Verslag Textielsymposium: Over textiel, amateurkunst en erfgoed donderdag 25 maart 2010 Museum Volkenkunde Leiden Het Textiel Festival is een project van STIDOC (Stichting Textiel Informatie en Documentatie Centrum) in samenwerking met het Breed Textiel Overleg. Na eerdere festivals in Arnhem (1997), Zwolle (2000) en Breda (2005) is dit jaar als locatie gekozen voor de eeuwenoude textielstad Leiden.Tijdens dit Textielfestival organiseert Kunstfactor in samenwerking met het Nederlands Centrum voor Volkscultuur een textielsymposium onder de titel Over textiel, amateurkunst en erfgoed. Het symposium vond plaats in Museum Volkenkunde. Er zijn meer dan 90 inschrijvingen voor het symposium, opvallend daarbij is het feit dat minder dan 10% van de aanwezigen man is… De deelnemers worden ontvangen met koffie en thee in het restaurant van het museum.
Introductie door Friederike Weisner, hoofd Beeldende Kunst, Nieuwe Media en Theater, Kunstfactor Friederike Weisner bedankt allereerst Ineke Strouken en Hanny Spierenburg als initiatiefnemers en organisatoren van dit textielsymposium. Ineke Strouken is directeur van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Hanny Spierenburg is werkzaam als adviseur beeldende kunst bij Kunstfactor. De deelnemers zijn deels liefhebbers maar vooral ook vertegenwoordigers van musea, gemeenten, docenten en consulenten, kortom een gemêleerd gezelschap. Textiel kent een zeer rijke traditie in alle velden, zowel erfgoed, als ook volkskunst en amateurkunst. Weisner zegt dat het belangrijkste doel van de dag inspireren van elkaar en de mogelijke betekenis voor elkaar is. Door een breed spectrum van traditie tot modern te behandelen hoopt de organisatie die inspiratie te bieden. Een punt van aandacht is de jongere generatie: wat gebeurt er met textiel in de toekomst nu er op scholen weinig tijd is voor textiele werkvormen? Volgens Weisner liggen er wel degelijk kansen wanneer erfgoed en amateurkunstenaars elkaar beter weten te vinden.
Kleur bekennen is het eerste waar ik aan denk door Marjan Unger, kunsthistoricus en publicist Marjan Unger, is op 17 maart gepromoveerd op het proefschrift Sierraad in context, een multidisciplinaire beschouwing van het sieraad. Eerder schreef zij het standaardwerk Nederlandse sieraden in de 20 ste eeuw. Zij maakte vormgeving toegankelijk voor een groot publiek en is in België bekend als ‘mama vormgeving’. Voor Unger is kleur een bepalende factor in het bestaan. Als kind raakte ze gefascineerd door de blauwe kleur van de gordijntjes van de serre. Zij is altijd op zoek geweest naar die ene bepaalde kleur. Kleur staat voor symboliek, conventie en emotie. Kleur ervaar je vaak pas in combinatie met andere kleuren, niet puur. Sommige mensen hebben een zuiver gevoel voor kleur, zoals anderen een absoluut gehoor hebben. Kleur behoort tot het domein van de emotie, het is niet objectief. Textiel en kleur zijn onlosmakelijk verbonden. Wol, zijde en synthetische stoffen zijn in veel kleuren te verven. Bovendien zijn stoffen vaak versierd met kleurrijke borduursels en bedrukkingen. Volgens Unger hebben textielmensen vaak een goed gevoel voor kleur en zij schat het aantal kleurenblinden in de zaal dan ook op nul. Amateurkunst, textiel, erfgoed, volkscultuur en ambacht hebben in de loop van de tijd een wisselende waardering gekregen. Volkscultuur en volkskunst zijn van alle tijden en van de hele wereld. Als de eerste levensbehoeften vervuld zijn kun je verder kijken dan het nut en dingen mooi maken of een extra betekenis geven. Over de hele wereld zie je decoraties van geometrische patronen, van zon, maan, sterren, dieren, bloemen en symbolen.
Om een héle cultuur te kunnen begrijpen heb je dagelijkse gebruiksvoorwerpen nodig en niet alleen de ‘hoge’ kunst. Inspiratie van de ene cultuur naar de andere gaat vaak via de kleine voorwerpen die je mee kunt nemen. Volkscultuur wordt beïnvloed door de ‘hogere’ cultuur. Kenmerkend voor ambachtelijk vervaardigde voorwerpen is het respect voor grondstoffen die gebruikt zijn. Vaak worden de voorwerpen zorgvuldig gerepareerd en vertellen zo een eigen verhaal. Stof die zelf geweven is, wordt niet zomaar verknipt maar met behulp van plooien gemodelleerd en bijvoorbeeld versierd met borduurwerk en zorgvuldig gerepareerd. Volkscultuur kent een directe beeldtaal met respect voor het materiaal. Unger ziet volkscultuur als een bevestiging van de identiteit en eigenheid door zaken die mensen delen en zij laat tegelijkertijd voldoende ruimte voor het individu. In de kunst is tegenwoordig ook weer belangstelling voor volkscultuur en ambacht. Volgens Unger is dit geen vluchtige trend veroorzaakt door de kredietcrisis. Al jaren zijn er vele morele vraagstukken. Veel mensen hebben het gevoel geen vat te hebben op de politiek, de gezondheidszorg, de ontwikkelingen in de ict, de bureaucratisering en globalisering. Veel processen voltrekken zich buiten de macht van individuen. Het onder je handen iets laten ontstaan geeft een zekere voldoening. Handwerk is ook denkwerk. Ambacht is de hoeksteen van de kunstnijverheid. Ambacht en industriële vormgeving houden elkaar in evenwicht. In de tweede helft van de 19 de eeuw ontstond de Arts & Crafts na de industriële revolutie. Tegenwoordig zijn volkskunst en amateurisme geliefd en wordt ambacht geherwaardeerd. Tot slot laat Unger een mooi voorbeeld zien van het samen delen van volkscultuur: de halssieraden bloei van de kunstenares Lotte van Laatum. Turkse migrantenvrouwen maakten gehaakte bloemen in een oude techniek die door Van Laatum verwerkt zijn in moderne sieraden. Zie hiervoor: http://www.lottevanlaatum.nl/bloeicollectie.html
Replica of ratjetoe? door Inge Bosman, kunstenaar en lid kostuumgroep de Zaanse Kaper Inge Bosman maakt zowel Art Quilts als replica’s van oude Zaanse kostuums. Het lijken twee uitersten: bij het maken van Arts Quilts gaat het om de eigen inspiratie en bij een replica om het zorgvuldig namaken. Toch zijn er meer overeenkomsten dan je op het eerste gezicht zou denken. In de eerste plaats lijkt de techniek van het quilten natuurlijk sterk op die van het Zaans stikwerk. Maar de belangrijkste overeenkomst is volgens Bosman de fascinatie voor textiel, voor de mooie stoffen en patronen. Het gaat om de uitstraling. Zowel bij het quilten als het maken van klederdracht gaat het om het verzamelen, het stofgebruik en de kleur. In de 18 de eeuw werden er gedurfde kleurcombinaties toegepast. Zowel bij de Art Quilt als de klederdracht draait het om emotie: wie ben je? Bosman laat een voorbeeld van een zeer persoonlijke quilt zien: ‘restanten van een huwelijk’ gemaakt van porselein, plastic en stof. Bosman is lid van de kostuumgroep De Zaanse Kaper, bij deze kostuumgroep gaat het gaat om de bestudering en het behoud van de Zaanse streekdracht. Door het namaken van de kostuums wil de groep de belangstelling voor de Zaanse streekdracht vergroten. Volgens Bosman gaat het bij het maken van een replica ook om het verzamelen van de juiste accessoires. Aan de hand van een serie foto’s toont Bosman de opbouw van het kostuum: allereerst het linnen hemd, dan het korset, de eerste onderrok, de pannier. Zeer belangrijk bij de opbouw van een goed silhouet is het vormgevend ondergoed. Dan volgen nog een aantal onderrokken en de sitsen bovenrok (de 18 de ‐eeuwse stoffen worden weer opnieuw gemaakt). Voor het bovenlijf toont Bosman achtereenvolgens het half hemd, het jak (of kassakien), de halsdoek, taille banden en borstlint. Het kostuum wordt gecompleteerd met sieraden en schort en natuurlijk de karakteristieke kap. Om de kap te zetten wordt het haar weggewerkt met een strijklint, dan volgen vals haar, een ondermuts, het gouden oorijzer een kanten muts, de voorhoofdsnaald, oorbellen en de kaper. Als laatste volgen mitaines (soort halve handschoenen), twee armbanden en de châtelaine met naaigerei.
Bosman heeft ook twee leden van De Zaanse Kaper meegenomen. Margriet is gekleed in een zelfgemaakt replicakostuum van rond 1750. Ze draagt een kaper, en een kostuum met felle kleurcombinaties bestaande uit een geel sitsen jak en een rode doorgestikte rok, die zij dus ook helemaal zelf gemaakt heeft. Verder draagt zij kanten mitaines, ondermouwen en een sitsen schort. Alles is met spelden vastgezet ook de borstrok op korset. De korset‐pen is van lapis lazuli evenals de halsketting. Margriet heeft een 18 de ‐eeuwse beugeltas, die ze gekocht heeft in Leiden! Verder draagt ze kousen van een zeer fijn roze breisel met ingebreid paars motief. De voorhoofdsnaald en kanten kap maken het kostuum compleet. Voor het publiek zijn vooral de rode doorgestikte rok en de kousen een hoogtepunt. Ellis draagt een kostuum van ca. 1900. Zij heeft een hoedje op de oorijzermuts en draagt een fluwelen cape. Daaronder draagt zij een tweedelige japon van zijde met haken en ogen. Ook zij heeft losse ondermouwen. Zij gunt het publiek een blik op haar lange witte onderbroek met kant en zwarte kousen. Zij draagt een gouden oorijzer met Rijsselse kanten muts, gouden kapspelden en haarwerk. De opkomst van de confectie aan het begin van de 20 ste eeuw betekende het einde van de kap en het oorijzer in Noord‐Holland. De sfeer tijdens de pauze is zeer geanimeerd. Er is grote belangstelling voor de twee replica’s. De verbindingen tussen verschillende soorten deelnemers wordt ook daadwerkelijk gelegd en zo zitten er tijdens de koffie een amateurkunstenares, een docente beeldende vorming en een medewerker van een museum aan één tafeltje. Een van de aanwezige heren blijkt meegekomen te zijn met zijn vrouw, maar het echtpaar is wel geïnteresseerd in erfgoed.
Zeeuwse topmodellen, van oude streekdrachten en hedendaagse mode door Susan Bakx, modeontwerpster en medewerkster Streekdrachten, Historisch Museum de Bevelanden te Goes Susan Bakx is al 17 jaar vrijwilliger bij het Historisch Museum de Bevelanden in Goes. Het Museum bestaat in september 160 jaar! Daarnaast is Bakx modeontwerpster en probeert de liefde voor het Zeeuwse kostuum door te geven aan de volgende generaties. Bakx vertelt dat er in Zeeland tussen 1800 en 2000 maarliefst zestien verschillende drachten gedragen werden. In het Historisch Museum de Bevelanden wordt zorgvuldig met textiel omgesprongen. Alle kostuums worden in zuurvrije kartonnen dozen of liggend in ladekasten bewaard. Er is klimaatbeheersing en als het mogelijk is worden de kostuums gewassen of gestoomd. Alle onderdelen worden beschreven en in Ad‐lib opgeslagen. Bakx toont een spectaculaire vondst. Een tijdje gelden werd er een 18 de‐ eeuws jak gevonden in een koperen pot! Het jakje is gemaakt van damast en zijdebrokaat. Alle aangeboden kostuums worden “bij de voordeur” geselecteerd: alles wat niet in de collectie past wordt aan andere musea of aan een streekdrachtgroep aangeboden. Het museum maakt streekdracht presentaties in originele context. Er wordt gewerkt met wisselende opstelling en bewegingslicht. Bakx heeft meegewerkt aan het boekje Met eer gedragen – Zeeuwse drachten. Ieder jaar wordt er in Goed een grote modeshow van Zeeuwse drachten gehouden.
Verschillende modeontwerpers laten zich inspireren door streekdrachten, zoals Victor & Rolf, Jan Taminiau. Vorig jaar was er in het Zuiderzee Museum in Enkhuizen de expositie Gejaagd door de wind, waar modestudenten ontwerpen toonden in combinatie met originele streekdrachten.
Bakx laat verschillende voorbeelden zien van ontwerpen die zij zelf maakte, geïnspireerd door Zeeuwse drachten: ‐ Geborduurd organza jakje geïnspireerd op de witte Zeeuwse kappen, gedragen op een donker jurkje ‐ Zeer kleurrijk ensemble geïnspireerd op 18 de ‐eeuws kleurgebruik met korset en rode kousen ‐ Colbert met ‘rare’ schouders en kralenborduurwerk geïnspireerd op de Axelse beuk ‐ Replica van 19 de‐ eeuws jakje gemaakt van Thaise zijde gedragen op een jeans
Van verwondering naar inspiratie door Marijke Schurink, beeldend kunstenaar Marijke Schurink is beeldend kunstenaar en maakt sieraden, zowel om te dragen als zogenaamde un‐ wearables. Schurink haalt voornamelijk inspiratie uit de dingen die ze ziet. Tijdens haar presentatie laat zij haar werk zien en vertelt daarbij over haar inspiratiebronnen. Een van de inspiratiebronnen is erfgoed: portretten van oude meesters en daar dan een sieraad bij bedenken. In het project ceçi n’est pas une bijou krijgt een vrouw op een portret van Rogier van der Weyden een druppel‐ketting, een vrouwenportret van Leonardo da Vinci wordt voorzien van bloemen‐ketting en een vrolijke vrouw van Frans Hals krijgt een kandij‐ketting. In een vergelijkbaar nieuw project voorziet Schurink 20 portretten van Curaçaose vrouwen van een passend sieraad. Schurink speelt graag met materiaal. Als voorbeeld laat zij foto’s zien van een serie un‐wearables en temporary jewels: een paardenbloem‐collier, en een ijscollier van schakels ijs. Een andere belangrijke inspiratiebron is de natuur. Schurink maakte bijvoorbeeld een spiegelcollier waarin de natuur wordt gespiegeld (bladeren/zonlicht) en zo telkens een ander beeld geeft. Onder licht afgrijzen van het publiek toont Schurink ook een slakkencollier van levende slakken. Het idee voor dit collier is ontstaan uit de verwondering van haar zoontje die met een hand vol slakken uit de tuin kwam: ”Kijk eens mama hoeveel het er zijn”. Verder maakte zij een waterdruppel collier, aangebracht met fijn penseeltje op de blote huid.
Een andere inspiratiebron is textiel.
Bij het Kruissteek collier gaat het om schoonheid versus afschuw. Schurink vertoont de korte film “Kruissteek collier” waarbij de naald rechtstreeks in de huid van het model lijkt te gaan, maar het blijkt een borduursel in een fotoafdruk op stof. De film ontlokt een hoop reacties in de zaal. De film is te vinden op de website http://www.marijkeschurink.com/. Hier zijn ook andere filmpjes van colliers te vinden (onder andere waterdruppel collier, slakken collier en spiegel collier). Voor Schurink is spelen ook een belangrijke bron van inspiratie. Zo heeft zij het spel van armen en handen om halzen gefotografeerd voor verschillende textiele achtergronden. Maar zij haalt ook inspiratie uit krantenkoppen en knipt vervolgens teksten uit stof. Passie is een andere inspiratiebron. Voor het project Urban Wijland maakte Schurink twee series sieraden. De ene serie is gemaakt voor koeien, met materiaal uit de stad (bijv. melkpakken) en de andere is gemaakt van koeienmateriaal en bedoeld voor in de stad. Een opdracht kan ook inspiratie bieden, Schurink maakt persoonlijke sieraden in overleg met de opdrachtgever (bijv. een trouwcollier voor twee personen en een taartjesring) Tot slot geeft Schurink het publiek een boodschap mee: “Leg de lat niet te hoog, maak plezier en zit jezelf niet teveel op je nek!” Tijdens de zeer verzorgde lunch is er voldoende stof tot napraten. Er worden complimenten gemaakt over de goede organisatie en de interessante sprekers.
De mogelijkheden en noodzaak van vrijwilligershulp bij het in stand houden van textielcollecties door Josien Verdegaal – Hoefhamer, restaurator antiek textiel Josien Verdegaal is restaurator textiel en in die hoedanigheid constant in gevecht met de vergankelijkheid. Van alle oude materialen is textiel extra kwetsbaar door de alledaagsheid ervan en de uitnodiging om het aan te raken. Licht en lucht zijn vijanden maar ook de veranderende mode. De waarde van het materiaal is vluchtig, door de schijn van kopieerbaarheid. Verdegaal maakt de vergelijking met muziek, zoals je met noten oude muziek kunt spelen zo kun je met behulp van oude patronen textiele voorwerpen opnieuw maken. De kennis over het vervaardigen moet dan wel bewaard blijven. Op kasteel Amerongen werkt een groep vrijwilligers die ondersteunen bij restauraties. Zij worden de “engelen van Amerongen” genoemd. Volgens Verdegaal is het inzetten van vrijwilligers in de wereld van de restauratoren niet onomstreden. Aan de UvA wordt sinds kort een universitaire opleiding textielrestauratie verzorgd. (zie: http://www.studeren.uva.nl/ma‐restauratiekunde/ ). De lat voor een restaurator wordt volgens Verdegaal zo wel erg hoog gelegd. De productie van textiel heeft jarenlang op twee peilers gerust: huisnijverheid en professionele vervaardiging. Ook reparatie werd zowel professioneel als in huiselijke kring uitgevoerd. Vanaf de jaren ’60 van de twintigste eeuw, gelijktijdig met de prijsdaling van textiel, raakten repareren en verstellen ‘uit de mode’. Textiel werd simpelweg weggegooid en niet langer gerepareerd. Mazen en stoppen werd tot het begin van de jaren ’60 op scholen aan meisjes onderwezen. Maar veel van de kennis van materialen en vaardigheden met betrekking tot het onderhoud zijn verdwenen.
Na de jaren ’70 werd het terrein van de textiele werkvormen volgens Verdegaal verwezen naar het hokje tuttigheid. Gelukkig zijn er nog voldoende dames die handwerken als hobby hebben en zij vormen vrijwilligersgroepen die aangestuurd werden vanuit het Centraal Laboratorium. Josien Verdegaal heeft samen met Carin van Nes, een van de eerste textielconservatoren van Nederland, gewerkt aan de restauratie van de bekleding van een stoel. Hier werd een link gelegd tussen kunsthistorisch onderzoek en restauratie. Later kwam Verdegaal in contact met Nettie Cassee‐Veltkamp, de eerste textielrestaurator bij het Centraal Laboratorium In Amsterdam, die haar vroeg “kun je strijken”? Bij de zusters van Amstel heeft ze gewerkt aan doopjurken, mutsen, merklappen. Ze ging naar mutsenmaaksters om te leren hoe je een mutsen moet opmaken. In een Haarlem werden wandtapijten uit Middelburg gerestaureerd en was er een interne opleiding waar Verdegaal zich verder bekwaamde. Vanuit kasteel Amerongen en de Gelderse kastelenstichting ondersteunt Verdegaal nu vrijwilligersgroepen. De groep op Amerongen bestaat 30 jaar. Zij werken hard aan het restaureren van 60 gordijnen van rond 1900 en ca. 700 m2 tapijt. Na afloop van het symposium tonen twee engelen van Amerongen een deel van hun werk. Zij hebben een sigarendoosje meegenomen vol met allerlei soorten naalden, waaronder ook kromme chirurgische naalden voor de zeer kwetsbare stof. Volgens Verdegaal staat textiel bij het brede publiek in minder hoog aanzien dan bijvoorbeeld meubels, schilderijen en keramiek. Daarom is er ook minder geld voor de conservering van textiel. In de jaren ’80 zijn de textiel commissie en de kostuumvereniging opgericht. Er kwam meer besef voor de kwetsbaarheid van textiel. Tapijten krijgen wel meer kunsthistorische aandacht, maar over ander textiel wordt nog steeds gezegd: “gooi toch weg die oude rommel”. Verdegaal houdt een pleidooi voor samenwerking tussen restauratoren en vrijwilligers. Hoogopgeleide restauratoren doen het onderzoek voor de restauratie en het handwerk wordt uitbesteed aan geschoolde (!) vrijwilligers. Op Menkemaborg is zo een bed gered, de restauratie uitgevoerd door vrijwilligers onder leiding van professionals. Voor de Vereniging restauratoren zie: www.restauratoren.nl
Textielkunst van nu. Museumcollectie als inspiratie in het Rijksmuseum van Oudheden. door Marijke Schurink, docent Marijke Schurink is niet alleen kunstenares maar ook docente Quilten Speciaal. De textielgroep QS2 bestaat uit kunstenaars en docenten in de discipline textiele vormgeving. Zij hebben allemaal de tweejarige kadertraining 'Quilten Speciaal' gevolgd bij de Stichting Beeldende Amateurkunst (die in 2007 opging in Kunstfactor). Na deze kadertraining is de groep zelfstandig verder gegaan. QS2 heeft onder leiding van Schurink moderne quilts gemaakt met als inspiratiebron de collectie van het Museum van Oudheden in Leiden. De groep heeft gezamenlijk een bezoek gebracht aan het museum en een rondleiding gekregen langs de topstukken uit de collectie. Daarna is iedereen afzonderlijk door het museum gelopen met een camera en aantekeningenboek om een speciaal deel van de collectie vast te leggen. De groep is daarna drie maal op het atelier van Marijke geweest om de werkstukken te bespreken. De gemaakte werkstukken zijn nu te bezichtigen in het Museum voor Oudheden.
Inspiratiebronnen: ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Griekse architectuur Pyramides Egyptische portretten Steles Opgravingen Stapelen van stenen Teksten op pilaren Pronkrollen Verschillende schriftsoorten Mythologie
Vragen en aanbevelingen Een vraag aan Josine Verdegaal: wat kun je doen tegen kleine beestjes? Volgens Verdegaal is het van belang om op landhuizen en kastelen regelmatig te controleren, zo kan er nooit een plaag ontstaan. Het gebruik van gif is daarbij niet echt nodig. Hoe kunnen volkscultuur, textielkunst en erfgoed elkaar versterken? Door modern werk te laten maken dat geïnspireerd is op een collectie, kan de textielkunst een nieuwe glans geven aan deze collectie. Maar zoals een van de deelnemers het verwoordt: “vaak komt de inspiratie achteraf. Het streekmuseum in de Hoekse Waard wordt verbouwd, het was een “poppenhuis” als je er één keer was geweest had je het gezien. Er komt een nieuwe expositieruimte en de medewerkers willen geïnspireerd door deze dag iets gaan doen met streekdracht en moderne textielkunst. Wat moet er gebeuren om textielkunst en erfgoed samen te laten werken? Aanbeveling van Hanny Spierenburg: “zoek elkaar op en leg verbinding”, zoals bijvoorbeeld het Fries Museum deed met de tentoonstelling Quilts Kunst met een Q. Om vanuit de textielkunst verbinding naar erfgoed te kunnen leggen is het handig om instellingen als Kunstfactor te gebruiken. Ineke Strouken benadrukt nogmaals dat het belangrijk is dat vaardigheden doorgegeven moeten worden. In dat kader wijst een van de aanwezigen op de digitale handwerkjuf: een DVD met borduursteken en technieken (http://www.digitalehandwerkjuf.nl/index.htm) De oude technieken worden ook weer door jonge modeontwerpers toegepast in hun ontwerpen. De belangrijkste aanbeveling van de dag wordt door Strouken bondig verwoord: “Leg kennis vast, geef vaardigheden door en zoek naar mensen die ermee kunnen spelen”.