VERSLAG Workshop KOMO Risico Model (concept) Datum: 20 mei 2015 Ons kenmerk: RM–15–006 Aanwezig: R. von den Benken (SKG-IKOB) A. Borst (BWT Utrecht) J. Bunschoten (iBK, middag) C. van Busschbach (iBK, middag) J. van Everdink (KOMO) T. Jans (KOMO) A. de Jong (Nieman) W. Hoppenbrouwers (Seconed, ochtend) P. Ligthart (Ligthart Advies) G.J. van Leeuwen (iBK, ochtend) J.G. van Leeuwen (BWT Almere)
D.G. Mans (Meged Engineering & Consultancy) H. Miltenburg (BNB) L. Niemöller (Niemöller Branche Support) W. van Ophem (KvINL J. Peeters (BWT Heerlen) D. Pelsman voor de ICT J. Rooijakkers (BouwQ) T. Schimmel (BNB) Mevr. A. Tekelenburg (BZK, ochtend) T. Zanen (AFNL, ochtend)
1.
Opening Ton Jans opent de bijeenkomst en heet de aanwezigen welkom. Daarna volgt een voorstelrondje. Vervolgens geeft Ton Jans een korte inleiding over de ontwikkelingen t.a.v. de private kwaliteitsborging en de benodigde instrumenten die nodig zijn. Het is de ambitie om een instrument te ontwikkelen dat generiek toepasbaar is, in beginsel voor alle gedefinieerde gevolgklassen. Zo zal voor ieder project, ongeachte de risicoklassen, een geobjectiveerde en ‘reproduceerbare’ risico analyse vereist zijn. Waarbij in dit verband een risico wordt gedefinieerd in relatie tot de waarschijnlijkheid dat een project niet voldoet aan de uiteindelijke doelstellingen. Deze doelstellingen/eisen hebben betrekking op de volgende aspecten: -voldoen aan regelgeving -voldoen aan criteria van goed en deugdelijk werk -voldoen aan specifieke projectafspraken Op basis van het vandaag gepresenteerde KOMO Risico Model wordt een inspectie inspanning en inspectie fasering gedefinieerd welke recht doet aan de geïdentificeerde risico’s. Dit toezicht moet, behalve aan de toelatingseisen van IBK, voldoen aan de eisen van de verzekeraars opdat een verzekerbaar project wordt gerealiseerd. Het is de intentie dat dit risicomodel voor diverse instrumenten toegepast kan worden. Zoals vandaag zal blijken is voor het gebruik van het model kennis t.a.v. het afwegen van de risico’s maar ook voor het gebruik van de web-tool noodzakelijk. Het ligt dan ook in de bedoeling om hiervoor een kwalificatie/trainingen/opleidingen voor te gaan verzorgen. Een gekwalificeerd gebruik zal dan afhankelijk zijn van een persoonskwalificatie. Om de web-tool up to date te houden t.a.v. de ontwikkelingen in de markt zal een gebruikersraad worden ingesteld die de ervaringen met het gebruik van de tool kunnen evalueren en adviezen kan geven over aanpassingen. Vanuit deze gebruikersraad kan dan ook een periodieke verantwoording plaats vinden naar de toelatingsorganisatie. (IBK)
2.
Presentatie achtergronden KOMO-risicomodel Door Peter Ligthart en Lodewijk Niemöller wordt een presentatie gegeven over de achtergronden van het KOMO-Risicomodel. Daarbij wordt aangegeven dat de web-tool in ontwikkeling is en dat deze workshop een evaluatie moment is en een inventarisatie van de wenselijke/vereiste aanpassingen. Bij de start van het project is eerste een risico inventarisatie uitgevoerd, in deze fase zijn de publieke eisen, uit het Bouwbesluit, lijdend. De systematiek heeft verder de mogelijkheid om ook
Kenmerk: RM–15–006
private eisen van de opdrachtgever en de verzekeraar te adresseren. Gebleken is dat een indeling op basis van de combinatie BRL5019 en het bouwbesluit de voorkeur verdient en voldoende fijnmazig is. Het doel is om een “overkill” maar ook een “onderkwalificatie”, te voorkomen.
2.1 Doelstellingen De tool moet een hulpmiddel zijn voor ontwerpers en kwaliteitsborgers voor de borgingsstrategie en borgingsintensiteit waarbij de volgende aspecten van belang zijn: Passend bij overheidsbeleid Breed toepasbaar, generiek voor de risicoklassen Project-specifieke risicoanalyse Een risico-inventarisatie op te stellen De borgingsintensiteit te bepalen Een borgingsstrategie te kunnen opstellen Sturend voor inzet kwaliteitsborging rekening houdend met risicobeheersing v.d. bouwer Aanpasbaar aan ontwikkelingsfase project en voortschrijdend inzicht Vertrouwen van verzekeraars Input opleverdossier + goedkeurende verklaring Geobjectiveerde systematiek Eenvoudig hanteerbaar Uitwerking als web-tool met database
2.2 Beoordelingsaspecten Voor de beoordelingsaspecten zijn diverse indelingen gemaakt. Zo is er een eerste indeling op basis van de scopes van de BRL’en 5019 en 5006. Vervolgens zijn de aspecten van het Bouwbesluit per onderwerp gebundeld wat tot een groter aantal beoordelingsaspecten leidt die geclusterd kunnen worden per scope. Van deze beoordelingsaspecten moet het gevolg worden aangegeven van de eventuele gebeurtenis en moet rekening worden gehouden met de kans dat deze gebeurtenis optreed. Deze gevolgen moeten worden aangegeven t.a.v. het volgende: Functionaliteit Lichamelijk letsel Materiële schade Impact op de omgeving Maatschappelijke gevolgen Voor de afweging van de gevolgen zijn criteria opgesteld die als richting dienen en waarvan de grenzen niet absoluut zijn. Doordat vooraf gebruiksfuncties, zoals gedefinieerd in het Bouwbesluit, aangegeven worden kunnen de beoordelingsaspecten die op basis van het Bouwbesluit verplicht zijn niet worden uitgeschakeld. De overige beoordelingsaspecten, die niet verplicht zijn vanuit het Bouwbesluit, kunnen worden toegevoegd. Bij de beoordelingsaspecten zijn vanuit het Bouwbesluit de bijbehorende ongewenste gebeurtenissen opgenomen. Daarbij worden alleen die gebeurtenissen weergegeven die vanuit het Bouwbesluit van toepassing zijn. Echter een gebruiker kan alle gedefinieerde ongewenste gebeurtenissen laten zien en ongewenste gebeurtenissen toevoegen. De gebruiker selecteert de ongewenste gebeurtenissen die voor het project van toepassing zijn en geeft voor deze één van de volgende borgingscriteria aan: Geen Fabrikant eigen verklaring van product Attest/prototypetest
pag. 2 van 6
Kenmerk: RM–15–006
Gecertificeerd product/partijkeuring Gecertificeerde uitvoering Praktijkmeting/-beproeving
2.3 Bezettingsgraad en complexiteit bouwwerk Bij de uitwerking van het KOMO-risicomodel is gebleken dat het gewenst is om rekening te houden met de bezetting van het gebouw tijdens het gebruik en de complexiteit van de realisatie van het bouwwerk. Voor de bezettingsgraad is uitgegaan van de zelfredzaamheid van de personen en indicatieve getallen van het aantal aanwezige personen. Hierbij worden 5 klassen onderscheiden. Het zal duidelijk zijn dat de aanwezigheid van minder zelfredzame of grote aantallen personen impact heeft op de risicofactoren. Ook de complexiteit van een bouwwerk heeft invloed op de risicofactoren. De risico’s bij een uniek, complex of innovatief gebouw zullen groter zijn dan bij een eenvoudig “repetitief” bouwwerk. In het model zijn hiervoor 3 klassen gedefinieerd.
2.4 Risicoprofiel Op basis van de projectanalyse en de geselecteerde borgingscriteria zal de uitkomst een van de volgende risicoprofielen betreffen: Klasse 1; Opleveringskeuring Klasse 2; Eenmalige inspectie tijdens de uitvoering en opleveringskeuring Klasse 3; Quick scan ontwerp en beperkt risico gestuurd toezicht Klasse 4; Ontwerpbeoordeling en beperkt risico gestuurd toezicht Klasse 5; Ontwerpbeoordeling en uitgebreid risico gestuurd toezicht Voor een project wordt een overall borgingscriterium gegeven. Daarnaast worden voor iedere scope de borgingscriteria gegeven en tevens van ieder aspect. Op basis van deze 3 resultaten kan een borgingsstrategie van een project worden opgesteld. Deze strategie kan zijn: Gemiddelde inzet voor alle onderdelen Maatwerk inzet per scope Maatwerk inzet op specifieke onderdelen De keuze van de borgingsstrategie zal een afweging van de kwaliteitsborger zijn op basis van het resultaat van het KOMO-risicomodel.
2.5 Inzet kwaliteitsborging De vereiste deskundigheid en onafhankelijkheid van de gebruiker van het risicomodel is afhankelijk van de het risicoprofiel van een project. Gedacht worden aan een inzet afhankelijk van het project risicoprofiel. Op basis van NEN-En-ISO/IEC 17020 t.a.v. inspecties zou van de volgende indeling kunnen worden uitgegaan: Intensiteit Deskundigheid Onafhankelijkheid Klasse 1; Focus op eindresultaat Algemeen bouwkundig type B niveau MBO+ Klasse 2; Quick scan ontwerp Bouwkunde type B/C en uitvoering MBO+/HBO+ Klasse 3; Goedgekeurd ontwerp en Vakspecialist HBO+ type C periodieke uitvoeringscontrole Klasse 4; Risico gestuurd Expert HBO+ type A Klasse 5; Risico gestuurd Expert WO type A+
pag. 3 van 6
Kenmerk: RM–15–006
Hierbij is de classificering van de onafhankelijkheid als volgt: Type A; volledig onafhankelijk, niet betrokken bij advisering e.d., 3rd party Type B; uitsluitend eigen plannen met gescheiden verantwoordelijkheid Type C; onafhankelijk persoon binnen de organisatie 3.
Demonstratie web-applicatie aan de hand van een praktijkvoorbeeld Door Lodewijk Niemöller en Peter Ligthart wordt een praktijkvoorbeeld van een concreet project doorgenomen. Daarbij wordt voor elk onderdeel van de web-applicatie nadere uitleg gegeven. T.a.v. de bezettingsgraad wordt het volgende aangegeven: Een definitie is vereist t.a.v. minder zelfredzame personen Moeten worden aangegeven dat de aantallen niet absoluut zijn maar een afweging moeten zijn van de toepasser afhankelijk van het gebruik. T.a.v. de borgingscriteria wordt aangegeven hoe om te gaan met de diverse certificeringssystemen in de markt (wel of niet geaccrediteerd, branche keurmerk, enz.) Naar aanleiding van vragen wordt aangegeven dat bij de start van een project de parameters van het KOMO-risicomodel aan het project worden gekoppeld, waardoor versiewijzigingen geen invloed hebben op een reeds ingevoerd (en in uitvoering zijnde) project. Naar aanleiding daarvan wordt aangegeven dat het koppelen van de parameters moet gebeuren op het moment dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning wordt gedaan. Dit kan een later moment zijn dan de start van de invoer van het project en zeker bij grote projecten bestaat het risico dat de regelgeving wijzigt in de periode tussen de start van de invoer en de indiening van de aanvraag. Aangegeven wordt dat het Risicomodel toegepast dient te worden in combinatie met andere instrumenten en in combinatie ter toelating aangeboden zal worden. In beginsel is model toepasbaar voor alle risico klassen. Het model wordt in nog meer detail besproken met de verzekeraars en waar nodig aan hun wensen/eisen worden aangepast. Op basis van de te ontwikkelen systematiek is KOMO in overleg met verzekeraars. Daarbij wordt uitgegaan van een st 1 party verzekering, dus waarbij de verzekeraar tussen de bouwer en de opdrachtgever/bouwconsument staat. De verzekeraar is dan verantwoordelijk voor het oplossen van geconstateerde gebreken. Aangegeven wordt dat het voorblad mede gebruikt zou kunnen worden voor het aanmaken van de aanvraag voor de omgevingsvergunning. Aangegeven wordt dat de eisen voor verbouw niet altijd dezelfde zijn als voor nieuwbouw, daardoor zullen bij verbouw mogelijk een aantal risicoprofielen van verschillende aspecten bij verbouw niet van toepassing zijn. Aangegeven wordt om bij de algemene invoer een mogelijkheid op te nemen om aan te geven of het om nieuwbouw of verbouw gaat en met de selectie van de verschillende parameters hiermee rekening te houden. Naar aanleiding van de demonstratie wordt aangegeven dat de standaard instelling van de aspecten mogelijk niet “gering” moet zijn, maar “zeer groot” of “groot”. Immers indien een aspect ‘vergeten’ wordt zal dat bij “gering” minder opvallen dan bij “zeer groot”. Naar aanleiding van vragen wordt het beheeraspect, de gebruikersraad nader verduidelijkt.
4.
Uitwerking voorbeeld door de aanwezigen De aanwezigen worden vervolgens in de gelegenheid gesteld om zelf met het model aan de slag te gaan aan de hand van concreet project, de uitbreiding van een school. De deelnemers wordt gevraagd om m.b.v. dit voorbeeld ieder voor zich het risicomodel in te vullen. Na afloop van de invulsessie worden de resultaten gezamenlijk worden doorgenomen. Conclusie is dat het invullen maatwerk is en dat het mogelijk wenselijk zal zijn om bij grote, complexe projecten hiervoor een deskundigenteam in te zetten. T.a.v. het aspect constructieve veiligheid zal mogelijk een verdere uitwerking nodig zijn. Voor dit onderdeel is geen certificering mogelijk, voorgesteld wordt om hier rekening te houden met bijv.
pag. 4 van 6
Kenmerk: RM–15–006
een register constructeur. Daarnaast wordt opgemerkt dat mogelijk meer risicoprofielen of een onderverdeling in sub-aspecten moeten worden toegevoegd. De voorschriften in het Bouwbesluit t.a.v. installaties zijn beperkt. Hiervoor is in het algemeen andere wetgeving van toepassing. Mogelijk moeten de betreffende wettelijke aspecten worden toegevoegd. Mogelijk moet er ook andere wetgeving worden ingebouwd (bij diverse risicoprofielen is reeds rekening gehouden met het Besluit bodemkwaliteit). Aangegeven wordt dat het beter is om eerst de risicoprofielen te bepalen en vast te leggen en daarna de weging van het bijbehorende aspect. Voorgesteld wordt om de volgorde op het beeldscherm te wijzigen. Aangegeven wordt dat wijzigingen in het definitieve model duidelijk gemarkeerd moeten worden. 5.
Evaluatie en aanbevelingen Bij het voorbeeldproject werd beperkte informatie verschaft t.a.v. de uitgangspunten, de gebruikers maakten op basis van eigen kennis en kunde aannames ten aanzien van deze uitgangspunten. Als resultante daarvan was sprake van een redelijke tot grote spreiding in de beoordeling en wegingen. Bij een nader uitleg en afstemming ontstond echter snel consensus t.a.v. de invulling van het model en de wenselijke uitkomsten. Het vullen van de database met ervaringen is van groot belang. Hiermee zal in de exploitatie rekening moeten worden gehouden. Over het algemeen zijn de deelnemers positief over de tool en zijn ze van mening dat het verdisconteerd zou moeten worden in alle kwaliteitsborgingsinstrumenten. Uiteraard is dit afhankelijk van het oordeel van de toelatingsorganisatie. Van groot belang zal zijn welke “ondergrens” de toelatingsorganisatie gaat stellen aan de kwaliteitsborgingsinstrumenten. Aangegeven wordt dat het gewenst is om een pilot project te starten op basis van dit risicomodel en nadat de eisen van de verzekeraars zijn ingebouwd. Geconcludeerd wordt dat een gebruikersraad wenselijk en dat een terugkoppeling in de gebruikersraad van groot belang zal zijn voor een continue evolutie en verbetering van de systematiek
6.
Uitspraken deelnemers naar aanleiding van de workshop Systeem kan snel onder de knie gekregen worden en heeft goede potentie. Top als dit wordt opgenomen in alle instrumenten voor de kwaliteitsborging Er is een voortdurende analyse nodig van de stakeholders t.a.v. deze tool In de tool zijn de vereiste aandachtpunten opgenomen en in een goede integraliteit Goed instrument dat de noodzakelijke beheersing van risico’s objectiveert! Definieer goed het vereiste kennisniveau van de gebruiker. Een instrument dat in combinatie met bijv. de BRL 5019/5006 goed kan functioneren. Verrijking van de aansluiting bij de kwaliteitseisen en toepassen voor alle instrumenten, het is niet overal evengoed. Ook is in certificatieland het nodige te verbeteren. Ook toepassen bij kleine projecten. Zelfcontrole werkt niet. Het certificatie instrument heeft onvoldoende tanden. ”Er zijn schorsingen vereist!” Een CvD zou moeten eisen dat jaarlijks ten minste 5% van de certificaten wordt geschorst. Er mogen géén 2 CvD’s over 1 product gaan Uitkomsten van het model koppelen aan /opnemen in BRL’en Is voor onszelf en eindgebruiker van belang. Overheid wil mogelijk geaccrediteerde certificatie, maar niet alle certificatie regelingen zijn geaccrediteerd. Borg dan de verzekeraars deze systematiek accepteren als basis voor hun verzekering. De stelselherziening laat de "bouw" een proces van "omdenken" ingaan. Er zal daarvoor ook goed gereedschap moeten komen. Dit is een eerste aanzet, een proces in wording en zeker op de goede weg!
pag. 5 van 6
Kenmerk: RM–15–006
7.
Afsluiting Naar aanleiding van verzoeken vanuit de deelnemers wordt toegezegd dat het concept van het risicomodel pas op 24 mei offline zal gaan. De deelnemers kunnen tot die tijd nog experimenteren met het model. Gevraagd wordt om de eventuele ervaringen en/of vragen aan KOMO te sturen. Toegezegd wordt dat het model op 21 mei as. getoond zal worden aan het CvD van BRL 5019/5006. Zodat ze daarmee met de wijziging van de BRL’en rekening kunnen houden. Door KOMO wordt aangegeven dat het getoonde model een tussentijds resultaat is dat nog afgemaakt moet worden. Met de ervaringen en opmerkingen van deze workshop zal daarbij rekening worden gehouden. Aan de deelnemers wordt nogmaals gevraagd om vertrouwelijk met de vandaag verstrekte informatie om te gaan. Ton Jans bedankt de deelnemers voor hun inbreng en hun aanwezigheid en geeft aan dat we ze zullen informeren over de verdere ontwikkeling van deze tool.
pag. 6 van 6