Verslag 6 Farma en innovatie 3 juni 2009
© 2009, Nefarma vereniging innovatieve geneesmiddelen Nederland Postbus 11633 2502 AP Den Haag t +31 (0)70 313 22 22 f +31 (0)70 313 22 30 e
[email protected] i www.nefarma.nl
Voorwoord Onder de noemer ‘Het Glazen Zaal debat’ organiseert Nefarma een serie gespreksbijeenkomsten waarin vertegenwoordigers uit de samenleving en farmaceutische bedrijven met elkaar in discussie kunnen gaan over belangwekkende thema’s die de gezondheidszorg raken. De bijeenkomsten hebben het karakter van een open debat waarbij alle aanwezigen de kans krijgen om mee te discussiëren. Het initiatief voor het debat in de Glazen Zaal past in het veranderingstraject dat de farmaceutische industrie in Nederland heeft ingezet, waarbij een sterk accent ligt op een transparante, intensieve maatschappelijke dialoog. Nefarma wil zich hierin profileren als gesprekspartner namens de sector en haar maatschappelijke oriëntatie duidelijk zichtbaar maken.
Het zesde Glazen Zaal Debat, met als onderwerp ‘Farma en innovatie’, vond plaats op 3 juni 2009. Dit document bevat de quick scan die voorafgaand aan het debat is gehouden onder prominente betrokkenen uit de farmacie, biotechnologie, medische technologie, de academische wereld, innovatieplatforms etc..
Deze quick scan biedt deelnemers aan het Glazen Zaal Debat de mogelijkheid om de problematiek van dit debat in korte tijd helder in beeld te krijgen. De lezer krijgt een overzicht van de opvattingen en oplossingen van opinieleiders van binnen en buiten de farmaceutische industrie. Hierbij komen vragen aan de orde als: Waarom neemt de productie van nieuwe medicijnen door de farmaceutische industrie af? Wat is de innovatieve bijdrage van de farmaceutische industrie aan de gezondheidszorg van de toekomst? Hoe belangrijk wordt een hechtere samenwerking met universiteiten, biotechnologische en medisch technische bedrijven? Hoe innovatief is de Nederlandse farmaceutische industrie? Hoe staat het met het Nederlandse innovatieklimaat? Tal van vragen waarop in dit document verder wordt ingegaan.
VERSLAG
‘Wat gisteren goed was, is vandaag voldoende en morgen onvoldoende’ Nederland heeft het in zich om een ‘Silicon Valley of Health’ te worden, een aantrekkelijke locatie voor farmaceutische innovatie. Maar het gevoel van urgentie is nog onvoldoende aanwezig. Daar waren de meeste aanwezigen het over eens bij het zesde Glazen Zaal Debat, dat Nefarma op 3 juni jl. organiseerde. Honderd vertegenwoordigers uit de top van de farmacie, wetenschap, overheid en andere belangengroepen gingen samen met Hans Hillen (senator voor het CDA), Piet Borst (staflid van het Nederlands Kanker Instituut) en Chirfi Guindo (directeur MSD Nederland) in discussie. Het oordeel van de aanwezigen over het Hollandse innovatieklimaat was eenduidig: het is middelmaat troef.
Tijdens het debat heerste een dubbel gevoel. De kansen om de Nederlandse farmaceutische industrie te versterken, werden door de aanwezigen als zeer groot beoordeeld. Toch loopt de Nederlandse industrie achter op concurrerende landen. Daarnaast waren velen van mening dat het gevoel van urgentie ontbreekt. Zo loopt Nederland het gevaar grote kansen in de gezondheidszorg te missen. Simon Rozendaal, onderzoeksjournalist van Elsevier, merkte vanuit de zaal op dat “de farmaceutische industrie boven alles moet worden afgerekend op haar vermogen om nieuwe medicijnen op de markt te brengen.”
Amerikakenner Charles Groenhuijsen leidde het debat. Hij vroeg zich af of Nederland last heeft van een zesjescultuur in onderwijs en bedrijfsleven. In concurrerende landen neemt men immers alleen genoegen met straight A’s.
Ook Hans Hillen, senator voor het CDA en oud-voorzitter van het College voor Zorgverzekeringen, was kritisch over het Nederlandse ondernemingsklimaat. In zijn inleiding haalde hij vooral uit naar het conservatieve overheidsbeleid ten aanzien van de zorg. Hij pleitte voor sterke deregulering, om zo van de zorg een marktgeoriënteerde sector te maken. Hillen hekelde de beklemmende werking van het centrale zorgbudget. Niet een overmatig vergoedingsbeleid, maar juist deregulering zou de sector nieuwe kansen geven. De burger kan zo zelf meer verantwoordelijkheid nemen. “De verzorgingsstaat heeft alle initiatief bij de burger weggehaald.”
3
Farma en innovatie
Door de markt open te stellen, zal volgens Hillen een nieuwe vraag naar middelen beschikbaar komen. De farmaceutische industrie kan dan de kansen benutten in het segment tussen welfare en welzijn: “Juist in de sfeer waar net wel, of net niet wordt vergoed, ligt de grootste uitdaging. Mensen willen verwend worden. Waarom zouden we mensen hun geld wel laten uitgeven aan drie wereldreizen, maar ze vervolgens verbieden om extra geld te besteden om hun wat lichtere kwalen te bestrijden?”
Piet Borst, staflid van het Nederlands Kanker Instituut en lid van het innovatieplatform, gaf de zaal een blik op de geweldig potentievolle toekomst op het gebied van zijn specialisme, de oncologie. Kankerbehandeling is volgens hem slechts halfway technology, die grote kansen biedt voor de farmaceutische industrie. Ultra-individuele chemotherapie heeft de toekomst: “Cocktails moeten worden aangepast aan de tumorrespons van de individuele patiënt. We gaan naar gepersonaliseerde medicatie. Daarbij zijn twee zaken van belang: targeted drugs en geïndividualiseerde diagnostiek. Deze techniek moet verder ontwikkeld worden. Nederlands onderzoek kan hieraan bijdragen.” Daarvoor moet echter wel het nodige gebeuren. Borst vond het dan ook jammer dat de farmaceutische industrie geen sleutelgebied is van het Nederlandse innovatieplatform: “Dat scheelt niet alleen geld, maar ook aandacht in de regelgeving.”
Voor Chirfi Guindo, directeur van MSD Nederland, was de discussie uiterst actueel. Zijn moederbedrijf staat op het punt om te fuseren met Schering Plough en daarbij komt uiteraard ook de vraag aan de orde in welke landen ter wereld de research & development moet worden geconcentreerd. Nederland heeft volgens Guindo geen bijzonder goede positie ten opzichte van concurrerende landen: “Het aantal Nederlandse promovendi is veel lager dan in andere landen. Er moet dan ook meer geïnvesteerd worden in de opleidingen. Daarnaast maken de trage processen rond klinisch onderzoek het moeilijk om nieuwe middelen te ontwikkelen. Ook gaat te veel tijd verloren tussen de uitvinding van innovatieve medicijnen en het moment dat patiënten thuis de pillen kunnen slikken.”
Beslissers in de boardroom van de grote farmaceutische bedrijven hebben volgens Guindo dan ook geen rooskleurig beeld van Nederland: “Waarom zou Merck, mijn bedrijf, in Nederland investeren? Nederland is een beetje goed in bijna alles. In andere landen, zoals België, Denemarken en Zweden wordt door private partijen meer geïnvesteerd in de gezondheidszorg. Het gaat nu nog goed met de Nederlandse farmaceutische industrie, maar ik weet niet of dat de komende tien jaar zo blijft.”
Ondanks dit harde oordeel over de concurrentiepositie van Nederland, was de stemming in de zaal alles behalve bedrukt. De grote kansen die de Nederlandse farmaceutische industrie in de toekomst kan benutten, werden door alle aanwezigen onderkend. Men was eensgezind over het belang voor de Nederlandse farmaceutische industrie om dit soort kansen in de toekomst te benutten. Daarvoor is een verbeterde samenwerking tussen de industrie, wetenschap en overheid nodig.
Hugo Hurts, directeur geneesmiddelen en medische technologie van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, reageerde op dit punt vanuit de zaal. Hij benadrukte het belang van samenwerkingsverbanden als Top Instituut
Farma en innovatie
4
VERSLAG
Pharma en het Center for Translational Molecular Medicine. De politiek is zich er volgens hem onvoldoende van bewust wat we in handen hebben: “De aandacht voor innovatief onderzoek ontbreekt bij de besluitvorming. De financiering van publiekprivate samenwerkingsverbanden staat onder druk.”
Chirfi Guindo concludeerde dat Nederland een sterke industriepolitiek nodig heeft: “We kunnen een wereldleidende biofarmaceutische hub creëren in Nederland door een grotere focus aan te brengen in het onderzoek. Daarom ben ik optimistisch.”
5
Farma en innovatie
QUICK SCAN
Farma en innovatie Over het Nederlandse farmaceutisch innovatieklimaat
QUICK SCAN
7
Farma en innovatie Dierproeven
Samenvatting
1 De probleemanalyse 2 Het imago en de werkelijkheid 3 De opdrogende pijplijn 4 Een afnemend aantal nieuwe medicijnen 5 Farma en gezondheidszorg van de toekomst 6 De marktstructuur en de prikkel tot innovatie 7 Nederland innovatieland
Concluderend
Bijlage 1 Quick scan-deelnemers Bijlage 2 Vragenlijst quick scan
Samenvatting De farmaceutische industrie investeert meer dan welke branche ook in research & development. Toch is er veel kritiek op het innovatief vermogen van de branche. Na de glorietijd in de jaren ‘80, toen er veel nieuwe medicijnen op de markt kwamen, lijkt langzaam de klad te komen in de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen.
Steeds meer betrokkenen geloven dat de traditionele farmaceutische geneesmiddelen hun beste tijd hebben gehad, en dat toekomstige innovaties vooral afkomstig zullen zijn uit andere bronnen. De ontwikkeling van verbeterde toedieningsvormen en medisch technologische oplossingen zal een impact krijgen die vergelijkbaar is met de ontwikkeling van nieuwe moleculen. Ook zullen er in de toekomst meer weesmedicijnen worden ontwikkeld: medicijnen zullen worden toegespitst op kleinere doelgroepen.
Dit alles heeft een grote impact op de structuur en financiering van de farmaceutische industrie. Om de afnemende productie van nieuwe medicijnen te compenseren, zullen nieuwe strategische keuzes moeten worden gemaakt door farmaceutische bedrijven.
Steeds meer bedrijven kiezen voor een transitie naar een open innovatiemodel. De ontwikkeling van nieuwe medicijnen zal veel meer een multidisciplinaire activiteit worden. De farmaceutische industrie zal een meer faciliterende rol krijgen. Het zoeken naar leads zal vaker worden uitbesteed aan universiteiten en kleine flexibele bedrijven, terwijl farmaceuten deze lead ontwikkelen, klinisch onderzoek uitvoeren en nieuwe producten vermarkten.
Deze omslag zal essentieel zijn voor het succes van de bedrijfstak. De overgang verloopt echter niet zonder slag of stoot. Ontwikkelingsprocessen in de gezondheidswetenschappen duren doorgaans tientallen jaren. De huidige publiekprivate samenwerkingsverbanden, die deze verweving handen en voeten geven, verdienen de inzet van overheden en farmaceuten.
Het innovatieklimaat in Nederland is echter niet optimaal. Versoepeling van regelgeving en processen zijn wenselijk. Medische doorbraken worden te weinig beloond in vergelijking met stapsgewijze innovatie. Niettemin liggen er binnen Nederland mogelijkheden voor het creëren van een biofarmaceutisch concentratiegebied. Hiervoor is een sterkere focus van het onderzoeksklimaat nodig. Farmaceutische en biotechnologische bedrijven zullen samen met universiteiten en overheid afspraken moeten maken om dit potentieel te benutten.
9
Farma en innovatie
QUICK SCAN
1 De probleemanalyse De farmaceutische industrie worstelt met de beeldvorming over haar innovatieve karakter. Na een bloeiende periode waarin veel blockbusters – medicijnen die jaarlijks meer dan een miljard euro opbrengen – zijn ontwikkeld, raakt de pijplijn van de farmaceutische bedrijven met dit soort producten steeds leger. Critici schetsen een beeld van een industrie die zó veel investeert in marketing, dat ze vergeet nieuwe producten te ontwikkelen.
Wie praat met professionals van binnen en buiten de farma, komt echter tot de conclusie dat dit beeld niet op feiten is gebaseerd. Geen enkele vergelijkbare branche steekt naar verhouding zoveel geld in research en development. De farmaceutische industrie stelt innovatie sinds jaar en dag als haar topprioriteit.
Desondanks houden twee trends de farmaceutische wereld al jaren in zijn greep: de stijgende kosten en steeds langer wordende ontwikkeltijd van nieuwe medicijnen. De meeste conventionele medicijnen lijken simpelweg al te zijn uitgevonden, wat de zoektocht naar vernieuwing steeds complexer maakt. Ondertussen gaan bestaande, veel verkopende medicijnen uit patent.
Een opleving is er de laatste jaren in de ontwikkeling van biotechnologische geneesmiddelen. Hoewel de verwachting rond nieuwe biotechnologische vondsten voor de komende jaren hooggespannen is, beginnen ook de eerste biotechnologische medicijnen uit patent te raken. Al met al zijn deze ontwikkelingen een reden tot zorg. Het huidige financieringsmodel van de innoverende farma komt onder zware druk te staan. De innovatieve kracht van de industrie, essentieel voor vooruitgang in de gezondheidszorg, dreigt hierdoor af te nemen.
Het verbeteren van het innovatieklimaat in de farmaceutische industrie lijkt in de eerste plaats geen geldkwestie. Het simpelweg verhogen van de onderzoeksbudgetten zal de farma niet vooruithelpen. Het tegendeel lijkt eerder waar: de industrie stopt, gedwongen door de steeds leger rakende pijplijn, te veel geld in weinig kansrijke projecten. De farmaceutische industrie moet niet meer geld investeren in onderzoek, maar dezelfde fondsen gebruiken voor het bewandelen van nieuwe paden.
De meeste farmaceutische bedrijven hebben dit veranderingstraject inmiddels ingezet. Naast de ontwikkeling van nieuwe moleculen wordt er ook gezocht naar verbeterde toedieningsvormen en stappen richting gepersonaliseerde medicatie.
11
Farma en Innovatie
Samenwerking met andere spelers in de gezondheidsketen, zoals universiteiten, biotechnologiebedrijven, medische technologiebedrijven en patiëntenverenigingen wordt steeds belangrijker.
Ondanks dit veranderingstraject is er nog veel onzekerheid over de toekomst. Zijn de farmaceutische bedrijven in staat om de omslag in het innovatief denken volledig te maken? Welke bijdrage kunnen zij leveren aan de enorme uitdagingen die er liggen op het gebied van de gezondheidszorg? Heeft innovatieve medicijnontwikkeling een toekomst in Nederland?
Nefarma heeft PACT Public Affairs belast met de inhoudelijke voorbereiding van de gespreksbijeenkomst en het uitvoeren van de quick scan. Hiertoe zijn interviews gehouden aan de hand van een gestructureerde vragenlijst. De deelnemers worden anoniem geciteerd om ‘sociaal wenselijke’ antwoorden te voorkomen.
Nadrukkelijk dient te worden opgemerkt dat deze quick scan een momentopname is van een door PACT geselecteerde groep betrokkenen. Nefarma heeft zich niet bemoeid met de inhoud van het rapport.
Farma en innovatie
12
QUICK SCAN
2 Het imago en de werkelijkheid Het negatieve imago van de farmaceutische industrie in de samenleving is een bekend gegeven. De industrie zou te veel geld uit geven aan marketing en het beïnvloeden van artsen. Het beeld is dat relatief lage uitgaven aan onderzoek een belangrijke verklaring zijn voor het afnemende aantal geregistreerde medicijnen. Volgens de meeste geïnterviewden voor deze quick scan, ook de meer kritische beschouwers, komt dit beeld echter niet overeen met de praktijk.
“De farmaceutische industrie is nergens populair. Ze worden overal gezien als dikke winstmakers. Het imago is dat het ze helemaal niet gaat om research, maar om marketing en veel geld verdienen.”
“Een farmabedrijf besteedt normaal tussen de 18 en 25 procent van zijn omzet aan onderzoek. Dat is ook meteen het maximum wat eraan te besteden valt. Ik waag te betwijfelen of, als het percentage bijvoorbeeld van 17 naar 20 opgeschroefd zou worden, dat zou resulteren in meer vindingen.”
“Geen enkele branche geeft zo veel geld uit aan onderzoek als de farmaceutische industrie; ergens tussen de 15 en 25 procent van het budget. Als je kijkt naar grote chemische bedrijven, dan zitten die zo rond de 3 tot 4 procent. Voedingsbedrijven à la Unilever en Nestlé zitten tussen de 2 en 3 procent. Medisch technische bedrijven als Philips en DSM investeren tussen de 5 en 7 procent.”
Veel kritiek is er in het verleden geweest op de ontwikkeling van zogeheten me too’s, medicijnen die chemisch sterk lijken op een geneesmiddel dat al op de markt is. Ook het beeld dat farmaceuten zich vooral hiermee bezighouden, klopt volgens het merendeel van de respondenten niet. Slechts enkele respondenten menen dat de industrie zich hier te veel op toelegt.
“Vaak loopt het bij de ontwikkeling van medicijnen uit op een me too. Dat is hetzelfde als met zijn tienen meelopen op de Olympische 100 meter. Iedereen wil het wereldrecord verbeteren, maar vaak halen ze het net niet. Iedereen wil een nieuw medicijn maken dat beter is dan het andere, want dan loopt het geldschip binnen.”
13
Farma en innovatie
“Een belangrijk deel van het onderzoek is gericht op me too-producten. Dat is ook logisch vanuit het perspectief van het bedrijf. Vanuit het perspectief van patiënt en behandelaar, zijn dat niet altijd de producten waar ze het meest op zitten te wachten.”
“Ik wil ook af van het beeld dat we in het verleden alleen maar me too’s gemaakt hebben. Waarom is aids tegenwoordig een chronische, en niet meer een dodelijke ziekte? Die producten zijn niet ontwikkeld door biotech, niet door academici, maar allemaal door grote farmaceutische bedrijven.”
Enkele geïnterviewden denken dat de innovativiteit van de farmaceutische industrie weinig invloed heeft op het imago.
“Het imago van de farmaceutische industrie draait eigenlijk meer om de transparantie en de invloed op de artsen, dan dat het echt gaat om het innoverend vermogen.”
Farma en innovatie
14
QUICK SCAN
3 De opdrogende pijplijn De werkelijke innovatieproblematiek in de farmaceutische industrie is vele malen substantiëler dan een simpele kwestie van onwil of een overmatige neiging snel geld te willen verdienen. De zorgwekkende situatie is dat de industrie innovatie als haar topprioriteit stelt, en er desondanks niet in slaagt om in hetzelfde tempo als in het verleden vooruitgang te boeken. Ongeveer de helft van de geïnterviewden verwacht acute problemen voor de industrie in de komende jaren.
“De farmaceuten kijken naar een lege pijpijn. Ze zullen wat moeten. Het research & development- proces zoals ze dat tot nu toe hebben gehanteerd, is te weinig productief om voldoende invulling te geven aan die pijplijn.”
“Ik voorzie dat grote farmaceuten met een probleem lopen. Ze zullen de komende jaren moeten melden dat ze achteruit groeien. Dat is geen goed bericht.”
“Bij grote farmaceutische bedrijven gaan straks zoveel medicijnen uit patent, dat het maar zeer de vraag is of ze dat gat kunnen opvullen met nicheproducten of kleine overnames. Ik denk niet dat ze dat kunnen.”
“Het is niet meer zo vanzelfsprekend dat big farma eventjes uit eigen koker haar pijplijn aanvult.”
“Farmaceuten hebben nog heel veel producten in de pijplijn, waar ze nog lang mee kunnen doorgaan. Die bedrijven zijn niet gek, die zijn zich ook aan het hervormen om in de nieuwe constellatie goed te kunnen werken.”
Dat de pijplijn van de farmaceutische industrie steeds leger raakt, is niet alleen te verklaren vanuit het feit dat een groot deel van de conventionele medicijnen al is uitgevonden. Ook de stijgende ontwikkelingskosten van medicijnen zijn een belangrijke factor.
“De farmaceutische bedrijven zullen nooit de researchkosten apart publiceren van de developmentkosten, want dan zou je schrikken. Dus als je zegt dat research is waar vijf mensen in een lab een briljant idee hebben, dat kost niet zoveel. Wat veel kost, is eindeloze hoeveelheden toxicologie met duizenden ratten voor geneesmiddelen die nooit op de markt komen. En trials die laten zien dat een medicijn een heel klein beetje beter is dan het vorige.”
15
Farma en innovatie
“De kosten stijgen. Dat komt niet doordat het steeds duurder wordt om nieuwe ideeën te verzinnen. Die lijn gaat omhoog door ontwikkeling. Development, dat is wat het duur maakt.”
“Klinisch onderzoek, de fase één, twee, drie en vier studies, is de duurste fase in de ontwikkeling van medicijnen. Daar moet alles echt goed gebeuren. We kennen allemaal de verhalen dat door de druk om deze fase te doen slagen, mensen gegevens gaan achterhouden. Uiteindelijk krijg je dan toch weer problemen.”
“Farmaceutische bedrijven werken aan de manier waarop zij klinische evaluatie doen. Daar gaan we technologie voor inzetten en daar zijn in de grote bedrijven strategieën voor.”
“De effectiviteit van het onderzoek kan sterk verbeterd worden. Je moet in het onderzoeksproces niet verder gaan met de ontwikkeling tot je een begrip hebt van de fysiologie van de ziekte. Die fysiologie moet je voor 100 procent begrijpen voordat je het klinische onderzoek in gaat, want klinisch onderzoek kost bakken met geld. In het verleden zijn te weinig projecten de nek omgedraaid.”
Farmaceutische bedrijven zijn zich terdege bewust van dit probleem. Het management boven het klinisch onderzoek heeft dan ook de opdracht om de ontwikkelingskosten van nieuwe medicatie te beperken. De beslissing welke medicijnen door te ontwikkelen, en welke niet, is belangrijker dan ooit. De vraag is of op dit punt de juiste beslissingen worden gemaakt.
“Het omlaag brengen van de kostenlijn doe je in een heel vroege fase door te bedenken wat gewoon no-hopers zijn. Dat probeert iedereen ook te doen, maar dat kan nog veel beter.”
“Ik ben ook verantwoordelijk voor een aantal zaken. Als ik denk dat hier iets kansloos is, dan trekken we de stekker eruit. Het punt is dat je lang niet altijd zo’n zwart-wit beslispunt tegenkomt.”
“Op dit moment wordt al het onderzoek van tevoren doodgepraat. We hebben het kind al laten overlijden voordat het geboren is. Je ziet dat door die stijgende ontwikkelingskosten de managers buitengewoon voorzichtig, buitengewoon conservatief, buitengewoon terughoudend worden.”
De kwaliteitscontrole van klinisch onderzoek kost veel geld. Een aantal geïnterviewden is van mening dat hier veel kan worden bespaard.
“Als farmaceutische bedrijven een trial willen doen, huren ze een bedrijf in. Die bedrijven gaan naar dokters en ziekenhuizen, die inmiddels zelf ook bedrijven hebben die trials doen. Al die mensen hebben op hun beurt weer administrateurs. Er zit boven dat proces dus een enorme kwaliteitscontrolehandel waarvan nog nooit iemand heeft getest of die ergens goed voor is. Die is er gewoon, want dan voelen we ons allemaal beter. Ik denk dat als dat echt onder druk komt te staan, je het voor de helft van de kosten kunt doen.”
Farma en innovatie
16
QUICK SCAN
“Ik word in Nederland continu geconfronteerd met mensen die het leuk vinden om die onderzoekers weer eens af te zeiken. Er heerst een volstrekt gebrek aan respect. Ik zou graag een stuk of zeven managementlagen wegbezuinigen.” “Alle getallen in klinische trials worden twee keer ingeklopt in de computer. We hebben eens gekeken bij twee miljoen van die getallen die we hier in de computer hebben staan. Daarvan is geloof ik een tiende procent foutief. Als je dan uitrekent wat dat uitmaakt op een gemiddelde, dan is dat ook ongeveer een tiende procent. Dat gaat dus nergens over. Het is allemaal overbodig, duur en vervelend werk.”
17
Farma en innovatie
4 Een afnemend aantal nieuwe medicijnen Het aantal registraties van nieuwe medicijnen door de farmaceutische industrie neemt af. Dat komt voor een groot deel doordat minder nieuwe blockbusters worden ontdekt. Dat is een ernstig probleem, want blockbusters worden met veel succes toegepast op grote patiëntengroepen. Deze conventionele medicijnen zijn van oudsher de grootste inkomstenbron van de farmaceutische industrie. De meeste blockbusters lijken nu te zijn uitgevonden. Het aantal blockbusters dat uit patent gaat, neemt toe.
“De tijd van de echt grote blockbusters, de middelen die bij grote groepen patiënten kunnen worden toegepast, lijkt wel voorbij te zijn.”
“De blockbusters lopen uit patent. Dat gegeven alleen heeft de grootste invloed op de farmaceutische industrie in de komende tien jaar. De grote moeilijke ziektes, een paar nagelaten, zijn geadresseerd.”
“Je ziet dat de traditionele farmaceuten de chemicaliën op een intelligente manier verpakken en verkopen. Dat is niet meer de farmacie van de toekomst.”
Het einde van de blockbuster betekent volgens sommigen dat de marketingactiviteiten van de farmaceutische industrie in de toekomst minder belangrijk zullen worden.
“De nadruk op de blockbusters van de afgelopen jaren heeft voor farmaceuten de noodzaak gecreëerd om een enorm marketingapparaat te ontwikkelen. Als je in de toekomst de moeilijkere ziektes te lijf gaat, wordt de noodzaak om die echt te vermarkten minder groot. Dat zijn kleinere ziektes met vaak een hoog mortaliteitspercentage. Als je daar een medicijn voor hebt, hoef je er nauwelijks reclame voor te maken.”
Biotechnologische ontwikkeling De farmaceutische industrie richt zich, vanuit de wil en noodzaak tot het ontwikkelen van nieuwe medicijnen, al enige tijd op de biotechnologische geneesmiddelen; grotere moleculen met een organische oorsprong, die veelal toepasbaar zijn op kleinere patiëntengroepen.
Farma en innovatie
18
QUICK SCAN
“Ik denk dat er heel veel nieuwe medicijnen in de pijplijn zitten, vooral als het gaat om biologicals.”
“De traditionele farmaceutische bedrijven richtten zich voorheen op kleine moleculen, want het lichaam neemt die makkelijk op. Je kunt ze eten en ze komen vanzelf op de plek van bestemming. Toen kwam de biotechnologie met de grote moleculen. De farmaceutische industrie dacht dat het niet zou lukken om die moleculen op de juiste plaats in het lichaam te krijgen. Eiwitten, insuline bijvoorbeeld, kun je niet opeten, want die worden verteerd door de maag. Daar heb je een injectie voor nodig. Maar het aantal biologics neemt alleen maar toe. Het is heel belangrijk dat daar goede toedieningsvormen voor gevonden worden.”
“Het grootste deel van de crisis speelt zich af op het terrein van de small molecules, van de conventionele medicijnen. Als je kijkt naar de geweldige innovaties op het gebied van biologicals, peptide gebaseerde drugs, stamcellen, et cetera, dan zie je dat er ongelooflijk veel gebeurt.”
Slechts een beperkt aantal farmaceutische bedrijven is vanaf de opkomst betrokken bij biotechnologische ontwikkelingen. De andere farmaceutische bedrijven zijn nu bezig met een inhaalslag.
“Mijn eigen bedrijf is jarenlang traditioneel gebleven. We waren vooral op zoek naar de kleinere moleculen, de zogenaamde blockbusters, en investeerden minder op het gebied van biotech. We zijn inmiddels veranderd en investeren heel veel op het gebied van vaccins.”
“De in de chemie gespecialiseerde mensen bepaalden de research in de grote farmaceutische bedrijven. Misschien hadden we onvoldoende mensen in hogere posities die aan de biotechnologiekant zaten. Je kunt wel zeggen dat de meeste grote farmaceutische bedrijven de boot gemist hebben. Inmiddels zijn deze bedrijven allemaal sinds vijf, zeven jaar bezig met biotechnologie. Maar dat hadden we twintig jaar geleden moeten doen.”
De ontwikkeling van biotechnologische geneesmiddelen kent haar eigen problematiek. Omdat de patiëntengroepen waarbij biotechnologische medicijnen aanslaan kleiner zijn, zijn ze moeilijker te testen.
“De ernst en de zeldzaamheid van de aandoeningen, plus de complexiteit van de moleculen waar we mee te maken hebben bij biologische geneesmiddelen, creëren een situatie waardoor het steeds lastiger wordt om de homogene patiëntengroepen te vinden die je voor een klinische studie nodig hebt.”
“Geneesmiddelen bestemd voor zeer kleine patiëntengroepen krijgen een uitzonderingspositie van de overheid. Ze hoeven aan minder strenge veiligheidseisen te voldoen. Veel biotechnologische geneesmiddelen worden gebruikt voor relatief zeldzame aandoeningen, maar die aandoeningen zijn niet zo zeldzaam dat ze een aparte status krijgen. Biotechnologische geneesmiddelen zitten dus in een positie tussen het servet en het tafellaken, waardoor de kosten hoog oplopen.”
19
Farma en innovatie
Consolidatiegolf De kranten staan de laatste maanden vol van de overnames in de farmaceutische sector. Farmaceutische bedrijven fuseren onderling en nemen biotechnologische bedrijven over. Het verband tussen de opdrogende pijplijn bij de farma en de huidige consolidatiegolf, wordt door alle geïnterviewden gelegd. De fusies worden ondernomen om de onderzoekscapaciteit van de nieuwe ondernemingen te versterken. Hoewel lang niet alle geïnterviewden positief zijn over de huidige fusiegolf, is de verwachting dat in de toekomst nog meer bedrijven samen zullen gaan.
“De grote industrie kijkt naar haar pijplijn en ziet de producten die ze nu heeft uit patent gaan. Daar is in de eigen pijplijn onvoldoende vervanging voor. Daarom wordt gekeken of ze dat met mergers en acquisities kan aanvullen.”
“De farma kijkt de laatste jaren naar jonge bedrijven die interessante moleculen in hun portefeuille hebben. De winnaars worden daaruit gezocht en gekocht. Die route begint zo langzamerhand ook verstopt te raken.”
“Ik verwacht verdere consolidatie, zoals we dat nu al zien. Er zijn nu iets van twintig grote farmaceuten. Wij denken dat er daar over vijftien jaar nog vijf à zes van over zijn. Dat zullen grote conglomeraten worden, samenwerkingsverbanden tussen de huidige farmaceuten.”
“Elke bedrijfstak moet zich natuurlijk op een gegeven moment vernieuwen. Als je zoals de farmaceutische industrie heel veel hebt, is het moeilijk om dat los te laten. Maar dat zal snel gebeuren. Dat zie je ook door die geforceerde fusies en acquisities. Die herstructurering is nu vol aan de gang.”
Veel geïnterviewden stellen zich de vraag of de schaalgrootte van de gefuseerde ondernemingen een positieve invloed zal hebben. De meningen hierover zijn sterk verdeeld. Een kleine meerderheid van de geïnterviewden is positief.
“De ontwikkeling van producten blijft een heel erg duur en risicovol proces, waarbij je toch nog steeds een grote kans loopt dat je na uitgaven van meer dan een miljard euro met lege handen staat. Je hebt schaalgrootte nodig om dat op te vangen.”
“Innovatie zal vooral van de kleinere bedrijven komen. De grote farmaceutische bedrijven zijn mammoettankers. Voordat ze beslissen dat ze moeten keren, botsen ze, of zijn ze hun doel al voorbij gevaren.”
“Door de fusiegolf ontstaan zulke grote conglomeraten, dat je de vraag moet stellen of de research in dergelijke grote organisaties nog goed kan worden gestuurd. Ik denk dat kleine beweeglijke organisaties sneller kunnen besluiten dan de wat grotere organisaties. Je ziet bij een aantal grote organisaties weer kleinere, meer op directe output gerichte research teams ontstaan. Voor het klinisch testen van veelbelovende stoffen hebben de grote organisaties wel meer mogelijkheden en financiële kracht.”
“Persoonlijk geloof ik niet dat alleen maar groter worden een oplossing is voor een bedrijf.”
Farma en innovatie
20
QUICK SCAN
Enkele geïnterviewden zijn uitermate negatief over de consolidaties. Zij vrezen dat de door aandeelhouders ingegeven dwang tot groei problemen zal veroorzaken. De meerderheid van de geïnterviewden ziet grote ontslagrondes aankomen in de farma.
“Er wordt door aandeelhouders gekeken naar groeipercentages, en niet naar absolute groei. Dat betekent dat grote bedrijven, zoals Pfizer en GlaxoSmithKline, ettelijke middelgrote bedrijven per jaar moeten opnemen om voldoende groei te laten zien. Dat is uiteindelijk geen oplossing.”
“Ik denk dat die fusies uiteindelijk niet meer kunnen brengen wat ze tot nu toe hebben gebracht. Je loopt op een gegeven moment tegen de grenzen van de groei aan. Ik voorzie een soort ABN-AMRO verhaal. Ik denk dat farmaceutische bedrijven hele segmenten gaan afsplitsen en die als zelfstandige ondernemingen met een grote flexibiliteit door laten gaan.”
“Farmaceuten staan voor de uitdaging om een wereldwijde, enigszins bureaucratische onderneming om te vormen naar een flexibele en slagvaardige onderneming. Dat is een enorm lastig probleem.”
“De ontslagrondes in de farma, zeker met de harde consolidatiegolf waar we nu inzitten, zijn natuurlijk enorm.”
21
Farma en innovatie
5 Farma en de gezondheidszorg van de toekomst De wijze waarop de farma haar bijdrage levert aan de gezondheidszorg zal in de toekomst ingrijpend veranderen. De steeds nauwere samenwerking tussen farmaceutische en biotechnologische bedrijven is slechts één van de belangrijke manieren waarop dit zal gebeuren. Tal van andere nieuwe ontwikkelingen zullen volgens de geïnterviewden in de komende decennia een vergelijkbare impact hebben.
De belangrijkste vooruitgang zal volgens hen komen van de beweging richting personalized medicine, een grotere nadruk op de ontwikkeling van weesmedicijnen, en verbeterde toedieningsmechanismen. De bijdrage van de farmaceutische industrie aan de gezondheidszorg van de toekomst zal door deze ontwikkelingen fundamenteel veranderen.
“Innovatie gaat een andere definitie krijgen. Het klassieke farmabedrijf was gebaseerd op het screenen van chemische componenten en die in pilvorm voor heel veel geld verkopen. Dat is een achterhaald model. Het meeste is op dat gebied uitgevonden, gepatenteerd, en uit patent gelopen. Dan krijg je de biologics. Die zijn nog grotendeels onder patent, maar daar beginnen de eerste ook al uit patent te lopen. Dan gaan we naar de volgende fase van innovatie: verbeterde toedieningsvormen en targeting. Daar zal de farma natuurlijk nog steeds een grote rol in spelen, maar er zullen heel andere industrieën bij betrokken raken om het vorm te geven.”
“Er zijn vier grote trends die voor innovatie gaan zorgen: nieuwe vormen van toediening, personalized medicine, verbeterd klinisch onderzoek en het uitvinden van nieuwe stoffen. Ze zijn allen belangrijk voor de toekomst van de gezondheidszorg. Het is heel moeilijk te zeggen welke van deze trends echt booming gaat worden. Als je dat weet, kun je heel veel geld verdienen.”
“Bij de farmaceutische industrie is de gedachte ontstaan dat innovatie alleen van hen komt en wordt betaald door de geneesmiddelenprijzen.”
“We gaan meer naar de nichemarkt van weesmedicijnen toe.”
“Het zal door de convergentie van verschillende velden steeds moeilijker zijn om te zeggen: dit is het resultaat van farmaceutisch onderzoek of dit is het resultaat van bijvoorbeeld medisch technologisch onderzoek.”
Farma en innovatie
22
QUICK SCAN
“Zo’n beetje alle fatsoenlijke conventionele geneesmiddelen zijn al uitgevonden. We gaan nu langzaam onderweg naar meer nichegeneesmiddelen. Ook werken we aan het verminderen van bijwerkingen. Een andere trend is de toename van biologische geneesmiddelen en afname van chemische geneesmiddelen.”
Enkele geïnterviewden denken dat de snelheid waarmee deze ontwikkelingen zullen plaatsvinden doorgaans wordt overschat.
“Ik heb al zo veel nieuwe technologieën langs zien komen met grote beloftes… Uiteindelijk worden ze altijd gedeeltelijk ingelost. Maar het voltooide product ziet er altijd anders uit dan bij de eerste gedachte en het duurt ten minste twintig jaar voordat het enige impact heeft.”
“Ik wil af van het idee dat door maar andere strategische keuzes te maken de innovatie in de farma ineens als een explosie op gang komt. Dat is grote flauwekul. Het gaat niet zo snel en efficiënt als we allemaal zouden willen, vanwege het feit dat het moeilijk is, niet omdat we de verkeerde keuzes maken.”
“Bij innovatie in de farmaceutische wereld loop je de eerste vijf jaar tegen mislukkingen aan. Neem bijvoorbeeld de antibodies. Die doen het nu goed in de klinieken. Wanneer hebben we die bedacht? Ergens begin jaren ‘80.”
“Tien jaar geleden stond Bill Clinton bij het humaan genoomproject te toeteren, dat binnen een decennium het allemaal zou zijn opgelost door de genomics. Nou, niet dus. Is genomics daarmee afgeschreven? Nee, ook niet. De tijdlijnen zijn gewoon niet goed ingeschat.”
Personalized medicine De geïnterviewden verwachten veel van de ontwikkeling richting personalized medicine. Het gaat om het beter afstemmen van de huidige blockbusters op specifieke groepen patiënten, om de effectiviteit van de medicijnen te vergroten.
“De trend is niet meer om een enorme hoeveelheid patiënten te behandelen met een generiek middel, waarbij je dan zegt: 50 procent heeft er baat bij en 50 procent niet, maar om te proberen die middelen meer tailormade te krijgen. Dat is de trend die iedereen wil. Ook big farma. Personalized medicine, echt afgestemd op het individu, is echter een belofte voor over honderd jaar.”
“Personalized medicine is dé grote verwachting voor het komende decennium.”
“De term personalized medicine suggereert medicatie die compleet is toegespitst op een individu. Daar zijn we nu nog ver vanaf. Het gaat natuurlijk om het identificeren van vrij grote groepen mensen die profijt hebben van een op hun groep toegespitst medicament.”
23
Farma en innovatie
“Ik geloof in personalized medicine, in de zin dat we steeds nauwkeuriger in staat zijn om te voorzien hoe patiënten zullen reageren op een bepaald geneesmiddel. Het echte personalized medicine, totaal op het individu afgestemde medicatie, daar geloof ik helemaal niet in.”
“Vanuit het oogpunt van personalized medicine heb je zowel een diagnostische test als het medicijn nodig. Er is dus een convergentie van medische technologie en farmacie nodig om dit soort producten op de markt te brengen. Beide industrieën zullen daarvan moeten profiteren. Er is een aantal farmaceutische bedrijven die ook een diagnostische tak hebben. Die zijn optimaal ingericht om dit soort nieuwe mogelijkheden te realiseren.”
De rol van medische technologiebedrijven zal volgens de geïnterviewden steeds belangrijker worden. Zij ontwikkelen de diagnostische methodes die nodig zijn voor de ontwikkeling richting personalized medicine. De Nederlandse publiekprivate samenwerkingsconstructie Center for Translational Molecular Medicine is een initiatief om deze convergentie tussen technische en farmaceutische bedrijven vooruit te helpen.
“Medische technologie wordt in de toekomst heel belangrijk. De grondslag van het Center for Translational Molecular Medicine is om technologie uit de life science en andere hoeken bij elkaar te brengen om die wens van meer gepersonaliseerde geneesmiddelenontwikkeling handen en voeten te geven.”
“Voor de technologieproviders, die niet gewend zijn met de life sciences te werken, zijn de lange onderzoeks- en ontwikkeltijden een shock. Die vinden die tijdlijnen niet zo fijn, maar het is wel de realiteit!”
“Ook de medische technologie, tot nu toe wat minder in het oog springend in het reguleringscircuit, krijgt in toenemende mate te maken met strengere overheidseisen.”
Weesmedicijnen Nu het aantal nieuwe conventionele medicijnen afneemt, denkt een groot deel van de geïnterviewden dat de farmaceutische industrie zich verder zal richten op zeldzame ziekten oftewel weesziekten. De ziektebeelden bij weesziekten zijn in veel gevallen dermate ernstig dat de hogere kosten van de medicatie per patiënt maatschappelijk gerechtvaardigd zijn.
“Dit is een tijd waarbij je veel meer gaat naar geneesmiddelen die voordeel hebben voor kleinere patiëntengroepen.” “We gaan naar de tijd van de nichebusters. Ik denk dat we belangrijke ontwikkelingen gaan zien in de wat kleinere ziektebeelden. Die geneesmiddelen zullen per patiënt veel duurder zijn. Uiteindelijk bereik je met nicheproducten zo toch een behoorlijk hoge omzet.”
“Je ziet dat de nichemarkten opkomen. Dat is een belangrijke drijfveer voor grotere farmaceutische bedrijven om kleinere bedrijven op te kopen die in die nichemarkten zitten.”
Farma en innovatie
24
QUICK SCAN
“Biotechnologiebedrijven opereren meer in de nichemarkten dan farmaceuten. Dat is één van de factoren die ze zo interessant maakt voor overnames.”
“Wat je bij zeldzame aandoeningen ziet, is dat een aantal van die producten vrij duur is. Het dilemma waar we mee worden geconfronteerd is dat de Europese wetgeving erg stimulerend is om iets te doen aan die zeldzame aandoeningen. Dat wordt op landelijk niveau onvoldoende gezien. Ik vind dat verzekeraars en overheid al gauw zeggen dat het allemaal te duur wordt. Dit is namelijk ook innovatie waar je wat aan hebt op de lange termijn.”
Toedieningsmechanismen Nieuwe toedieningsvormen kunnen de werking van geneesmiddelen sterk verbeteren. Ze zorgen dat de juiste dosis van een medicijn op de plaats in het lichaam terecht komt waar deze optimaal werkt. Aangezien de ontwikkeling van nieuwe toedieningsvormen relatief weinig kost en de effectiviteit van het medicijn sterk vergroot, verwacht een aantal geïnterviewden dat toedieningsmechanismen de komende jaren een grote rol gaan spelen.
“De pharmaceutics gaan winnen ten opzichte van farmacologische innovatie. Dat is een beweging die al vanaf de jaren ’80 aan de gang is. Er worden ook steeds meer financiën gestoken in de ontwikkeling van geavanceerde toedieningsvormen. Dat doet de farma vanuit de patentpositie. Als jij op een gegeven moment een chemical entity acht tot tien jaar op de markt hebt en het patent loopt af, dan kom je met een geavanceerde toedieningsvorm en blijf je de generieke concurrentie nog een tijdje voor.”
“Ik geloof niet in verbeterde toedieningsvormen als grote bron van innovatie. Als ik echt ziek ben wil ik nieuwe medicijnen. Desnoods steek ik een naald in mijn oog om die te gebruiken. Het gaat mij om de nieuwe moleculen.”
“Van farmacologisch onderzoek is bekend dat voordat je echt een nieuw medicijn hebt, je 800 miljoen dollar kwijt bent. Voor een nieuwe toedieningsvorm ben je met 30 tot 50 miljoen klaar. De kosten voor buitengewoon geavanceerde toedieningsvormen kunnen tot de 300 miljoen oplopen.”
“Toedieningsvormen zijn vooral belangrijk voor de huidige blockbusters, cholesterolverlagers bijvoorbeeld. Voor zeldzame ziekten ligt de focus op nieuwe moleculen.”
Naar open innovatie De ontwikkeling van nieuwe medicijnen zal, gezien de diverse methodes die mogelijk zijn om deze te verbeteren, steeds meer een multidisciplinaire activiteit worden. De farmaceutische industrie zal daarom vaker samen gaan werken met academici, medisch technische bedrijven, biotechnologische bedrijven en patiëntenverenigingen.
25
Farma en innovatie
“Er zijn allerlei technologische benaderingen die je kunt inzetten om medicijnen daar te krijgen waar ze hun werk moeten doen, bijvoorbeeld met behulp van beeldvormende technieken, kleine devises, of de zogenaamde elektronische pil of I-pil. Er zijn allemaal manieren waardoor er convergentie plaatsvindt tussen de farmaceutische industrie en de medisch technologische industrie. Zo wordt een nieuwe benadering van gezondheidszorg mogelijk gemaakt.”
“Je kunt niet alles zelf gaan onderzoeken. Dat is niet efficiënt. Dus je kunt beter een open innovatiemodel volgen, waarin je deals maakt met universitaire centra en kleine biotech bedrijven. Dat is het meest efficiënte model.”
“Er is niet één recept voor hoe de ontwikkeling van geneesmiddelen in de toekomst wordt vormgegeven. Alle partijen kunnen een rol houden, maar ze zullen het spel wel anders met elkaar moeten gaan spelen.”
“De farmaceutische bedrijven geven nog steeds enorm veel geld uit aan onderzoek. Je kunt je afvragen of dat geld nog wel effectief besteed wordt. Ik denk dat als je dezelfde middelen op een andere manier inzet, bijvoorbeeld door externe samenwerking te zoeken, je met hetzelfde geld de innovatie van de toekomst gewoon vorm kunt geven.”
“Je ziet nieuwe spelers opkomen. Philips is nu een speler in de farma en dat is het nooit geweest. DSM is een speler in de biomedische materialen, maar heeft daar nooit ingezeten.”
“Ik denk dat in de toekomst steeds meer zal worden geïnvesteerd in combinatieproducten. Ik verwacht veel convergerende producten, waarbij technologie en farmacie belangrijke elementen zijn. De hele zogenaamde moleculaire geneeskunde is bijvoorbeeld een uitermate multidisciplinaire activiteit, met engineeringactiviteiten aan de ene kant en chemische en farmaceutische activiteiten aan de andere kant. Ook informatietechnologie speelt een belangrijke rol in de vorm van ‘clinical decision support’, als interface om de verkregen informatie toegankelijk te maken voor arts en patiënt.”
Veel farmaceuten zijn het open innovatiemodel aan het incorporeren in de bedrijfsvoering. Ondanks deze inspanningen verwacht een deel van de geïnterviewden dat de farma moeite zal hebben om met nieuwe, relatief onbekende partijen samen te werken. Volgens hen is de industrie van oudsher gewend haar onderzoek onder strikte geheimhouding te doen, waardoor een enigszins gesloten cultuur heerst.
“De farma is niet gewend aan open innovatie. De blockbuster is een unieke chemische structuur die je probeert af te schermen voor ieder ander. In de medische technologie en met name in de ingewikkelde apparatuur is het juist gebruikelijk om elkaar toegang te geven tot intellectuele eigendommen, om een ingewikkeld apparaat op de markt te brengen. Vaak is het ook zo, dat meerdere partijen delen van de technologie beheersen, zodat je alleen gezamenlijk in staat bent om zo’n technologie op de markt te brengen. Dat is nu zeer ongebruikelijk bij de farma.”
“Open innovatie betekent dat je niet meer met je eigen clubje van vijfduizend onderzoekers achter de gesloten muur met een patent alles beschermend kunt uitvinden. De rol van de innovatieve farmaceutische industrie in zijn ouderwetse
Farma en innovatie
26
QUICK SCAN
model gaat veranderen. In de toekomst post je je onderzoeksprobleem op een site. Dan blog je: dit lukt me maar niet en ik heb 25.000 dollar over voor de oplossing.”
“We zijn als farmaceuten misschien te laat begonnen in het hele samenwerkingsverband op het gebied van diagnostics. Partnerschappen met bioscience bedrijven en anderen moeten worden opgebouwd. Daar ligt de toekomst.”
“Er zijn grote cultuurveranderingen nodig voor dit open innovatiemodel. Bedrijven beseffen dat ze die cultuurverandering nodig hebben. Er zijn bedrijven die bekend hebben gemaakt dat ze uitdrukkelijk meer naar buiten gaan kijken.”
“Pre-competitieve samenwerking is goed, maar op het moment dat er wat gevonden wordt, loopt er iemand naar een octrooikantoor en vraagt patent aan. Dan rijst de vraag van wie die vondst is. Je moet die dingen goed van tevoren vastleggen. Maar er zit bijna vanzelfsprekend een grote mate van argwaan bij.”
“Ik denk dat de ontwikkelingen op dat gebied veel langzamer gaan dan iedereen denkt. De ontwikkeling van geneesmiddelen is een langetermijnproces. Al die ontwikkelingen die wij nu inzetten in open innovatie, leiden op zijn vroegst over vijftien jaar tot de eerste nieuwe geneesmiddelen.”
De term open innovatie is volgens een aantal respondenten vooral een eufemisme voor de aanstaande grote ontslagrondes binnen de farmaceutische industrie. Bij sommigen leeft de vrees dat de farmaceutische industrie haar vermogen verliest, om zelf een duidelijke bijdrage te leveren aan het ontwikkelen van nieuwe medicijnen. Het merendeel van de geïnterviewden deelt die vrees echter niet.
“Open innovatie is niet hét innovatiemodel voor de 21e eeuw. Het is eerder een eufemisme voor het schrappen van banen bij de onderzoeksafdelingen van farmaceutische bedrijven. De farma wordt door open innovatie misschien slagvaardiger in zijn financieel opereren, maar niet in termen van onderzoek.”
“Een grote farmaceut heeft net bekendgemaakt dat deze minstens 35 procent van zijn onderzoeksgeld wil besteden aan contracten met onderzoekinstituten buitenshuis. Dat bedrijf is zijn fondsen dus heel duidelijk aan het uitspreiden. Dat gaat ten koste van de interne vaste dienstverbanden.”
“Open innovatie is samenwerking met mensen die iets hebben wat jij niet hebt. Er is zo veel kennis buiten de farmabedrijven. Die moet je benutten. Ik kijk daar positief tegenaan.”
“De farmaceutische bedrijven gaan allemaal meer van hun geld buiten de deur besteden. Natuurlijk beseffen ze dat ze niet ineens hun hele eigen research en development afdeling maar moeten sluiten omdat het nu voortaan allemaal van buiten moet komen.”
27
Farma en innovatie
“De grote farmaceutische bedrijven laten zich de kaas van het brood weg eten. Ze hebben te lang vastgehouden aan het model dat jarenlang succesvol is geweest. Dat is op zichzelf niet uniek in de ontwikkelingen van de industrieën, dus ik vind dat ook niet verontrustend.”
“De gedachte dat de tijd van big farma voorbij is, is bespottelijk. Denk niet dat het volgend jaar allemaal anders zal zijn. Dat gaat niet gebeuren.”
Een nieuwe taakverdeling Het open innovatiemodel vraagt een nieuwe definitie van de rol van de farmaceutische industrie in de ontwikkeling van geneesmiddelen. De geïnterviewden verwachten dat de farmaceutische industrie zich steeds meer zal richten op klinisch onderzoek en het tot een product maken en vermarkten van de vondsten van andere partijen.
“De corebusiness van de farma in de toekomst: bijna elk jaar komen er mensen met nieuwe ideeën. Die hebben fondsen, infrastructuur, ontwikkelingskennis en knowhow nodig. Dat zijn wij! Het begint met samenwerking, die na verloop van tijd resulteert in overnames. Daarna komen er weer nieuwe spelers, en zo gaat het verder. Ik zie het model prima werken, net als in de IT-sector.”
“Ik zeg altijd: ik kan in mijn laboratorium op de labtafel alles maken wat ik wil, daar is geen kunst aan. Wat ik niet kan, is dat op grote schaal in de markt zetten. Dat is een heel ander spelletje.”
“Er zal een nieuwe taakverdeling ontstaan tussen farmaceutische bedrijven en universiteiten in de opkomende samenwerkingsverbanden. De ontwikkeling is dat de vondsten van moleculen verder zal worden uitbesteed aan onderzoeksinstituten en universiteiten.”
“Het op de markt krijgen van producten is tegenwoordig een enorme inspanning, die je eigenlijk ook alleen maar in grote bedrijven kunt doen. Die zijn daarbij onmisbaar.”
“Zodra je bij fase 1 of dieronderzoek komt, zit je binnen een farmaceutische firma. Dat zal altijd zo blijven. Alleen de leads komen regelmatig van universiteiten.”
“De farmaceutische industrie is onmisbaar voor de klinische trials. Kleine, innovatieve bedrijven kunnen niet zonder de farma om hun product te testen en op de markt te brengen. Farmaceutische bedrijven zijn heel goed in het traject na de discovery.”
Farma en innovatie
28
QUICK SCAN
6 De marktstructuur en de prikkel tot innovatie Het is van groot maatschappelijk belang dat farmaceutische bedrijven voldoende worden geprikkeld om innovatieve medicijnen op de markt te brengen. Drie zaken zijn van belang voor een optimaal marktsysteem: de toekenning en de duur van het patent, de veiligheidseisen die autoriteiten stellen voordat het medicijn wordt goedgekeurd en het beloningssysteem. Het merendeel van de geïnterviewden vindt dat het huidige marktsysteem niet optimaal functioneert.
“De prikkel tot het op de markt brengen van innovatieve medicijnen is onvoldoende aanwezig.”
“Innovatieve bedrijven krijgen steeds vaker en sneller te maken met twee vormen van concurrentie. Ten eerste komen er steeds sneller vergelijkbare middelen in dezelfde klasse op de markt. Ten tweede wordt de generieke concurrentie steeds sterker. Dat eerste vind ik niet erg, want dat betekent dat de hoeveelheid geld die zal stromen naar de generieke bedrijfstak hetzelfde blijft. Want of het nou naar bedrijf A of B gaat, er komt geld naar die bedrijven. Dat kunnen ze weer in innovatie steken.”
Een minderheid van de geïnterviewden vraagt zich af of een marktsysteem überhaupt invloed heeft op echt innovatieve producten.
“De vraag of het systeem innovatie stimuleert is pervers. Als je een goed idee hebt, dan moet je gewoon zeggen: ik heb zo’n goed product, ik ga het ongeacht het systeem op de markt zetten. Die houding zie ik nog heel veel ontbreken.”
Een te grof patentsysteem Het patentsysteem is een essentieel onderdeel van het innovatieklimaat. Zonder patentsysteem is er geen mogelijkheid om onderzoekskosten terug te verdienen, aangezien concurrerende bedrijven dan met de duurbetaalde vondsten aan de haal kunnen gaan. Het negatieve imago van patenten is volgens de respondenten dan ook onterecht. Er leeft een grote behoefte aan een meer gegradeerd patentsysteem, waarin belangrijke doorbraken in de gezondheidszorg beter worden beloond dan kleine incrementele verbeteringen.
29
Farma en innovatie
“Patenten zijn niet bedoeld om andere mensen te verhinderen om onderzoek te doen. Alle patenten worden gepubliceerd. Het staat iedereen vrij om niet-commercieel onderzoek met de vindingen uit dat patent te doen. Het is een misverstand dat farmaceuten daarmee onderzoek blokkeren. Als wij niet willen dat andere mensen ergens onderzoek mee doen, dan houden we dat geheim.”
“We hebben nu een heel grof patentsysteem. Als jij je patent verliest dan mag ik een generic maken van jouw molecuul. Er zijn veel meer nuances mogelijk. Ik denk dat er een enorme stimulus gelegd moet worden op mechanistische innovatie. Technische innovaties en toedieningsvormen moeten gewoon minder beloond worden. Dan krijg je niet allemaal van die line-extensions.”
“Ik ben voorstander van een gegradeerd patentrecht. Wanneer iemand een volstrekt nieuwe manier vindt om ziektes te behandelen, dan mag die daar heel veel aan verdienen. Ook als je meerijdt op andere treinen mag je geld verdienen, maar op een andere manier. Dat hoeft dan niet meer door marktexclusiviteit. Dat kan door slimme prijzen te rekenen of door goede service te bieden, gewoon zoals iedereen verdient aan een product.”
“Die patentklif waar iedereen over praat, moet een heuvel worden.”
De respondenten zijn verdeeld over de vraag of kleine, stapsgewijze innovatie in het huidige patentsysteem te veel beloond wordt.
“Incrementele innovatie is vaak gericht op het verlengen van een patent op het moment dat het verloopt. Dat brengt dus weinig nieuws.”
“Je hebt twee verschillende soorten innovatie: doorbraken en incrementele verbeteringen. Mijn stelling is dat je ze allebei nodig hebt. De kans dat je doorbraken realiseert is zo klein, daar kun je zelfs een groot bedrijf niet op funden.”
“Doorbraken zijn moeilijk snel te ontwikkelen. Daardoor hebben farmaceutische bedrijven bij incrementele innovatie langer profijt van hun patent dan bij doorbraken. Ik denk dat men maatschappelijk gezien het omgekeerde zou willen.”
Een streng goedkeuringsbeleid De regels die overheden stellen aan de veiligheid van medicijnen zijn de afgelopen jaren strenger geworden. Overheden eisen meer duidelijkheid over de risico’s die aan nieuwe medicijnen kleven. Ook zeldzame bijwerkingen moeten onderzocht worden. Er is sprake van een maatschappelijke afweging tussen meer veiligheid en een groter assortiment medicijnen op de markt. Het merendeel van de geïnterviewden denkt dat de huidige regelgeving een te grote nadruk legt op het vermijden van risico.
“Je ziet dat na wat incidenten van de laatste jaren, Vioxx was bijvoorbeeld een groot incident, de paniek toeslaat bij
Farma en innovatie
30
QUICK SCAN
de regelgevers. Die stellen ineens zeer hoge eisen aan de mate waarin je de veiligheid van medicijnen moet kunnen aantonen. Terwijl je dat eigenlijk pas in de praktijk kunt doen. Die eisen leiden tot grote vertragingen, lange discussies, en eisen om de studies veel groter te maken, om zo ook zeldzamere bijwerkingen te kunnen vinden. Je creëert er echter alleen maar schijnveiligheid mee.”
“Strenge veiligheidseisen maken het moeilijker om medicijnen te ontwikkelen. Maar om de overheid de zwarte piet toe te spelen, is me te kort door de bocht. Het probleem is in de Verenigde Staten groter dan hier.”
“De Food and Drug Administration in de Verenigde Staten en de Europese registratie-instanties worden strenger. Ze vragen meer data, studies en vergelijkingen met andere therapieën. Dat kost ook extra tijd en extra geld.”
“Europa is de clinical trials aan het verliezen aan de rest van de wereld. De regelgeving moet beter worden geharmoniseerd op Europees niveau. Een poging tot harmonisatie is in de diverse landen niet gelukt.”
“Het is altijd makkelijker om een nieuw geneesmiddel niet goed te keuren. Dan kun je nooit betrapt worden op het toelaten van een risico. We moeten als industrie helder zijn over het feit dat wij geen geneesmiddelen kunnen ontwikkelen zonder bijwerkingen. Die bestaan niet.”
“Mensen willen een pilletje niet omdat die pil ze een verhoogd risico geeft op een bijzonder zeldzame ziekte. Maar ze steken wel door het rode licht de straat over. Ze begrijpen niet dat ze daarmee inconsistent handelen.”
Beloningsstructuur De farmaceutische industrie kan alleen producten op de markt brengen wanneer er een goed perspectief bestaat op het terugverdienen van de ontwikkelingskosten. Overheden bepalen welke medicijnen door henzelf of verzekeraars vergoed worden. Zij worden geconfronteerd met de vraag of de door medicijnen geleverde verbetering in de kwaliteit van leven van de patiënten opweegt tegen het vergoeden van de ontwikkelingskosten.
“De introductie van nieuwe geneesmiddelen loopt langs veel verschillende schijven. Er wordt eerst gekeken of een nieuw geneesmiddel voor vergoeding in aanmerking komt. Vervolgens is er een discussie over wat die vergoeding dan is. Dit zorgt voor onzekerheid en er gaat veel tijd mee heen.”
“Overheden zijn niet meer bereid om te betalen voor een middel dat een klein extra voordeel heeft voor de patiënt wanneer er andere, goedkopere opties zijn voor dat ziektebeeld. Daar ligt het dilemma.”
“Je kunt misschien met een nieuw middel komen waarop 10 procent meer patiënten reageert. Dan is de kwestie in hoeverre de overheden bereid zijn om daarvoor te betalen. Maar inmiddels heb je als farmaceutisch bedrijf een miljard geïnvesteerd in het ontwikkelen van dat nieuwe medicijn. In de toekomst moeten we technieken vinden om te kunnen
31
Farma en innovatie
voorspellen voor welke patiënten het nieuwe middel de meeste waarde brengt. Voor die patiënten moet dat middel dan vergoed kunnen worden.”
“Al heel lang moeten we vanuit geneesmiddelenontwikkeling een stukje farmaeconomie neerzetten, waarin we laten zien dat wat we doen ook bijdraagt in economische zin.”
“Farmaceutische industrieën hebben wel degelijk de wil om nieuwe producten te ontwikkelen, maar kijken tijdens de ontwikkeling van nieuwe medicijnen sterk naar in welke niche en in welke categorie hun product zal vallen. De vraag wat dat voor vergoeding oplevert speelt sterk.”
Farmaceuten worden al in het onderzoek naar nieuwe medicijnen sterk beïnvloed door het vergoedingsklimaat. De doorontwikkeling van medicijnen voor bepaalde ziekten dreigt volgens een aantal geïnterviewden te stokken. “Ik ben zeer voor het stapsgewijs doorontwikkelen van medicijnen. Neem de auto-industrie. In de jaren ‘50 kocht je een auto met vier wielen, een stuur, een rem en een gaspedaal. Als je er nu een koopt, heeft hij hetzelfde. Volgens het geneesmiddelenvergoedingssysteem zou hij dus hetzelfde moeten kosten. Toch denk ik dat je niet meer in die auto van de jaren ‘50 wilt rijden, maar dat je er eentje van de jaren 2000 wilt hebben.”
“Als je puur objectief kijkt naar de vergoedingscriteria in de meeste Westerse landen, is het niet meer de moeite waard om te blijven investeren op ziektebeelden als cholesterol of hoge bloeddruk. Een grote farmaceut heeft bijvoorbeeld onlangs aangekondigd dat deze helemaal stopt met cardiovasculair onderzoek. Want het heeft geen zin meer. Je krijgt je producten niet vergoed. Op de lange termijn is dit een probleem, want we zullen weinig vernieuwingen zien bij deze ziektebeelden.”
Nieuwe, intelligente manieren om medicatie op de markt te introduceren kunnen het onderzoek rendabeler maken. De overheid zou een actieve rol op zich moeten nemen in het vermarkten van innovatieve producten.
“De overheid zou deelgenoot moeten zijn in de innovatie. Er moet een klimaat gecreëerd worden waarin producten die een aantoonbaar voordeel in de gezondheidszorg bieden, eerder vergoed worden. Dat zou, alvorens een vergoeding wordt gegeven, op basis van onderzoek kunnen worden aangetoond. Op die manier leveren producten eerder iets op voor de producent. Tegelijkertijd wordt het effectiviteitsdossier opgebouwd en komen de producten eerder beschikbaar voor de patiënt.”
“Kijkend naar de aandelenprijzen van die nichebedrijfjes, denk ik weleens: hier is een enorm rijke goudader aangeboord. Maar die wordt dan ook maximaal geëxploiteerd. Je zou als overheid een deel van het risico kunnen delen. Als tegenprestatie krijgt de overheid dan ook een deel van de winst in de vorm van een iets reëlere positionering van het medicament.”
“De overheid zou een rol kunnen spelen binnen de innovatie door als launching customer op te treden. Zo kunnen nieuwe producten gemakkelijker naar de markt gebracht worden.”
Farma en innovatie
32
QUICK SCAN
7 Nederland innovatieland Nederland behoort niet tot de farmaceutische wereldtop. Het heeft de leidende positie die het had in onderzoek en ontwikkeling verloren. De grote fusiegolf in de farma zal de Nederlandse bedrijven volgens sommigen hard raken.
“Wij moeten niet proberen om nog te competeren met landen als Zwitserland en de Verenigde Staten als het gaat om innovatief onderzoek in de farma-industrie. Die landen halen we nooit meer in. Dat is net zoiets als op je 43e nog proberen om de 100 meter in 10 seconden te lopen.”
“De Nederlandse farmaceutische industrie weet helemaal niet meer wat innoveren is. Ze zullen daar nog jarenlang ontzettend veel geld in pompen, maar er zal weinig uitkomen.”
“Als je in de farmaceutische industrie werkt in Nederland, zul je moeten accepteren dat Nederland niet het leidende land van de farmaceutische industrie is in de wereld en dat ook nooit zal worden.”
“Ik denk dat de grote bedrijven het in Nederland uiteindelijk heel erg moeilijk gaan krijgen. Dat zie je natuurlijk al gebeuren: die worden opgekocht door de anderen en dan word je gereduceerd tot een, in het beste geval, Center of Excellence for indication X, maar voor de rest ben je productiebedrijf. Die trend zal zich de komende jaren alleen maar versterken.”
“Zonder Nederlandse farmaceutische bedrijven kunnen innovatieve projecten en ideeën niet in ons eigen land tot een product worden gemaakt.”
Ondanks de kritiek ziet het merendeel van de geïnterviewden grote mogelijkheden voor de Nederlandse farmaceutische industrie. Daarbij is het voor de farma van belang om zich te richten op haar krachten. Een focus op het Nederlandse onderzoeksklimaat is essentieel. Daarbij hebben verschillende partijen een belangrijke rol te spelen.
“Nederland is nog steeds leidend qua infrastructuur in de universitaire centra. We hebben absolute topwetenschappers op gebieden als oncologie, hart- en vaatziekten, vaccins en infectieziekten. Dat is de ene kant. Aan de andere kant heb je te maken met heel trage processen. Time-lines. Dat maakt Nederland gewoon oncompetitief.”
“Op klinisch gebied is Nederland zeker een van de toplanden van Europa.”
33
Farma en innovatie
“Hoofddoelstelling is voor mij de erkenning dat de wereld nu zo competitief is geworden dat Nederland niet meer bijzonder is. Nederland is ooit koploper geweest in innovatie, in farmaceutische research & development. Dat is nu niet meer zo, maar de kans om Nederland weer koploper te maken, is er. Maar daarvoor hebben we echte samenwerking nodig. De farmaceutische sector moet gezien worden als een cruciale partner om Nederland vooruit te krijgen.”
Nederland heeft een vooraanstaande positie op biofarmaceutisch gebied. Een deel van de geïnterviewden is voorstander van een sterke focus op dit gebied. De biofarma moet volgens hen een speerpunt vormen.
“Echte innovatie zal in Nederland komen van startende biotechbedrijfjes. Dan krijg je de Amerikaanse benadering: ze komen op en gaan weer failliet, of ze worden opgekocht. Als ze failliet gaan is dat overigens prima. Dat vinden we geloof ik alleen in Nederland nog erg. Ik denk ook dat universiteiten daar een rol in gaan spelen.”
“We moeten zeggen dat biofarmaceutisch onderzoek een speerpunt is voor Nederland. Nederland is competitief op dit vlak en hoort tot de wereld top vijf.”
“We moeten het in Nederland vooral van de biotechnologiebedrijven hebben. Ik hoop dat de overheid een selectie maakt van een aantal topbedrijven, en die langdurig financieel ter zijde blijft staan. Wetenschappers moeten worden begeleid in het ontwikkelen van banden met de farma, investeerders en andere partijen. Ze moeten worden geholpen met het commercialiseren van hun kennis.”
“Het debat over waar Nederland heen moet in de komende vijf à tien jaar is begonnen. We moeten de komende jaren een biofarmaceutische hub creëren in dit land. Ik denk dat als al die scientific leaders, de hoofdonderzoekers, de facts and figures met de politiek zouden delen, ze dat voor elkaar zouden krijgen. Daarom ben ik optimistisch.”
“Ik denk dat biotech start-ups in Nederland voor wel 70, 80 procent overheidsgefinancierde instituties zijn. Dat zijn helemaal geen bedrijven, die bestaan omdat er allemaal subsidiepotten zijn waaruit zij kunnen putten.”
Het Nederlandse innovatieklimaat De geïnterviewden oordelen gemengd over het Nederlandse innovatieklimaat. Het gevoel leeft dat farmaceutisch onderzoek nog te weinig op de kaart staat bij de Nederlandse overheid.
“Als je echt wilt innoveren en je wilt als bedrijf snel iets terugzien voor de geïnvesteerde euro, dan is Nederland niet bepaald de eerste markt waar je aan denkt voor producten in de gezondheidszorg.”
“Ik denk dat de Nederlandse overheid erg ambivalent is in haar innovatiebeleid. We zien dat nu weer met de vaccinindustrie. De overheid haalt de stekker uit het Nederlandse vaccininstituut, maar stapt vervolgens wel weer naar de industrie om vaccins in te kopen.”
Farma en innovatie
34
QUICK SCAN
“De farmaceutische industrie zit in Nederland niet aan tafel bij het innovatieplatform. Door een cultuur van wantrouwen worden we niet betrokken in strategische discussies en groepen die de positionering van Nederland als topland voor research en development moeten verdedigen. Dat is een gemiste kans.”
”Ik bespeur bij ministeries een veel positievere stem over de farma dan een aantal jaar geleden. Ik ben wel van mening dat de overheid het onderzoeksklimaat in Nederland onvoldoende stimuleert. Nederland heeft zich gecommitteerd aan de Lissabon-norm: 3 procent van het bruto binnenlands product bijdragen aan research en development. Ik geloof dat 2010 het einde van die periode is en we zitten nog niet op de helft. België doet twee keer zoveel als wij.”
De overheid zou volgens de meerderheid van de geïnterviewden een krachtigere rol moeten spelen bij het stimuleren van het onderzoeksklimaat. Men is positief over de stappen die de laatste jaren zijn gezet. Toch is een extra stukje industriepolitiek gewenst.
“De overheid is meer een regisseur dan een directeur als het gaat om het op de markt brengen van innovatieve producten in de gezondheidszorg.”
“Ik ben positief over het Nederlandse innovatieklimaat in de zin dat er in de laatste jaren door de overheid een zekere focus en centrale coördinatie komt qua onderzoeksstructuren. Alles bij elkaar praat je over zo’n 1.2 miljard euro die daar in wordt gestoken.”
Het Nederlandse innovatieklimaat kan nog sterk worden verbeterd door de verschillende regels en eisen die worden gesteld aan het vereenvoudigen en harmoniseren van onderzoek.
“Er zijn natuurlijk in Nederland heel wat issues qua onderzoek. Als je humaan onderzoek wilt doen in dit land, is het heel complex.”
“Ik denk dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de centrale en lokale toetsingsorganen en de farmabedrijven in serieus gesprek moeten gaan met elkaar, om de processen rond onderzoek in Nederland te bestrijden. Nederland heeft natuurlijk heel veel kennis op bepaalde gebieden. Die moeten we benutten.”
“De samenwerking tussen universiteiten ontbreekt. Rotterdam praat niet met Amsterdam. Leiden heeft eigen regels. Als je met al die universiteiten tegelijkertijd wil samenwerken dan moet je aan allerlei verschillende regels voldoen. Dat is zeer inefficiënt.”
Samenwerkingsverbanden Er wordt door de respondenten een groot belang gehecht aan de samenwerkingsverbanden tussen overheid, farma, universiteiten, biotechnologische en medisch technologische bedrijven. Deze verbanden zijn volgens hen een cruciaal
35
Farma en innovatie
element voor het toekomstige innovatieklimaat. Van overheidswege zou meer gedaan kunnen worden om deze samenwerkingsverbanden te promoten.
“De samenwerkingsverbanden zijn een van de grote krachten van het Nederlandse innovatieklimaat.”
“De verstrengeling en verweving van activiteiten van bedrijven en academici zijn belangrijke ontwikkelingen. De overheid speelt daar een katalyserende rol in. De afgelopen jaren is in Nederland het een en ander op poten gezet om dit proces te begeleiden. Dat lost niet alles op, maar het is wel een bijdrage.”
“De samenwerkingsverbanden in Nederland bevinden zich kwalitatief in de middenmoot. Wij schieten tekort in het omzetten van fundamenteel onderzoek in uiteindelijke output in klinische toepassingen.”
“Ik denk dat we qua samenwerkingsverbanden in Nederland voorlopen. Mensen komen vanuit het buitenland hier kijken hoe we dat doen.”
“Universiteiten kunnen een soort spin-in-het-web-functie vervullen in die open innovatienetwerken. Ik zie veel in universiteiten die grote één op één samenwerkingsverbanden met industrieën hebben. Natuurlijk worden universiteiten hiertoe ook een beetje gedwongen door de wat beroerde financiering door de overheid.”
De afgelopen jaren is door de overheid een aantal instituten opgezet om deze samenwerkingsverbanden op een hoger niveau te brengen. Zo richt het Top Instituut Pharma zich op de samenwerking tussen de farmaceutische industrie, biotechnologische bedrijven en universiteiten. Het Center for Translational Molecular Medicine richt zich op de samenwerkingsverbanden tussen bedrijven in de medische technologie, IT en farmacie. Het grote belang van deze initiatieven wordt door vrijwel alle geïnterviewden onderkend.
“Top Instituut Pharma is een Nederlands voorbeeld van een poging om wat meer research terug te brengen naar Nederland. Door in heel Europa expertisecentra te bouwen, gericht op basale research, kun je de samenwerking tussen farma en universiteiten beter vorm geven. Je krijgt dan echt een versnelling van een aantal zaken.”
“Ik denk dat de publiek private samenwerkingsverbanden in Nederland uitermate goed functioneren, mede dankzij de goede steun van de overheid. Door samenwerking waar aan de ene kant de industrie, maar aan de andere kant onderzoeksinstellingen betrokken zijn, kunnen echte doorbraken worden gerealiseerd. De partijen hebben elkaar ook nodig om innovaties in de gezondheidszorg snel te implementeren in de klinische praktijk.”
“Er moet veel meer worden geïnvesteerd in samenwerkingsverbanden. Het Topinstituut Pharma en andere topinstituten zijn een prima start. De overheid en andere partners moeten hierin blijven investeren.“
De band tussen farmaceuten en academici lijdt nog altijd onder de vrees van onderzoekers om hun onafhankelijkheid te
Farma en innovatie
36
QUICK SCAN
verliezen. Dit lijkt een typisch Nederlands fenomeen. De geïnterviewden stellen dat deze angst ongegrond is, maar wel een obstakel vormt om de synergie tussen de branches te bevorderen.
“Voor een individuele onderzoeker is samenwerking met een farmaceutisch bedrijf iets wat zeer kritisch wordt bekeken. De transparantie die gevraagd wordt is terecht. Maar het heeft automatisch ook de teneur dat wanneer je als wetenschapper ook maar een beetje samenwerkt, je bepaalde rollen niet meer kunt opnemen. Dan ben je als onderzoeker besmet.”
“Ik zie grote mogelijkheden in de groeisamenwerking tussen industrie en universiteit. Maar daar rust een groot taboe op. Want op het moment dat een dokter iets met de bedrijven doet, is hij al ongeloofwaardig. Dan wordt hij besmet.”
“Academici en farmaceuten wilden vroeger nooit samenwerken. Dat is denk ik een generatieding geweest. Ik geloof dat die verhoudingen nu enorm veranderd zijn. In consortia wordt intensief en respectvol samengewerkt tussen de twee partijen. Mensen vinden dat leuk en zien de meerwaarde.”
“Dat taboe op samenwerking is natuurlijk ongelooflijke flauwekul, want bij topuniversiteiten als het MIT en Harvard gaat dat prima. Daar loopt geen professor rond zonder dat hij een gesponsord shirt aan heeft.”
“Bij een farmabedrijf lopen academici rond. Het is precies hetzelfde als op een universiteit: die mensen willen iets uitvinden, die denken helemaal niet aan geld. Dat is net zo ethisch als any other place.”
37
Farma en innovatie
Farma en innovatie
38
QUICK SCAN
Concluderend
Het weer op gang krijgen van de innovatiestroom is de absolute topprioriteit van de farmaceutische industrie. De afnemende productie van nieuwe medicijnen door de farmaceutische industrie wordt niet veroorzaakt door een gebrek aan fondsen of moeite. Nu de meeste conventionele medicijnen zijn uitgevonden, zal het voor de farmaceutische industrie moeilijker worden om op innovatieve wijze bij te blijven dragen aan de gezondheidszorg van de toekomst. Nieuwe strategische keuzes en partnerschappen zijn onontbeerlijk.
De van oudsher door de farma gehanteerde definitie van innovatie was simpelweg: ‘de ontwikkeling van nieuwe moleculen’. Deze definitie is niet meer van deze tijd. Tal van andere nieuwe vindingen, zoals verbeterde toedieningsvormen en stappen richting gepersonaliseerde medicatie, zullen de effectiviteit van bestaande geneesmiddelen sterk verhogen. Deze innovaties zijn relatief goedkoop en eenvoudig te realiseren, terwijl hun positieve effect net zo evident is als dat van nieuwe medicinale stoffen.
Nieuwe partijen dienen zich aan op het veld van de gezondheidszorg. Bedrijven als Philips en DSM richten zich op de farmaceutische markt. De eerste bracht de I-pil op de markt, een toedieningsvorm die weet wanneer, waar en hoeveel medicijnen de patiënt nodig heeft. DSM beweegt zich in de richting van gepersonaliseerde medicatie, door testen te ontwikkelen die helpen bepalen welke medicijnen in welke dosis geschikt zijn voor de individuele patiënt.
Vaststaat dat de industrie minder dan ooit nieuwe medicatie volledig zelf zal ontwikkelen. Samenwerkingsverbanden met universiteiten, biotechnologiebedrijven, medische technologiebedrijven en patiëntenverenigingen zullen steeds belangrijker worden. Innovatie in de gezondheidszorg wordt steeds meer een multidisciplinaire activiteit. De tijd van het achter gesloten deuren ontwikkelen van medicatie is voorbij. De van oudsher stroeve banden tussen de industrie en andere branches, met name de academische wereld, zullen verder moeten worden verbeterd.
Dit soort open innovatie lijkt een goede, bij deze tijd passende ontwikkeling. De farmaceutische industrie moet zich richten op haar eigen kwaliteiten en tegelijkertijd open staan voor de inbreng van andere partijen. Van een van oudsher
39
Farma en innovatie
enigszins gesloten sector zal de farma zich moeten ontpoppen tot een faciliterende branche, die de innovatie ideeën van anderen en haarzelf op de markt brengt. Dit transformatieproces is nu in volle gang.
Het veranderingstraject dat hiervoor noodzakelijk is, is bij de meeste farmaceutische bedrijven in volle gang. De omslag zal echter niet zonder slag of stoot plaatsvinden. In de ogen van critici verliest de industrie door open innovatie het vermogen om zelf het verschil te maken voor de innovatieve gezondheidszorg. De nadruk op open samenwerkingsverbanden is in hun ogen vooral een excuus om te bezuinigen op de eigen onderzoeksafdeling. Anderen waarschuwen dat de tijd die benodigd is om open partnerschappen vorm te geven, zwaar wordt onderschat.
Is Nederland als innovatieland klaar voor deze ontwikkelingen in de farmaceutische wereld? Positief zijn initiatieven als Top Instituut Pharma en andere samenwerkingsverbanden tussen farmaceuten en innovatiepartners, die op een steeds hoger niveau komen te liggen. Maar er is ook behoefte aan meer leiderschap vanuit de overheid. Een stukje industriepolitiek zou het Nederlandse innovatieve farmaklimaat zeker geen kwaad doen. Er is een grote behoefte aan een sterkere focus in het onderzoeksklimaat. De Nederlandse farmaceutische industrie kan zich zo richten op haar eigen kwaliteiten: haar infrastructuur, knowhow, ontwikkelingskennis en uitstekende klinisch onderzoek. Samen met de andere partijen in de gezondheidszorg kan zo de grootste vooruitgang worden geboekt.
Farma en innovatie
40
BIJLAGEN
Bijlage 1 deelnemerslijst quick scan Adam Cohen Directeur Centre for Human Drug Research
Arwin van der Linden PricewaterhouseCoopers
Cees Smit Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie
Chirfi Cuindo Directeur Merck Sharp & Dohme BV
Erik Frijlink Hoogleraar Farmaceutische Technologie en Biofarmacie
Ernst Kuipers Hoofd afdeling Maag Darm en Leverziekten van het Erasmus MC
Frank Bongers Voorzitter Bogin
Gerrit Tent Voorzitter Biofarmind
Hans Hofstraat Vice President Philips Research
Rob van Leen Chief Innovation Officer DSM
Rob Liskamp Hoogleraar Medicinal Chemistry Universiteit Utrecht
Ton Rijnders Vice President Schering Plough
Willem de Laat Managing Director TI Pharma
Farma en innovatie
42
BIJLAGEN
Bijlage 2 Vragenlijst Vragen quick scan ‘Farma en innovatie’
TOEKOMST INNOVATIE 1. Welke bijdrage levert de innovatie van de farmaceutische bedrijven aan de gezondheidszorg? 2. Besteedt de farmaceutische industrie verhoudingsgewijs voldoende geld en aandacht aandaadwerkelijk innovatief
onderzoek?
3. Van wie is de komende vijf jaar de meeste innovatie op geneesmiddelengebied te verwachten:
de farmabedrijven, de biotechnologiebedrijven of (fundamenteel) wetenschappelijk onderzoek bij universiteiten?
4. Wat zal de verhouding tussen deze drie in de toekomst zijn?
MARKTSTRUCTUUR 5. Is de prikkel tot het op de markt brengen van innovatieve medicijnen nog voldoende aanwezig? 6. Wat is de invloed van het huidige marktsysteem op greenfielding en het ontwikkelen van me too’s? 7. Is het huidige systeem van financiering door patentrecht internationaal op de lange termijn houdbaar? 8. Wat is uw mening over de bijdrage aan innovatie van een premie op wetenschappelijke doorbraken, of van het
meewegen van de meerwaarde van een medicijn (ten opzichte van wat al bestaat) bij de vergoeding?
9. Er wordt gezegd dat het steeds meer geld kost om nieuwe medicijnen te ontwikkelen. Bent u het daarmee eens?
Zo ja, wat is de reden daarvan? Zo nee, waarom niet?
10. Welke invloed heeft de huidige overnameronde in de farmaceutische branche en bij biotechnologiebedrijven op
de innovatieve kracht van de industrie?
HET NEDERLANDSE INNOVATIEKLIMAAT 11. Speelt Nederland in de toekomst nog een rol bij de ontwikkeling van innovatieve geneesmiddelen? Zo ja, welke? 12. Hoe verhoudt het innoverende vermogen van Nederland zich tot dat van concurrerende landen? 13. Hoe belangrijk is onderzoek naar nieuwe medicijnen in Nederland voor het draagvlak van de farmaceutische
industrie in de samenleving?
14. Bent u van mening dat de Nederlandse overheid onderzoek naar nieuwe medicijnen voldoende stimuleert?
43
Farma en innovatie
Het Glazen Zaal Debat is een serie gespreksbijeenkomsten waarbij vertegenwoordigers uit de samenleving en de farmaceutische industrie met elkaar in discussie kunnen gaan over belangwekkende thema’s die de gezondheidszorg raken. De bijeenkomst heeft het karakter van een open debat waarbij alle aanwezigen de kans krijgen om mee te discussiëren. Het initiatief voor het ‘Debat in de Glazen Zaal’ past in het veranderingstraject dat de farmaceutische industrie in Nederland heeft ingezet, waarbij een sterk accent ligt op een transparante, intensieve maatschappelijke dialoog. Nefarma wil zich hierin profileren als gesprekspartner namens de sector en haar maatschappelijke oriëntatie duidelijk zichtbaar maken.