Bijlage 6 - Verslag vooroverleg en inspraak
bestemmingsplan ‘Buitengebied herziening 2014, bedrijventerrein De Hogewaard en Van Heemstraweg’ VERSLAG VOOROVERLEG EN INSPRAAK
VONDERWEG 14, 5616 RM EINDHOVEN TELEFOON 040 257 13 36 TELEFAX 040 257 02 90 AMERIKALAAN 70C, 6199 AE MAASTRICHT -AIRPORT TELEFOON 043 326 16 60 TELEFAX 043 326 16 64
[email protected]
WWW.TONNAER.NL
status: datum: projectnummer: adviseur:
definitief 22 april 2014 202630R.2014 Asn
Inhoudsopgave 1
Procedure
1
1.1
Vooroverleg
1
1.2
Inspraak
1
1.3
Leeswijzer
1
Vooroverleg
2
2 2.1
Provincie Gelderland
2
2.2
Waterschap Rivierenland
2
2.3
Veiligheidsregio Gelderland-Zuid
3
3
Inspraak
4
3.1
G.J.M. Verhoeven namens W.K.F. Vermeulen
4
3.2
W. Braam namens De Kleijn B.V.
5
3.2
C.G.J.M. Termaat Jagtenberg Beheer B.V.
6
4
Ambtshalve wijzigingen
Buitengebied herziening 2014, bedrijventerrein De Hogewaard en Van Heemstraweg
10
Verslag vooroverleg en inspraak
1 Procedure 1.1 Vooroverleg Het voorontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied herziening 2014, bedrijventerrein De Hogewaard en Van Heemstraweg (hierna: het bestemmingsplan) is in het kader van het wettelijke vooroverleg (artikel 3.1.1 Bro) aan diverse instanties toegezonden met het verzoek hun opmerkingen over dit bestemmingsplan kenbaar te maken. De volgende instanties hebben een reactie gegeven: Provincie Gelderland, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem (brief d.d. 12 maart 2014, ontvangen 13 maart 2014); Waterschap Rivierenland (advies via digitale watertoets d.d. 11 februari 2014, dossiercodes 20140211-9-8439 en 20140211-9-8440); Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (emailbericht d.d. 6 maart 2014). 1.2 Inspraak Het bestemmingsplan heeft voorts vanaf 20 februari tot en met 2 april 2014 ter inzage gelegen in het kader van de inspraakprocedure. Gedurende deze termijn konden overeenkomstig het bepaalde in de inspraakverordening inspraakreacties worden ingediend. De volgende personen hebben een inspraakreactie/zienswijze ingediend: G.J.M. Verhoeven, Heesterveld 19, 5271 XM Sint-Michielsgestel, namens W.K.F. Vermeulen, Langestraat 39 te Heerwaarden (d.d. 7 maart 2014, ontvangen 10 maart 2014); Mr. W. Braam, Kampweg 50, 5451 PR Mill, namens De Kleijn B.V. (d.d. 27 maart 2014, ontvangen 28 maart 2014); Mr. M. Termaat van Van Iersel Luchtman Advocaten, Postbus 44, 5201 AA Den Bosch, namens Jagtenberg Beheer B.V., Hogewaard 12 te Heerewaarden (d.d. 27 maart 2014, ontvangen 27 maart 2014). 1.3 Leeswijzer In dit verslag worden achtereenvolgens de vooroverlegreacties en inspraakreacties samengevat, waarna het standpunt van burgemeester en wethouder is weergegeven. De samenvattingen van de reacties hebben overigens slechts tot doel om de leesbaarheid van dit verslag te vergroten. Bij de beoordeling van de reacties zijn de volledige brieven met bijlagen, zoals deze bij de gemeente zijn ingediend, betrokken.
Buitengebied herziening 2014, bedrijventerrein De Hogewaard en Van Heemstraweg
1
2 Vooroverleg 2.1
Provincie Gelderland
Samenvatting reactie a. In het uitgevoerde onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur is geconcludeerd dat er geen nadelige effecten optreden op het Natura 2000-gebied Uiterwaarde Waal en de ecologische hoofdstructuur. Bij de effectbeoordeling is echter niet gekeken naar de effecten van lichtverstoring. Geadviseerd wordt dit alsnog te onderzoeken omdat effecten niet op voorhand zijn uit te sluiten. b. De gehanteerde systematiek waarbij geen aparte verbeelding bij het bestemmingsplan is gevoegd, is mogelijk, maar geadviseerd wordt wel een nieuwe verbeelding bij te voegen. Standpunt college a. Door Bureau Waardenburg is dit aspect alsnog betrokken in het onderzoek. Verwezen wordt naar het aangevulde onderzoek. b. Omdat het vigerende bestemmingsplan een analoog plan is, is het niet nodig van de partiële herziening daarvan wel een digitaal bestemmingsplan te maken. Door de keuze om een verbeelding (plankaart) geen onderdeel te laten uitmaken van de partiële herziening kan deze ingevolge het overgangsrecht analoog worden vastgesteld. Conclusie De vooroverlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wel zal naar aanleiding van de reactie de in de regels opgenomen kaart worden geschaald (en ook worden voorzien van een schaalaanduiding). Een nader onderzoek naar de effecten van lichthinder wordt niet noodzakelijk geacht omdat het bestemmingsplan niet leidt tot een toename van lichthinder ten opzichte van de feitelijk en juridisch bestaande situatie. Het advies van Bureau Waardenburg is op dit punt aangevuld.
2.2
Waterschap Rivierenland
Samenvatting reactie Er vindt geen aanpassing in bebouwing of ruimte plaats. Het waterschap heeft geen bezwaar tegen dit plan. Het plan hoeft niet meer te worden voorgelegd aan het waterschap. Standpunt college Het digitale wateradvies c.q. de uitkomst van de digitale watertoets is voor kennisgeving aangenomen. Conclusie Er is geen aanpassing van het bestemmingsplan nodig.
Verslag vooroverleg en inspraak
2
2.3
Veiligheidsregio Gelderland-Zuid
Samenvatting reactie Uit de toelichting van het bestemmingsplan blijkt niet dat het groepsrisico zou moeten worden verantwoord. Aangenomen wordt dat deze conclusie juist is. De Veiligheidsregio heeft geen opmerkingen over het bestemmingsplan. Standpunt college Deze reactie is voor kennisgeving aangenomen. Er is geen aanleiding voor een verantwoording van het groepsrisico. Conclusie Er is geen aanpassing van het bestemmingsplan nodig.
Buitengebied herziening 2014, bedrijventerrein De Hogewaard en Van Heemstraweg
3
3 Inspraak
3.1
G.J.M. Verhoeven namens W.K.F. Vermeulen
Samenvatting reactie a. Binnen het bestemmingsplan Bedrijventerrein Langestraat West 1 waren de percelen Langestraat 37, 37a en 39 te Heerewaarden bestemd voor bedrijven tot maximaal milieucategorie 3 (vergelijkbaar met de huidige categorieën 3.1 en 3.2). In het onderhavige bestemmingsplan is in het perceel een scheidingslijn aangebracht waardoor op het oostelijk deel van het bouwvlak maximaal milieucategorie 3.1 is toegestaan. Deze beperking rust echter op een te groot deel van het perceel. Volstaan kan worden met een cirkel met een diameter van 100 meter vanuit het dichtstbij gelegen bouwvlak van de burgerwoning. De onnodige beperking leidt nog steeds tot planschade. b. Binnen het voornoemde bestemmingsplan waren tevens zelfstandige kantoorfuncties toegestaan. Het vervallen van deze mogelijkheid in het thans geldende bestemmingsplan wordt niet gerepareerd in onderhavig bestemmingsplan. c. Het concept-aanvullend advies van SAOZ (bijlage 1 bij de toelichting) is op diverse punten onjuist en onvolledig: De vergroting van het bestemmingsvlak in zuidelijke richting is ten onrechte als voordeel aangemerkt omdat de betreffende grond geen eigendom is van inspreker. Kantoren zijn ten onrechte als zelfstandige functie meegenomen in de nieuwe situatie. Er wordt aan voorbij gegaan dat vanwege huurderving sinds inwerkingtreding van het thans geldende bestemmingsplan reeds schade wordt ondervonden. Onderhavig bestemmingsplan vormt daarvoor geen compensatie. Standpunt college a. Doel van het bestemmingsplan is om de onevenredig hoge planschade in natura te compenseren. De in het thans nog vigerende bestemmingsplan (Buitengebied, binnendijks deel) wegbestemde mogelijkheden (uit het bestemmingsplan Bedrijventerrein Langestraat West I) die onevenredig hoge planschade veroorzaken, worden daarom teruggebracht middels onderhavig bestemmingsplan. Dit betreft de milieucategorie van het aanwezige bedrijf, die nu niet alleen (beperkt) voor het bestaande bedrijf, maar generiek wordt bestemd, voor zover dit destijds was toegestaan. Dat betekent dat ook de destijds geldende scheidslijn (tussen categorie 3.1 en 3.2) wordt aangehouden. Deze was destijds als zodanig opgenomen niet alleen in verband met de aanwezigheid van de woning, maar ook om een toekomstige uitbreiding van het woongebied niet te belemmeren. Deze motivering geldt thans nog steeds: het is niet gewenst nieuwe belemmeringen op te werpen voor een ontwikkeling van het dorp in westelijke richting. Wanneer overigens zoals voorgesteld een cirkel getrokken zou worden, zou deze tot een onlogische verdeling binnen het perceel leiden (de cirkel zou bijvoorbeeld dwars door een bestaand gebouw lopen).
Verslag vooroverleg en inspraak
4
b. Zoals aangegeven is het doel van het bestemmingsplan om de onevenredige planschade weg te nemen. In eerste instantie waren de mogelijkheden voor zelfstandige kantoren daaronder niet begrepen, maar inmiddels moeten wij constateren dat het gewenst is ook deze mogelijkheden terug te brengen. In het bestemmingsplan zullen derhalve de voorheen geldende mogelijkheden ten aanzien van zelfstandige kantoren voor onderhavige locaties worden teruggebracht. c. Het betreffende advies maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar vormt wel een onderdeel van de motivering voor de bestemmingsplanregeling. Voor wat betreft de zelfstandige kantoren wordt verwezen naar de beantwoording onder b. Voor wat betreft de overige genoemde omissies, wat daarvan ook zij, wordt opgemerkt dat deze aspecten los staan van onderhavige bestemmingsplanherziening en geen onderdeel kunnen uitmaken van de afwegingen omtrent vergoeding in natura. Deze aspecten dienen te worden beoordeeld in de separate planschadeprocedure. Conclusie De mogelijkheden voor zelfstandige kantoren zullen voor de in dit bestemmingsplan betrokken gronden worden teruggebracht. Voor het overige leidt de reactie niet tot aanpassingen in het bestemmingsplan. Wel wordt naar aanleiding van de reactie en onderhavige beantwoording daarvan, de toelichting bij het bestemmingsplan aangevuld (par. 2.3.2).
3.2
W. Braam namens De Kleijn B.V.
Samenvatting reactie a. Reclamanten zijn door de gemeente niet officieel door de gemeente op de hoogte gebracht van het in natura vergoeden van de ontstane planschade. Er dient nog een besluit op het verzoek om tegemoetkoming in planschade te worden genomen en te worden medegedeeld. b. Nog niet alle geleden planschade wordt gecompenseerd door het bestemmingsplan. Artikel 7.2 onder b dient geheel te vervallen, evenals artikel 7.4.1. Artikel 7.2 onder a dient gewijzigd te worden. De op 27 september 2013 verleende vrijstelling inzake bebouwingshoogte en –oppervlak/percentage moet worden meegenomen, als geldend voor het gehele bedrijventerrein De Hogewaard. c. Het is wenselijk dat aangesloten wordt bij de categorie-indeling in de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering (1, 2, 3.1 en 3.2 in plaats van 1, 2 en 3). In de onderzoeksrapportages wordt uitgegaan van maximaal categorie 3.2, wat 1 categorie hoger is dan waar het vigerende bestemmingsplan van uitgaat. d. De plankaart dient te worden aangepast. Standpunt college a. Hierover is door de gemeente inderdaad ten onrechte niet duidelijk gecommuniceerd richting reclamanten, waarvoor excuses. De betreffende informatie is weergegeven in Buitengebied herziening 2014, bedrijventerrein De Hogewaard en Van Heemstraweg
5
de stukken met betrekking tot het bestemmingsplan, waarvan reclamant inmiddels kennis heeft genomen. Uiteraard zal in de planschadeprocedure nog formeel bericht volgen omtrent de afhandeling van het verzoek om tegemoetkoming. b. De door inspreker voorgestelde aanpassingen betreffen een andere systematiek die inhoudelijk hetzelfde regelen. Er is geen noodzaak om de door inspreker voorgestelde systematiek te volgen. Artikel 7.4.1 kan inderdaad komen te vervallen voor onderhavig plangebied. Omdat de herziening echter wordt opgesteld als partiële herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied, binnendijks deel”, is het zodanig opgesteld dat alle regels integraal kunnen worden gelezen (als geldend voor het gehele plangebied van het Buitengebied, binnendijks deel, en dus niet alleen voor onderhavig plangebied). Artikel 7.4.1 kan niet komen te vervallen voor wat betreft van het overige deel van het plangebied van het bestemmingsplan “Buitengebied, binnendijks deel” waar de betreffende bestemming geldt. Voor de onderhavige gronden heeft deze bepaling inderdaad geen meerwaarde, maar wel voor de overige gronden. De genoemde toegestane binnenplanse afwijking is gebaseerd op een specifieke omstandigheden van het geval (maatwerk) overeenkomstig de daarvoor geldende criteria. Het is niet gewenst de hoogte generiek voor het gehele terrein op te rekken. De verleende afwijking is gedekt door het bepaalde in artikel 7.3.1 (in de tabel bij “Aanvullend”): de betreffende maten gelden ter plaatse als maximum. c. In Bijlage 1 bij de regels, waarnaar in artikel 2 van het bestemmingsplan wordt verwezen, wordt een onderscheid gemaakt tussen milieucategorie 3.1 en 3.2. Genoemde bijlage 1 is gebaseerd op de meest recente versie van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering (2009). d. De plankaart wordt met onderhavige herziening niet gewijzigd. Er is dan ook geen aanleiding om een plankaart bij te voegen. Dit is juridisch ook niet verplicht. Conclusie De reactie leidt niet tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
3.3
C.G.J.M. Termaat namens Jagtenberg Beheer B.V.
Samenvatting reactie a. Er vindt geen volledig herstel (in natura) plaats van de planschade c.q. de voorgaande planologische mogelijkheden. De bestaande bedrijvigheid is een kunststof verwerkend bedrijf. In het bestemmingsplan “De Hogewaard ’91” werd een dergelijk bedrijf aangemerkt als behorende tot milieucategorie 5 (gebaseerd op de VNG-brochure uit 1986). In de Staat van bedrijfsactiviteiten van het bestemmingsplan “Buitengebied, Binnendijks deel” uit 2006 is het betreffende bedrijf als zodanig niet opgenomen. Op basis van de VNG-brochure uit 2001 is sprake van een categorie 5-bedrijf en op basis van de brochure uit 2007 en 2009 van een categorie 4-bedrijf (zonder fenolharsen, dus een categorie 4.1-bedrijf).
Verslag vooroverleg en inspraak
6
b. Verzocht wordt om ten behoeve van toekomstige ontwikkeling van het bedrijf, ook de activiteit kunststofverwerking mét fenolharsen toe te staan, derhalve om milieucategorie 4.2 toe te staan. Standpunt college a. Het doel van het bestemmingsplan is om de onevenredig hoge planschade in natura te compenseren. De in het thans nog vigerende bestemmingsplan wegbestemde mogelijkheden die onevenredig hoge planschade veroorzaken, worden daarom teruggebracht middels onderhavig bestemmingsplan. Dit betreft de milieucategorie van het aanwezige bedrijf, die nu niet alleen (beperkt) voor het bestaande bedrijf, maar generiek wordt bestemd. Daarbij vindt een afweging plaats tussen de aanwezige activiteiten en het belang van een goede ruimtelijke ordening (en een goede leefomgevingskwaliteit). Het is vanuit dat laatste belang niet gewenst een verzwaring te laten plaatsvinden in de van oudsher c.q. in het verleden aanwezige milieucategorieën. Gelet op de aanwezigheid van een burgerwoning kan milieucategorie 4.1 (of 4.2) hier niet worden toegestaan vanuit een goede ruimtelijke ordening. Het thans ter plaatse gevestigde en vergunde bedrijf betreft een categorie 3-bedrijf. Dit is bevestigd in een advies van de Omgevingsdienst Rivierenland. In dit advies is, voor zover hier relevant en iets aangepast weergegeven, het volgende overwogen: Het verleden In het verleden is er veel verwarring geweest over milieucategorieën. Bij milieu werd de indeling van de bedrijven niet bepaald op basis van (…) Bedrijven en Milieuzonering maar vanuit de BUGM. Met dit systeem werd de zwaarte van het bedrijf bepaald op basis van verschillende checklists en daarmee samenhangend de controle frequentie. Milieucategorie 3 voor een bedrijf hield dus niet in dat dit een milieucategorie 3 conform de VNG brochure was. De daadwerkelijke indeling van milieucategorie volgens de VNG Brochure “Bedrijven en Milieuzonering” is pas vanaf 1993 ingegaan. In 2008 bij de komst van het Activiteitenbesluit is het bedrijf Jagtenberg Plastics door advies bureau RMB beoordeeld en ingedeeld als CBI-code: 252.1 met een categorie NMP (BUGM categorie) 3. Zoals hierboven al aangegeven is komt dit niet overeen met de milieucategorieën zoals we die nu kennen op basis van de VNG Brochure Bedrijven en Milieuzonering. Verder wordt er op basis van ruimtelijke ordeningssystematiek geen milieucategorie aan gekoppeld. De juiste Milieucategorie De volgende vergunningen met omschrijving van de activiteiten zijn verleend voor de inrichting van Jagtenberg Plastics: - 8 december 1983, oprichtingsvergunning voor een fabriek voor het vervaardigen van plastic producten;
Buitengebied herziening 2014, bedrijventerrein De Hogewaard en Van Heemstraweg
7
- 8 september 1998, revisievergunning voor het produceren van verpakkingen voor vloeistoffen. Met als hoofdactiviteit aangegeven product en kunststofverpakking; - 22 juni 2000, melding verandering inrichting (art. 8.19 Wet milieubeheer) voor het uitbreiden van de hal voor extra opslag van kunststofproducten, pallets en grondstoffen; - 18 december 2001, uitbreidingsvergunning voor een acculaadstation en elektrische heftruck. Het bedrijf heeft aangegeven als hoofdactiviteit het produceren van verpakkingen voor vloeistoffen uit te voeren. In de beschikking van de revisievergunning is aangegeven dat het een bedrijf betreft voor de productie van kunststofproducten. Inmiddels valt het bedrijf onder het Activiteitenbesluit. De verleende vergunningen zijn overgegaan (opgegaan) in het Activiteitenbesluit. Dit verandert echter niets aan de aangegeven hoofdactiviteit van het bedrijf. Op basis van deze informatie dient de milieucategorie bepaald te worden. De milieucategorie wordt bepaald met de VNG Brochure “Bedrijven en Milieuzonering”. De activiteiten vallen onder sbi-code: 222.3 (code 2008, code 1993 was 252) kunststofverwerkende bedrijven - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen, milieucategorie 3.1. Dat deze sbi-code van toepassing is wordt ook nog eens door het bedrijf bevestigd, omdat op hun website is aangegeven “dat vandaag de dag verpakkingsproducten voor de diverse afzetmarkten worden geproduceerd”. Het assortiment bestaat onder andere uit: Jerrycans, Gieters, Vaten, Regentonnen, Brandstofcans, Kinderspeelgoed etc.. Conclusie en aanbevelingen / advies Gezien het feit dat het bedrijf al vanaf 1983 op zijn oprichtingsvergunning en later ook in 1998 op de revisievergunning aangeeft dat de hoofdactiviteiten van het bedrijf bestaan uit de productie van kunststofproducten/verpakkingsmaterialen (en de website van het bedrijf dit ook bevestigt) is ons inziens milieucategorie 3.1. van toepassing op het bedrijf.Dit komt overeen met de juiste waardering van milieucategorie 3 die door de gemeente in 2005/2006 (bestemmingsplan) is gesteld. Uit het voorgaande volgt dat nu sprake is van een categorie 3.1-bedrijf dat derhalve op juiste wijze bestemd is. Het toelaten van een hogere categorie dan de bestaande bedrijfsactiviteiten en de vergunde en planologisch voorheen toegestane categorie is niet gewenst. b. Verwezen wordt naar hetgeen onder a. is overwogen. Nu het niet gewenst is de maximaal toegestane milieucategorie te verhogen naar categorie 4.1, is een verhoging naar
Verslag vooroverleg en inspraak
8
categorie 4.2 ook niet gewenst en vanuit een goede ruimtelijke ordening niet verantwoord. Conclusie De reactie leidt de reactie niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Buitengebied herziening 2014, bedrijventerrein De Hogewaard en Van Heemstraweg
9
4 Ambtshalve wijzigingen In artikel 1 en 6 van de regels wordt naar een onjuist bestemmingsplannummer verwezen. Nummer BP1065 wordt gewijzigd in nummer BP1102.
Verslag vooroverleg en inspraak
10