Behoort bij punt 2 van de agenda van de ste 247 vergadering van het bestuur d.d. 15 november 2012
Verslag van de 246e vergadering van het bestuur van het Productschap Margarine, Vetten en Oliën, gehouden op 14 juni 2012 bij het productschap in Rijswijk
Aanwezig: Ondernemersleden
Werknemersleden
Oliefabrikage, olieraffinage, spijsolie- en hardingsindustrie A. Bruggeman
Margarine-industrie I. Tiesinga Industrie van dierlijke vetten -
E. Staal
Veevoeder-industrie L. Vogel Chemische Industrie R. de Oude Groothandel en tussenpersonen L. Favre Detailhandel -
Ministerie van LNV -
Ministerie van VWS Sociaal-Economische Raad A. van der Velden
Productschap MVO W. Oosterhuis, voorzitter F.A.G.M. Claassen, secretaris
R.C. Roelofse
2 1. Opening De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. Bericht van verhindering is ontvangen van de heren Beerendonck, Jansen, Borgesius, Macnack, Van der Klauw en Heijink. Verder zijn afwezig de dames Boot en Van Beijeren. De heer Bruggeman is aanwezig als vervanger van de heer Gijsen. Verder is de heer Vrancken met vakantie. Alvorens met de agenda te starten wijst de voorzitter op de formulering boven de agenda waarin ieder lid dat rechtstreekse belangen heeft bij een bepaald agendapunt, wordt verzocht dit aan het begin van de vergadering te melden. Dat is bij deze vergadering niet het geval. 2. Verslag van de vorige vergadering Er zijn geen op- of aanmerkingen en het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. Naar aanleiding van het verslag informeert de heer Staal naar de stand van zaken met betrekking tot de projecten die in het kader van de Routekaart opgepakt kunnen worden, ook richting topsectorenbeleid. De voorzitter geeft aan dat e.e.a. niet zo gemakkelijk loopt. De animo in de Agrofood en in de plantaardige sectoren is niet zo groot, hoewel er een aantal goede projecten zijn benoemd. Dat komt mede doordat een deel van de activiteiten zich toespitst op de consument en doordat relatief veel projecten zijn ingevuld door de dierlijke sectoren. 3. Mededelingen en ingekomen stukken Een kopie van het door alle partijen ondertekende sociaal plan productschappen is meegestuurd met de agenda. Dit wordt ter kennisgeving aangenomen. Verder is toegezonden het Jaarverslag 2011. De inhoud is in de vorige vergadering uitgebreid besproken en deze is, zoals destijds afgesproken, op onderdelen nog bijgeschaafd. De voorzitter geeft aan dat het jaarverslag breed is verspreid onder de achterban. MVO gebruikt het zelf om een beeld neer te zetten van de sector en van de activiteiten van de MVO-organisatie. De heer Staal complimenteert de leiding met de mooie uitvoering. De secretaris meldt dat het Pensioenfonds Productschappen aandacht heeft gevraagd voor de ontwikkeling van de dekkingsgraad. De dekkingsgraad bedraagt per 31 mei jl. 118,8%. Dat is op zich niet verontrustend en heeft o.a. te maken met de manier van berekenen. De actuele rente is 1,8% en het driemaands gemiddelde dat mag worden gebruikt bij deze berekening, is 2,39%. Dit heeft de dekkingsgraad in positieve zin beïnvloed.
Het Pensioenfonds wil hierbij echter het signaal afgeven dat op het moment dat de
3 dekkingsgraad op 105% zou komen dan automatisch het crisisplan in werking treedt waarbij werkgevers worden geacht 5% van de loonsom als aanvullende premie te storten. De secretaris vindt het belangrijk dat niet alleen het dagelijks bestuur maak ook het bestuur weet dat dit risico op de loer ligt. Desgevraagd door de heer Vogel bevestigt de secretaris dat het dan zou gaan om een extra storting van circa € 70.000. Dit is binnen de huidige begroting een forse post. 4. Financiële aangelegenheden a. Vaststellen Jaarrekening 2011 De voorzitter geeft bij afwezigheid van de heer Vrancken een toelichting op de jaarrekening. MVO is er goed in geslaagd de inkomsten te schatten. Het totaal van de inkomsten bedroeg € 2.323.146 en week daarmee slecht een half procent af van de begroting. De lasten bedroegen € 2.242.393 hetgeen zo’n 5% lager is dan begroot. Alleen de hoofdrubriek Voorzitters- en personeelskosten en Diensten door derden lieten een kleine overschrijding zien. De personeelskosten zijn hoger omdat minder salariskosten konden worden doorberekend aan derden (met name bij IDH) en tevens doordat werd gerekend met een afname van het saldo niet-opgenomen vakantiedagen terwijl het saldo in 2011 juist is toegenomen. Door de lagere uitgaven was er uiteindelijk een positief resultaat van € 80.753 terwijl in de begroting met een klein tekort rekening was gehouden. Het positieve resultaat is toegevoegd aan het Eigen Vermogen dat daarmee steeg tot € 1.150.468 per ultimo 2011. Er is tevens een goedkeurende verklaring ontvangen van KPMG Audit die voor zich spreekt. Er zijn geen vragen of opmerkingen over de Jaarrekening 2011 of over de KPMG-verklaring en het bestuur stelt de jaarrekening vast. Daarmee wordt decharge verleend aan het dagelijks bestuur en aan de secretaris voor het gevoerde financiële beleid. Als laatste onderdeel van dit agendapunt stelt de voorzitter de Verordening Besluit Rekening baten en lasten 2011 aan de orde. Het bestuur dient een formeel besluit te nemen ter goedkeuring van het Besluit rekening baten en lasten 2011. Deze verordening is een feitelijke weergave van de jaarrekening en wordt als zodanig door het bestuur vastgesteld. 5. Ontwikkelingen in de MVO-sector De gegevens over de eerste vier maanden laten een iets lagere invoer zien, voor de rest is er sprake van een stabiel patroon ten opzichte van vorig jaar. De invoer van oliehoudende zaden is lager, hetgeen mede wordt veroorzaakt doordat een van de crushbedrijven bezig is met het ombouwen van productiecapaciteit. De plantaardige oliën en vetten laten een lichte stijging zien. Er zijn wat kleinere verschuivingen tussen de diverse producten maar per saldo is er sprake van min of meer gelijkblijvende hoeveelheden. De voorzitter geeft aan dat er in West-Europa sprake is van een verminderde sojacrush en
4 dat er meer nadruk is komen te liggen op het crushen van raapzaad en zonnebloemzaad. Een verklaring hiervoor is dat exporterende landen in toenemende mate hun eigen crush opzetten en verwerkt product zijn gaan exporteren. Zij worden daarbij ook geholpen door fiscale maatregelen - zoals in Argentinië - waar onbehandeld product een exportbelasting heeft en de verwerkte producten niet. De lokale overheden proberen op deze wijze de binnenlandse verwerking te stimuleren. De effecten hiervan zijn terug te vinden in bijgaande cijfers. De heer Vogel voegt er aan toe dat dit een structurele trend is en daarom zie je dat West-Europa zich in toenemende mate richt op softseeds. 6. Stand van zaken PBO-discussie, samenwerking productschappen en nieuwe MVOorganisatie Zoals afgesproken in de laatstgehouden bestuursvergadering heeft de directie van MVO in de afgelopen maanden overleg gehad met de brancheorganisaties, hun vertegenwoordigers in het dagelijks bestuur en met individuele bedrijven over de te volgen koers en de wensen ten aanzien van activiteiten naar de toekomst toe. De secretaris geeft aan dat door het uitblijven van formele politieke besluitvorming met de SER is afgesproken het jaar 2013 voor de PBO als een “normaal” begrotingsjaar te behandelen. De discussie met het bedrijfsleven is gevoerd met de volgende uitgangspunten: • de door MVO met de sector vastgestelde Toekomstvisie 2011-2014; • de resultaten van de in juni 2011 gehouden ondernemerspeiling bij de MVO-bedrijven die het productschap financieren, en • de afspraken die gemaakt zijn met de andere productschappen voor het oprichten van een gezamenlijke serviceorganisatie. Tijdens de gesprekken zijn een groot aantal opties de revue gepasseerd en zijn de activiteiten op de diverse aandachtsgebieden uitgebreid besproken. In de notitie die voorligt, zijn de verschillende ontwikkelingen beschreven en wordt het voorstel gedaan om de organisatie aan te passen om MVO toekomstbestendiger te maken. De bedrijven in de oliën- en vettensector hebben, zoals dat in het verleden ook al is gebeurd, opnieuw aangegeven een sterke voorkeur te hebben voor een ketenorganisatie als onderdeel van de PBO. Voorwaarden daarbij zijn een duidelijke herkenbaarheid van de organisatie en voldoende invloed op de activiteiten. Tijdens de gesprekken heeft de MVO-achterban ook een duidelijk signaal afgegeven: Ook al blijft MVO in de PBO dan nog is de achterban van mening dat MVO zich op onderdelen moet focussen en iets scherper aan de wind moet varen. De economische omstandigheden zijn verslechterd en ook de bedrijven zelf ontkomen niet aan bezuinigingen. Dit betekende dat de gehele MVO-organisatie opnieuw kritisch is bekeken. De MVO-leiding is op basis van het voorafgaande tot de conclusie gekomen dat, rekening houdend met de politieke situatie maar vooral ook met de wensen van de achterban en draagvlak binnen de eigen sector, de MVO-organisatie minimaal 20% formatie-reductie moet zien te behalen. E.e.a. zal zijn beslag krijgen vóór het einde van dit jaar. Er zal een efficiëntieslag gemaakt moeten worden en taken/activiteiten die de markt of
5 bedrijven zelf kunnen doen, zullen worden afgestoten. Ook is duidelijk geworden dat dat scherper aan de wind varen zeker zal gelden voor een mogelijk privaat alternatief. De speerpunten van beleid zullen gehandhaafd blijven: Voeding en Gezondheid, Duurzaamheid, Kwaliteit en Voedselveiligheid, Handelspolitiek & Biotechnologie en Statistiek. Activiteiten die door de politiek niet meer worden geaccepteerd, zoals marktonderzoek, worden gestopt. De functie van marktonderzoeker die momenteel vacant is, wordt dan ook niet meer ingevuld. Er zal nog scherper worden gekeken naar de activiteiten van de Units Voeding en Gezondheid en Duurzaamheid. Ondanks de nodige besparingen binnen deze teams zal de functie van Beleidsmedewerker duurzame grondstofvoorziening, die door het vertrek van Marieke Leegwater vacant is, wel opnieuw worden ingevuld. De achterban hecht er belang aan dat de werkzaamheden op het gebied van duurzame grondstofvoorziening ook de komende jaren worden voortgezet. Er is behoefte om de activiteiten van het Voorlichtingsbureau MVO binnen het productschap te integreren. Daarbij is het de bedoeling om het voorlichtingsbureau wel als apart uitvoeringsinstrument te laten voortbestaan. Een eigen bestuur voor het voorlichtingsbureau kan dan vervallen. De activiteiten van het Voorlichtingsbureau MVO en het bijbehorende budget maken na integratie onderdeel uit van de jaarplannen en begrotingen van het productschap. Afstemming van de voorlichtingsactiviteiten verloopt dan voortaan via de bestaande MVO-werkgroep Voeding en Gezondheid. Afgelopen maanden hebben ook de eerste gesprekken plaatsgehad met enkele brancheorganisaties om te komen tot een intensievere samenwerking. Deze gesprekken zullen de komende tijd worden voortgezet. MVO gelooft sterk in voordelen op het terrein van effectiviteit (belangenbehartiging) en efficiency (kostenreductie) als de samenwerking met de secretariaten van de brancheorganisaties verder wordt versterkt c.q. geïntegreerd. Vanwege onduidelijkheid over het tijdspad van de politieke besluitvorming hebben de betrokken brancheorganisaties (BNMF en NOFOTA) aangegeven eerst te willen wachten op politieke duidelijkheid alvorens afspraken hieromtrent te maken. Gezien de huidige situatie is MVO van mening dat versterking en verdere integratie van de secretariaten van de brancheorganisaties op korte termijn voor zowel MVO, de brancheorganisaties als ook het MVO-bedrijfsleven toch verstandig zou zijn. Ondersteunende activiteiten worden in het kader van de samenwerking tussen productschappen ondergebracht bij een gezamenlijke Serviceorganisatie. In aanloop naar deze gezamenlijke serviceorganisatie (SO) wil MVO organisatorisch zo goed mogelijk voorsorteren. Er zal daarom een scherpere indeling worden gemaakt in functies in de Front Office, te weten directie en beleidsmedewerkers, en ondersteunende functies (functies die in de Serviceorganisatie worden ondergebracht). De voorzitter geeft aan dat er nog geen formele manager van die SO is benoemd. Voor het oprichten van een gezamenlijke SO is inmiddels door de voorzitters van de productschappen de MVO-secretaris als tijdelijke kwartiermaker aangesteld. Frans Claassen wordt daarbij ondersteund door Theo Vrancken en zij zullen de komende maanden samen met een
6 daarvoor vrijgesteld team de contouren van deze SO gaan opzetten. De voorgestelde aanpassingen van de MVO-organisatie zullen leiden tot een besparing van ongeveer 3 FTE, verdeeld over enkele medewerkers. Dit is ongeveer 20% van de huidige formatie. De eerste individuele gesprekken zijn gevoerd en het MT formuleert uiterlijk 2 juli a.s. het plaatsingsplan Nieuw MVO. Afspraken over contractwijzigingen of over afvloeiing worden dan gemaakt op basis van het sociaal plan van de gezamenlijke productschappen. De secretaris geeft aan dat medewerkers enigszins geschokt hebben gereageerd. Zij beseffen de noodzaak maar als het je persoonlijk treft of je directe collega dan is het toch moeilijk. Spreker heeft het gevoel dat hij de voorziene aanpassingen goed kan uitleggen en dat e.e.a. ook goed is onderbouwd. De voorzitter heeft de stellige indruk dat, ondanks deze ontwikkelingen en onzekerheden, het normale werk goed doorgaat. MVO zit nu in deze situatie, niet alleen door de politiek maar ook vanwege de wensen van de achterban. Daarom is dit veranderingsbeleid ingezet en is het ook tegen deze achtergrond dat MVO vraagt actief mee te gaan met de verhuizing naar één centraal punt, om daarmee straks ook gebruik te kunnen maken van de gemeenschappelijke serviceorganisatie. Bovendien is het een signaal. Dat is waar de PBO in zijn totaliteit naar toe moet gaan en MVO gaat daar inderdaad in mee. Dit betekent wel dat er kosten aan verbonden zijn. In het huidige kantoorpand bij PVE/PZ is er ruimte maar er is ook sprake van een voorlopige huisvesting. Nadat er politieke duidelijkheid is, zal een finale locatie worden gekozen. Dat zou hetzelfde pand kunnen zijn, maar ook het huidige kantoorpand van Productschap Tuinbouw is nadrukkelijk in beeld. Deze tussenstap is noodzakelijk omdat er geen helderheid is over het takenpakket. Alle schappen gaan over met het bestaande pakket. Er werken momenteel meer dan 500 fte bij de gezamenlijke schappen. In het licht van de voorgestelde beperking tot de wettelijke taken zal dat zakken naar 300 fte. Als dat aantal eenmaal is gerealiseerd, is het pand van PT een goede optie want dat zou precies passen. Over de eindsituatie zijn we nog helemaal niet uitgepraat, laat staan over de kosten daarvan. Het maximale bedrag dat is gemoeid met deze tussenstap, is geraamd op € 75.000. Daarbij moet worden gezegd dat de effecten voor de begroting 2013 nog niet duidelijk zijn. De voorzitter geeft aan dat het dagelijks bestuur inmiddels akkoord is met de voorgenomen verhuizing en daarmee gepaard gaande kosten. Als het bestuur eveneens akkoord is, zal het huidige huurcontract in Rijswijk, dat loopt tot augustus 2013, worden opgezegd. De heer Vogel informeert of het extra kosten zijn bovenop de begroting 2012. Verder verhuurt MVO ruimte aan de Vernof. Gaat het Vernof-secretariaat mee naar Zoetermeer ? Dan zijn er nog de ICT-kosten. ICT is voor dit soort operaties soms ondoorzichtig. Je loopt vaak tegen veel meer dingen aan dan verwacht en de kosten pakken hoger uit. Komt er één nieuw systeem of blijft iedereen werken met zijn eigen systemen ? De secretaris geeft aan dat de Vernof al heeft aangegeven mee te gaan naar Zoetermeer. De genoemde kosten komen inderdaad bovenop de begroting 2012. Wat ICT betreft zal MVO zijn eigen servers overbrengen en inpassen in de nieuwe infrastructuur. Er zijn geen nieuwe
7 investeringen gepland en deze komen er ook niet voordat het eindplaatje duidelijk is. Dat geldt ook voor de huur. Wat MVO betreft zal er in ieder geval sprake moeten zijn van een marktconforme huur. Los van deze tussenstap rest het bestuur nog voldoende tijd om besluiten te nemen over de definitieve vorm van samenwerking. Desgevraagd door de voorzitter kan het bestuur instemmen met de lijn die is ingezet, inclusief de tussenstap en de daarmee gemoeide extra kosten. Politieke situatie De Klankbordgroep Samenwerkende Productschappen heeft de ministers Kamp en Verhagen in een brief geïnformeerd over de formele besluitvorming in de besturen van de productschappen met betrekking tot de medebewindsorganisatie, de gezamenlijke huisvesting in Zoetermeer en de vorming van een geϊntegreerde serviceorganisatie. De betreffende brief is meegezonden met de agenda. Hij is tevens bedoeld als politiek signaal dat de schappen graag willen meewerken en meedenken om te komen tot een politiek besluit waarin die nieuwe organisatie – ook met het oog op het thans ingezette beleid voor de topsectoren Agrofood en Tuinbouw – een nuttige functie kan vervullen. In dat kader geeft de voorzitter ook aan dat minister Kamp de Tweede Kamer twee opties heeft voorgelegd voor de nieuwe organisatiestructuur: als onderdeel van een nieuwe PBO of als ZBO. De financiering van een ZBO ligt normaliter volledig bij de overheid, maar er zijn ook allerlei tussenvormen mogelijk als je kijkt naar bestuurlijke vormgeving en eventuele heffingen voor stakeholders. Voor zover nu kan worden ingeschat ligt het in de lijn der verwachting dat een dergelijke keuze zal worden overgelaten aan het volgende kabinet. Voor beide opties zijn voor- en tegenstanders te vinden in de Tweede Kamer. Door samen te werken en kleiner en moderner te worden hopen de schappen in ieder geval van de politiek meer ruimte te krijgen. De heer Roelofse informeert of al bekend is hoe de nieuwe organisatie bestuurlijk zal worden ingericht en welke invloed er is op activiteiten en begrotingszaken van een bepaalde sector. De voorzitter geeft aan dat het NAKO-model ook onderhands aan de politiek is voorgesteld. Zoals bekend zijn er van de zijde van MVO en het MVO-bestuur vraagtekens geplaatst bij dit model voor wat betreft herkenbaarheid en zelfstandigheid en de consequenties daarvan in organisatorische zin. Aangezien er op politiek vlak niks gebeurt, heeft de verdere uitwerking van dit model ook stilgestaan. Pas nadat er politieke helderheid is, zal worden gekeken wat er verder politiek mogelijk is en gaan we verder met deze discussie. De heer Roelofse vindt dit prima en constateert dat MVO voorlopig gewoon doorgaat met de activiteiten en met de bevoegdheden die MVO op dit moment heeft en dat geldt ook voor 2013. Spreker heeft daar alle vrede mee. 7. Actuele items
8 a. Voeding & Gezondheid De Minister van VWS heeft recent een brief gestuurd naar alle brancheorganisaties binnen de voedingsmiddelenindustrie met een kopie aan o.a. de productschappen. In de brief roept de Minister producenten en aanbieders van levensmiddelen in Nederland op om op basis van zelfregulering verdere stappen te zetten naar een gezonder productaanbod met minder zout en verzadigd vet. Aanleiding voor deze brief was o.a. een recente meting van de zoutconsumptie in Nederland, waaruit blijkt dat deze te hoog is en dat ook de verbeteringen in het verzadigd-vetgehalte als resultaat van de activiteiten van de Task Force Verantwoorde Vetzuursamenstelling nog niet zichtbaar waren. De secretaris geeft aan dat MVO helemaal niet zo blij was met deze brief. De MVO-sector ziet namelijk wel degelijk resultaten. Bovendien is de MVO-sector van mening dat er met name nog stappen gezet kunnen worden in andere sectoren. Het balletje ligt dus zeker niet in de MVO-hoek. Spreker zal als zodanig ook reageren op de brief. De secretaris vervolgt dat er de afgelopen tijd veel discussie is geweest over verzadigd vet. MVO heeft de afgelopen maanden met hulp van experts uit de MVO-sector intensief gewerkt aan een position paper over de stand van zaken van de wetenschap ten aanzien van verzadigd vet en gezondheid. Doel van dit achtergronddocument is om samen met de MVOsector te werken aan een eenduidige visie rondom gezondheidsaspecten van verzadigde vetten in de voeding, die kan dienen als basis voor communicatie, marketing en productontwikkeling. Het document zal tijdens de volgende MVO-werkgroep Voeding en Gezondheid van 29 juni a.s. definitief worden gemaakt. Dit document zal daarna in de toekomst op de agenda van de MVO-bedrijven gezet blijven worden, om de consensus hierover te blijven behouden en om op regelmatige basis met elkaar te toetsen of het document nog actueel is. Bij nieuwe bewijsvoering zal dit document daar waar nodig worden aangepast. De secetaris vindt het goed om te melden dat de position paper ook aangeeft hoe de MVOsector aankijkt tegen een vetbelasting. Mevrouw Tiesinga geeft aan het belangrijk te vinden meer partijen hierbij te betrekken zoals o.a. FNLI en NZO. De voorzitter vindt het belangrijk een goed fundament aan te geven. Wat zijn de juiste argumenten, dieper onderbouwd, waarom je een dergelijke belasting niet zou moeten willen. Spreker kan zich voorstellen dat als een minister schrijft ‘ik heb twee problemen, en dat is zout en dat is vet’, dat er dan vanwege de internationale context al snel de neiging is om te zeggen: ‘ik moet als minister iets doen’, en dan is een vetbelasting al snel iets dat naar boven komt. Ook omdat een dergelijke belasting ook hier en daar in publicaties wordt genoemd en met Denemarken als voorbeeld. Je moet daar proberen een dieper onderbouwd standpunt onder te schuiven en vanuit die en die redenen aangeven dat dit wankel beleid is dat je gewoon niet zou moeten willen. Dat stukje fundament moet de sector proberen boven water zien te krijgen met dit document.
b. Activiteiten Voorlichtingsbureau MVO
9 De secretaris verwijst naar het overzicht van activiteiten die momenteel door het voorlichtingsbureau worden uitgevoerd. Hij licht twee specifieke projecten nader toe. MVO is initiator en uitvoerder van de Stuurgroep Kies Gezond Vet, waaraan o.a. (vertegenwoordigers van) diëtisten, huisartsen en praktijkondersteuners deelnemen. De Stuurgroep heeft samen met het Voedingscentrum het afgelopen halfjaar gewerkt aan een nieuwe Kies Gezond Vetwijzer, die op termijn de eerdere draaischijf van de Stuurgroep zal vervangen. Het eerste ontwerp van deze nieuwe wijzer is inmiddels binnen de Stuurgroep besproken. In deze vetwijzer is een voorbeeldmenu uitgewerkt, dat duidelijk maakt hoe je gezondere vetten kunt eten. De gedachte is om via www.kiesgezondvet.nl meer voorbeeldmenu’s beschikbaar te maken. Verder noemt de secretaris het project Frituurvet-Recycle het! MVO heeft zich in samenwerking met vetverwerkende bedrijven uit zijn achterban ten doel gesteld om consumenten te informeren over de recycling van gebruikt frituurvet. Gebruikt frituurvet kan hergebruikt worden als biobrandstof en bespaart daarmee fossiele brandstoffen terwijl de CO2-uitstoot word verlaagd. Hiertoe is het productschap nu - met behulp van financiering van het Ministerie van Economische Zaken, Innovatie en Landbouw (EL&I) gestart met een project in twee pilotgebieden, namelijk Amsterdam, stadsdeel Oost, en Den Bosch. In deze pilots wordt samen met diverse partners een fijnmazig netwerk van inzamelpunten gerealiseerd en wordt over het onderwerp gecommuniceerd met bewoners. Ook in andere gemeenten bestaat interesse om stappen te zetten naar een gescheiden inzameling van gebruikt frituurvet. Deze gemeenten kunnen ondersteuning krijgen van MVO. Consumenten of inwoners uit de gemeenten kunnen terecht op de website www.frituurvetrecyclehet.nl. c. Duurzame Ontwikkeling Ketentransitie verantwoorde soja De ‘ketentransitie verantwoorde soja’ heeft als doel om in de jaren 2012 t/m 2014 een gezamenlijke transitie te laten optreden naar het gebruik van verantwoorde sojabonen en sojaproducten. Het Productschap MVO is als medeondertekenaar van de intentieverklaring en als vertegenwoordiger van de brede MVO-sector (crush, handel en sojaolieverwerkers) gevraagd om als bestuurslid deel te nemen aan deze stichting en daarmee verantwoordelijkheid te nemen voor en sturing te geven aan de concrete invulling. Het Productschap MVO is van mening dat de voorgestelde ketentransitie past in zijn visie om de omschakeling naar duurzame grondstoffen te bevorderen. De secretaris geeft aan dat MVO ervoor kiest om binnen het werkbudget duurzame ontwikkeling de € 30.000 bestemd voor activiteiten in het kader van ‘Outreach verantwoorde soja’ hiervoor beschikbaar te stellen. Deelname van MVO aan deze stichting heeft derhalve geen consequenties voor het budget 2012. Overigens zijn er vanuit MVO en de MVO-sector de nodige vragen over de concrete invulling en haalbaarheid van de ambities zeker voor wat betreft de invulling voor sojaolie. Het verbruik van sojaolie is beperkt en op basis van cijfers over 2010 ligt de consumptie van sojaolie voor
10 food op maximaal 75.000 ton per jaar en is de trend dalende. Strenge duurzaamheidseisen voor sojaolie zullen mogelijk leiden tot een nog lager verbruik van sojaolie voor foodtoepassingen. Ondanks voorziene moeilijkheden (non-GGO-discussie, vraag naar sojaolie vanuit biodieselmarkt) wil men in 2012 wel de eerste stappen gaan zetten. RTRS
De secretaris meldt positieve ervaringen van de 7e RTRS-conferentie. Er waren meer dan 220 deelnemers en leden die deelnamen aan de conferentie (RT7) en aan de General Assembly (GA6) die van 22 tot 24 mei j.l. werd gehouden in Londen. Het is duidelijk dat als de RTRS een meanstreamoplossing wil zijn voor soja – zoals de RSPO dat inmiddels is geworden voor de palmolie – er toch nog meer producenten zich moeten aansluiten bij de RTRS. In het veld zijn inmiddels veel projecten gestart om boeren te helpen en te registreren. We zien wel dat de belangrijkste bottleneck voor boeren om aan de eisen van verantwoorde soja te voldoen is de verplichting om te voldoen aan de legal compliance, d.w.z. voldoen aan met name de Braziliaanse wetgeving op het gebied van milieu en arbeid. Daar gaan 80% van de kosten naartoe. Boeren moeten er echt van overtuigd worden dat iets niet meer mag en daar lopen we tegen hele praktische zaken aan. Spreker noemt als voorbeeld dat boeren gewend zijn om tijdens het oogsten van de soja kinderen die op weg naar school of naar huis zijn op hun tractoren te laten meerijden. Dat is volgens de wet verboden en mogen ze dus niet meer doen. De heer Vogel merkt op dat dit komt door de Braziliaanse wetgeving. Ook zonder de RTRS zouden ze daaraan moeten voldoen. Spreker krijgt soms het gevoel dat veel zaken nu opeens op conto van de RTRS worden geschreven maar dat dat eigenlijk onterecht is. De secretaris geeft aan dat de vorige spreker feitelijk gelijk heeft omdat het natuurlijk niet zo kan zijn dat soja wordt gekocht die niet voldoet aan de wetgeving. Van de andere kant liggen er wel die eisen van de overheid maar er zijn wel verschillen. Ten eerste controleert die overheid daar niet zo snel en als er wordt gecontroleerd, wordt er meestal een lead time, een reactietijd, gegeven van zo’n drie tot vijf jaar. De RTRS controleert nu en het moet nu goed zijn. In hun ogen moeten ze dus extra kosten maken om RTRS-gecertificeerd te worden en in hun ogen worden ze daarom beperkt door de RTRS. Overigens constateert de secretaris dat in Brazilië de wetgeving steeds beter wordt en de controle steeds strenger. Thans is 50% van alle sojaboeren, en dan met name ook de grotere bedrijven, in de kwetsbare gebieden geregistreerd. Er is dus veel gaande en daarbij moet niet worden vergeten dat Brazilië een land is zo groot als Europa en voordat je dat allemaal in kaart hebt, zal daar nog enige tijd overheen gaan. Palmolie Dit dossier is tijdens de vorige vergadering ook uitgebreid besproken en de secretaris wil, gelet ook op de gedetailleerde rapportage die is meegestuurd, zich beperken tot het eventueel beantwoorden van vragen. De heer Staal verwijst naar de passage waarin wordt aangegeven dat in 2011 in Nederland 19 bedrijven lid zijn geworden van de RSPO. Dat aantal zegt spreker niet zoveel en hij vraagt of dit iets meer ingekaderd kan worden: is dat 10% of 90% van het totaal aantal leden in
11 Nederland? De secretaris geeft aan dat in de rapportage zelf dit nader is toegelicht. In Indonesië en Maleisië waar de producenten zitten, daar zitten als je kijkt naar het absolute aantal bedrijven heel veel bedrijven die lid zijn. In grote landen die afnemen en die een grote levensmiddelenindustrie hebben, zoals England en Duitsland, zitten in absolute zin meer leden dan in Nederland. Nederland zit daarentegen procentueel weer hoger. Dat zijn allemaal bedrijven die op een of andere manier palmolie in Nederland verwerken. Hoeveel dat er precies zijn, is niet bekend. Dat zijn er eerder honderden dan tientallen. Alle grote gebruikers en alle grote brancheorganisaties in Nederland zijn allemaal lid. Van het totaal volume palmolie dat in Nederland wordt gebruikt in de voedingsmiddelenindustrie, is inmiddels 21% duurzame palmolie en palmpitolie. Er is geen enkel ander land dat dit percentage haalt. Het is belangrijk dat deze ontwikkeling doorgaat en dat diezelfde ontwikkeling van de grond komt in België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Daarom ondersteunt MVO het Belgische initiatief op dat terrein; ook de discussie in Duitsland ondersteunen we en in het VK heeft dezelfde discussie nog niet geleid tot een Task Forceaanpak. Voor de heer Favre kan deze ontwikkeling als palmolieproducent niet snel genoeg gaan. Spreker constateert dat de vaart er wel in zit en dat deze eerder toe- dan afneemt. Het momentum neemt toe en steeds meer bedrijven nemen concrete stappen om over te gaan op inkoop van duurzame olie. Hij is dan ook gematigd tevreden met de ontwikkeling. Voor de voorzitter is het ook duidelijk dat er aanmerkelijk meer tempo zit aan de palmoliekant. Soja is ook wat later begonnen. Je merkt dat er daar toch nog meer discussie nodig is om er echt doorheen te breken. Niet zozeer aan de gebruikerskant maar wel aan de leverancierskant. Dat stadium hebben we bij palmolie eigenlijk al gehad. Het is daar meer een kwestie van het tempo waarin. Als je kijkt hoe het tempo van het aanbod van gecertificeerde palmolie zich ontwikkelt, dan hebben we de grootst mogelijke moeite om met de vraag bij te blijven. Bij soja is de markt, waaronder de diervoederindustrie, juist verder dan de producenten. Het gaat erom om het verantwoorde product binnen te krijgen. Naast de RTRS zijn er verschillende systemen die eenzelfde status pretenderen te hebben met eisen die minimaal gelijk zijn aan die van de RTRS. Als RTRS in combinatie met deze systemen kan worden geregeld, dan moeten we dat niet tegenhouden. Spreker noemt als voorbeeld het Amerikaanse model waarover hij recent met de American Soybean Association heeft gesproken. De heer Vogel is het in ieder geval met het principe eens en hij heeft hierover in dat kader ook meermalen met de RTRS gesproken. Bij de Amerikanen is het echter niet het systeem dat een probleem is maar eerder het feit dat de Amerikanen niet meer concurrerend genoeg zijn ten opzichte van Brazilië en Argentinië. Bovendien is wat op de Aziatische markt gebeurt veel belangrijker geworden voor de Amerikanen dan de wat op de Europese markt gebeurt. Routekaart De secretaris heeft de vorige vergadering de routekaart helemaal gepresenteerd aan het bestuur. De MVO-routekaart is daarna toegestuurd aan de achterban en aangeboden aan
12 inmiddels demissionair minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Minister Verhagen en ir. J.A. Stremler, Directeur Energie en Duurzaamheid, hebben beiden per brief gereageerd en hun waardering hiervoor uitgesproken. De betreffende brieven zijn met de agenda meegestuurd. Als uitvloeisel van de routekaart is ook specifiek een communicatiedocument ontwikkeld over de waarde van plantaardige en dierlijke oliën en vetten voor de biobased economy. Hierin focussen we op de hoge toegevoegde waarde van producten in de biobased economy en daar moeten we ons in de toekomst op richten. MVO heeft een folder gemaakt om bij externe partijen waaronder de overheid en andere stakeholders onze producten en mogelijkheden specifiek onder de aandacht te brengen. De heer Den Oude vond het zeer de moeite waard om hem te lezen. Het is echt een heel leuk en goed document waarvoor een compliment op zijn plaats is. Croda is ook zelf bezig met folders te ontwikkelen en deze folder met eenvoudige teksten en goede plaatjes sprak helemaal aan. Ontwikkelingen biobrandstoffenbeleid De secretaris geeft aan dat inmiddels bij alle betrokken partijen bekend is dat de dubbeltelling van dierlijk vet van categorie 3 per 1 januari 2013 komt te vervallen. Voor categorie 1 en 2 blijft de bestaande situatie bestaan. In Duitsland is deze regeling al met ingang van 1 januari 2012 ingevoerd en de lagere handelscijfers van dierlijk vet naar Duitsland hebben hier zeker mee te maken. Een andere discussie die speelt is de ILUC-factor. Er is grote politieke druk vanuit NGO’s op zowel lidstaten als de Europese Commissie om op korte termijn met voorstellen te komen hoe om te gaan met Indirect Land Use Change (ILUC). Afhankelijk van de uiteindelijke keuze om gewasspecifieke ILUC-factoren in te voeren al dan niet in combinatie met hogere CO2reductiegrenswaarden zullen bepaalde grondstoffen niet langer aan de eisen uit de RED voldoen. Alle partijen zijn het inmiddels eens dat dit een factor is waar rekening mee moet worden gehouden. Alleen de wijze waarop is niet duidelijk. Het is een ingewikkelde materie en wetenschappers spreken elkaar tegen. De discussie is gaande en MVO volgt die in Nederland in de Commissie Corbey (waar MVO een zetel in heeft) en via rechtstreekse contacten met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De heer Vogel heeft een probleem met de zin waarin wordt gesteld dat MVO tegen de invoering is van een ILUC-factor. Dit is te zwart-wit gesteld. De secretaris zal formulering aanpassen en aangeven dat ILUC pas ingevoerd kan worden als er een goed onderbouwde basis voor is.
d. Biotechnologie In 2011 heeft de EC een technische oplossing geïntroduceerd voor de aanwezigheid van minieme sporen (< 0,1%) van in de EU nog niet-toegelaten GGO’s in diervoeders. Voor
13 food/levensmiddelen gelden de Low-Level-Presence of kortweg LLP niet en voor de crushbedrijven is dat een niet werkbare en niet acceptabele situatie. MVO pleit ervoor dat de EC ook komt met een LLP voor food. Deze week hebben we gehoord dat de EC nog voor de zomer met een voorstel komt. Dat heeft de volgende dag al in Duitsland geleid tot een verklaring dat Duitsland altijd tegen een LLP voor food zal zijn. Ondertussen loopt de achterstand van Europa ten opzichte van de rest van de wereld waar nieuwe varianten worden toegelaten en ingezaaid alleen maar toe. Het risico dat (nog) niet geautoriseerde soja in voor de EU bestemde sojapartijen opdoemt neemt alleen maar toe. e. Handelspolitiek De secretaris geeft aan dat de EU met ingang van 1 januari 2014 haar unilaterale stelsel van tariefpreferenties ten gunste van producten van oorsprong uit ontwikkelingslanden, het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS), drastisch zal wijzigen. Voor de oliën- en vettensector zal met name de door de Europese Commissie voorgestelde APS-uitsluiting van de zogenaamde ‘high middle income countries’ grote consequenties kunnen hebben voor de EUinvoerrechten op oliën en vetten uit landen zoals Argentinië, Brazilië, Rusland, Maleisië en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). Voor oliën en vetten van oorsprong uit deze landen zou dit kunnen leiden tot een verhoging van het EU-invoerrecht met 3,5 tot 6,5 procentpunten. De aan het bestuur gepresenteerde notitie geeft een beeld van wat de sector als gevolg daarvan kan verwachten. E.e.a. zal naar verwachting niet eerder dan 1 januari 2014 in werking treden. MVO volgt dit op de voet en de laatste informatie is nog niet beschikbaar. Na de vakantieperiode zal MVO voor het betrokken bedrijfsleven een Informatiedag organiseren om de wijzigingen voor alle oliën- en vettenstromen in kaart te brengen en uitgebreid toe te lichten. f. Kwaliteit & Voedselveiligheid Van 24 t/m 26 april jl. verzorgde MVO voor de derde keer de Engelstalige cursus 'Food Safety of Vegetable Oils and Fats'. De focus van deze cursus ligt op de voedselveiligheid in de plantaardige oliën- en vettenketen vanaf het moment van aankomst van de ruwe olie in de haven tot aan de ontvangst van de geraffineerde olie bij de margarinefabriek. De dertig deelnemers waren grotendeels afkomstig uit de MVO-sector, zowel uit binnen- als buitenland. De secretaris heeft een deel van de bijeenkomst bijgewoond. Hij vond het een goede groep met veel discussie. Het is een goede manier voor kennisuitwisseling en uitbreiding van het netwerk. De heer Vogel geeft aan een enthousiast geluid te hebben gehoord van een collega. Hijzelf had vorig jaar meegedaan en had eenzelfde positieve ervaring. De voorzitter geeft aan dat de volgende editie van de cursus is gepland in april 2013. Naar aanleiding van de dioxinecrisis in januari 2011 heeft het Productschap MVO, in samenspraak met de betreffende bedrijven, besloten een ad-hoc werkgroep samengestelde vetten in het leven te roepen om specifieke zaken in deze deelsector te bespreken. Als
14 uitvloeisel hiervan is een ‘Task Force Pesticiden Fat Compounders’ opgericht met als doel een generiek controleplan voor pesticiden op te stellen specifiek voor producenten van samengestelde vetten. Het is de bedoeling om het controleplan (met een centrale organisatie via het Productschap MVO) begin 2013 te laten starten. a. Arbeid en scholing MVO heeft gesprekken gevoerd met opleidingsinstituten. Twee opleidingsinstellingen, Vapro en STC, hebben specifieke belangstelling om het online MVO kenniscentrum een rol te laten spelen in hun opleidingsaanbod. Een deel van de specifieke doelgroepen van deze instituten zijn jongeren beneden de 16 jaar. Een probleem is dat deze normaliter geen toestemming van bedrijven krijgen om toegang te krijgen tot productielocaties. De secretaris geeft aan de indruk te hebben dat er nu iets meer muziek in zit. De heer Roelofse had bij het lezen juist een tegenovergesteld gevoel. Hij heeft in het verleden vaker getwijfeld of er wel voor de goede weg is gekozen en heeft nu het gevoel dat we aan het lijntje worden gehouden. Hij wil graag concreet weten welke vervolgafspraken worden gemaakt en wil daar zelf zeker een bijdrage aan leveren. De secretaris zegt toe de heer Roelofse hierover specifiek te zullen informeren. Tenslotte geeft de secretaris aan dat de geplande MVO HR-netwerkbijeenkomst die voor februari stond gepland niet is doorgegaan. De acht hoofden P&O die vorig jaar de eerste bijeenkomsten hebben bijgewoond blijken allemaal de MVO-sector te hebben verlaten. MVO zal de plaatsvervangers opnieuw benaderen en, min of meer noodgedwongen, een nieuwe start moeten maken. 8. Rondvraag Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt. 9. Vaststelling volgende vergadering en sluiting De volgende vergadering staat gepland voor 15 november 2012 om 13.30 uur bij het productschap. -0-0-0-0-0Rijswijk, 8 november 2012