderlandt in de richting verzorging (basis). Ze vervolgde haar weg in de verzorging en klom ondertussen op. Inmiddels doet ze de opleiding voor Psychiatrisch verpleegkundige, op niveau 4. “Tot groep zes zat ik op basisschool Laurentius. Daarna ging ik naar het speciaal onderwijs. Ik was dyslectisch en had ook nog ADD. Er zaten de meest bijzondere kinderen. Ik vond dat eng, ik was een heel timide meisje. Gelukkig had ik een grote vriendin en die zorgde er wel voor dat niemand mij iets deed. Alles was anders: je deed alles op je eigen niveau en tempo. Wat ook leuk was: ineens waren er jongens op mij verliefd! Het ging daar prima met me! Uiteindelijk leerde ik ook goed voor mezelf opkomen.
“Er liggen nog meer kansen voor mijn toekomst.”
Ik was niet goed in de theorievakken, en eind groep 8 raadde de school mij De Rotonde aan, een school voor specifiek vmbo. Maar ik wilde verzorging gaan doen. Tessenderlandt was voor mij de leukste optie. Mijn vriendinnen gingen allemaal naar De Nassau of naar het Mencia de Mendoza, ik als enige naar Tessenderlandt. Ze hadden allerlei vooroordelen, ik zelf ook: ik
zou daar tussen de buitenlanders en de boerenkinderen uit de omgeving zitten, dat kon niks wezen. Dat bleek grote onzin. Ik zat in een vrij rustige klas en had Jaimy, waar ik onder schooltijd altijd mee op trok. We deden het goed, we haalden goede cijfers. Zo goed dat ik dacht dat ik wel naar de kaderberoepsgerichte leerweg kon. Dat werd afgeraden, in kader zou ik zo op mijn tenen moeten lopen! Ik denk dat ze daar wel gelijk in hadden. Bij zo’n school hoorde een Kipling-tas, dacht ik. Ik kreeg een grote Kipling waar al mijn boeken in konden. Maar daar werd om gelachen. Het was toen stoer om je tas laag te dragen, om hem zo’n beetje nonchalant op je billen te laten bungelen. Mijn Kipling hing gewoon te hoog! Tja, ik wilde er natuurlijk graag bij horen en ook stoer zijn. In de derde en de vierde klas gingen Jaimy en ik meer met de kaderleerlingen om dan met die uit onze eigen basisklas. Daar zaten er een stel in die niet zo gemotiveerd waren, die Jaimy en mij maar stom vonden omdat wij gewoon ons best deden. Ik snap het nu wel, op die leeftijd ga je allerlei dingen uitproberen, je bent nog zo zoekende, dan hebben de meesten wel wat anders aan hun hoofd dan leren. Maar wij 35
“Het allerlaatste wat je voor iemand kan betekenen, dat deed ik met liefde.”
“Ze hadden allerlei vooroordelen, ik zelf ook: ik zou op Tessenderlandt tussen de buitenlanders en de boerenkinderen zitten, dat kon niks wezen. Dat bleek grote onzin!”
waren braaf. Wij waren zelfs zo braaf dat we eind vierde klas nog nooit op het loket hadden gezeten. Toen mochten we van mevrouw Meijvis samen een uurtje naar het loket, voor de ervaring. Dat was grappig. Wat ik altijd maar niks vond was dat we bij verzorging ‘s morgens om half negen al rijst stonden te koken en we moesten het nog opeten ook! Zo vroeg! En ik vond twaalf uur per week verzorging ook wel heel erg veel! Wat ik me herinner is dat we iedere keer drie uur achter elkaar les hadden! Dat duurde toch allemaal veel te lang! Na Tessenderlandt ging ik naar het Vitalis College. Ik deed er Verzorging IG (individuele gezondheidszorg), niveau 3. Daar leer je verpleeg-technische handelingen. We hadden twee dagen theorie en drie dagen praktijk. Het eerste jaar van het mbo vond ik maar raar. Het was zo anders dan op Tessenderlandt. De docenten zeiden helemaal niet precies wat je moest doen. Ik moest bijvoorbeeld een ‘pop’ schrijven, dat is een persoonlijk ontwikkelingsplan. Zonder hulp. Het werd wel uitgelegd natuurlijk, maar daarna moest ik zelf aan de gang. Ik wilde het heel graag kunnen, dus ik ging niet 36
telkens vragen hoe het moest. Ik moest ook een ‘pap’ schrijven: dat is een persoonlijk activiteiten plan. Daarin moest staan wat je wilde gaan doen. Het lukte me uiteindelijk wel, maar ik vond het erg moeilijk. De praktijk vond ik leuker en veel interessanter. Ik liep stage op een gesloten afdeling met demente bejaarden. Zorgen voor mensen die hulpbehoevend zijn vind ik mooi om te doen. In dat half jaar dat ik er werkte zijn er zes mensen overleden. Een van hen heb ik toen mogen verzorgen en afleggen. Die laatste zorg aan iemand verlenen, het allerlaatste wat je voor iemand kan betekenen, dat deed ik met liefde. In het tweede jaar liep ik mee met mensen van de Thuiszorg. Dat was niet zo’n succes. Ik had het gevoel dat ze het lastig vonden dat ze mij moesten meenemen. Ze mochten maar 20 minuten bij iemand zijn en dan moesten ze weer naar de volgende. De mensen waar de Thuiszorg voor werkte waren ook vaak ontevreden. Dat was ik niet gewend, bij mijn vorige stage waren de mensen juist heel tevreden en dankbaar voor alles wat je deed. De andere helft van het jaar zaten we met een groep van tien studenten op de leerafdeling
van De Volckaert. Die groep moest op de gesloten afdeling een woongroep runnen. Dat ging heel goed en was erg leuk om te doen. In het derde leerjaar had ik nog één dag theorie en vier dagen praktijk bij Amarant, bij gehandicapte ouderen. De meesten waren ook dement. Ik vond het leuk werk. Ik had veel plezier. Je maakt dingen mee die je in het gewone leven niet snel meemaakt. Heel grappige dingen vaak. Ik had een keer gehaktballen meegekregen van mijn moeder. Een vrouw vond dat zo geweldig, die bleef daar de hele dag over bezig. Toen ik haar ‘s avonds in bed legde had ze het er nog over: “Wat hedde gij toch een lieve moeder heu.” Waarop ik vroeg: “Had jij ook een lieve moeder?” Ze antwoordde: “Ik kreeg gene trompet, he...”. Ging het ineens over een trompet. Dat vind ik leuk, zulke dingen. Je communiceert op een zo bijzondere manier. Werken met gehandicapten is dankbaar werk, met je glimlach zijn ze al blij. Voor die mensen kan ik veel liefde opbrengen. Ik slaagde met glans. Ik wilde de welzijnskant op en heb toen een jaar jeugdzorg gedaan. Dat was een leuk jaar, we hadden een hechte klas. Ik heb er veel ge37
“Het ging echt heel goed.”
leerd. Maar mijn docent besloot dat het in mei 2010 voor mij stopte: ik mocht niet verder. Ze vond dat ik theoretisch niet sterk genoeg was en dacht dat ik het toch niet zou halen, dus ik moest weg. Vanwege mijn dyslexie. Dat vond ik heel erg. We zijn aan het eind van dat schooljaar nog een week met de klas naar Bosnië geweest om een school op te knappen, lokalen schilderen enzo. Ook leerden we de kinderen een Nederlandse dans. Aan het eind van de week, bij de opening van de ‘nieuwe’ school voerden ze dat uit. Bosnië had toen net een oorlog achter de rug en dat zag je bijvoorbeeld aan kapotgeschoten huizen langs de weg. Veel mensen waar we mee waren vonden dit moeilijk om te zien. Ik had wat ervaring met slechte omstandigheden, ik had tijdens vakanties in het buitenland al het een en ander gezien. Ik vond het ook heel erg natuurlijk, maar ik kon het aan door de gedachte dat wij naar Bosnië waren gekomen om iets positiefs voor hen te betekenen. Na dat jaar jeugdzorg ben ik met een vriendin naar Sri Lanka geweest, via kennissen van mijn ouders. We zouden daar met tienermoeders gaan werken. Maar toen we aankwamen was
er niets geregeld, dus dat ging niet door. Er was een kleuterschooltje, daar hebben we geprobeerd de kinderen een toneelstuk te leren. Maar ze vonden ons (blanken) spannender, en ze liepen steeds weg. Kortom: het was geen succes. Bovendien had ik erg last van heimwee. We zouden twee en een halve maand blijven, maar na een maand was ik weer thuis. Daarna ben ik binnen Amarant de opleiding gehandicaptenzorg niveau 4 gaan doen. Een dag in de week les en de rest van de week werkte ik als persoonlijk begeleider van een groep jongvolwassenen met een lichte verstandelijke beperking. Ik hielp ze met hun functioneren in de maatschappij. Met andere mensen omgaan, winkelen, wat te doen als je verliefd wordt, enzovoort. Het ging echt heel goed. Ik zie ze nog wel eens. Pas ben ik nog met een van die jongens in Rotterdam gaan winkelen. Dat doe ik graag, zoiets. Ik had heel graag willen blijven, daar was even sprake van. Hans, die de cursus gaf, heeft nog voor mij gepleit, maar het ging niet door. Toen ben ik voor die Hans gaan werken: voor Careflex. Dat was het afgelopen jaar. In crisissituaties, als er extra mensen nodig waren, werd 39
“Aan de docenten van Tessenderlandt heb ik alleen maar goede herinneringen.”
ik opgeroepen. Zo’n dienst kon door het hele land zijn. Ik moest wel eerst een DDG-agressietraining doen, dat was verplicht. Ik werkte toen gemiddeld 80 uur per week. Ik heb in deze periode erg veel belangrijke ervaring opgedaan! Toch wilde ik nog verder. Ik wilde graag binnen de GGZ (geestelijke gezondheidszorg) gaan werken als verpleegkundige. Daar had ik een diploma op niveau 4 voor nodig. Dat ben ik nu aan het doen. Het praktijkgedeelte doe ik op een afdeling waar mensen met een psychiatrische stoornis de dag doorbrengen om weer structuur in hun leven te krijgen en greep op hun gedrag. Ze motiveren en helpen elkaar. Als verpleegkundige ondersteun je dat proces en voer je persoonlijke gesprekken met ze. Laatst had ik een gesprek met een meisje dat erg moeilijk zat en met zelfmoord dreigde. Ze had ‘een bed op recept’, dat wil zeggen dat ze mocht blijven slapen, maar ze wilde toch weg. Als hulpverlener kan je haar niet verplichten te blijven. Daar zat ik dan. Ik liet haar beloven dat ik haar de volgende dag weer zou zien. Maar toch sliep ik er niet van. Gelukkig kwam ze de volgende dag weer opdagen. Maar ik ben wel gaan twijfelen of ik dit werk wel aankan, of ik 40
“Ik ben best een beetje trots op mezelf als ik kijk naar hoe ik het heb gedaan. Ik heb me opgewerkt, ben 22 en de wereld ligt voor me open! ”
dit wel moet willen. Ik weet niet of ik gelukkig word van zo’n baan. Ik kán het denk ik wel, met alle liefde, maar of het góed voor me is, ik betwijfel het. Laatst was ik op Tessenderlandt, ik vind het leuk om af en toe even langs te gaan, en toen ik vertelde wat ik zoal had gedaan, werd me gevraagd om dat een keer in een gastles aan de leerlingen te komen vertellen. Dat lijkt me heel erg leuk! Maar het bracht me ook op het idee om misschien lerarenopleiding te gaan doen. Dan kan ik les geven op Tessenderlandt, verzorging natuurlijk. Ha! Maar er liggen nog meer kansen voor mijn toekomst, héél andere. Zo werk ik al heel lang elke woensdag voor een kleding-inkoop en verkoopbedrijf, Anthracite. Dat doe ik ook graag. Ze hebben een eigen kledinglijn: Ruby Tuesday. Die richting zou ik ook nog kunnen inslaan: modebeurzen bezoeken in het buitenland, inkopen. Lijkt me erg leuk. Ook heb ik afgelopen zomer op Curaçao een jongen leren kennen waar ik in oktober weer naar toe ga. Het klikt goed tussen ons, we hebben het heel leuk samen. Dus een jaartje Curaçao sluit ik ook niet uit!
In het begin was het wennen, maar ik vond het heel leuk op Tessenderlandt. Aan de docenten heb ik alleen maar goede herinneringen: meneer Gietman, mevrouw Boemen, mevrouw Luijkx, noem maar op. Als ik docenten van Tessenderlandt tegenkom is het meestal: “Hé, Sanne!” Ik verbaas me daarover, want ik dacht dat ik helemaal geen opvallende leerling was. Een héél leuke herinnering heb ik aan het Galabal, aan het eind van het vierde jaar. Jody, mijn vriendin en ik zijn daar toen door Adje (van Paul de Leeuw en neef van Jody) heengebracht, in zijn Citroën Dyane! Dat was geweldig! Wat ik tegen de leerlingen van nu zou willen zeggen? Tja, ik zou zeggen: probeer veel te doen, en hou het open. Denk niet: ik heb strijken geleerd, koken en al die andere dingen en nu zit ik dus voor altijd in de verzorging. Nee hoor, je leert heel veel, en dat is allemaal meegenomen, maar je kan nog alle kanten op: de weg ligt open! Ik ben best een beetje trots op mezelf als ik kijk naar hoe ik het heb gedaan. Ik heb me opgewerkt, ben 22 en de wereld ligt voor me open!”
41
“Ik vond Tessenderlandt de gezelligste school.” Jeroen van Groesen interview najaar 2010
“Techniek en leidinggeven, dat zijn de twee dingen waarvan ik mijn beroep wil maken.“
Jeroen van Groesen (23) deed na de basisschool de tg-klas op Tessenderlandt en haalde in 2004 zijn diploma. In 2011 studeert hij af bij Avans, richting bouwtechnische bedrijfskunde. Mbo en hbo gingen hem goed af. “Op de basisschool was ik nog niet zo bezig met leren. Woordjes leren en dictees dat vond ik maar niks. Misschien ook omdat ik op het randje van dyslexie zat. Ik knutselde liever, van alles en nog wat. Een zeepkist-wagen maken bijvoorbeeld, dat soort dingen. Dat vond ik leuk. In groep 8 deed ik de cito-toets. Ik weet nog dat mijn meester de uitslag bekeek en tegen mij zei: ‘Jij mag blij zijn als je het vmbo haalt, jongen.’ Ik ben toen met mijn ouders op verschillende vmbo-scholen in Breda gaan kijken. Tessenderlandt sprong er voor mij meteen al uit, omdat je daar op de Open Dag allerlei dingen mocht doen. Knutselen, iets maken, dat sprak mij wel aan. En ik vond het ook de gezelligste school. Er hing een gemoedelijke sfeer. Ik kwam in klas 1tg. Ik vond het allemaal wel leuk, niet erg moeilijk. Al snel zei een leraar tegen mij: ‘Wat doe jij hier? Jij kan best naar de havo!’ Maar
dat wilde ik niet. Ik vond het leuk op Tessenderlandt en ik had er inmiddels vrienden. Ik ben gebleven. Nooit spijt van gehad. Ik weet nog dat we in het tweede jaar meededen met de Kangaroe-wedstrijd. Dat is een landelijke wiskunde-wedstrijd. Meneer Roelands had Michel van Opstal en mij daar voor opgegeven. Dat was leuk, want wij werden eerste en tweede. Michel eerste, ik tweede. En meneer Roelands trots! Talen was ik nooit zo goed in. Toch vond ik de lessen van mevr. Meijvis altijd gezellig. Ze was altijd erg lief voor onze klas, zo heeft ze ooit nog eens een engelstalige handleiding voor Ruud Gilles, een klasgenoot van mij, vertaald. Meneer Van Blerck, onze mentor, was gek op oude auto’s. Ik mocht daar een keer bij hem thuis naar komen kijken. Hij heeft toen nog voor mij een onderdeel voor mijn brommer gelast. Dat was allemaal leuk en gemoedelijk. Ik weet ook nog dat we vanaf het tweede jaar af en toe tussendoor naar het bakkertje gingen, een broodje halen. Dan was het: ‘Meneer Gietman, we zijn zo terug!’ Parijs herinner ik me nog goed, en met de hele school naar de Efteling natuurlijk. Toen hadden ze daar nog van die roeibootjes, en wij kwamen 43
“ Ik was altijd met techniek bezig, in de zin van dingen uit elkaar halen en in elkaar zetten.”
op het idee om daar af en toe iemand uit te kieperen. Lachen ja, Janneke de Kanter zal het zich nog wel herinneren! Ik was altijd wel met techniek bezig, in de zin van dingen uit elkaar halen en in elkaar zetten. Toen ik eenmaal een brommer had, heeft die verschillende keren helemaal uit elkaar gelegen. Dat soort dingen deed ik graag. Ook van mijn auto heb ik inmiddels alle onderdelen wel een keer in mijn handen gehad. Dat is mijn hobby. Nee, ik heb nooit overwogen van die hobby mijn beroep te maken. Wel heb ik al een tijdlang een bijbaantje bij Koel en Vriestransport Voesenek BV. Daar mag ik reparaties en onderhoud aan de vrachtwagens en trailers doen, ook al heb ik niet de benodigde papieren. Kwestie van geluk, ik kon daar via mijn schoonvader aan de gang. En ander bijbaantje dat ik heb gehad was bij het Office Centre. Daar begon ik gewoon als medewerker, maar ik ging er weg als, tja, ik was het niet officieel, maar ik was toch een soort van teamleider. En ik merkte daar dat ik dat ook leuk vond. Techniek en leidinggeven, dat zijn de twee dingen waarvan ik mijn beroep wil maken. 44
Na Tessenderlandt ging ik naar het Radius College, mbo. Ik wist toen nog niet precies wat ik wilde worden. Het eerste jaar kregen we techno-explorer. Een soort programma waar allerlei technische beroepen aan de orde komen. Dat kan je van alles een beetje proeven, werktuigbouwkunde, civiele techniek enzovoort. In het tweede jaar kies je dan je richting. Ik koos bouwkunde. Op het mbo heb ik ook tijdens een paar korte stages mijn eerste praktijkervaringen opgedaan. Ik heb stage gelopen bij Van Overbeek architecten en bij ANS Bouwmanagement in Ulvenhout. Bij allebei was ik voornamelijk aan het tekenen, technisch tekenen. Daarna ging ik naar het hbo. Dat sluit niet naadloos aan op het mbo. Daar wordt toch een hoger niveau van de basisvakken van je verwacht. Dat was het eerste jaar hard werken. Bijspijkeren. In het eerste jaar krijg je hogere wiskunde, dat is best pittig. Hiervoor wordt zelfs in de zomervakantie, voor aanvang van de opleiding, een extra cursus gegeven. Engels moet je bijvoorbeeld ook behoorlijk beheersen, want je krijgt nog wel eens engelse vakliteratuur te lezen. Ik moet daar nog steeds flink aan werken.
“Ik vond het leuk op Tessenderlandt. Ik ben gebleven. Nooit spijt van gehad.”
En je moet natuurlijk goed kunnen samenwerken, je werkt in projectgroepen, met een man of vier, vijf. De taken worden verdeeld, je overlegt met elkaar, en het eindproduct moet via de computer worden aangeleverd. Daar moet je ook goed op thuis zijn. Op het hbo kan je kiezen tussen voltijds of duaal. Bij voltijds ga je gewoon vijf dagen per week naar school, en bij duaal werk je drie dagen en doe je de opleiding in die andere twee dagen. Een soort verkorte opleiding dus. Ik heb duaal gedaan. Ik heb daar geen spijt van hoor, maar het is wel hard werken. Ik merk dat de voltijdsstudenten toch meer tijd hebben voor een studentenleven. ‘s Avonds stappen bijvoorbeeld daar heb je bij duaal bijna geen tijd voor. Dat bedenk ik achteraf hoor, dat heb ik niet bewust gemist. Maar ik denk wel dat het een van de redenen is waarom na het eerste jaar zo’n beetje de helft van de mensen die duaal hebben gekozen afvalt. Die gaan dan alsnog voltijds doen. Voor duaal moet je echt serieus zijn. Je moet er helemaal achter staan, anders hou je het niet vol. Ik heb het gedaan omdat ik aan de toekomst dacht. Ik wilde er die drie jaar alles
aan doen om mijn c.v. zo interessant mogelijk te maken voor een werkgever. In de bouwsector liggen de banen ook niet zomaar voor het opscheppen. Ik heb inmiddels een half jaar bij de gemeente Breda gewerkt, daar zat ik op de afdeling die bouwplannen beoordeelt. En ik heb een jaar gewerkt bij de BPR-groep in Waalwijk. Die verbouwen winkelketens. Daar heb ik ervaring opgedaan in projectmanagement. Dat vind ik toch wel het leukst, daar komen zowel de techniek als het leidinggeven aan de orde. Als ik straks ben afgestudeerd ga ik op zoek naar een bedrijf waar ik projectmanagement kan doen. Ik werk nu in Utrecht, bij Ballast-Nedam. We werken aan de Kromhout Kazerne. Een gebouwencomplex voor defensie. Defensie heeft de opdracht tot die bouw gegeven aan een VOF, daarin werken verschillende bedrijven samen. Dat team is verantwoordelijk voor het hele proces, vanaf het ontwerp tot de oplevering. Ook de financiering van het geheel wordt door die VOF gedaan. Na de oplevering betaalt defensie in termijnen terug. Dat is een vrij nieuwe gang van zaken. Met een dergelijk bouwcontract is nog weinig ervaring. Dat vind ik wel spannend. 45
In december 2011 ontving Jeroen de Afstudeerprijs van Avans Hogescholen.
Natuurlijk moeten de wensen van de opdrachtgever zo goed mogelijk nageleefd worden. Daarvoor is het ‘verificatie-proces’. Het stuurgroepje dat dat nu doet, en waar ik in mee loop, komt allerlei knelpunten tegen. Er bestaan nog geen echte richtlijnen voor. ‘Daar hebben we nog iets te leren’, wordt er gezegd. Omdat ik het een interessant proces vind, heb ik voorgesteld om daar op af te studeren. Ik ben het nu aan het voorbereiden, en in februari ga ik ermee starten. Het moet een handboek worden voor dat verificatie-proces. En als het een beetje meezit, gaat mijn handboek dan bij dergelijke nieuwe DBMFO-contracten (zo heet zo’n soort bouwcontract officieel) geraadpleegd worden. Leuk toch? Nee, ik ga na mijn eindexamen niet verder studeren aan een universiteit. Dat zou wel kunnen, maar ik vind dat ik nu wel lang genoeg heb geleerd. Ik wil nu aan de slag.” In december 2011 ontving Jeroen de Afstudeerprijs van Avans Hogescholen. Van de 400 scripties die werden geschreven, werden er door de jury vijf genomineerd, waar Jeroen uiteindelijk als beste uit naar voren kwam. De jury bestond
uit deskundigen vanuit het beroep, de wetenschap en het mbo. Zijn afstudeerscriptie is precies geworden zoals hij het hierboven omschreven heeft: een compleet handboek voor een gestructureerde aanpak voor het verificatie-proces, wat bij nieuwe contracten geraadpleegd kan worden. Januari 2015 Jeroen werkt nog steeds als planontwikkelaar bij Ballast Nedam, Bouw en Ontwikkeling Speciale projecten. Voor een aanbestedingsprijsvraag leverde zijn team een compleet uitgewerkt plan voor de stedelijke herontwikkeling van een gebied in Rotterdam Zuid. Het betreft het toekomstbestendig maken van het Ahoy complex. Op dit moment is hij werkvoorbereider bij de realisatie van een nieuwe Penitentiaire Inrichting in Zaanstad. Hij begeleidt de ruwe- en deels de fijne-afbouw, waaronder al het binnenmetsel- en lijmwerk, metalstudwanden en systeempuien met alles wat daarbij komt kijken aan lateien en stalen hulpconstructies.
47
“Toen ik zes jaar was wist ik eigenlijk al dat ik later in een restaurant of een hotel wilde gaan werken.”
“ Het was vooral de sfeer er omheen, die heel anders was dan normaal.” Renske de Kanter interview voorjaar 2010
Renske de Kanter is 21 jaar en heeft van 2001 t/m 2004 op Tessenderlandt gezeten. Ze heeft haar diploma gehaald voor de afdeling HTVK, dat toen nog voor het laatste jaar de officiële naam CT had. Consumptieve Techniek dus. Renske zit nu in het eerste jaar van de Pedagogisch Technische Hogeschool in Eindhoven. Tot het einde van dit schooljaar draait ze iedere donderdag mee als stagiaire in de sector HTV op Tessenderlandt. “Toen ik zes jaar was wist ik eigenlijk al dat ik later in een restaurant of een hotel wilde gaan werken”, vertelt Renske. “Een eigen restaurant in Oostenrijk, dat was mijn droom. We gingen daar elk jaar naar toe op wintersport. Ik vond de mensen daar zo vriendelijk en de hele gezelligheid in zo’n hotel (Renske noemt het: ambiance) sprak me erg aan. Tessenderlandt was dan ook een logische keuze. De opleiding Consumptieve Techniek zou de start worden om mijn droom uit te laten komen. Het was ook een leuke school om op te zitten. We gingen meteen het eerste jaar al naar de Efteling, omdat de school toen 12½ jaar bestond. De leraren die ik me nog goed herinner zijn meneer Luijkx, de mentor van de eerste klas. Meneer Luijkx komt nog regelmatig tussen de middag in
het restaurant van Tessenderlandt eten, zag ik. En natuurlijk meneer de Koning, van Engels. Door mijn dyslexie had ik veel moeite met Engels, maar hij heeft me altijd heel geduldig en goed geholpen. Verder kan ik me nog herinneren dat we met de klas op De la Salle een borrel moesten verzorgen. Van tevoren gingen we toen op bezoek bij “Het Spijker”, een school in België waar ze ook consumptieve techniek haddden. Dat was erg leuk. Maar de beste herinneringen heb ik aan het kerstdiner dat we moesten verzorgen voor de vaste gasten van het restaurant en wat leerkrachten van school. Ik mocht twee jaar achter elkaar meewerken aan zo’n Kerstdiner. In klas 3 werkten we samen met leerlingen uit klas vier. Het was een bijzonder 9-gangen menu. Het was vooral de sfeer er omheen, die heel anders was dan normaal. Het klikte goed met klas vier en het waren bijzondere producten waar we mee werkten. Ik stond in de keuken. Het was hard werken, maar heel gezellig. Ik weet nog dat er een klasgenoot was die de restjes drank, die in de gerechten gebruikt waren, iets te zorgvuldig opruimde. Hij werd er in ieder geval erg vrolijk van. Na het behalen van het diploma op Tessenderlandt ben ik naar ‘De Rooi Pannen’ gegaan. Ik 49
“Men was heel tevreden over Tessenderlandt als vooropleiding.”
deed daar de vierjarige voltijdsopleiding HOM (Horeca Onderneming Manager opleiding). In het eerste jaar zaten leerlingen die net als ik, van een vmbo-school kwamen, maar ook leerlingen die van de mavo kwamen. Die laatsten hadden meer theorie gehad, maar ik had veel voordeel van de beroepsgerichte opleiding op Tessenderlandt. Het was fijn om te horen dat de opleiding zelf ook heel tevreden was over Tessenderlandt als vooropleiding. Het was hard werken de eerste twee jaar, maar het was met mijn kaderopleiding makkelijk te doen. Het eerste jaar van het mbo stond in het teken van het bereiden van een lunch. Het tweede jaar moesten we onder leiding van de derdejaars een diner verzorgen. In het derde jaar werden de rollen omgedraaid en moesten wij de tweedejaars zo ver krijgen dat ze een diner in elkaar zetten. Er was ook een groep derdejaars die een avond voor de ouders moest organiseren. Verder moesten we in het derde leerjaar een ondernemersplan maken en moest ik samen met een klasgenoot zogenaamd een bedrijf starten. Op De Rooi Pannen heb je twee keukens en twee restaurants waar net als op Tessenderlandt, echte gasten komen eten. Wat ik erg leuk vind, is dat er ook een echt hotel in de school gevestigd is, waar ook echte gasten, vooral zakenmensen, komen 50
“ Ik merk dat ik veel aan mijn praktijkervaring heb, vergeleken met studenten die een meer theoretische vooropleiding hebben gehad.”
logeren. Het vierde jaar was helemaal geweldig. We moesten twee lange stages doen. Ik heb stage gelopen in een hotel in Leeuwarden, en de eerste helft van het schooljaar liep ik stage in een hotel op de Canarische Eilanden! Dat was fantastisch! Ik was daar van 8 augustus 2008 tot 8 januari 2009. Om precies te zijn op Fuerteventura. Ik moest daar vooral in de bediening meehelpen en breakdiensten draaien in de bar. Met breakdiensten bedoel ik ’s morgens aan het ontbijt werken, daarna een lange siësta, de break dus, (echt op z’n Spaans ) en ’s avonds zorgde ik voor het avondeten. Het was echt een geweldige tijd. Ik heb er veel geleerd wat betreft zelfstandigheid, op mezelf wonen, de andere cultuur, andere talen (Spaans en Duits vooral). Ik zou iedereen het advies willen geven om als je kan een buitenlandstage te doen. Het is heel erg leuk en je leert er enorm veel van. We hadden het geluk dat de mensen van het bedrijf erg aardig en behulpzaam waren. Ze lieten ons heel vrij, als we er maar geen puinhoop van maakten. Zo hebben we in onze kelder, waar we woonden, een hele gezellige kerstavond gevierd, die doorging tot in de laatste uurtjes. Om op die kelder terug te komen. Toen ik bij aankomst hoorde dat ik daar voorlopig zou gaan wonen, moest ik wel even slikken. Het was er een
grote puinhoop. We hadden bijvoorbeeld bij het douchen maar éven warm water en de wc liet ons ook nog al eens in de steek. Maar als je je daar niet te veel van aantrok was het er erg gezellig. Het was er te leuk om je eigen huis in Nederland te missen. In december zijn mijn ouders nog op visite geweest en van de leiding van het hotel mocht ik de laatste vier vrije dagen samen met een ander meisje dat daar stage liep heerlijk relaxen in een heel mooie suite. Bij mijn vertrek zei de leiding van het hotel dat ik altijd welkom was bij hen. Ik ging met tegenzin weg. Daar kwam ook nog eens het temperatuurverschil bij. Toen ik naar huis ging op 8 januari was het op Fuerteventura 25 graden, in Nederland was het maar 11 graden! Ik heb zeker een maand nodig gehad om weer te wennen aan thuis. Na een paar weekjes rust begon ik aan mijn volgende stage. Dat was bij een mooi oud hotel in Leeuwarden, in Friesland. Het was een monument dat vroeger in het bezit was geweest van de Koninklijke familie van Oranje. Het was heel sfeervol ingericht. Daar heb ik weer heel ander werk gedaan. Ik hielp mee in de huishouding, en moest bijvoorbeeld kamers verzorgen. Ook daar had ik weer leuke collega’s. Ik had deze plek bewust gekozen, omdat het zo heel anders was dan mijn eerste stage. Geen breakdiensten tot ‘s avonds
laat, maar gewoon overdag van zeven tot drie aan de slag. Ze waren zo tevreden dat ze mij op een gegeven moment de leiding van de afdeling huishouding gaven (samen met een collega). Degene die dat normaal deed was een tijdje uit de running. Ik heb ontzettend genoten van deze twee stageplekken, maar ik kwam er ook wel achter dat ik steeds minder zin kreeg in mijn plannen om ooit eens een eigen zaak te beginnen. Er zitten nogal wat nadelen aan. Je bent bijvoorbeeld nooit zeker van een vast inkomen. Het staat of valt met het aantal klanten dat komt. Het zou zo maar kunnen dat er een periode weinig klanten komen, dan heb je dus geen inkomsten. Als je wel werk genoeg hebt, zit je weer met de lange werktijden en je moet vooral ’s avonds en in het weekend werken. Dat kun je eigenlijk een gezin niet aandoen. Ik heb het er vaak met mijn moeder over gehad. Ik begon steeds meer te voelen voor een baan in het onderwijs. Toen ik dat aan mijn leraren op De Rooi Pannen, vertelde, vonden ze dat wel goed bij mij passen. Ze vonden dat ik er geschikt voor was. In het laatste jaar op “De Rooi Pannen” wist ik dus al dat mijn volgende opleiding de P.T.H. in Eindhoven zou worden (Pedagogisch Technische Hogeschool). Met mijn diploma Manager Restau51
“Ik vind het gek te merken dat veel leerlingen en hun ouders denken dat je met ‘maar’ een vmbo-diploma niets zou kunnen bereiken!!”
rant/Hotel en mijn certificaat hygiëne stapte ik daar aan het begin van dit schooljaar binnen op de afdeling consumptief. Het bevalt tot nu toe heel erg goed. Ik merk weer dat ik veel aan mijn praktijkervaring heb, vergeleken met studenten die een meer theoretische vooropleiding hebben gehad. Veel van de praktijk ken ik al, zodat ik steeds weer nieuwe dingen kan aanpakken zoals laatst het zogenaamde “natuurkundig koken”. Toen we aan het begin van dit schooljaar een bezoek moesten brengen aan een school om daar een opdracht uit te voeren, ben ik meteen naar mijn eigen oude school Tessenderlandt gegaan. Ik heb meteen van de gelegenheid gebruik gemaakt en gevraagd of ik hier mijn eerste stageperiode kon doen. En nu ben ik dus tot het eind van dit schooljaar hier, op de school waar ik in 2004 zelf mijn diploma heb gehaald. Dat gaat tot nu toe goed. Ik kan goed met de leerlingen en de leerkrachten opschieten. De leerlingen vinden het cool wat ik met mijn vmbo-diploma bereikt heb. Ik vind het dan ook gek te merken dat er veel leerlingen en ook soms hun ouders denken dat je met “maar” een vmbo-diploma niets zou kunnen bereiken!! Het tegendeel is waar. Ik heb er juist altijd heel veel
voordeel van gehad. Ik zou iedereen met een kaderdiploma willen aanraden om een niveau 4 opleiding te volgen in het mbo. Daarmee kun je later van alles bereiken. En wat ik straks ga doen als ik mijn lerarendiploma heb? Dan ga ik eerst een tijdje werken op een cruiseschip. Ook al zo’n droom van mij.”
Januari 2015 “Na mijn stage en mijn werk op Tessenderlandt, kon ik les gaan geven op het Markland College in Oudenbosch. Ik geef PSO (sector-oriëntatie) aan het eerste en tweede jaar. Daarnaast werk ik ook nog bij de Efteling, daar loop ik het traject om Senior te worden. Dan mag je leiding geven: medewerkers coachen, meer medewerkers inzetten als het druk is, enzovoort. Als Senior moet je zorgen dat de inzet/ omzet in verhouding is. Ook op Fontys ben ik een andere weg ingeslagen. De docenten-opleiding was toch te zwaar. Ik ben overgestapt naar de AD-opleiding (Assosiate Degree). Met dat diploma kun je ook voor de klas staan. Ik zit nu in het laatste jaar en hoop dit jaar af te studeren.”
53
“Op Tessenderlandt is de ondernemer in mij wakker geworden.” Jordi Ariza Gallego interview winter 2012
In 2005 verliet Jordi Ariza Gallego (23) Tessenderlandt. Hij had het diploma van de leerroute ICT (kaderberoepsgerichte leerweg) op zak en was van plan game-designer te worden. Hij vervolgde zijn studie op het Grafisch Lyceum in Rotterdam. Met succes. Maar hij werd geen game-designer. Hij werd paradijsvogel en runt zijn eigen bedrijf: hij ontwerpt nachtproducties.
“Ik ben vrij, ik kan me ontplooien, en ik ben autonoom. Helemaal eigen baas.”
“Het eerste jaar op het Grafisch Lyceum was een introductiejaar. Je kon dan van alle afdelingen iets proeven, zodat je in het tweede jaar je eigen richting kon kiezen. Ik had al snel door dat game-design niet was wat ik wilde, het was veel te technisch. Ik had me er wat anders van voorgesteld. Ik had gedacht veel meer te kunnen tekenen en fantaseren. Dus probeerde ik daarna de afdeling Film. Dat lag me beter, het was een beetje de wereld van de kunst. Maar toen ik eenmaal de afdeling Art en Design had ontdekt, viel alles op zijn plaats. Dat was wat ik wilde! Op deze afdeling werd ik niet beperkt tot één middel; ik kon gebruik maken van álle middelen. Tot en met het vierde jaar werd het de afdeling Art en Design. Dat waren drie fantastische jaren. Ik zat tussen inspirerende klasgenoten; we maakten de gekste, creatiefste
en mooiste dingen. Het afstudeer-thema was ‘minder is meer’. Het had met recyclen, met hergebruik, te maken. Je kreeg een ruimte van 2 meter hoog, 50 centimeter diep en 2.30 meter breed. Daarbinnen moest het gebeuren. Ik weet die afmetingen nog uit mijn hoofd, omdat ik een houten geraamte van een rechthoek had gemaakt van precies die afmetingen. Ik had de balkjes mooi wit geschilderd en op één daarvan een klein gouden plaatje bevestigd waarop het woord ‘optimisme’ stond. Soms liepen de mensen dwars door mijn werk heen, die hadden helemaal niet door dat het iets wás. Grappig was dat. Ik had een danser, een vriend, gevraagd om af en toe iets in die ruimte te doen. We bedachten samen wat voor dans het moest zijn. Mijn docenten snapten het idee erachter wel, maar toch leverde het nog een pittige discussie op: wat was er grafisch aan mijn eindwerkstuk? Want je moet je werk wel kunnen verantwoorden. Kunnen verkópen, zou ik nu zeggen. Ik slaagde. Aan het begin van het derde jaar werd ik door een vriend uitgenodigd mee te gaan naar een feest in Amsterdam. Het zou een feest zijn onder de noemer Magie van de Nacht. Ik ging ei55
“Ik kwam op Tessenderlandt omdat ik behoorlijk dyslectisch ben. Ik lees langzaam en ik heb meer tijd nodig dan anderen om dingen te begrijpen.”
genlijk nooit uit. Ik vond er niet veel aan. Maar ok, ik ging met hem mee. Ik ging een deur door en plotseling stond ik in een totaal andere wereld. Ik was op het meest waanzinnige feest ooit. Ik had geen flauw idee dat zoiets bestond. Ik wist werkelijk niet wat me overkwam: kleur, vrolijkheid, vriendelijkheid. De sfeer was zo speels, zo vrij! Overal was iets te zien, te beleven. Ik snapte er niks van, waar was ik? Ik leek wel betoverd! Daar moest ik iets mee. De volgende dag zocht ik op internet naar waar ik geweest was. Ik kwam op MySpace terecht en ik herkende een paar mensen. Het feest had een top-tien van vrienden. Maar ja, hoe maak je contact, wat zeg je? Een van de mensen die ik herkende was net die dag jarig. Die kon ik feliciteren. Dat deed ik, en ik schreef er ook bij hoe waanzinnig ik het feest had gevonden. Laat dan nou net de baas zijn van het hele spul! Drie maanden later werkte ik voor hem. Vlak voor een feest was een vj uitgevallen, hij belde me: of ik iets voor hem kon doen, iets kon improviseren, of ik kon invallen voor de vj. Ik twijfelde geen moment - dvd met mooie beelden mee - en het geschiedde! Dat was in 2008. Ik had meteen mijn stageplaats gevonden: Multisexi, het bedrijf dat die 56
waanzinnige feesten organiseerde. Ik stapte een nieuwe wereld in: feesten rond spannende thema’s, in een theatrale omgeving, met gasten in fantasierijke kleding. Ik vond het geweldig om me met decors bezig te kunnen houden, met de pr, de reclame, de flyers. Ik voelde me er helemaal thuis. Al gauw was ik geen stagiaire meer, maar werd ik partner in het bedrijf. Samen vormden we het bedrijf UltraSexi, we waren samen de baas. Ik praat over feesten, maar eigenlijk zijn het meer evenementen; we noemen het zelf ‘nachtproducties’. We organiseerden een feest in Studio 80, en later een echt grote productie in Paradiso: 1500 man, uitverkocht! Het ging zó goed. We wilden uitbreiden, en verhuisden een van de grotere producties naar Berlijn. Drie jaar woonde ik half in Berlijn en half in Amsterdam. De eerste keer in Berlijn was een geslaagd feest. Goede opkomst, goede sfeer. Maar het hield geen stand. Het publiek daar verwachtte toch iets anders. Onze producties waren te vriendelijk en vrolijk, te lichtvoetig en te jolig voor Berlijn. Het publiek was daar echt anders: serieuzer, drugs, non-stop feesten van vrijdag tot en met zondag. Dat vonden wij niet interessant.
“Doordat ik opval, word ik opgemerkt. En daardoor word ik niet alleen gevraagd voor de Fashionweek, maar ook bijvoorbeeld door het Financieel Dagblad.”
Terug uit Berlijn heb ik anderhalf jaar achter de bar gestaan in Theatercafé Frascati. Daar leerde ik veel leuke en interessante mensen kennen. Bijvoorbeeld twee kunstenaars waarmee ik nu af en toe samenwerk. Deze twee dames vormen The Wandering Banquet. Ze doen catering, maar op een bijzondere manier. Ze gaan prachtig gekleed met fraaie hoge pruiken en in nog fraaiere en grotere jurken, met bijvoorbeeld heel veel zakken. Uit die zakken haalt de een dan bijvoorbeeld met grote gebaren een toastje tevoorschijn, de ander giet daar al even theatraal een luguber zwart sausje over en ik vertel de gast dan welke gevaarlijke en geheimzinnige ingrediënten dat sausje bevat. Carnaval superieure! Die contacten zijn verrijkend. En van het een komt het ander. Ik val van het ene leuke klusje in het andere. Zo heb ik laatst foto’s gemaakt voor Brasserie Harkema. Geen mooie culinaire foto’s, maar juist recht voor zijn raap gefotografeerd, zoals de foto’s van hamburgers aan de muur van een friettent. Ik neem alles niet zo serieus. Ik houd van plezier. Ik kleed me iedere dag anders. Niet dat ik de mode volg, maar kleding vind ik interessant. Ik zie het als een tweede huid. Dat is geen aanstellerij, het geeft 57
“We willen mensen die aardig voor elkaar zijn en plezier willen maken. Dáár doen we het voor.”
me kracht. Ik val op. Ik ben een paradijsvogel: ik wíl ook opvallen. Mijn buurmeisjes willen regelmatig met mij op de foto. Maar ik word bijvoorbeeld ook uitgenodigd voor de Fashionweek in Londen, voor de show van Vivienne Westwood, de beroemde mode-ontwerpster. Altijd leuk natuurlijk. En altijd goed voor mooie verhalen. Zo liep ik na de show naar buiten, zag daar een horde fotografen staan en maakte een gebaar van: dáár ben ik dan! - alsof ze daar op míj stonden te wachten - Geen reactie natuurlijk. Had ik ook niet verwacht. Maar ik had nog geen drie stappen gedaan of ineens komt die hele meute fotografen in beweging: flits, flits! Ik kijk om: Ah! Pamela Anderson! Mooi verhaal toch?
klein beetje met mode; ik droeg soms bijvoorbeeld gele schoenen, maar dat was het dan ook wel. En ik hield toen ook helemaal niet van feesten of uitgaan. Het schoolfeest, waar ik in de eerste klas heen ging, vond ik zóiets stoms. Ik wist gewoon niet hoe ik me moest gedragen. Ik was verlegen, durfde niks, stond daar maar aan de kant met mijn colaatje. Het Galabal aan het eind van de vierde klas was al niet veel beter. Iedereen in het pak. Alcohol. Wist ik veel. Ik had mijn moeder wel eens iets horen zeggen over Blue Lagoon, een drankje. Ik dat besteld. Vies. Vreselijk. Ik had dat met seven-up moeten drinken, hoorde ik later. Ik snapte er toen nog helemaal niks van.
Doordat ik opval, word ik opgemerkt. En daardoor word ik niet alleen gevraagd voor de Fashionweek, maar ook bijvoorbeeld door het Financieel Dagblad. Dat had een themanummer over ondernemers. Ik sta in een lange rode jas als creatieve ondernemer op de voorpagina, samen met een oude, klassieke ondernemer in pak.
Ik weet nog dat ik in het eerste jaar bij Nederlands een spreekbeurt moest houden. Ik had net een paar verhalen uit de Griekse Mythologie gelezen. Dat vond ik mooi, die verhalen speelden in zo’n eigen wereld, met al die Goden. Daar ging ik mijn spreekbeurt over doen. Maar ik raakte in de war van alles wat ik zeggen wilde. Ik begon te stotteren, haalde alles door elkaar, raakte de draad kwijt en wist op een gegeven moment echt helemaal niks meer. Ik schaamde me verschrikkelijk, het was
Ik ben niet altijd zo geweest. Op Tessenderlandt was ik een brave jongen. Ik speelde wel al een
59
“Ik ben echt blij, dankbaar en gelukkig met hoe het allemaal gaat.“
“Zij leerde mij structuur aanbrengen in de chaos in mijn hoofd.”
zo genant. Maar niemand lachte me uit, terwijl het toch een pittige klas was. Niemand. Dat was zo lief! Ik heb het altijd onthouden. Dat was bij meneer De Kort, onze mentor. Tessenderlandt was een leuke tijd. Het ging lekker, ik had vrienden en kon het goed met iedereen vinden. Ik vond aardrijkskunde van meneer Nuyten leuk. Tekenen bij meneer Huinen vond ik zelfs geweldig! Dat was zo’n fantastische docent. Ik tekende mijn hele leven al heel vaak en graag, maar van hem leerde ik dat tekenen vooral een kwestie van kijken is. Je moet tekenen wat je ziet, niet hoe je denkt dat iets in elkaar zit, legde hij uit. Dan gingen we bijvoorbeeld een colablikje natekenen, of een vogel: Kijken! Ik kwam op Tessenderlandt omdat ik behoorlijk dyslectisch ben. Ik lees langzaam en ik heb meer tijd nodig dan anderen om dingen te begrijpen. Daar heb ik trouwens inmiddels goed mee leren leven. Ik startte daarom in een basisklas, maar ik haalde goede cijfers en het tweede jaar mocht ik naar kader. In het derde jaar ging ik naar de leerroute ICT (informatie- en communicatietechnologie). Daar heb ik veel geleerd. Ik had les van mevrouw Zw60
Ik heb nu mijn eigen bedrijf binnen UltraSexi. Onze nachtproducties lopen goed, gastvrijheid staat voor ons voorop. En ieder productie biedt weer iets totaal anders. De ene keer kom je binnen in een gouden koepel, de ander keer in een onderwaterwereld. Ons publiek bestaat vooral uit kunstenaars, mode-mensen, zeg maar ‘aliens’, buitenbeentjes en hun vrienden, maar iedereen met een open-mind is welkom. Mensen met een creatieve geest. Vriendelijk volk. Arrogante figuren worden geweerd. We willen mensen die aardig voor elkaar zijn en plezier willen maken. Dáár doen we het voor.
maar het moet wel de kwaliteit opleveren die ik nastreef. De afspraken moeten worden nagekomen en alles op tijd en binnen het budget. Op dit moment ben ik in onderhandeling met de gemeente Amsterdam over een pand dat we willen opzetten als Cultureel Clubhuis. Het is een oud theater. We willen er het Podium van de 21ste eeuw van maken. Het lijkt me fantastisch om een eigen plek te hebben, met kleedkamers, alles erop en eraan. Praktisch ook, je hoeft het niet ‘s morgens om 5 uur schoongemaakt op te leveren, zoals wanneer je een ruimte huurt. Ik zie voor me dat er van alles gaat plaatsvinden: mode, kunst, cultuur, lezingen en natuurlijk onze nachtproducties. Het voelt als een avontuur, een volgende stap. Ik zou natuurlijk ook door kunnen studeren, ik zou naar de kunstacademie kunnen gaan, of naar de universiteit. Maar dat wil ik voorlopig niet. Ik ben vrij, ik kan me ontplooien, en ik ben autonoom. Helemaal eigen baas. Ik ben echt blij, dankbaar en gelukkig met hoe het allemaal gaat.
Ik mag dan wel een paradijsvogel zijn, ik dénk wel als een ondernemer. Ik verzamel kunstenaars om me heen, en andere interessante mensen. Daar werk ik mee. Ik leer van iedereen;
Tegen de leerlingen die nu op Tessenderlandt zitten zou ik willen zeggen: doe je best, en neem de ruimte om jezelf te leren kennen: wat voor iemand ben je? Wat past bij jou? Het is be-
ijssen, zij leerde mij structuur aanbrengen in de chaos in mijn hoofd. Daar is het af en toe een draaikolk. Zij leerde mij plannen, en de dingen stap voor stap aanpakken. Ook leerde ik rekening houden met de wensen van een opdrachtgever bijvoorbeeld. Op de afdeling ICT is de ondernemer in mij wakker geworden. Daar heb ik nog dagelijks plezier van.
langrijk daar het antwoord op te vinden, want dat is waar je je kracht uithaalt en waardoor je dingen beter gaat begrijpen. Zo ging het bij mij, zo kan het bij jou ook gaan.” Januari 2015 “Ik organiseer nog steeds verschillende ‘nachten’ en die lopen goed. Ook ben ik inmiddels de grafisch vormgever geworden van het Hangover Information Center in Amsterdam. Dat is een centrum waar voorlichting over alcoholgebruik wordt gegeven en waar je het revolutionaire kater-voorkomende middel ‘reset’ kan kopen. (www.hangover-information.com) Het is erg leuk om voor hun te werken. Daarnaast werk ik ook als fotograaf en vormgever voor verschillende restaurants. En als laatste: het Nachttheater komt eraan. We zijn in 2014 van start gegaan met de bouw, in het centrum van Amsterdam! Het zal nog wel een dik jaar duren voor het af is, maar de toekomst ziet er spannend uit!”
61
“Ik was in die tijd nogal onzeker, Ik dacht snel ‘dat kan ik niet’. ” Emmy en Yvonne van Roestel interview najaar 2012
De zussen Emmy (22) en Yvonne (24) van Roestel zaten allebei op Tessenderlandt. Yvonne verliet zeven jaar geleden de school met het diploma Uiterlijke Verzorging (basisberoepsgerichte leerweg) en Emmy had vijf jaar geleden haar diploma Verzorging (kaderberoepsgerichte leerweg) op zak. Nu werken ze allebei bij Amarant. Yvonne ging niet door in de Uiterlijke Verzorging. “Ik vond het wel leuk, en ik haalde ook goede punten, maar ik zag me dat niet als beroep doen. De klas, daar kon ik mee leven, maar het was wel een echte roddelklas, je zat alleen maar tussen de meiden. Ik was altijd al goed in gym, ik was eerste geworden bij het hardlopen met de vierdejaars, dus toen ik eenmaal wist dat je bij het ROC in Tilburg ook Sport en Bewegen kon doen, heb ik me, in overleg met school trouwens, voor die richting ingeschreven. Ik wilde graag op niveau 4 beginnen, maar ze zeiden: je begint in niveau 2. Laat maar zien wat je kan. Dus deed ik dat jaar heel erg mijn best, want ik wilde graag naar niveau 4. En dat lukte. In het tweede jaar liep ik stage op een basisschool, waar ik gymles62
sen gaf. Dat was een prima ervaring, ik vond het heel leuk om met kinderen te werken. Ondertussen haalde ik via verschillende keuzevakken mijn diploma’s zweminstructeur, fitness en sportmasseur. In het derde jaar koos ik als hoofdvak bewegingsagogiek, want ik wist al dat ik met mensen met een beperking wilde gaan werken. Ik kreeg Amarant in Rijsbergen als stageplaats. Ik wilde er eigenlijk niet naar toe, maar uiteindelijk heb ik daar een superfijne stage gehad en was het een hele leuke ervaring. Ik gaf daar een half jaar, twee dagen in de week zwemles. Ik vond het hartstikke leuk. Toch was ik in die tijd nogal onzeker, ik dacht heel snel ‘dat kan ik niet’. Ik ben toen een assertiviteitstraining gaan doen, buiten school om. Dat heeft me goed geholpen. Ik kwam daardoor veel steviger in mijn schoenen te staan. En dat heb je wel nodig in dit werk. De tweede stage deed ik in Tilburg bij Zonnelicht. dat werd een leerzaam jaar. Ik werkte daar met evg-kinderen. Dat zijn kinderen met een ernstig verstandelijke beperking. Als je ziet dat ze nét iets meer bereiken, bijvoorbeeld net één blokje meer wegzetten dan voorheen. Ja, dat vind ik mooi, daar doe ik het voor.
63
“Ik bleek inzicht in het werk te hebben. Nog gekker: ik vond het zelfs leuk!”
Voor mijn grote stage in het vierde jaar vroeg ik een plek waar ik veel zou leren. Nou, dat heb ik geweten. Ik ging in Oss gymles geven aan zmlk-kinderen (zeer moeilijk lerende kinderen) tot 18 jaar. Dat was ontzettend zwaar. Niet zozeer de lessen zelf, maar je moest iedere les voorbereiden. Echt iedere les voor iedere groep opnieuw, want er waren zoveel verschillen per groep. Niveauverschillen, maar ook is elk kind weer anders. Daar moest je in die voorbereidingen allemaal rekening mee houden. Ik heb er ontzettend veel van geleerd. Tegelijkertijd zat ik in het eindexamenjaar, dus voor school moest ik ook veel doen. Ik moest drie zmlk-leerlingen uitkiezen en daar een handelingsplan voor maken. Zo had ik een kind met hoogtevrees. Daar maakte ik een plan van 12 weken voor. Alles moest beschreven en verantwoord worden. Dat was een pittig jaar. Maar het is me gelukt.”
“Ik ben zeer tevreden met hoe het nu gaat en ga met plezier naar mijn werk.” 64
Emmy ging wel door in de richting die ze op Tessenderlandt al was ingeslagen. Zij ging ook naar het ROC in Tilburg, richting Verzorgende IG, niveau 3. “ Daar leerde ik vooral verpleegkundige handelingen. Voor mijn stage had ik aangegeven dat ik graag met ouderen wilde
werken, maar daar was geen plaats meer! Ik kon alleen nog naar Amarant. Ik vond het verschrikkelijk! Mijn zus vertelde hoe leuk het was om met gehandicapten te werken, maar ik zag het totaal niet zitten! Toen ik eenmaal begonnen was, ging het eigenlijk best goed. Ik bleek inzicht in het werk te hebben. Nog gekker: ik vond het zelfs leuk! Ik werd zo aangetrokken en zo uitgedaagd door het werken met ernstig gehandicapten dat ik een weekendbaan als woonbegeleider op Amarant aannam. De woongroep waarop ik geplaatst werd bestond uit negen sterk gedragsgestoorde cliënten. Ik was 16 jaar, ik keek mijn ogen uit. Ik wist echt niet wat ik meemaakte. Die mensen zijn zó kwetsbaar dat ze van het kleinste ding, bijvoorbeeld als de bel niet op het juiste moment afgaat, zó ontzettend overstuur raken, dat ze gaan schreeuwen, spugen, bijten, dreigen, slaan, noem maar op. De eerste dagen heb eigenlijk alleen maar gekeken, alles aangezien, tot ik een beetje doorkreeg wat er zich afspeelde en hoe je daar het best op kon reageren. Daarna ben ik erin gesprongen, gaan handelen. Het was een enorme uitdaging. Ik heb daar van alles meegemaakt en ontzettend veel geleerd. 65
“Ja, ik heb echt mijn richting gevonden, het is heerlijk en dankbaar werk.”
“Als je terug kijkt en je denkt aan je eigen schooltijd zou ik zeggen, jongens, meiden, geniet ervan.” Op school ben ik toen van richting veranderd. Ik vond IG teveel op het ziekenhuis gericht. Ik wilde iets maatschappelijkers, iets met meer diepgang in het contact met cliënten. Ik ben de richting Medewerker Maatschappelijke Zorg gaan doen. Dat sloot veel meer aan bij wat ik leuk vond: begeleidingstechnieken, pedagogiek, communicatievaardigheden. Je kreeg kennis over verschillende ziektebeelden. Doordat ik van richting veranderde, moest ik wel weer opnieuw in het eerste jaar beginnen. Dat kon pas in januari. Dus van september tot januari heb ik vooral veel werkervaring opgedaan. Ik heb toen, geloof ik, wel acht verschillende groepen gezien. Om op de BBL-opleiding te kunnen starten moest ik een werkplek hebben, ik heb toen mijn weekendbaan bij Amarant kunnen omzetten in vier dagen werk per week. Ik heb daar een jaar gewerkt op een sgevg-groep (= sterk gedragsgestoorde ernstig verstandelijk gehandicapten). Na dat jaar wilden ze me daar graag houden, maar ik wilde nog met andere groepen cliënten ervaring opdoen. Het derde jaar ging ik daarom in Baarle-Nassau met jongeren werken. Maar dat was meer gericht op psychiatrie, en dat gaf mij toch een minder goed gevoel
66
dan het werken met sgevg-cliënten. Nu werk ik weer met mijn favoriete groep. Ja, ik heb echt mijn richting gevonden, het is heerlijk en dankbaar werk. Ik heb nu een contract voor een jaar. In december 2012 ben ik afgestudeerd.” Na haar eindexamen solliciteerde Yvonne op de functie van leidinggevende van de zwemschool van Amarant. Altijd al bezig met fitness, zelf een paar jaar eerder als opdracht voor school een fitness-uurtje begonnen voor gehandicapten bij Healthclub Orange in Rijen, waar ze een bijbaantje als fitness-instructeur had, was voor haar deze baan een logische stap. “Het is een zwemschool voor kinderen van medewerkers, zowel als voor de bewoners van Amarant”, legt ze uit. “Ik gaf zwemles, hield toezicht, coördineerde, gaf bewegingslessen en viel in als het moest. Dat heb ik ongeveer twee en een half jaar gedaan. Maar op een gegeven moment wilde ik toch weer meer uitdaging en heb ik gesolliciteerd op een de functie van woonbegeleider op een complexe groep. Daar werk ik nu vanaf augustus. Ik ben zeer tevreden met hoe het nu gaat en ga met plezier naar mijn werk. Ik begeleid nu zelfs een stagiaire van mijn oude school (Sport en Bewegen, ROC). 67
“Ik vond het leuk op school, de sfeer was gemoedelijk.”
“Ik wilde graag naar Tessenderlandt, ook al ging er niemand anders van mijn school heen.”
Ik voel me er goed, ik begeleid zelfs leerlingen die hier stage komen doen. Maar toch doe ik nu ook iets anders. Ik kreeg het aanbod om 18 uur op de woongroep te werken en voor 18 uur een fitnessproject te doen. Dat is een nieuw project op Amarant. Ze zijn dat gestart omdat bewezen is dat door sportactiviteiten er 40% minder agressie voorkomt bij de cliënten. Ik heb die uitdaging aangenomen. Ik werk nu 18 uur met sglvg-cliënten, dat zijn mensen met een licht verstandelijke beperking. Weer een héél andere groep, met weer heel andere kenmerken. Meestal heel erg stoer; praten, gebaren en zitten als een macho-vrachtwagenchauffeur. Maar laatst, toen het onweerde, kwam er iemand bij me schuilen. Bang. Ja, als ze je vertrouwen dan kunnen ze dat stoere laten vallen. Ik geef sportlessen: zwemmen, mountainbiken en fitnessen. In het begin zeer vermoeiend. Wat wil je, ik ben jong, vrouw, blond, lang haar, blauwe ogen. En dan die mannen. Ik moest mezelf heel stevig neerzetten. Mijn onzekerheid van vroeger is nog niet helemaal weg, maar voor deze groep móet ik wel. Behoorlijk pittig 68
dus. Je moet heel erg duidelijk zijn: dat wél, dat niet. Dan bouw je vertrouwen op. Als je dat vertrouwen eenmaal hebt, dan merk je dat het niet zozeer gaat om het sporten, maar om mij: dan mogen ze (hoi) met Yvonne mee. Dat is het belangrijkst, dat ze je kunnen vertrouwen. Dan komt dat sporten ook wel.“ Emmy en Yvonne geven toe dat het werk met verstandelijk gehandicapten soms zwaar is. “Maar”, zeggen ze allebei “je krijgt er zoveel voor terug. Af en toe is het even spannend of soms kom je in situaties waarvan je hart sneller gaat kloppen, bijvoorbeeld als je uitgescholden wordt, of aangevallen. Maar daarna heeft die persoon vaak zóveel spijt, dat is dan zo aandoenlijk. Er zijn zoveel mooie intieme momenten, het persoonlijk contact is zo anders dan normaal in de maatschappij. Je maakt ook heel grappige dingen mee en je krijgt prachtige complimenten; er is zoveel humor, zo weinig schaamte. Het is een flexibele baan en het is nooit, nooit saai. Binnen de instelling is er een totaal andere wereld, je maakt dingen mee die je zelf echt niet zou kunnen bedenken, die je in het gewone leven nooit mee zal maken. Maar als je na je werk
de deur van de instelling achter je dicht doet, moet je wel alles wat je hebt meegemaakt daar je kunnen laten. Je moet er nuchter tegenover kunnen staan en ook wel de humor kunnen inzien van alles wat je daar meemaakt.” Yvonne was vooral onder de indruk van de praktijklokalen. “Het was zo groot, het zag er zo mooi uit allemaal. We waren op de Open Dag en ik zag al die afdelingen, je kon uit zoveel kiezen. Ja, ik wilde graag naar Tessenderlandt, ook al ging er niemand anders van mijn school heen. Ik kende echt niemand die eerste dagen. Maar al gauw leerde ik een meisje kennen, tijdens de gymles. We kregen gym met een andere klas, jongens en meisjes gescheiden, en in die andere klas zat Christel. Ze kwam ook uit Rijen en we fietsten vanaf die dag samen naar huis. Dat is zo gebleven. Vriendinnen vanaf het eerste uur. We zijn nog steeds onafscheidelijk. In het tweede jaar kwamen we bij elkaar in de klas. Dat hadden we gevraagd, want dat was fijner met fietsen. In de eerste klas moesten we soms een uur op elkaar wachten omdat onze roosters niet gelijk liepen. Ik vond het leuk op school, de sfeer was gemoedelijk. In het tweede jaar voelden we ons heel wat, de sfeer veran-
derde, er werd meer op elkaar gelet, gepest ook wel. Ik gaf ook wel eens een grote bek, en daagde de docenten soms uit. Echt pubergedrag. Op een gegeven moment moest ik op gesprek komen bij mevrouw Nieuwenhuijse en daarna werd ik weer ijverig en gedroeg ik me beter, dat herinner ik me nog. Het moet een goed gesprek geweest zijn, maar wat er precies gezegd is, weet ik niet meer. Ik weet nog wel dat mijn mentor, mevrouw De Kort, mij adviseerde om verzorging te gaan doen. Ze vond mij echt een verzorgingstype, maar dat wilde ik toen nog niet weten. Achteraf had ze helemaal gelijk, daar denk ik nog wel eens aan. Maar toen wist ik zeker dat ik naar Uiterlijke Verzorging wilde. Schoonheidsspecialist, dat leek me wel wat. Ik was op die leeftijd erg met mijn uiterlijk bezig, dat interesseerde me toen. Dan vind je dat vak ook leuk. En het ging prima, ik haalde mooie punten. Dat was op de een of andere manier belangrijk voor me, ik wilde per sé hoge cijfers halen. Wat dat betrof was ik erg onzeker. Als ik dacht dat ik iets niet kon, dan weigerde ik het gewoon te doen. Veel te bang om te falen. Wat dat betreft is Emmy veel nuchterder. Maar het was een leuke 69
“Tessenderlandt was een leuke tijd waar ik met plezier aan terugdenk.”
tijd waar ik met plezier aan terugdenk. Eerste vriendje ook ja, een jongen van school. Spannende tijden. Alleen jammer dat mijn UV-klas toen niet zo leuk was, daarom trok in in het laatste jaar meer op met de derdejaars van UV, die waren aardiger.” Emmy volgde haar zus op. Zij ging ook naar Tessenderlandt. “Ja, Yvonne was positief over de school, de grootte sprak mij ook aan, en het was al snel vertrouwd. Er zat ook een ander meisje uit Rijen op school, Jill, daar fietste ik mee. Best ver eigenlijk, iedere keer 18 kilometer. Zeker wel drie kwartier fietsen. En als het regende géén regenkleding aan he, no way! Dan zag je er niet uitI Dan fietste ik al die kilometers met een paraplu. Het was een leuke tijd, je leerde zoveel mensen kennen. Zoveel nieuwe indrukken. Ik was in het eerste jaar nog een heel ijverige leerling. Ik weet nog wel de eerste keer dat ik te laat op school kwam. Ik had het niet meer, vreselijk! Dat betekende een te-laat-stempel! Mevrouw Van Gorp van de centrale zag denk ik aan mij hoe benauwd ik het had. Ze zei: Ga maar gauw naar de klas... Ik blij, en dankbaar!
70
Het tweede jaar werd ik veel losser, veel nonchalanter. Ik had vriendinnen, we hadden veel lol in de klas, we pestten de docenten een beetje. In het derde jaar ging het er zelfs om dat je zoveel mogelijk stempels haalde: dat was stoer, dan was je de held van de klas. Ik maakte gewoon de handtekening van mijn ouders na. Geen probleem! Maar ja, dat werd natuurlijk ontdekt en ik moest bij de leerlingbegeleider komen, meneer Smit. Vervelend, dat was het wel. Maar ik had toch het gevoel dat hij, en de andere docenten, mij wel mochten. Beetje charmeren, mooi verhaaltje.. ze accepteerden het van mij. Het vierde jaar was helemaal leve de lol. Ik haalde goede punten, het ging allemaal prima. We hadden zo’n plezier. Het was echt een hele leuke verzorgingsklas waar ik in zat. We haalden geintjes uit met de docent, plakten ons aantekeningenpapier onder de tafel en deden dan heel verbaasd: huh? Waar is dat papier gebleven? We werkten in groepjes, we wasten, kookten, er was een babyhoek en er stond een ziekenhuisbed. We leerden alle basisdingen. Mijn huishoudelijke kennis heb ik tóen opgedaan, daarna kreeg ik dat nergens meer.
71
“Ik ben trots op wat ik bereikt heb.”
72
“Ben zeker van jezelf. Geloof er in. Je kunt het. Je kunt veel meer dan je zelf denkt. Maar je moet er wel voor gaan. Ik ben ook op ‘basis’ begonnen. Ga gewoon door. ”
Praktijk was leuk, daar mocht je ook praten. Theorie vond ik verschrikkelijk. Ik werd steeds maar weer naar het Loket gestuurd. Op een gegeven moment kwam meneer Smit naar het Loket om iemand te halen. Hij ging de rij langs en zei bij mij: van Roestel, die heeft hier een abonnement.. Ja, ik was druk, dat weet ik nog wel. Biologie, meneer Kwekkeboom, ik vond het verschrikkelijk saai. Nú zou ik het interessant vinden. Maar toen zat ik onder de les sudoku’s te maken. Hij was best aardig, en we hebben er eigenlijk toch best wel veel geleerd.
Yvonne, iets serieuzer en meer onzeker tijdens haar vmbo-tijd zegt: “ Ben zeker van jezelf. Geloof er in. Je kunt het. Je kunt veel meer dan je zelf denkt. Maar je moet er wel voor gaan. Ik ben ook op basis begonnen. Ga gewoon door. Ik wilde alles eruit halen. Ik begrijp wel dat je ook lol wil maken, maar vergeet niet af en toe te denken: ik ben hier wél met mijn toekomst bezig. Je moet het echt zélf doen. De toekomst ligt in je eigen handen. Kijk naar mij, waar ik nu sta. Pak de kans om verder te komen. Ga er voor!”
Als je terug kijkt en je denkt aan je eigen schooltijd. Ik zou zeggen, jongens, meiden, geniet ervan. Heb ik ook gedaan. Je bent jong, je wilt er bij horen. Natuurlijk. Op een gegeven moment moet je kiezen voor een vakrichting. Ik wist helemaal nog niet wat ik wilde. Er was zoveel wat leuk was. En het maakt ook helemaal niet uit als je na het vmbo of zelfs na het mbo nog voor iets anders kiest. Zie het als proeven. Je proeft ergens van en dan zeg je: ja, leuk... of: nee, toch maar niet. Maar je moet wel wát doen natuurlijk. Op een gegeven moment ken je jezelf zo goed dat je zegt: dát is wat ik wil en dan ga je ervoor.”
Januari 2015 Emmy en Yvonne werken allebei nog steeds en met groot plezier bij Amarant. Emmy werkt als persoonlijk begeleider op een groep met ernstige gedragsproblemen en ernstige verstandelijke beperkingen. Zij zorgt dat alle zaken rond de client gereld zijn: sociaal netwerk, medische zorg en de gesteldheid van de client. Ze schrijft persoonlijke plannen, stuurt het team aan en houdt alle betrokken instanties op de hoogte van de zorg voor de client. Ze heeft het erg naar haar zin en wil dit nog jaren blijven doen.
Yvonne werkt met een andere groep: mensen met sterke gedragsproblemen en lichte verstandelijk beperkingen. Vanaf begin dit jaar op een woonvoorziening in Breda, en in Tilburg draait ze nog steeds haar fit-programma: fitness, mountainbike, sport & spel en wandelen, ook maakt ze de roosters en helpt ze bij de organisatie van sportactiviteiten. Ze zette G-voetbal op en ook het personeel kan bij haar komen sporten.
73
“Ik wil rechter of advocaat worden.”
“ Ik wist meteen dat ik naar Tessenderlandt wilde.” Sandeep Ramhit interview najaar 2010
Sandeep Ramhit (19) slaagde in 2007 cum laude (hij had voor alle vakken een 8 gehaald) op Tessenderlandt. Hij deed de richting handeladministratie, basisberoepsgerichte leerweg. Inmiddels zit hij op het hbo en studeert hij rechten. “Aan het eind van de basisschool kreeg ik het advies om naar het vmbo te gaan. Dat had de cito-toets uitgewezen. Ik wist meteen dat ik naar Tessenderlandt wilde, want daar hadden mijn broer en mijn neven ook op gezeten. Zij vonden het een goede school, dus ik ben niet meer op een andere school gaan kijken. Ik kwam in een basisklas terecht. Ik vond het makkelijk en vroeg of ik niet naar kader mocht. De lerarenvergadering besloot dat het beter was van niet. Mijn Nederlands was volgens de docenten niet goed genoeg. In de tweede probeerde ik het weer, en weer mocht het niet. Ik vond het heel jammer. In de derde kreeg ik les van mevrouw Weijtmans en zij had vertrouwen in mij. Zij probeerde mij naar het kader te krijgen, maar weer werd het afgewezen. Helaas. Ze wilden mij die kans wel geven, maar dan moest ik twee jaar Frans en twee jaar Duits inhalen,
dat zou ik nooit redden. Ik wilde zo graag kader doen omdat ik op het mbo de juridische kant op wilde. Daar had ik niveau 4 voor nodig. En dat had ik nu niet. Toen ik geslaagd was heb ik aan meneer Buijks gevraagd of hij een aanbevelingsbrief voor mij wilde schrijven. Dat was een idee van mevrouw Weijtmans. In die brief zou hij dan de docenten van het mbo vragen om mij toe te laten op niveau 4, en daar allerlei argumenten voor geven. Hij schreef de brief en gaf hem aan mij. Ik had me ingeschreven op het mbo, en moest op een intake-gesprek komen. Eerst moest ik daar een vragenlijst invullen en op de achterkant daarvan moest ik opschrijven waarom ik zo graag naar de juridische afdeling wilde. Na het lezen van mijn verhaal vroegen ze of ik even de kamer wilde verlaten. Ze gingen het bespreken. Dat was echt heel erg spannend. Toen ik weer binnen mocht komen, zeiden ze dat ze niet zomaar iemand konden toelaten die niet het vereiste niveau 4 diploma had. Op dat moment legde ik de brief van meneer Buijks op tafel, plus mijn cijferlijst. Dat gaf de doorslag: ik mocht nog een keer op gesprek komen, maar nu met mijn ouders. Het was een grote stap en ze 75
“Het ging gewoon heel goed.”
moesten achter me staan. Er werd afgesproken dat ik het onder bepaalde voorwaarden mocht proberen. Tot kerst. Als het dan niet goed ging, zou ik na kerst voor een andere richting kiezen, op een lager niveau. Nou ja, het ging gewoon heel goed. En ik heb Frans en Duits nooit gemist, die vakken kregen we gewoon niet. Het derde jaar op het mbo was een jaar stage lopen. Ik mocht gaan meelopen op de Rechtbank Breda. Ik moest een eed afleggen, want je hebt als je bij de rechtbank werkt een geheimhoudingsplicht. Ik kwam terecht op de administratie, daar mocht ik zittingen voorbereiden. Je krijgt dossiers in handen. Je leest over misdrijven en je ziet foto’s die je in het dagelijks leven nooit ziet: gruwelijke details van misdrijven. Daar moet je wel tegen kunnen. Er is op de rechtbank speciaal iemand waarmee je over die dingen kunt praten. Want je hebt een geheimhoudingsplicht en je moet er niet thuis in je eentje over gaan piekeren. Ik ben ook aanwezig geweest bij getuigenverhoren bijvoorbeeld. De rechter-commissaris stelde dan de vragen en ik was de griffier: ik schreef op wat de getuigen vertelden. En ik heb rechtszaken bijgewoond. Ook rechts76
“Ik merk wel nu ik op het hbo zit, dat het mbo een goede tussenstap is geweest.”
zaken die voor het publiek gesloten waren. Dat is interessant. Allerlei dingen waarover ik op school had geleerd en gelezen, zag ik daar in de praktijk gebeuren. In het echt. Dat is wel mooi. Tijdens mijn stage liep er een drugszaak. De voorbereidingen daarvoor duurden maanden. Het proces zelf anderhalve week. Ik heb er een heel klein beetje aan mogen meewerken. Dat maakte op mij veel indruk, ook hoe ingewikkeld die zaak was. Er kwamen steeds meer puzzelstukjes aan het licht. En ineens zie je dan het hele plaatje. Spannend. Ik zat er toen wel heel dichtbij. Er was veel belangstelling van de media. Radio, kranten, tv. Dat was wel grappig, zag ik ‘s avonds op het journaal mijn collega’s aan het werk. Je hoeft op het mbo niet een echt examen te doen. Het examen wordt verdeeld over de drie jaren. Als je overal een voldoende voor hebt gehaald, ben je na dat stagejaar geslaagd. Je wordt beoordeeld aan de hand van je portfolio. Dat is een map waar alles wat je hebt gedaan instaat. De stagebegeleiders op de Rechtbank hebben daar bijvoorbeeld in opgeschreven wat ik heb gedaan, wanneer en hoe ik het heb gedaan. Een beoordeling, ja.
Toen kon ik zo overstappen naar het hbo. Daar zit ik nu in het eerste jaar. In Tilburg. Ik doe daar Rechten. Daar moet je echt alles zelf doen. Er is geen leraar die je aan de hand meeneemt of die je een duwtje in je rug geeft. Je moet gewoon zelfstandig werken. Doe je niet veel, dan ga je van school af. Eigen verantwoordelijkheid. Dat is echt anders dan op het mbo. Je krijgt geen hulp, je moet bewijzen dat je het zelfstandig kan. Iedere week krijgen we opdrachten. Dan moet je bijvoorbeeld arresten lezen van de Hoge Raad en daarover vragen beantwoorden. Of je moet de wetsartikelen opzoeken bij een of andere zaak. Als het over vergunningen gaat, moet je dat opzoeken onder bestuursrecht. Als het over een ruzie tussen twee buren gaat, zoek je onder privaatrecht, personenrecht. Je hoeft niet het hele Wetboek uit je hoofd te kennen, maar je moet wel weten waar je iets kunt vinden. Ik merk wel nu ik op het hbo zit, dat het mbo een goede tussenstap is geweest. Je verdiept je daar alvast in de richting waarin je verder wilt. Je doet ervaring op. We zitten met twee jongens vanuit het mbo in de klas tussen mensen
die van de havo of het vwo komen. Wij hebben duidelijk een voorsprong. We zijn laatst met de klas naar de rechtbank in Den Bosch geweest. Dat was voor hun nieuw. Ik kende het al vanaf de andere kant. Ik heb dat toen niet gezegd, dat hoeft niet iedereen te weten. Mijn klasgenoten waarmee ik in het beroepsproject zit, weten het inmiddels wel. Daar werk ik mee samen. Zo’n beroepsproject doe je samen. Het een soort werkstuk dat je samen maakt. We verdelen zelf de taken. Ieder werkt aan een ander onderdeel. Je moet het wel van elkaar lezen, anders weet je niet waar het over gaat. En we moeten zorgen dat het ene stuk goed in het andere overloopt. Dat het echt een geheel wordt, en niet vier losse stukken bij elkaar. Daar krijg je dan één cijfer voor: allemaal hetzelfde cijfer. Dus je moet ook goed opletten dat je het werk eerlijk verdeelt, dat niet eentje alles doet en de rest niets of heel weinig. Echt goed samenwerken dus. Dan moet je het werkstuk via een speciaal programma mailen. Dat programma scant de tekst op plagiaat: het ziet meteen of je iets ergens van hebt overgeschreven.
77
“De tijd op Tessenderlandt was leuk. Ik vond het een goede school”
Toen ik naar Tessenderlandt ging had ik nog geen flauw idee wat ik zou willen worden. Ik wist wel dat ik op een kantoor wilde gaan werken. Dat leek me wel wat. Ik was altijd ook wel geïnteresseerd in misdrijven en de straffen die mensen dan kregen. Ik hield ervan om daarover te discussiëren. Ik hoorde daarover op het journaal, en er zijn veel series die gaan over misdaad en strafrecht. Dan ging ik meedenken met de rechter of met de advocaat. Spannend, ik zag mezelf daar al staan in zo’n toga. Mijn neef deed fiscaal recht, dus ik wist er een klein beetje van. Zoiets wilde ik ook. Ineens, ergens in het derde jaar wist ik het: ik wilde rechter of advocaat worden! Ik ben al een heel eind op weg. Als alles zo door gaat, ben ik over tien jaar advocaat. Ja, je moet eerst vier jaar hbo doen, daarna twee jaar universiteit, dan nog vier jaar meelopen in de advocatuur en dan pas kan je zelf advocaat worden. De tijd op Tessenderlandt was leuk. Ik vond het een goede school. Ik kon goed met de klas opschieten. En ik vond het leren niet moeilijk. Soms kom ik nog wel eens mensen van school tegen, die bij mij in de buurt wonen bijvoorbeeld. Dan maken we een praatje, dat is altijd leuk. En ik kom ook nog wel eens op de school kij-
ken, dan zoek in meestal mevrouw Weijtmans op. Zij heeft me altijd goed geholpen, en ze is benieuwd hoe het met mij gaat. Ik herinner me ook nog mevrouw Willemsen, die had ook mijn broer en mijn neven in de klas gehad, daardoor kende ze mijn ouders al. Zij heeft mij ook gestimuleerd om door te zetten. Ze zei : Als je nú goed je best doet, werk je eigenlijk voor later. Dan kan je verder. Als je het erbij laat zitten, is dit je eindstation. En dat is zo. Ze heeft gelijk. Dat motiveert. Je doet het voor jezélf.” Januari 2015 Sandeep is in 2011 van studierichting veranderd naar Management Economie & Recht. Hij miste het werken met cijfers, wat hij graag doet. Als hij afstudeert in de richting rechten kan hij nog steeds advocaat of rechter worden, maar ook manager, econoom of bijvoorbeeld bedrijfsjurist, afhankelijk van zijn afstudeerrichting. Zijn studie staat momenteel op een laag pitje door de keuze die hij had gemaakt om te gaan werken bij Deloitte te Rotterdam. In verband met bezuinigingen is zijn contract daar beëindigd. Sinds anderhalf jaar is hij nu werkzaam bij een bedrijf bij wie Apple hun service heeft ondergebracht.
79
“Je bent maar één keer jong, vergooi je kansen niet! Hou je doel voor ogen!”
“Ik ben een stuk serieuzer geworden.” Guanita Tuijtelaars interview winter 2011
Guanita Tuijtelaars (22) verliet in 2007 Tessenderlandt met het diploma kaderberoepsgerichte leerweg, HTV op zak. Ze wilde ooit een eigen hotel of café beginnen. Maar het liep anders. Dit jaar is ze begonnen met een studie psychologie aan de Erasmus-universiteit in Rotterdam. “Ik vond horeca leuk. Dus toen ik een richting moest kiezen op Tessenderlandt, koos ik horeca. Hartstikke leuk vak. Maar ik had een soort reuma waardoor ik pijn kreeg als ik te lang en te intensief lichamelijk werk moest doen. Ik dacht: ik moet iets anders gaan doen. Omdat ik in het verleden nare dingen had meegemaakt, dacht na over maatschappelijk werk. Mensen helpen ligt in mijn aard. Ik heb er toen veel met mijn mentor, mevrouw Rioui, over gepraat en samen kwamen we erachter dat ik als vervolgopleiding ook sociaal maatschappelijk werk zou kunnen gaan doen op het mbo in Tilburg. Het werd dus óf de Rooi Pannen óf Tilburg. Eerst ben ik bij de Rooi Pannen gaan kijken. Ik weet nog dat ik levende kreeften naast een pan zag liggen. Ik vond dat zó zielig, zó erg om te zien. Nee, dan toch maar naar Tilburg en iets doen wat dichterbij mijn hart lag. In Tilburg liep ik het eerste jaar drie dagen 80
stage en moest ik twee dagen naar school. Ik vond het er meteen leuk. Mijn stageplek vond ik in het welzijnswerk, bij Stichting Richting in Dongen. Daar heb ik samen met een collega de Helpdesk en het Rechtsinfo opgezet. Mensen die bijvoorbeeld niet goed raad wisten met hun belastingformulier of die iets wilden weten over echtscheiding bijvoorbeeld, die kwamen dan naar de helpdesk of het Rechtsinfo en dan maakte ik een afspraak voor ze met een vrijwilliger die daar verstand van had. Dat soort dingen. Ik deed de vacaturebank voor vrijwilligerswerk, waar men zich konden aanmelden. Ik deed intakegesprekken, meldde organisaties en vrijwilligers aan en zorgde dat ze met elkaar in contact kwamen. Daarnaast maakte ik folders en vacatures voor op het raam. Ook kwamen er cliënten vanuit het GGZ, Stichting MEE enzovoort, die hielp ik dan verder. Ik ging met ze mee naar hun afspraak en soms ging ik mee op huisbezoek. Ik heb daar ontzettend veel geleerd, vooral omdat ik met allerlei soorten mensen in contact kwam. Er was ook een jongerencentrum aan verbonden, daar hebben we onder andere zelfverdedigingslessen georganiseerd, en er was de In81
“Ik wilde een uitzondering maken door toch te proberen te studeren, ook al was ik daarover in het begin heel erg onzeker.”
ternationale Vrouwengroep Dongen, die hebben we proberen voort te zetten, want die liep nog niet echt goed. Er was een kinderopvang, daar heb ik ook een tijdje activiteiten met de kinderen gedaan. Kortom, er was veel en afwisselend werk. En het gaf mij veel voldoening. Wat me er in aansprak was dat ik met en voor mensen werkte, dat ik bezig was mensen te helpen. Dat heb ik in me. Ik heb altijd graag voor mensen gezorgd. Op het mbo ging het me gemakkelijk af, ik slaagde met goede cijfers. Heel optimistisch had ik me ingeschreven voor een hbo-opleiding pedagogiek. Dat lukte. Het was een heel leuke opleiding. Ik leerde daar over allerlei opvoedingsproblemen, en kreeg vakken als ontwikkelingspsychologie. Bij psychologie gaat het over gedrag: waarom zijn we die we zijn? Waarom doen we wat we doen? Ik wilde het allemaal weten. Het ging prima! Het was niet eens zo’n groot verschil met het mbo. Het grootste verschil was eigenlijk dat op het hbo ook theorie werd getoetst. Het mbo was het vooral praktijkgericht. Het hbo deed beide. Toen ik halverwege het jaar was dacht ik: ik vind psychologie zó leuk, dat zou ik willen gaan studeren, aan de 82
universiteit. Waarom niet? Als je in het eerste jaar je propedeuse haalt kan je immers naar de universiteit? Gewoon proberen, het was wat ik het liefste wilde. Ik dacht als het niet gaat, kan ik toch stoppen en terug naar het hbo? Dan heb ik het in ieder geval geprobeerd! Ik had me ingeschreven in Rotterdam, aan de Erasmusuniversiteit en ik was ingeloot. Ik mocht komen. Ik blij! Dat had ik toen ik op Tessenderlandt zat toch nooit durven denken! De universiteit! Dat woord alleen al, dat stond zó ver weg, zó hoog, zó onbereikbaar! Dat was voor héél andere mensen dan ik, dacht ik. Ik kom uit een kampfamilie en de mensen uit mijn familie hebben nooit enig diploma gehaald. Een tante of oom had ik wel eens horen zeggen: “Had ik vroeger dit maar gedaan, of had ik dat maar kunnen doen.” Ik wilde een uitzondering maken door toch te proberen te studeren, ook al was ik daarover in het begin heel erg onzeker. Ik was, in de Tessenderlandt tijd, erg aan het puberen. In het verleden had ik veel dingen meegemaakt, wat er in mijn puberteit allemaal uitkwam, denk ik. Ik vond school wel heel
“Ik vond school wel heel gezellig, veel lachen met elkaar om, en ook met docenten!”
gezellig, veel lachen met elkaar om, en ook met docenten! Ik hing veel op straat rond. Ik was eigenlijk altijd buiten. Wat moest ik binnen? Ik rookte al in groep acht, ging om met jongens die veel ouder waren. Ik zie me nog voorop die opgevoerde scooters zitten, zonder helm! We hadden lak aan alles en iedereen. Ik ook hoor, ik was zó respectloos, ook op school. Ik hing de popie-jopie uit. Ik moest me bewijzen, denk ik nu, tegenover de andere kinderen. Verschillende docenten zullen zich dat nog wel herinneren. Ja, wat haalde ik allemaal uit. Klieren, ik was gewoon een heel erge puber. Ik gooide onder andere graag met gummetjes, één keer bijna tegen het hoofd van meneer Van Blerck. (Bij deze: sorry meneer!) Gelukkig kwam ie tegen het bord aan, maar ik schrok wel. Op een gegeven moment was meneer Schrauwen het zat. Hij was mijn mentor, hij ging enorm tegen mij tekeer, hij riep dat ik echt uit moest kijken, want dat ik anders van school af moest. Toen begon er iets tot mij door te dringen. Ik ben toen geloof ik wel een stuk serieuzer geworden. Achteraf snap ik het wel. Het was in de tijd dat mijn ouders gingen scheiden. Ik maakte veel 83
“Laat je door niets en door niemand tegenhouden om je droom waar te maken. Geloof in jezelf.”
nare dingen mee. Wist ik veel. Ik had geen andere voorbeelden om me heen. Ik dacht dat het leven nu eenmaal zo was. Iedereen waar ik mee omging was zoals ik. Ik vergooide mijn leven, ik had geen dromen, geen ambities, geen voorbeelden, geen vertrouwen, geen aanmoediging, ik wist niet beter. Bij een vriendin kwam ik toen een keer een jongen tegen. Een leuke jongen. Hij kwam uit Irak en hij zat op Markenhage, hij deed vwo. We werden verliefd. Toen ik voor het eerst bij hem thuis kwam, kwam ik in een wereld die ik niet kende. Zo anders. Zijn ouders zaten hem achter zijn vodden als hij zijn huiswerk nog niet af had. Ik wist niet dat dat bestond. Ik zag ineens: er bestaat ook een ándere wereld! Ik ben nog steeds met hem. Ik heb veel van hem geleerd. Vooral dat je in jezelf moet geloven. Heb vertrouwen. Probeer het gewoon. Je bent maar één keer jong, vergooi je kansen niet! Hou je doel voor ogen! Mijn moeder had als meisje óók dromen. Ze wilde zangeres worden, en kleuterleidster. Maar toen ze elf was, werd tegen haar gezegd dat ze moest helpen in het huishouden,
ze moest schoonmaken. Ze werd niet aangemoedigd haar dromen waar te maken. In de gemeenschap waarin zijn woonde waren die mogelijkheden ook niet bekend. Iedereen leeft daar met elkaar in de eigen kring en veel verder kom je dan niet. Ik denk dat er nu ook veel jongeren zijn die net als ik, veel hebben meegemaakt, rondhangen op straat, een beetje stoer doen en die geen echt goede voorbeelden hebben, of mensen die hun motiveren, waardoor ze niet een andere wereld in kunnen kijken. Er zullen er veel zijn die wel dromen hebben, maar er niet echt voor durven gaan. Ik zeg ook vaak tegen mijn vriendinnen: Ga ervoor! Ook al moedigt niemand in je omgeving je aan om iets te doen wat je echt wilt doen, en zegt niemand dat je slim bent.. zeg nooit nooit! Met een beetje discipline red je het wel, de weg lijkt lang en moeilijk, maar als je iets wilt doen waar je hart ligt, is het echt niet onmogelijk. Ik heb het ondanks alles ook gered. Uiteindelijk viel het allemaal reuze mee. In de puberteit en daarna, rond je twintigste,leg je de basis voor de rest van je leven. Echt: laat je door niets en door niemand tegenhouden om je droom waar te maken. Geloof in jezelf. 85
“De universiteit is echt heel anders dan het hbo.”
Nu loop ik dus op de universiteit rond. De sfeer is goed, gezellig, iedereen doet aardig tegen elkaar, je hoort overal bij. De mensen zijn wat serieuzer, niet allemaal, en niet altijd natuurlijk. Mijn eerste toets heb ik inmiddels gehaald en mijn eerste schrijfopdracht ook. Je moet vooral veel lezen bij deze opleiding. De colleges zijn in het Nederlands, maar alle boeken die je moet lezen zijn in het Engels. Dat was wel even wennen de eerste week, maar het went echt enorm snel! Ik moest in het begin veel zinnen vertalen om te begrijpen wat er stond, maar nu hoeft dat al niet meer, nu gaat het lezen een stuk sneller. Je leert snel inzien wat de hoofd- en wat de bijzaken zijn. De universiteit is echt heel anders dan het hbo: je zit niet in een klaslokaal, maar in een grote collegezaal, met heel veel studenten. Psychologie in Rotterdam heeft 300 studenten! We hoeven maar 10 uur per week op school te zijn, de rest van de tijd werk je thuis, of in de bibliotheek. Je moet vooral veel lezen. Ik lees soms in twee dagen zo’n vijftig bladzijdes! We hebben één vak per vijf weken: iedere week moet je lezen en dingen opzoeken over een bepaald onderwerp en dat bespreek je dan samen 86
in een groepje van ongeveer tien personen. Maar het is niet alleen maar lezen hoor, we bekijken ook filmpjes van experimenten, bijvoorbeeld op youtube. Dat is leuk, maar ik vind het ook interessant. In de vijfde week hebben we een toets over dat vak en dan begint het volgende vak, met weer iedere week twee onderwerpen. Een van de vakken is bijvoorbeeld ‘sociale psychologie’. Een onderwerp kan dan ‘verliefdheid’ zijn: waarom worden mensen verliefd? Of waarom luister je eigenlijk naar anderen? Waarom doe je toch wat er gevraagd wordt als je het eigenlijk niet wilt? Of waarom koop je het ene product in plaats van het andere? Hele leuke vragen vind ik dat. We hebben ook ‘practicum’, dan doen we testjes (of we maken ze), of we oefenen met elkaar hoe je het best een gesprek voert met een patiënt bijvoorbeeld. We krijgen ook schrijfopdrachten of houden een presentatie. Twee jaar geleden, toen ik in het laatste jaar van het mbo zat, is mijn vader overleden. Alles kwam op mij neer: de begrafenisondernemer, een kist uitzoeken, de kaarten schrijven. Alles. Erfenis, de notaris. Ik moest ineens volwassen zijn. Dat was zwaar en erg verwarrend. Toen mij moeder
een paar maanden later ook nog een hartinfarct kreeg, heb ik even overwogen om met mijn mbo studie te stoppen. Mijn vaders leven stopte, dat van mijn moeder bijna, maar ik moest mijn droom vasthouden. Hij zou niet gewild hebben dat ik alles zou opgeven. Dat was op dat moment zó moeilijk. Mijn vriend vond dat ik door moest zetten. Mijn moeder ook trouwens. Ik ben blij dat ik dat heb gedaan. Het is belangrijk. Misschien vind je het nu stoer om niet te leren en lage cijfers te halen, maar je vergooit er je toekomst mee. Ik zou willen zeggen: kijk niet teveel naar wat de anderen van je vinden, maar hou vooral je eigen doel voor ogen. Ja, ik weet dat dat best moeilijk is. Je leeftijdsgenoten zijn belangrijk, vooral wat ze denken en vinden. Maar je kunt toch wel lol maken met elkaar, en vrienden blijven. Je bent maar één keer jong, je kunt het niet later nog eens overdoen: voorbij is voorbij. En de cito-toets is ook maar een moment-opname, dat zegt echt niet alles: kijk maar naar mij. Na vier jaar heb ik mijn doel al bijna gehaald. (Mijn moeder is ook reuzetrots!) Bedenk wat je wil en ga ervoor. Gewoon proberen. Zodat je later als je oud bent niet hoeft te zeggen: had ik het maar geprobeerd. Niets is onmogelijk, echt niet.”
Januari 2015 “Ik zit inmiddels in mijn 3e jaar en doe de richting klinische psychologie, daarmee kan ik als psycholoog in een kliniek gaan werken. Mijn master wil ik in de richting kinderpsycholgie doen. Vorige maand heb ik de website PsychoWijs opgericht. Het is een website en fb/twitterpagina waarbij dagelijks psychologische quotes gepost worden, of artikelen over onderzoeken en tips voor zelfhulp. Dat loopt al best goed. In de toekomst kan er misschien ook nog een programma op de site gezet worden waarmee mensen zelf aan de gang kunnen als ze problemen hebben: een zelfhulpprogramma online (E-Health). Dat is goedkoper en gemakkelijker voor veel mensen dan naar een kliniek te stappen. Maar dat is voor later, voorlopig zijn er: www.psycho-wijs.nl www.facebook.com/psychowijs www.twitter.com/PsychoWijs Het idee is om op een toegankelijke manier wetenschappelijke zaken te posten die op deze manier voor iedereen bereikbaar zijn. Die sites zijn er wel, maar zijn vaak in het engels of niet gebaseerd op wetenschap.”
87
“ Ik herinner me al mijn mentoren van Tessenderlandt nog. Allemaal fijne mensen.” Stefan Schenk interview herfst 2011
Stefan Schenk (22 jaar) verliet in 2006 Tessenderlandt met het diploma Horeca, toerisme en voeding, kaderberoepsgerichte leerweg. Stefan ging verder op het Cingel College en is nu, vijf jaar later, bedrijfsleider van bowling-restaurant The Happening in Rijsbergen.
“Nu is het míjn beurt! De wereld ligt voor me open!”
“Het ging allemaal extra snel omdat ik op het Cingel College de opleiding heb gedaan van Vacances Soleil. Dat scheelde mij een jaar. Het voordeel was dat ik op hun vakantiecentra in het buitenland stage kon lopen, en dat ze ook een baan garandeerden. Ik liep op twee plaatsen in Frankrijk stage. De eerste keer op een camping in Lectour. Ik kende nauwelijks een woord Frans, maar na drie weken sprak ik het heel behoorlijk. Geen probleem. De tweede stage was op een camping in Cerveaux des Lacs. Er lopen op die campings natuurlijk veel Nederlanders rond, maar ik vond het leuker om vooral met de Franse mensen op te trekken. Dan ga je de taal vanzelf goed spreken. Ik zat in het animatieteam, dat verzorgt de recreatie op de camping. Dat kan van alles zijn, activiteiten voor kinderen organiseren bijvoorbeeld, theaterstukjes, songfestival, voetbalwedstrijden. Ja, en op zo’n camping moet je dan Frans en Nederlands snel kunnen afwisselen,
het is maar net tegen wie je praat. Toen ik geslaagd was, hoorde ik van vrienden dat ze bij de Happening in Rijsbergen iemand zochten. Ik ben meteen gaan kijken: het is een groot complex, met een steengrill-resaurant, een kegelen bowlingbaan en er komt nu ook een discotheek bij. Ik vond het er meteen gezellig en kon goed met de eigenaar/bedrijfsleider opschieten. Ik heb een dagje proefgedraaid en in december 2010 ben ik daar begonnen. Eerst met serveren in het restaurant. Al snel kon ik overal meedraaien, en toen ik er zo’n drie maanden was werd ik gevraagd assistent bedrijfsleider te worden. Dat was heel leuk natuurlijk. Vanaf toen viel alles wat het restaurant aanging onder mijn verantwoordelijkheid, behalve personeel aannemen of inhuren. Ik deed de bestellingen en zorgde dat het personeel (vier mensen) wist wat ze moesten doen. Inmiddels ben ik bedrijfsleider van het hele complex. De eigenaar koopt de drank in en neemt mensen aan, is druk met de start van de discotheek, en ik doe de rest. Eigenlijk wilde ik na Tessenderlandt naar defensie. Dat is nog steeds een droom van me. Maar mijn moeder vond me toen nog veel te jong. Ik was 17. Bovendien heeft ze een negatief beeld 89
“Ik heb veel gehad aan wat ik toen geleerd heb. Nog steeds, zeker in het werk dat ik nu doe.”
van defensie. Ze ziet beelden op tv van jongens in oorlogsgebieden en moet er niet aan denken dat ik daar ook zou zitten. Ze gruwt ervan. Maar het zit in de familie. Nee, mijn vader niet, die heeft alleen zijn dienstplicht gedaan, en mijn broer doet de IVA, een heel goede, brede auto-opleiding. Mijn zusje studeert psychologie, maar ik wilde altijd al naar defensie. In ons gezin ben ik dus de enige die dat wil, maar toch zit het wel in de familie. Ik ben half Schots en aan de kant van de Schotten zijn er veel militair. Mijn neef zit bijvoorbeeld bij de luchtmacht, verschillende ooms bij de marine. En ik wil bij de commando’s, special forces. Veel jongens die zich aanmelden bij defensie hebben een idee van schieten, schieten, maar dat is niet wat mij trekt. Het gaat me niet zozeer om het schieten of vechten; ik wil mensen helpen. En, wat me nog meer trekt, is de onvoorwaardelijke broederschap tussen militairen. Elkaar blind kunnen vertrouwen, samen een team vormen en ervoor gaan. Het is nog niet zover, maar ik train. Ik heb thuis een paar van die toestellen staan die ze op sportscholen ook hebben en daar train ik mijn spieren en uithoudingsvermogen op, want je moet in opperste conditie zijn voor defensie. 90
Als het door gaat, ben ik van plan me in september 2012 te gaan aanmelden. Als het doorgaat ja, want dit werk bevalt me ook uitstekend. In de horeca vind ik ook wel zoiets als broederschap; je vormt daar ook een team dat elkaar vertrouwt en steunt, ook al is defensie wel even wat anders. Het lijkt me trouwens wel iets om zelf een restaurant te beginnen. Een vriend van mij is kok en had het erover om samen met mij een visrestaurant te beginnen. Hij weet al waar. Dat lijkt me ook hartstikke leuk en spannend. Het is een serieus voorstel. Als ik ‘ja’ zeg tegen hem, dan moet ik er ook echt voor gaan. Dan wordt het dát en geen defensie. Dat realiseer ik me goed. Maar het idee staat me zeer aan. Als ik echt nu zou moeten kiezen zou ik het niet weten. Ik denk maar zo: wat het eerst op mijn pad komt. Ik zie wel hoe het gaat. Binnen een jaar moet het duidelijk zijn: defensie of een eigen visrestaurant. Wat bij mijn schooltijd hoort, dat kan ik nu wel zeggen, is dat ik flink ben gepest. Ook al op de basisschool. Ik was een klein jochie en op de een of andere manier moesten ze mij altijd
“Ik geloof inmiddels weer stevig in mijzelf.”
hebben. Dat was minder. Ik kon het goed uit mijn hoofd zetten, de knop omdraaien en toch opletten en het naar mijn zin hebben op school. Maar het gebeurde wel. Leraren merken dat niet omdat het altijd buiten het zicht van docenten om gebeurt. Als ze weg zijn, of met een ander bezig zijn. Het zijn soms maar hele kleine dingen, een opmerking, gefluister, gelach. Maar het verpest je leven. Buiten school ging het gewoon door. Je geest gaat eraan kapot. Je wordt heel achterdochtig, gewoon paranoia, je vertrouwt niets en niemand meer. Iedere moment kan het gebeuren, je voelt je zo onveilig. De pesters hebben geen idee waar ze mee bezig zijn, die denken: geintje! Maar het is geen geintje, het is martelen, dat meen ik echt. Achteraf denk ik wel eens, waarom heb ik niet een keertje gewoon teruggeslagen, dan was het misschien afgelopen geweest. Ik weet het niet. Ik heb er ook nooit met iemand over gesproken, daar was ik te trots voor. Nee, ook niet met mijn ouders. Dat kleine beetje eigenwaarde dat je nog hebt, dat wil je houden. Je hebt het gevoel dat als ik dát ook nog verlies dan gaat het goed mis. Een meisje dat ik kende, dat op een andere school zat en ook zo gepest werd, is voor de trein gesprongen. Dat heb je als pester
dan wel je hele leven lang op je geweten. Maar het gaat nu erg goed met mij. Die verloren jaren ben ik nu aan het inhalen. Ik heb zoiets van: nu is het míjn beurt! De wereld ligt voor me open! Ik herinner me al mijn mentoren van Tessenderlandt nog. Allemaal fijne mensen, stuk voor stuk. Ik zie de grijns van meneer Chelqui nog voor me als hij iemand straf gaf. Geweldige man. Ja, ik heb het op Tessenderlandt naar mijn zin gehad. Vooral die laatste twee jaar op de afdeling HTV. Ik heb veel gehad aan wat ik toen geleerd heb. Nog steeds, zeker in het werk dat ik nu doe. En ik herinner me natuurlijk mevrouw Peeters en mevrouw Rioui, allebei schatten van vrouwen. Echt. Ik heb goede herinneringen aan eigenlijk álle horeca-docenten. Ik weet nog een keer dat we met brooddeeg hebben gegooid, het zat overal! Meneer Van Abeelen was even weg. Toen hij terugkwam moesten we snel alles schoonmaken. Logisch natuurlijk. Dat was lachen. Ik doe nu bijvoorbeeld ook een cursus automonteur, puur voor mijn plezier, gewoon bij een vriend met een garage, want ik ga een 91
“Eigenlijk zou ik wel terug willen naar school.”
Camaro kopen uit 1972. Een American classic, met een V-8 motor. Ik koop eigenlijk een wrak, want hij rijdt voor geen meter. Maar ik ga hem opknappen. Ik neem daar tien jaar de tijd voor. Dan moet hij helemaal klaar zijn. Ik ga dat doen als hobby, naast mijn werk. Dat zie ik helemaal zitten. Eigenlijk zou ik wel terug willen naar school. Ik bedoel van alles leren en zo. Ik zou bijvoorbeeld wel meer willen leren over ‘profiling’. Dat is een gespecialiseerd opleiding, waar je profielschetsen leert maken, zeg maar uitgebreide mensenkennis. Daarover ben ik nog info aan het zoeken, het lijkt me erg interessant. Ik heb erover gehoord van mijn zus, die psychologie studeert. Ik denk dat je in elk vak en ook gewoon in je leven veel aan die kennis kunt hebben. En verder heb ik nog als optie om via Curaçao naar Amerika te gaan. Eerst wat barwerk doen en zo steeds verder. Dat heeft ook iemand mij voorgesteld. Ik heb eigenlijk in zoveel dingen zin. Kiezen is het moeilijkst: wat ga ik doen? Defensie, visrestaurant, profiling, Amerika? Of op The Happening blijven? Het kan allemaal. Ik heb het geluk dat ik nog jong ben, ik kan de verschillende dingen nog uitproberen natuur-
lijk. Maar wat het wordt? Ik weet in ieder geval dat wat het ook wordt, ik zal er voor honderd procent voor gaan. Ik geloof inmiddels weer stevig in mijzelf en ik houd me aan mijn woord. De tijd zal het leren.” Januari 2015 Voor hij een keuze kon maken brak hij zijn schouder en kwam hij in de ziektewet terecht. Na zijn herstel werkte hij kort bij een bedrijf dat zich bezig houdt met geluidsinstallaties op congressen en vergaderingen enzovoort. Omdat hij toch liever werkt met mensen om zich heen, is hij als assistent-hotelmanager bij Bastion begonnen, een grote hotelketen. Hij heeft daar een leuke en leerzame tijd gehad, tot zijn schouder het weer begaf. Nu is hij aan het solliciteren in het het buitenland, om daar in de zomer te kunnen werken.
93
“Ik wilde naar Tessenderlandt, want daar was een afdeling horeca en toerisme.” Lyke Claessen interview winter 2012
“Je gaat niet naar school voor een ander, maar voor jezelf. Uiteindelijk is het je eigen toekomst.” 94
Lyke Claessen, 19 jaar, behaalde in 2010 op Tessenderlandt haar diploma Horeca, toerisme en voeding, kaderberoepsgerichte leerweg. Met dit diploma op zak stapte ze een paar maanden later bij De Rooi Pannen binnen. Daar zit ze nu in het derde jaar.
voor een school met regulier onderwijs, maar ik besloot toch de twee jaar vol te maken omdat dit beter aansloot op wat ik daarna wilde doen. Ik wilde naar Tessenderlandt, aan de Van Riebeecklaan, want daar was een afdeling horeca, toerisme en voeding.
“Ik weet nog dat mijn toekomstplannen op basisschool De Zandberg in Breda vrijwel iedere week veranderden. Ik zag mezelf achtereenvolgens als theaterdocente, actrice, tekenares of wéér iets anders. Slechts één ding was vanaf het begin duidelijk: ik wilde iets met mensen doen. Het leek me altijd al leuk om met mensen bezig te zijn.
Ik zat in die tijd op hockeyvereniging Zwart Wit, waar ik regelmatig bardiensten draaide en via mijn vader, die in een carnavalsband speelt en oefent bij Hotel Van Ham, kon ik aan de slag als kamermeisje. De keuze voor de afdeling HTV was dus zo gemaakt. Een klasgenootje ging toevallig naar dezelfde afdeling. We leerden daar twee andere meisjes kennen en hadden het binnen de kortste keren erg naar onze zin met z’n vieren. Ik herinner me dat we sowieso een erg hechte klas waren. Er zijn er altijd wel een paar die op de voorgrond willen treden, of anderen die liever stilletjes zijn, maar er werd niemand buitengesloten. Als we ergens voor gingen, werkten we ook allemaal mee. Zo gingen we wel eens met z’n allen naar de Mc Donalds, of gamen in de aula. Die hechte band had, tot ergernis van meneer Arts, ook zijn nadelen, want als er één ‘n off-day had, deed ook iedereen mee.
De eerste twee jaar van het voortgezet onderwijs heb ik op Christoffel gezeten. Op die school volgde ik de theoretische leerweg. Het niveau was geen enkel probleem, maar ik merkte dat ik toch liever praktisch bezig wilde zijn. Geen baantje achter een bureau voor mij. Wat ik me vooral herinner van Christoffel was dat ze niet alleen maar aandacht hadden voor de cijfers, maar vooral ook voor jou als persoon. Ze wilden daar vooral dat het goed ging met je. Al na een jaar vond men dat ik geschikt was
95
“Belangrijk is dat je blijft opletten en doet wat er gevraagd wordt. Dan gaat het eigenlijk vanzelf.”
We gingen ook wel eens met school op pad. Een dagje naar Lille bijvoorbeeld. Vooral het shopgedeelte was geweldig. En die dag naar Parijs aan het einde van klas 4. We hadden allemaal de temperatuur een beetje verkeerd ingeschat. Moesten we de hele dag met onze jassen in de tassen door Parijs zeulen. We moesten ook een keer een kamp organiseren voor de basisleerlingen. Met alles erop en eraan, dus ook een Bonte Avond. Daar deed ik samen met Sanne Kimenai en Aniek van Coulil een show van Michael Jackson na. Ik als Michael en zij als twee danseressen. Ook kropen we met z’n vijven in de huid van de Spice-girls, met een aantal jongens die voor de security speelden. Mijn mentor tijdens die twee jaar was meneer Van Dongen. Een heel aardige man, die de hele klas uitnodigde voor een barbecue. Daar herinner ik me van dat het op een gegeven moment een enorme kliederboel was, waar vooral de enorme watermeloenen aan bijgedragen hadden. Van mevrouw Breugelmans kregen we het vak toerisme. Zij kon altijd heerlijk met ons meedoen. Lachen om dezelfde flauwe grapjes als wij bijvoorbeeld. 96
Helaas is er ook een tijd geweest dat de lieve vrede even zoek was. Toen heb ik veel gehad aan meneer Van Stalle. Die wist door middel van gesprekken, met iedereen rond de tafel, alles op een goede manier op te lossen. De periode op Tessenderlandt eindigde met het Galafeest waar we een heel spektakel van hebben gemaakt. Met vier meiden deden we eerst een heuse fotoshoot, om ons daarna op vier motoren naar het feest te laten rijden. Mijn diploma heb ik zonder problemen gehaald, met hoge cijfers op mijn eindlijst. Over het vervolg moest ik nog diep nadenken. Uiteindelijk is het de opleiding Recreatie geworden op De Rooi Pannen, op het Jan Ingenhouszplein in Breda. Op het mbo wordt een groot beroep gedaan op je zelfstandigheid. Jij bent verantwoordelijk voor je vorderingen. Dan merk je wel dat je alles wat je doet, voor jezélf doet. Doe je niet veel, dan is dat je eigen risico. Belangrijk is dat je blijft opletten en doet wat er gevraagd wordt. Dan gaat het eigenlijk vanzelf. Aan de andere kant werd je wel heel goed geholpen als je, bij vastlopen, hulp ging vragen. Je kon altijd aankloppen voor extra uitleg.
“De periode op Tessenderlandt eindigde met het Galafeest waar we een heel spektakel van hebben gemaakt.”
Ik heb in de eerste klas laten zien dat ik vanaf klas 2 verder kon op niveau 4. Naast de theorielessen kregen we toen ook heel veel praktijklessen. Voor de basisschool in de buurt mochten we tot nu toe vier themadagen organiseren. De kinderen kwamen langs om allerlei leuke activiteiten te doen. Het voelt wel alsof je in het diepe gegooid wordt. Ga er maar aanstaan. Je kunt van alles verzinnen, maar het moet ook wel echt uitvoerbaar zijn. We zij ook een keer met school op werkvakantie naar Mallorca gegaan. We verbleven daar op een complex met een hotel en wat bungalows. Daar organiseerden we met de klas o.a. wedstrijden voor de vakantiegasten. Jongens streden dan bijvoorbeeld tegen de meisjes. Na de nodige spelletjes, vragen en opdrachten hadden we aan het eind van de avond een winnaar. Dat was nog niet zo eenvoudig als het leek. Omdat de vakantiegasten uit verschillende landen kwamen, moesten we de uitleg in vier verschillende talen doen. Nadien werd je beoordeeld door de vier meegereisde docenten, maar ook door de gasten waarvoor je de avond georganiseerd had. Een andere opdracht die we bij deze reis meekregen was het leren van de Spaanse taal. We 97
“Mijn horeca-ervaring houd ik intussen op peil. Dat is goed voor mijn sociale vaardigheden.”
kletsten dus wat af in het Spaans. We moesten o.a. de wetenswaardigheden van een bepaalde toeristische trekpleister in het Spaans verwoorden. Klas drie begon eigenlijk al in april vorig schooljaar, met de zomerstage. Mijn stageplaats was het recreatieteam van de camping Kurenpolder bij Hank. Twintig weken lang moesten we de campinggasten entertainen. Af en toe de volwassenen, met dart- of tennistoernooien, maar meestal de kinderen. Een grote activiteit deze zomer, was het organiseren van een musical voor de kinderen. De opleiding eindigt in het vierde jaar met nog een stage, de winterstage, ook 20 weken, in de winter van 2013/2014. Ik bepaal zelf wat ik dan wil doen. Mijn ervaring tot nu toe is werken in een recreatieteam, de horeca en het organiseren van kinderfeestjes. Voor een evenementenbureau werken heb ik nog niet eerder gedaan. Dat zal dan waarschijnlijk mijn keuze worden. Dat kan variëren van helpen bij een bruiloft, tot het meewerken aan een groot muziekfestival als Lowlands. Ik kan op vele manieren aan het werk als ik mijn diploma gehaald heb. In een recreatieteam 98
van een camping, bij een evenementenbureau of in de kleuteropvang. Als ik dan nog verder zou willen studeren, zal het waarschijnlijk een avondcursus worden. En hoewel ik heel tevreden ben met mijn huidige opleiding, zou het zo maar een hele andere richting op kunnen gaan. De verzorging misschien wel, of zelfs uiterlijke verzorging. Maar nog steeds zal het werken met mensen centraal blijven staan. En mijn horeca-ervaring houd ik intussen op peil met mijn werk bij het nieuwe stapcafé Peddels in Breda. Dat is goed voor mijn sociale vaardigheden. Ik zou iedereen de raad willen geven zijn of haar uiterste best te doen tijdens welke opleiding dan ook, want daardoor vergroot je je mogelijkheden. Je gaat niet naar school voor een ánder, maar voor jezelf. Uiteindelijk werk je voor je eigen toekomst.”
99
“Mijn ouders vonden het prima dat ik kok wilde worden, zeker nu ze zien dat het zo goed gaat!”
“Wat ik op Tessenderlandt leuk vond was dat je er verschillende richtingen had.” Luc van Eijk interview winter 2012
Zes jaar geleden verliet Luc van Eijk (22) Tessenderlandt met zijn diploma HTV-basisberoepsgerichte leerweg op zak. Hij ging rechtstreeks naar De Rooi Pannen in Tilburg, want hij wist wat hij wilde worden: kok, liefst top-kok. Nu staat hij in de keuken van 2 sterrenrestaurant Da Vinci in Maasbracht en kookt hij voor BN’ers. Hij zit nog op school, dat wel. In het eindexamenjaar niveau 4. Hij hoopt deze zomer af te studeren als ‘gespecialiseerd kok’. “Er zijn niet veel leerlingen die door gaan tot niveau 4”, vertelt hij. “De meesten stoppen op niveau 3. Maar op niveau 4 leer je bijvoorbeeld ook de theoretische onderbouwing van voedselbereiding. Je krijgt natuur- en scheikunde, zodat je weet welke processen zich afspelen als je kookt, bakt of braadt. Je kan verklaren waarom iets mislukt bijvoorbeeld, en je kan dus ook nieuwe technieken ontwikkelen, omdat je weet waarmee je bezig bent. Dat vind ik mooi. Eigenlijk doen wij het hele jaar examen. We doen steeds examen op een bepaald onderdeel. Het hele programma werk je zo af: de koude keuken, de warme keuken en patisserie. Dat laatste heeft met nagerechten te maken. Als je 100
uiteindelijk voor alle onderdelen geslaagd bent, ben je klaar. Dan ben je ‘gespecialiseerd kok. Het is een pittig jaar. Naast vijf dagen werken één dag naar school. En dan alles wat je nog moet schrijven aan werkstukken en verslagen. Daar gaat dan die ene vrije dag per week aan op. Ja, een kok in een sterrenrestaurant maakt een werkweek van zes dagen, ook de weekenden en de feestdagen; van tien uur ‘s morgens tot, nou ja, tot we klaar zijn. Dat kan behoorlijk laat worden, een uur of twaalf vaak. Maar je gaat pas weg als je klaar bent. Niet eerder. En overuren bestaan niet. Toen ik naar Tessenderlandt kwam, wist ik nog niet echt wat ik wilde worden. Ik dacht aan electricien of zo, iets technisch. Maar als ik door de school liep, en in de praktijkgang door de ramen keek, dan vond ik horeca er toch wel héél aantrekkelijk uitzien. Dat sprak me op de een of andere manier erg aan. En toen ik op mijn dertiende een bijbaantje zocht kwam ik bij Bunga Melati terecht, een Indisch restaurant in Alphen, waar ik woon. Ik was er afwasser in de keuken. Al dat gedoe om me heen in die keuken, al die geuren, die gerechten, hoe hard die mensen werkten, hoe alles op elkaar afgestemd 101
“Dit was de plaats waar ik terecht wilde komen!”
was, ik vond het fantastisch. Toen wist ik het. Dit was de plaats waar ik terecht wilde komen: achter het fornuis in een restaurantkeuken. Toen ik na Tessenderlandt op niveau 2 begon bij De Rooi Pannen in Tilburg bleek dat jaar eigenlijk een herhaling van wat ik allemaal al had geleerd: de basistechnieken zoals grillen, bakken, enzovoort. Ik ging vijf dagen naar school, en twee keer op stage in blokken van zes weken. Eerst bij het Klooster van Alphen, dat is een café-brasserie. Ik hielp daar met het voorbereiden van lunches en diners. En ik mocht voorgerechten maken. Ik vond het daar zo leuk, dat ik dat nog een paar jaar als bijbaantje heb aangehouden. De tweede stage was bij Den Engel in BaarleNassau. Op een gegeven moment werkte ik wel in drie restaurants tegelijk. Ze wilden me overal hebben. Er is gewoon een tekort aan goed personeel, dat merk je dan. Je moet willen werken als andere mensen vrij zijn, dat wil niet iedereen. En je moet het leuk vinden om alles voor de gasten over te hebben, om iets goeds neer te zetten, tot in de puntjes verzorgd. Maar als ik terug kijk op die tijd was het eigenlijk best ontspannen werken, veel minder arbeidsintensief dan wat ik nu doe. 102
“Iedereen werkt op topniveau, het is heerlijk om met die mensen te mogen samenwerken.“
Na die eerste twee jaar, ben ik niveau 3 gaan doen. Ook weer twee jaar. Op dat niveau voer je alle basistechnieken zelfstandig uit. Je leert eigen menu’s opstellen en eigen gerechten maken. En natuurlijk ga je weer op stage. Ik heb van heel wat restaurants de keuken van binnen gezien: de Eetkamer in Goirle, St Petrus in Hilvarenbeek, De Postelse Hoeve in Tilburg, Lef in Helvoirt, de Zwaan in Etten. Dat laatste is een 1-sterren restaurant. Toch wilde ik ook nog naar Da Vinci. Het kostte me twee jaar om daar te komen. De eerste keer toen ik solliciteerde waren er zoveel sollicitanten, dat ik werd afgewezen. Het jaar daarna, toen ik wéér solliciteerde, mocht ik een dag komen proefdraaien, en dat beviel kennelijk zó goed dat ik mocht komen. Dat ik toen bij De Zwaan werkte speelde vast ook mee. De Zwaan neemt ook niet zomaar iedereen aan. Ik kreeg bij Da Vinci een contract voor één jaar. Ik ben echt heel erg blij. We werken daar met zeven man in de keuken. Iedereen heeft een eigen taak. Er is iemand die het vlees en de vis doet, een ander is verantwoordelijk voor de voorgerechten, een ander weer voor het dessert, enzovoort. En ik dus voor de groenten. Dat betekent dat ik ‘s morgens de leverancier opwacht, alles wordt iedere
dag dagvers aangevoerd natuurlijk. Ik controleer de bestelling en ga aan de gang: risotto maken, groente crème’s stoven, aardappelen en andere meelspijzen voorbereiden alle groente voorsnijden, het bereiden zelf enzovoort. En dan weer de bestellingen voor de volgende dag in orde maken. Zo gaat het iedere dag. Er zijn ook nog een souschefs en dan onze Chef natuurlijk: Margo Reuten, een bekende topkok. Natuurlijk is iedereen all-round, en help je elkaar of je valt in voor iemand als dat nodig is. Die samenwerking vind ik fantastisch, je bent echt een team. Het wordt een soort familie. Je kent elkaar goed, bent op elkaar ingewerkt en je waardeert elkaars werk. Iedereen werkt op topniveau, het is heerlijk om met die mensen te mogen samenwerken. De Michelin-ster is erg belangrijk voor restaurants. Ik snap dat helemaal. Natuurlijk wil je goed zijn, het liefst de beste! De Michelin-ster is een internationale kwaliteitsaanduiding. Een restaurant met één ster is volgens de Michelingids een bezoek waard. Een restaurant met twee sterren is een omweg waard, en drié sterren is een reis waard. Dat zegt dus wel wat. Er zijn in Nederland zo rond de 80 restaurants 103
“Uiteindelijk doe je het niet voor de sterren. Je doet het voor je gasten. Een vol restaurant met tevreden gasten, dáár doe je het voor.”
met één ster en 18 restaurants met twee sterren, waarvan 13 in Brabant. Er zijn er net weer drie bijgekomen. Dan behoor je dus tot de top. En er zijn maar twéé 3-sterren-restaurants in Nederland. Dat is de echte top natuurlijk, om daar te eten is een ware belevenis van pure luxe in uitmuntende gastronomie. Bij één ster heb je als restaurant een behoorlijk niveau, voor twee sterren telt vooral ook de service mee, en bij drie sterren mag er echt helemaal niets, maar dan ook niets, fout gaan. Dat moet helemaal perfect zijn. En dan moet je denken aan het aanschuiven van de stoelen als de gasten gaan zitten, het opnieuw oprollen van het servet als de gast even van tafel gaat. Het decanteren van de wijn, het verzorgen van tafelbereidingen. Kortom: alles moet tot in de puntjes van de puntjes perfect zijn. Het bijzondere is dat er nergens bijvoorbeeld op papier staat dat als je dat en dat doet je twee sterren verdient. Nee, dat maakt het zo spannend. Iedere gast kan in principe een inspecteur van Michelin zijn, want niemand weet wie het is of wanneer die komt. Je weet alleen dat er eens of meerdere keren per jaar een inspecteur bij je komt eten, en dat het oordeel van dát moment geldt. Je kunt niet meer doen 104
dan je best, altijd en voor iedereen. Héél spannend natuurlijk als dan die gids uitkomt. Staan we er in? Hebben we onze sterren nog? Zijn we gestegen? Gezakt? Maar uiteindelijk doe je het daar toch niet voor. Je doet het voor je gasten. Een vol restaurant met tevreden gasten, dáár doe je het voor. Ik kom niet uit een familie van koks. Ik weet niet waar ik het vandaan heb, ik vind het gewoon leuk. Mijn vader is varkenshouder, dus dat kan het niet zijn. Thuis ben ik vanaf mijn dertiende ongeveer bezig geweest met koken. Eerst kleine dingen natuurlijk. Nu gaat het nog van appeltaart tot hele diners. Net waar we zin in hebben. Mijn ouders vonden het prima dat ik kok wilde worden, zeker nu ze zien dat het zo goed gaat! Mijn moeder wast met liefde mijn buizen (kokskleding). Nee, ik hoef geen koksmuts op gelukkig, dat vind ik helemaal niks. En we gaan wel eens uit eten in een ander 2-sterren-restaurant, dat vinden ze ook heel leuk. Ik ga zelf ook wel eens bij collega’s eten en zij bij ons. Het is een klein wereldje, je kent elkaar allemaal. Dat is kicken hoor, koken voor een collega chef. Ik sta ook wel eens voor BN’ers te koken, voor Tooske en Bastiaan Ragas, Martijn 105
“Je moet het alleen doen als je het echt wil, als je er echt voor wil gaan!”
“Tessenderlandt sprak me aan en het zag er gezellig uit.”
106
Krabbe, Gerard Ekdom, Jos Verstappen of mensen uit de tweede kamer. Leuk toch?
kwam goed. Ik denk niet dat ze het gemerkt hebben.
Het gaat niet altijd goed natuurlijk. Ik heb een keer een flinke beet van een kreeft gehad. Ik moest er een paar pakken, die beesten gaan levend de bouillon in. Ze hebben elastieken om hun scharen. Die moest ik er af halen, en toen beet zo’n kreeft me in mijn wijsvinger. Hij hing zó aan mijn hand, ik moest hem er echt afslaan! Een heleboel bloed natuurlijk, maar gelukkig niet in de bouillon ! Als je een wondje aan je handen hebt is dat erg vervelend, vooral als je citroen uitknijpt, of zout moet strooien, dat voel je dan wel. Dat is niet leuk, nee. Een kok werkt nu eenmaal met zijn blote handen. Geen handschoenen, nee. Je moet kunnen voelen wat je doet. Je dénkt met je handen, je voelt zo of de hoeveelheid zout bijvoorbeeld goed is, dat voel je niet met een lepeltje. Iets heel anders wat bijna fout ging, was dat er gasten waren die patrijs hadden besteld. Ze waren al aan het voorgerecht bezig toen eindelijk de leverancier met zijn patrijs binnen kwam. Met veren en al, die moest dus nog geplukt worden! Dat was even héél spannend, maar het
Ik had het advies vmbo gekregen van de basisschool, dus ging ik met mijn ouders naar de open dag van Tessenderlandt. Wat ik hier leuk vond was dat je er verschillende richtingen had, niet alleen de technische. En dat er daarom niet voornamelijk jongens rondliepen, maar ook meisjes. Dat sprak me aan en het zag er gezellig uit. Het was wel een behoorlijk eindje fietsen, elke keer 22 kilometer. Maar het ging goed op school, alleen de talen waren moeilijk. Dyslexie, ja. Talen spreken is voor mij geen probleem, maar vraag me niet om het allemaal precies goed op te schrijven! Als kok moet je een behoorlijk mondje Frans spreken, er zijn veel Franse vaktermen. Het tweede jaar herinner ik me als een heel leuk jaar, we hadden een leuke klas. Met Robbert Schoenmakers enzo, ja leuk. En Sanne natuurlijk, die knipt nog steeds mijn haar. In de derde klas kwam ik op de afdeling horeca terecht, helemaal fantastisch natuurlijk. Bij meneer Van Abeelen en meneer Van Stalle, daar heb ik echt heel veel van geleerd. En het
echte werk natuurlijk, bijvoorbeeld hapjes klaar maken voor een receptie, of maaltijden voor de oudere mensen die toen bij ons op school in het restaurant kwamen eten. Dat vond ik kicken! Met meneer Van Stalle heb ik nog steeds contact. Alweer een tijdje terug vroeg hij of ik de leerlingen op school een keer over het vak wilde vertellen. Dat heb ik toen gedaan. Dat was wel leuk. Ik vertel dan vooral dat je het alleen moet doen als je het echt wil, als je er echt voor wilt gaan. Anders houd je het niet vol. Het eerste jaar begonnen we met 60 leerlingen, daar vielen er een heleboel vanaf in de loop van de tijd. We gingen met 40 man naar het tweede jaar. Toen ik op school was om te vertellen, is er ook een filmpje opgenomen, misschien draaien ze dat nog wel eens af en toe.”
107
“Ik vond Tessenderlandt zo’n spannende school! Zo groot en al die praktijklokalen!” Natasja van der Westen interview voorjaar 2011
Natasja van der Westen, 22 jaar, verliet in 2004 Tessenderlandt met het diploma handel en administratie. Ze ging verder op het mbo, richting horeca, en droomt nu van een eigen restaurantje. “Ik wist al dat ik na de basisschool naar Tessenderlandt wilde, want mijn vader had daar ook gezeten. Toen was het nog een lts. Hij deed daar metaal, maar stond meer op de gang dan dat hij in de les zat. Metaal was namelijk helemaal niet wat hij wilde. Toen hij van school was is hij schilder geworden, dat was wat hij eigenlijk wilde, maar dat kon je daar toen niet doen. Hij heeft nu al jaren een eigen schildersbedrijf. Hij is mijn grote voorbeeld. Door hem wilde ik dus naar Tessenderlandt. Toen we op de open dag waren geweest wist ik het echt heel zeker. Ik vond het zo’n spannende school! Zo groot en al die praktijklokalen!
“Ik vond het heerlijk op school. Goede begeleiding, leuke leraren!” 108
Ik kwam als een heel onzeker meisje binnen in de basisklas. Ik kende niemand. Ik was niet goed in rekenen. Daar maakte ik me grote zorgen over, want we kregen wiskunde! Maar het bleek een hele leuke klas te zijn waar ik in terecht kwam, het klikte meteen. En dankzij
mijn moeder kreeg ik al snel bijles in wiskunde. Ik werd goed begeleid. Eigenlijk ging het heel goed met mij op school. Aan het eind van het tweede jaar had ik zulke goede cijfers, het ging zo gemakkelijk allemaal, dat ik vroeg of ik naar kader mocht. Zo kwam ik in de derde klas in kader terecht, dat was wel moeilijker, maar het ging prima. Ik had nog geen duidelijk beeld van wat ik wilde worden, maar dacht wel aan een eigen winkeltje, met kleding, of met paardenspullen (Ik stond bekend als het paardenmeisje). Daarom had ik voor handel-adminstratie gekozen, het leek me handig om daar iets van te weten. Economie vond ik het moeilijkste vak, ik snapte er niets van. Ik zag de zin niet in van die formules. Maar ik heb het toch gehaald! Economie is nog steeds mijn moeilijkste vak. Ik vond het heerlijk op school. Goede begeleiding, leuke leraren! Alle leraren die ik gehad heb waren eigenlijk belangrijk. Ieder op zijn/ haar eigen manier. Ik ken er nog een heleboel. Met meneer Oudhuis was het vaak lachen, met mevrouw Luijkx ook. Die zag ik later nog wel eens bij de AH. Ik werkte daar, we maakten vaak een praatje, later kwam ze met haar zoon109
tje. Meneer Schrauwen vond ik echt geweldig, hij moest altijd koffie drinken, anders kon hij niet praten, zei hij. Maar met koffie voor zijn neus gaf hij ontzettend goed les. Voor zijn vak, geschiedenis, haalde ik hele mooie punten. En natuurlijk meneer Chelqui. Ik had twee jaar Frans gemist, dus ik liep heel erg achter. Hij probeerde mij echt van alles te leren, maar ik haalde die twee gemiste jaren toch niet zomaar in. Dan was het : “Contactboekje!” of ”Als jij niet weet, ga jij maar staan!” en dan stond ik de hele les. Ik vond hem een grappige, leuke leraar. Eind derde klas kon ik gelukkig Frans laten vallen. Ja, daardoor bleef wel wiskunde in mijn pakket, maar daar snapte ik nog meer van dan van Frans, kun je nagaan. Nu vind ik het wel eens jammer hoor, dat ik zo weinig Frans ken. Meneer Gietman, die vond ik ook grappig. Ik heb geen les van hem gehad, maar zo in de wandelgangen kwamen we hem dan tegen, wij noemden hem toendertijd meneer Wietman. Meneer Buijks was onze decaan. Daar heb ik veel aan gehad. Ik ben vorig jaar nog een keer naar Tessenderlandt gekomen om speciaal met hem een paar dingen te bespreken. Ik wist niet goed of ik bepaalde, dure cursussen wel of niet moest gaan doen. Hij geeft altijd goed advies. 110
“Ik werd goed begeleid. Eigenlijk ging het heel goed met mij op school.”
“Geniet van je tijd op Tessenderlandt!”
Hij zei dat als dingen die ik wilde niet lukten, ik ook kon overwegen om praktijklerares te worden. Dat is een mogelijkheid waar ik zelf nooit aan gedacht had. We gingen met zijn allen, de héle school, naar de Efteling! Dat was geweldig! En de sportdagen vond ik ook altijd heel leuk. Ik was heel fanatiek. nee, ik heb nooit iets gewonnen, maar het was gewoon gezellig. En het schoolgala natuurlijk. Ik hoorde laatst van meneer Schrauwen, die kom ik wel eens tegen, dat er nu ieder jaar een gala is op Tessenderlandt en dat het iedere keer weer een groot succes is. Dat vind ik zó leuk om te horen, want dat gala was een idee van mij! Ja, ik had gehoord dat op het OLV en op De Nassau een gala werd georganiseerd voor de leerlingen die afstudeerden. Dat leek me zó leuk. Ik zat in de vierde en wilde dat óók. Ik heb toen een heleboel handtekeningen verzameld, allemaal van vierdejaars. Samen met een brief waarin het idee werd uitgelegd, hebben we toen die handtekeningen overhandigd aan de directeur, meneer Priem. Hij schreef mij een briefje terug. Dat briefje heb ik nog steeds. Hij
vond het een goed idee. En dat jaar werd er voor het eerst een gala georganiseerd op Tessenderlandt. Het was in Ulvenhout, ik weet het nog goed. Iedereen zag er prachtig uit. Iedereen in het lang! Het was zo leuk. Er was ook een soort wedstrijdje wie het origineelst er naar toe zou komen. Er reed een tractor voor, ik zelf werd gebracht in een Porsche, en ik weet niet meer wat er allemaal voor kwam rijden. Maar weet je wie er toen gewonnen hebben? Dat waren een jongen en een meisje die met een fiets waren gekomen. Ja, grappig he? Het mooiste meisje was, geloof ik, Fiona. Die ontving een bos bloemen. De mooiste jongen weet ik niet meer. Ik mocht zelf ook nog naar voren komen, ik kreeg ook bloemen omdat het mijn idee was geweest. In het laatste jaar op Tessenderlandt werkte ik op het terras van Sam Sam. Ik ontdekte toen dat ik de horeca heel leuk vond. Mensen komen daar meestal om leuke redenen. Ik dacht, werken in de horeca is eigenlijk gewoon elke dag een feestje! Dus ging ik na Tessenderlandt bij de Rooi Pannen in Breda de opleiding horecaondernemer/manager doen. Op niveau 4. Nou, dat was echt te hoog gegrepen voor mij. Ik ben 111
“Als je echt iets wil, moet je er voor gaan.”
toen teruggeplaatst naar niveau 2. Ja, ik had op Tessenderlandt geen horeca gedaan, dus ik moest bij het begin beginnen. Vanaf toen ging het beter. Zo ben ik via niveau 2 naar niveau 3 gegaan. En nu doe ik de opleiding restaurateur, afdeling management, op niveau 4 op de Rooi Pannen In Tilburg. Volgend jaar werken we het hele jaar aan het afstudeerproject. Dat is het maken van een ondernemingsplan. Dat moet gebaseerd zijn op het ondernemingsplan van het bedrijf waar je stage loopt. Ik heb nu gevraagd of ik in restaurant De Zwaan in Etten Leur stage kan komen lopen op de afdeling administratie. Dat leer ik op school allemaal in theorie, maar ik wil nu wel eens weten wat het in het echt inhoudt. Ze zijn in principe accoord, maar ik moet dan ook af en toe in de bediening meewerken. Dat was de voorwaarde. Natuurlijk wil ik dat. Ik ben heel blij met de kans die ze mij bieden. De Zwaan is ook nog eens een restaurant met een Michelinster. Ik kan daar veel leren. En het staat ook nog eens goed op mijn cv. In 2010 heb ik meegedaan aan het Nederlands Kampioenschap Gastheer(vrouw)-schap. We
hadden via de school met de hele klas ingeschreven voor de voorrondes. Die waren op het Cingel College. Ik kwam toen samen met een meisje dat bij Restaurant De Zwaan werkte als eerste te staan. We hadden precies evenveel punten. Toen zijn ze op details gaan kijken, en kwam ik er als eerste uit. Maar we mochten allebei door, hoor. Ik had eerst helemaal niet in de gaten waar ik aan mee deed. Ik dacht: oh leuk, een wedstrijdje! Wist ik veel. Toen bleek het om het Nederlands Kampioenschap te gaan. Ik was door naar de halve finale, en uiteindelijk samen met negen anderen uit heel Nederland was ik door tot in de finale. Dat was in de Ahoy in Rotterdam. Daar hadden ze een klein restaurant nagebouwd, met een keuken. Want er deden natuurlijk ook tien koks mee. Die hadden hun eigen wedstrijd. Bij ons ging het vooral om het aankleden van de tafel en het bedienen. Er was voor iedereen een tafeltje neergezet met twee gasten, en een gueridon, en soort showtafel. Je moest die tafeltjes aankleden met spullen die je zelf had meegebracht: het tafellinnen, de borden, glazen, het bestek, alles. Ik werkte toen in Restaurant ‘t Jagthuijs in Ulvenhout en daar had ik de mooiste spullen mogen mee113
“Als je straks van school af bent, zul je merken hoe leuk je het op Tessenderlandt vond. Dan wil je het liefst weer teruggaan.”
nemen: tafelzilver, kandelaars en zelfs antiek trancheerbestek. Ook hadden mijn leermeester Niels de Groot en ik tot diep in de nacht de kandelaars versierd, zodat mijn showtafel en mijn tafel waar de gasten aan zaten echt bij elkaar hoorden. Ik weet nog dat ik achter de schermen vreselijk bezorgd was over mijn spullen. Want ja, het was hartstikke duur allemaal. Je werd gekoppeld aan een kok. Omdat de koks allemaal iets aparts wilden laten zien, was hun menu pas op de dag zelf bekend. En dan moest ik nog de wijn/spijs-combinatie maken. Oei, en ik moest een kreeft prepareren. Dat had ik nog nooit gedaan! Ik heb goed gekeken naar hoe het meisje dat voor mij was het deed. Dat ging fout bij haar, want ze kraakte de kreeft naar zich toe, het vocht spoot zo over haar kleren! Zo moet het dus niet, dacht ik. Gelukkig ging het bij mij goed, ze hadden niet gemerkt dat ik het nog nooit had gedaan. Mijn vader had mij naar de Ahoy gebracht, maar hij mocht niet mee naar binnen. Alleen de jury en de kandidaten werden toegelaten. Eerst kregen we vragen over warenkennis en daarna kwam het gedeelte praktijk. Ik was wel zenuwachtig hoor. Ik weet nog dat, toen de journalist 114
van De Stem aan mij vroeg hoe ik me voelde, ik zei dat ik bibberde, maar dat het voor de rest goed ging. Ja, er liep ook nog een journalist met mij mee. Er heeft een halve pagina in De Stem gestaan, met dat van dat bibberen als titel. Grote foto erbij! Ik werd vierde. Ik was pas jarig geweest, en mijn zusje had een cadeautje voor mij achtergehouden: ze had een beker laten maken met een plaatje erop. Op dat plaatje stond: Top Gastvrouw 2010! Het is geen officiële beker, maar ik ben er wel ontzettend trots op. Op school kreeg ik bloemen van de directrice, en ze bedankte me. Leuk was dat. Ik heb geen vijfjarenplan of zoiets. Ik heb op school geleerd hoe veel het kost is om zoiets te starten. Maar ik droom wel van een eigen restaurant. Niet te groot. Laagdrempelig. Met eerlijke producten uit de eigen streek. Zo vers mogelijk. We wonen nu zelf op een boerderij in Etten Leur, en ik heb al gezien dat er genoeg producten in de omstreken te krijgen zijn. Laatst zag ik een pandje leegstaan en dan begin ik wel te fantaseren, hoor. Ik zou tegen de leerlingen van Tessenderlandt willen zeggen: als je echt iets wil, moet je er voor
gaan. Ook als het even tegenzit, gewoon doorgaan. Praten erover helpt. Dat heb ik ook moeten leren, ik was echt een binnenvetter. Maar praten helpt echt. Doe je best, zou ik zeggen, meer dan dat kan je niet doen. En ik wil alle leraren van Tessenderlandt bedanken voor de leuke schooltijd. Ik weet nog dat iemand zei, ik geloof meneer Oudhuis: “Als je straks van school af bent, zul je merken hoe leuk je het hier vond. Dan wil je het liefst weer teruggaan.” Dat kun je je niet voorstellen als je nog op school zit, maar dat is écht zo. Dus ik zou zeggen: geniet van je tijd op Tessenderlandt.” Januari 2012 Op dit moment is Natasja bezig met het maken van een ondernemingsplan, haar afstudeeropdracht op het mbo, waarover zij hiervoor vertelde. Een pittige klus. Ze heeft ook stage gelopen op de plek waar ze dat zo graag wilde doen, bij restaurant De Zwaan. Dat is aan beide kanten zo goed bevallen is, dat zij er nu inmiddels ook werkt. Niet alleen in het restaurant, maar ook in hun bistro ‘Het Lelijke Eendje’.
115
“Ik ging naar de kijk- en doedag van de tandarts-assistenten en ik wist: dit is het.”
“Het werd Tessenderlandt. Nooit spijt van gehad.” Joyce Hereijgers interview winter 2011
Joyce Hereijgers (24) verliet acht jaar geleden Tessenderlandt. Ze sloot de theoretische leerweg af met een diploma. Nu werkt ze alweer jaren als assistente van tandarts Westhoff bij Omnidental, een grote groepspraktijk in Breda. “Op de basisschool kreeg ik het advies vmbokader. Met mijn ouders ging ik op verschillende scholen kijken. Tessenderlandt had in die tijd niet zo’n goede naam bij ons in het dorp: er zou gevochten worden en zo, maar we gingen er tóch kijken. Ik weet nog dat toen ik binnenkwam de sfeer meteen fijn vond: het was er warm, het had een soort huiselijkheid. In andere scholen waar we waren wezen kijken was dat anders, daar voelde ik me meer gevangen. Het was iets verder fietsen, maar het voelde goed. Ik wilde naar Tessenderlandt. Mijn moeder was ook positief: de school had contactboekjes en duidelijke regels. Dat vond ze belangrijk. Het werd Tessenderlandt. Nooit spijt van gehad, nooit gevechten meegemaakt trouwens of ander vervelend gedoe. Sloeg nergens op.
“ ”
Ik kwam in een leuke klas, er zaten meer kinderen van mijn basisschool. Er was altijd wel iemand met wie ik mee kon fietsen. Het ging
prima. Op de basisschool moest ik op mijn tenen lopen: thuis oefenen met lezen en zo. Maar hier was het een makkie. Mijn ouders werden al snel op gesprek gevraagd: ik bleek te laag geplaatst. Ik zou de theoretisch leerweg kunnen doen, als ik wilde. Goed nieuws natuurlijk en best spannend: zou ik dat echt kunnen? Maar het betekende ook dat ik uit mijn klas weg zou moeten, waar ik net gewend was en in een nieuwe klas zou moeten instromen. Dat vond ik minder. Na de herfstvakantie zat ik dan toch in mijn nieuwe klas. Het was op de een of andere manier ánders: ándere kinderen, ándere sfeer en ik kwam daar zomaar ineens bij. Ik was bovendien pas elf jaar, en in die klas zaten een aantal leerlingen die zeker vier jaar ouder waren. Ik was nog een kind, een echte giechelbol. Maar gelukkig werd ik al snel opgenomen in de groep. Ik maakte nieuwe vriendinnen, en wonder boven wonder ging het ook op de theoretische leerweg met mijn leren prima. Ik zag ineens het licht hier, zo leek het. Ik deed wel mijn best natuurlijk, maar hoefde bijvoorbeeld thuis niet echt vreselijk te blokken. Het ging gewoon goed. Ja, Engels vond ik moeilijk, dat weet ik nog wel. Terwijl ik nu in de praktijk veel Engelstalige patiënten spreek, en af en toe komt er 117
“Als je jezelf bent, zit je altijd het lekkerst in je vel!”
een Amerikaanse orthodontist ons bijstaan bij ingewikkelde gevallen, maar ook met hem kan ik moeiteloos in het Engels communiceren. Het is meer een kwestie van durven, denk ik. Vooral van fouten durven maken. Dan gaat het prima. Ik weet niet zo heel veel meer, maar wat ik nog heel goed weet is dat we een keer met alle vierdejaars met de bus naar Parijs zijn geweest. We gingen om vier uur‘s morgens weg en heel laat diezelfde avond waren we weer thuis. Dat was erg leuk, we mochten overdag vrij veel zelfstandig rondlopen. We voelden ons heel wat. Ik heb er nog foto’s van. Wat ik ook nog weet is dat we een keer een barbecue hadden bij een klasgenoot thuis, ook leuk, er hing echt een andere sfeer dan op school en we mochten wat drinken. Ja, meneer Van Blerck, van Duits, die was helemaal gek van Loenatik. Dat tv-programma, daar liet hij ons heel vaak stukjes van zien. Altijd zo enthousiast. Bij hem voelde je je veilig op de een of andere manier. Ook bij meneer Van der Ven, ja. Die gaf Nederlands, dat deed hij heel goed, en hij was een fijne mentor. Meneer Kwekkeboom was weer heel anders, die was streng. Daar werden wel eens grapjes over ge118
“ Ik weet nog dat toen ik op Tessenderlandt binnenkwam ik de sfeer meteen fijn vond: het was er warm, het had een soort huiselijkheid.”
maakt. Maar van zijn vak heb ik wel het meest onthouden! Op het eind van de vierde dacht ik, moest je een profiel-werkstuk maken, in een groepje van drie leerlingen. Dat was geweldig om te doen. Wij hadden het onderwerp ‘gehandicaptenzorg’. Wij hebben toen een videofilm gemaakt bij Amarant, daar werkte een nicht van mij en met haar deden we een interview. Eerst konden we alleen maar lachen van de zenuwen, en mijn moeder maar filmen! Het moest steeds opnieuw. Uiteindelijk ging het goed en mochten we ook nog in het huis en de mensen filmen. De presentatie in de klas was een makkie, gewoon even zeggen wat we gedaan hadden en de film draaien. Succes verzekerd! Ik was geloof ik wel heel braaf op school. Ik kletste graag en veel, maar ik was nooit brutaal. Ik ben er maar één keer uitgestuurd. Dat was bij aardrijkskunde, bij meneer Nuyten. Ik zat met mijn stoel op de achterste poten, en toen vroeg iemand achter mij iets. Ik draaide me om en zei iets terug. Toen moest ik eruit. Ik kwam op het loket terecht, bij meneer Gietman. Kreeg een stempel in mijn contactboekje. Dat was het,
geloof ik. Meneer Gietman was een leuke man. Hij zat altijd op de centrale. Volgens mij kende hij iedere leerling op school, hij was echt in je geïnteresseerd en maakte vaak grapjes. Als ik zo begin te vertellen weet ik toch eigenlijk best nog wel veel van mijn schooltijd hier! Tegen de kinderen die nu naar de middelbare school gaan zou ik willen zeggen: trek je niks aan van hoe de anderen zijn. Iedereen is anders, dus ga niet meelopen om er bij te horen. Als je jezelf bent, zit je altijd het lekkerst in je vel! Het laatste jaar op Tessenderlandt wist ik nog niet goed wat ik wilde. Ik had er wel gesprekken over natuurlijk: ik wilde iets met mensen, met verzorging. Maar wat precies? Uiterlijke verzorging sprak me wel aan. Ik was een keer model geweest voor een meisje van UV, ik weet nog hoe spannend ik dat lokaal vond, een heuse kap- en schoonheidssalon! Dus ik naar de open dagen van de School voor Schoonheidsspecialisten, en naar de Imko, de kappersschool. (Vroeger speelden mijn zusje en ik ook heel vaak kappertje, ik vond dat nog steeds heerlijk!) Dat sloeg aan, dus ik naar een info-avond. Die was het heel erg druk, daar ik schrok van. Ik 119
“ Ik kon misschien beter iets vinden wat niet iedereen wilde, want ik moest wel aan mijn toekomst denken.”
dacht: dit wil iederéén! Mijn moeder zei toen dat ik misschien beter iets kon vinden wat niet iedereen wilde, want ik moest wel aan mijn toekomst denken. Toen bleek er ook een School voor tandarts-, dokters- en apothekers-assistenten te zijn, in Roosendaal. Daar ging ik kijken, dat leek me ook wel iets. Ze zaten in een oud gebouw, maar zouden het jaar daarop een nieuw gebouw betrekken in Etten-Leur. Dat ligt dicht bij Effen, mijn dorp. Ik zou niet op kamers hoeven, en het was werk met mensen, in de verzorgende sfeer. Doktersassistent, dat wist ik al direct, was niets voor mij: ik ben bang van naalden. En een apothekers-assistente werkt eigenlijk in een soort winkel, ik was bang dat ik dat na verloop van tijd te saai zou vinden. Blijft over de tandarts-assistente. Ik wist niet veel van tandartsen, want mijn gebit was altijd goed. Het was: in de stoel, mond open, kijken en wegwezen. Nooit hoefde er iets aan gedaan te worden. Ik ging naar de kijk- en doedag van de tandartsassistenten en ik wist: dit is het. Ik was altijd al de jongste van de klas geweest, maar op deze mbo-opleiding aan het Kellenbeek College, was ik écht heel jong! Ik was 15 120
jaar, en er zaten meiden van 25 bij mij in de klas, eentje had zelfs al een kind. Het waren ook alléén maar meisjes! Ik deed de fulltime-opleiding, niveau 4, best pittig. Je kreeg natuurlijk vakken als Engels en Nederlands, maar ook bijvoorbeeld anatomie: alle botjes, gewrichten, zenuwen en spiertjes enzo moet je natuurlijk kennen, het hele hoofd tot onder aan de hals. En wat praktijk betreft: je leert een aantal zelfstandige handelingen én het echte assisteren van de arts. Op school leer je alles op een fantoom-hoofd, dat is een nephoofd, zeg maar. Op de stageplaatsen kom je eigenlijk pas met echte mensen in aanraking. En dat is echt heel anders. Ja, je loopt ieder jaar stage. In mijn eerste jaar liep ik stage in Teteringen, het was winter, dat weet ik nog goed. Ik ging met mijn scooter, dus kwam daar soms helemaal bevroren aan. De assistente was ziek, dus ik kon meteen beginnen. Daar stond ik dan. Zo, dat was echt spannend. Maar ik werd goed begeleid, en na die twee maanden stage, vijf dagen in de week, ontving ik bij het weggaan zomaar €500,-. Ik was verbaasd en ook wel geschrokken. Zoveel geld? Had ik verdiend, vonden ze. In het derde jaar sluit je de theorie af met 121
“Het is fijn werken, gezellig en we doen vaak leuke dingen samen.”
“Ik besef goed dat ik het getroffen heb met deze werkplek.”
een examen, en als dat voldoende is ga je op je eindstage. Die deed ik bij Omnidental, bij tandarts Westhoff. Daar leg je ook een toets af, dat moet volgens een bepaald protocol, streng vastgelegde regels waar je je heel precies aan moet houden. Bijvoorbeeld voor hygiene: wat doe je als je een tangetje laat vallen? Maar ook wat betreft de communicatie met de patiënt (wat ik nu eigenlijk het leukst vind): hoe ga je om met kinderen, met oudere mensen, noem maar op. En natuurlijk de handelingen die je zelfstandig moet kunnen, zoals een seallaagje aanbrengen bij kinderen; en de handelingen bij het assisteren, zoals bij het vullen van gaatjes, bij een wortelkanaal-behandeling of bij het plaatsen van een kroon. Het moet allemaal volgens protocol. Aan het eind van mijn stage vroeg tandarts Westhoff of ik bij hem wilde blijven werken. Er waren veel assistentes nodig. Dat was natuurlijk helemaal top. Vanaf die tijd ben ik steeds meer gaan doen. In de praktijk leer je een heleboel, maar ik heb ook verschillende cursussen aangeboden gekregen van mijn baas, zoals preventie: hoe voorkom je dat mensen problemen krijgen met hun gebit? En orthodontie, dat waren 122
eigenlijk drie cursussen, nu mag ik bijvoorbeeld ook de controle van de beugels doen. En een cursus tandarts-fotografie, een speciale techniek. Daarmee maak je bijvoorbeeld bij beugelpatiënten foto’s van vóór en na de behandeling. Ik deed ook een cursus anesthesie: om verdovingen te kunnen geven. Daardoor doe ik inmiddels veel meer dan waarvoor ik op het mbo ben opgeleid: ik doe ik nu ook de halfjaarlijkse controles, tandsteen verwijderen, beugels plakken, gaatjes vullen (boren niet nee, dat doet de tandarts zelf). Ik besef goed dat ik het getroffen heb met deze werkplek. In andere praktijken mogen assistentes vaak alleen maar de tandarts assisteren. Dat lijkt me saai worden, juist het zelfstandig werken maakt het voor mij afwisselend en boeiend. Ik heb hier ook nog eens een eigen kamer, én een eigen assistente! Wat het werken bij ons ook leuk maakt is dat we een team zijn: drie tandartsen, een mondhygiënist, een implantoloog en ongeveer tien assistentes. Het is fijn werken, gezellig en we doen vaak leuke dingen samen. Er is eigenlijk maar één minpuntje: er werken te weinig mannen. Er is nu één mannelijke mondhygiënist (van mijn leeftijd), en dat
merk je meteen. De sfeer wordt meteen anders. Vrouwen kunnen soms zo mutsen! Het bevalt me prima, maar soms denk ik er wel eens aan hoe het zou zijn als ik bijvoorbeeld een eigen bleekpraktijk of zo zou beginnen. Dat zóu kunnen met mijn diploma’s. Ik ben bang dat ik dan mijn collega’s ga missen. Nee, voorlopig blijf ik in deze praktijk werken!” Januari 2015 “Momenteel ben ik geen preventieassistente meer, maar officemanager. Bij dezelfde tandartsprakijk Omnidental.”
123
“Ik was helemaal niet dom, ik zou ze wel eens even wat laten zien!”
“Mijn docenten hebben me echt supergoed gesteund en ik heb het gehaald.” Jetty van Dijke interview najaar 2009
Jetty van Dijke (20) studeerde drie jaar geleden (2005) af op Tessenderlandt (mavo). Met het mbo-diploma Onderwijsassistent op zak, stapte ze afgelopen zomer over naar de Avans Hogeschool en volgt daar nu de hbo-opleiding Social Work MWD (maatschappelijk werk en dienstverlening). “Ik ben er met een omweg terechtgekomen” vertelt Jetty, “want toen ik in het laatste jaar van Tessenderlandt een vervolgopleiding moest kiezen, lag ik in het ziekenhuis. Samen met mijn vriendin Jolien koos ik voor de Rooi Pannen, richting toerisme. Ik moest iéts kiezen, maar eigenlijk was ik te ziek om er echt over na te denken. Ik was rond carnaval ziek geworden en pas tegen de meivakantie weer terug op school. Het was het laatste jaar, het examenjaar. Ik moest heel veel proefwerken inhalen, ik geloof dat ik wel drie proefwerken op een dag deed! Ik wilde per se examen doen in het eerste tijdvak. Omdat ik zo lang ziek was geweest mocht ik ook later examen doen, in het tweede tijdvak, maar dat leek me niks. Dan zou iedereen al geslaagd zijn en al vakantie hebben, alleen ik niet. Dan zou ik nog moeten studeren en in mijn eentje examen doen! 124
Ik heb doorgezet, mijn docenten hebben me echt supergoed gesteund en ik heb het gehaald. En best goed, gelukkig, want ik had me ook ingeschreven bij het Newman, om verder te kunnen gaan op de havo. Als je dat wil, moet je gemiddeld een zeven staan. Omdat ik misschien de havo zou gaan doen had ik op Tessenderlandt ook nog als extra vak natuur- en scheikunde gedaan. Maar uiteindelijk ging ik dus naar de Rooi Pannen. Eenmaal daar op school, bij toerisme, wist ik al snel dat het niets voor mij was. Ik kreeg verschillende talen! Ik, met mijn dyslexie! Nee, dat was de verkeerde keus. Ik heb het meteen met mijn mentor besproken, maar wilde toch het jaar afmaken. Ik wist, als ik nu ga werken, wil ik vast straks niet meer naar school. Dus ik bleef. Ik heb ook het certificaat gehaald. Ondertussen deed ik allerlei beroepstesten en er kwam steeds uit dat ik iets sociaals moest gaan doen. Toen zag mijn moeder in de krant een advertentie van Onderwijsinstituut Broers in Tilburg. Dat is een particuliere opleiding waar je versneld mbo-opleidingen kon doen in allerlei richtingen, op niveau 4. En omdat ik al zoveel tijd verloren had door die ziekte, 125
“Er zitten veel mensen in mijn klas die van het mbo komen, maar ook die vwo of havo hebben gedaan. Je merkt het verschil in opleiding niet echt.”
en daardoor ook nog de verkeerde keus had gemaakt, vonden mijn ouders het een goed idee om me bij dat instituut in twee jaar de opleiding tot onderwijsassistent te laten doen. Ik blij, want dat ging echt goed, dat paste veel beter bij mij dan toerisme. Ik ben er ‘cum laude’ geslaagd! Maar ik ben toch niet als onderwijsassistent gaan werken, ik wilde verder. Ik heb over de Pabo gedacht, maar tijdens mijn stage op een zwarte school in de Hoge Vucht, hier in Breda, heb ik kleuters ontmoet die thuis geen kleurtjes hebben, die niet weten wat een koe is, of een paard, die niet werden voorgelezen. Die een week lang hetzelfde shirtje binnenstebuiten aanhebben. Die dus gewoon verwaarloosd werden. Toen groeide bij mij het gevoel, ik wil niet met een klas werken, ik wil individueel helpen. Zo’n kind bijvoorbeeld. En dat kan, er zijn coaches die kinderen die dat nodig hebben individueel helpen, op school bijvoorbeeld, of met huiswerk. Daarom toch Social Work MWD, deze opleiding. Mijn droom is om een keer, als stage bijvoorbeeld, een tijdje naar Afrika te kunnen, om daar 126
kinderen te gaan helpen. Dat is al een oude droom, die heb ik al heel lang. Als je dat ziet op tv, daar is vaak helemaal niets, en hier hebben we zoveel. Hier hebben we het allemaal zo goed, en dat vinden we allemaal heel gewoon. Ik wil dat wel eens meemaken, kijken wat ik daar voor iemand kan betekenen. Maar ik wil er niet blijven, ik wil er niet gaan wonen. Hier valt ook nog genoeg te doen. Hier hebben mensen ook problemen... Ja, hoe komt dat zo. Misschien door mijn familie. Mijn vader geeft les aan verpleegkundigen, hij is leraar en mijn moeder is zelf verpleegkundige. Ze zitten allebei in de zorg, dat zit dan misschien daardoor al een beetje in me. Maar ik wil niet de medische kant op, prikken geven enzo, brrr, nee, dat zie ik mezelf niet doen. Ik ben net begonnen met mijn studie op Avans. Er zitten veel mensen in mijn klas die van het MBO komen, maar ook die vwo of havo hebben gedaan. Dat is wel leuk, het maakt niet zoveel uit eigenlijk, je merkt het verschil in opleiding niet echt. Ik zit nu in het eerste blok. Dat betekent tien weken naar school, theorielessen, colleges. In blok 2 ga je naast school een dag per week
“Mijn zelfvertrouwen ging met twaalf verdiepingen tegelijk omhoog.”
stage lopen. En in blok 3 kies je je studierichting. Je kunt bijvoorbeeld kiezen om bij het gevangeniswezen te gaan werken, daar mensen die vrijkomen te begeleiden om het gewone leven weer op te pakken. Of bij Jeugdzorg, jongeren helpen hun leven op de rails te krijgen. Of met gehandicapten. Of met oudere mensen, bijvoorbeeld in een bejaardentehuis. Tijdens je stage de mensen helpen met de computer om te gaan. Of ze leren hoe ze kunnen wii-en. Gebeurt echt hoor! Dat is natuurlijk geen beroep, dat is vrijwilligerswerk. Maar wel leuk, die oude mensen aan de gang te zien met die hippe spellen. Er zijn zóveel mogelijkheden. Op Tessenderlandt kwam ik binnen in het tweede jaar. Daarvoor zat ik op de Christoffel. In groep 7 van de basisschool was ik naar de Christoffel gegaan, want ik liep op school heel erg achter. Ik was behoorlijk dyslectisch, en daardoor heel onzeker geworden. Ik dacht dat ik niks kon, dat ik dom was. Op de Christoffel bloeide ik helemaal op. Mijn zelfvertrouwen ging met twaalf verdiepingen tegelijk omhoog. Ik was helemaal niet dom, ik zou ze wel eens even wat laten zien! Toen ik naar Tessenderlandt mocht, kwam ik op
kaderniveau binnen. Maar ik wilde de theoretische leerweg doen. Meneer van Dongen had vertrouwen in mij, mijn vader zat in de ouderraad, misschien heeft dat ook nog geholpen, dat weet ik niet, maar in ieder geval mocht ik in het derde jaar naar TG. Samen met Jolien Kienhorst, toen mijn beste vriendin, nu trouwens nog steeds. We zijn allebei met prima cijfers geslaagd. Ik weet nog dat we een speech hebben gehouden bij de diploma-uitreiking. We bespraken de verschillende kenmerken van al onze docenten. Dat was leuk. Meneer Scheffer had bijvoorbeeld toen hij boos was op de klas een keer gezegd: “Jullie bekijken het maar op je racefiets!” Daar hebben we zo om gelachen, we snapten er helemaal niets van. Hoezo op je race-fiets? Zulke dingen kwamen dan in de speech. Tessenderlandt was een leuke tijd. Dat voel je pas achteraf, dat is wel jammer. Als je op de middelbare school zit vind je alles van school stom, alle leraren zijn stom. Dat hoor je zo’n beetje te vinden, denk ik. Maar als je er af bent ontdek je wat een leuke tijd het eigenlijk was. Meneer van Dongen die een dochtertje kreeg, Isabelle, en dat we op kraambezoek mochten 127
“Als je er af bent ontdek je wat een leuke tijd het eigenlijk was.”
komen. Mevrouw van Geel, gaf engels, een superjuf. Ze kwam mij in het ziekenhuis opzoeken met haar zoontje, want ik kon niet mee met de klas naar Engeland toen. Jammer, jammer, maar ze brachten wel een cadeautje voor me mee: een beertje. Meneer Kwekkeboom die ons altijd bij onze achternaam noemde, hij noemde Jolien trouwens een keer mevrouw Pollepel, hebben we ook nog lang lol om gehad, maar we snappen nog steeds niet waar dat op sloeg. Hij zei ook: “ik wil dat jullie slagen met een 8!” Hij was best streng, maar als er wat aan de hand was, dan was hij er voor je. Goede leraar. Hij liet ook altijd Klokhuisfilmpjes zien over het onderwerp van de les. Leuk. Meneer Wijn, die liet ons rekenen met smartiedoosjes. Wat of hoe weet ik niet meer, maar na de les mocht je ze dan leeg eten. Met school naar de Efteling, naar Parijs. Meneer Smits, maatschappijleer, begon de les vaak met een verhaal rond een bepaald serieus onderwerp en aan het eind van de les ging het over zijn vakantie op Aruba ofzo ! Zijn verhalen gingen alle kanten op, wij luisterden wel, zo ging de les snel voorbij. Heel leuk eigenlijk allemaal.
Er gebeurde toen ook iets verschrikkelijks. Ik zal het nooit vergeten. Het was Carnavalsvakantie en meneer van Dongen belde me op. Ik lag nog in bed. Hij zei dat Evelien dood was gegaan. Een hartstilstand. Zomaar ineens. Of ik naar school wilde komen. Heel de klas was er. We richtten een kamertje voor haar in, een rouwkamer. Ik zie nog voor me hoe haar ouders toen binnenkwamen. Verschrikkelijk. Meneer van Dongen heeft ons toen heel goed gesteund. Op de begrafenis droeg de klas de bloemen. Ik had nog een gedicht geschreven. In de klas bleef er het hele jaar een hoekje voor haar, met een foto en kaarsjes. In de gang hing haar foto. Heel onwerkelijk, dat iemand er ineens niet meer is. Nergens meer. Nooit meer.” Januari 2015 “In 2013 ben ik afgestuurd als maatschappelijk werkster, in mei 2014 ben ik getrouwd en sinds november 2014 ben ik werkzaam bij de gemeente Breda bij het Zorgpunt. Ik beantwoord vragen aan de gemeente die betrekking hebben op de veranderingen in de zorg.”
128
129
“Tessenderlandt was een leuke tijd. Ik ken nog alle leraren”
“Ik heb het allemaal in de praktijk geleerd.“
Hicham Chrifi interview voorjaar 2007
Zes jaar geleden studeerde Hicham af aan Tessenderlandt: mechanische techniek, basisniveau. Hij ging verder op het ROC in Tilburg, niveau 2 (twee jaar). Daarna stapte hij over naar niveau 4 (vier jaar) : werktuigbouwkunde, commerciële technieken. Dit jaar is zijn laatste jaar aan het ROC. Hij loopt stage bij De Bruin Techniek. Volgend jaar gaat hij verder op hboniveau. Hicham: “Iedere dag zegt er wel iemand tegen me: ” Maak je studie af, jongen!” Vooral mensen die dat zelf niet hebben gedaan. Die hebben nu dikke spijt.“ “Tessenderlandt was een leuke tijd. Ik ken nog alle leraren, ze kennen mij denk ik ook nog wel. Je bent op een leeftijd dat je zoekt welke stijl bij je hoort, wat voor uitstraling je wil hebben, wie je wil zijn. Daar ben je meer mee bezig dan met je toekomst. Ik was dat ook allemaal aan het uitzoeken. Ik wilde wel bij de relaxte gasten horen, niet bij de stoere. Op de basisschool vond ik leren moeilijk, ik zat in allerlei hulpklasjes. Toen ik naar Tessenderlandt ging dacht ik: nu moet ik serieus gaan werken. Ik zat in een basisklas, ik ben ook op
basisniveau afgestudeerd. Ik was in alle vakken goed. Ik had best naar een hoger niveau gewild. Maar dat werd afgeraden. Ik heb daardoor op het ROC een langer traject afgelegd: eerst twee jaar op niveau 2, en daarna nog eens opnieuw begonnen op niveau 4. Maar de leraren helpen me goed. Het gaat goed. Zo kom ik uiteindelijk toch op een hoger niveau. Op het ROC doe ik de beroepsbegeleidende leerweg. Dat houdt in: twee dagen praktijk bij een bedrijf, een dag praktijk op school en een dag theorie. Vooral aan de praktijk heb ik veel gehad. Bereid je maar voor op de praktijk! Als je op school zit vind je het niks, maar later weet je: school was toch wel erg relaxed ! Leraren denken echt anders dan de mensen in het bedrijfsleven! De praktijk, dat is van acht tot vijf, en geen minuut later! De harde werkelijkheid. Het is zwaar hoor, iedere dag van acht tot vijf in de werkplaats! Vooral het vroege opstaan, het op tijd komen, heb ik moeten leren. Dat viel niet mee. Ieder keer die wekker! Tijdens mijn stage heb ik vooral veel ervaring opgedaan in het omgaan met mensen. Communicatie, naar iemand luisteren, samenwerken 131
“Dat moet je op school al leren: hoe je met elkaar omgaat, rekening houden met elkaar.”
is het belangrijkst, dat heb ik wel gezien. Dat moet je op school al leren: hoe je met elkaar omgaat, rekening houden met elkaar. Want daar draait het om in de praktijk. Als je dat niet kan of niet wil, hoef je er niet eens aan te beginnen. Het is belangrijker dan wat je met je handen kan. Ik heb het allemaal in de praktijk geleerd. Vooral door veel fouten te maken. Hard hoor, maar wel goed. Ik heb inmiddels geleerd om mijn punt duidelijk te maken, tegen kritiek te kunnen, niet boos weg te lopen, geduld op te brengen. Je moet rustig blijven. Als je een keer boos wordt of zo, dan blijft dat de hele stageperiode bij je. Beter is om rustig te blijven, dan is je positie sterker. En zorgvuldig formuleren, want niet ieder mens is hetzelfde. Nagaan of de ander je begrijpt. Dat soort dingen. Dat heb ik allemaal geleerd tijdens mijn stage periodes. Als je dat leert, dan kan je het ver schoppen in het bedrijfsleven. Je toekomst hangt van je gedrag af. Je zou het niet denken misschien, maar dát bepaalt hoe je leven gaat lopen. Ik merkte wel dat mijn woordenschat op de werkplaats achteruit ging. Als je tweetalig bent moet je je woordenschat goed bijhouden. Daarom heb ik nu al weer zes jaar een bijbaan132
tje bij een kledingzaak, op de herenmodeafdeling. Daar praat ik met klanten, met collega’s, dat is goed voor mijn communicatie en omgang met mensen. Ik vind communicatie belangrijk, allerlei mensen ontmoeten, veel ervaringen opdoen. Daarom heb ik op verschillende plaatsen stage gelopen, ook bij de Efteling bijvoorbeeld. Nu ben ik bij De Bruin Techniek, een handelsonderneming voor de groothandel. Ik ga naar klanten toe, moet soms iets bezorgen, zo leer ik allerlei bedrijven kennen. Ik hoor elke dag wel een paar keer van de monteurs: “maak je studie af ”. Want zelf hebben ze er spijt van dat ze zo vroeg met werken zijn begonnen. Ik zie het ook bij klasgenoten van mij, die meteen na Tessenderlandt zijn gaan werken. Dat ziet er goed uit natuurlijk: geld verdienen enzo. Maar dan krijgen ze een vriendin, een huisje, sommigen hebben al kinderen, en dan valt het zwaar tegen. Daar zit je dan, jong en hartstikke vast. Om meer te gaan verdienen of om ander werk te krijgen, moet je ‘s avonds een opleiding of een cursus gaan volgen. En dat is heel zwaar als je van acht tot vijf werkt. Ik heb het wel gezien hoor, die hebben een
“Op Tessenderlandt werd iedereen geaccepteerd.”
moeilijke periode. Je kan natuurlijk ook binnen het bedrijf opklimmen, zonder cursussen of zo. Daar liggen ook kansen voor mensen die echt willen. Naar school is ook niet altijd leuk hoor, het gaat niet vanzelf. Soms, als het erg eentonig wordt, denk ik wel eens: ‘Oh... waar ben ik aan begonnen!’ Ik moet me daar dan echt overheen zetten, en doorzetten. Ik heb het echt moeten leren: leven met de klok. En ik heb ook geleerd om te plannen. Om mijn leven af te stemmen op wat ik moet doen: huiswerk op tijd af, niet te laat naar bed enzo. Maar ik ben wel blij dat ik zover gekomen ben, dat ik het allemaal kan, al die dingen. Ik wil mijn opleiding helemaal afmaken. Ik oriënteer me ook alvast op internet, daar kan je een heleboel bedrijven vinden in de commerciële richting. Tessenderlandt was een multiculturele omgeving. Maar op de opleiding die ik nu doe zijn er maar weinig allochtonen. Op Tessenderlandt werd iedereen geaccepteerd. Maar nu ben je ineens ‘anders’. Raar hoor. Ik moest ook best lang zoeken naar een stageplaats. Leraren hebben mij daar goed bij geholpen, goed voor mij gezocht. Iedere keer 133
“Mensen moeten hun vooroordelen bijstellen als ze met mij praten.”
als ik opbel en mijn naam zeg is het: waar komt die naam vandaan? En dan heb je een gesprek over je geloof en je cultuur in plaats van over het werk, dat is heel raar. Ik heb intussen wel geleerd hoe ik er mee moet omgaan. Je moet rustig blijven. Het is heel belangrijk dat je een goede indruk achterlaat. Je leeft altijd in twee werelden. Je moet je extra bewust zijn van alles: je woordgebruik, je gedrag. Je wordt er vanzelf slimmer in. Je leert wat je het best kan zeggen en wat niet. Dat wil ik wel even kwijt aan de kids van Tessenderlandt: je mond is je beste wapen. Op de werkplaats ontstaan ook wel leuke gesprekken hoor, we lachen veel. En ook soms echt goede gesprekken. Mensen moeten hun vooroordelen bijstellen als ze met mij praten. Ik leg ze uit dat niet iedereen hetzelfde is. Soms is het vervelend, je kan op een gegeven moment kwetsende opmerkingen gewoon “doorslikken” en je er niets van aantrekken. Maar het gaat goed hoor, ik kan met iedereen goed opschieten. Wat ook heel raar is als je stage loopt: je komt ‘s morgens en ‘s avonds altijd dezelfde mensen tegen, op de fiets, bij de bushalte, in de bus. Het is een heel standaardwereldje. Iedere dag om dertien over half acht komt steeds
dezelfde man aanlopen. Ik kan mijn klok erop gelijkzetten. Daarom moet je zorgen dat je op veel verschillende plaatsen werkt, je moet om je heen kijken en zoveel mogelijk ervaring opdoen. Dan blijft het leuk.” Januari 2015 “Tot begin 2014 heb ik nog bij V&D gewerkt, maar ik wilde graag mijn werkervaring uitbreiden, ben verder gaan zoeken en kwam terecht bij Forever 21 in Antwerpen op de Meir. Daar kon ik tijdelijk floormanager worden. Die ervaring wilde ik graag opdoen. Ik heb er veel geleerd, want het is een enorme winkel, te vergelijken met Primark, altijd druk. Daarna solliciteerde ik op managersfuncties in de detailhandel, en na een paar weken kon ik in Breda terecht bij JD sports, een sportwinkel van een grote Engels keten. Ze verkopen met name sneakers. Ik kon beginnen als store-manager, een flinke uitdaging, die heb ik met beide handen aangepakt!“
135
“Mijn meisjesdroom wordt nu werkelijkheid.” Irene en Eveline Bindels interview voorjaar 2009
Irene (22) en Eveline (19) Bindels hebben alle twee op Tessenderlandt gezeten. Ze deden allebei de theoretische leerweg. Irene studeerde zes jaar geleden af, en Eveline vier jaar geleden. De zusjes Bindels. “Ja,” zegt Eveline, “ ik was altijd ‘het zusje van’. Dat vond ik niet leuk hoor.” En toen deden ze ook nog eens allebei dezelfde vervolgopleiding op de Rooi Pannen, voor horecaondernemer. Ook daar was Eveline steevast ‘het zusje van’. Het was niet de bedoeling dat Eveline naar de Rooi Pannen zou gaan. Ze had zulke goed cijfers toen ze van Tessenderlandt afkwam, dat haar werd aangeraden de havo te gaan doen. Dat deed ze. Maar na een paar weken al, liep ze daar huilend weg, rechtstreeks terug naar Tessenderlandt. Daar vonden meneer van der Ven en mevrouw van Geel haar op het bankje.... Zo kwam ze toch nog op de Rooi Pannen terecht. “Het was eigenlijk al vol, maar ik mocht toch komen, omdat ik 'het zusje van Irene was’. Want Irene was een goede leerling, en dat zou ik dan ook wel zijn, dachten ze.” Irene lacht: “Dat was je toch ook.” Ja, dat wel. Maar het ‘zusje’ zijn, zit Eveline nog steeds niet lekker. 136
Irene studeert inmiddels alweer twee jaar op de Juridische Hogeschool. Ze studeert er rechten. “Dat is misschien niet echt een logisch vervolg op mijn horeca-opleiding, maar het is wel wat ik al mijn hele leven wil. Als meisje wilde ik al advocaat worden. Dat leek me fantastisch, met zo’n zwarte zijden toga aan. Alleen leden van de Hoge Raad dragen een zijden toga. Ja, en Moskowicz, maar dat is een uitzondering. Mijn meisjesdroom wordt nu werkelijkheid. Ik doe de opleiding in deeltijd. Dat wil zeggen dat ik een dag in de week naar school ga, en de andere vier dagen op een advocatenkantoor werk. Die combinatie bevalt me prima. De opleiding duurt vier jaar. Dan ben je jurist. Dan kan je allerlei zaken die in het bedrijfsleven spelen doen, maar geen strafzaken. Na twee jaar universiteit ben je dan advocaat. Ik doe nu al tijdens de praktijk een pre-master. Dat betekent dat ik eigenlijk al aan het leren ben voor op de universiteit. Ik loop vooruit zeg maar, dan hoef ik op de universiteit nog maar één jaar, en dan ben ik klaar. Het werken in de praktijk vind ik het leukste. Ik bereid de procedures voor, zoek de benodigde stukken bij elkaar, pluis allerlei dingen uit die met de zaak te maken hebben. Soms mag ik 137
“Ik hou van rust en regelmaat.”
ook adviezen geven aan klanten, uit het bedrijfsleven bijvoorbeeld. Dan gaat het meestal over contracten en dat soort zaken. Maar strafzaken vind ik het leukst. Ik loop dan mee met een advocaat, we bezoeken bijvoorbeeld een cliënt die op het politiebureau zit. Of iemand in het huis van bewaring, de gevangenis. We voeren dan gesprekken met die persoon, om te bekijken wat voor hem of haar kunnen beteken. Om de verdediging goed te kunnen doen. Je verdedigt natuurlijk niet de misdaad, die keur je af. Maar je verdedigt die persoon, je probeert verzachtende omstandigheden te vinden bijvoorbeeld. Je gaat als advocaat voor de lichtste straf. Ja, ik mag ook vragen stellen tijdens zo’n gesprek. Ik ben het ook niet altijd met de advocaat eens. Soms zie ik het net iets anders, dan hebben we daar een discussie over. Daar leer ik veel van.”
“Op 21 november 2014 heb ik mijn meestertitel behaald aan de Universiteit van Tilburg.” 138
Eveline studeert dit jaar af aan de Rooi Pannen, richting hotel-ondernemer. Daarvoor moet ze nog twee en een halve maand stage lopen bij het Mariott-hotel in Gent. “Ik woon ook in Gent,” lacht ze, “leuke stad. Ik voel me er thuis. Maar na mijn examen kom ik weer terug hoor,
ik blijf er niet.” In het hotel staat ze achter de receptie-balie. “De receptie moet 24 uur per dag bemand zijn. Ik sta van 3 tot 11 uur achter de balie, of van 7 tot 3. Je bent er in de eerste plaats voor de gasten natuurlijk, maar er ligt ook altijd een lijst klaar met allerlei werkzaamheden die gedaan moeten worden. Ik heb ook stage gelopen in een hotel in Antwerpen, daar had ik een hbo-functie. Mbo-ers moeten meestal schoonmaken of bedienen. Ik had geluk, ik mocht bij de sales-afdeling werken. Daar maak je contracten bijvoorbeeld, en offertes. Ik heb daar ook veel geleerd. Maar wat ik door de stages in de hotels te weten ben gekomen is dat ik liever niet in zo’n grote onderneming wil gaan werken. Ik zie het kleiner voor me: een eigen bedrijfje. Ik heb een passie voor eten, voor koken. Ik zou thuis-kok willen worden, maaltijden met eigen, verse producten aanbieden. Een theehuisje lijkt me ook erg leuk. Dat is mijn meisjesdroom. Ik weet nog dat we met mijn moeder naar het theehuis gingen van de dames Verharen. Dan zag ik die oude dametjes zo bezig met het inpakken en alles mooi maken, al die lekkere dingen. Ja, dat lijkt me ontzettend leuk. En dan gewoon om 5 uur sluiten. Ik hou van rust en regelmaat. Dat staat me tegen in de 139
“Ik denk dat docenten heel veel voor je willen doen als ze merken dat je het echt meent, en je best doet, en beleefd bent enzo. Een goede band met je docenten is belangrijk.”
hotels, de onrust en de onregelmatige tijden. Na mijn examen ga ik niet nog naar een andere school. Ik ga cursussen volgen, bijvoorbeeld voor sommelier, alles leren over wijnen. En een cursus warenkennis.” Tessenderlandt was een leuke tijd, dat vinden ze allebei. Ze komen ook nog steeds ieder jaar naar de open dag. Het valt Eveline op dat de frietkraam van Adje er nog steeds staat. Dat vindt ze maar niks. “Een school met een keuken in huis, die zou de leerlingen toch gezondere dingen moeten voorzetten. Biedt de kantine nog steeds alleen frisdranken aan?” Ze kan het niet geloven. Maar dan herinnert ze zich de engelse lessen. “Het was een idee van onze klas om met engels naar York te gaan. Dat doen ze nog steeds, hoorde ik. Dat was zo ontzettend gezellig. Ja, we hadden heel goed contact met de docenten. Mevrouw van Geel, en meneer van der Ven bijvoorbeeld, die was twee jaar onze mentor. We hebben een keer met de hele klas bij hem thuis in de tuin gebarbecued. En het andere jaar in zijn lokaal gegourmet! Hij gaf Nederlands, draaide veel films, liet cabaret zien. En veel lezen. Hij heeft ons veel geleerd. Voor mijn sec140
torwerkstuk ben ik nog met hem naar de rechtbank in Rotterdam geweest. Ik wilde weten hoe het zat met de rechtspraak in Nederland. (Ja, ik weet ook niet waar die belangstelling voor rechtszaken vandaan komt bij ons in de familie.. Irene deed toen nog horeca!) De broer van meneer van der Ven is rechter, en hij regelde dat we een rechtszaak mochten bijwonen. Dat was wel spannend. Bijzonder toch, dat een leraar dat voor je regelt en met je meegaat? Ik denk dat docenten heel veel voor je willen doen als ze merken dat je het echt meent, en je best doet, en beleefd bent enzo. Een goede band met je docenten is belangrijk. Dat zou ik de kids van nu wel willen meegeven.” Irene was de eerste van het gezin die naar Tessenderlandt ging. “Mijn moeder wilde eigenlijk niet dat ik naar Tessenderlandt ging”, vertelt ze. “De school zou een slechte naam hebben. Er zou gevochten worden, racisme enzo. Mijn vader was niet bang, die had hier vroeger zelf op school gezeten, toen het nog de KTS was. Hij zei: ‘je zult zien dat dat meevalt...’. Maar mijn moeder vond het maar niks. Toen we een school moesten kiezen, zijn we toch ook op Tessenderlandt gaan kijken. Ik vond het de leukste
“Mijn moeder wilde eigenlijk niet dat ik naar Tessenderlandt ging.”
school die we gezien hadden. Mijn moeder was ook meteen om. Nee, nooit spijt van gehad. Toen bleek dat ik zulke goed cijfers haalde, werd bijna in ieder oudergesprek gezegd dat ze me adviseerden om naar de havo te gaan. Maar ik wilde dat niet, ik vond het veel te leuk op school. We hadden gewoon een superleuke klas. Ik bleef. Nederlands en Duits vond ik de leukste vakken. Aardrijkskunde ook, meneer Nuyten kon zo goed lesgeven. En geschiedenis, die verhalen. Als meneer Schrauwen mij zag, deed hij zijn handen voor zijn ogen, omdat ik dat bij hem in de les altijd deed als we een oorlogsfilm zagen bijvoorbeeld. Vreselijk, ik kan niet tegen onrecht. Misschien dat ik daarom rechten studeer. Ik zit nu bij zedenzaken, en dat kan ik goed aanhoren, maar oorlogsrecht, nee, dat zou niks voor mij zijn. Dat zou ik niet kunnen.” Eveline herinnert zich meneer van Blerck. “Je kon hem zo gek krijgen dat hij een handstand maakte voor de klas. En hij draaide vaak stukjes uit Lunatik, de tv-serie. De taal die daar gebruikt werd, daar ging het hem dan om, maar het waren ook grappige filmpjes. We hadden ook allebei onze eerste vriendjes
hier op school. Het vriendje van Irene zat zelfs bij haar in de klas. Dat is lang aan geweest, zelfs nog toen ze al van school waren. Eigenlijk zijn het heel belangrijke jaren, je maakt op die leeftijd heel veel voor het eerst mee.” “ja, “ zeg Irene, “ik zou het zo overdoen. Ik raad de school ook aan iedereen aan. Ik heb collega’s met kinderen. Gewoon, om de manier van lesgeven, het leuke contact met de docenten, duidelijke regels, wel streng, maar dat is goed. Mijn ervaring is dat ze je echt stimuleren in wat je later wil bereiken. Waar een wil is, is een weg. Goed toch?“ Januari 2015 Eveline’s passie voor koken/bakken is in de loop der jaren afgenomen. Na het halen van haar mbo-diploma heeft ze twee jaar in de hotelbranche gewerkt als receptionist, maar ze merkte dat het dat toch niet was. Op een dag dacht ze: alle scholen die ik heb doorlopen heb ik altijd als prettig ervaren: waarom wordt ik geen juf? Ondertussen studeerde Irene door aan de Juridische Hogeschool en haalde in 2011 haar hbo diploma ‘rechten’, ze volgde al vakken aan 141
“Ik zou het zo overdoen. Ik raad Tessenderlandt ook aan iedereen aan.“
Zus Irene heeft haar droom, advocaat worden, bijna verwezenlijkt.
de universiteit om daar de premaster te kunnen doen. In 2012 begon ze aan de master ‘rechtsgeleerdheid’ aan de universiteit van Tilburg. Eveline startte in datzelfde jaar met de deeltijdopleiding van de Pabo. Ze werkte nog vier dagen naast haar opleiding. In september 2014 stopte ze als receptionist om zich op het afronden van haar studie te concentreren, waar ze nu volop mee bezig is.
niet, die zijn binnen. Ze zoekt nu een baan waarbij ze de mogelijkheid krijgt de advocatenopleiding (3 jaar) te gaan volgen, waarna ze voor zichzelf zou kunnen beginnen. Helaas liggen die banen op dit moment niet voor het oprapen. Maar tegen een leuke uitdagende baan in het bedrijfsleven als bedrijfsjurist of wetgevingsjurist bij de overheid zegt ze ook geen nee.
Twee maanden later, op 21 november 2014, haalde zus Irene haar meestertitel! Ook zij werkte vier dagen naast haar studie, maar dat stopt, dus nu zoekt ze ander werk. Evelien hoopt uiterlijk 1 maart 2015, elf maanden eerder dan gepland, haar diploma in ontvangst te nemen. Hard werken, maar dat heeft ze er graag voor over. Ze heeft geen dag spijt van haar beslissing, ze heeft haar beroep gevonden. Ze heeft namelijk sinds begin januari haar eigen groep: tot en met de zomervakantie is zij juffrouw Eveline van groep 4 op een school in Etten Leur. Hoe leuk is dat!
Eveline heeft haar beroep gevonden. Ze is nu juffrouw Eveline van groep 4.
Zus Irene heeft haar droom, advocaat worden, bijna verwezenlijkt. Aan de diploma’s ligt het 142
143
“Toen wist ik het meteen heel zeker: dit is het. Ik heb er nooit spijt van gehad.” Bart Voermans interview voorjaar 2008
Bart Voermans (28) studeerde twaalf jaar geleden af op Tessenderlandt, richting installatietechniek. Hij ging niet meteen de praktijk in, maar leerde verder. Eerst de mts, toen de hts en nu volgt hij colleges op de Universiteit van Eindhoven. In deeltijd, want hij werkt ook nog vijf dagen bij Kropman in Utrecht en zaterdags bij de loodgieter in Chaam. Dat laatste doet hij al sinds zijn snuffelstage op Tessenderlandt.
“Na de zomer ben ik aan de universtiteit van Eindhoven begonnen.”
“Toen ik naar Tessenderlandt kwam, wilde ik timmerman worden. Ik was graag met mijn handen bezig: dingen maken. Leren wilde niet zo erg. Ik ben dyslectisch. Op de basisschool dacht ik dat ik het wist: ik word boer of timmerman. Ik weet niet waarom, het leek me allebei leuk. Op de een of andere manier veranderde dat tijdens de lessen beroeps-oriëntatie. Misschien omdat er toen beroepen langs kwamen waaraan ik zelf nog nooit gedacht had. Ik koos voor installatie-techniek. Tijdens mijn snuffelstage kwam ik bij de loodgieter van Chaam terecht. Toen wist ik het meteen heel zeker: dit is het. Die stage bevestigde mijn keuze: dit is wat ik wil. Ik heb er nooit spijt van gehad. Ik ben meteen iedere zaterdag bij hem gaan
werken en dat doe ik nog steeds. Ik wil graag met mijn handen blijven werken, want in mijn baan werk ik meer met mijn hoofd, dat is meer berekeningen maken. Het is grappig, iedereen die uit Chaam komt en installatietechniek doet op Tessenderlandt, komt met zijn snuffelstage bij installatiebedrijf W. Verhees, de loodgieter terecht. En ze blijven er allemaal hangen. Nu loopt er ook weer een rond, Niels, ook een leerling van Tessenderlandt. Ze zijn belangrijk, de installateurs: ze worden zeldzaam. En de vraag neemt alleen maar toe. Na Tessenderlandt ben ik eerst naar de MTS in Eindhoven gegaan. Dat duurde vier jaar. Eerst krijg je een jaar algemene bouwtechniek en daarna kies je een richting. We liepen daar twee keer een half jaar stage, op twee verschillende bedrijven. Eerst alleen helpen bij de voorbereidingen, daarna mocht je steeds meer gaan uitvoeren. Je was drie weken op het bedrijf en dan weer een week op school. Ik vond die manier van leren prima. Hartstikke leuk. En, omdat ik daarna naar de HTS wilde, deed ik ‘s avonds extra wiskunde en natuurkunde. 145
“Waar ik met mijn dyslexie tegenop had gezien was natuurlijk Nederlands, maar dat viel reuze mee.”
Zo kon ik op de hts meteen starten in de derde klas. Ik mocht ook de stages overslaan, omdat ik de mts had gedaan. De hts was in Utrecht. Ik reisde heen en weer met een jongen uit Rijsbergen, die kwam van het vwo. Wij waren de twee uit het zuiden. Om af te studeren aan de HTS moest je een half jaar op een bedrijf werken. Ik kwam terecht bij Kropman in Breda. Dat was in 2003. Daar werk ik nog steeds. We werken in een team, ontwerpen installaties en bereiden alles voor. Je moet goed kunnen samenwerken, dat is belangrijk. Jaartje gewerkt, eventjes rust. Nog wel een cursus luchtbehandelings-techniek gedaan. Dat gaat over ventilatie-systemen in gebouwen. Na de zomer, in 2005, ben ik aan de universtiteit van Eindhoven begonnen. Ik studeer daar ‘building-services’. Dat gaat zo’n beetje over alle installaties in een gebouw : koeling, elektrische leidingen, verwarming, ventilatie enzovoort. Ja, het heet ‘building-services’. Alles gaat in het engels. De lessen, de boeken, de gesprekken, veel technische woorden natuurlijk. Dat is even wennen. Maar na een jaar weet je niet beter, dan vind je het gewoon. 146
“Het was een mooie tijd op school. Daar kan je naar terug verlangen.”
Ik ga één dag in de week naar school, de rest werk ik. Van mijn baas krijg ik een halve dag vrij voor zelfstudie, voor mijn huiswerk zeg maar. En ‘s avonds is het meestal ook nog studeren. Wat daarbij heel handig is, zijn de videocolleges. Een les van een verplicht vak wordt bijvoorbeeld opgenomen en op internet gezet. Als ik er dan niet bij kon zijn, omdat het op een werkdag was, dan kan ik inloggen en het alsnog volgen. Geen gedoe met aantekeningen maken, maar downloaden en terugkijken. Op de lts, zo heette de opleiding op Tessenderlandt in mijn tijd nog (nu is het vmbo) doe je gewoon wat er moet gebeuren. Bijvoorbeeld: er moet een ventilatie-kanaal komen. Oké, jij legt dat kanaal aan. Op de mts leer je waar je eigenlijk mee bezig bent als je dat kanaal legt. Je ziet dat het een onderdeel is van iets groters. Op de hts leer je waaróm dat kanaal er moet komen. Bijvoorbeeld omdat er in de wet staat dat er zo en zo geventileerd moet worden. En op de Universiteit leer je weer waarom die wét er is, waar die getallen vandaan komen enzovoort. Zo heb ik dat ervaren. Wat je leert wordt steeds abstracter. Je kijkt er op een grotere
afstand naar, maar je bent nog steeds met hetzelfde bezig. Je hebt alleen veel meer overzicht. Ik ben nu project-engeneer. Ik zit om de tafel met de architect, en met de constructeur. Ik ben verantwoordelijk voor de technische kant van het project. We moeten elkaar begrijpen, die taal moet je spreken. Dat leer je op de universiteit. Als je er ook maar een klein beetje over denkt om verder te leren, moet je het gewoon doen. Bij twijfel, toch doen. Je kunt altijd nog stoppen. Van tevoren weet je nooit of je het zal kunnen of niet. Gewoon doen dus. Als blijkt dat je het niet kunt, heb je het in ieder geval geprobeerd. Dan weet je wat je kan en wat je niet kan, waar jouw grens ligt. Als je het niet probeert, kom je daar nooit achter. Als je eenmaal werkt wordt het steeds moeilijker om weer naar school te gaan. Maar tegelijk zie je ook wat een mooie tijd het was, die tijd op school. Daar kan je dan naar terugverlangen, geloof het of niet. Een tip: bewaar je contactboekjes. Dat is lachen als je daar na tien jaar weer eens in leest! Dan weet je weer een beetje hoe het was. Ik heb ze nog, en ik kijk ze af en
toe in. Hoe langer geleden, hoe leuker. Tessenderlandt was een leuke tijd. In het begin vond ik alles groot. Ik kwam uit een dorp, Chaam, en ging nu op school in de stad. Dat was heel wat. Het eerste jaar zaten we nog op Het Groene Woud, een ander, kleiner gebouw. Dat was te overzien. Maar in het tweede jaar gingen we naar Tessenderlandt. Daar verdwaalde je in het begin. Ik vond het wel spannend: dit was de ‘echte’ grote school! Waar ik met mijn dyslexie tegenop had gezien was natuurlijk Nederlands, maar dat viel reuze mee. Ik had wel moeite met de andere talen. Gewoon extra je best doen dan, he? Toen ik eenmaal installatie-techniek kreeg, vond ik alles leuk. Het was certificaat-onderwijs. Je kon in je eigen tempo werken, en als je zover was dan deed je een soort examentje, en dan haalde je je certificaat voor dat onderdeel. Dat vond ik heel prettig. We kregen les van meneer van de Pol, samen met oudere-jaars. Daar keek ik enorm tegenop. Ik zag ze aan het werk en ik dacht: dat kan ik volgend jaar ook allemaal!” “En hij kon het!”, zegt meneer van de Pol, die 147
“Ik zag ze aan het werk en ik dacht: dat kan ik volgend jaar ook allemaal!”
even komt kijken tijdens het interview. Hij legt een foto neer. “Kijk, dat ben jij in de vierde: dakgoot aan het leggen.” Bart herkent zichzelf en lacht. Hij kent de foto niet en wil hem wel hebben als het kan. “Heeft hij al verteld dat hij Nationaal Kampioen was?” Bart schudt bescheiden van nee. Meneer van de Pol steekt van wal: “ Hij was de trots van de school. Tijdens de kampioenschappen Installatie-techniek 1996 stond Bart bij de regionale ronde op een gedeelde tweede plaats. Tessenderlandt mocht meedoen aan de laatste, landelijke ronde. Dat was dat jaar in Schijndel, op het Eldercollege.” Bart herinnert het zich: “Ik was zenuwachtig. We moesten in zes lesuren een wastafel en een radiator met cv-ketel aanleggen. In het begin was er buis tekort! Dat was een probleem voor iedereen, maar toch. Ik was heel bang dat ik het niet binnen de tijd zou halen. Het was echt krap, ik haalde het net op tijd. Al die tijd liep er een jury rond, en aan het eind moest iedereen weg en toen ging de jury het allemaal nog eens goed bekijken en bespreken. Ik had er niet over nagedacht of ik zou kunnen winnen, ik was allang blij dat ik het had gehaald. Toen bleek dat ik eerste geworden was!
Ik was volkomen verrast. Iedereen was blij en ik best wel trots. De prijs was een gereedschapsset. Het werkstuk is later opgehaald en heeft een maand op school gestaan. Het moest buitenom naar binnen, zo groot was het.” “Het was de eerste keer”, voegt meneer van de Pol eraan toe, “en tot nog toe de enige keer dat Tessenderlandt eerste is geworden. We zijn wel vaker tweede geweest, maar nooit meer eerste.” Hij grijnst tevreden. Januari 2015 Bart heeft inmiddels de onderdelen wiskunde en stromingsleer afgerond op de universiteit. Door omstandigheden heeft hij zijn studie tijdelijk moeten onderbreken. Hij is van plan om deze in september weer op te pakken. Hij werkt nog steeds voor Kropman, en zit voor het bedrijf door het hele land. Op de foto zien we hem in de techniekhal van het Amphiaziekenhuis in Breda, waar hij de installatie van nieuwe koeltechniek begeleidt. Op zijn visitekaartje staat: ing. A.A.J. (Bart ) Voermans, daaronder: Technicus.
149
“Ik dacht : als ik dit kan, dan kan ik ook voor mezélf een bedrijf opzetten!” Bianca van der Steen interview winter 2007
Bianca van der Steen (26) studeerde tien jaar geleden op Tessenderlandt af in de richting uiterlijke verzorging. Ze heeft al vier jaar een eigen bedrijf: Schoonheidssalon Beautyvit te Prinsenhage. Een kinderdroom die uitkwam. Toch wil ze nog verder . . .
“Ik wilde toch echt schoonheidsspecialiste worden.”
“Toen ik op Tessenderlandt klaar was vonden de docenten mij nog te jong voor de opleiding schoonheidsspecialiste. Ze raadden me aan eerst op het Florijncollege Handel en Parfumerie te doen. Dat deed ik en na twee jaar had ik mijn diploma. Maar het was niet wat ik zocht. Ik wilde toch echt schoonheidsspecialiste worden. Bij IMKO-opleidingen te Breda studeerde ik daarna verder in schoonheidsverzorging. Ik liep één dag per week stage bij schoonheidssalon Aphrodite en dat ging zo goed dat ik er na mijn studie mocht blijven werken. Ik bleef daar vijf jaar. Ondertussen deed ik allerlei cursussen om me te specialiseren: pedicure, diabetische voetverzorging, uitgebreide visagie, aroma-therapie, permanente make-up, gel en acryl nagels, air brush, steelwratjes en couperose verwijderen, uitgebreide lichaamsbehandeligen.
De eerste paar jaar werkte ik drie dagen bij Aphoridite, waardoor ik daarnaast andere opleidingen kon doen. Na die drie jaar ben ik die andere dagen gaan werken in een nagelstudio. Ze wilden daar ook met schoonheidsverzorging beginnen en dat heb ik toen voor ze opgezet. Ik dacht: als ik dit kan, dan kan ik ook voor mezélf een bedrijf opzetten! Toen ben ik gestopt in de nagelstudio en ben mijn eigen bedrijf begonnen. Daarnaast bleef ik nog drie dagen bij de Aphrodite werken. Ik kreeg het al heel snel heel erg druk dus ben na twee maanden fulltime gaan werken in mijn eigen salon. Dat is nu vier jaar geleden. De ruimte kon ik huren van mijn schoonmoeder, die een sportschool heeft aan de Heuvelstraat. Daar had ik geluk mee. Daar heb ik ook veel klanten aan overgehouden. Ook klanten die ik in de nagelstudio behandeld had en in de schoonheidsalon, ontdekten waar ik zat en volgden mij naar mijn eigen bedrijf. Ik had meteen genoeg klanten, en dat is eigenlijk tot nu toe zo gebleven. Afgelopen april ben ik naar de Dreef gekomen, waar ik nu zit. Er is een feestelijke opening geweest. Ik heb hier twee behandelruimtes en 151
“Ik vind het heerlijk dat ik nu mijn eigen zaak heb met mijn eigen klanten.”
een winkel. Ik heb alles zelf ingericht. De winkel is in een barokke sfeer: veel zilver met zwart. De behandelkamers heb ik een wat oosterse sfeer gegeven, met goud en bruin en Boeddhabeeldjes. Heel rustig. Ik heb ook natuurlijke materialen gebruikt, zoals de houten kasten bijvoorbeeld. Wit en clean daar houd ik niet van, dat vind ik zo ziekenhuisachtig. Ik vind het heerlijk dat ik nu mijn eigen zaak heb ,met mijn eigen klanten. Ik vind mijn werk leuk. Nee, ik zou niet meer voor een baas willen werken. Ik bepaal nu alles zelf: de inrichting, de merken waar ik mee werk, de werktijden en hoe ik de klanten benader. Er gaat wel veel tijd zitten in een eigen bedrijf hoor. Ik werk iedere dag van acht tot zes in de salon. Op maandag heb ik zogenaamd mijn vrije dag, maar dan ben ik ook de hele dag voor mijn bedrijf bezig: schoonmaken, boekhouden, naar beurzen toe, bestellingen, reclame. Dat hoort er allemaal bij. Ook ‘s avonds, als ik naar huis ga, gaat de laptop mee. Alleen zondags ben ik echt vrij. Dan moet ik nog opletten dat ik niet per ongeluk toch iets voor de zaak ga zitten doen. En de vakanties natuurlijk. Ja hoor, dat kan ik goed. Dan gaat de deur op slot en 152
“Toen hebben we toch voor Tessenderlandt gekozen. Nooit spijt van gehad.”
laat ik alles achter me. Ik heb altijd al geweten dat ik iets met makeup wilde. Als kind maakte ik mezelf en mijn vriendinnen graag op. We probeerden van alles uit op elkaar. Ik vond het leuk om iemand mooi te maken. Mijn moeder was kapster, dat is wel een beetje in dezelfde richting, dus misschien heb ik het van haar. Maar ik wilde geen kapster worden. Mijn moeder klaagde altijd over pijn in haar rug. Dat leek me niets. Als kind had ik natuurlijk nog geen flauw idee welke beroepen zich met make-up bezighouden. Nu inmiddels wel. Daarom heb ik de laatste jaren weer een opleiding gedaan. Ik ben verder gegaan bij Mieke Petiet in Middelburg. Dat is op dit gebied de beste opleiding die er bestaat. Je krijgt daar styling, make-up, haar en nephaar, enzovoort. Met deze opleiding kan je bijvoorbeeld voor TV-shows gaan werken. Of achter de schermen van grote modeshows. Dat is wat ik ontzettend graag zou willen. Dat is mijn werkelijke droom. Dat ik mensen aan het werk heb in mijn salon, en zelf een opdracht uitvoer voor een tv-show bijvoorbeeld. Zoiets. Over een paar jaar. Ik ben nu klaar in Middelburg. Het eindexamen
was een soort wedstrijd waarbij je iemand helemaal moet stylen op een thema: kleding, haar, make-up. Het thema was ‘famous of darkness’. Dat soort dingen vind ik heerlijk om te doen. Ik kreeg complimenten voor mijn model, ook van Mieke zelf. En wat ook leuk is, er werden professionele foto’s van gemaakt. Die kan ik laten zien als ik bij een show ga solliciteren bijvoorbeeld. Nu volg ik de masterclass in Amsterdam. Het thema van dit jaar is ‘cirque du soleil’. Je krijgt drie weken de tijd om je onderwerp te kiezen, te bedenken hoe je het wilt en het uit te voeren. Daar ben ik nu naast mijn werk mee bezig. De tijd op Tessenderlandt was een leuke tijd. Ik herinner me er niet zo heel veel meer van, maar wel dat ik het er naar mijn zin had. Na de basisschool hadden mijn ouders en ik gezocht of er een vervolgschool bestond waar je ook iets met make-up kon leren. We kwamen toen uit op een school in Antwerpen. Dat was te ver. Ik was nog te jong om in mijn eentje daar heen te gaan. Toen hebben we toch voor Tessenderlandt gekozen. Nee hoor, nooit spijt van gehad. Wat grappig is, ik heb nu een stageaire van Tessenderlandt! Dat is toevallig, want ik heb altijd
vaste stageaires van een andere school, die een heel jaar bij mij blijven. Wat ik nog heel goed weet, is dat we op Tessenderlandt met de afdeling Uiterlijke Verzorging een styling-wedstrijd deden. Dat ging tussen verschillende scholen. Het begon in onze eigen klas. In groepjes van drie werkten we aan een thema. Dat was toen ‘flower-power’. Ik was het model. Het ging erom wie van de klas door mochten naar de scholenwedstrijd. Twee groepjes mochten door, waaronder ons groepje. Wij blij. Ik weet nog dat we daarvoor naar het van Cooth moesten. Het speelde zich allemaal af in een grote zaal. Heel spannend. Ik moest ergens gaan staan en werd door allerlei mensen bekeken en beoordeeld! We hebben toen niet gewonnen, maar we kwamen best ver. Als je op school zit, ben je vaak nog onzeker. Ik zou willen zeggen: oriënteer je goed. Hou de vakbladen bij, de mode, de make-up. Volg op de tv alles wat met je vak te maken heeft. En bedenk dat als je verder wilt in uiterlijke verzorging, dat je het leuk moet vinden om met mensen om te gaan. Je moet geduld hebben, goed verzorgd zijn en héél netjes. Je moet ook netjes 153
“Je moet natuurlijk goed zijn in je vak, weten wat je doet.”
praten, en weten wat je wel en wat je niet kunt zeggen. Niet over andere klanten praten, niets doorvertellen van wat je hebt gehoord. Je moet altijd vriendelijk en beleefd zijn tegen de klanten, ook al heb je een slechte bui. De klanten moeten zich op hun gemak voelen bij je, anders komen ze niet meer terug. Ja, en ik ben enthousiast, ik vertel mijn klanten ook altijd wat ik met ze doe, waarom enzo, dat doet ook niet iedereen. En je moet natuurlijk goed zijn in je vak, weten wat je doet. Zelfvertrouwen uitstralen: jij bent de vakvrouw! Kijk eens op mijn website, dan krijg je misschien wat meer idee over het vak uiterlijke verzorging.” www.beautyvit.nl
sterdam, waarvoor zij samen met collega’s de visagie en de hairstyling van zijn catwalkmodellen verzorgde. Beautyvit is uitgebreid met een nieuw computersysteem. “Een superprogramma,” vertelt Bianca, “niet alleen alle klanten staan er in, maar ook geeft het aan dat een product aangevuld moet worden, met hoeveel en bij welke leverancier. Ideaal!” Met Beautyvit gaat het prima: het is druk, er komen weer nieuwe producten, er komt een congres aan over permanente make-up. Ze wil het allemaal doen en meemaken. Met Bianca zelf gaat het ook prima: “2010 wordt een geweldig jaar: 17 juli ga ik trouwen!”
Januari 2010 Bianca heeft inmiddels ook de opleiding Hairstylist afgerond. Bovendien heeft zij een paar grote opdrachten gekregen: zo werd ze gevraagd als visagist voor de jaarlijke missverkiezing van de stichting Dierproefvrij. Deze speciale miss-verkiezing is bedoeld om make-up te promoten die niet op dieren getest is. Ook Bianca gebruikt in haar salon alleen dierproefvrije make-up. De andere opdracht kwam van Marlon Borgschot, mode-ontwerper te Am-
Januari 2015 Beautyvit bestaat alweer tien jaar, en Bianca heeft intussen twee dochters. Ze is minder gaan werken, maar de zaak draait door: er staan een fulltime en een parttime werknemer én een stageaire in haar zaak. Bianca is zich inmiddels steeds meer gaan specialiseren en gaat naast schoonheidsverzorging meer en meer richting huidverbetering. Het gaat heel goed met Beautyvit!
155
“Ik vond de praktijklessen het leukst. Het was gezellig in de werkplaats.” Bram de Kanter interview winter 2008
Bram de Kanter (23) studeerde zeven jaar geleden af op Tessenderlandt. Hij deed de richting bouwtechniek. Bram wilde niet meteen gaan werken, maar ging door op het mbo. Daarna wilde hij zijn aannemerspapieren gaan halen en een bedrijfje starten. Maar het liep anders.
“Als je iets wil, en je steekt er energie in, dan lukt het je. Het hoeft echt niet langs de kortste weg. Als je je doel maar voor ogen houdt!” 156
Toen Bram een jaar of drie was, waren zijn opa en vader bezig met het bouwen van een eigen huis. Hij vond dat reuze spannend en wilde niets liever dan daar bij zijn. Zijn vader vond het maar lastig, maar opa zei: ”Ik pas wel op hem”. Bram was nog te klein om te helpen, maar speelde, in de buurt van de bouwers, met hout. Ook op de basisschool was hij met handenarbeid het liefst met hout bezig. Dingen maken van hout. Niet zo gek, want bouwen zit in de familie. Eén opa was architect, de andere opa was hoofduitvoerder, en zijn vader is projectleider op een architectenbureau. Toen Bram op Tessenderlandt kwam was het dan ook vanaf het begin duidelijk dat hij voor bouwtechniek zou kiezen. “Ik vond de praktijklessen het leukst. Het was gezellig in de werkplaats. Bij theorie werd er wel eens iemand uitgezet, of kreeg er iemand
straf, maar bij praktijk nooit. De leraren waren daar anders dan tijdens de theorielessen. Meer ontspannen. Als er iets aan de hand was dan legden ze alles stil en dan werd er gepraat. De sfeer was uitstekend. Daar heb ik hele goede herinneringen aan. We hadden les van meneer Gladdines, meneer Bekers en meneer Braat. Ik weet nog wel dat er iemand een keer gevaarlijk bezig was. Meneer Bekers werd heel kwaad, echt heel erg. Hij gooide met een stuk hout. Iedereen schrok zich wezenloos. “Het zijn wel je vingers hoor!” riep hij, “die zijn goud waard! Daar moet je je geld mee verdienen!” Het maakte heel veel indruk, dat weet ik nog wel. Dat vergeet je nooit, zoiets. Het was een leuke klas. Ik zie zo af en toe nog wel iemand. Die zijn allemaal nog in de bouw bezig. Na Tessenderlandt ging ik naar het mbo. Ik deed BOL4, dat betekent dat je vijf dagen naar school gaat, in periodes van twintig weken. Tien weken op stage, en dan weer twintig weken naar school. In de derde klas kies je een richting: ontwerp, beheer of uitvoering. Bij ontwerp ben je vooral aan het tekenen, beheer gaat over het onder157
“Als je van de havo komt of van het vwo, heb je nog helemaal geen praktijk gehad. Dat merk je wel hoor, wat dat betreft lig ik een eind op ze voor.”
158
houd van gebouwen, en bij uitvoering bouw je nieuwe objecten. Vanuit de opleiding willen ze graag dat je bij alle drie een keer stage hebt gelopen, zodat je overal even aan geproefd hebt en dus beter kunt kiezen. In die tijd ging het niet zo goed in de bouw, dus was er voor mij geen stageplek bij ontwerp. Ik blij, want ik wilde het liefst buitenwerk doen, kantoorwerk leek me niks. Ik ben op het mbo afgestudeerd als ‘middenkaderfunctionaris’. Ik dacht: nu nog even die aannemerscursus. Maar mijn ouders zeiden: “Zou je dat wel doen? Kijk nog eens even verder...”. Ik ben toen naar de open dagen van hbo bouwkunde geweest, in Tilburg en daarna in Rotterdam. Dat leek me toch ook wel wat. Ik dacht, ik kan er altijd mee stoppen als het niks is. Ja toch?
dat betreft lig je een eind op ze voor. Op het mbo heb ik geleerd problemen op te lossen. Er moet bijvoorbeeld ergens een deur in. Oke, dan zet jij die deur erin. Dat leer je op het mbo. Prima. Op het hbo leer je eerst alle mogelijkheden bekijken en tegen elkaar afwegen. Je bekijkt de voor en nadelen van de verschillende materialen, hoeveel tijd de uitvoering van de ene kost, hoeveel die andere. En natuurlijk ook hoeveel geld het kost, hoeveel mankracht je nodig hebt. Dan pas besluit je wat de beste oplossing is. En dat moet je weer kunnen verantwoorden, je moet kunnen uitleggen waarom dat volgens jou de beste oplossing is. Dat schrijf je op in een verslag. Bij Nederlands leren we dan hoe zo’n verslag technisch in elkaar zit, en hoe je goede zinnen maakt bijvoorbeeld.
Ik ging naar Rotterdam, en daar ben ik nog steeds. Ik zit nu in de vierde, dit jaar studeer ik af. Ik kon meteen in de tweede beginnen, omdat ik mbo had gedaan. Als je van de havo komt of van het vwo, moet je in de eerste klas beginnen, want dan heb je nog helemaal geen praktijk gehad, dus je hebt helemaal geen bouwkundige kennis. Dat merk je wel hoor, wat
Ik zit nu in de vierde, dat betekent dat ik nog een half jaar les krijg. Daarna heb ik een half jaar om onderzoek te doen voor mijn afstudeerproject. Om af te studeren moet je sinds twee jaar een onderzoeksrapport afleveren. Het examen is veranderd om het beter aan te laten sluiten op de TU (Technische Universiteit). Omdat het nog zo nieuw is, krijgen we extra
“Na mijn examen ga ik niet verder studeren, al zou ik zo naar de universiteit kunnen”.
les in onderzoeksvaardigheden: hoe je een technisch onderzoek opzet bijvoorbeeld. Ik vond het maar niks. Ik dacht: geef mij het oude examen maar! Toen kreeg je een ontwerp voor je neus dat je moest uitvoeren, of details ervan. Maar dat kan niet meer. We hebben pas zo’n verslag doorgelezen, en nu begrijp ik beter wat het inhoudt. Dat onderzoek ging over draagconstructies. Dat kan in beton, maar het kan ook gemetseld. Daar hebben ze de voor en nadelen van onderzocht en vergeleken. Wat het beste is om te doen hangt bijvoorbeeld ook heel erg af van de opleverdatum. Voor iedere dag dat je te laat oplevert, betaal je een boete. Misschien is dan de techniek die je kiest wel duurder, maar ook sneller, en zo loop je minder risico op boetes. Zo’n soort onderzoek moet ik dus ook gaan doen. Ik heb nog geen onderwerp. Ik heb wel al een aantal bedrijven aangeschreven en gevraagd of ze iets speciaals onderzocht willen hebben. Want het afstudeerproject moet ook iets opleveren voor een bedrijf, het mag niet alleen maar interessant zijn voor mij. De school ziet het liefst dat je zo’n onderzoek met zijn tweëen doet. Kunnen samenwerken is erg belangrijk.
Na mijn examen ga ik niet nog verder studeren, al zou ik dan zo naar de universiteit kunnen. Ik wil graag gaan werken. Het liefst op een middelgroot bedrijf, waar je alle mensen kent. En ik ga dan werken als werkvoorbereider. Ik heb het buiten wel gezien. Dat had ik een paar jaar geleden nooit gedacht. Het werk op kantoor bevalt me nu prima. Het lijkt me fantastisch om dat wat ik heb voorbereid, op de bouwplaats echt te zien ontstaan. Onze school werkt ook samen met de gemeente Rotterdam. Zeven studenten gaan nu bijvoorbeeld bestaande panden renoveren in een zogenaamde ‘prachtwijk’. Als je mee wilde doen, kon je solliciteren naar een bepaalde functie. Ze hadden een projectleider nodig, een werkvoorbereider, ontwerpers enzovoort. Ik ben de werkvoorbereider geworden. Die gaat over de planning, de kostenraming enzovoort. Ik ben nu iedere week twee dagen op hun kantoor bezig. Het is erg leuk om te doen. Wel heel veel werk. We worden ook goed begeleid natuurlijk. In dit project werk ik, sinds de tweede klas op Tessenderlandt, voor het eerst weer met meisjes samen. Die kom je op het mbo en ook op het hbo op onze afdeling niet veel tegen. Ze 159
“Sinds mijn stage op Tessenderlandt werk ik nog steeds bij hetzelfde bouwbedrijf.”
komen wel van onze school, maar van andere afdelingen. Het mooiste van dit dit project vind ik dat het in februari 2009 echt uitgevoerd gaat worden. Halverwege de bouw komen we nog een keer samen, om te bekijken tegen welke dingen ze bij het bouwen zijn aangelopen zijn, wat er mis is gegaan. Wat wij dus verkeerd hebben ingeschat. Daar leren we tenslotte het meest van. Ook het mbo in Rotterdam, het Zadkine-college, doet met die projecten van de gemeente mee. De beste van de minst gemotiveerde leerlingen krijgen een kans om voor een euro per uur mee te bouwen. Zo proberen ze die jongens te motiveren hun school af te maken. Vind ik wel een goede zaak. Het eerste project werd geopend door minister Vogelaar, dat was ook heel speciaal om mee te maken. Sinds mijn stage op Tessenderlandt werk ik nog steeds in het weekend en de vakanties bij bouwbedrijf Alexander de Bont, hier in Breda. Een aantal werknemers is allemaal via Tessenderlandt gekomen, gewoon gebleven: Roy Klijs, werkt er full-time, Jurriaan Klijs, Robbert Wijnands en ik werken er parttime. En nu loopt Martin van Vossen er stage. Die zit ook op
Tessenderlandt. Op dit bedrijf heb ik geleerd all round te zijn, iedereen is bij hem inzetbaar op alle gebied. Zo maak je alle stadia mee, de sloop, de wederopbouw en de uiteindelijke oplevering. Het leukste vind ik nog dat Alexander zelf ook van meneer Bekers les heeft gehad! En tegen de leerlingen die nu bouwtechniek doen op Tessenderlandt zou ik willen zeggen: als je iets wil, en je steekt er energie in, dan lukt het je. Het hoeft echt niet langs de kortste weg. Als je je doel maar voor ogen houdt!” Januari 2010 Bram is in 2009 geslaagd voor zijn hbo opleiding bouwkunde te Rotterdam. Hij is werkvoorbereider en calculator bij Alexander de Bont geworden. Het bedrijf was net overgestapt op een nieuw computersysteem. Niemand had er eerder mee gewerkt. Dat was de grote uitdaging. “Het grote voordeel was dat ik mijn eigen wensen en mijn ideeën er in kon verwerken” vertelt Bram,”Het bevalt mij prima. Ik kom ook steeds vaker situaties/probleempjes tegen waarbij ik denk: dat heb ik op school ook eens gehad. En waar ik dan een oplossing voor heb.”
161
“Mijn moeder kent mij heel goed, ze wist dat ik iets actiefs moest gaan doen.” Maaike van der Velden interview herfst 2008
Maaike van der Velden (20) studeerde vier jaar geleden (2004) af op Tessenderlandt. Nu zit ze op de politie-academie, en werkt ze op bureau De Blauwe Kei. Je kunt haar dus tegenkomen: in uniform, met wapen op zak.
“Ik ben niet iemand die van negen tot vijf op een stoel kan zitten.”
“Toen ik op Tessenderlandt zat, wist ik zeker dat ik naar de luchtmacht wilde. Dat zullen al mijn docenten zich nog wel herinneren: Maaike moest en zou naar de luchtmacht. Ik had daar een week stage gelopen, in Gilze-Rijen, en dat was mij reuzegoed bevallen. Toen ik daar rondliep dacht ik: dit is wat ik wil. Dit hoort bij mij. Het was avontuurlijk, actief. Ik ben niet iemand die van negen tot vijf op een stoel kan zitten, of de hele dag hetzelfde werk doen. Ik wil levendigheid, verschillende dingen doen, buiten zijn. Het was een idee van mijn moeder. Ik wist zelf niet wat ik wilde worden. Mijn moeder kent mij heel goed, en ze wist dat ik iets actiefs moest gaan doen, anders zou ik doodongelukkig worden. Zij kwam met het idee van de luchtmacht en dat sprak mij wel aan. Toen die stage daar doorging en ik daar was, wist ik het: de luchtmacht. Toen ik klaar was van school heb ik direct gesolliciteerd in Gilze-Rijen. Maar ik kon er niet
meteen terecht, dat viel tegen. Ze adviseerden mij om de havo te doen, dan zou ik meer kans maken. Omdat ik persé naar de luchtmacht wilde, ben ik toen naar het OLV gegaan, en heb ik de havo gedaan. Dat zeg ik nou wel zo eventjes, maar ik heb er keihard voor gewerkt hoor. Echt keihard geleerd die twee jaar. Puur op wilskracht heb ik het gehaald. Het moest gewoon. Toen ik mijn diploma kreeg, was ik zo trots. Op Tessenderlandt had ik altijd een laag cijfer voor wiskunde. Uiteindelijk haalde ik op het OLV voor mijn examen wiskunde zelfs een 8.9! Ik was zo trots op mezelf! Het was zo’n overwinning! Ik ging meteen solliciteren, bij de luchtmacht natuurlijk. Maar, dat was echt niet leuk, ik kreeg steeds ‘nee’. Er was altijd wel wat: of ze hadden net iemand aangenomen, of ze hadden niemand nodig. Mijn reservekeus was de NHTV, de school voor vrijetijdsmanagement en toerisme. Want ik wilde nog niet gaan werken. Drie maanden heb ik het daar volgehouden, maar het was echt niks voor mij. Ik voelde me doodongelukkig, veel te 163
“Ik weet het: Ik wil werken bij de politie!”
veel theorie. In november ben ik gestopt. Als ik voor december stopte, kon ik mijn studiegeld nog terugkrijgen. Toen ben ik toch maar gaan werken. Via een uitzendbureau kreeg ik vooral archiefwerk te doen. Moest ik de hele dag de codes van dossiers inscannen. De hele dag! Honderden dossiers! Drie weken hield ik het vol. Daarna ben ik nog receptioniste geweest, twee maanden. Ondertussen was ik maar aan het bedenken wat ik echt zou willen gaan doen. Mijn moeder zei dat de politie misschien wel iets voor mij was. Iemand anders dacht aan fysiotherapie. Ik weet nog dat ik samen met mijn moeder bij een voorlichtingsavond over fysiotherapie zat en dat ik het ineens wist! Ik schreef een briefje aan mijn moeder en stopte het in haar hand. Ik had geschreven: ik weet het. Ik wil werken bij de politie! Ik heb me meteen via de website van de politie Midden West Brabant aangemeld. Een jaar lang moest ik allerlei testen doen: sociale vaardigheden, talenkennis, sport, een psychologisch onderzoek, rollenspel om te kijken of ik overwicht genoeg had op andere mensen... alles werd getest. Alle uitslagen kwamen in een rapport en met een positief rapport zou ik dan kunnen 164
solliciteren. Met een negatief rapport zou ik het pas het volgend jaar nog een keer kunnen proberen. Dat was een spannend jaar. Ik kreeg gelukkig een positief rapport en ben naar korps Midden-West Brabant gegaan. Midden West Brabant wilde me meteen hebben. Eerst doen ze dan zelf nog een antecedentenonderzoek. Dat wil zeggen dat ze gaan onderzoeken wie je familie en je kennissen zijn. Of je niet met de verkeerde mensen omgaat enzo. Dat was gelukkig allemaal positief. Dat is nu een jaar geleden. In november 2007 begon ik op de politie-academie in Eindhoven. De opleiding duurt vier jaar. Je kunt kiezen of je assistent politiemedewerker, politiemedewerker of all-round politiemedewerker wilt worden. Ik heb dat laatste gekozen. De studie is opgedeeld in steeds drie maanden. Eerst drie maanden op school, en dan drie maanden de praktijk in. Op school heb je vakken als algemene wetskennis. De basis daarvan moet je uit je hoofd kennen en kunnen toepassen. We krijgen zowel op de computer als in praktijklessen allerlei situaties voorgeschoteld: je ziet iemand een fiets stelen bijvoorbeeld. Dan moet je meteen het wetsartikel kunnen opzeggen en weten wat je
“Je moet op elkaar kunnen rekenen, onder alle omstandigheden.”
bevoegdheden zijn: wat ga je doen, en hoe. Dat moet je dan natuurlijk ook uitvoeren. We krijgen aanhoudings- en verdedigingstechnieken, wapenstok, handboeien en pepperspray. En geweldsbeheersing natuurlijk. Daar moet je ieder jaar een examen in afleggen. Het is een pittige studie, er vallen van de 20 mensen het eerste jaar meestal zo’n twee à drie af. Tijdens het praktijkgedeelte wordt je ingedeeld op een vast politiebureau. Aan de hand van leeropdrachten volg je dan je studie. Zo moet je bijvoorbeeld een snelheidscontrole plannen en uitvoeren. Die uitvoering doe je nooit alleen, je bent altijd minstens met zijn tweëen. Je moet goed kunnen samenwerken. Groepsgevoel en onderling vertrouwen zijn daarom erg belangrijk. Je moet op elkaar kunnen rekenen, onder alle omstandigheden. Toen ik de eerste keer in uniform op straat liep, had ik het gevoel dat iedereen naar me keek. Dat ik door iedereen bekeken werd. Het was ineens “Dag mevrouw agent.” Daar moest ik aan wennen, ja. Maar na ongeveer twee weken was dat over. Nu is het vertrouwd. Het uniform geeft je een duidelijke rol. Dat voel
je ook van binnen. Jij bent degene die de leiding heeft, die gezag uitstraalt. Jij bent verantwoordelijk, jij moet de overhand hebben. In het begin is dat best moeilijk. Ik weet nog wel dat ik de eerste keer met mijn leraar op straat liep voor een verkeerscontrole. Hij zei: “ik doe het één keer voor.” Hij hield een auto aan en vroeg naar de papieren. Toen die auto weer wegreed zei hij: “en nu jij”. Poeh. Ik de weg op, met trillende knieën, mijn hand opsteken. En ja hoor, de auto stopte. Alles ging goed. Na een paar keer is dat ook gewoon. Zo is het ook als je voor de eerste keer een wapen vasthoudt. Je voelt meteen de macht van dat wapen. Dat maakte mij zowel zeker als onzeker. Het is toch een vreemd ding. Je moet leren schieten natuurlijk, op een schietbaan. Maar je moet ook alle onderdelen kennen, het wapen uit elkaar halen en weer in elkaar zetten. En het natuurlijk goed onderhouden. Ik heb net mijn schiettest gehaald, nu draag ik ook een wapen op straat. De eerste week ben je je daar heel bewust van, maar daarna niet meer. Nu hoort het er gewoon bij. Je wapen neem je trouwens nooit mee naar huis, dat blijft op het bureau. 165
“Omdat ik op Tessenderlandt heb gezeten. Dat is dan ineens een groot voordeel.”
Ik ben ook een keer als agent op Tessenderlandt geweest. Vreemd hoor. Ik zag leraren die ik nog kende. Heel leuk. Ik kwam in functie de school binnen. Dat was wel stoer. Ik was best trots op mezelf. Toen ik op Tessenderlandt kwam, was ik een heel onzeker meisje. Het advies van de basisschool was dat ik kader mocht proberen. En kijk mij nou! Ik heb havo op zak en doe de politieacademie! Ik heb gewoon keihard gewerkt. Op wilskracht ben ik gekomen waar ik nu ben. Tessenderlandt was een mooie tijd. We hadden een erg leuke klas. Er was altijd leven in de tent. Daar hield ik wel van. Ik zie af en toe nog wel eens iemand, en het is dan heel leuk om herinneringen op te halen. Ik heb op Tessenderlandt vooral mensenkennis opgedaan. Er zaten zoveel verschillende types op school. Ik merk bijvoorbeeld op de politieacademie, dat degenen die van hogere opleidingen afkomen en een hele andere achtergrond hebben, soms niet weten wat er leeft in de maatschappij. Dat weet ik beter, omdat ik op Tessenderlandt heb gezeten. Dat is dan ineens een groot voordeel.”
Januari 2015 Na het behalen van mijn diploma van de Politie Academie ben ik in 2011 gaan werken bij de afdeling Noodhulp. Daar worden alle 112-meldingen, woninginbraken en winkeldiefstallen in het politiedistrict Breda afgehandeld. De actie, spanning, de intensieve samenwerking met een groep gemotiveerde collega’s en het hulpverlenen sprak mij aan. Daar heb ik 4 jaar gewerkt en veel meegemaakt en heel wat bijzondere situaties gezien. Daarnaast ben ik ook gespecialiseerd in opsporingsonderzoeken naar vermiste personen. In 2013 is de Nationale Politie van start gegaan. De afdeling Noodhulp is opgegaan in een ander team waarin ik nu werkzaam ben. Ik ben ook weer gaan studeren: bestuurskunde aan Avans Hogeschool in Den-Bosch en ik hoop die studie te kunnen gaan gebruiken binnen mijn werk. Leerlingen van Tessenderlandt begrepen niet dat ik bij de politie was gaan werken: politie deelde bekeuringen uit en doen verkeerscontroles. Daar ga je toch niet werken! Zo dacht ik er vroeger zelf ook over, maar het werk is veel veelzijdiger en uitdagender dan je denkt!
167
“Ik werd automonteur, daar heb ik geen spijt van." Corné Breure Mark Schouwenaars interview zomer 2009
Mark Schouwenaars (23) en Corné Breure (24) studeerden 7 en 8 jaar geleden af op Tessenderlandt, in de richting voertuigentechniek. Allebei werkten ze al op hun stage-adres Autobedrijf van Drimmelen (Ford) te Zevenbergen. En daar werken ze nog steeds. Mark als algemeen medewerker, Corné als eerste monteur en APKkeurmeester. Corné lacht: "Ik werkte daar al op mijn veertiende. Iedere zaterdag. Mijn vader is vrachtwagenchauffeur en kwam daar nog wel eens. Hij hoorde dat ze er iemand nodig hadden, en zei dat ik maar eens moest gaan kijken. Ik kon gelijk blijven. Ja, waar begin je mee, met de vloer aanvegen, auto’s wassen, olie verversen, dat soort dingen. Zo ben ik erin gerold, zeg maar. Als kind wilde ik natuurlijk ook vrachtwagenchauffeur worden, net als mijn vader. Maar ik werd automonteur, en daar heb ik geen spijt van.” Mark: “Ik wilde eigenlijk metaal gaan doen. Mijn familie werkt in de bouw. Mijn vader is bedrijfsleider op een bouwbedrijf. Hij is begonnen als timmerman. Dus ik had als kind genoeg gereedschap en hout om me heen. Ik 168
knutselde wat af. Ik vond het leuk om dingen te maken. Ik vond handenarbeid op school ook altijd erg leuk. En als als ik het wel gezien had met dat hout, dan ging ik verder met sleutelen aan mijn brommer. Dat deed ik ook graag. Dat was net zoiets, daar was ik handig in. Dus ik dacht: ik ga niet in het hout, dat doet mijn vader al, ik ga iets met metaal doen. De eerste twee jaar zat ik op de KTS in Zundert, maar daar moest ik weg. Ik was niet de liefste, snap je. Ik kon daar niet blijven. Toen zei een kennis van mijn vader, die een zoon op Tessen derlandt had: ”Stuur hem naar Tessenderlandt, daar hebben ze contactboekjes!” Dat vond mijn vader wel wat. Dus wij naar de open dag in Breda. Ik bekeek de afdeling metaal, die was niet zo modern als op de KTS in Zundert, dus die viel wat mij betrof af. Toen zag ik de afdeling voertuigentechniek. Ik dacht: een auto is niet zoveel anders dan een brommer, toch? En sleutelen vond ik leuk, dus het werd autotechniek. De keuze was bepaald. Mijn moeder zei: “Automonteur? Goed zo, die hebben we nog niet in de familie!” Ik vond het wel een uitdaging: sleutelen aan auto’s! Dus in het derde jaar zat ik ineens bij voertuigentechniek, op Tessenderlandt.” 169
“We gingen graag naar school. We zijn er doorheen gerold met een heleboel lol.”
"Ik leer nog steeds bij. Ik ga elke dag met plezier naar mijn werk."
Corné : “Het was een drukke klas hoor, waar ik in zat! Best veel moeilijke gasten. Ik had eerst nog les van meneer Vial, toen die vertrok kregen we meneer Schoutens. Die had zijn handen vol aan ons. Wel een goede man eigenlijk, we waren niet makkelijk. Er gebeurde altijd van alles. Voor ons was het een leuke tijd, we gingen graag naar school. We zijn er doorheen gerold met een heleboel lol.” Mark: “Ik weet nog dat ik een binnenspiegel moest vastmaken. Nou, dat kostte een voorruit. Ik dacht dat doe ik even, hup, ik sloeg zo door de voorruit. Meneer Schoutens was woest! Zulke dingen.” Corné: ”Ik liep duidelijk voor op de rest. Ik had al vanaf mijn veertiende op de werkplaats gewerkt, dus toen ik stage ging lopen, deed ik dat bij van Drimmelen waar ik al werkte. Je kreeg van school een map mee, waar van alles instond dat je een keer gedaan moest hebben, daarin kon mijn baas zo alles afkruisen, want al die dingen deed ik al lang. Maar ja, klasgenoten zonder ervaring moesten uiteraard op hun
170
stageplaats vooral vloeren aanvegen en auto’s wassen, hetzelfde waar ik ook mee ben begonnen. Iedereen moet nu eenmaal onderaan beginnen.” Mark: “Ik werkte ook al bij van Drimmelen. Eerst in Klundert, en toen dat werd opgeheven, ging ik mee naar het filiaal in Zevenbergen. Toen ik kwam vragen of ik er kon komen werken, zei de baas : “oké!” En toen ik me weer omdraaide om naar huis te gaan zei hij: “je wilde toch werken?” “Ja”, zei ik, “maar het is woensdagmiddag, dat is mijn vrije middag.” “Hier”, zei hij, “trek je overall aan, werken. Niks vrije middag, blijven.” Elk vrij uurtje werd ik gebeld. Het was zo ontzettend druk, ze hadden ons zo hard nodig. En dat is nog steeds zo. Ik liep daar ook mijn stage natuurlijk, ik mocht nergens anders heen: “Jij blijft hier”, zei mijn baas.” Mark lacht, hij had niet anders gewild. Corné :” Na mijn examen ben ik naar het Baronie-college gegaan. Daar was het serieus werken, hoor. De toetsen waren een stuk zwaarder dan op Tessenderlandt. Dat is logisch natuurlijk, want het is MBO. Met het vmbo-diploma op zak ben je nog geen automonteur, dan ben 171
je assistent autotechnicus. Op Tessenderlandt leer je alles globaal: dat is een uitlaat, daar zit de koppeling, enzo. Op het Baronie gaan ze daar dieper op in. Ik vond dat motorische echt interessant. Na twee jaar had ik mijn diploma ‘eerste monteur’." Mark: “Op advies van mijn baas ging ik na mijn examen naar het Florijn, om detailhandel te doen. Maar daar was ik na een half jaar alweer weg. Dat ging niet, ik ging gewoon niet naar school. Ze letten daar niet zo op je, en dan is de verleiding van een terras in de zon heel groot. Op een gegeven moment ben ik toch weer naar school gegaan, ook naar het Baronie-college. Ik wilde serieus proberen om het papier MBOautomonteur te halen. Ik haalde het, ja, hoewel ik niet zoals Corné, het motorische zo boeiend vond. Maar ik wilde wel verder in die branche. Het leuke van die opleiding is dat je één dag per week naar school gaat voor de theorie-lessen, en vier dagen in de praktijk werkt en ook nog eens betaald wordt.” Corné: “Na mijn monteursdiploma wilde ik dat van APK-keurmeester halen. Het was zes avonden naar school en dan examen doen. Ik heb 172
“Alles is electronisch. Je hangt er een computer aan, iedere auto zijn eigen programma.”
“Ik heb staan zweten op dat examen! Oei, ik dacht echt dat het op het randje was.... Maar ik had vier negens, twee achten en twee zevens!”
staan zweten op dat examen! Oei, ik dacht echt dat het op het randje was.... Maar ik had vier negens, twee achten en twee zevens! Ik weet het nog zo uit mijn hoofd. Nee, ik had er geen idee van, ik had het flink te pakken. Wat belangrijk is bij de APK-map: je moet goed kunnen lezen. Heel precies doen wat er staat. Als er staat profiel rechter voorband, dan moet je niet verder kijken dan alleen dat profiel. Want keur je hem af omdat er een grote bult in de band zit, en het profiel is goed, dan ben je gezakt. Het gaat echt alleen om wat daar staat, niet om de rest. Dat is raar werken hoor. Ja, in de praktijk maak je natuurlijk ook een aantekening van die bult in de band, en je praat met de eigenaar van die auto. Maar op het APK-examen gaat het echt alleen om wat er in die map staat en niet om wat je nog meer ziet.”
Dat zou je op het vmbo eigenlijk al moeten leren: al de handelingen die je aan een auto verricht meteen opschrijven. Zodat het automatisch bij je werk gaat horen. Want als je een rekening moet schrijven moet je weten wat je hebt gedaan. En als je een afspraak maakt, moet je dat ergens terug kunnen vinden. Dat zijn zaken die je snel vergeet. Er gaat nogal eens wat mis omdat het niet ergens is opgeschreven, of omdat het niet terug te vinden is. Ook week-orders schrijven, opdrachtbonnen maken, rekeningen uitschrijven enzo, dat moet je allemaal kunnen. Ja, zou je op school al mee moeten beginnen, toch? Hoort erbij.”
Mark: “En dat hele precieze lezen is lastig voor automonteurs, want dat zijn doeners. Wij zijn doeners. Die werken met hun handen en hun ogen. Wij zien meer het totaal, we denken in de breedte. Hoe zal ik het zeggen? Niet alles stapje voor stapje precies volgens de regeltjes. Wij denken er bijvoorbeeld ook niet automatisch aan om even iets op te schrijven. En dat moet wel.
Corné: “Het vak is in de tijd dat wij hier werken heel erg veranderd. Iedere auto heeft zijn eigen onderdelen, het is echt niet meer zo dat als je een verstuiver nodig hebt, je even kan kijken of je er ergens nog een hebt liggen. Dat gaat met oude auto’s nog wel,maar zo werkt dat niet meer met de auto’s van tegenwoordig. Iedere auto zijn eigen verstuiver, op alle onderdelen staan bepaalde nummertjes. En alles is electronisch geworden. Je hangt er een computer aan, iedere auto zijn eigen programma, en de computer vertelt wat er mis is. Dat kan je zelf niet meer zien.” 173
“Wij zijn doeners. Die werken met hun handen en hun ogen. Wij zien meer het totaal, we denken in de breedte.”
"Toch even leren, want je moet je hele leven blijven leren. Ook de doeners."
Mark:”Ja, wat dat betreft, je blijft leren. Dus, zit je nog op school, geniet ervan jongens, en denk goed na over je keuze, want daarna is er geen weg meer terug. Je kan nu nog kiezen. En leren. Toch even leren, want je moet je hele leven blijven leren. Ook de doeners. Als je op school zit denk je: hm, waar is dat goed voor... Maar echt, schema’s lezen, schema’s maken, symbooltjes herkennen, het is allemaal belangrijk in de praktijk. Technisch tekenen, al die dingen leerden wij van meneer Wirken, die deed dat goed trouwens. Ja, je werkt ook met die schema’s enzo, niet alleen met de auto zelf.” Corné: ”In het begin waren we de jongsten bij van Drimmelen. Dat was supergunstig. Hij liet ons van alles doen. Je kreeg een opdracht: ga dat maar doen. En dan moest je het zelf uitzoeken, zelf de oplossing vinden. Het was jouw probleem. Het maakte niet uit hoelang je erover deed. Hij vertrouwde ons. Heel goed hoor, daar hebben we heel veel van geleerd. Daar groeit je zelfvertrouwen van. Zo gaat het nog steeds. Je leert nog elke dag bij. We gaan elke dag met plezier naar ons werk.” 174
Mark: “We werken zes dagen in de week. Nu alweer zo’n acht, negen jaar. En zolang als je dat kan, moet je dat doen, vind ik. Het is een goede, vaste club waar we mee werken: de baas, nog een medewerker en wij. Het is een klein bedrijf, iedereen doet zo’n beetje van alles. Ik doe de planning, het garantiewerk, de verkoop. Ik praat makkelijk en maak snel contact. Dat vind ik leuk, contact met klanten. Ja, hoe noem je dat? Algemeen medewerker, zeg maar. Nee, we zouden niet graag in een groot bedrijf werken, daar ben je al gauw gespecialiseerd en loop je de hele week hetzelfde te doen. In een groot bedrijf ben je eerder een nummer, denk ik. Een eigen bedrijf? Hm, wel eens over gepraat samen, maar nee... Als de baas ermee zou ophouden, ja, en wij zouden het kunnen overnemen, dan misschien wel ja.. Dat is toch iets anders.” Januari 2015 Corné en Mark zijn inmiddels weg bij de Fordgarage in Drimmelen. Corné werkt nu bij een Ford-garage in Den Briel en Mark is gaan werken bij een Technische Groothandel voor Bouw en Industrie. 175
“Kijk mij nu, met mijn dyslexie: ik zit op het hbo.”
“Ik zit nu in de klas met mensen die van de havo of het vwo komen” Paul Burema interview winter 2007
Paul Burema (22 jaar) studeerde vijf jaar gele den af aan Tessenderlandt in de richting elektrotechniek (c/d-niveau). Daarna is hij doorgegaan op het Baronie-college (dat heet nu Radius), op niveau 4. Vijf jaar later volgt hij nog steeds de studie elektrotechniek, maar nu op Avans Hogeschool (hbo). Hij zit in de derde klas en loopt momenteel stage bij Imtech Projects in Breda. “Het is grappig, ik heb de belangstelling voor elektrotechniek niet van huis uit mee gekregen. Nee, mijn familie zit in de paarden. Maar mijn opa was wel altijd met elektrische aansluitingen bezig. Ik heb het waarschijnlijk van hem. Op de basisschool had ik een keer met vrienden een schakelpaneel gemaakt voor een drive-in disco. Dat vond ik hartstikke leuk. Ik weet nog dat ik zei: “Dat doe ík wel”. Maar toen ik naar Tessenderlandt ging, had ik nog geen idee wat ik worden wilde. In de tweede klas, toen we een richting moesten kiezen, toen wist ik het wel. Ik weet nog goed dat we les hadden over beroepskeuzes en dat de docent zei dat je wel reëel moest zijn 176
in je wensen voor de toekomst. Je kon bijvoorbeeld wel piloot willen worden, maar dat zou niet erg realistisch zijn. Ik had ingevuld dat ik ingenieur elektrotechniek wilde worden. Dat vond de docent een goed voorbeeld van een wens die heel moeilijk haalbaar zou zijn. Maar kijk mij nu, met mijn dyslexie: ik zit op het hbo! Vroeger zou ik me bij het afstuderen al ingenieur mogen noemen. Jammer genoeg nu niet meer. Maar ik kan nu zo overstappen naar de universiteit als ik wil! Dat vind ik wel grappig. Hoe realistisch was mijn wens? Ik kom nu toch erg dicht bij waar ik toen wilde zijn! Toen ik de richting elektrotechniek koos, dacht ik: dat is een makkie, dat doe ik wel even. Maar dat viel tegen. Er kwam veel meer bij kijken dan ik gedacht had. Je moest herleiden en uitrekenen. Daar had ik nooit bij stil gestaan. Ik had wel snel door dat het allemaal echt belangrijk was. Ook de regelgeving. In de uitvoering moet je echt héél precies zijn. Het ontwerpen van apparaatjes vond ik leuk, het uitvoeren ervan ook. De kick dat wat je hebt bedacht dan echt voor je staat, en dat het nog goed werkt ook! Ik heb veel gehad aan de basiskennis die ik op 177
“De aansluiting met het MBO was perfect.”
“Ik heb veel gehad aan de basiskennis die ik op Tessenderlandt heb opgedaan.”
Tessenderlandt heb opgedaan. Op het moment dat je daar zit besef je het niet zo, maar het is essentieel voor je verdere leven om de basis goed mee te pakken. Ambitie is belangrijk, je moet er voor gaan. Je moet het echt allemaal willen weten, het echt willen kunnen. En verder willen. Soms zit iemand in een klas zit die het allemaal niet zoveel kan schelen. Dat is jammer, want die kan het voor de rest behoorlijk verpesten. Wij hadden ook zo iemand. Op een keer zette die leerling de film stil die we tijdens de les aan het kijken waren. Hij had een horloge waarmee je de televisie kon bedienen. Toen werd de leraar zo boos dat hij de klas uitliep en zei: “Zoeken jullie het dan ook zelf maar verder uit.” We zaten in de vierde! In het examenjaar! Het was even stil in de klas en na een tijdje zijn we met drie man onze excuses gaan aanbieden. Of hij alsjeblieft weer terug wilde komen. Dat was meneer Van der Ven, een geweldige docent. Hij was in de docentenkamer gaan zitten. Gelukkig wilde hij terugkomen. Dat zal mij altijd bijblijven. De aansluiting met het MBO was perfect. We waren goed voorbereid. Ik liep eerst een half jaar stage bij Jacobs Elektro, een bedrijf voor 178
installatietechniek. Daar mocht ik overal meelopen. Ik mocht assisteren en uiteindelijk ook zelf wat dingen uitvoeren. Dat is nog steeds een hele goede basis. Ook heb ik in die MBO-tijd ervaring opgedaan toen mijn vader een nieuw huis bouwde. Ik heb toen zelf de hele elektrische installatie ontworpen en aangelegd. Dat ging goed. Met mijn ervaring van die stage en met de kennis van de opleiding kon ik dat toen al goed aan. In 2006 was ik klaar met mijn MBO. De meeste klasgenoten gingen na het MBO werken. Ik ging door. Bij Avans kon ik het eerste jaar overslaan en in het tweede jaar starten. Ook dat gaf geen problemen met de aansluiting. De opleidingen sluiten goed op elkaar aan. Ik zit daar nu dus in de derde. Op het hbo is iedereen wat serieuzer. Je bent ook veel zelfstandiger. Ja, je bent ook ouder natuurlijk. Je moet goed kunnen samenwerken, je krijgt veel groepsopdrachten. De onderlinge communicatie is erg belangrijk. En de omgang met elkaar. Je moet met iedereen overweg kunnen. Ik zit nu in de klas met mensen die van de havo of het vwo komen. Mijn voordeel is dat ik de praktijk goed ken. Zij niet, hebben nooit stage
gelopen in een bedrijf. Nooit echt een bedrijf van binnen gezien. Ik wel, ik weet waar ik het over heb. Zij zijn weer beter in de exacte vakken. Toch ben ik blij met de weg die ik gegaan ben, dat was voor mij de goede weg. Ik doe nu energie- en automatiseringstechniek. Daar leer je onder andere het ontwerpen van de elektronische besturing voor bijvoorbeeld nieuwe apparaten, maar ook zoiets als het doorrekenen van hoogspanningsnetten. Maar op het bedrijf waar ik nu stage loop, Imtech, doe ik iets anders. Daar maak ik calculaties. Als calculator (berekenaar) werk je vlak onder de directie. Er is nu bijvoorbeeld een aanvraag binnengekomen van NS-Vastgoed om voor een kantoorpand in de Stationswijk hier in Breda de volledige elektronische installatie te berekenen. Zoiets mag ik dan doen: het bestek lezen, daarin staan alle wensen en eisen van de aanvrager en hoe het pand in elkaar zit; noteren waar ik op moet letten, berekenen van de verlichting en de kabeldiktes. En dan ga ik plannen: hoe lopen de kabelgoten, waar moeten de verdelers komen te staan enzovoort. Tenslotte ga ik calculeren. Uitrekenen, zeg maar, hoeveel het gaat kosten. Ik hoef niet alles 179
“Mijn voordeel is dat ik de praktijk goed ken. Ik weet waar ik het over heb."
zelf te berekenen hoor, ik besteed sommige onderdelen weer aan anderen uit. Ik vraag prijzen op, vergelijk die en bepaal uiteindelijk wie of wat het wordt. Daarbij heb ik heel veel aan mijn praktijkervaring. Ik kan het allemaal redelijk goed inschatten, omdat ik weet waarover ik het heb. Elektrotechniek is een complex vak. Je moet behoorlijk bij de tijd blijven. Het is mijn toekomst. Ooit heb ik een eigen bedrijf. Dat is mijn streven. En of ik daarvoor ook nog naar de universiteit ga, dat kan ik nu nog niet overzien. Maar het zou zomaar kunnen.” Januari 2010 Paul is in 2009 afgestudeerd in automatiseringstechniek (HTS). Zijn afstudeerproject was een robot die een bepaald voorwerp herkent, in zijn geval een stalen balk. Nadat hij de balk herkent heeft, tilt de robot de balk op en vervoert hem verder. Naast zijn studie was hij actief als bestuurslid van de studentenvereniging waarvoor hij evenementen en feesten organiseerde. Op de foto staat hij in de ‘soos’, een kelder onder de school waar de feesten plaatsvinden.
Na zijn afstuderen heeft hij een tijdlang een oud klasgenoot (van het MBO) die voor zichzelf is begonnen geholpen. Vanaf 1 februari 2010 gaat hij echter werken bij Burgers Ergon, een van de grootste installateurs van Nederland. Paul zal hier als werkvoorbereider Service en Onderhoud aan de slag gaan. “Nee,” lacht hij, “dit is niet wat ik de rest van mijn leven wil blijven doen. Ik heb de ambitie om hogerop te komen, waar precies in het bedrijfsleven is moeilijk te zeggen, dat is iets wat de toekomst zal uitwijzen.” Maar om ooit een functie in een management of een directie uit te voeren lijkt hem prachtig.
181
“Ik wist in de wieg al dat ik kapster wilde worden.” Essyl van Dijk interview winter 2009
Essyl van Dijk (21) studeerde vijf jaar geleden af op Tessenderlandt. Inmiddels heeft zij haar kappers- en visagiediploma en werkt zij als kapster bij Color & Creations op de Ginnekenweg in Breda. Op haar visitekaartje staat ‘talented hairdresser’. “Ik dacht,” zegt Essyl, “die kappersopleiding die doe ik wel even”. Ze lacht: “maar dat had ik verkeerd gedacht. Daar kwam meer voor kijken. Het is een echte opleiding, hoor. Je moet er best veel voor leren, ook theorie. In het eerste jaar vallen er daarom nogal wat mensen af. En je moet het in je vingers hebben. Het is echt een vak.
“Als mijn klanten tevreden de zaak uitgaan, ben ik ook tevreden. Daar doe ik het voor.” 182
Na Tessenderlandt ben ik naar het Kellebeekcollege in Roosendaal gegaan. Dat leek ons de beste opleiding. Ik deed er de BBL, dus ik hoefde maar één dag per week naar school. Dat was goed te doen met de trein. Daarnaast moest ik drie dagen per week in een kapsalon werken, als stage. Ik deed dat toen in Etten-Leur, bij kapsalon Friss. Daar heb ik veel aan gehad. In de praktijk leer je toch het meest. Toen ik mijn diploma had, heb ik eerst nog een tijdje bij een andere zaak gewerkt, in de stad.
Een rustige zaak, maar voor mij eigenlijk té rustig. Ik wilde meer, ik wilde groeien. Van de zaak waar ik nu werk had ik goede verhalen gehoord: dat ze meededen met shows, met wedstrijden, dat ze hun personeel regelmatig trainden. Dat was wat ik zocht. Ik ben gaan solliciteren en ik mocht komen. Ik wist in de wieg al dat ik kapster wilde worden. Ik vond het altijd heerlijk om met iemands haar te rommelen. En mijn moeder had een kapsalon. Daar mocht ik soms de afgeknipte haren opvegen, later mocht ik haren wassen en rollers uithalen. Het verveelde me nooit. Met mensen omgaan, dat doe ik graag. Ik ging het alleen maar leuker vinden. Ik vind het fijn om iemand mooi te maken, mannen net zo goed als vrouwen. Als mijn klanten tevreden de zaak uitgaan, ben ik ook tevreden. Daar doe ik het voor. Bij dat mooi maken hoort naar mijn gevoel ook visagie. Op een gegeven moment ben ik bij Mieke Petiet de opleiding gaan volgen. Die staat heel goed aangeschreven. Het eerste jaar reisde ik daarvoor één keer in de twee weken naar Middelburg, het tweede jaar naar Amsterdam. 183
“Ik wilde zelf naar Tessenderlandt, ik heb er nooit spijt van gehad. Leuke klas, goede docenten.”
Ik vind visagie heel mooi om te doen. Er komt veel bij kijken, ook theorie. Het is echt heel anders dan gewoon opmaken. Je leert bijvoorbeeld de mooie dingen in een gezicht naar voren te halen. Je leert ook theater-make-up, en make-up voor de tv, bijvoorbeeld mannenmake-up. Ook leer je hoe je bepaalde dingen, bijvoorbeeld een litteken, kunt camoufleren, zodat het niet meer zo opvalt in het gezicht. Maar je leert ook hoe je iemand ouder kunt maken met make-up, of echt heel oud, zonder dat het overdreven wordt. Dat kan bijvoorbeeld nodig zijn voor een toneelstuk of een film. Tijdens die opleiding liep ik stage bij een modellenbureau, een theatergroep en bij de Fashionweek. Dat was echt super! Ik mocht bekende modellen opmaken, b.v die van Next Top Model. Om er in die wereld tussen te komen heb ik flink moeten mailen, bellen en praten. Dat ging echt niet vanzelf. Maar als je er voor gaat, dan kom je er! Dit jaar doe ik als kapster van Color & Creations mee aan de Coiffure Award. Komend weekend is de foto-shoot. Ik heb een kapsel en bijpassende make-up ontworpen. Ik doe het kapsel en de 184
visagie, mijn zus Swinda doet de styling en dan komt de fotograaf. Om ideeën op te doen heb ik natuurlijk veel vakbladen bekeken, maar ook gewoon op straat naar kapsels gekeken en ik heb iets bedacht met botte, harde lijnen. Het idee zit in mijn hoofd, ik kan het niet tekenen, maar ik zie het voor me. Van onze zaak doen er twaalf mensen mee, het is een landelijke wedstrijd, dus er zijn veel kandidaten. In mei is de finale: mijn best doen en afwachten maar. Toen ik op Tessenderlandt kwam als brugklasser vond ik het een hele grote school. Ik kwam van de Spreekhoorn, dat was juist een heel kleine school. Ik weet nog dat ik erg moest wennen. Ik voelde me maar een klein meisje tussen al die grote leerlingen. Maar ik vond het wel leuk. Ik wilde zelf naar Tessenderlandt, en ik heb er nooit spijt van gehad. Leuke klas, goede docenten, samen naar Parijs, de Efteling. En er heeft een keer een klimwand op het schoolplein gestaan, met de introductiedagen denk ik, dat vond ik ook heel leuk. Wat ik me van de docenten herinner is dat mevrouw Denis, die gaf Nederlands, best streng was. Ze had heel duidelijke regels en daar gingen we dan wel eens
"Ik voelde me maar een klein meisje tussen al die grote leerlingen."
tegenin. Meneer de Koning, van engels, die maakte altijd grapjes. Geschiedenis deed ik niet zo graag, en ik hield ook niet van computerles. En natuurlijk weet ik nog die keer dat ik in de pauze kauwgom stond uit te delen op de gang en dat er toen een jongen zomaar ineens, waar iedereen bij stond, om verkering kwam vragen. Nou ja, eigenlijk vroeg zijn vriend het, hij stond er naast. Dat heb ik lang van iedereen moeten horen. Ik heb ‘nee’ gezegd, natuurlijk. Wat ik ook nog weet, maar dat was niet zo leuk, is dat leerlingen soms langs de trapleuning naar beneden probeerden te glijden en dat er toen een jongen vanaf de tweede verdieping naar beneden is gevallen. Dat was heel erg schrikken. Ik heb het niet zelf gezien, maar het heeft wel heel veel indruk gemaakt. We waren flink van slag. De trapleuningen zijn daarna allemaal verhoogd. Toen ik in de tweede klas zat, kwam mijn moeder op Tessenderlandt werken, als docent uiterlijke verzorging. Alleen mijn beste vriendinnen wisten het, de rest niet. In de derde ging ik ook naar uiterlijke verzorging, ja, toen heeft mijn moeder het meteen de eerste les aan de
klas verteld. Het is eigenlijk nooit een probleem geweest. We hadden van tevoren een aantal regels afgesproken, zoals dat we thuis niet over school zouden praten, en dat ik in de les gewoon ‘juf’ tegen haar zou zeggen. Ik heb, eerlijk gezegd, wel een paar keer gewoon ‘mama‘ geroepen, hoor. Ook had mijn moeder allerlei dingen bedacht om zo eerlijk mogelijk te kunnen nakijken of beoordelen. Bijvoorbeeld door de koppen waar we op gewerkt hadden en die ze moest bespreken, door elkaar op een rijtje te laten zetten, zodat zij niet wist welke van mij was. Het was een leuke tijd op de afdeling. We deden een keer mee aan een wedstrijd met andere scholen, toen zijn we eerste én tweede geworden. We waren dus gewoon goed. Dat bleek ook wel, want op het MBO had ik het eerste half jaar een voorsprong op de anderen. Ik weet nog dat ik voor het eerst echt iemand moest knippen. Je moest een model meebrengen, ik had een jongen bij mij uit de buurt gevraagd. Maar toen hij eenmaal zat, durfde ik de eerste knip niet te zetten. Ik stond maar te wachten, ik durfde het gewoon niet. Pas toen mijn docent naast me stond en mij aanmoedigde, durfde ik voorzichtig te knippen.. 185
“We waren dus gewoon goed, want op het MBO had ik het eerste half jaar een voorsprong op de anderen.”
Een keer, het was al op mijn werk, ik voelde me niet zo lekker, ik was een beetje dizzy, maar ik dacht zo van kom op, door gaan, flink zijn.. toen heb ik iemand per ongeluk een heel klein beetje in haar oor geknipt. Gelukkig niet zo dat het ging bloeden. Oren zitten nogal in de weg. Die kom je dan tegen met je schaar. Ja, we knippen allemaal met onze eigen schaar. Een echte, goede, scherpe kappersschaar, daar mag je niets anders mee knippen, alleen haar. Scharen heb je vanaf 100 tot aan 1000 euro. Het is echt super om een goeie schaar te hebben. Een die fijn knipt en goed in de hand ligt. Ik denk niet dat ik altijd voor een baas blijf werken, ik wil ooit mijn eigen top-zaak. Een zaak met een paar mensen personeel. Een topzaak, want ik wil graag een salon op hoog niveau. Geen huis-, tuin- en keukenkapsalon. Mét visagie natuurlijk. Veel training, shows en aan wedstrijden meedoen. Onszelf steeds meer ontwikkelen. Veel mensen weten niet hoe zwaar het kappersvak is, lichamelijk is het zwaar omdat je de hele dag staat. Geestelijk kan het zwaar zijn omdat je vaak veel van klanten te horen krijgt. Dat kan soms best heftig zijn. Maar ik vind het 186
super om kapster en visagist te zijn. Ik doe het met plezier. Mijn werk is eigenlijk mijn hobby, ofwel mijn ‘jobby’." Januari 2015 “Tot en met oktober 2012 heb ik bij Color & Creation in Breda gewerkt, daarna ook nog even bij B’Challenge Kappers in Prinsenbeek. Nu heb ik mijn eigen bedrijf: in november 2013 kreeg ik de kans om een unit huren in de Groenstaat in Prinsenbeek, en daar ben ik een maand later gestart. Ik kap ook nog klanten thuis als ze dat liever willen. Die service bied ik graag. Het loopt goed, mijn bedrijf groeit. Om bij te blijven volg ik regelmatig trainingen, dus mijn vakmanschap groeit ook. En ik vind het nog steeds heel fijn om te zien dat mijn klanten met een lach de deur uit gaan.”
187
“Ik werk zelf hard en goed, dat motiveert mijn uitzendkrachten”
Ali Pekmezci
“Ik kon goed luisteren, goed opletten en dingen onthouden. Zo ging ik toch steeds over”
interview zomer 2008
Ali Pekmezci (24 jaar) is zeven jaar geleden afgestudeerd op Tessenderlandt. Hij deed de richting metaal. Daarna ging hij naar het Baronie-college, ook metaal, niveau 1. Hij maakte de opleiding niet af, maar is gaan werken. Nu heeft hij samen met zijn vader een eigen uitzendbureau: RAPIDO.
In mijn omgeving zag ik mensen jarenlang iedere dag naar de fabriek gaan: hard werken voor weinig geld. Dat wilde ik niet. Ik zag ook mensen de criminele kant op gaan om aan geld te komen, daar wilde ik ook niet bijhoren. Ik besloot voor mezelf te gaan werken en zelfstandig ondernemer te worden.
“Op Tessenderlandt haalde ik het maar net. Ik wilde automonteur worden, maar dat kon niet. Mijn niveau was te laag. Daarom ben ik metaal gaan doen, dat kon wel. Ik was dyslectisch, ik had veel moeite met de talen, met lezen. Ik heb mijn hele schooltijd geen boek opengedaan. Maar ik kon goed luisteren, goed opletten en dingen onthouden. Zo ging ik toch steeds over.
Mijn vader had vroeger een uitzendbureau in de agrarische sector. Dat liep erg goed. Als hij ermee was doorgegaan was hij nu zeker net zo groot geworden als Randstad. Maar helaas ging het mis. Hij was op vakantie in Turkije en samen met een vriend merkte hij op hoe duur de champignons daar waren. Die vriend haalde mijn vader over om zijn bedrijf op te geven en samen met hem in Turkije champignons te gaan kweken en verkopen. Een goudmijntje zei hij. Mijn vader geloofde hem en deed zijn bedrijf weg. Maar het plan mislukte. Ik was toen drie jaar, nog maar een klein mannetje.
Nadat ik gestopt was op de Baronie, heb ik eerst een paar jaar gewerkt in de metaalconstructie. Kolommen voor booreilanden gemaakt, beplating voor schepen, trekhaken, frames voor stoelen, van alles. Dat ging prima. Ik vond het werk leuk, ik kon het ook goed vinden met mijn collega’s. Ik had het erg naar mijn zin. Alleen, ik had problemen met het salaris. Dat was te laag, vond ik. Ik wilde geld verdienen.
Toen ik besloot zelfstandig te worden heb ik dat met mijn vader besproken. Ik vroeg hem of hij samen met mij weer een uitzendbureau wilde beginnen en dat wilde hij wel. We zijn samen bij de Kamer van Koophandel 189
“Ik zorgde ervoor dat we een goede indruk maakten.”
geweest om ons plan uit te leggen, dat liep allemaal goed. We werden allebei eigenaar: VOF heet zoiets. We zijn vennoten. Samen de baas, zeg maar. Daarna gingen we van start. Dat was in de zomer van 2006. In die zomer is ons RAPIDO uitzendbureau geboren. Om klanten te werven reden we eerst allerlei bedrijven af, maar die hadden allemaal al uitzendbureaus waar ze mee samenwerkten. Dat leverde niks op. Toen zijn we langs andere uitzendbureaus gegaan om onszelf bekend te maken. Misschien konden we hun ook mensen leveren. Ik ging ook langs bij het bedrijf waar ik zelf had gewerkt. Die konden me wel gebruiken voor een tijdje. Ik deed hetzelfde werk als eerst. Later heb ik zo ook nog een jaartje in de bouw gewerkt. Ik nam dan een man of twee mee en liet zien dat we hard en goed werkten. We ruimden ongevraagd op enzo, zowel binnen als buiten. Ik zorgde ervoor dat we een goede indruk maakten. De volgende keer vragen ze dan misschien of je een man of vijf mee kan brengen. Die lever ik dan. Het ging goed. Zo lieten ze ons steeds meer werkzaamheden verrichten. Ik werk zelf hard en goed, dat motiveert mijn 190
uitzendkrachten. Ondernemers die dat zien, willen dan wel met jou in zee. Zo werkt dat. Nu werken we rechtstreeks met bedrijven. Als ik mensen nodig heb, benader ik het liefst mensen die ik ken. Ik bied ze net iets meer dan een ander, en dan werken ze voor mij. Er komen ook wel mensen solliciteren, maar dat gaat niet altijd goed. Je heb mensen die zeggen dat ze willen werken maar het helemaal niet menen. Die werken niet hard, ze komen niet opdagen of melden zich de tweede dag al ziek. Daar heb ik niks aan. Het liefst neem ik mensen aan waarmee ik zelf heb gewerkt en waarvan ik weet dat ze gewoon goed en hard werken. Dan hoef ik ook niet zelf mee. Als iemand een jaar bij mij werkt, en ik weet dat ik hem kan vertrouwen, dan kan ik hem in zijn eentje ergens laten werken. De concurrentie is groot. Bijvoorbeeld van de Polen, die ook eigen uitzendbureaus hebben. Het zijn goedkope arbeidskrachten en daarom moeten wij, als beginnend bureau, soms onze prijzen aanpassen. In een bedrijf waar we nu werken zijn ook Polen aan de slag. Een van hen wilde zich bij mij aanmelden. Hij wilde voor mij gaan werken, maar dan moet ik wel voor
“Als jij iemand goed behandelt, word jij zelf ook goed behandeld.”
onderdak voor hem zorgen. Tja, dat heb ik niet zomaar natuurlijk. In de bouw werken ze trouwens liever niet met Polen, omdat die de taal niet spreken. Ik merk ook wel dat er gediscrimineerd wordt, er worden soms echt racistische opmerkingen gemaakt. Zegt zo’n aannemer bijvoorbeeld tegen mij: ‘Die zwarte van jou die werkt niet.’ Dan praat ik met die man. Dat als hij zo over die jongen praat, dat het dan logisch is dat die zijn best niet doet. Als jij iemand goed behandelt, word jij zelf ook goed behandeld. Dat is mijn ervaring. Aannemers zijn soms wel grof, ja. Ik kan dat wel een beetje begrijpen, want ze dragen veel verantwoordelijkheid. Het moet allemaal binnen een bepaalde tijd af zijn. En als er dan werkers zijn die liever lui zijn dan moe, die niet veel uitvoeren, die het niks kan schelen, tja. Ik moet ook vaak aan mijn mensen uitleggen dat ze grapjes over buitenlanders niet zo serieus moeten nemen: dat het grapjes zijn. Dat is lastig. Om mij heen zie ik vrienden die ook voor zichzelf beginnen. Ook mensen die eerst helemaal niet wilden werken! Maar voor zichzelf werken ze best hard. Ze moeten wel, want je moet
alles zelf doen. Je wordt iedere dag gebeld, op zaterdag en zondags ook. Het werk gaat gewoon door. Even praten, bellen, papieren in orde maken. Soms is het zwaar om het vol te houden, dan denk ik: ik stop ermee. Maar mijn vader steunt me dan weer. En andersom ook. Mijn vader denkt ook wel eens: dit wordt niks. Dan steun ik hem weer. Daarom zijn we er nog steeds. We hebben een keer twee weken stilgelegen, geen werk gehad. Dan krijg je het wel benauwd hoor. Dat is een grote verliespost. Dan komt er niks binnen, geef je het alleen maar uit. Als ik toen alleen was geweest, ik weet niet of ik dan was doorgegaan. Maar nu gaat het goed. Mijn vader is met een ploeg aan het werk, mijn moeder is aan het aardbeien plukken. Allemaal voor RAPIDO. Zij neemt dan weer vriendinnen mee, die ze motiveert. En ik zelf heb op verschillende plekken mensen werken. Ik zie nog veel mensen van Tessenderlandt, sommigen wel elke dag even. Het is leuk om te zien dat ze verschillende kanten op zijn gegaan. Iedereen doet iets anders. School is de plek om vrienden te maken. Als je 191
“School is de plek om vrienden te maken.”
werkt is dat veel moeilijker. Het is belangrijk met wie je omgaat op school. Je bent jong, maar je moet wel aan je toekomst denken. Niet met de verkeerde mensen omgaan. Je niet laten verleiden door stoere praatjes enzo. Wees serieus, hou je hoofd erbij. En weet goed welke richting je kiest, want dat wordt je toekomst. Op jonge leeftijd moet je het maken. Probeer all round te worden, niet alleen maar één ding kunnen, maar juist veel verschillende dingen kunnen. Dan hebben ze wat aan je op het werk. En dan heb jij ook mogelijkheden, dan kan je makkelijker om salarisverhoging vragen bijvoorbeeld. In de praktijk kan je veel leren, dat heb ik ook gedaan. ALS JE MAAR WILT. Dat is het belangrijkste, dat je het zelf echt wil. Als je er maar zo’n beetje bijstaat en het je niet interesseert, dan wil niemand je hebben. Je moet gemotiveerd zijn, enthousiast en werk willen aanpakken. Je moet er goed verzorgd uitzien, goed met mensen om kunnen gaan en niet boos kijken. Vriendelijk zijn, dan kom je er wel. Altijd positief blijven denken, wat er ook gebeurt.”
193
“Dat sloot goed aan op wat ik op Tessenderlandt had geleerd.” Carmen Brosens interview herfst 2007
“Ik wilde altijd al in de zorg werken.”
Carmen Brosens (23 jaar) studeerde 7 jaar geleden af op Tessenderlandt. Ze deed verzorging, niveau C. Nu heeft ze haar MBO- diploma Sociaal pedagogisch werker op zak en een vast contract bij de stichting Amarant. Ze werkt daar met gehandicapten.
een beetje ervaring mee. Het werk vond ik echt leuk, maar met mijn collega’s liep het niet zo. Op de volgende werkplek was het eigenlijk hetzelfde: weer de collega’s met wie ik het niet kon vinden. Ik ging aan mezelf twijfelen: lag het soms aan mij?
“Ik wilde altijd al in de zorg werken. Toen ik veertien was deed ik al vrijwilligerswerk. Mijn oma zat in een bejaardentehuis. Iedere woensdagavond hield ik daar demente bejaarden gezelschap. Ik vond het leuk om voor te lezen en praatjes met ze te maken. Zij vonden het ook fijn als ik kwam. Soms mocht ik de verpleging helpen, als iemand aangekleed moest worden ofzo. Ik vond het er leuk, er gebeurden grappige dingen. Ik moest vaak lachen. Twee oude dames, elkaars beste vriendinnen, als ik die met elkaar hoorde kibbelen bijvoorbeeld. Dat was zo komisch.
Na twee jaar ben ik van richting veranderd. Ik ben SPW gaan doen. Sociaal Pedagogisch Werk. Ik moest toen wel weer van voor af aan beginnen. Maar ik ben blij dat ik het heb gedaan. Dit werk ligt mij veel beter. Ik werkte toen vier dagen bij Amarant en ging één dag per week naar school.
Toen ik van Tessenderlandt af kwam, ben ik op het Baronie- college de opleiding verzorging gaan volgen. Dat sloot goed aan op wat ik op Tessenderlandt had geleerd. Ik ging toen ook in een bejaardentehuis werken. Daar had ik al
Bij Amarant ben ik begonnen als vakantiekracht. Ik kon gewoon blijven. Amarant is een instelling voor gehandicaptenzorg. Het is een heel brede instelling, ze doen van alles voor gehandicapten. Ze beheren ook woningen bijvoorbeeld. In Rijsbergen verzorgen ze dagactiviteiten. Daar werk ik. Ik heb in mijn eentje een groep. Dat vind ik fijner dan samen met een ander. Ik doe meer als ik alleen werk, dan word ik niet afgeleid. Mijn groep bestaat uit vijf verstandelijk gehandicapten met een ontwikkelingsleeftijd van nul tot anderhalf jaar. Dus met 195
“Ik doe het heel graag, het geeft mij voldoening.”
ze praten gaat niet. Ze begrijpen het wel als ik iets tegen ze zeg, maar ze kunnen niet terugpraten. Net als bij kleine kinderen. Ik moet dus vooral activiteiten bedenken waarbij ze iets kunnen beleven. Iets met kleuren om naar te kijken, of iets dat beweegt. Dingen die ze kunnen zien, horen of voelen. Bijvoorbeeld met geluid of licht. Of zoiets eenvoudigs als bellenblazen. Ik kan ze ook nog wel dingen bijleren, maar dat zijn vooral motorische dingen, zoals een lepel vasthouden en zelf eten. Ik doe het heel graag, het geeft mij voldoening. Ik merk bijvoorbeeld dat ze rustig worden bij mij. Soms komt iemand ineens heel zachtjes met zijn hoofd naar mijn schouder als we samen zitten, om contact te maken. Dat is zo ontroerend. Je maakt contact zonder woorden. Je moet veel gewoon aanvoelen. Er gebeuren natuurlijk ook wel eens dingen die moeilijk zijn, het is niet alleen maar lief en aardig. In het werk kom je jezelf tegen. Daar praatten we dan op school over. Je leert jezelf kennen. Hoe reageer je als er iets gebeurt? Ben je bang, loop je weg, raak je in paniek, word je driftig? Het is goed om dat van jezelf te weten en te 196
“Ik vond het een verrijking van mijn leven en mijn denken.”
leren hoe je dingen anders kunt doen. Bijvoorbeeld bij agressie. Hoe ga je daar mee om? We hebben een workshop agressie gehad. Dat vond ik wel fijn. Ik ben klein van stuk en als er dan een volwassen iemand agressief wordt.... Ik heb daar veel aan gehad. Nu weet ik wat ik moet doen als dat gebeurt. Ik heb het twee keer meegemaakt dat iemand in mijn lokaal agressief werd. De eerste keer handelde ik uit mezelf gelukkig goed. Maar toen het de tweede keer gebeurde dacht ik aan wat ik had geleerd: wat ga ik nu doen. Je denkt erover na, je bent gewaarschuwd. Op Tessenderlandt was ik in het eerste jaar een beetje een buitenbeentje. Ik had het gevoel dat ik er niet echt bij hoorde. Niet dat ik gepest werd, maar ik was toch wel alleen. Vanaf de tweede voelde ik me veiliger. Vooral geschiedenis van meneer Schrauwen vond ik leuk. Hij vertelde zo echt dat het leek of hij het allemaal zelf had meegemaakt. Ik wilde toen ook wel geschiedenis gaan studeren. Nu nog hoor, als ik ergens naar toe ga verdiep ik me in de geschiedenis van die stad of dat land. En ik bekijk oude gebouwen. Ik vind dat interessant. Ik vond het zo jammer dat je dat vak
maar twee jaar kreeg. Ik had het wel als keuzevak willen hebben in de derde en de vierde. De talen vond ik moeilijk. Bij Engels, die grammatica, daar snapte ik niks van. Ik haalde alleen maar lage cijfers en vond het helemaal niet leuk. Maar het gekke is, ik kwam een paar jaar geleden op vakantie Engelse mensen tegen en de woorden rolden zo uit mijn mond! Ik vond het leuk om Engels te spreken. Het ging heel goed! Ik dacht dat ik slecht was in Engels, maar toen bleek dat ik het prima sprak. Komt natuurlijk ook door alle Engelse liedjes enzo. En de Engelse films op tv. Maatschappijleer vond ik ook leuk. Daar heb ik veel aan gehad. Je gaat de maatschappij beter begrijpen. Je leert er veel over jezelf. Ik vond het een verrijking van mijn leven en mijn denken. Over een paar jaar ga verder met mijn studie op het Vitalis- college (zo heet het Baronie tegenwoordig), want ik wil persoonlijk begeleidster worden. Daarvoor moet ik SPW niveau vier doen. Dan heb je meer verantwoordelijkheid, kan je beslissingen nemen voor je cliënten. Het duurt een jaar, een dag in de week en daarna zou ik het SPW op hbo-niveau kunnen gaan 197
“Als je iets heel graag wilt en je gaat er dan ook echt voor, komt het helemaal goed met je.”
doen. Maar ik weet nog niet of ik dat wel wil. Ik ga eerst dit halen. Wat ik tegen iedereen nog zou willen zeggen is: laat je niet te veel beïnvloeden door de buitenwereld. Ga je eigen gang en jaag je eigen dromen na. Als je iets echt heel graag wilt doen of wilt worden en je gaat er dan ook echt voor, komt het helemaal goed met je. Het klink misschien heel stom, maar maak je school af! Doe je best. Nu denk je misschien dat je daar allemaal geen zin in hebt. Maar wil je later iets bereiken, en wil je gehoord worden en serieus genomen door iedereen (want zo werkt het wel in de maatschappij), dan heb je een diploma nodig. Geen diploma? Dan ben je vast heel dom, denken ze. Dat hoeft niet zo te zijn, mensen die geen diploma hebben kunnen best slim zijn, die hebben misschien niet de kans gehad om te leren. Die kans krijgen jullie wel, dus pak die aan met twee handen. Ik wens iedereen heel veel succes: ga er voor. En misschien sta jij dan, over zeven jaar, net als ik, je eigen verhaal te vertellen en je eigen visie op de dingen te geven. En dan luisteren ze graag naar je.” 198
Januari 2010 Carmen heeft in 2009 haar SWP niveau 4 gehaald. Ze werkt nog steeds bij Amarant, maar nu op de lokatie Breda. Ze heeft een groep van twaalf mensen (ontwikkelingsleeftijd tussen de 3 en 4 jaar) onder haar hoede. “Intensief, maar erg leuk”, vertelt ze. Januari 2015 Sinds maart 2011 is Carmen Persoonlijk begeleider bij Promens Care in Hoogeveen. “Als persoonlijk begeleider draag ik zorg voor de ondersteuning van cliënten, op individueel en groepsniveau. Samen met mijn team ben ik verantwoordelijk voor een goede uitvoering van de zorg en ondersteuning.” Op 26 september 2014 is Carmen getrouwd. Ze woont samen met haar man in Groningen.
199
“Samenwerken is belangrijk. Als je dat niet kunt, kan je het wel vergeten.”
“Ik zit bij de leiding, organiseer van alles”
Kevin Coremans interview zomer 2007
Kevin Coremans (18 jaar) studeerde twee jaar geleden af aan Tessenderlandt, richting consumptieve technieken, niveau kader. Daarna deed hij een oriëntatiejaar Landmacht en Marine op het ROC in Breda (Vitalis, aan de Terheijdense weg). “Ja”, zegt hij “dat leek me wel wat. Ik had het idee dat het de scouting in het groot zou zijn. Dat klopte ook wel een beetje, want vlotten bouwen, knopen, kaart en kompas kon ik overslaan omdat ik dat al kende van de scouting. Maar het was saai. Het was niet zo avontuurlijk als ze je voorspiegelen. Ik vond het saai en ben na dat oriëntatiejaar weggegaan. Ik wilde toch iets anders. Toen heb ik me op de Rooi-Pannen ingeschreven voor sport en recreatie. Ik heb zelf allerlei sporten gedaan. Geen teamsporten, maar tafeltennis, handboogschieten, zulke dingen. Sport en recreatie leek me daarom wel wat. Het eerste jaar is daar ook een oriëntatiejaar. Je krijgt vakken als introductie, techniek en groen, entertainment. Bij introductie ga je kijken op plekken waar onze beroepen zoal worden uitgevoerd. Dat is heel breed, dat gaat van hotels 200
tot evenementen en van de Efteling tot op campings. Bij entertainment doe je allerlei spelletjes, van lama-achtige spelletjes tot kleine toneelstukjes. Om de twee weken sport. Ik ontdekte dat ik toneelspelen erg leuk vond, dat wist ik niet van mezelf. Daarom heb ik nu sport laten vallen en voor de richting entertainment gekozen. Ons schooljaar bestaat uit vier periodes, de eerste drie zijn eigenlijk het eerste jaar. Daarna kies je, en de vierde periode zit je dus al in het tweede jaar. Dat is nu dus. We hebben als opdracht de eindexamenshow in elkaar te zetten voor degenen die dit jaar eindexamen doen. Die show maken we samen met een leraar. Het wordt een soort award-show, met dansen en playbacken. Hartstikke leuk. Je doet alles samen. Samenwerken is belangrijk. Als je dat niet kunt, kan je het wel vergeten. Een opdracht is bijvoorbeeld dat je met een groepje van een man of vier een bestaand bedrijf uitzoekt, en daar een programma voor bedenkt voor op de vakantiebeurs. Bijvoorbeeld voor de Roompot (camping). Het bedrijf bestaat echt, maar we gaan er niet echt heen. Het is een oefening. Dat programma moet je dan pre201
“Toen ik in de vierde zat kreeg Tessenderlandt de richting toerisme en recreatie.”
“Ik kon na mijn Tessender landt-stage gewoon blijven. Maar dan betaald."
senteren alsof je het uitlegt aan het personeel. Met foto’s en filmpjes van internet. Of we moeten zogenaamd een excursie verzorgen voor Duitse mensen in Breda. Met folders en uitleg in het Duits. We hebben ook theorielessen zoals administratie. Daar leer je mensen inschrijven, rekeningen schrijven enzo. We hebben talen: Engels, Duits of Frans, dat kan je kiezen. We leren hoe hotels of campings zijn ingericht, alles wat met recreatie te maken heeft. Ook communicatie, dat is eigenlijk Nederlands. Daar leer je bijvoorbeeld hoe je een telefoongesprek moet voeren. Dat heb ik toevallig gisteren nog gedaan. Dan belt een leraar je op vanuit de andere kant van het gebouw en dan moet je hem bijvoorbeeld een huisje verhuren. Later bespreekt hij dan met je hoe het ging. Zulke dingen. Het gaat best goed op school, ik haal zevens en achten. Niet dat het allemaal zo makkelijk is. Dit jaar zijn we met 31 leerlingen begonnen, nu zijn het er nog 24. Tijdens het jaar vallen best veel mensen af. Ik doe nu niveau 2, hierna ga ik niveau 3 doen. Dan wordt je medewerker. Als je niveau 4 ook nog doet, dan kan je leidinggevende worden. 202
Op niveau 4 ga je vijf maanden op stage, dat kan ook in het buitenland. Dan zou ik wel naar Kreta willen, meedraaien in een entertainmentteam in Griekenland. Mooi toch? Echt, ik zou tegen iedereen willen zeggen: Kom naar de Rooi Pannen. Goed georganiseerd en hartstikke leuk. We hebben een internetpagina waar alle info opstaat: roosters, als er iets uitvalt, datums, je kunt er op communiceren met je leraren. Perfect geregeld allemaal. Van oktober tot en met maart hebben we stage gelopen. Een dag in de week. Je kon drie adressen opgeven. Ik kon naar Linberg Plaza in Molenschot. Die hebben een bowlingbaan, een indoor tennisbaan en een camping. Ik heb voornamelijk achter de bar gestaan daar. Dat was prima hoor, maar ik had liever naar de Efteling gewild. Want ik ken de horeca al. Ik sta elk weekend in de keuken bij de Chaamse Hoeve, daar kon ik na mijn Tessenderlandt-stage gewoon blijven. Maar dan betaald. Ik vind het leuk, maar niet voor altijd. Ik hoop later werk te vinden bij evenementen: organiseren, activiteiten verzorgen. Dat is toch meer iets voor mij. Tja, wat voor talenten moet je hebben. Je moet kunnen organiseren, goed kunnen samenwer-
ken, dat is erg belangrijk. Met allerlei mensen om kunnen gaan. Het leuk vinden om met mensen te werken: groepen kinderen, volwassenen. En je moet niet onzeker zijn. Soms sta je voor driehonderd man en dan moet je een toneelstukje doen in je eentje. Zulke dingen.. Nee, ik heb het niet van huis uit meegekregen. Mijn vader en broer zijn allebei timmerman. Maar ze vinden het wel leuk wat ik doe. Volgend jaar organiseren we met de klas bijvoorbeeld een dinnershow voor onze ouders in de aula. Dan kunnen ze ook eens van dichtbij meemaken wat wij doen op school. Dan komen ze zeker. Ik heb het denk ik meer via mijn moeder. Op woensdagmiddagen hielp ze bij knutselclubjes voor kinderen. En ze deed veel voor de Kiak in Gilze, de kindervakantieweek. Dan ging ik mee, mocht ik haar helpen. Ik deed steeds meer. Toen ik 14 was hielp ik mee bij het organiseren en iets later werd ik gevraagd voor het bestuur. Daar zit ik nu in. Organiseer disco’s, een braderie. Dat soort dingen. En de scouting natuurlijk, daar zit ik al mijn hele leven bij. Eerst als bevertje, toen als welp, daarna verkenner, rowan sherpa (ja, zo heet dat. Dat is jongens en meiden door elkaar) en
nu als Slix, dat is van 18 tot 23 jaar. Een groepje van een man of zes. We spreken soms samen af. Gaan we zwemmen of zo. Ik zit bij de leiding, organiseer van alles voor de welpen. Kampen of spelletjes. Vorig jaar was er bijvoorbeeld een groepsweekend met als thema Adriaan en Bassie. Hebben we een caravan gemaakt, en ik was Adriaan. (Zie www.gillesa.nl) Tessenderlandt was een leuke tijd. Ik heb het erg naar mijn zin gehad. Horeca vond ik leuk, maar ook handvaardigheid, techniek en sport. Klopt wel als je nu naar mijn opleiding kijkt, hè? CKV vond ik ook leuk. Ik ga nu ook naar de Lama’s kijken in het nieuwe seizoen, en binnenkort ga ik naar Stomp. Dat is een voorstelling waarin allerlei voorwerpen als drumstel worden gebruikt. Strakke ritmes. Hartstikke goed. Toen ik in de vierde zat kreeg Tessenderlandt de richting toerisme en recreatie. Dat was voor mij net te laat, anders had ik (denk ik nu) dát gekozen. Niet dat ik spijt heb van horeca hoor, helemaal niet. Ik heb veel gehad aan wat we leerden: koken en serveren, zeker. Ik heb heel goede herinneringen aan Tessenderlandt. Ik ga er af en toe nog wel eens kijken.” 203
“Tessenderlandt was een leuke tijd. Ik heb het erg naar mijn zin gehad.”
Januari 2010 Kevin zit inmiddels in het vierde jaar van de Rooi Pannen, niveau 4. Hij heeft zijn opleiding wat theorie betreft afgerond. In 2009 liep hij vijf maanden stage bij Virgin Luchtballon in Tilburg.”Dat was een superstage,” vertelt hij, “Ik heb twee keer een ballonvaart mogen meemaken.” Op dit moment loopt hij zijn tweede stage bij camping de Reebok in Oisterwijk: terreinonderhoud, receptie, van alles eigenlijk. Hierna moet hij alleen zijn stageverslagen nog inleveren. Eind maart is hij klaar. En dan aan het werk! Hij heeft er zin in. Januari 2015 “Juni 2010 kreeg ik mijn diploma, en kon ik meteen aan de slag als facilitair medewerker bij camping de Reebok. In de zomermaanden werkte ik er ook als animator: we organiseerden van dansjes tot sporttoernooien en van knutselen tot talentenjachten voor de kinderen van de camping. Ik vond het heel leuk, maar helaas de zomer ging voorbij, evenals mijn contract. In stil zitten had ik weinig zin en via via kon ik tijdelijk aan de slag als logistiek medewerker. bij van Puijenbroek Textiel beter bekend als HaVeP, een bedrijf gespecialiseerd in werkkleding. Dat
beviel mij erg goed en mijn baas waarschijnlijk ook, want ik ging van een nul-uren-contract naar een half-jaar-contract en uiteindelijk kreeg ik een vast contract. Dat wilde ik zelf ook omdat ik inmiddels was gaan samenwonen en een vast inkomen fijn is. Ik ben nog steeds werkzaam als logistiek medewerker, maar gelukkig heb ik ook doorgroei- mogelijkheden. Zo werk ik ook een aantal uur in de week op de afdeling marketing. Maar het organiseren blijft mijn ding: ik zit ik in het bestuur van de personeelsvereniging.Komend jaar bestaat van Puijenbroek Textiel 150 jaar en hiervoor ben ik met een aantal collega’s druk bezig een geweldige dag te organiseren. In mijn vrije tijd zit in nog steeds op scouting, waar ik inmiddels zo’n 7 jaar leiding geef aan de Gidsen (meisjes van 10 tot 14 jaar) en sinds september 2014 begeleid ik ook de Rowan Sherpa’s (gemengde groep van 15 tot 17 jaar). Er zitten ook een aantal leerlingen van Tessenderlandt tussen, en het is altijd leuk om daarover met ze te praten. Naast scouting heb ik ook nog 7 jaar toneel gespeeld. Ik was op zoek naar iets anders en dat heb ik gevonden. Veel kan ik er nog niet over vertellen, maar het wordt een mega groot theaterstuk in de Gemeente Gilze en Rijen.” 205
“Ik kreeg op Tessenderlandt mijn zelfvertrouwen weer terug.”
“Tessenderlandt was een heerlijke tijd voor mij. Ik vind het nog steeds de leukste school.” Jet bij de Leij interview winter 2010
Jet bij de Leij (19) studeerde drie jaar geleden af op Tessenderlandt, richting Uiterlijke Verzorging. Ze werkt bij postorderbedrijf Otto, waar ze moeilijke en makkelijke klanten telefonisch te woord staat. Nog even, want ze gaat weer naar school. Ze weet nu wat ze wil. “Ja,” zegt Jet, “ik zat laatst een keer te spelen met mijn kleine nichtjes. Dat doe ik vaak en ontzettend graag. Dat kan ik gewoon goed. En ineens dacht ik: waarom maak ik dáár niet mijn werk van... Ik was al een hele tijd aan het zoeken wat ik echt wilde. En ineens wist ik het. Na Tessenderlandt ben ik naar de Kappersschool in Roosendaal gegaan. Een dag school, de andere dagen werken. De praktijk vond ik leuk, maar de school niet. De theorie die we kregen, dat ging alleen maar over permanenten enzo. Het was gewoon niet wat ik had verwacht. Ik vond het niks. Ik ben gestopt. Toen nog een andere kappersopleiding geprobeerd, in Tilburg. Maar dat was het zelfde liedje. Als je niet op school zit, kun je ook niet in de kapsalon blijven werken, dus ik ben er helemaal mee gestopt. Van de ene op de andere dag. Gek wel, want vanaf mijn kindertijd stond 206
het voor mij en dus ook voor de hele familie vast dat ik kapster zou worden. Dus niet. Mijn oma vond het geloof ik het ergst, die bleef maar vragen waarom nou toch.. Via een uitzendbureau kwam ik bij T-mobile op het kantoor, ik deed de administratie. Beviel goed. Maar toen werd ik ziek. Ik had de ziekte van Pfeiffer, ik was ontzettend moe. Ik ben twaalf maanden ziek geweest, heb heel veel geslapen. Klein stukje lopen en weer slapen. Toen ik terugkwam op het werk was er een ander aangenomen voor mij in de plaats. Logisch wel, als je een jaar ziek bent. Ik kon vertrekken. Toen heb ik een half jaar thuis gezeten. Nou, dat is erg hoor. Verschrikkelijk. Ik probeerde van alles, maar er was gewoon geen werk voor mij. Op zekere dag vond ik één vacature die ik zou kunnen doen, bij postorderbedrijf Otto: medewerker klantenservice. Ik heb meteen gesolliciteerd en werd gelukkig aangenomen. Ik draai nu diensten van vier uur. Ik zit de hele tijd achter een computer aan de telefoon, samen met 250 collega’s: er bellen constant mensen, dat gaat achter elkaar door. Mensen met klachten, vragen, die bestellingen doen. Je 207
"Nou, ik wist het meteen, hoor. De sfeer, dat praktijklokaal van Uiterlijke Verzorging! Fantastisch!"
moet al die telefoontjes ook afhandelen natuurlijk, dingen regelen enzovoort. Het is hier ook vooral een kwestie van goed met mensen kunnen omgaan. Je moet er wel tegen kunnen hoor. Je wordt vaak uitgescholden, dat gebeurt dagelijks. En daar wen je nooit aan. Als ik ‘s avonds thuis ben zit het meestal nog in mijn hoofd. Mensen denken niet na over wie ze aan de lijn krijgen, meteen schelden. Dan moet je kalm blijven en beleefd. Als het te gek wordt moet je rustig zeggen wat je gaat doen met de klacht en dan zeg je dat je nu de verbinding verbreekt. Poehh! Dat is echt niet leuk hoor. Maar over het algemeen vind ik het wel leuk. Ieder telefoontje is anders, je weet nooit wat je nu weer zal horen als je de telefoon opneemt. Sommige mensen zijn heel zakelijk, andere gezellig, tja, en anderen dus boos. Wat ik eigenlijk het liefste doe is het werken voor ‘You look for less’. Dat is de 50plusafdeling. Die klanten zijn rustig, ze nemen de tijd. Ze zijn vriendelijk, nooit boos of kortaf, ze vragen soms advies. Dat is echt leuk, dan heb je het gevoel dat je iemand echt helpt. Maar ik wil dit niet mijn hele leven doen, daar 208
is het niet leuk genoeg voor. Als je geen vakopleiding hebt, kom je wel steeds in dit soort banen terecht. Dan heb je echt heel weinig keus. Ik vroeg me af: wat wil ik dan wel? Dat was nog niet zo simpel. En toen ineens, toen ik daar zo met mijn nichtjes zat, toen wist ik het: kinderopvang. Werken met kleine kinderen, zo tot een jaar of vier. Ik ben op internet naar opleidingen gaan zoeken, en ik wist: ja, dit wordt het. Ik werd helemaal blij. Het zit achteraf wel een beetje in de familie, want mijn moeder werkt op een basisschool, en mijn zus en mijn tante geven ook les. Maar ik wilde echt nooit het onderwijs in, en nu nog steeds niet, hoor. Ik wil de kinderopvang in. En daar is veel vraag naar. Buitenschoolse-opvang, peuterspeelzalen, dat werk. Ik heb me voor volgend jaar ingeschreven in Tilburg. Pedagogisch werker, niveau 3. Weer één dag naar school en de andere dagen werken. Ik heb er zo’n zin in! Tessenderlandt was een heerlijke tijd voor mij. Ik vond en vind het nog steeds de leukste school. Echt. In het dorp bij ons werd het afgeraden, het zou geen goede school zijn. Maar
“Ik wist niet wat me overkwam: ik kon óók goede cijfers halen!! “
mijn moeder vond het belangrijk dat ik meer zou zien dan alleen ons dorp, dus we gingen naar de open dagen. In Tilburg en in Breda. Nou, ik wist het meteen, hoor. De sfeer, dat praktijklokaal van Uiterlijke Verzorging! Fantastisch! Gelukkig gingen we met een groepje van acht uit Alphen naar Tessenderlandt, dus we konden samen heen en terug fietsen of bussen. We hadden een leuke klas. Twaalf leerlingen. Ik zie sommige mensen nog regelmatig. Wat heel erg was, was dat Evelien op zekere dag zomaar dood was. Zij kwam ook uit Alphen. Ze zat altijd bij ons in de bus. We zaten in hetzelfde jaar. Zij deed kader, en ik basis. Ze was gewoon een gezond meisje. Ik weet nog dat ik werd opgebeld. Verschrikkelijk. Gelukkig werden we op school goed opgevangen, je kon altijd bij iemand terecht als je het even niet meer wist. Ik kwam als een heel onzeker vogeltje Tessenderlandt binnen. Van de basisschool had ik meegekregen dat ik niks kon. Gewoon: ik kon niks. Dus ik vond het doodeng. Maar onze mentor, meneer Deen, had alle geduld. Als ik het niet snapte werd ik geholpen. Ik bloeide hele-
maal op. Hij vertelde ook altijd mooie verhalen. Ik had het zó naar mijn zin op school. Ik had nooit meer het idee dat ik iets niet kon. Eindelijk haalde ik goede cijfers. Ik wist niet wat me overkwam: ik kon óók goede cijfers halen!! Niet voor alle vakken hoor: engels bleef moeilijk. Maar ik ben voor wiskunde met een acht geslaagd! Ik ben naar mijn basisschool teruggegaan om het ze te laten zien. Kijk eens! In groep zes hadden ze me daar een rekenmachientje gegeven met de woorden: rekenen dat leer jij toch nooit. Ik was zo trots. Misschien is dat wel het belangrijkste en vond ik het daarom zo fantastisch op Tessenderlandt, dat ik daar mijn zelfvertrouwen weer terug kreeg. Dat ik gezien werd en geholpen, in mijn eigen tempo kon werken, op mijn eigen niveau. Dat ik opbloeide. Ik heb ook genoten van de tijd op de afdeling Uiterlijke Verzorging. Ik vond alles leuk: de kappersklas, de pedicure, de lessen schoonheidsspecialiste. We kregen best veel theorie, maar we werkten in groepjes en moesten iets dan op een bepaalde tijd af hebben. Dat vond ik fijn werken. En goeie docenten natuurlijk, die gingen helemaal voor het vak, dat merkte je 209
“En goeie docenten natuurlijk, die gingen helemaal voor het vak, dat merkte je aan alles.”
aan alles. We hebben een modeshow gedaan, dat was spannend, want het was voor een wedstrijd. Ik weet nog dat Mevrouw Broekman het allemaal heel belangrijk vond voor onze ontwikkeling. Van andere scholen kwamen er toen ook leerlingen naar Tessenderlandt. Ik hielp mee met de make-up en het haar. We hebben niet gewonnen, maar het was heel leuk. Er is van die dag een dvd gemaakt, daar kijk ik nog wel eens naar. We hadden geschiedenis van meneer van Dongen, fijne docent. Hele verhalen vertelde hij, ik vond het heerlijk. En van meneer van de Broek weet ik nog (ha ha), dat die tijdens de les wel eens even wegging. “Ik ben even naar beneden”, zei hij dan. Toen zijn we hem een keer stiekem achterna gegaan, want we wilden wel eens weten wat hij ging doen! Ging hij naar de rokerskamer! Ging hij even een sigaretje roken! Mevrouw Heurter van wiskunde, oh ja, die was altijd zo vrolijk in de les. Ze had ook altijd wel even tijd voor een praatje, en ze liet ons sudoku’s doen. Dat was goed voor ons inzicht, zei ze dan. 210
Wij waren geloof ik ook het eerste jaar dat examen moest doen op de computer. Ik vond het raar, het voelde helemaal niet ‘echt’. Een gymzaal vol met tafeltjes waar het heel stil is, dat is examen, dat maakt indruk. Dit niet, het leek net of we een spelletje deden. We konden zo op elkaars beeldscherm kijken. Wat ik nog zou willen zeggen? Geniet van de tijd dat je nog op school zit, want het is zó voorbij. Je maakt vrienden, je hoeft nog niet echt verantwoordelijkheid te dragen. Werken is echt heeeeel anders. Ja, ik zeg dat nu natuurlijk ook achteraf. Als je op school zit, mopper je op je huiswerk enzo. Nou, geef mij dat huiswerk maar hoor, in plaats van al die telefoontjes de hele dag. Geniet er maar lekker van.” Januari 2010 Jet is per 1 januari 2010 gestopt bij de Otto. Ze verheugde zich op haar opleiding. Januari 2015 “Ik kon helaas niet naar de kinderopvang-opleiding, want er waren teveel aanmeldingen en ik viel af. Toen ben ik de opleiding Helpende Zorg en Welzijn in Tilburg gaan doen, want ik wilde 211
“Geniet van de tijd dat je nog op school zit, want het is zó voorbij.”
graag verder studeren. Met de kinderopvang nog in mijn achterhoofd, koos ik voor een half jaar stage op een peuterspeelzaal en kinderdagverblijf, en ontdekte als snel dat dit niet was wat ik de rest van mijn leven wilde doen. In het tweede schooljaar koos ik voor een stage op een PG, een Psycho-Geriatrische afdeling van een verzorgingshuis. Daar zitten oude mensen met psychische problemen. Dat was zwaar, maar ik leerde er veel en belangrijk: ik ontdekte dat ik echt een zorgmens ben. In 2012 haalde ik mijn dilpoma. Klaar om een nieuwe weg in te slaan, waar ik ontzettend veel zin in had. Ik vond al snel een vakantie baantje in een plaatselijk verzorgingshuis. Maar zoals het woord al zegt was dat helaas alleen voor de vakantie. Voor de zoveelste keer kon ik weer vertrekken. Als snel kreeg ik via via de vraag of ik bij een gezin in Oudenbosch als au pair wilde komen werken. Ik heb wel even getwijfeld want als er dan een baan in de zorg op mijn pad zou komen, zou ik dat gezin weer moeten teleurstellen. Een baan in de zorg bleef uit ,dus ben op het aanbod ingegaan. Wat heb ik daar een geweldige tijd gehad. Ik zorgde voor twee 212
schoolgaande kinderen en twee kleine kinderen die thuis bij mij bleven. De ouders hadden een eigen zaak aan huis, dus we konden iedere middag samen luchen aan een grote tafel, als een gezin. Ik heb mij daar heel welkom gevoeld. Maar na twee jaar was het weer tijd om te gaan. Toen de jongste dochter naar de peuterspeelzaal ging zat mijn werk zat erop. Via www.brabantzorg.nl vond ik mijn huidige baan bij Stichting de Wever in Tilburg. het is een stichting met meerdere locaties. Ik werk op de locatie Notre Dame, het gebouw is een oud klooster. Ik werk er als voedingsassistente en, als het nodig is, spring ik bij in de zorg. Ik ben verantwoordelijk voor de kamerbieding, dat wil zeggen dat ik onder andere met een grote wagen vol eten en drinken langs de kamers ga. Iets voor andere mensen betekenen geeft mij iedere keer weer een goed gevoel. Ik geniet zo van mijn werk, dat ik nu echt kan zeggen dat dit is wat ik de rest van mijn leven wil doen.”
"Ik geniet zo van mijn werk, dat ik nu echt kan zeggen: dit is wat ik de rest van mijn leven wil doen.“
213
“Volg je passie! Ga ervoor! Wijsheden die mij verder brachten.” Joost Roovers interview najaar 2014
De 29-jarige Joost Rovers heeft in 2002 zijn diploma gehaald op Tessenderlandt. vbo-c, richting metaal. Momenteel is hij muziekdocent op het Markenhage College te Breda en op het 2College Wandelbos te Tilburg. “Aan het einde van de basisschool adviseerde men mij om naar een land- en tuinbouw school te gaan. Tijdens de open dag had ik al een gevoel dat dit het niet ging worden. Na thuis dit gevoel uitgesproken te hebben kwam de conclusie om naar een technische school te gaan.
“Aan het conservatorium volgde ik de opleiding klassieke muziek.”
Zo gezegd, zo gedaan en nooit heb ik een moment spijt van deze keuze gehad. Ik kwam terecht in vbo-c nu noemt men dat Gemengde Leerweg. Daar kwam ik meteen twee inspirerende docenten tegen namelijk meneer Huinen van handvaardigheid en meneer van Blerck van Duits. Dhr. Huinen had het over passie: ‘Wat is jouw passie?’, vroeg hij ons. Dat wist ik wel: muziek was mijn passie. Als vijf jarige volgde ik al AMVlessen (algemene muzikale vaardigheden), toen ik negen was zat ik bij het “Jeugdorkest De Harmonicaantjes” in Breda, waar ik muzieknoten leerde lezen en daarna ben ik op accordeon-les
gegaan. Muziek was en is mijn passie en accordeon is nog steeds mijn instrument. Ik heb toen voor een opdracht bij handvaardigheid een doosje gemaakt met een accordeon erin. Deze is nog gebruikt voor de folder ‘Kunst in de school’ (1998) van Tessenderlandt. Ik heb dat doosje nog steeds. De andere docent welke mij inspireerde was meneer van Blerck. Hij gaf Duits, voor mij een moeilijk vak. Maar zijn motto was: ‘We gaan ervoor!’ Dat klinkt eenvoudig, maar het was precies de opmerking die ik nodig had om door te zetten. Volg je passie! en: Ga ervoor! Wijsheden die mij verder brachten, waar ik echt wat aan had. Aan mijn ouders heb ik ook veel te danken, deze hebben mij overal en altijd gesteund. Ze hebben me alle kansen en mogelijkheden gegeven. Dat is natuurlijk een goede basis, en verder moet je maar afwachten of je op school ook nog kansen krijgt. Ik had wel een idee: een school-orkest! In de schoolkrant probeerde ik andere leerlingen warm te maken voor een schoolorkest, maar ik kreeg geen enkele reactie op mijn oproep! Dat viel tegen, dat weet ik nog wel. 215
“Mogen en kunnen studeren is een voorrecht.”
“Op Tessenderlandt trof ik het met mijn docenten.”
In klas 3 en 4 trof ik het ook met mijn docenten. Ik had inmiddels gekozen voor de richting metaal en daar kreeg ik les van drie praktijkdocenten. Meneer van de Merwe, meneer Frijters en meneer Timmermans. Deze gaven allemaal les met humor, maar vanaf dag één waren de grenzen duidelijk: strenge regels! En daar hadden we ons aan te houden! Tussen de machines is dat noodzakelijk, dat hadden ze ons goed duidelijk gemaakt. Ik had het daar erg naar mijn zin en heb er veel geleerd. Ik herinner me ook nog de trip die we met de klas maakten naar de Trappisten abdij in Tilburg. We kregen een rondleiding en na afloop een consumptie. Dat maakte indruk en was heel leuk. Ook de reis naar Parijs, ‘s morgens vroeg heen en ‘s nachts weer terug, was een ervaring om nooit te vergeten. Toen ik nog op Tessenderlandt zat, hadden mijn ouders voor mij geregeld dat ik een dagje kon meelopen op het conservatorium in Tilburg. Het was voor het eerst dat ik daarvan hoorde, een muziekopleiding op hbo-niveau! Ik was onder de indruk, het was prachtig. Na mijn examen ben ik naar het ROC Zadkine in 216
Rotterdam gegaan, voor de opleiding ‘fijnmechanische techniek’. En dat beviel goed. Ik heb 4 jaar op deze mbo niv. 4 opleiding gezeten, daar zat ik zo goed in mijn vel dat ik ervan overtuigd was dat ik in deze richting ook mijn werk zou gaan vinden Mijn plan was om de opleiding aan de Hogeschool van Rotterdam met de afstudeerrichting ‘gezondheidszorgtechnologie’ te gaan volgen. Maar toen hoorde ik van de mogelijkheid om auditie te doen aan het conservatorium in Tilburg. Na het behalen van mijn van mbo niv. 4 en na een succesvolle auditie aan de Hogeschool voor de Kunsten te Tilburg (conservatorium) kon ik starten met de vakopleiding. Vanaf dat moment stortte ik me geheel op de muziek, mijn passie! Aan het conservatorium volgde ik de opleiding klassieke muziek afstudeerrichting accordeon (Bachelor of Music). Na deze opleiding ben ik gestart voor muziekdocent. Ook dáár moest een auditie voor gedaan worden, en ook dáár werd ik aangenomen. De studie voor muziekdocent heb ik in een tweejarige deeltijdopleiding afgerond. Deze opleiding is een eerstegraads studie (Bachelor
of Music in Education). Naast mijn deeltijdstudie had ik een parttime baan als muziek- en CKVdocent op 2College Wandelbos te Tilburg. De combinatie tussen school en werk was op bepaalde momenten zwaar. Echter wanneer je aan een computergame begint moet je levels doorlopen. Wanneer je de game uitspeelt ben je trots op je doorzettingsvermogen en je succes. Door de muziek maak je regelmatig mooie en inspirerende dingen mee. Rond mijn 21 jaar was ik invaller bij het Malando-orkest. Dit tangoorkest is bekend en had toen veel optredens in Duitsland, waarmee we o.a. optraden bij de Duitse TV-zender ARD. In Nederland hadden we ook TV- optredens bij MAX & Catherine en TROS Muziekfeest op het plein. Met de componist Tom America heb ik mooie projecten beleefd één daarvan ging over het 200 jarige bestaan van de stad Tilburg. Verder was ik accordeonist bij diverse theaterproducties en opera uitvoeringen. Op 2College Wandelbos te Tilburg gaf ik muziekles en CKV aan de leerjaren 1 t/m 4 vmbotl, havo onderbouw en aan vmbo3 CKV. Alle 217
“Wanneer je de game uitspeelt ben je trots op je doorzettingsvermogen en je succes.”
leerlingen die als eindexamen muziek hadden gekozen zijn geslaagd voor dit vak. De locatie Wandelbos is helaas aflopend. Momenteel ben ik werkzaam als muziekdocent aan het Markenhage College te Breda en 2College Wandelbos te Tilburg. Sinds het schooljaar 2014-2015 geef ik les aan het Markenhage College aan de leerjaren 1 vmbo, havo, vwo en vmbo 3, 4 en op 2College Wandelbos aan vmbo 4. Op dit moment ben ik vier schooljaren werkzaam als docent. Ook heb ik bij diverse muziekscholen gewerkt als accordeondocent. Aan iedereen die nog aan het begin van zijn of haar schoolcarrière staat wil ik de volgende tips geven: ga ervoor, volg je passie! Met enthousiasme, doorzetten en besef dat het een voorrecht is om te mogen studeren.”
218
219
“Ik zat in een leuke klas. Er ontstond al snel saamhorigheid.” Joyce van Croonenborch Interview februari 2013
Joyce van Croonenborch (21) haalde in 2007 haar vmbo-diploma uiterlijke verzorging op kaderniveau. Haar vertrek bleek niet definitief te zijn. Aan het begin van schooljaar 2012/2013 keerde ze terug. Deze keer als stagiaire. En grappig genoeg, niet bij de afdeling uiterlijke verzorging. Joyce is vast van plan docente Engels te worden. En dat gaat haar lukken ook. Reken maar van Yes! “Op basisschool de Zandberg leek het me leuk kapster of visagiste te worden. Waar dat vandaan kwam weet ik niet meer. Toen ik in groep acht een vmbo-advies kreeg, was de keus voor Tessenderlandt snel gemaakt. Want: dichtbij, de juiste richting en het lokaal ‘uiterlijke verzorging’ zag er op de Open Dag aantrekkelijk uit.
“Geniet van je tijd op school. Het is de beste tijd van je leven.”
In het begin was het wennen, logisch op een hele nieuwe school, maar snel bleek dat ik in een leuke klas zat. Er ontstond al snel saamhorigheid. Meneer De Koning was onze mentor. Hij gaf Engels. Het was een toffe man, meelevend en geïnteresseerd. Een andere docent die me bij is gebleven is meneer Chelqui met zijn uitspraken: ‘Pak je contactboek!’, ‘Waarom?’, .Omdat ik dat wil!’
In klas 2 deden we leuke dingen. We gingen bijvoorbeeld naar de Efteling. We liepen daar rond in een eigen, alternatief groepje. Dat was niet echt gebruikelijk in de wandelgangen. We deden dat jaar ook mee met de ‘Dinershow’. Met ‘we’ bedoel ik mijn vriendin Sharon Norbart, die nog steeds mijn vriendin is, en ik. Ik zong en Sharon begeleidde mij op gitaar. Ik vond Engels een fijn vak. Ik was er echt goed in. Misschien was het de invloed van meneer De Koning, dat ik stiekem wel eens dacht aan een studie Engels. Maar ja, ik zat op een vmboschool. Kon ik dat wel bereiken? Voor de zekerheid koos ik toch maar voor uiterlijke verzorging. Daar was ik tenslotte voor gekomen. En toen ik er eenmaal zat, vond ik het best leuk. We hadden bijvoorbeeld een ’moederverwendag’, speciaal voor onze eigen moeders. Alles wat we in de lessen schoonheids – en haarverzorging hadden geleerd mochten we toepassen om onze moeders een ware metamorfose te geven! Tussen de middag werd er ook een lunch verzorgd, dus ze werden flink in de watten gelegd. Op andere dagen waren er modellen nodig. Nam ik ook wel eens mijn vader mee, vond hij wel interessant, tussen al die vrouwen. 221
“Toen ik in groep acht een vmbo-advies kreeg, was de keus voor Tessenderlandt snel gemaakt.”
“Bij de theorielessen had ik nooit problemen.”
Hoewel ik goed kon opschieten met de meisjes in mijn klas, trok ik toch meer op met jongens. Bij de theorielessen had ik nooit problemen, Maar voor het praktijkgedeelte van uiterlijke verzorging was ik niet echt in de wieg gelegd. Het geleerde moesten we op elkaar uitproberen. Dat uitproberen op elkaar vond ik leuk. Dat schiep een band, maar ik deed te lang over de opdrachten, ik was veel te precies. Mevrouw Broekman zei een keer: ‘Uiterlijke verzorging, dat is eigenlijk niets voor jou’. En daar had ze wel gelijk in, het lag me niet echt, maar ik wilde het toch afmaken. Mijn mentor, mevrouw van Dijk, hielp me samen met mevrouw Broekman de examens door.
hun ouders bij ons opgehaald werden. Dat was zo’n leuke tijd, dat ik daar nog steeds regelmatig werk. Het is mijn bijbaantje momenteel.
Het lukte me het diploma te halen en toen moest er een keuze gemaakt worden voor een vervolgopleiding op het mbo. Ik wilde me in schrijven voor de opleiding ‘Jeugdzorg’ niveau 4. Maar ik kreeg een brief terug waarin stond dat ik ingeschreven was bij de opleiding ‘kinderopvang’ niveau 3. Dat was niet de bedoeling! Ik heb meteen gebeld, maar het was niet mogelijk ‘jeugdzorg’ op niveau 3 te doen. Ik ben toen toch maar aan “kinderopvang” begonnen. Hoewel mijn motivatie niet 100% was, 222
wilde ik het toch zo goed mogelijk doen. De eerste stage ging niet goed. Voor mijn gevoel deed ik mijn best, maar de leidsters wilden het niet echt waarderen. Soms had ik het gevoel alsof ze me min of meer belachelijk wilden maken, waardoor mijn motivatie erg achteruit ging. Toch heb ik het eerste jaar afgemaakt. Hoewel de opleiding niet allemaal vlekkeloos verliep, was de klas waarin ik zat was erg leuk. Ik had ook een goede begeleidster: Alet Broertjes. Zij heeft mij goed geholpen, ze geloofde in mij. ‘Je kan het wel’, zei ze steeds. In klas twee had ik wél een leuke stage, bij Skon kinderopvang, op de BSO (buitenschoolse opvang), zodat ik weer een beetje moed kreeg. Jammer dat de tweede helft van het jaar wat minder was. Naar mijn mening kreeg ik plotseling een te grote verantwoordelijkheid voor zo’n groep. In je eentje een grote groep kinderen begeleiden in een museum vond ik toen nog iets te veel van het goede. Het laatste half jaar van klas 3 liep ik stage bij De Blauwe Otter, ook op de BSO groep. Hele jonge kindjes, baby’tjes nog soms, werden daar door hun werkende ouders gebracht. Ook haalden we schoolgaande kinderen op, tot ze door
Ik heb veel geleerd op het mbo. Dat je daar voor veel dingen zelf verantwoordelijk was, heeft goed voor me uitgepakt, hoewel we daar ook wel eens misbruik van maakten als de docenten afwezig waren. Dan werd ook daar de computer snel gebruikt om te chatten en maakten we het misschien iets te gezellig met elkaar. Ook de docenten wisten niet altijd wat er precies moest gebeuren. Ze moesten roeien met de riemen die ze hadden. Ze konden je soms ook niet altijd overal op wijzen. Dat was wel eens vervelend, bijvoorbeeld voor mijn portfolio, dan waren er al spullen weggegooid waarvan later pas duidelijk werd, dat ze bewaard hadden moeten worden. We hadden er geen examens, we moesten ervoor zorgen dat al de verplichte onderdelen achter de rug hadden. Van de diploma-uitreiking weet ik nog wel dat we met bloemenkransen om van de trap af liepen.
door te gaan naar het hbo, en daarvoor was niveau 4 noodzakelijk. We kregen de mogelijkheid dat extra jaar versneld af te ronden. We moesten daarvoor met een groep twee projecten organiseren. Een van die plannen was een activiteitendag voor een kinderdagverblijf bedenken. We gingen met enkele docenten van het kinderdagverblijf rond de tafel zitten en toen duidelijk was wat zij van ons verwachtten konden we aan de slag. We moesten een activiteitenprogramma opstellen, aangepast op ‘drukke kinderen’. Uiteindelijk hebben we dus een geheel draaiboek bedacht met verschillende activiteiten en uitgevoerd. Het was ook handig voor het kinderdagverblijf zelf, omdat ze dit draaiboek dan vaker konden gaan gebruiken. De andere projectopdracht hield in dat we ook een geheel draaiboek moesten maken voor een BSO in het thema van ‘Natuur en duurzaamheid’ , waarin we activiteiten en inrichting aansluitend op het thema moesten presenteren. Het laatste jaar ging eigenlijk heel eenvoudig. Door het samenwerken werden de lasten verdeeld en daardoor enorm verlicht.
Na afronding van niveau 3, ging ik door met mijn opleiding op niveau 4. Mijn plan was om
Mijn ommezwaai van uiterlijke verzorging naar kinderopvang bleef niet mijn enige carrière223
“Met mijn docent als voorbeeld ben ik tóch Engels gaan studeren.”
switch. Met meneer De Koning als voorbeeld ben ik tóch Engels gaan studeren. Ik vertelde al dat het op Tessenderlandt ook al door mijn hoofd spookte, maar dat ik toen nog dacht dat dat voor een vmbo-leerling niet haalbaar zou zijn. De kansen waren inmiddels ten goede gekeerd: ik had immers mbo niveau 4 op zak! En, op Tessenderlandt was ik behoorlijk goed in Engels. Zoals toen Bahar en ik een mondeling moesten doen bij meneer Polak en we een 8 kregen, hebben we hem in het Engels proberen over te halen een 9 te geven. Toen heeft hij ons toch maar een 8,5 gegeven. Op het Vitaliscollege had ik geen Engels meer gehad, maar er was genoeg blijven hangen. Bovendien zijn we de hele dag omringd door de Engelse taal via, media, als televisie, en muziek. Dat zat wel goed. De dichtstbijzijnde geschikte opleiding was Fontys in Tilburg, waar ik op de Open dag was gaan kijken. Het trok me meteen aan. Hoe het kwam, weet ik niet, maar het hele gebouw voelde helemaal niet aan als een school. Het had een heel andere uitstraling.
Het eerste jaar keek ik mijn ogen uit door wat er allemaal bij het studeren van een taal kwam kijken: fonetiek, lezen, schrijven, de geschiedenis van Engeland en de Verenigde Staten, vakdidaktiek, literatuur, woordenschat, grammatica, luisteren, spreken, pedagogiek. Heel wat dus! Ondanks mijn achterstand op mijn klasgenoten die soms van het vwo kwamen, haalde ik voldoende studiepunten om over te kunnen (57 van de 60, terwijl je met 50 studiepunten al over kon.) Nu ik in de tweede zit moet ik alleen het onderdeel woordenschat nog tot een goed einde brengen om mijn propedeuse te halen. Ik weet zeker dat dat wel gaat lukken. Het valt me op dat ik met deze opleiding veel meer 24/7 bewust bezig ben. Hoor ik iemand in het weekend Engels spreken, dan ga ik er meteen op af. Nu zit ik in klas twee en zijn er inmiddels al heel wat klasgenoten afgevallen. We hebben toch weer een volle klas, omdat de lege plekken opgevuld zijn met de overblijvers van andere klassen. In de eerste kregen we een stageplek aangewezen. Nu moesten we er een zelf uitzoeken. Natuurlijk dacht ik meteen aan Tessenderlandt! Liep ik weer door de vertrouwde gangen en 225
“Ondanks mijn achterstand op mijn klasgenoten die soms van het vwo kwamen, haalde ik voldoende studiepunten.”
dacht steeds aan de tijd dat ik hier zelf als leerling liep. Het was me allemaal heel bekend. Zoals ik nu school binnenkwam was zo anders dan een paar jaar geleden! Nu mocht ik bijvoorbeeld wél via ingangen binnen waar ik als leerling beslist nooit langs mocht! Ik zag de school nu vanuit een heel ander perspectief, maar het was fijn dat het nog steeds net zo vertrouwd voelde als toen. Hoewel iedereen verschillend is, kom je toch steeds weer hetzelfde type leerlingen tegen. Automatisch vergeleek ik ze met mijn eigen klasgenoten van vroeger. In het begin was het lesgeven erg spannend. Je weet wat voor leerlingen er zijn, maar om daar goed mee om te gaan is een ander verhaal. Je kunt altijd een weerwoord verwachten. Het was nu heel anders dan bij mijn eerste stage, op het Jacob Roelandslyceum vorig jaar. Toch is dat tegelijk de uitdaging. Vanaf het moment dat ik een band kreeg met de leerlingen, kwamen er vragen als: Wat doet u hier dan? Waarom wil je les geven op zo’n stomme school? Ik dacht vroeger natuurlijk ook dat school stom en vervelend was, en de meeste leraren maar lastig waren. Het is ook grappig dat leerlingen zelf zeggen dat ze nooit aan een vervelende groep zoals die 226
van hen les zouden willen geven. Ik moet dan altijd wel een beetje lachen. Ook was er een leerling, die meteen geïnteresseerd was. Die zag het ook wel zitten om docent te worden. Ik gaf les aan twee vierde klassen met wie ik langzaam een band op bouwde. In het begin keken ze nog de kat uit de boom. Naarmate de band beter werd, namen ze ook meer van me aan. Op mijn stageschool van vorig jaar was het moeilijker om een band met een klas te krijgen, omdat ik daar in veel verschillende klassen stage liep. Die leerlingen hadden er ook niet zo’n behoefte aan, geloof ik. Een ander opvallend verschil met de leerlingen van Tessenderlandt is dat ze op die andere school veel minder spontaan reageerden. Mijn stage op Tessenderlandt is me erg goed bevallen. Mijn stagebegeleidster, mevrouw van Geel, gaf me veel positieve reacties en ik had dan ook voor mijn stage een dikke 8! Van haar heb ik veel geleerd. Vooral de band die zij met de klassen heeft en de relaxte sfeer tijdens haar lessen zijn een groot voorbeeld voor mij. Ik vind het fijn dat ik zelf ook een band heb kunnen opbouwen met de leerlingen. Ik heb
“Probeer er voor te gaan, je kunt van alles bereiken!”
geprobeerd alle namen uit mijn hoofd te leren, zodat ik ze daarmee kon aanspreken. En er konden tijdens de lessen ook wel eens grapjes gemaakt worden, waar ik dan zelf ook om moest lachen. Ik hielp mee de klassen klaar te stomen voor het examen. Het was een strak schema van luistertoetsen, oefenen van examens en werken in het werkboek en het handboek. De leerlingen hebben mij het gevoel gegeven dat ze me graag voor de klas wilden en dat ik het goed deed. Dat ik streng kon zijn en er iets van durfde zeggen als het moest. Dat gaf me enorme voldoening! Ook heb ik ervaren dat ik het beste met ze voor heb en echt hoop dat ze allemaal hun examens halen en een mooie toekomst tegemoet gaan. Ik heb daar een klein beetje aan mogen bijdragen, dat is toch wel erg mooi. De rest van het jaar blijf ik op mijn eigen school. Ik moet zorgen genoeg studiepunten te halen om aan het eind van het schooljaar over te mogen. De totale opleiding bij Fontys duurt vier jaar en ik denk wel dat het me gaat lukken over twee jaar mijn diploma te halen. Mijn idee is om dan eerst wat reizen te maken. Vooral naar Engeland, Schotland en Ierland. Kan ik daar ge-
lijk mijn Engels nog wat oefenen. Daarna hoop ik een leuke baan te vinden. Ik zou tegen de leerlingen van nu willen zeggen dat ze moeten genieten van hun tijd op school. Ze zullen het zich waarschijnlijk nu nog niet realiseren, maar het is de beste tijd van je leven. Probeer je niet te veel zorgen te maken over de toekomst, het kan namelijk nog alle kanten op gaan, net als bij mij. Maar, probeer er wel voor te gaan, je kunt van alles bereiken! Als je iets écht wilt, dan kun je het ook, probeer gewoon het beste uit jezelf en uit het leven te halen. Doe vooral waar je goed in bent.“ Januari 2015 “Ik zit nu in mijn laatste jaar en hoop dit jaar af te studeren. Eerst nog stagelopen op het mbo en aan mijn eindscriptie beginnen. Ik ben druk met de voorbereidingen daarvoor. Ik heb zin in mijn stage, ik kijk er naar uit om weer les te gaan geven én ik kom zo steeds dichterbij mijn diploma.”
227
‘Ik ben mijn moeder daar nu zeer dankbaar voor.” Karim Saber Interview januari 2015
In 2006 werd Italië wereldkampioen voetbal nadat Egypte eerder dat jaar de Afrikacup had gewonnen. Op Tessenderlandt bestond de ICTroute nog. Het was het jaar dat Karim Saber (25 jaar) zijn diploma haalde. Zijn verhaal dwingt ons, docenten, met beide voeten op de grond. Een succesverhaal, ondanks ons kun je bijna zeggen. Met behulp van moeder, dat dan weer wel. “School was belangrijk voor me. Niet omdat ik het leren zo belangrijk vond. Nee, vanwege de mensen die ik er ontmoette. Vriendschappen die daar en soms al op de basisschool zijn ontstaan, bestaan nog steeds. Dat is belangrijk. Ik ging niet graag naar school en kwam vaak te laat, gelukkig was er altijd wel iets te doen. En dan bedoel ik vooral de grappen en grollen!
“School was belangrijk voor me. Niet omdat ik het leren zo belangrijk vond. Nee, vanwege de mensen die ik er ontmoette.”
De uitslag van de CITO-toets bepaalde dat ik geschikt was voor de basisberoepsgerichte leerweg. Maar mijn moeder zorgde ervoor dat ik toch op kaderniveau terechtkwam. Ten eerste omdat ik me dan kon optrekken aan de rest en ten tweede omdat ik dan op het mbo meteen op niveau 4 zou kunnen starten. Ik kwam op Tessenderlandt terecht in klas 1k1. In
leren was ik niet echt goed, ik vond de stof niet leuk. Vakken als Nederlands, Wiskunde, Geschiedenis, Economie boeiden me niet. Mijn moeder haalde me gelukkig regelmatig op tijd uit bed en zorgde er voor dat ik thuis genoeg aan mijn huiswerk deed, zodat ik altijd wel minimaal op een 5,5 of een 6 uitkwam. Als ik hoger scoorde ging thuis al snel de champagne open, en ik drink niet eens, kun je nagaan! Haha. Ik ging over naar 2k1. Toen besefte ik het nog niet, nu ben ik mijn moeder daar zeer dankbaar voor. Wat me ook wel motiveerde voor mijn huiswerk enzo was dat ik snapte dat als ik bleef zitten de school nog veel langer zou duren. Aan het eind van klas 2 moesten we een richting kiezen: wat mij betreft was dat wegstrepen wat ik absoluut niet wilde. Ik zat thuis redelijk veel achter de computer, daarom koos ik maar voor de ICT-route. Ik weet nog wel dat het voor mij te vroeg voelde om zo’n keuze te maken. Ik had toen het idee dat daarmee de rest van je leven bepaald werd. In klas 3 en 4 vond ik de meeste lessen nog steeds niks. Gelukkig zat ik in een vrolijke klas, we hielden wel van een grapje, humor was een middel om tijd te doden, dat maakte het nog een beetje leuk op 229
“Gelukkig zat ik in een vrolijke klas, we hielden wel van een grapje”.
school. En ik vond het ook wel mooi dat er zo’n grote diversiteit aan leerlingen was: Tessenderlandt had leerlingen uit allerlei landen en culturen. Dat zorgde voor mensen met een hoog entertainment-gehalte: veel lol dus. Ik vond het jammer dat er niet altijd gekeken werd naar de voorkeuren en capaciteiten van individuele leerlingen. Ik kon bijvoorbeeld niet uit de voeten met opdrachten die precies volgens de regels uitgevoerd moesten worden. Ik wilde er liever mijn eigen draai aan geven, ik had behoefte aan creativiteit, maar daar was weinig ruimte voor. Wat we bijvoorbeeld bij wiskunde moesten berekenen was zó saai. Maar als de docent op een persoonlijke, komische manier, zoveel mogelijk leerlingen in het verhaal zou betrekken, komt het veel beter over denk ik. Voor mijn part gaat het dan over de lelijke schoenen van de ene leerling die een andere leerling moet zien te verkopen. Ik kan me meneer Chelgui nog goed herinneren, een heel charismatische man die ons respectvol benaderde en daarom ook van ons respect kreeg. Hij zag er altijd als een gentle230
“Met een beetje humor kun je zo’n les interessant maken voor de leerlingen”.
man uit. Dat kon ik wel waarderen. En bij natuurkunde kregen we van meneer Scheffer vaak interessante demonstraties te zien: zo spoot hij een keer een brandblusser leeg over de klas, zodat we konden zien wat daar in zat. Iedereen deed z’n handen in de lucht en het sneeuwde in de klas! Of hij hield een wedstrijdje wie het snelst een fles water leeg kon gieten. En hij won dan natuurlijk, want hij wist hoe je een draaikolk kon laten ontstaan. Met een beetje humor kun je zo’n les interessant maken voor de leerlingen. Van meneer Graat heb ik bij mijn afscheid nog een hele leuke strip (Asterix) gekregen, die was gebaseerd op Cleopatra: “Rare jongens die Egyptenaren”. Leuk, omdat mijn vader uit Egypte komt Bij ICT werkten we natuurlijk veel met de computer, maar vooral met de hardware. Dat was interessant omdat je leerde hoe je er allerlei kaarten in kon zetten die je voor bepaalde games nodig had. Maar thuis was ik meer met de software bezig. Ik heb bijvoorbeeld vaak met mijn maat Giovanni, met Photoshop allerlei foto’s zitten bewerken. Glenn Diependaal, een andere maat op Tessen-
derlandt, had een broer die echt een supertalent was wat betreft het in 3D werken met de computer. Dat vond ik interessant. Ik heb eens een les bij hem gevolgd waarbij hij in een half uur een kindergezicht op de computer toverde. Toen ik later zelf met het programma 3D-Studio Max een object na ging maken, was ik daar zeker wel een paar dagen mee bezig. Kan je nagaan hoe goed die gast was. Ik zelf had na twee jaar nog steeds niet alles van dat programma onder de knie. Door die broer van Glenn kwam ik er achter dat ik wel door wilde met de software. Nadat ik mijn vmbo-diploma had, koos ik voor de opleiding Multimedia-vormgeving in Eindhoven: een mbo-opleiding waar ik in kon stromen op niveau 4, dankzij mijn moeder dus, zoals al eerder is gezegd. Ook hier maakte de humor het voor mij interessant, maar het was er wel rustig. Een heel verschil met mijn tijd op Tessenderlandt. De eerste tijd op het mbo vond ik nog steeds niet echt leuk. Ook daar moest ik de opdrachten heel precies uitvoeren. Waarom kreeg je een verzonnen bedrijf opgelegd om een logo voor te ontwerpen? Waarom mocht je niet voor 231
“Op de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht werd ik aangenomen.”
een eigen bedrijf kiezen? Ik vond dat ik daardoor mijn creativiteit niet optimaal kon ontwikkelen. Sommige lessen vond ik wel interessant, maar ook hier had ik niets met de leraren. Ik maakte veel lol en nam het niet altijd even serieus, waardoor een leraar tegen me zei: Karim je bent een clown en hoort in het circus thuis! Ik lachte het weg. Door mijn pogingen om het programma 3DStudio Max onder de knie te krijgen, wist ik dat het werken daarmee een tijdrovende bedoening was. Ik kwam er achter dat ik met film veel sneller de ideeën die ik had zou kunnen uitwerken. De opgedane kennis is niet voor niets geweest, ik kan al deze kennis combineren, dat is het mooie van creatief bezig zijn. Na vier jaar haalde ik mijn mbo-diploma audiovisuele vormgeving (AVM). Ik had me daar de laatste twee jaar in gespecialiseerd. Samen met een goede vriend (Kaan Tuncer) ben ik een bedrijf begonnen. Het ging goed, we hadden klanten. We waren er vooral op uit om videoopdrachten binnen te slepen, maar we hadden ook de kennis in huis om webdesign te doen.
Op een gegeven moment waren we uitsluitend bezig met websites te maken omdat daar de meeste vraag naar was. De video-opdrachten kwamen minimaal binnen. Dat was voor mij de reden om de keuze te maken om verder te studeren. Ik had het gevoel dat ik nog meer bij kon leren. Pas toen ging eigenlijk de knop om. Ik weet nu: doe alleen wat je leuk vindt en niks anders! Op het mbo was het voor mij nog steeds moeten, moeten, moeten. Nu koos ik zelf wat ik leuk vond. Mijn compagnon vond het trouwens niet zo leuk dat ik er mee stopte. Hij ging in eerste instantie alleen door, maar is toch ook weer aan een studie begonnen. Ik zocht een opleiding waar ik meer kon leren over film. Mijn eerste poging daartoe was St. Joost in Breda. Maar op de toelatingsdag moest ik in een korte tijd onder druk dingen gaan maken waardoor de creativiteit helemaal verloren ging. Niet aangenomen dus. Daarna probeerde ik het in Rotterdam, op de Willem de Kooning Academie. Weer werd ik afgewezen. Ik wilde het bijna opgeven, maar ik probeerde het nogmaals. Nu op de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Hier werd ik aangenomen.
233
Binnenkort ga ik een half jaar naar Israel om op Bezalel Academy of Art and Design in Jeruzalem te studeren.”
Eindelijk kreeg ik opdrachten waar ik lol in had. Hier zei de leraar: “je hebt deze opdracht, maar geef er gerust je eigen wending aan. Je hebt de vrijheid om te doen wat je wil.” Ze waren juist blij als je met iets onverwachts kwam. Dan had je je opdracht goed uitgevoerd. Ik vond het werken aan de opdrachten leuk, Ik ging vaak door tot midden in de nacht. Inmiddels zit ik in het derde jaar en studeer ik Image and Media technology (IMT). Ik loop tot eind januari stage bij E-Ville Media in Amersfoort. Het liefst houd ik me bezig met het uitwerken van mijn eigen gekke ideeen. Deze ideeen zouden dan terecht kunnen komen in commercials, videoclips, documentaires en andere korte filmregistraties. En ik ben gek op reizen: ik wil de hele wereld zien en ben daar al fanatiek mee bezig. Daarom is het heel tof dat ik binnenkort een half jaar naar Israel ga om op Bezalel Academy of Art and Design in Jeruzalem te studeren. Hoe tof is het om reizen en studeren te combineren! En met andere internationale studenten aan mooie projecten te werken.
234
Mijn moeder woont in Dorst, maar mijn vader in Egypte. Ik ga daar ieder jaar naar toe. Ik was er ook, in Cairo nog wel, in de periode dat het er onrustig was. De oude president werd afgezet en een nieuwe regering werd gekozen. Ik hoorde regelmatig geweervuur en zag tanks door de straten rijden. Ondanks de avondklok die ingesteld was en de bezorgdheid van mijn vader besloten we een keer met de bus naar zee te rijden. Die zee hebben we nooit gehaald: op een gegeven moment werden we belaagd door een groep mensen die met van alles en nog wat op de bus begonnen te slaan. Dat waren angstige momenten. De chauffeur besloot niet verder te rijden, maar om te draaien. Al met al denk ik dat het echt beter gaat worden in Egypte, want de protesten kwamen vooral bij de jongeren vandaan: de toekomst.”
“Het liefst houd ik me bezig met het uitwerken van mijn eigen gekke ideeen.”
“Volgend jaar hoop ik mijn diploma te halen. Het zou mooi zijn als ik er daarna een praktische master aan zou kunnen plakken, het liefst in het buitenland. Daarna wil ik weer een eigen bedrijfje starten. Ideaal zou zijn als ik dan een groep mensen in mijn bedrijf zou hebben die aan de opdrachten werken, zodat ik zelf mijn handen vrij zou hebben om eigen ideeën uit te werken met behulp van m’n personeel. Een soort kunstenaar die niet moeilijk moet doen om er van te kunnen leven. Of het nu al een succes is, zoals in de inleiding vermeld, dat durf ik nog niet te beweren, maar ik ben onderweg.”
235
“Dat heb ik nodig: een doel, veel structuur en regels waaraan ik me moet houden.”
“Naast theorie was er veel ruimte voor praktijk.” Lana Lips Interview februari 2014
Lana Lips kwam in 2003 van de Leye in Breda naar Tessenderlandt. Op de basisschool wist ze het al heel lang: ze wilde schoonheidsspecialiste worden. Tessenderlandt was daar een uitstekend opstapje voor. In 2007 slaagde ze op de afdeling UV. “In groep 7 van De Leye wist ik het zeker. Ik wilde schoonheidsspecialiste worden. Met mensen bezig zijn, met hun gezicht. Ervoor zorgen dat ze vrolijk en ontspannen weer zouden vertrekken. Ik had een buurmeisje, Renate IJpelaar, dat ook die richting uit wilde en al op Tessenderlandt zat. Tessenderlandt zag er in mijn ogen aantrekkelijk uit. Ik heb heel de school bekeken, maar mijn uiteindelijke doelen waren natuurlijk de praktijklokalen van de afdeling Uiterlijke Verzorging. Deze lokalen spraken me erg aan, naast theorie was er veel ruimte voor praktijk. En er stond een heel enthousiaste juffrouw voor de klas: mevrouw Broekman! Ik had het voordeel dat ik vanaf het begin een duidelijk doel voor ogen had. Dat heb ik nodig: een doel, veel structuur en regels waaraan ik me moet houden. In het eerste jaar had ik dan ook veel aan de aanpak van mevrouw van Beijs236
terveld, mijn mentor. Ook aan meneer Paalvast heb ik positieve herinneringen. Hij vertelde van die grappige dingen. Ik weet ook nog dat we met meneer Borstelaar een keer naar een kerk zijn gegaan om cadeautjes af te geven. Ook had hij een keer de opdracht gegeven om een werkstuk te maken over een stoel: hoe zie je die? Daar kon ik niet zoveel mee. Ik maakte een werkstuk over de plaats van de aarde in het universum. Dat het kleinste op aarde van microformaat is, maar dat de aarde op zijn beurt misschien weer zoiets is als een snippertje in een schudbol. Kreeg ik toch maar mooi een 10 voor, voor dat werkstuk. Er zijn leerlingen die tegen de regels in gaan, maar ik had juist baat bij die regels en was daarom vaak snel klaar met de opdrachten. Een nadeel was dat ik van de andere leerlingen nogal eens te horen kreeg dat ik een ‘stuudje’ was. Ik kreeg een keer onterecht straf bij wiskunde. Onze klas haalde vaak grapjes uit met het gehoorapparaatje van de docent. Door afwisselend hard en zacht te praten wist die goede man niet meer of zijn apparaatje wel goed afgesteld stond. Ik kreeg daar een keer op een of andere manier de schuld van. 237
“Dyslexie hebben is niet prettig, maar het heeft er voor gezorgd dat ik een doorzetter ben geworden.”
Van mevrouw Heurter vond ik het altijd zo knap dat ze de ‘zeurders’ in de klas toch nog zo ver kreeg dat ze aan het werk gingen. Bij de splitslessen kreeg ik les van meneer Deen. Daar mocht uiteraard niemand op de tafels zitten, maar op een of andere manier maakte hij voor mij altijd een uitzondering. Ik vond het ook heel fijn dat hij het voor mij opnam toen er een klasgenoot behoorlijk negatief reageerde op mijn spreekbeurt. Hij zei tegen die leerling: “Als er iemand een goede spreekbeurt heeft laten zien, dan is het Lana wel.” Ik weet ook nog dat ik in klas twee heel erg moest lachen om Rens. Hij moest hij in de hoek staan en daar haalde hij zulke hilarische dingen uit met zijn kleding en zijn figuur dat ik niet meer bijkwam. Rens werkt trouwens op dit moment bij bakker van de Kleij in het Ginneken. Hoewel ik in de basisberoepsgerichte leerweg zat, probeerde ik toch in kader terecht te komen. Daar werkte ik hard aan. Omdat ik wist wat ik wilde worden, wist ik ook dat ik moest proberen in niveau 3 van het mbo terecht te komen en daar had ik minstens kader voor nodig. Toch vond men het voor mij, tot mijn spijt, beter om de overstap maar niet te maken. Vooral 238
mijn dyslexie heeft me, wat dat betreft, steeds dwars gezeten. Achteraf is het niet zo verkeerd geweest om in basis te blijven. Ik heb zo langer de kans gekregen om te groeien. Dyslexie hebben is niet prettig, maar het heeft er voor gezorgd dat ik een doorzetter ben geworden. Het was ook de reden dat ik altijd alles heel gestructureerd wilde hebben. Het meeste huiswerk maakte ik in de klas, en voor thuis, voor het leren van de proefwerken, had ik een schema gemaakt. Iedere dag stond er werk gepland. Als ik een keer iets niet had gedaan, verschoof ik dat naar mijn reservedag. Dat ging dan ten koste van iets leuks dat ik op die dag had staan. Maar zo lukte me alles. Met een duidelijk doel voor ogen kun je alles bereiken. Dat is het belangrijkste, denk ik. De dyslexie heeft er ook voor gezorgd dat het niet allemaal vanzelf aan kwam waaien. Ik moest alles zelf veroveren. Ik snap ook niet dat mensen bij wie het makkelijker gaat, daar niet veel meer gebruik van maken. Tijdens mijn tijd op Tessenderlandt hebben we heel wat leuke uitstapjes gemaakt. Zoals een dagje naar de Efteling, naar Scheveningen en
“Tijdens mijn tijd op Tessenderlandt hebben we heel wat leuke uitstapjes gemaakt.”
naar Parijs. Van de reis naar Parijs kan ik me nog goed de busreis herinneren. Die was erg leuk. In Parijs zat ik in een meidengroep, dus dat werd shoppen, niet echt mijn ding. Maar we hebben nog wel de Eiffeltoren gezien. Met Uiterlijke Verzorging gingen we op excursie naar de Jaarbeurs (dezelfde waar ik jaren later mevrouw Broekman weer tegenkwam.) Ook bezochten we mbo-scholen om alvast te kijken hoe het er daar aan toeging. En de afdeling organiseerde ook nog een verwendag voor onze moeders. Dat was ook erg leuk en het ging me goed af. Wat ik ook nog weet is dat we voorafgaand aan het Gala samen met Milou van der Klei en Rens foto’s gemaakt hebben bij mij thuis, daarna werden we in een dure wagen naar het feest gereden. Om een mbo te vinden heb ik twee scholen bezocht. Een in Roosendaal en Vitalis in Breda, in de Deinzestraat. Die laatste vond ik aantrekkelijker en daar heb ik toen voor gekozen. En daar heb ik geen moment spijt van gehad. Ik ging vier dagen in de week naar school en één dag op stage. Ik had les van o.a. juffrouw Trudy, een lerares die me erg goed geholpen
heeft. Ook daar stond mijn dyslexie me behoorlijk in de weg. Maar ik werd toch maar mooi een keertje genomineerd voor ‘Topper Van Het Jaar’, samen met 9 anderen. Juffrouw Trudy had me toen daarvoor opgegeven en ik was er nog bij ook! Toppers zijn dié leerlingen die op de juiste manier hun mogelijkheden benutten en zo een voorbeeld zijn voor de rest. Ik voelde me als een heldin behandeld en we kregen nog een ritje in een echte limo ook. In klas 1 en 2 kwam ik in aanraking met ‘voeten’. Schoonheidsverzorging is leuk, maar ik kon meer met voeten. Of je nu komt voor ontspannende voetmassage of het oplossen van een medisch voetprobleem, de staat van je voeten is altijd op een hoger plan te krijgen. De één komt om te ontspannen, en bij een ander pak ik de kwalen aan. Ik moest van ver komen, want ik ben gestart op niveau 2. De richting die ik op wilde, schoonheidsverzorging, werd alleen gegeven vanaf niveau 3. Juffrouw Trudy heeft mij toen dat niveau binnen kunnen praten. Uiteindelijk heb ik het toch maar mooi gered, tot op niveau 4. In 2009 ben ik geslaagd als schoonheidsspecialiste. Een jaar later had ik de papieren voor allround schoonheidsspecialiste in mijn zak, dat 239
“Inmiddels heb ik officieel mijn eigen bedrijf: ‘Elle Elle’.”
was dus niveau 4. Inclusief mijn papieren voor het ondernemerschap. Na het Vitaliscollege ben ik de opleiding pedicure gaan volgen bij het IMKO in Breda. Dat duurde zo’n anderhalf jaar. Daarna ben ik de opleiding medisch pedicure bij instituut Esthetica gaan volgen. In mijn klas ben ik daar de jongste. Daar ben ik nog steeds mee bezig. Dit is een particuliere opleiding voor volwassenen. In 2009 heb ik een jaar gewerkt bij de ‘Drie Berken’ in Ulvenhout: een zwembad met schoonheidssalon. Het werk was wel aardig, maar toch niet precies wat ik voor ogen had. Het was leuk vanwege de sociale contacten, maar ik moest daar toch iets te vaak aan de kassa staan. Inmiddels heb ik vanaf 2011 officieel mijn eigen bedrijf: ‘Elle Elle’, een schoonheids- en pedicuresalon. Ik kon werkruimte inrichten bij mijn oma in huis. Ze woont naast ons. Er is water en elektriciteit en natuurlijk de behandelstoel die ik via mevrouw Broekman overgenomen heb van Tessenderlandt. Tijdens de jaarlijkse Beauty Beurs in Utrecht kwam ik haar tegen en ze vertelde me dat de afdeling vernieuwd werd op Tessenderlandt en dat de oude stoelen de deur uitgingen. Nou, zo’n stoel kon ik wel gebruiken!
Ik begon met de modellen waar ik mee werkte tijdens mijn opleiding en inmiddels heb ik ook een aantal vaste klanten. Eerst waren het vooral vrienden en familie, maar door folderen en mond tot mondreclame zijn het er wel wat meer geworden. Van één klant in de maand in het begin, heb ik er nu zo’n drie per week. In principe komen de mensen naar mij toe, maar als een vaste klant door omstandigheden, zoals spasticiteit of langdurige ziekte niet naar mij kan komen, ga ik er zelf naar toe. Ik probeer ook klanten te winnen door bijvoorbeeld op beurzen te staan. Binnenkort is er weer een ‘Hobby- en Informatiebeurs’ en daar ga ik dan met mijn standje staan. Mijn bedrijfje moet natuurlijk nog flink groeien, en het zou zo maar kunnen dat ik er een baantje bij moet nemen, maar het liefst wil ik ‘Elle Elle’ zo ver mogelijk uitbouwen. De naam ‘Elle Elle’ komt van de eerste letters van mijn naam. Mijn opa noemde me altijd zo. Helaas is hij overleden toen ik elf was. Ik kon altijd heel goed met hem opschieten. Ik herinner me nu ineens dat hij me wel eens meenam naar zijn zus... Die was.... pedicure!”
241
“We hoorden goede geluiden over Tessenderlandt.” Robin Snepvangers Interview januari 2015
Tijdens stagebezoek kom je niet alleen je huidige leerlingen tegen in een situatie waarin ze zich vaak veel meer in hun element voelen dan op school; je komt ook oud-leerlingen tegen die al een aantal jaartjes arbeid achter de rug hebben en nu jouw leerling onder hun hoede hebben genomen. In november kwam ik zo Robin Snepvangers tegen. Dat was lang geleden! Hij is nu 27, in 2002 studeerde hij bij ons af op de afdeling Instalectro in de basisberoepsgerichte leerweg.
“Ik ben het liefst met mijn handen bezig”
“Tot groep 6 zat ik op een basisschool in Ulvenhout, daarna 2 jaar op “De Leye” in Breda, en toen moest ik een vervolgschool kiezen. Mijn vader is elektriciën en probeerde mij die kant op te duwen. Helemaal niet nodig, want ik wist al lang dat ik die kant op wilde. Ik ben het liefst met mijn handen bezig. Dat heb ik van mijn vader: hij heeft twee rechterhanden, die heb ik van hem geërfd. Ik sleutelde toen al veel aan brommers en nu doe ik in mijn vrije tijd bijvoorbeeld het een en ander voor de carnavalsvereniging: er moet daar nogal eens iets gelast worden. Altijd leuk. Van kennissen hoorden we goede verhalen over Tessenderlandt. Wij naar de Open Dag. Toen
ik daar al die koperen leidingen en kranen zag was ik helemaal overtuigd: Instalectro zou het worden. Dat leek me hartstikke leuk. Van de combinatie installatietechniek en electro heb ik overigens nog steeds baat, maar daarover later. Ik begon in een klas op basisniveau. Ik zag op tegen de eerste twee jaar, want daarin zouden we nog geen praktijklessen krijgen. Maar gelukkig was daar het vak techniek. Het waren maar een paar uurtjes in de week, maar daardoor heb ik in die eerste jaren het handwerk niet echt gemist. Daarbij kwam dat ik in een heel leuke klas zat. In die tijd zag ik het nut niet van vakken als Engels of economie, maar nu ben ik toch blij dat ik ze gehad heb. Ik moet bijvoorbeeld wel eens aan de slag bij mensen die geen Nederlands spreken, dan is het toch wel handig als je wat Engels kent. En het rekenen dat we bij economie kregen, komt iedere dag tijdens mijn werk terug. Ik denk dat ik wel een rustige jongen was. Ik kon met iedere docent goed opschieten. Ik heb ook nog steeds een paar vrienden uit die tijd. Zo zie ik Dirk van de Velden (collega bij Nous) en Joey Vermeulen nog regelmatig.
243
“Ik vond het nooit erg om na het weekend weer naar school te moeten.”
“Je kwam steeds de theorie die je op school leerde in de praktijk tegen.”
In klas 3 en 4 was ik helemaal in mijn element. Lekker veel praktijk. Dat begon al op maandag, zodat ik het nooit erg vond om na het weekend weer naar school te moeten. Halverwege de week waren er ook weer praktijkuren, die braken lekker de week. Dat was ideaal.
leer je het het beste. Het bedrijf waar ik ging werken had ik zelf uitgezocht. In het telefoonboek kwam ik uit bij de firma Nous. Op dat moment wist ik niet eens waar dat bedrijf zat. Nu weet ik er alles van, want ik werk er nog steeds.
Ik kan me niet zoveel meer herinneren uit die tijd. Er was toen nog geen Gala en de Parijsreis ging dat jaar om een of andere reden niet door. Ik kan me nog wel een paar docenten herinneren: mevrouw Middelkoop voor Nederlands, mevrouw van Loon voor economie (zij is nu de buurvrouw van mijn oma), meneer Zijlmans voor natuurkunde en meneer Sep (humoristisch, niet altijd even serieus gelukkig) voor instalectro. Meneer van de Pol kom ik nog wel eens tegen als ik voor een klus op Tessenderlandt moet zijn. Dan komt hij met zijn klas even bij me kijken, dat is natuurlijk wel heel leuk.
Na het behalen van mijn diploma op het Radius was de traditie dat we met de docent het café in doken. Mooie afsluiting was dat. Daarna begon ik aan de cursus ‘eerste monteur’. Ook twee jaar, maar nu werkte ik de hele week en ging ik twee avonden in de week naar school. Ook weer op het Radiuscollege. Vooral in de winter was dat zwaar. Hele dagen werken, snel naar huis om te eten en daarna van zeven tot tien uur naar de les. Er moesten twee mappen doorgewerkt worden met om de zoveel tijd toetsen. Daarnaast waren er ook veel praktijklessen. Die examens (theorie en praktijk) waren de moeilijkste die ik tot nu toe heb gedaan. We moesten alles weten over het vermogen en de belasting van CV-ketels, we moesten volumestroom kunnen berekenen en kunnen uitrekenen hoeveel verwarming er nodig is bij een bepaalde oppervlakte (installatieberekenen). Maar ik heb het gehaald.
Na het behalen van mijn diploma ben ik naar het Radiuscollege gegaan: twee dagen school en drie dagen werken. De eerst twee jaar werd ik opgeleid als assistent-monteur. Het werken erbij was ideaal: je kwam zo steeds de theorie die je op school leerde in de praktijk tegen. Zo 244
De opleiding daarna, voor service-monteur, werd betaald door de firma Nous. Ook die duurde twee jaar, één avond in de week had ik les. Op alles wat ik tot toen geleerd had werd nóg dieper ingegaan. Zowel op de werking van de CV-ketel, de elektra, als op allerlei berekeningen bij het installatieproces. Door de basis die ik had als eerste monteur, viel deze cursus me mee. Sommige medecursisten waren al rond de 50 jaar, ik was er een van de jongsten. Dat kwam omdat ik steeds was doorgegaan met opleidingen, in plaats van af en toe even te stoppen, wat anderen vaak doen. Mijn baas, Peter Nous, stimuleert iedereen om zich steeds verder te ontwikkelen, door studie of door zo maar wat uit te proberen aan oude ketels op het bedrijf. Goed toch? Vanaf de opleiding tot eerste monteur reed ik een eigen servicebus van Nous. Driekwart van de tijd ga ik daarmee in mijn eentje naar klanten: zelfstandig en heel afwisselend werk. Soms is er een riolering verstopt, of er is een daklekkage; soms moet er een hele badkamer vernieuwd worden of zelfs een hele woning gerenoveerd. We zijn een installatiebedrijf, maar bij die laatste klussen is het echt heel handig dat ik ook 245
“Als het nodig is begin ik meteen weer aan nieuwe cursussen, want ik wil bij de tijd blijven.”
het een en ander van elektra weet. Er hoeft dan niet steeds apart een elektricien bijgehaald te worden. Tot nu toe heb ik bij vier grote verbouwingen helemaal zelf voor het sanitair en alle andere installatiewerken gezorgd. Ik wil graag bij Nous blijven werken. In het begin waren het vooral reparaties aan daken en goten, maar het bedrijf wordt steeds groter en de projecten waaraan wordt gewerkt. Het werk is heel afwisselend en ik leer iedere dag nog bij. Zelfs van fouten kun je leren, dat komt iedere dag wel een keer voor. Ook de techniek verandert steeds, zoals nu de HR-ketels die energie terug leveren aan het net en de zonneboilers. Als het nodig is begin ik meteen weer aan nieuwe cursussen, want ik wil bij de tijd blijven. Ik heb het erg naar mijn zin: we hebben voldoende werk, we hebben een fijne werkgever en een vriendschappelijke relatie met de baas en de collega’s. Zo ga ik ga wel eens mountainbiken met collega’s, en ook de baas gaat dan wel eens mee. Mooi toch?”
247
“Tessenderlandt was een fantastische school. Ik zou die tijd daar zo weer opnieuw willen doen.”
“Samen met mijn ouders ben ik gaan kijken en ik vond het er meteen leuk.” Maaike Boer Interview november 2014
Maaike Boer (23) haalde in 2006 haar diploma Zorg en Welzijn niveau kader op Tessenderlandt. Ze wilde verpleegkundige worden, maar ze wilde ook heel graag op zichzelf gaan wonen, dus zocht ze een vervolgopleiding een eindje buiten Breda. Het werd het ROC in Tiel; ze werd aangenomen, kon instromen op niveau 4 en mocht komen wonen in de verpleegstersflat. “Het eerste en het tweede jaar verliepen prima, het ging allemaal niet zo diep. Ik deed stages, dat was leuk, daar leerde ik veel. Ik liep bijvoorbeeld stage in de thuiszorg, en omdat ik een goede indruk maakte, mocht ik ook buiten mijn stage-uren daar komen werken. Ik had mijn eigen patiënten en eigen routes die ik mocht doen. Naast de thuiszorg heb ik ook stage gelopen in de terminale zorg. Dan begeleidt je de mensen in het laatste stadium van hun leven. Daar maakte ik veel mee en leerde ik ontzettend veel! Maar op school leerde ik niets. We werden op school in een zogenaamd OLC gedropt, een ‘open leer centrum’. We kregen geen les van docenten, maar moesten de leerstof zelfstandig leren. We moesten zelf maar bekijken hoe en wat, zelf je boek openslaan en gaan leren. Die manier van leren was niks voor mij.
Ik wilde daar weg, wilde weer naar een echte school, met docenten. Ik stopte met de opleiding, ging terug naar Breda, weer thuis wonen helaas, want ik was intussen erg gesteld op mijn privacy. Ik meldde me aan bij het ROC in Tilburg, dat een VOZ-opleiding had, een verpleegkundigen-opleiding in samenwerking met het Elisabethziekenhuis te Tilburg. Daar was je vooral veel in de praktijk bezig en ik had maar eens in de twee weken een lesdag theorie op school. Dat was stukken geschikter voor mij. Ik zou wel weer in het tweede jaar moeten beginnen, want de opleiding was zo nieuw dat er nog helemaal geen derde jaar bestond! Vond ik geen probleem. Ik liep gedurende die opleiding stage op een kno-afdeling (keel, neus en oren), op nefrologie, dat is voor mensen die iets aan hun nieren hebben, en op plastische chirurgie. Dat vond ik de spannendste afdeling: daar kwamen mensen die een ongeluk hadden gehad, of die betrokken waren geweest bij misdaad: dan stond er politie voor de deur! Ja, vond ik wel cool! Ook een keer was er een mevrouw bij wie ik op haar wond bloedzuigers moest zetten. Die zorgen ervoor dat de bloedsomloop in de huid verbetert. Het kriebelde, zei ze. Op een gegeven moment kropen ze zelfs over de grond! 249
“Ik kon echt laten zien wat ik kon, en dat werd gewaardeerd.”
250
Geen bloedzuigers uit de sloot natuurlijk; in het lab gekweekte bloedzuigers, speciaal voor gebruik in het ziekenhuis. Daar maakte ik veel mee, en leerde ik ook veel.
geloofden. Die dachten dat ik deed alsof, dat ik me aanstelde. Ze geloofden het pas als ik ze in mijn arm liet bijten of zo, als ze zagen dat ik echt niets voelde... Nou ja!
Vlak voor ik op mijn nieuwe opleiding zou beginnen, kreeg ik een auto-ongeluk. Het zag er naar uit dat ik er goed vanaf was gekomen, maar na een paar dagen werd ik op mijn stage duizelig, werd het zwart voor mijn ogen en werd ik zelf patiënt. Ik had een whiplash opgelopen. Ik ging wel naar school en naar de stage, maar was toch behoorlijk vaak afwezig. Ik kon zo de gestelde doelen voor dat jaar natuurlijk niet halen. Maar, ik kreeg nog een kans: ik zou nóg een keer het tweede jaar mogen overdoen. Voor de derde keer dus. Maar de pijn werd erger en op een gegeven moment raakten ook nog een been en een arm verlamd. Mijn been kon ik dezelfde avond/nacht weer bewegen, maar mijn arm niet. Ik voelde niets meer in die arm: je kon er in knijpen, in bijten, ik voelde niets. Ik heb allerlei onderzoeken gehad, maar niemand kon een oorzaak vinden. Heel vervelend, ik dacht echt dat ik de rest van mijn leven verlamd zou blijven. En misschien wel nóg erger vond ik dat sommige mensen me gewoon niet
Het was afgelopen met mijn droom verpleegkundige te worden. Dat wilde ik al sinds het basisjaar, toen had ik een vriendin met leukemie die er ook aan is overleden, en wilde ik daardoor niets liever dan kinderverpleegkundige worden op de afdeling oncologie. Dus niet. Ik zocht een baantje dat ik met één arm kon doen, mijn rechterarm, en kwam zo bij de Mc Donalds drive-in terecht. Bestellingen doorgeven en afrekenen, dat kon goed met één hand. Ik was er snel in, zelfs met maar een hand; zo snel dat mijn collega’s me ‘speedy’ noemden! Op een gegeven moment kwam ik thuis met de fiets en viel ik een beetje onhandig met mijn linkerkant tegen een muur aan. “Au!” hoorde ik mezelf zeggen. Meteen dacht ik: zei ik nou Au? Voelde ik nou pijn? Ik nam met mijn rechterhand mijn verlamde arm vast en gooide die nog een keer tegen de muur. Ik voelde welzeker iets. Niet veel, maar wel iets. En vanaf toen begon mijn arm weer wakker te worden; na een dag of drie, vier deed hij het weer. Ik was
negen maanden verlamd geweest! Je wil niet weten hoe blij ik was! Ik moest natuurlijk wel de spieren wat trainen, maar ik kon mijn arm weer gebruiken! Ik kon een nieuw leven beginnen! En dat was géén verpleegkunde meer. Ik schreef me in bij ROC de Rooi Pannen in Tilburg, en ging daar Toerisme en Recreatie doen, op niveau 3/4. Mijn leven was opnieuw begonnen; het ging goed en het was leuk. In het derde jaar moesten we twee keer een stage van vijf maanden doen. De eerste stage was op Lanzarote. Ik zal er achter de balie bij de receptie van een duur hotel van de H10-keten. Dat lijkt natuurlijk leuk, een half jaartje naar Spanje, en dat is het ook, maar het viel me best zwaar. Het is een eiland, je kan er niet af, je verstaat de taal niet. Nou ja, ik had wel een beetje Spaans geleerd op school, maar dat was zo basic, daar kwam ik niet ver mee. Alhoewel, na een paar maanden sprak ik wel een mondje mee hoor. Maar goed, ik was er alleen, ver weg van mijn vrienden en ver weg van thuis. Er waren wel meer stagaires, maar die hadden een ander rooster dan ik, daar had ik niet zoveel contact mee. Goed, ik sloeg me er wel doorheen hoor, en het werk vond ik leuk. Mijn stagebegeleiders 251
“Ik kreeg een sova training. Dat werkte goed!”
waren zeer tevreden, ik kreeg een 9½ voor die periode daar. De tweede stage was in Breda, bij Regus Business Center. Ik werkte in een klein team en vanaf dag een gooiden ze me in het diepe: kijk maar hoe het gaat... Het ging uitstekend. Ik vond het leuk. Toen er een collega ziek werd ving ik dat samen met nog iemand op. Ik kon toen echt laten zien wat ik kon, en dat werd gewaardeerd. Ik merkte dat er achter de schermen al werd gesmoesd dat ze me wilden houden. Maart 2014 liep de stage af en in april kon ik officieel beginnen. En, ha ha, nu ben ik zelf stage-begeleider! In juli ontving ik mijn diploma: front-office, dat is wat ik nu doe, maar ik heb ook het stewardess-certificaat, en dat voor standplaatshostess. Dan sta je klaar voor mensen die op die bepaalde plek op vakantie zijn; hun reisbegeleider, zeg maar. Als ik op mijn werk kom, dan kijk ik eerst naar de agenda van die dag. Wij beheren de derde verdieping in een groot gebouw. Dat zijn zo’n 22 kantoorruimtes. We hebben natuurlijk onze vaste klanten, die huren er een kantoor. Maar er zijn ook dagklanten, die voor een dag een
ruimte huren. Ik kijk wie er komen, controleer de kantoren, log de telefoons in, doe de keukens: afwassen, koffie en thee aanvullen, klaarzetten van kopjes, lepeltjes, suiker en melk. Verzorg de techniek, als ze een beamer of zoiets nodig hebben. Alles moet er goed verzorgd en strak bij staan. Om half negen zit ik dan achter de balie van de receptie. Ik ontvang bezoekers, neem de post aan, en door, doe de administratie, reserveringen, ik copieer in opdracht van klanten, enzovoort. Eigenlijk alle taken die horen bij een receptioniste. En dat vijf dagen in de week; ik ben helemaal op mijn plek, ik voel me er goed en vind ik het hartstikke leuk. Als mijn stageaire er niet is voel ik me wel eens alleen. Beetje eenzaam werk ja, ik heb hier geen collega’s. Ik zit van half 9 tot 5 uur helemaal alleen. Dat is soms best saai, maar gelukkig hebben we de telefoon en klets ik soms met collega’s op de andere vestigingen. Ja, en iedereen kan hier zomaar binnenlopen. Soms komen er wel eens vreemde types binnen, maar ach dat hoort bij het werk! En het is meestal wel leuk, dan heb je weer wat om over te praten! Op de basisschool werd ik in groep 6 en 7 gepest. Gelukkig mocht ik in groep 8 naar een 253
“We hadden altijd lol. Ja, ik ging gráág naar school”.
andere klas. Tegen het eind van het schooljaar, toen we scholen moesten gaan kiezen, raadde mijn leraar mij Tessenderlandt aan. Samen met mijn ouders ben ik gaan kijken en ik vond het er meteen leuk. Er hing een goeie sfeer; ik wilde naar Tessenderlandt. Bovendien, dacht ik stiekem, daar gaat tóch niemand van mijn basisschool heen. Ik was nog steeds bang voor de pesters. Maar wat gebeurde: toen ik zat te wachten op meneer Oudhuis, zag ik het meisje dat mij zo had gepest ook de school binnenkomen. Ik schrok me rot. En later bleek dat er nog andere pesters, twee jongens, ook naar Tessenderlandt zouden komen. Ik heb meteen meneer Oudhuis alles verteld, en die heeft het heel stevig aangepakt met die pesters. Hoewel we bij elkaar in de klas terecht kwamen, ben ik nooit meer gepest. Die jongens verdwenen al snel van school, en met dat meisje werd ik zelfs vriendinnen. Ik kreeg een sova-training (sociale vaardigheid) en toen ik nog niet sterk genoeg was, kreeg ik er nog een. Dat werkte goed, daarna was ik zó zelfverzekerd geworden... misschien wel té. Wij waren een lastige klas, voor ons was dat wel leuk. We hadden veel lol met elkaar, maar 254
voor de docenten waren we denk ik een ramp. Zelfs meneer Huinen werd af en toe echt kwaad op ons. Ook was er een docent waarmee we áltijd ruzie hadden. We hebben hem een keer zo kwaad gemaakt, dat hij een tafel in onze richting duwde. We zaten niet in de buurt hoor, niemand raakte gewond. Hij was zó kwaad! En wij vonden dat prachtig. Dat hij op ons mopperde was onze eigen schuld: we maakten het er zelf naar. Meneer Wijn was een schat! Dankzij hem heb ik mijn examens gehaald. Hij heeft mij zo goed geholpen met wiskunde! Zonder hem had ik het niet gehaald, echt niet. Hij legde alles heel goed uit. Zo geduldig als hij was, en zo positief! Mevrouw van Geel was ook zo lief. Ze had een dagje uit naar Lille georganiseerd. En precies de dag voordat we zouden gaan, verrekte ik mijn kniebanden. Toch mocht ik mee, met de rolstoel! Het was koud, zo koud. Ik had dikke kleren, een deken, en een kruik! Ik zat natuurlijk stil in die rolstoel, ik bewoog nauwelijks, dus ik bleef maar koud! Ik heb toen nog in een winkel een paar extra sokken gekocht, de duurste van mijn leven: ze kostten geloof ik wel tien euro! En Frans praten of verstaan ging helemaal niet. Maar het was erg leuk in Lille, we waren ‘s
avonds heel laat pas weer thuis. Tessenderlandt was echt een fantastische school. Ik zou die tijd daar zo weer opnieuw willen doen. Je maakt zoveel mee op die leeftijd, je ontdekt jezelf, je ontwikkelt je, je bent geen kind meer. En die sova heeft me toen echt goed op weg geholpen. Mij krijgen ze niet meer van de sokken, ik sta steviger dan ooit. Als ik een tip mag geven: let op bij de talen. Het geeft zoveel meer mogelijkheden als je een mondje over de grens spreken kan, als je buitenlanders kunt verstaan, met ze kunt communiceren.. Ik merk dat ik daar zoveel aan heb. En denk goed na over de keuze wat je na Tessenderlandt wil gaan doen. Uiteindelijk moet je het wel met die keus doen daarna. Je kunt dan natuurlijk nog wel van opleiding veranderen, maar hoe ouder je bent, hoe lastiger het leren wordt. Als je jong bent leer je het makkelijkst. Je kan dus beter als je nog jong bent naar school gaan en wat later beginnen met werken!”
255
“Je moet bekend staan als iemand die serieus is en een groot verantwoordelijkheidsgevoel heeft.”
“Door die intensieve begeleiding redde ik het”. Cees van Gils Interview november 2013
In BN De Stem, een dag na het interview, viel het me meteen op: “Twee werknemers verongelukt tijdens een bedrijfsongeval bij Total in de Antwerpse haven”. Dat sloot precies aan op het verhaal dat Cees van Gils, in 2005 bij ons afgestudeerd, me de dag daarvoor vertelde. Op school was hij naar zijn zeggen nooit zo serieus, maar nu heeft hij een verantwoordelijke baan bij Shell op het industrieterrein Moerdijk. “De Montessorischool in Breda was mijn tweede basisschool. Ik had het daar enorm naar mijn zin. Maar na groep 8 was het toch echt gedaan. Ik ging naar Markenhage, naar de mavo/havo brugklas. Een heel fijne school, maar omdat mijn gedrag en inzet nogal te wensen overlieten, haalde ik het daar niet. Zo kwam ik voor mijn tweede jaar terecht op Tessenderlandt, ingestroomd in klas 2 op kaderniveau. Ik heb altijd moeite gehad met wennen aan een nieuwe omgeving, maar het lukte me toch vrij snel mijn draai te vinden. En ik was opgelucht : ik was een leerling die veel op zijn mieter moest krijgen. En dat kreeg ik op Tessenderlandt. Door die intensieve begeleiding redde ik het. Hoewel het uiteraard toch nog regelmatig fout ging.
Mijn ouders hebben een benzinestation met garage en autohandel; je zou dus denken dat ik de voertuigentechniek in zou gaan. Toch trok de afdeling instalectro me meer. En daar heb ik geen spijt van gehad, want het was een gave tijd bij meneer Van der Pol en meneer Sep. Meneer van der Pol had van die leuke uitspraken en hij zong vaak: “Begin de dag met ‘n dansje!” Het was erg gezellig in de klas, waarin o.a. ook Sep Romein, Steven Mijnster en Renaldo zaten. De frikandellen kan ik me nog herinneren en de afscheidsbarbecue bij meneer van der Pol thuis ook. Vooral door de persoonlijke aanpak heb ik er een fijne tijd gehad. Ook al realiseer ik me nu wel dat ik niet altijd de makkelijkste was. Tijdens mijn periode op Tessenderlandt stond ik een keer levensgroot op de voor- en achterkant van een folder voor het vak instalectro. Dat vak is ontstaan uit de richtingen installatietechniek en electro. Daarvoor moest ik in ons praktijklokaal poseren met wat gereedschappen. Leuk dat ik hier vanwege dit interview weer even rond mocht lopen. Toen ik in 2005 mijn diploma Instalectro op zak had, moest er een vervolgopleiding gezocht 257
“Ik wist dat een opleiding waarbij ik niet al te vrij gelaten zou worden, het beste voor me zou zijn.”
worden. Ik wist dat een opleiding waarbij ik niet al te vrij gelaten zou worden, het beste voor me zou zijn. In Breda was niet echt iets te vinden. Ook al omdat de richting instalectro me niet meer echt trok. Het werd kiezen tussen Tilburg en Bergen op Zoom. Bij bezichtiging van het Markiezaatcollege in Bergen op Zoom viel me meteen het praktijklokaal van de afdeling “Proces- en Milieutechniek” op. Je kon daar een VAPRO-opleiding (VAk-PROfessionals) volgen. Die opleiding was in het leven geroepen door bedrijven die een grote behoefte hadden aan goede operators en technici. De VAPRO-opleidingen sluiten aan bij de wensen vanuit die industrie: beheersen van productieprocessen, kwaliteitsbewust en veilig werken. VAPRO-diploma’s worden al decennia lang erkend en herkend door bedrijven in de industrie. Doordat de vraag van de bedrijven zelf komt, ben je gegarandeerd van een baan. Het lokaal zag er goed uit met allerlei apparaten tegen de wanden en de docenten leken me ook leuk. Het was een technische opleiding. Achteraf had ik dus misschien toch meer aan de afdeling voertuigtechniek op Tessenderlandt gehad. 258
“Doordat de vraag van de bedrijven zelf komt, ben je gegarandeerd van een baan”.
Wat me erg aantrok was dat de afdeling er zeer praktisch gericht uitzag. Achteraf viel dat vies tegen, want we kregen uiteraard ook de nodige theorievakken: scheikunde, natuurkunde, Engels, milieutechniek, procestechniek, enz. Een heel leuke bijkomstigheid was dat bedrijven als Shell, Total en BP zó geïnteresseerd waren in deze nieuwe opleiding, dat we af en toe wat geld toegestoken kregen. Er was door die bedrijven een potje gemaakt, waaruit de leerlingen beloond werden bij goede prestaties. En er werden banen met een goed salaris in het vooruitzicht gesteld. In de drie jaar die ik op het Markiezaatcollege heb gezeten, heb ik heel wat praktijkervaring opgedaan. We hadden steeds een cyclus van tien weken stage, tien weken school en dan weer stage. Drie jaar lang. Mijn eerste stageplek in klas 1 was bij Novachemicals in Breda. Een bedrijf waar plastics en chemicaliën verwerkt worden. Dat was niet echt een bedrijf voor mij. Ik had het veel meer naar mijn zin bij een latere stage in Geertruidenberg, bij het bedrijf Gyvlon. Een bedrijf waar men grondstoffen voor gietvloeren maakt. Ze werkten daar met ploegendiensten. De stagiaires draaiden
gewoon met de grote mannen mee. Ik vond het een leuk bedrijf waar ik met shovels mocht rijden en waar ik een grote verantwoordelijk kreeg had. De stageplekken hebben iets belangrijks veranderd in mijn houding. Heel mijn schoolloopbaan vond ik het belangrijk “erbij” te horen, en “populair” te zijn. Dat uitte zich in “popiejopie-gedrag”. Op school had dat al zijn negatieve effecten, maar in het bedrijfsleven kon je dat echt niet maken. Ik stond al snel bekend als die jongen die overal een lolletje van maakte en tegen iedereen, welke leeftijd die collega ook had, meteen te amicaal was. Terwijl je in zo’n bedrijf, waar zeer gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, juist bekend moet staan als iemand die serieus is en veel verantwoordelijkheidsgevoel heeft. Een flierefluiter is daar levensgevaarlijk, daar kan je niet op vertrouwen. Dat leerde ik vooral tijdens mijn stage bij Shell Moerdijk in de tweede klas van het mbo. Shell Moerdijk produceert meer dan vier miljoen ton chemische producten per jaar, waarvan 80 procent naar externe klanten gaat en 20 procent naar andere Shell-bedrijven, die voor een deel weer bij Shell Pernis staan. De fabrie259
“Mijn examenuitslagen zagen er ondanks alles prima uit”.
ken bij Shell Moerdijk zijn onderverdeeld in vier productie-eenheden, over één daarvan, de “MEOD”, straks meer. Met al die basisproducten stelt Shell Moerdijk andere bedrijven in staat om bijvoorbeeld kunststoffen zoals polyetheen, polypropeen, polystyreen, PET, polyurethaan, PVC en rubber te maken. Dat zijn materialen die weer gebruikt worden voor bijvoorbeeld verpakkingen, frisdrankflessen, dvd’s, matrassen, tapijten en autobanden. Er heersen zeer strenge regels en een strakke discipline bij Shell Moerdijk. Veiligheid is erg belangrijk. En ze zorgen er wel voor dat dat goed tot je doordringt. Dat bleek precies de juiste aanpak voor mij. Ik werkte bij MEOD. Daar werden grondstoffen gemaakt voor o.a. antivries en ruitensproeiervloeistof. Ik was er een harde werker en ze wilden me daar graag als werknemer, maar daarvoor moest ik eerst slagen. Met minstens een VAPRO-B diploma. Dat is een opleiding voor operators en technici die zelfstandig productieprocessen bewaken en regelen, onderhoud plegen en assisteren bij complexe onderhouds- en ombouwwerkzaamheden. Je leert omgaan met de controle- en bedieningsorganen van machines en apparaten,
en je leert werken in een centrale controlekamer en je zorgt voor de bewaking en sturing van het productieproces. Na deze opleiding kun je onder andere aan de slag als productievakman, paneloperator of hoofdoperator. Ondanks dit vooruitzicht ging het op school nog steeds niet van een leien dakje. Ik liet het echt op de laatste maanden aankomen. Uiteindelijk was er nog maar een tweetal docenten dat me nog kansen gaf. De rest had me eigenlijk al opgegeven. Dom van me om zo’n risico te zoeken, maar gelukkig liep het door er vier maanden keihard tegenaan te gaan nog net goed af. Mijn examenuitslagen zagen er ondanks alles prima uit. Mijn diploma Proces en Milieutechniek zat “in the pocket”. Zo begon ik aan mijn loopbaan bij Shell Moerdijk. In het begin verviel ik weer in mijn al te amicale gedrag, maar dat werd me snel afgeleerd. Ik ben door schade en schande wijs geworden en daar ben ik nu erg blij mee. Ik werd te werk gesteld bij MFD (MFD staat voor Moerdijk Filling & Dispatch, zij verzorgen de verladingen voor Shell Moerdijk. In 2010 werden door MFD meer dan 2.525 schepen, 11.700 261
“Hoewel ik het erg naar mijn zin heb, heb ik nog wel een droom voor de nabije toekomst.”
trucks en 2.100 wagons geladen of gelost). Het komt er op neer dat alle lading die in de haven gelost wordt bij ons overgezet wordt in andere schepen, vrachtwagens of treinen. We werken in principe uitsluitend met gevaarlijke stoffen die o.a. brandbaar, ontplofbaar of giftig zijn. Of dat alles tegelijk. We dragen antistatische overalls, helmen met filterbussen, veiligheidsbrillen, vloeistofdichte schoenen en handschoenen. Allemaal voor de veiligheid. En dat is daar echt niet overdreven. Chauffeurs die zo’n lading krijgen, komen bij ons op kantoor. We controleren zijn orderpapieren en we zoeken uit hoeveel hij kan laden. Dat heeft te maken met o.a. de verschillende landen die hij door moet, waar speciale regels gelden. We moeten er voor zorgen dat we hem op de veiligste manier de weg opsturen en dat hij de juiste documenten meekrijgt. Dit geldt niet alleen voor het wegverkeer, maar ook voor de scheepvaart en het treinverkeer. Er wordt niets zo maar verstuurd. Alles wordt gecheckt en dubbel gecheckt. Daar komt ook nog eens bij dat er in hoog tempo allerlei verschillende stoffen worden aangeleverd die steeds weer op een andere manier ons bedrijf verlaten. Je kunt 262
dus nooit je aandacht laten verslappen. Dit precieze handelen heeft tot gevolg dat ik, zo lang dat ik er werk, nog nooit een ernstig ongeval heb meegemaakt. Werken in zo’n gevaarlijke omgeving hield ook in dat ik in 2009 de manschappen-opleiding van de brandweer moest volgen, zodat we met onze groep uit kunnen rukken wanneer dat nodig is. Zelf heb ik nog niet aan hoeven treden voor het echte werk. Maar collega’s van me zijn wel bij de grote brand bij Chemi-Pack geweest. Vandaag (19 november) hebben we toevallig weer een training gehad. Want er moet natuurlijk regelmatig geoefend worden. Tijdens een van mijn stageperiodes heb ik wel eens een beginnende brand ontdekt. De brand zelf was niet te zien, maar ik zag een gloeiende plek in een kolom in de fabriek. Die kolom is toen van binnen met stoom gespoeld en aan de buitenkant besproeid met water. Hoewel ik het erg naar mijn zin heb, heb ik nog wel een droom voor de nabije toekomst. Ik zou graag het bedrijf van mijn ouders (Texaco benzinestation) over willen nemen. Ook daar zou ik met mijn kennis van Proces en milieutechniek,
“Ik zou graag het bedrijf van mijn ouders over willen nemen.”
gevaarlijke stoffen en veiligheid veel kunnen betekenen.” Januari 2015 “Momenteel werk ik nog steeds bij hetzelfde bedrijf, MFD van Shell Moerdijk, waar het alleen maar drukker en drukker wordt. Heel veel aanvoer, die wij allemaal weer op de goede manier verder moeten vervoeren.”
263
“Ik was meteen verkocht toen ik binnen was.” Simone van Dongen Interview september 2013
“Tessenderlandt was een leuke school met aardige leerkrachten en ik heb het er altijd naar mijn zin gehad.”
264
Ze is een grote supporter van NAC, gaat naar alle thuiswedstrijden, houdt erg van zingen; zit dan ook op een koor, zelfs in het bestuur. Ze helpt al jaren mee met een groot kinderevenement genaamd: “Brakkenfestival”. Ze is in 2006 van Tessenderlandt vertrokken met een diploma verzorging “in the pocket”. Mag ik jullie voorstellen: Simone van Dongen (23).
uitzien, was ik meteen verkocht toen ik binnen was. De aula zag er mooi en gezellig uit. De docenten waren open en aardig en het lokaal waar het mij om ging, het verzorgingslokaal, zag er leuk uit. Er was één andere leerling van mijn oude basisschool die ook naar Tessenderlandt ging. Die ging de theoretische leerweg volgen. Ik koos uiteindelijk voor kaderniveau.
“Ik zou bejaardenverzorgster worden! Op de basisschool was het voor mij al helemaal duidelijk. Hoewel, werken met gehandicapten of in een ziekenhuis leek me ook wel wat. Of toch liever ambulancemedewerker? Ik had het prima naar mijn zin op de JFK basisschool. Maar zoals iedereen moest ik er na groep acht toch afscheid nemen. Volgens mijn Cito-uitslag zou ik naar de theoretische leerweg kunnen, maar dan zou ik wel op mijn tenen moeten lopen. Het leek me verstandig om daar niet voor te kiezen. Aan één kant wel jammer, want dan had ik naar de school bij mij op de hoek kunnen gaan: het Newman. Gelukkig kreeg ik de tip om tijdens een open dag eens bij Tessenderlandt te gaan kijken. Hoewel ik daar een eind voor moest fietsen en ik de school er aan de buitenkant eng vond
Mijn verwachtingen na die eerste kennismaking kwamen volledig uit. Tessenderlandt was een leuke school met aardige leerkrachten en ik heb het er altijd naar mijn zin gehad. Zelfs toen onze klas na het eerste jaar opgedeeld werd over diverse tweede klassen. Alleen Inge ging met mij mee. Omdat ik alle momenten aangreep om te kletsen in plaats van me met de leerstof bezig te houden, had ik iemand nodig die me op tijd een schop onder m’n kont gaf. Mevrouw van Geel heeft me er wat dat betreft doorheen gesleept. Ik heb totaal geen talenknobbel, maar haar Engelse lessen zijn me goed van pas gekomen, maar daarover later meer. Niet alleen met Engels, maar op alle vlakken heeft ze me enorm geholpen. Ik heb geboft dat ze vier jaar mijn lerares is geweest en in klas twee tevens mijn mentor. 265
Een ander moeilijk vak dat persé goed afgesloten moest worden, was biologie. Hoe mens en dier er van binnen en buiten uitzagen snapte ik wel, maar ging het over bloemen en planten dan haakte ik af. Gelukkig was daar meneer Kwekkeboom die me met dit vak goed geholpen heeft. Ik heb zelfs nog een tijdje bijles gehad. Met een geweldig resultaat. Ik wilde persé niveau 4 doen op het mbo, daarom moest het punt een voldoende zijn, maar ik maakte er zelfs een zeven van. Mijn beroepskeuze was intussen niet veranderd, dus in klas drie koos ik voor de afdeling verzorging. In de vierde klas wist ik dat ik in de verpleging wilde, maar koos voor mijn stage iets heel anders: meelopen in de kleuterklas van mijn oude basisschool, de John F. Kennedy-school. Het was er erg gezellig, maar al die drukke kleuters waren echt niets voor mij. Ik weet nog dat ik het contactboekje toentertijd echt niet leuk vond. Ik snapte niet waarom alle punten en belangrijke informatie in dat boekje geschreven moesten worden en ondertekend moesten worden door je ouders. Als ik een onvoldoende in mijn contactboekje had, 266
“Mijn verwachtingen na die eerste kennismaking kwamen volledig uit.”
“Achteraf vind ik het contactboekje heel goed. Zo houd je het contact tussen school en ouders goed.”
dan zorgde ik eerst voor een paar voldoendes daar onder voordat ik het boekje aan mijn ouders liet zien. Het leek soms wel een dictee als je een verhaal voor je ouders (dat de leraar oplas) in je boekje moest schrijven. Achteraf vind ik het contactboekje heel goed. Zo houd je het contact tussen school en ouders goed en weten de ouders wat er gebeurt op school en hoe je prestaties zijn. Een leuk detail is, dat ik in vier jaar tijd slechts één stempel in mijn contactboekje had staan. In het laatste jaar zijn we expres met een groepje meiden te laat gekomen bij Nederlands zodat we een stempel konden halen en naar het loket moesten, want ik was daar nog nooit geweest! Ik vond het leuk om te weten hoe het daar was. Ik kan me herinneren dat we ons verhaal op papier moesten zetten, en dat de leraar op het loket er toen wel om kon lachen.
De reis naar Parijs was bijna een doel op zich: Vanaf het moment dat ik tijdens de open dag de miniatuur-Eiffeltoren in school zag staan verheugde ik me al op de reis naar Parijs. Het werd dan ook een hele gave reis in klas vier. Niet in slaap vallen in de bus, anders kwam je onder de schmink te zitten en even opletten in de metro, want je was elkaar zó kwijt. Dit jaar ben ik twee keer terug geweest in Parijs. Ik herkende nog veel plekken van die eerste reis in klas vier. Ook het galafeest was erg gezellig! Het was een prima afsluiting van mijn tijd op Tessenderlandt.
Helaas heb ik ook wel verdrietige dingen meegemaakt op Tessenderlandt. In korte tijd overleden er een paar leerlingen. Dat was nogal heftig om dat mee te maken. Gelukkig werd er veel aandacht aan besteed, er was bijvoorbeeld een speciale ruimte ingericht waar je het verdriet kon verwerken.
Ik ben uiteindelijk geslaagd met allemaal zevens plus zelfs twee achten: voor wiskunde en maatschappijleer. Ruim genoeg om aan de opleiding verpleegkunde niveau vier op het Vitaliscollege te kunnen beginnen. Net als mijn zus, die al in klas vier zat toen ik in klas een begon. Op Vitalis heb ik het een stuk moeilijker gehad dan op Tessenderlandt. Er was namelijk niemand om mij af en toe een schop onder mijn kont te geven..... En dat was bij mij echt wel nodig. Er kwam zó veel op me af: we moesten Persoonlijke ontwikkelingsplannen (POP) en een Persoonlijke activiteiten plannen (PAP). Dat was allemaal niets voor mij. 267
“In dat ziekenhuis kwam mijn Engels goed van pas.”
Maar voordat het mis ging had ik nog wél een geweldige tijd op Cyprus. Samen met een klasgenootje had ik daar een buitenland-stage van drie maanden. Prachtig. In een privé-kliniek in Limassol. Het werd een hele speciale ervaring. We woonden samen met twee meisjes uit Utrecht die er stage liepen in de kinderopvang. In een heel andere cultuur met een heel andere manier van zorg. Wij, als verpleegkundigen, zorgden slechts voor het medische gedeelte, zoals infusen aanbrengen en tensi-metingen doen (dat is de bloeddruk e.d. controleren). De verzorging van de patiënten, zoals het wassen, moest door de familie worden gedaan. Op een gegeven moment hadden wij dat wel gezien. Toen kwamen we op het idee om mee te lopen in de operatiekamer. In Nederland zouden we dat beslist niet voor elkaar krijgen, maar daar was het geen probleem. Ik heb van alles gezien: tumorverwijderingen, amandeloperaties, knie-operaties. Vijf kinderen die door middel van een keizersnee geboren moesten worden en een buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Ik vond het allemaal zeer interessant, ik zat er met mijn neus bovenop. In dat ziekenhuis kwam mijn Engels goed van
pas. Mijn collega’s kwamen vooral uit landen buiten Cyprus, zoals bijvoorbeeld uit Polen of Finland. Zij spraken wel Grieks, maar geen Engels. Maar in die privé-kliniek kwamen juist veel patiënten die alleen maar Engels spraken. Toeristen die op Cyprus ziek waren geworden bijvoorbeeld. Dan werd ik er steeds bij geroepen. Die mensen waren heel dankbaar dat er iemand hun taal sprak. Met een vrouw die tijdens een cruise een wond aan haar been opliep, heb ik bijvoorbeeld nog steeds contact. We sturen elkaar nog regelmatig kaartjes. Na dit relatief rustige, relaxte privé-ziekenhuis was het een groot verschil toen ik weer terug in Nederland, stage liep in het hectische AmphiaZiekenhuis. Ik liep stage op de klinische richting oncologie/chirurgie, afdeling maag-darm-lever. Deze té drukke afdeling werd voor mij een drama. Er kwam véél theorie aan te pas en mijn faalangst begon op te spelen. Met mijn mentor van Vitalis ging ik naar het ziekenhuis en we besloten de stage af te breken. Dat betekende dat ik nog een andere stage moest doen van een half jaar. Naast de klinische richting heb je ook de chronische richting in de verpleging. Dan moet je 269
“Door een vooroordeel had ik geen grote verwachtingen van thuiszorg, maar het bleek erg leuk te zijn.”
onder andere aan thuiszorg denken. Verpleging bij mensen thuis, bijvoorbeeld bij blijvend zieke patiënten die nooit meer zonder hulp zullen kunnen, maar ook cliënten die tijdelijke zorg nodig hebben (bijvoorbeeld wondzorg, oogdruppelen e.d.). Door een vooroordeel had ik geen grote verwachtingen van thuiszorg, maar het bleek erg leuk te zijn. De stage was bij Huispitaal in Oosterhout. De eerste maanden ging ik met een collega de mensen langs. Tijdens de laatste periode deed ik dat alleen. Het geld dat ik verdiend had bij het Kruidvat, waar ik al vijf jaar werkte, kwam toen goed van pas: ik kocht er een autootje van. Als afstudeerscriptie moest ik in dat bedrijf een probleem vinden om op te lossen. Ik heb toen een verbeterplan voor de rapportage uitgedacht. Daarmee ben ik geslaagd. Bij Huispitaal werd ik na mijn studie meteen gevraagd om te komen werken in het team Breda. Helaas begon het net in die tijd (januari 2012) slecht te gaan met het bedrijf. Men beloofde dat we met z’n allen door konden gaan bij Thebe. Maar toen het daadwerkelijk zo ver was, bleek dat ze ons team, vier vrouwen en een man, uit elkaar wilden halen. Dat wilden we geen van al270
“Ik heb mijn plek gevonden. ”
len. Daarom besloten we als team te solliciteren bij een andere organisatie: Buurtzorg. Daar werden we aangenomen en konden als team aan de slag als wijkverpleegkundigen. Het grote verschil met het werk bij Huispitaal was dat we nu zélf bepaalden hoeveel tijd er aan de patiënten besteed werd. Niet dat je een beperkte tijd krijgt waar je het mee moet doen. We bepalen alles zelf. We stellen het probleem vast, wat heeft de patiënt nodig en starten de juiste zorg op. Aan het administratieve gedeelte, het computerwerk, moest ik in het begin erg wennen. Maar het zorgt voor de broodnodige afwisseling: de ene keer zit je in de wijk tussen je patiënten, op andere momenten zit je op kantoor. Hoe goed we als team met elkaar opschieten blijkt ook nu weer, want ondanks het feit dat ik momenteel met mijn voet in het gips zit en voor 100% in de ziektewet, ga ik, om de anderen te helpen, toch naar kantoor om de administratie bij te werken. Voorlopig ga ik nog wel even door met deze baan. Ik had eerst de ambities om ook nog een hbo-opleiding te doen, maar het werken is gewoon te leuk. Ik heb het heel erg naar mijn zin, ik heb mijn plek gevonden!”
271
Via Tessenderlandt 40 portretten van oud-leerlingen J
U
B
I
L
E U
M
E D
I
OMSLAG VOLGT!!!!
T
I
E
“Gelukkig kreeg ik de tip om tijdens een open dag eens bij Tessenderlandt te gaan kijken. Hoewel ik daar een eind voor moest fietsen en ik de school er aan de buitenkant eng vond uitzien, was ik meteen verkocht toen ik binnen was. De aula zag er mooi en gezellig uit. De docenten waren open en aardig en het lokaal waar het mij om ging, het verzorgingslokaal, zag er leuk uit. Mijn verwachtingen na die eerste kennismaking kwamen volledig uit. Tessenderlandt was een leuke school met aardige leerkrachten en ik heb het er altijd naar mijn zin gehad.” Simone
Tessenderlandt is een school voor mavo en voorbereidend mbo aan de Van Riebeecklaan in Breda. Hoe gaat het met mensen die hun diploma haalden via Tessenderlandt? Wat doen ze tegenwoordig en hoe kijken ze terug op hun schooltijd?
II