Verslag Commotiedebat Junglefever 10 september 2010 Een groeiend aantal Nederlandse theatermakers verlegt het werkterrein naar Afrika, Azië en andere afgelegen oorden. Tijdens Junglefever debatteert een aantal van hen over het waarom en het hoe van overzees theatermaken. Het debat wordt geleid door Jörgen Tjon A Fong, theatermaker en oprichter van Urban Myth. Hij herinnert zich zijn eigen vraag bij het maken van een voorstelling over kindsoldaten in Uganda: waarom doen we dat hier? Zijn vraag werd destijds uiteindelijk beantwoord door een van de kindsoldaten die vertelde het belangrijk te vinden dat haar verhaal gehoord was en niet vergeten zou worden. Hij is dan ook nieuwsgierig naar de antwoorden van de panelleden: Wat brengen zij erheen, wat halen ze er vandaan? Key note: Peter Ultee Peter Ultee zegt om redenen die hij later zal toelichten verrast te zijn dat hij gevraagd is als key note spreker. Ultee bracht de afgelopen 24 jaar als producent theatervoorstellingen uit zo’n 20 landen en vijf werelddelen naar Europa en Nederland. Dat leidde tot interessante belevenissen, die voortkwamen uit pogingen om de culturele verschillen overbruggen. Zo liet hij bij een productie in Bulgarije toiletpotten plaatsen om er twee dagen later achter te komen dat deze weer verdwenen waren. In Zuid- Afrika deelde hij goedkope horloges uit om ervoor te zorgen dat de medewerkers meer op de tijd zouden letten. In plaats daarvan werden de horloges verkocht op de markt. Naar Ultee’s mening bestaan er twee gescheiden werelden binnen de podiumkunsten, die zich toch met hetzelfde bezighouden. De scheiding bestaat volgens hem tussen gesubsidieerd en niet gesubsidieerd, tussen kunst en amusement. Ultee wil hierbij stilstaan, omdat hij vreest dat deze scheiding geëxporteerd zal worden. Kunst bereikt slechts een hoogopgeleid en bovenmodaal deel van de bevolking: slechts 12% van de Nederlandse bevolking bezoekt het zwaar gesubsidieerde toneel. Die kleine elite domineert de kunst en schuurt tegen de politiek aan om hiervoor geld te krijgen. Dit levert vreemde tegenstellingen op. Niet gesubsidieerde makers behoren niet tot de inner circle van de gesubsidieerde makers en worden daardoor niet of nauwelijks gehoord. De naam Joop van den Ende, een man die het theater dichterbij het publiek heeft gebracht, was tot voor kort een scheldwoord. Ultee zelf werd ondanks zijn ruime ervaring niet gevraagd voor de club Zuid-Afrika deskundigen van het TIN en staat als grootste operaaanbieder in Nederland niet vermeld in het adressenbestand van Overleg Opera. Ultee is niet tegen subsidie op zich en heeft in het verleden zelfs dankbaar gebruik gemaakt van subsidie om o.a. een experimentele voorstelling met Chaim Levano te maken. Hij vreest echter dat voor buitenlandse projecten onder valse voorwendselen subsidie wordt aangevraagd om snoepreisjes te kunnen maken op kosten van de
belastingbetaler. De doelstelling worden aangepast aan de heersende politiek in de hoop zo subsidie op te kunnen strijken. Ultee noemt hier enkele voorbeelden van. Zo zou onder het mom van armoedebestrijding subsidie verkregen zijn voor het maken van Op Hoop van Zegen in Senegal. Een stuk dat oorspronkelijk bedoeld is voor de bourgeoisie werd zo opgevoerd voor de arme vissers in Senegal. Het stuk zou volgens Ultee beter opgevoerd kunnen worden voor het corrupte regime, maar die leverde waarschijnlijk een bijdrage aan de productie. Een ander voorbeeld is de opvoering van de Sahel opera onder de noemer cultuuruitwisseling. Deze productie werd voor drie miljoen euro gesubsidieerd om opera, de meest elitaire kunstvorm, te laten landen in Afrika. Tijdens de opera stonden werden de beste drummers ter wereld in een keurslijf gedrukt door ze onder leiding van een westerse dirigent in de maat te laten tikken. Omgekeerd worden meesterlijke drummers gevraagd hier djembeelessen te geven aan huisvrouwen. Ultee noemt dit racisme en gebrek aan respect en inzicht in het kunnen van die drummers. Een ander argument voor het maken van gesubsidieerde podiumkunst in het buitenland is als medium voor communicatie. Alhoewel Ultee het een nobel streven vindt om bijvoorbeeld de gevaren van AIDS onder de aandacht te brengen, meent hij dat dat tegenwoordig beter kan door je in te kopen in een soap of door een boodschap te verspreiden via twitter. Het exporteren van voorstellingen die voor dit doel zijn gemaakt, levert geen voorbeeld van cultuur, maar ondermaatse voorstellingen voor een klein publiek dat het allemaal toch al weten. Ook theater als therapie levert geen theaterkwaliteit die export rechtvaardigt. Er zijn ook goede voorbeelden; zoals Paul Simon die met Graceland heeft laten zien door de lokale muziek geïnspireerd te zijn. Hij bood lokale muzikanten daarmee een carrière: hij heeft niet alleen gehaald, maar ook gebracht. In Afrika zegt men dan ook geen charity, maar chances te willen. Ultee pleit daarom niet voor hulp, maar voor eerlijke kansen. Dat betekent dus: geen popgroepen uit Nederland die de markt ter plekke verpesten. Kansen bieden wordt mogelijk door investeringen in talent door middel van training van vaardigheden en podiumtechnieken. Subsidie werkt hierbij alleen maar corrumperend. Ultee roept daarom op om bij Economische Zaken een regeling te organiseren voor exportkredieten voor de showbusiness. Jörgen Tjong a Fong vraagt Peter Ultee waar zijn liefde voor Afrika is ontstaan. Ultee antwoordt dat hij zich meteen thuis voelde toen hij daar voor het eerst kwam. Zijn theorie daarbij is dat sommige mensen voelen dat we daar oorspronkelijk vandaan kwamen. Op de vraag hoe zijn producties tot stand komen, vertelt hij dat de importbehoefte in Europa onderzocht worden en vervolgens gebruik gemaakt wordt van de lokale talenten. Daarmee levert Ultee naar eigen zeggen een kwalitatief product dat zowel in Nederland als thuis kan verkopen.
Panel Jolanda Spoel is artistiek leider van Theatergroep Siberia, ontstaan uit een fusie tussen de gezelschappen Rotjong, Rotterdams Lef en het Waterhuis. Het Waterhuis is in het verleden actief geweest in Afrika met het maken van theater. Bij de fusie besloot Spoel de internationale poot voort te zetten met Zuid-Afrika en Marokko. Deze landen hebben voor Siberia voor wat betreft het type makers en de vorm van uitwisseling. Die vorm is in de loop van de jaren geëvolueerd; er wordt steeds meer samen gemaakt. Hierbij zijn niet alleen de performers van gemengde afkomst, maar ook de productie. Spoel benadrukt dat de relevantie voor Siberia ligt in lange termijn uitwisseling. Die is nu vooral gericht op schrijversseminars, omdat de behoefte daaraan steeds duidelijker werd. Ze hoopt de spelers een ervaring te kunnen geven die ze mee kunnen nemen in hun werk. Voor haarzelf haalt ze de meerwaarde vooral uit het persoonlijke contact met makers die ze in den vreemde ontmoet. Terrie Hessels is gitarist van The Ex, een band die zijn oorsprong vindt in de punkmuziek. Bij het optreden in Ethiopië ontving de band krankzinnige reacties en uitnodigingen om samen te spelen. Hessels kwam in aanraking door Ethiopische muziek tijdens een rondreis in 1996. Na het horen van een cassette van een saxofonist, heeft The Ex hem uitgenodigd om samen te spelen. Dat resulteerde in een samenwerking die nog steeds voortduurt; ze kunnen niet met elkaar praten, maar spelen al jarenlang samen. Sinds 2002 brengt The Ex regelmatig Afrikaanse bands naar Europa en de Verenigde Staten; danwel om als hun voorprogramma te spelen, danwel om samen te spelen. Hessels vertelt dat muzikanten uit Ethiopië erg zelfverzekerd zijn, misschien wel omdat Ethiopië geen kolonie is geweest. Omdat Hessels door het samenspelen steeds met een andere invalshoek geconfronteerd wordt, is ook zijn eigen manier van muziek maken veranderd. Op de vraag of hij ook iets gebracht heeft, antwoordt hij dat dat in verschillende vormen is gebeurd. Zo heeft hij andere muzikanten naar Afrika gebracht om samen te spelen. Het brengen uit zich echter ook in meer praktische zaken, als het aanbieden van saxofoonreparatie door een expert op dat gebied mee te nemen. Theatre Embassy is een culturele ontwikkelingsorganisatie zonder eigen artistieke signatuur. Zakelijk leider Debbie Straver vertelt dat Theatre Embassy in vijf landen op drie continenten samenwerkt met verschillende partnerorganisaties. Hiermee probeert de organisatie de capaciteit en expertise van lokale initiatieven te vergroten; zowel artistiek, als organisatorisch. Missie hierbij is om de lokale infrastructuur te verstevigen en om lokale artiesten te laten ontwikkelen zodat zij in hun onderhoud kunnen voorzien. Theatre Embassy produceerde ook het door Ultee in zijn key note genoemde Op Hoop van Zegen. Straver legt uit dat de productie tot stand kwam naar aanleiding van een onderzoek naar de omstandigheden van de vissers. De Nederlandse onderzoeker
benaderde Theatre Embassy met het idee om Op Hoop van Zegen te maken vanwege de vele parallellen. Het stuk diende als katalysator voor een seminar waaraan ook de lokale vakbonden deelnamen. Straver benadrukt dat dit niet het beste voorbeeld van het werk van Theatre Embassy is. In Congo is onlangs een tournee van honderd voorstellingen over kindhekserij afgerond. Het stuk is daar geschreven; zowel de inspiratie voor het stuk als de productie is gezamenlijk tot stand gekomen. De regie was in handen van Guido Kleene en Toto Kisaku. Het stuk zorgde in Congo voor anderhalf jaar werkgelegenheid voor de cast en de crew. De partnerorganisatie K-mu Theatre uit Kinshasa ontwikkelt nu een eigen cultureel centrum, gestimuleerd door Stichting Doen. De voorstelling was nadrukkelijk gericht op het publiek daar. Straver zou de voorstelling dan ook niet naar Nederland halen, omdat het Nederlandse publiek andere verwachtingen heeft. Op Hoop van Zegen is na aanpassingen wel in Nederland opgevoerd, omdat de vraag daarnaar groot was. Annemarie Prins maakt theater in Cambodja. Zij vertelt dat in dat land meer dan 90% van de intellectuelen en kunstenaars tijdens de genocide van 1975-1979 is vermoord. Zij werd door een kennis die daar al gewerkt had gevraagd een workshop te geven. Prins had grote reserves, die ontstonden uit de angst om een koloniaal te zijn. Deels uit nieuwsgierigheid, maar vooral uit de drang om de wereld te verbeteren is ze toch gegaan. Voor die eerste workshop met zes Cambodjaanse vrouwen liet ze vijfenveertig korte zinnen van Beckett vertalen als materiaal. Die bleken wonderwel te passen bij de boeddhistische overtuigingen van het land. De eerste voorstelling die Prins in Cambodja maakte, vertelt de verhalen van de vrouwen zelf. Het is een mooie kwalitatief goede voorstelling geworden, die ook in Singapore is gespeeld. De tweede voorstelling is gebaseerd op oorlogsdocumentatie, dat materiaal leverde voor zeven scènes die ieder een reële situatie van nu tot onderwerp hebben. Alhoewel ook deze voorstelling van goede kwaliteit is, zou Prins deze niet in Nederland willen laten zien uit vrees dat dit zou verworden tot ‘apies kijken’. De voorstelling wordt in Cambodja gespeeld in dorpen in de rimboe en voor scholen. Het stuk is in de oorspronkelijke taal verwerkt tot een radiodocumentaire voor Voice of America. Prins kan zich wel voorstellen dat de voorstelling ingebed zou worden in een goed randprogramma en Nederland. Dennis Meyer is voorzitter van de stichting van Lotte van den Berg, die aan het werk is in Congo. Meyer is net terug van een werkbezoek aan Kinshasa en brengt verslag uit. Lotte heeft Omsk opgericht, omdat zij wil zich verbinden met de plek waar zij werkt en woont: Dordrecht. Aan de andere kant wil zij bruggen slaan met verre landen om een spiegel aan te reiken. Lotte maakt altijd werk dat zich in het hier en nu manifesteert en houdt zich ver weg van traditionele opstellingen. Dat is een van de belangrijkste waarom ze nu in Congo werkt. Zij voelt zich aangetrokken tot Congo door de manier van leven en de persoonlijke verbindingen die zij met de mensen daar heeft. Door de afwezigheid van de staat en
bijbehorende regels, wordt de manier van leven op een andere manier en vooral met elkaar ingevuld. De Tweede Wereld is daarbij invloedrijk: deze staat niet voor de realiteit, maar voor het onzichtbare daarboven. Die wereld regelt veel van de echte wereld. Een belangrijk onderwerp voor het werk van Lotte in Kishasa is dan ook: Hoe kijk je naar de dingen? Hoe kijk je naar kunst? Daarin bestaat een groot verschil tussen Nederland en Kinshasa. In Nederland zijn wij meer gericht op de buitenstaander die kijkt naar iets anders. In Congo is het individu veel minder manifest. Er leeft daar veel eerder een grote beweging, waar je met elkaar onderdeel bent van wat er in het hier en nu gebeurt. Het podium met twaalf stoelen dat Lotte bij haar werk gebruikt is symbool hiervoor. In Congo blijven de stoelen leeg. Onlangs is live een verbinding met Dordrecht opgezet waar gelijktijdig hetzelfde podium stond. Toen gingen zowel in Kinshasa als in Dordrecht mensen op de stoelen zitten, die naar elkaar keken. Dat experiment droeg de kern in zich van de grote afstand tussen de Biesbosch en de wijk in Congo: de behoefte en onmogelijkheid om elkaar echt te zien en met elkaar in contact te komen. Lotte werkt in Congo niet in het theater, maar op straat. Door het werken in directe verbinding met de wereld en de mensen, ontstaat er iets nieuws. Zij is erg nieuwsgierig naar de mensen en het leven in Congo. Daarbij vindt zij het erg belangrijk dat zij zichzelf, haar positie en haar denken ter discussie stelt. Het project is zo opgezet dat er rekening gehouden wordt met wat Lotte daar ook brengt. Zo is Theatre K-mu direct gelieerd aan het project om de groep daar te versterken. Acteur Jovial Mbenda werkte met Lotte in Kinshasa. Mbenda vertelt over zijn ervaringen en het proces. Tijdens het maken is geen gebruik gemaakt van een bestaande tekst, het uitgangsthema was het onzichtbare. In Kinshasa bestaat een mysterie rondom alles wat onzichtbaar en verborgen is. Voor een bepaalde scene kwam Mbenda de straat opgelopen met een ladder. Hij stond stil en keek naar de hemel. Zonder dat hij iets zei, bleven voorbijgangers ook staan en naar de hemel kijken. De toeschouwers begonnen eigen verhalen te vertellen. Geholpen door een andere acteur klom Mbenda op de ladder, bleef even boven en ging toen weer naar beneden. De toeschouwers volgden zijn voorbeeld, met het verschil dat zij boven aangekomen een verhaal vertelden over wat zij zagen. In werkelijkheid was er niets. Mbenda vertelt dat dit experiment hem leerde dat hij van acteur zelf tot toeschouwer kon worden. Hij kon in dit voorbeeld acteren en zichzelf blijven tegelijk. In Congo is het gebruikelijk om te overdrijven als je acteert. Daarbij speelt humor een grote rol in theater, omdat het publiek zo uit de problematische werkelijkheid kan ontsnappen. Wouter Hillaert schreef voorafgaand aan het debat een opiniestuk over de randvoorwaarden voor werken in den vreemde. Hij vertelt dat hij verbaasd was over De Vliegende Hollander: een mooie voorstelling, die een vreemde combinatie bracht van wat er verteld werd en hoe dat verteld werd. Alhoewel hij niet twijfelt over de motieven van de
makers en samenwerking, pleit hij voor een andere benadering. Hij is van mening dat bij een dergelijke samenwerking onvermijdelijk verschillen zullen bestaan. Het feit dat de financiën door de Nederlandse partner georganiseerd worden, zorgt per definitie voor een vorm van ongelijkheid. De heersende trend is om deze te proberen te overbruggen in het harmoniemodel, dat in feite meer verbergt dan het toont. Hillaert ziet liever dat de confrontatie opgezocht wordt, juist door de verschillen te benadrukken. Hiermee zou het publiek veel eerder aan het gedenken gezet en geraakt worden. Als voorbeeld noemt hij de film van Renzo Martens. Hillaert plaatst ook vraagtekens bij de motivatie van de makers. Een suggestie die hij in zijn artikel doet is dat de relevantie om theater te maken afneemt en de nood op deze manier geëxporteerd kan worden naar het buitenland. Hillaert vindt dat het tijd wordt dat de makers van hun eurocentrisme afkomen. Als een samenwerking interessant is voor de eigen artistieke groei, moet deze zeker aangegaan worden. Hillaert’s vereiste hierbij is dat er bij een dergelijke samenwerking wel iets moet achterblijven dat onafhankelijk kan blijven bestaan. Kees Scholten, zanger en acteur in de Vliegende Hollander, snapt Hillaerts punt niet en vermoed dat hij de voorstelling met een vooringenomen blik heeft bekeken. De voorstelling is gemaakt op Curaçao en vertaald naar het Papiamients. Tijdens het maken is niet nagedacht over exotisme en verkeerde drijfveren. Het ontdekken van een nieuw soort speelstijl kan voor hem ook relevantie inhouden, als iemand daar vol van raakt zoals Mbenda net vertelde. Het was bij het maken wonderlijk om in de praktijk te merken dat Curaçao een provincie van Nederland is geweest. Je ziet je eigen land, maar dan op een hele andere manier. De oorspronkelijke basis van het stuk was het levenslied met accordeon. In de nieuwe versie wordt de hoofdrol vervuld door een steel pan. Dit leverde behalve mooie muziek op een totaal andere feel op. De samenwerking ging over en weer: de actrice die Knier speelt kwam in aanraking met een voor haar nieuwe westerse manier van spelen. Scholten ervaarde de het klimaat en de daarmee gepaard gaande mentaliteit eerst als een shock, maar uiteindelijk als een verrijking. Artistiek inhoudelijk vond hij het een erg leerzame ontdekking om de nummers die hij al vijftien jaar zingt door andere ogen en oren te beleven. Bovendien leerde hij dat hij op het podium op afstand echt kon communiceren met de steelpan speler; een complete nieuwe ervaring. Papy Mbwiti speelt de hoofdrol in de voorstelling A l’attente du livre d’or, dat tijdens het festival wordt vertoond. Het stuk kwam tot stand als coproductie met de Koninklijk Vlaamse Schouwburg. Het contact kwam vijf jaar geleden tot stand, toen de Koninklijk Vlaamse Schouwburg workshops organiseerde in Kinshasa. Toen ontstond de behoefte om samen te werken. Voor Mbwiti bestond die uit nieuwsgierigheid en de wens om zichzelf als acteur te verrijken. Als uitgangspunt voor de workshops werden verschillende thema’s gebruikt: de vooroordelen van blanken en zwarten, dromen van Europa, de
economische verschillen, het persoonlijk geheugen en dromen. Tijdens de workshops is voor zes uur materiaal aan improvisaties, teksten, muziek en video’s gemaakt. Dat was voor Mbwiti een andere werkwijze dan hij gewend was. In plaats van met een tekst, werd er gewerkt met het dagelijks leven en de ervaringen van de makers zelf. Daarmee is de voorstelling volgens Mbwiti veel meer een uiting van de eigen overtuiging. Opmerkelijk vindt hij het verschil in reacties van het publiek. Waar in Congo het publiek meedoet en daarmee zelf deelnemer wordt, is het publiek in Europa veel afstandelijker. Het is moeilijk te zeggen of het Congolese publiek zich ook beter in deze nieuwe vorm kan vinden. Daarvoor zouden eerst meerdere verschillende vormen uitgeprobeerd moeten worden. Mbwiti heeft niets van imperialisme ervaren; de gezamenlijke ervaringen zijn gebruikt als input voor het stuk. Het werk is nog in volle gang, Mbwiti heeft het gevoel dat hij bij iedere ontmoeting iets ontvangt; als maker voelt hij zich verrijkt met intuïtie, energie en passie. De voorstelling is slechts een eerste stap in de samenwerking, Mbwiti wil graag dat deze verlengd wordt en dat de capaciteit ter plekke versterkt wordt.
Toekomstplannen Jolanda Spoel vertelt dat de voorstellingen die Siberia in Zuid-Afrika maakt op zichzelf staan. Het blijft als maker interessant om vormen te blijven proberen. Zij vindt het belangrijk om niet te denken dat je als Westerse maker de waarheid in pacht hebt, maar open te blijven staan voor andere benaderingen. Siberia borduurt voort op de lange ervaring die zij heeft in het buitenland. Omdat de groepen in het buitenland ook evolueren, wordt de samenwerkingsvorm iedere drie jaar aangepast. Op die manier kunnen de groepen met elkaar meegroeien. The Ex heeft net een nieuwe cd uit en toert hiermee de komende drie maanden. Hessels geeft aan nooit bewust op zoek te zijn naar nieuwe talenten. Hij gelooft dat als de band verder knettert dat een bepaalde uitstraling geeft. Mensen die het goed vinden, willen dan vanzelf meedoen. Hessels gaat in februari weer naar Afrika. Straver vertelt dat de toekomst waarschijnlijk wat veranderingen zal brengen voor de Theatre Embassy. Vanaf volgend jaar ontvangt de organisatie geen structurele ontwikkeling meer vanuit subsidie, een moment voor heroverweging vanuit de markt. Volgens Straver hoeft dit niet erg te zijn, als de lokale artiesten maar gesteund kunnen blijven worden. Het doel is niet om veel groter te worden, maar wel om de activiteiten scherper te krijgen. Zo wordt er nu al geïnvesteerd in het behoud van immaterieel cultureel erfgoed en zou de organisatie dit graag voortzetten. Theatre Embassy pretendeert niet dat de samenwerking volledig op basis van gelijkwaardigheid gebeurt. Daar waar er verschillen bestaan worden deze benoemd om vervolgens te doen waar
beide partijen allebei heel gelukkig van worden: samenwerken. Prins vertrekt binnenkort met een gezonde dosis scepsis naar Rwanda, om te onderzoeken of de Cambodjaanse productie daar ongewijzigd gespeeld kan worden. Prins is sceptisch over haar eigen motivatie en wil erachter komen, waarom zij dit doet. Naarmate ze langer in het buitenland werkt, merkt ze steeds meer van de verschillen. Integriteit betekent voor haar dat ze ook flink in de war kan zijn over het nut en zichzelf hierover blijft bevragen. Meyer vertelt dat Lotte’s project van langdurige aard is. Als het goed is, gaat het uiteindelijk om een structurele verbinding. Het is een traject van jaren dat ook invloed heeft op toekomst. Meyer is van mening dat je voorbij de vraag gaat of je het goed doet. Op een gegeven moment kun je zien waar de verschillen zitten, die op tafel leggen en zinvol maken. Daarbij zal altijd ook een zoektocht naar harmonie zitten, omdat je elkaar als mensen probeert te begrijpen. Reacties publiek:Zaal: Vanuit het publiek wordt opgemerkt dat er veel gesproken over is imperialisme, maar weinig over exotisme: waarom wil je met ‘het zwartje’ samenwerken? Tjong a Fong stelt deze vraag aan de panelleden. Jolanda Spoel vertelt dat ze juist heeft gekozen voor de samenwerking in Zuid-Afrika, omdat zij daar het gevoel heeft van gelijkwaardigheid, van werken met een collega kunstenaar. Prins geeft aan dat zij op verzoek naar Cambodja ie gegaan om te kijken of ze iets kon maken dat een nood ledigt. Zoals gezegd is ze heel huiverig voor exotisme. Bij de Theatre Embassy gaat het om ontwikkelingsamenwerking met nadruk op de samenwerking. Hierbij is de behoefte van de partnerorganisaties toongevend. Terrie Hessels denkt dat het bij muziek heel simpel ligt: iets werkt of iets werkt niet. The Ex heeft zo ook opgetreden met bijvoorbeeld Kamagurka en Jan Mulder. Meyer stoort zich aan de vraagstelling; hij voelt zich erg verbonden met het zoeken naar een verbinding met mensen met Afrika. Een dame uit het publiek onderbreekt dat het gesprek zich herhaalt en niet uitkomt op waar het uiteindelijk om gaat: jezelf verbinden en kunst maken. Of een samenwerking nu hier plaatsvindt of in Afrika; het gaat uiteindelijk om de verbinding en wat daaruit voortkomt. Een antropoloog in het publiek ziet overeenkomsten met zijn vakgebied. Antropologen begonnen met het halen van verhalen. Vijftig jaar later realiseerden zij zich dat die informatie betrouwbaarder en waardevoller wordt als je zelf ook iets brengt. Hij voorspelt
dat makers die in Afrika blijven werken hetzelfde lot wacht als antropologen: ofwel ze zijn zo geafrikaniseerd dat ze daar blijven wonen, ofwel ze blijven hier en voelen zich onbegrepen. De vraag blijft: waarom doe ik dit eigenlijk? Het antwoord komt nooit. Tjong a Fong vraagt Ultee of er naar aanleiding van het debat iets veranderd is aan zijn visie. Ultee ziet wat individuele makers aan de samenwerking hebben. Hij is van mening dat de persoonlijk confrontatie aangaan het mooiste is wat er is. Meyer voegt toe dat veel makers de waarheid achter het eendimensionale beeld dat voorgespiegeld wordt door de media willen vinden. Het lijkt alsof de problemen een identiteit zijn, terwijl de werkelijkheid veel genuanceerder is. Tjong a Fong dankt de panelleden en de partnerorganisaties voor hun inbreng en sluit het debat.