ECONOMIE EN INNOVATIE “Economie is een krachtige motor die zorgt voor de aandrijving van de maatschappelijke machinerie. Geen uitgaven voor zorg, cultuur en onderwijs zonder inkomsten uit ondernemen en werk. Geen inkomsten zonder een creatief, functioneel en performant georganiseerd economisch systeem.” (Vlaanderen in actie)
7. Werkend West-Vlaanderen
economie en innovatie
West-Vlaanderen doet het behoorlijk goed op economisch vlak. Het behoort tot de meest welvarende streken van Europa. Globaal gezien kent West-Vlaanderen, in vergelijking met Vlaanderen, ook goede scores voor de meeste arbeidsmarktindicatoren. • De werkloosheidsgraad in West-Vlaanderen is relatief laag. Ze bedraagt 5.5%, het laagste van alle provincies in Vlaanderen. Voor mannen ligt dat onder de 5%, voor vrouwen bedraagt deze 6.2%. • West-Vlaanderen is ook de provincie die relatief gezien het hoogste aantal jobs telt. De werkzaamheidsgraad ligt er met 68.4% een stuk hoger dan de 63.6% in Vlaanderen. Dat betekent dat er meer dan elders jobs per inwoner zijn. • Het afgelopen jaar nam het aantal vacatures bij VDAB toe met meer dan 50% tegenover een toename in Vlaanderen met een goede 30%. Toch is er geen reden om te veronderstellen dat dit voor eeuwig verworven is. In de moderne wereldeconomie verloopt de opgang maar ook de teloorgang van regio’s zeer snel. Daarom is het belangrijk om zeer waakzaam te zijn, want er zijn ook een aantal schaduwkanten op vlak van de arbeidsmarkt vast te stellen: • De zoektocht van werkgevers naar geschikt personeel verloopt ongetwijfeld moeizamer in West-Vlaanderen waar het aantal kandidaten per job beperkter is dan elders in Vlaanderen. Dit legt een rem op de groei van de West-Vlaamse bedrijven. • In vergelijking met andere provincies zijn de werkzoekenden in West-Vlaanderen relatief korter geschoold, ouder en relatief langer werkloos dan in andere provincies. Nochtans heeft de West-Vlaamse economie enkele jaren van herstructureren achter de rug. Enerzijds door de globalisering en de daarbij horende delokalisering, maar anderzijds ook door de stijging van de productiviteit zijn heel wat jobs in de industrie verloren gegaan. De dienstensector alsook de overheidssectoren compenseren het verlies aan jobs in de industriële sector.
8. Meer Mensen aan het werk 8.1 Kansengroepen Waar we relatief goed scoren wat de werkloosheidscijfers betreft, is er nog heel wat werk aan de winkel op het vlak van de kansengroepen. West-Vlaanderen telde in 2007 vijf kansengroepen die in vergelijking met het Vlaams Gewest oververtegenwoordigd waren in de West-Vlaamse werkloosheidscijfers: vrouwen, laaggeschoolden, -25-jarigen, +45-jarigen en arbeidsgehandicapten. De combinatie vrouw-zijn en laaggeschoold of jongeren nemen het grootste aandeel in beslag. Allochtonen zijn nauwelijks vertegenwoordigd in 28
vergelijking met het Vlaamse Gewest. Volkomen logisch want er wonen gewoon al veel minder allochtonen in West-Vlaanderen. Nog meer dan in andere regio’s moet in West-Vlaanderen ingezet worden op de groep van moeilijk bereikbare werkzoekenden. Net zoals in Vlaanderen is ook in West-Vlaanderen de sluitende aanpak gerealiseerd: alle werkzoekenden ontvangen tijdig een aanbod voor begeleiding, oriëntatie of opleiding.
8.2 Mobiliteit op de arbeidsmarkt West-Vlaanderen is een provincie die relatief beperkt mobiel is naar andere provincies of naar Wallonië. Doorheen de jaren is de externe mobiliteit sterk afgenomen en vervangen door een mobiliteit vanuit vooral Wallonië, Noord-Frankrijk en Oost-Vlaanderen naar West-Vlaanderen. Zoals ook uit het jaarverslag van de Hoge Raad voor Werkgelegenheid blijkt, is pendelarbeid vandaag de dag vooral een zaak van hogergeschoolden. Kortgeschoolden pendelen heel wat minder. De verbinding vanuit West-Vlaanderen naar grootsteden in andere provincies en de hoofdstad zijn vaak niet optimaal en kunnen zeker geoptimaliseerd worden. Meer info in het luik mobiliteit van dit oranjeplan.
8.3 Grensarbeid Nauw samengaand met de mobiliteit is er de grensarbeid. Meer info in het luik grensoverschrijdende samenwerking van dit oranjeplan. Onze voorstellen
economie en innovatie
a) Regionalisering van het arbeidsmarktbeleid Inzetten op een performante arbeidsmarkt is dan ook een essentiële doelstelling. Om de welvaart in West-Vlaanderen veilig te stellen naar de toekomst is het dé uitdaging een beter aansluitende en efficiëntere arbeidsmarkt te realiseren die volledig Vlaams georganiseerd is. West-Vlaanderen heeft alles in handen om de vernieuwing van de arbeidsmarkt in te zetten: de mensen en de partnerorganisaties zijn er en vooral het besef dat we moeten ingrijpen. De situatie noodzaakt ons om, zonder de bestaande verworvenheden over boord te zetten, te streven naar creatieve oplossingen bv. op vlak van mobiliteit, op vlak van leeftijdsbewust personeelsbeleid. Willen we slagen in onze opzet dan zullen we in West-Vlaanderen op vlak van vernieuwing van de arbeidsmarkt nog meer de handen in elkaar moeten slaan. We verwachten van de VDAB een dynamiserende rol in samenwerking met de diverse partners. Wij denken o.m. aan samenwerking tussen VDAB en instellingen voor volwassenvorming, de scholen en de bedrijven, de SERR’s en RESOC’s, …. We zijn ervan overtuigd dat we elk vanuit onze regio, gemeente of stad hieraan moeten kunnen werken, echter gericht op samenwerking en op het behalen van dezelfde doelstellingen. Ook lokale besturen kunnen in de vernieuwing van de arbeidsmarkt hun rol opnemen, oa door het creëren van een draagvlak maar ook door het stimuleren van sociale economie, … Concreet willen we op volgende doelstellingen inzetten:
b) Meer kansengroepen aan het werk Een sluitende aanpak is echter onvoldoende: vanuit VDAB moeten in West-Vlaanderen de inspanningen sneller gericht worden op die groepen die zonder effectieve begeleiding de weg naar de arbeidsmarkt niet vinden. Het zijn dus de begeleidingsacties achteraf, die dienen te volgen. • Specifiek naar jongeren toe willen we de acties van het plan voor de aanpak van jongerenwerkloosheid dat we vandaag in Oostende kennen, uitbreiden naar andere steden zoals 29
Brugge en Diksmuide die ook een relatief hoge jongerenwerkloosheid kennen. • In West-Vlaanderen zal ook een specifieke projectaanpak dienen uitgewerkt te worden voor ouderen. We willen werk maken van ‘langer aan het werk’. Voor de oudere werkzoekenden is in de loop van 2006 ook in West-Vlaanderen het aanbod sterk uitgebreid. Zo zijn er op meerdere plaatsen regionale ervaringsclubs. Ook kunnen voor deze groep sectorale initiatieven uitgewerkt worden waarbij de nadruk ligt op het inzetten van hun competenties in minder belastende jobs en bedrijven. • Speciale aandacht moet er ook zijn voor de vrouwen op de arbeidsmarkt. Dit moet vooral gebeuren voor de combinatie van vrouw en andere kansengroepen. Hier moet West-Vlaanderen een inhaalbeweging maken. • Voor die mensen voor wie een job op de reguliere arbeidsmarkt niet meer lukt, is een aanbod in de sociale economie zinvol. De laatste jaren kent dit aanbod een grote uitbouw in West-Vlaanderen vooral op vlak van dienstenchequebedrijven. Noodzakelijk is ook werk te maken van initiatieven op vlak van leeftijdsbewust personeelsbeleid. Samen met de sectoren en met SERR’s en RESOC’s streven we in West-Vlaanderen naar 100 bedrijven die in hun personeelsbeleid expliciet willen rekening houden met leeftijd.
c) Meer mobiliteit op de arbeidsmarkt Waar zich tekorten op de arbeidsmarkt voordoen, dient ook werk gemaakt van mobiliteit op de arbeidsmarkt. Daarom willen we werk maken van een grotere geografische mobiliteit, niet enkel voor hooggeschoolden maar ook voor kortgeschoolden. We gaan met onze bedrijven, in overleg met de werknemersorganisaties, werk maken van de beschikbaarheid van openbaar vervoer én van de bereikbaarheid van de industrieterreinen. Ook de bereikbaarheid van de opleidingscentra zal hierin een aandachtspunt zijn. Meer info over de vlottere bereikbaarheid van grootsteden en de hoofdstad vanuit West-Vlaanderen in het luik mobiliteit.
economie en innovatie
d) Arbeidskrachten uit Oost-Europa Naast grensarbeid moet er ook blijvend aandacht zijn voor de arbeidskrachten uit Oost-Europa die hier komen werken in onder andere de landbouwsector. Hun meerwaarde in de economie moet ten volle tot zijn recht komen.
9. Toonaangevend op vlak van innovatie 9.1 Het Innovatiepact onverkort uitvoeren Economische groei was steeds verbonden met het vermogen te vernieuwen en te creëren. In de hedendaagse economie vormen informatie, kennis, innovatie, opleiding en vooral creativiteit de immateriële krachten achter de groei. Deze woorden uit het Regeerakkoord hebben de Vlaamse Regering aangespoord om werk te maken van de Europese 3%-doelstelling voor onderzoek en ontwikkeling. De kredieten voor wetenschap en innovatie groeiden daarom, in uitvoering van het in 2003 afgesloten Innovatiepact, in de lopende legislatuur systematisch om in 2009 minstens 255 miljoen euro hoger te liggen dan het niveau van 2004.
9.2 Menselijk potentieel In de voorbije jaren zijn belangrijke inspanningen geleverd op het vlak van de versterking van het menselijk onderzoekspotentieel. Het aantal doctoraatsbeurzen bij FWO-Vlaanderen en IWT-Vlaanderen is aanzienlijk opgetrokken zodat we een internationaal aanvaardbaar slaagpercentage van om en bij de 35% kunnen
30
waarborgen. Met het Odysseus- en het Methusalem-programma zijn twee belangrijke mechanismen gerealiseerd om het academische excellentieniveau substantieel te ondersteunen: Odysseus beoogt toponderzoekers uit het buitenland (met inbegrip van uitgeweken Vlamingen) naar Vlaanderen te halen, terwijl Methusalem langlopende programmafinanciering voorziet voor in Vlaanderen werkzame onderzoekers die zichzelf internationaal meer dan bewezen hebben. Binnen het Bijzonder Onderzoeksfonds werden daarnaast ook maatregelen genomen om de instroom van nieuw en/of onderbenut talent in het ZAP-kader te stimuleren (mobiele onderzoekers en vrouwen). Op die manier worden creativiteit en diversiteit gestimuleerd.
9.3 Meer armslag voor de hogescholen Naar de hogescholen toe werd het technologietransferfonds (TETRA) versterkt en werd samen met Onderwijs een groeipad uitgetekend voor de versterking van de onderzoeksbetrokkenheid van de tweecycli-hogescholen. Academiseren is immers een proces waarvoor de decreetgever een tijdspad heeft uitgetekend en financiering heeft voorzien. De toegekende academiseringsmiddelen zijn bestemd voor de inbedding van deze opleidingen in onderzoek. De PWO-middelen (Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek) zijn bestemd voor de financiering van onderzoeks- en dienstverleningsprojecten van de professionele bacheloropleidingen aan de hogescholen. Deze werden opgetrokken tot 9 miljoen euro. Dit wordt ook uitgewerkt in het hoofdstuk onderwijs.
9.4 Steun aan bedrijven
economie en innovatie
De budgetten voor onderzoek op initiatief van de bedrijven werden aanzienlijk verhoogd. Zo steeg het budget van het IWT Vlaanderen de afgelopen legislatuur met een vierde tot ongeveer 250 miljoen euro. De stijging van deze middelen werd vooral ingezet voor directe steun aan bedrijfsprojecten (met inbegrip van het KMOprogramma) en aan de concrete uitwerking van het in 2005 goedgekeurde beleidskader voor competentiepolen en strategische onderzoekscentra. De competentiepolen zijn gemeenschappelijke “kennissokkels” ten behoeve van een heel bedrijfssegment. De activiteiten hebben vooral betrekking op collectief onderzoek en actieve kennisdiffusie met een kritische massa die de klassieke VISprojecten (Vlaamse Innovatie Samenwerkingsverbanden) overstijgt. Onze voorstellen De Vlaamse Overheid heeft de afgelopen vijf jaar een ongelooflijke inhaalbeweging gedaan op financieel vlak om innovatie te stimuleren. Er mag de volgende legislatuur geen afbreuk worden gedaan aan deze verwezenlijken en er moet blijvend geïnvesteerd worden in innovatie. Het onderzoek naar en de ontwikkeling van nieuwe elementen zijn de sleutel voor onze toekomst. Naast het stimuleren van innovatie aan universiteiten, hogescholen, onderzoeksinstellingen en bedrijven is het ook noodzakelijk om aandacht te hebben voor een laagdrempelige innovatie op ondernemingsniveau. De realisatie en resultaten van de onderzoeksprojecten moeten op een creatieve manier vertaald worden en aangeboden worden. In deze informatiesnelweg en tijden van over-informatie moet er ook voldoende aandacht zijn om de resultaten te communiceren.
31
Het maatschappelijk draagvlak en het imago van wetenschap, techniek en technologische innovatie zijn van bijzonder belang voor de instroom van jong talent in het onderzoeks- en innovatiesysteem. Dit draagvlak moet verder ontwikkeld worden om het brede publiek mee warm te maken voor het belang van creativiteit en ondernemingszin.
10. Versterken van de poorten van West-Vlaanderen Poorten zijn omwille van hun bestaande of potentiële positie in het internationale communicatienetwerk (water, weg, spoor, lucht, telecommunicatie) een element van de economische structuur op internationaal niveau en kunnen hoogwaardige internationale investeringen aantrekken. Zoals minister Crevits het meedeelde bij de opening van het Logistiek Platform West-Poort zal het in de toekomst ongetwijfeld noodzakelijk blijven om te investeren in de bekendmaking van de verschillende mogelijkheden van de West-Vlaamse poorten voor de handel.
10.1 Zeehavens De haven van Zeebrugge wist haar maritiem goederenvolume te verhogen van 30 miljoen tot meer dan 40 miljoen ton in de afgelopen legislatuur. Op vlak van autovervoer is Zeebrugge de absolute wereldleider. De inspanningen van de Vlaamse regering zijn niet vreemd aan die sterke stijging. Er werd geïnvesteerd in de verdieping van de Pas van het Zand en van de haventoegang, zo blijft de toekomst voor Zeebrugge als diepzeecontainerhaven veilig. Ook werd er geïnvesteerd in de binnenvaart met containerschepen en werd in 2008 realiteit.
economie en innovatie
In de haven van Oostende werden eveneens groeicijfers genoteerd. De haven wist haar trafiek met een miljoen te verhogen tot acht miljoen ton.
10.2 Luchthavens In beide West-Vlaamse luchthavens werd een stijging waargenomen in de activiteit. In Oostende werd in 2007 voor het eerst opnieuw het aantal reizigers gehaald als het Ryanairjaar 2003. In Kortrijk-Wevelgem lag het accent vooral op de zakenvluchten. De hoge groeicijfers maken duidelijk dat de niche “zakenvluchten” in de lift zit.
10.3 Logistieke parken en binnenvaartterminals West-Vlaanderen beschikt over twee grote en twee kleinere logistieke parken. De Transportzone Zeebrugge en Transportcentrum LAR Menen zijn de grote spelers en kennen de laatste jaren een uitzonderlijke groei. De vraag naar uitbreiding zal alleen toenemen naarmate West-Vlaanderen meer containers vervoert. De kleinere spelers zijn River Terminal Wielsbeke en Avelgem Container Terminal.
32
10.4 TDL-sector (Transport, Distributie en Logistieke sector) De uitbesteding van logistieke activiteiten is in West-Vlaanderen relatief beperkt in vergelijking met de andere Vlaamse provincies. De TDL-sector heeft in West-Vlaanderen echter veel groeipotentieel, op voorwaarde dat de nodige randfactoren hiervoor vervuld worden. Onze voorstellen
a) Zeehavens In 2007 startte de haalbaarheidsstudie rond de Seine-Scheldeverbinding naar Zeebrugge. De studie gaat na hoe vanuit de Vlaamse kusthavens een ontsluiting door de binnenvaart gerealiseerd kan worden via het Afleidingskanaal van de Leie. Bijkomende studies, plan-mer en gebiedsvisie worden gefinaliseerd tegen het einde van 2008. Hierdoor kan de Vlaamse regering volgend jaar beslissen welke stappen er dienen genomen te worden in het licht van een optimalisering van de ontsluiting van de kusthavens. De enige groeimogelijkheid voor de Oostendse haven is grotere schepen inzetten. De aanzet om de haven toegankelijk te maken voor alle schepen tot een lengte van 200 meter moet verder gerealiseerd worden.
b) Luchthavens CD&V pleit om beide luchthavens ten volle exploitatiekansen te geven in een eigen bestuur en de groei van de luchthavens niet te belemmeren omwille van de sociaal-economische uitbouw van de regio. Meer info over de uitbouw van de luchthavens in het luik Mobiliteit.
economie en innovatie
c) Logistieke parken en binnenvaartterminals De specifiek aangepaste infrastructurele uitrusting en het faciliteitenaanbod maken van het Internationaal Transportcentrum LAR langs de E17 en de Franse grens en de Transportzone Zeebrugge uitgelezen potentiële vestigingsplaatsen voor logistieke projecten. Op beide transportzones bestaat er evenwel een structureel gebrek aan beschikbare percelen zodat eventuele projecten naar minder geschikte alternatieven moeten uitwijken. Een uitbreiding aan de zone in Zeebrugge wordt het best gekaderd in een volgende fase van het strategisch plan voor de Zeehaven. Voor LAR Menen zijn de eerste stappen reeds gezet om uit te breiden via LAR Zuid. d) TDL-sector CD&V is van oordeel dat de nodige randfactoren moeten vervuld worden om deze sector alle kansen te geven. Investeren in logistieke kennisaanwezigheid kan ervoor zorgen dat de sector groeit en West-Vlaamse bedrijven niet zo snel hun TDL-activiteiten zullen uitbesteden.
11. Ruimte om te ondernemen 11.1 Bedrijventerreinen Ruimte creëren voor economie is niet alleen administratief, financieel en intellectueel te verstaan, maar ook letterlijk heeft de economie behoefte aan ‘ruimte’. Dat betekent de creatie van nieuwe bedrijventerreinen.
33
De definitieve afbakening van vier stedelijke gebieden (o.a. in Kortrijk) in de afgelopen legislatuur zorgden voor honderden hectaren bijkomende bedrijvenzones. Daarnaast realiseerde de Vlaamse Overheid een aantal kleinere dossiers die extra ruimte creëren voor bedrijven: bv. het GRUP Chartreuse in Brugge. De Vlaamse Regering maakte verder werk van de uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Samen met provincies en gemeenten worden zo circa 7.000 hectare extra bedrijventerreinen, voorzien in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, te realiseren. Vlaanderen is hierbij verantwoordelijk voor 4.100 ha, het overige deel moet door de provincies en de gemeenten worden gerealiseerd. Voor West-Vlaanderen betekent dit 1504 ha extra.
11.2 Bodemsanering De Vlaamse Regering keurde op 30 maart 2007 een decreet goed waarin een nieuw ondersteuningsinstrumentarium voor zgn. Brownfieldprojecten werd uitgetekend. Brownfieldprojecten zijn onderbenutte en verwaarloosde gronden. Meer info over de Brownfieldprojecten is ook terug te vinden onder het hoofdstuk ruimtelijke ordening.
economie en innovatie
Door het decreet werd het mogelijk om een Brownfieldconvenant te sluiten tussen de Vlaamse overheid en alle betrokken instanties en actoren. De convenanten maken de ontwikkeling van Brownfieldprojecten aantrekkelijker voor investeerders en projectontwikkelaars, doordat ze het mogelijk maken dat tussen de betrokken administraties, instanties en personen klare en duidelijke werkafspraken worden vastgelegd. Het afsluiten van een convenant geeft ook toegang tot allerhande juridisch-administratieve en financiële faciliteiten. Om de zware kosten en lasten bij de uitvoering van een Brownfieldproject te drukken, wordt ondermeer voorzien in een vrijstelling van de registratierechten voor zakenrechtelijke overeenkomsten in het kader van een project. Ook kunnen de procedureregelingen voor vergunningen en subsidies in het kader van een project op elkaar worden afgestemd, desgevallend in afwijking van precieze decreetsbepalingen. De West-Vlaamse projecten zijn Plassendale Chemie (Oostende), PSR 8870 Izegem, Cortoria Kortrijk en Immo 8790 Waregem. Met de wijziging van het bodemsaneringsdecreet bij decreet van 16 juni 2006, werd in het kader van preventie de verplichting tot het opstellen van een bodempreventie- en bodembeheersplan vastgelegd en wordt de oprichting van sectorale bodemsaneringsfondsen (erkenning van bodemsaneringsorganisaties) mogelijk. Dit is een instrument om bodemverontreinigingen effectiever aan te pakken. Onze voorstellen
a) Bedrijventerreinen De volgende legislatuur moet er verder gewerkt worden aan de uitbouw van bedrijfsinfrastructuur. De Vlaamse Overheid moet in samenspraak met de lokale overheden zorgen voor een voldoende 34
kwantitatief en kwalitatief aanbod. Hiertoe moeten oude bedrijfsterreinen uit de jaren zestig in een versneld tempo omgezet worden tot moderne bedrijventerreinen, moet er beter ingezet worden op recyclage en reconversie van leegstaande bedrijfsgebouwen in functie van hun economische activiteiten. Ook moeten bepaalde activiteitenzones binnen bedrijventerreinen ontwikkeld worden en kan ook de niet-onbelangrijke voorraad bedrijfsgronden in handen van bedrijven geactiveerd worden.
b) Bodemsanering De mogelijkheden van de Brownfieldconvenanten moeten ten volle benut worden om verdere ontwikkelingen van bedrijventerreinen te realiseren. Daarnaast moet er ook gewerkt worden aan de maatschappelijke bewustwordingen van de noodzakelijke renovatie van de terreinen en de economische bedrijvigheid.
12. Steun Overheid 12.1 Subsidiebeleid Toegang tot financiering vormt één van de belangrijkste knelpunten die potentiële ondernemers weerhouden om te starten met een eigen zaak. Door bedrijven met groeiambities voldoende toegang tot de financiële middelen te geven, kan op een kostenefficiënte manier de economische groei worden aangezwengeld en kunnen jobs worden gecreëerd. Het is dus in het belang van de dynamiek van Vlaanderen dat alle complementaire financieringsinstrumenten voldoende aanwezig en toegankelijk zijn voor de ondernemingen. Hiermee rekening houdend werden diverse instrumenten, gaande van alle vormen van vreemd vermogen (bankfinanciering), eigen vermogen (financiering door vrienden en familie, formeel risicokapitaal en business angel financiering) en achtergestelde leningen gecreëerd om het ondernemersinitiatief in Vlaanderen te valoriseren. Daarnaast moeten ondernemers zich bewust zijn van het feit dat elke vorm van financiering zijn specifieke rol heeft binnen de levensfase van een onderneming.
economie en innovatie
Om de toegang tot risicokapitaal te vergemakkelijken, heeft de Vlaamse Regering de voorbije jaren een waaier aan financieringsinstrumenten uitgewerkt. Via doordachte mediacampagnes en infosessies probeerde het Agentschap Economie de maatregelen te promoten. Dit gaat ondermeer over Arkimedes, Vlaams Innovatiefonds, winwinlening, BAN, Waarborgregeling, Groeipremie, Ecologiepremie en Budget Economisch Advies (BEA).
12.2 Verlaging van de bedrijfsfiscaliteit Elke vorm van overheidssteun aan het bedrijfsleven verbreedt in hoofde van de begunstigde ondernemingen de belastbare basis voor de berekening van de vennootschapsbelasting en zal, althans voor de winstgevende ondernemingen, belast worden aan het geldende tarief van de vennootschapsbelasting. Ingaand op de vraag van de Vlaamse Regering om aan dit mechanisme een einde te stellen, heeft de federale regering in de in eind 2005 goedgekeurde wet betreffende het generatiepact, de gewestelijke tewerkstellingspremies en economische expansiesteun vrijgesteld van de vennootschapsbelasting. Onder deze laatste categorie vallen de groeipremie voor kleine en middelgrote ondernemingen, de strategische steun voor grote ondernemingen in de regionale steungebieden en de ecologiesteun. Over de fiscale vrijstelling van de innovatiesteun en de steun toegekend via de ondernemerschapsportefeuille BEA bestaat een principeakkoord. Dit leidde echter nog niet tot een definitief akkoord en adequate uitvoeringsmaatregelen omdat nog verder wordt onderhandeld over de opportuniteit en de aard van tegenprestaties die de federale overheid vraagt voor de defiscalisering van deze twee steunvormen. 35
12.3 Handelskernen versterken In het Vlaams regeerakkoord stond heel duidelijk dat er werk gemaakt zou worden van versterking van de handelskern in dorpen en steden. Verschillende projecten rond buurtwinkels en baanwinkels hebben geleid tot informatie voor lokale en bovenlokale besturen voor de aanpak van handelskernen.
Onze voorstellen
a) Subsidiebeleid en bedrijfsfiscaliteit Een grootschalige enquête van Vlaams parlementslid Martine Fournier bij de West-Vlaamse ondernemers bracht aan het licht dat de meerderheid van de ondernemers niet noodzakelijk subsidies willen, maar eerder een daling van de vennootschapsbelasting. Dit moet volgens CD&V dan ook gerealiseerd worden. Een staatshervorming blijft hiervoor wel nodig. Samen met de korting op de vennootschapsbelasting moet het subsidiesysteem grondig herbekeken worden. Vaak vinden ondernemers hun weg niet tussen de vele subsidiemogelijkheden. Er moet vooral geïnvesteerd worden in innovatie en startende bedrijven. De andere subsidiemaatregelen kunnen afgebouwd worden. Uiteraard geeft dit geen impact op de steun voor sociale tewerkstelling.
economie en innovatie
b) Handelskernen versterken CD&V is ervan overtuigd dat de Vlaamse Overheid moet blijven investeren in een versterking van de handelskernen. Er moet een gezond evenwicht blijven tussen de grote handelsvestigingen en de buurtwinkels. De Europese dienstenrichtlijn mag er niet toe leiden dat er een wildgroei ontstaat aan grote handelsvestigingen, omdat zij een nefaste impact kunnen hebben op een handelskern. De volgende regering moet een oplossing uitwerken om handelsvestigingen in te planten op een wijze die niet haaks staat op de handelskernen.
36
13. Internationaal ondernemen 13.1 Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen Omdat Vlaanderen in sterke concurrentie staat met de ons omliggende regio’s bij het aantrekken van buitenlandse investeringen, komt het erop aan dat potentiële investeerders zo snel mogelijk een duidelijk inzicht krijgen in wat zij van een investering in Vlaanderen mogen verwachten. De Vlaamse Regering richtte daarom in juli 2005 de Task Force Buitenlandse Investeringen op. Deze heeft als opdracht namens de Vlaamse Regering aan kandidaat-investeerders coherente voorstellen te formuleren, het overleg en de acties binnen de verschillende administraties te structureren en te coördineren, en knelpunten op te sporen en aan te pakken. Het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen trad de afgelopen legislatuur in werking. Door de fusie van Export Vlaanderen en Dienst Investeren in Vlaanderen tot het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen is het gezamenlijke buitenlandse netwerk wereldwijd uitgebreid. Hierdoor beschikt het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen niet alleen over meer slagkracht in haar dienstverlening, maar kan het ook beter en meer proactief op de complexiteit van het internationaal ondernemen inspelen. Ze richten zich op vier strategische organisatiedoelstellingen: • een significante bijdrage leveren tot de bevordering van het internationaal ondernemen; • een significante bijdrage leveren tot het aantrekken en verankeren van buitenlandse investeringen naar en in Vlaanderen; • het stimuleren van het duurzaam en ethisch ondernemen; • een uitmuntende dienstverlening aanbieden aan zijn klanten. Onze voorstellen
economie en innovatie
De vier uitgewerkte strategische doelstellingen moeten in de volgende legislatuur verder gerealiseerd worden. Om blijvend aantrekkelijk te zijn als investeringsland moet verder geïnvesteerd worden in de WestVlaamse poorten. Hun waarde om een investering aan te trekken is niet gering. Zo moet er ook verder aandacht besteed worden aan grensoverschrijdende samenwerking met Frankrijk (Eurometropool) en Nederland (Grensregio Vlaanderen-Nederland).
37