Behoort bij punt 2 van de agenda ste van de 251 vergadering van het bestuur d.d. 3 juni 2014
Verslag van de 250ste vergadering van het bestuur van het Productschap Margarine, Vetten en Oliën, gehouden op 28 november 2013 bij het productschap in Zoetermeer
Aanwezig: Ondernemersleden
Werknemersleden
Oliefabrikage, olieraffinage, spijsolie- en hardingsindustrie J. Gijsen Margarine-industrie Industrie van dierlijke vetten C.A. van Vuure -
E. Staal
Veevoeder-industrie L. Vogel Chemische Industrie Groothandel en tussenpersonen L. Favre
A. Bruggeman
Detailhandel -
R.C. Roelofse
Ministerie van EL&I Ministerie van VWS Sociaal-Economische Raad A. van der Velden Productschap MVO W. Oosterhuis, voorzitter F.A.G.M. Claassen, secretaris T.C.M. Vrancken, notulist
2 1. Opening De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Spreker wijst erop dat aan het begin van de vergadering ieder lid de gelegenheid heeft om eventuele rechtstreekse belangen bij een bepaald agendapunt te melden. De heer Vrancken meldt dat er bericht van verhindering is ontvangen van de heer MacNack en zijn plaatsvervanger de heer Kant, de heer Van Dorland en zijn plaatsvervanger de heer De Ruiter, de heer Borgesius en zijn plaatsvervanger de heer Van Veen. Verder zijn berichten van verhindering ontvangen van de heren Prince, Jansen en De Oude. De ministeriële vertegenwoordigers mevrouw Boot en de heer Heijink zijn eveneens verhinderd. De heer Gijsen is verontrust dat veel werkgeversvertegenwoordigers niet aanwezig zijn. Daarentegen zijn alle vertegenwoordigers van werknemerszijde wel aanwezig. De voorzitter geeft aan dat dit te maken heeft met een belangrijk evenement in het buitenland waar de gehele industrie bij aanwezig moet zijn. Spreker gaat ervan uit dat dit een uitzonderingssituatie is die niet meer zal voorkomen. 2. Verslag van de vorige vergadering De voorzitter stelt het verslag aan de orde. Er zijn zowel inhoudelijk als redactioneel geen opmerkingen en het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. 3. Mededelingen en ingekomen stukken Met de agenda is meegezonden een brief van de SER d.d. 14 oktober 2013 over twee rapportages die onlangs door de Toezichtkamer zijn vastgesteld, te weten de Scan Jaarverslagen 2012 en de PBO special: een overzicht van de financiën van de bedrijfslichamen in de periode 2011-2013. Beide rapportages zijn ook aan het ministerie van Economische Zaken aangeboden. De voorzitter meldt dat alle bedrijfslichamen voldoen aan de in de principes van de Code goed bestuur vereiste verantwoording. Daarnaast voldoen alle bedrijfslichamen aan de vereiste beleidsverantwoording en aan de criteria die worden gesteld aan de verantwoording over bestuur, organisatie en autonome en heffingsverordeningen. Het bestuur neemt de rapportages ter kennisgeving aan. 4. Algemene economische ontwikkeling in de MVO-sector De voorzitter geeft een korte toelichting op de cijfers. Het zijn cijfers over de eerste negen maanden van het jaar. De vooruitzichten voor 2013 zijn vooralsnog positief te noemen. De invoer beliep 8,65 miljoen ton tegen 7,81 miljoen ton in dezelfde periode van 2012. Tegelijkertijd bedroeg de uitvoer 4,95 miljoen ton tegen 4,13 miljoen ton het jaar daarvoor. Al met al een duidelijk signaal van economisch herstel. Het bestuur neemt de cijfers ter kennisgeving aan.
3 5. Stand van zaken opheffing PBO en overdracht van taken a. Brief SER d.d. 8 oktober over opheffen schappen In de betreffende brief informeert de Toezichtkamer het ministerie van EZ over de gesprekken die zijn gevoerd met de voorzitter en de secretaris van elk schap afzonderlijk. De voorzitter wijst op een belangrijk punt waarover discussie is ontstaan, namelijk de decharge van het bestuur. In de tweede alinea op bladzijde 2 reageert de SER op de eerste versie van de wijzigingstekst van de Wet op de bedrijfsorganisatie waarin het gaat over decharge van het bestuur. Daarover is nog onduidelijkheid als eind 2014 de Intrekkingswet zal worden aangenomen en op dat moment de verantwoordelijkheid van de organisaties overgaat op de vereffenaar, i.c. het ministerie van EZ. Naar de mening van de SER zal de instemming van de Toezichtkamer op de eindafrekening 2014 strekken tot decharge van het bestuur. Er is ook een mail rondgestuurd door de heren Gijsen en Staal die voorstellen om dit onderwerp in de consultatieronde van EZ aan de orde te stellen. De SER is van mening dat decharge van het bestuur een feit is door goedkeuring van de SER van de Jaarrekening 2014 die tevens de eindafrekening is. De heer Staal verzoekt het bestuur dit initiatief te steunen door middel van doorzending van de betreffende mail aan het ministerie. De heer Gijsen kan dit voorstel als mede-indiener volledig steunen. Spreker vindt het een dermate belangrijke kwestie dat zij in breder verband dient te worden besproken. Het bestuur kan zich vinden in het voorstel van de heren Staal en Gijsen. b. Wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie De voorzitter stelt de tekst van de wijzigingswet aan de orde. Het belangrijkste element daarin is dat het gehele tweede hoofdstuk vervalt, waardoor de bedrijfslichamen worden opgeheven. Er zijn vanuit het bestuur geen vragen of opmerkingen. c. Concept-memorie van toelichting op de opheffingswet De concept-memorie van toelichting wordt eveneens ter kennisgeving aangenomen. De voorzitter geeft aan dat een van de elementen die MVO dwarszit het onderdeel vereffening is. De vereffening begint op het moment dat de wet wordt aangenomen en op dat moment neemt EZ de lopende zaken over. In de concepttekst wordt gesproken over een vereffeningsperiode van minimaal twee jaar. De voorzitter houdt het voor mogelijk dat er straks een vereffeningsorganisatie wordt opgezet bij het departement die de schappen zelf moeten gaan betalen. Het risico bestaat daarbij dat MVO straks ook wordt aangeslagen voor een deel van de kosten. Daarom is MVO van plan alle activiteiten in 2014 te hebben afgehandeld zodat er geen zaken over hoeven te gaan op de vereffeningsorganisatie. Voor MVO is derhalve een minimale vereffeningsperiode van twee jaar volstrekt overbodig.
4 d. Kamerbrief voortgang opheffing PBO d.d. 21 november 2013 De secretaris meldt dat er nog veel onduidelijkheid is over de vraag wat de nieuwe afspraken gaan worden over crisismanagement. MVO – de ketenorganisatie heeft erop aangedrongen een rol te willen blijven spelen als intermediair in de informatievoorziening tussen overheid en bedrijfsleven. Crisismanagement is ook door de overheid erkend als belangrijke activiteit maar om deze taak ook na 1 januari 2014 te kunnen blijven uitvoeren, moet MVO - de ketenorganiatie zicht kunnen blijven houden op de goederenstromen die tussen en door het MVO-bedrijfsleven heenlopen. EZ zal bij crisismanagement de eerste verantwoordelijkheid nemen maar daar is ondersteuning van het bedrijfsleven zeer bij gewenst. Er moet dus nog nader worden gedefinieerd wat die ondersteuning precies zou moeten inhouden. De voorzitter geeft aan dat er nog steeds een interessante discussie gaande is over de opzet van producentenorganisaties en (verticale) brancheorganisaties. De animo binnen het bedrijfsleven om dit soort organisaties op te zetten, neemt merkbaar toe, inclusief de wens om hier een algemene-verbindendverklaring door de overheid aan te koppelen waardoor deze organisaties in staat zijn eigen heffingen op te leggen. Op basis van nieuwe EU-regelgeving zouden dergelijke organisaties kunnen worden erkend. Er is toenemende druk vanuit het bedrijfsleven om in Nederland daar alvast een begin mee te maken maar de Nederlandse overheid houdt nieuwe initiatieven op dit punt nog allemaal af onder het motto dat de verordeningen in Brussel, o.a. op het punt van representativiteit, nog niet in voldoende mate zijn ingevuld. Daarmee komen we in een uiterst interessante politieke situatie. Het ministerie van EZ onderkent in toenemende mate dat dit soort organisaties na het opheffen van de productschappen noodzakelijk zijn. EZ vindt het echter politiek gezien nog te vroeg om concrete stappen te zetten vanwege de huidige negatieve houding van de Tweede Kamer aangaande publiek-private organisaties. 6. Nieuwe zittingsperiode bestuur en benoeming voorzitter De voorzitter geeft aan dat om puur formele redenen MVO wordt geacht ook in 2014 een nieuw bestuur te krijgen. In dat verband heeft de SER de benoemende organisaties geadviseerd, waar mogelijk, zittende bestuursleden te herbenoemen omdat hun ervaring zeer nuttig is in deze periode van afbouw. De SER heeft de organisaties die betrokken zijn bij het benoemen van het bestuur van het Productschap MVO gevraagd de voorzitter te berichten over de gedane benoemingen. Het benoemingsproces is thans gaande en inmiddels zijn de eerste benoemingen ontvangen. Voor de nieuwe zittingsperiode dient er ook een voorzitter te worden benoemd. De secretaris heeft hiervoor een rondgang gemaakt langs de bedrijven en dit heeft geresulteerd in een voorstel tot herbenoeming van de huidige voorzitter. Bij de agendastukken zat ook de brief van het productschap d.d. 29 augustus betreffende de voordracht.
5 De voorzitter geeft aan dat in het kader van het begrotingsproces ook is gesproken over zijn tijdsinzet voor 2014. Spreker geeft aan een halve dag in de week nodig te hebben voor hetgeen hij denkt dat er nog moet gebeuren. Daarbij heeft hij rekening gehouden met het feit dat de secretaris de voorzitter weliswaar blijft ondersteunen maar het grootste deel van zijn tijd bezig zal zijn met de nieuwe ketenorganisatie. Bij de taakverdeling is tevens de afspraak gemaakt dat de voorzitter in elk geval de belangen van het Productschap MVO blijft bewaken. De voorzitter zal in de gaten houden welke ontwikkelingen er gaande zijn bij de afbouw van de PBO en letten op mogelijke negatieve weerslagen voor de MVO-sector of het productschap. Hij blijft ook deel uitmaken van het College van Voorzitters dat regelmatig bijeenkomt en ook regelmatig contact heeft met de top van het E.Z.-departement waarbij het gaat over de manier waarop de PBO-zaken moeten worden afgehandeld. De heer Gijsen vult aan dat dit onderwerp ook in het dagelijks bestuur is besproken. Daarbij heeft het dagelijks bestuur aangegeven dat indien mocht blijken dat er in de loop van de tijd toch meer tijd nodig zou zijn, het dagelijks bestuur bereid is daar goed naar te kijken. Het bestuur gaat akkoord met de voorgestelde tijdsbesteding van de voorzitter van een halve dag in de week (0,1 fte). 7. Oprichting MVO – de ketenorganisatie voor oliën en vetten a. Wet Overgang van Onderneming en rechten en plichten medewerkers De secretaris verwijst naar het persbericht van 5 november over de nieuwe organisatie. Nu de oprichting formeel en juridisch is geregeld, gaat de komende weken alle aandacht uit naar de vraag op welke wijze de activiteiten, de medewerkers en de middelen overgaan. Bij deze overdracht is de Wet Overgang van Onderneming van toepassing. Dit betekent in principe dat werknemers dezelfde rechten behouden als in de oude situatie. In de begeleidende notitie is precies uitgelegd wat de wet inhoudt en wat dit voor de MVOmedewerkers die overgaan concreet betekent. Drie medewerkers die vóór 1994 in dienst zijn getreden van het productschap, hebben wachtgeldrechten. Dit is een voor het productschap dure regeling en voorziet in een uitkering van maximaal 10 jaar. De medewerkers die minder lang in dienst zijn, hebben recht op een uitkering bij ontslag (RUBO-uitkering). Deze regeling voorziet gedurende de periode dat iemand in aanmerking komt voor een WW-uitkering (maximaal 38 maanden) in een aanvulling op die WW of op een aanvulling op het nieuwe salaris. De kosten van deze regeling zijn aanzienlijk lager dan bij wachtgeld. De secretaris vervolgt dat de ketenorganisatie door de Wet Overgang van Onderneming verplicht is deze rechten over te nemen. Zij kan van de overdragende partij echter financiële compensatie verlangen. Aan wachtgeldrechten gaat het om circa € 1,2 miljoen, de RUBO-rechten zijn berekend op € 268.000 (100% van de rechten). De financiële positie van het productschap is echter zodanig dat deze voor een overdracht van deze omvang volstrekt ontoereikend zou zijn. Daarbij werd in de onderhandelingen met de ketenorganisatie vrij snel duidelijk dat de
6 ketenorganisatie zelf een sterke voorkeur had om medewerkers zoveel mogelijk met een schone lei te laten beginnen. Het productschap is vervolgens in gesprek gegaan met de twee medewerkers. Het feit dat deze medewerkers een vergelijkbare positie binnen de nieuwe private MVO-organisatie konden gaan innemen, was daarbij uiteraard een belangrijk element. MVO kon hen niet verplichten om de rechten te laten afkopen maar in goed overleg zijn we erin geslaagd tot overeenstemming te komen. De afkoopvergoeding zal nog in 2013 als extra salaris worden uitbetaald. Aangezien zij niet worden ontslagen, moeten zij hierover gewoon belasting betalen. Verder zijn per 1 september 2013 vier medewerkers boventallig verklaard. Voor hen is er geen rol meer weggelegd bij de nieuwe organisatie. Een van deze medewerkers had eveneens recht op wachtgeld en met deze medewerker is een overeenkomst gesloten om de wachtgeldrechten af te kopen en de afkoopsom in een Stamrecht BV onder te brengen. De secretaris wijst er in dit verband op dat enkele maanden geleden nog de vrees bestond dat MVO eind 2014 een tekort zou hebben en dat MVO ook in 2014 enkele maanden zou moeten doorgaan met heffen. Door deze acties is dat voorkomen. Voor het productschap zijn er veel kosten bespaard en daarnaast is het productschap in staat om de RUBOverplichtingen ten bedrage van € 268.000 over te dragen aan de ketenorganisatie. De secretaris zegt eerlijkheidshalve wel te moeten erkennen dat hij er als persoon moeite mee heeft gehad een gouden handdruk te moeten geven terwijl de medewerkers wel hun baan behielden. In deze tijd is dat moeilijk uit te leggen. Aan de andere kant is er bij hem als manager ook het besef dat door deze deals voor MVO en voor de ketenorganisatie een groot probleem is opgelost en, rekening houdend met het sociaal plan waaraan wij moesten voldoen, een hoop geld is bespaard. De heer Staal geeft zijn complimenten voor het feit dat een groot aantal medewerkers kunnen overgaan naar de nieuwe organisatie. Spreker informeert hoe de afkoop van de wachtgeldrechten tot stand is gekomen. Voor de RUBO-rechten is dat duidelijk. Daarvoor heeft spreker gezien dat in de herziene begroting 2013 een reservering is opgenomen die overeenkomt met 100% van de opgebouwde rechten. Hoe kunnen de afkoopvergoedingen worden beoordeeld in het licht van het Sociaal Plan. De secretaris geeft aan dat het Sociaal Plan de mogelijkheid biedt wachtgeldrechten af te kopen tegen 30%. Dit percentage is ook als uitgangspunt genomen maar tijdens de onderhandelingen bleek dit niet haalbaar en zijn we uiteindelijk uitgekomen op een iets hogere procentuele vergoeding. De heer Roelofse geeft eveneens zijn complimenten voor de wijze waarop e.e.a. tot stand is gekomen en voor de wijze waarop dit in de notitie is toegelicht. Het bestuur gaat akkoord met een reservering van € 268.000 (100% van de opgebouwde RUBO-rechten). b. Benoeming directeur ketenorganisatie Als laatste onderdeel van dit agendapunt stelt de voorzitter de benoeming van Frans Claassen als directeur van de ketenorganisatie aan de orde en de afspraken die zijn gemaakt met de ketenorganisatie.
7 Het is tot 1 januari 2014 een onbezoldigde functie die hij naast zijn functie als directeur van het productschap op zich neemt. Na 1 januari 2014 blijft hij, zoals ook is aangegeven in het afbouwplan, nog voor 0,1 fte in dienst van het Productschap MVO. Deze en andere afspraken zijn duidelijk samengevat in de bij dit agendapunt behorende notitie. Met het dagelijks bestuur van het productschap is tevens afgesproken dat indien de heer Claassen de komende maanden in de positie komt dat er tegenstrijdige belangen kunnen worden gediend, hij de belangen van de ketenorganisatie vertegenwoordigt en de voorzitter van het productschap de belangen van het Productschap MVO. Tot een dergelijke handelwijze is ook reeds besloten ten aanzien van de voorbereidende fase van de ketenorganisatie. Het bestuur heeft geen vragen en kan zich vinden in de benoeming van de heer Claassen als directeur van de ketenorganisatie en de daaromtrent gemaakte afspraken. 8. Financiële aangelegenheden a. Afbouwplan Productschap MVO De heer Vrancken geeft een toelichting op het plan van Afbouw/Opheffing en de daarbij behorende Herziene Begroting 2013 en Begroting 2014. Het plan is afgeleid van de Leidraad SER Afbouw Productschappen en heeft als doel om iedereen inzicht te kunnen geven in de overwegingen die hebben geleid tot de afbouw van het productschap en welke bestuurlijke besluitvorming daaraan ten grondslag heeft gelegen. Vandaar dat daar in de paragrafen ‘Voorwoord’ en ‘Inleiding’ uitgebreid op wordt ingegaan. Zoals zojuist ook bij het vorige agendapunt naar voren is gekomen, heeft MVO middels twee reorganisaties (november 2012 en september 2013) voorgesorteerd om te migreren van een publiekrechtelijke naar een private organisatie. Dat heeft ertoe geleid dat alle per 31 december 2013 actieve medewerkers een rol zullen gaan vervullen in de private organisatie. Voor een optimale transparantie naar bestuur en achterban is het de bedoeling om voor de overdracht een formele Overeenkomst van Overdracht op te stellen, te ondertekenen door de voorzitters van beide organisaties. Voorafgaande aan deze vergadering is er ook een overleg geweest met de SER om de plannen toe te lichten en af te stemmen. MVO ziet deze overdracht als onderdeel van de deal om op zo efficiënt mogelijke wijze de activiteiten van het Productschap MVO te beëindigen. Daarbij is overeengekomen dat de bij de activiteiten behorende activa eveneens toekomen aan de nieuwe organisatie. De heer Gijsen geeft aan dat MVO de eerste organisatie is die op deze wijze overgaat in een private organisatie. Daarom zal er ook extra worden gelet op allerlei zaken. Spreker wijst naar de inventarisatielijst in de bijlagen. Hij zou graag zien dat hieraan een accountantsverklaring wordt toegevoegd. De heer Staal is eveneens voorstander van een zo objectief mogelijke onderbouwing. Tevens heeft spreker een aantal redactionele opmerkingen die hij separaat zal doorgeven aan het secretariaat met het verzoek om deze door te voeren in het document. In de
8 eerstvolgende bestuursvergadering zal een nieuwe, aan de actuele stand van zaken aangepaste versie moeten komen. Spreker vraagt om dan de wijzigingen die zijn doorgevoerd apart te laten zien zodat de bestuursleden niet opnieuw het gehele document hoeven door te nemen. De voorzitter is van mening dat bestuurlijk gezien, in het kader van de door het bestuur zelf geïnitieerde voortzetting van de belangenbehartiging voor de sector, het bestuur eigenlijk geen enkel bezwaar zou moeten hebben om activiteiten en daarbij behorende zaken op een zo efficiënt mogelijke wijze over te dragen aan de organisatie die voor die continuering moet zorgen. Zoals zojuist aangegeven gaat MVO met de ketenorganisatie een overeenkomst opstellen: over welke activiteiten hebben we het, welke medewerkers gaan met welke rechten over en welke activa worden daarbij overgedragen. Aangezien er maar één organisatie in aanmerking komt voor voortzetting van de belangenbehartiging zoals de sector die ziet, is er met die ene organisatie onderhandeld over de overname van taken, medewerkers en daarbij behorende activa als totaalpakket. Dat zal in de overeenkomst worden beschreven en vastgelegd. Daarbij wordt ook duidelijk hoe het kader van de waardering moet worden beoordeeld. Dat is heel iets anders dan over een inventarislijst een accountantsverklaring vragen. De voorzitter geeft aan dat hij zich wel kan voorstellen dat in het kader van de controle op de jaarrekening, KPMG zal worden gevraagd over de onderdelen van de overeenkomst een oordeel te geven. De voorzitter neemt aan dat het MVO-bestuur hiertegen geen bezwaar zou kunnen hebben als onderdeel van het zo efficiënt mogelijk beëindigen van de PBO-activiteiten en het feit dat het MVO-bedrijfsleven vindt dat continuering van de hoofdmoot van de activiteiten die MVOPBO tot nu toe heeft gedaan, wenselijk is. Gezien de vergelijkbare taken van het Productschap MVO tot nu toe, en van de ketenorganisatie MVO vanaf nu, is de overeengekomen overgang van personeel en activa de meest logische optie, gezien vanuit de optiek van het betrokken bedrijfsleven en de betrokken werknemers. Dit is tevens in het belang van de werknemers van de organisaties. Verder benadrukt de voorzitter dat in het plan van afbouw is aangegeven dat de heffingsverordening blijft bestaan totdat MVO goed zicht heeft op de financiële resultaten 2013 en kan constateren dat het productschap aan al zijn toekomstige verplichtingen kan voldoen. Als dat in de loop van 2014 duidelijk wordt, zullen de heffingen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014 op 0 worden gesteld. Zoals ook uit de Herziene Begroting 2013 en Begroting 2014 blijkt, zal er op basis van de huidige stand van zaken naar verwachting een klein saldo van € 44.000 overblijven. De heer Vrancken geeft verder nog een korte toelichting op deze begrotingen.
9 De voorzitter sluit dit agendapunt af met de conclusie dat het bestuur kan instemmen met het plan van afbouw, inclusief de daarbij behorende herziene begroting 2013 en de begroting 2014. b. MVO-verordening Herziene Begroting 2013 De MVO-verordening Herziene Begroting 2013 wordt goedgekeurd. c. MVO-verordening Begroting 2014 De MVO-verordening Begroting 2014 wordt goedgekeurd. 9. Actuele items Op verzoek van de voorzitter geeft de secretaris een toelichting op de actuele items op hoofdlijnen. Mevrouw Van Vuure merkt op dat er recentelijk een zekere relativering is van de positie van verzadigde vetten. De dierlijk-vetsectoren juichen deze ontwikkeling toe en zouden graag zien dat de nieuwe inzichten ook tot uitdrukking komen in de uitingen die hierover naar buiten toe worden gedaan. De voorzitter geeft aan dat het gaat om de juiste wetenschappelijke inzichten, wat er voor in de plaats komt en waar we nu precies aan toe zijn. Het vergt tijd voordat zoiets helder is. De heer Favre merkt daarbij op dat het moeilijk is om met een duidelijke, uitgebalanceerde boodschap te komen. Als reactie hierop geeft mevrouw Van Vuure aan de huidige boodschap in het licht van de nieuwe inzichten juist niet meer gebalanceerd te vinden. De secretaris geeft aan dat professor Hornstra, voorzitter van de Werkgroep Kies Gezond Vet, zich opnieuw aan het oriënteren is over adviezen over verzadigde vetten. De voorzitter wijst erop dat de cursus Food Safety of Vegetable Oils and Fats volgend jaar zal worden gehouden van 8 tot en met 10 april. De cursus zal worden uitgebreid van food safety naar food & feed safety. Hierdoor zal de cursusduur ook iets worden uitgebreid. Mevrouw Van Vuure vraagt aandacht voor de positie van het VIP. De dierlijk-vetsectoren zijn erbij gebaat dat de VIP-werkzaamheden op de een of andere wijze in de toekomst kunnen worden voortgezet. De secretaris geeft aan dat MVO- de ketenorganisatie de belangen van de dierlijk vetsector zal behartigen richting het VIP. De heer Staal merkt op dat er in de rapportages niet wordt gesproken over Arbeid en Scholing. Dat is weliswaar voor dit schap het geval maar het zou erop lijken dat er op het gebied van Arbeid en Scholing niets meer zou gebeuren. Zeker voor andere sectoren zijn er nog wel degelijk activiteiten. Een deel daarvan wordt afgebouwd, voor andere onderdelen wordt gekeken of er mogelijkheden zijn om deze op andere wijze voort te zetten.
10 10. Vergaderschema De voorzitter geeft aan dat het schema een voorlopig karakter heeft. MVO zal naar bevind van zaken handelen en indien nodig zorgen dat in de tussentijd het bestuur voldoende op de hoogte kan blijven. 11. Rondvraag Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt. 12. Vaststelling volgende vergadering en sluiting De volgende vergadering staat gepland op dinsdag 3 juni 2014 bij het productschap in Zoetermeer. -0-0-0-0-0Zoetermeer, 27 mei 2014