VERKEERS- EN MOBILITEITSEDUCATIE: VEEL MEER DAN BORDEN EN REGELS [08-10-2007] Auteur(s): Bart Van Moerkerke
Inhoud 1. Verkeersveiligheid en educatie 2. Educatie: kennis, vaardigheden en attitudes 3. Het belang van verkeers- en mobiliteitseducatie 4. Educatie op maat 5. Informele en formele educatie 6. Verkeers- en mobiliteitseducatie op school 6.1. Kleuter- en lager onderwijs 6.2. Secundair onderwijs 6.3. Hoger onderwijs 6.4. Rijscholen 7. Educatie en lokale overheid 7.1. Afspraken tussen gemeente, politie en scholen 7.2. De gemeente: passief en actief 7.3. Goede lokale voorbeelden uitwisselen 7.4. Meer communicatie tussen gemeente en burger 8. De drie E's
Verkeerseducatie is niet meer het eenvoudige verhaal dat het vroeger was. De deelname aan het verkeer is zo’n complexe taak geworden dat we er niet meer komen met uitleg over verkeersborden en reglementen. Het gaat ook over het oefenen van vaardigheden en het vormen van een goede attitude. Maar wie doet wat? En wat kan er beter? We vroegen het aan vier specialisten. Veel spelers op het mobiliteitsveld – organisaties, scholen, politiezones, overheden op alle niveaus, maar ook private actoren zoals verzekeringsmaatschappijen – nemen allerlei initiatieven op het vlak van educatie. Er is evenwel een gebrek aan communicatie en coördinatie. Wie doet wat? Het is zelfs op lokaal vlak een moeilijk te beantwoorden vraag. Vier specialisten op het vlak van educatie en/of lokale besturen maken ons wegwijs: Helmut Paris (verkeerspsycholoog, departement Mobiliteit en Openbare Werken, afdeling beleid en verkeersveiligheid), Luc Henau (voorzitter stuurgroep onderwijs Vlaamse Stichting Verkeerskunde), Raf Canters (specialist mobiliteitseducatie Mobiel 21) en Erwin Debruyne (stafmedewerker Mobiliteit Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten).
1. Verkeersveiligheid en educatie Als we het over verkeersveiligheid hebben, zijn de drie E’s nooit ver weg: engineering (infrastructuur), enforcement (handhaving) en education (opvoeding). Over de derde E hebben we het in dit artikel, al zullen ook de twee andere E’s ter sprake komen. In de praktijk worden de drie nog vaak los van elkaar gezien, terwijl ze eigenlijk op elkaar moeten aansluiten om een maximaal effect te sorteren.
2. Educatie: kennis, vaardigheden en attitudes Twintig jaar geleden had verkeerseducatie niet veel om het lijf. In de lagere school moesten de leerlingen verkeersborden correct inkleuren en de verkeersreglementen aanleren. De tweede en vaak ook laatste keer dat mensen met verkeerseducatie in aanraking kwamen, was bij het afleggen van het theoretische en praktische rijexamen. Die enge kijk is nog niet helemaal verdwenen maar er is toch flink wat beterschap. Verkeerseducatie in het onderwijs gaat niet enkel meer over het bijbrengen van kennis maar ook over het aanleren van vaardigheden en het bijschaven van de attitudes in het verkeer.
Educatie reikt ook veel verder dan de schoolmuren. Er wordt veel meer dan vroeger ingezet op informatie en sensibilisatie van de hele bevolking. Een affichecampagne bijvoorbeeld om automobilisten ertoe aan te zetten de autogordel te dragen, is ook educatie. Bovendien dekt verkeerseducatie als term niet langer de volledige lading. Beter is het van verkeers- en mobiliteitseducatie te spreken: alle vervoersmodi komen aan bod, er wordt gekeken naar veiligheid en leefbaarheid, de milieueffecten van verplaatsingen worden in rekening gebracht.
3. Het belang van verkeers- en mobiliteitseducatie De voorbije jaren is het aantal doden en zwaargewonden op onze wegen fors gedaald. Er blijft echter een enorme piek bij de 15- tot 25-jarigen. Luc Henau neemt die ongevallencijfers als uitgangspunt om het belang van verkeers- en mobiliteitseducatie te onderlijnen. "Met infrastructuur en handhaving kan je die ongevallenpiek bij jongeren niet wegwerken, we zullen vooral op de pijler educatie moeten inzetten. We moeten blijven werken aan de gebrekkige kennis van de verkeersreglementen, aan de vaardigheden voor verkeersdeelname, aan het gedrag van de jongeren." Helmut Paris verwijst naar de complexiteit van de deelname aan het verkeer. Die vereist vaardigheden van iedereen die de straat op komt. Voertuigbeheersing is één van die vaardigheden, waarbij de term voertuig slaat op alle mogelijke manieren om je te verplaatsen, ook te voet gaan. Stappen heeft immers te maken met lichaamsbeweging, met coördinatie, met het inschatten van de snelheid van andere weggebruikers enzovoort. Een andere belangrijke vaardigheid is het kunnen communiceren, verbaal en non-verbaal, met andere verkeersdeelnemers. Er zijn meer voertuigen dan vroeger, meer mensen zijn vaker mobiel, het verkeer is sneller geworden. Dat betekent dat weggebruikers steeds meer en sneller met elkaar moeten communiceren. Helmut Paris: "Spreken we nog wel dezelfde taal? Houden we voldoende rekening met de sociale en culturele achtergrond van de verkeersdeelnemers? Die vragen kan je ook stellen voor de verkeers- en mobiliteitseducatie. We moeten ervoor zorgen dat woorden, regels, non-verbale communicatie door de verkeersdeelnemers op de juiste manier worden geïnterpreteerd. Als we willen dat mensen ons begrijpen, moeten we rekening houden met hun subjectieve achtergrond. Jongeren van 13, 14, 15 jaar bijvoorbeeld hebben een heel andere cultuur dan kinderen uit het basisonderwijs en dan volwassenen."
4. Educatie op maat Educatie, informatie en sensibilisatie sluiten doorgaans aan bij de leefwereld van de volwassenen en niet bij die van de jongeren. Voor volwassenen en dus ook voor leerkrachten is het bijzonder moeilijk om zich in te leven in de wereld van de jongeren. Ze kunnen wel respect tonen voor die leefwereld en de jongeren niet benaderen vanuit een houding van 'ik weet het beter'. "Geef jongeren tijd en ruimte", zegt Helmut Paris. "Sociale vaardigheden, attitudes groeien over de jaren heen. In het algemeen is respect hebben absoluut noodzakelijk om een kans te maken op gedragsverandering. Dat respect is er vaak niet. In de taal die we als overheid gebruiken, gaan we heel dikwijls uit van opzettelijk verkeersonveilig gedrag. Bij de overgrote meerderheid van de weggebruikers is er geen opzet in het spel. Als een automobilist niet stopt aan een zebrapad om een voetganger toe te laten over te steken, is het best mogelijk dat hij die voetganger niet eens zag. Een mens filtert zijn waarnemingen. Wat voor hem niet belangrijk is, ziet hij niet. Als je nooit geleerd hebt op de sociale context te letten, is het best mogelijk dat je een voetganger niet zag." Bij Mobiel 21 lopen verschillende projecten die aansluiting zoeken met de leefwereld van jongeren. ‘Jeugd GePoSitioneerd’ mikt op mobiele jongeren in de vrijetijdssfeer en maakt onder meer gebruik van GPS. In Hasselt liep ‘MoRe’ of ‘Mobiele Reporters’: jongeren interviewden inwoners en namen foto’s over het verkeer in de stad. Ze verwerkten de informatie tot krantenartikels over ‘Kyoto in Hasselt’. Er staat ook een Europees project op stapel met kortfilms over verkeer die door de jongeren zelf gemaakt zijn. Raf Canters: "Je moet voortdurend vernieuwen. De jongeren en hun interesses evolueren, je moet inspelen op die steeds veranderende leefwereld."
5. Informele en formele educatie Kinderen leren veel uit impliciete boodschappen, in de eerste plaats van de ouders maar ook van leerkrachten en van andere volwassenen met wie ze regelmatig contact hebben. Strip- of televisiehelden kunnen evengoed een voorbeeldfunctie hebben. Dat zouden we informele verkeers- en mobiliteitseducatie kunnen noemen. Ouders geven hun kinderen ook formele boodschappen mee, bijvoorbeeld als ze samen gaan fietsen. Veel formele educatie wordt echter overgedragen in een schoolse context. Er is heel wat materiaal beschikbaar waaruit leerkrachten kunnen putten. Er zijn de lespakketten en handboeken van uitgeverijen, de uitgaven van gespecialiseerde organisaties zoals de VSV, het BIVV, de Fietsersbond, de Voetgangersbeweging of Mobiel 21. Ook ‘buitenstaanders’ zijn bezig met verkeers- en mobiliteitseducatie. De Stichting Vlaamse Schoolsport bijvoorbeeld houdt een jaarlijkse fietscampagne voor scholen. MOS, Milieuzorg Op School, heeft aandacht voor verkeer en mobiliteit. En ook verzekeringsmaatschappijen beschikken over een aanbod dat vaak opduikt in scholen. Daarnaast zijn de bredere campagnes, bijvoorbeeld rond schoolvervoerplannen, waar educatie maar een onderdeel van is. Het formele materiaal is soms louter cognitief, vaak is er ook een praktisch deel aan verbonden.
6. Verkeers- en mobiliteitseducatie op school 6.1. Kleuter- en lager onderwijs In het kleuter- en lager onderwijs is verkeers- en mobiliteitseducatie een verplicht item in het curriculum. Kinderen leren er de regels maar ze leren ook op een actieve manier participeren in het verkeer, eerst in een beschermde omgeving, gaandeweg in meer complexe verkeerssituaties. Raf Canters: "Kinderen leren veel van hetgeen ze meemaken. Ze moeten blootgesteld worden aan ervaringen. Dat houdt in het verkeer een zeker gevaar in. Het komt erop aan voldoende bescherming in te bouwen. Het aanleren van vaardigheden gebeurt dan ook stapsgewijs: eerst op de speelplaats, dan op een verkeerspark, vervolgens langs de verkeerseducatieve route."
6.2. Secundair onderwijs Zit het in het basisonderwijs behoorlijk goed, in het secundair onderwijs loopt het grondig fout. "Verkeers- en mobiliteitseducatie is er een inspannings- en geen resultaatsverplichting en komt niet of nauwelijks aan bod", zegt Luc Henau. "Precies in het secundair onderwijs gaan jongeren zich verplaatsen over langere afstanden, dikwijls in groep. Eerst met de fiets, later met de bromfiets, de motor en de auto." De VSV werkt nu samen met de kabinetten van de Vlaamse ministers van Onderwijs en Mobiliteit aan een actieplan. De bedoeling is de leerlijn uit het basisonderwijs uit te breiden en te verfijnen met veel aandacht voor attitudevorming en respect voor de andere weggebruikers. Ook mobiliteit in de brede zin en de keuze van vervoermiddel zullen aan bod komen. Verkeers- en mobiliteitseducatie zou niet gebonden zijn aan één vak maar zou geïntegreerd worden in het volledige schoolwerkplan. Voor Helmut Paris is dat laatste zeer belangrijk, verkeers- en mobiliteitseducatie moet door alle vakken heen lopen. "Lichamelijke opvoeding bijvoorbeeld is heel belangrijk voor de lichaamsbeweging, voor de coördinatie, voor de reactiesnelheid. Het berekenen en leren inschatten van de snelheid van een voertuig is eigenlijk pure fysica. En waarom zou je in de les fysica ook geen aandacht besteden aan wat er kan gebeuren als je aan een kruispunt naast een vrachtwagen staat die rechtsaf slaat? Zo breng je levenswijsheden bij zonder dat je met het vingertje zwaait." De aandacht voor verkeers- en mobiliteitseducatie in het secundair onderwijs neemt toe. Een voorbeeld is het project ‘Reis om de wereld in acht dagen’ van Mobiel 21. Het is voor het secundair onderwijs wat de schoolspaaractie ‘Veilig en milieuvriendelijk naar school’ is voor de basisklassen.
Gedurende acht dagen vervangen de jongeren hun autokilometers zoveel mogelijk door stappen en fietsen. De ‘gespaarde’ kilometers worden gevisualiseerd op een wereldkaart.
6.3. Hoger onderwijs In het hoger onderwijs is er helemaal geen aandacht voor verkeers- en mobiliteitseducatie. Ook in lerarenopleiding komt het onderwerp in het beste geval slechts zijdelings aan bod. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel leraren vinden dat ze niet over de nodige bagage beschikken om zelf verkeersen mobiliteitseducatie te geven. De VSV pikt op die leemte in door een gratis opleiding te organiseren voor onderwijsmensen. Maar uiteraard zou het veel beter zijn verkeer en mobiliteit te integreren in de reguliere lerarenopleiding.
6.4. Rijscholen Wat de secundaire school niet kan, is het oefenen van vaardigheden in het rijden met bromfiets, motor of auto. "Ze heeft daarvoor noch de tijd noch de professionaliteit", zegt Luc Henau. "Op dat vlak zoeken we naar samenwerking met de rijscholen en met organisaties als de Motorcycle Action Group."
7. Educatie en de lokale overheid 7.1. Afspraken tussen gemeente, politie en scholen Welke rol kunnen de lokale overheid en de politiezones spelen in de verkeers- en mobiliteitseducatie? Luc Henau pleit voor een convenant, een samenwerkingsovereenkomst tussen gemeente, politiezone en scholen. De gemeente neemt de coördinerende rol op. In de overeenkomst moet worden vastgelegd wie wat doet op het vlak van verkeers- en mobiliteitseducatie. De partners moeten elkaar ondersteunen. Voor de financiering kijkt hij naar de centen van het verkeersboetefonds. Dat geld wordt soms al ingezet voor waardevolle educatieve initiatieven. In Mol bijvoorbeeld sloegen de politie en de Responsible Young Drivers de handen in elkaar om in de laatste graad van het secundair onderwijs een theoretische en praktische opleiding te geven rond defensief rijgedrag. In andere gemeenten kunnen jongeren een gratis opleiding volgen in bromfietsvaardigheden. Erwin Debruyne van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) kan zich vinden in het voorstel van een samenwerkingsovereenkomst die duidelijkheid schept over de taken van gemeente, politie en scholen. "De lokale overheid kan een belangrijke ondersteunende rol spelen maar er zijn grenzen aan haar mogelijkheden. Ook die moeten worden vastgelegd zodat niet voor alles en nog wat naar de gemeente wordt gekeken. De ervaring wijst bijvoorbeeld uit dat gemeenten het opstellen van schoolvervoerplannen niet aankunnen. Ik stel voor te werken rond een aantal concrete, voor iedereen haalbare projecten in plaats van een hele waslijst maatregelen op te stellen waarvan dan niets in huis komt."
7.2. De gemeente: passief en actief Een gemeente hoeft niet per se van alles zelf te doen om een zeer nuttige rol te spelen op het vlak van mobiliteitseducatie. Een belangrijke taak is het ondersteunen van de scholen op haar grondgebied. Iemand in dienst hebben die goed geïnformeerd is en die weet welke organisaties en overheden met wat bezig zijn, is al heel wat. Scholen kunnen doorverwijzen, ervoor zorgen dat campagnemateriaal bij de scholen geraakt, materiaal uitlenen voor de praktische verkeerslessen, dat is een belangrijk begin. Zo stelt de stad Antwerpen een boekje samen met alles wat er op de markt is voor scholen. Naast die meer passieve opdracht, kan de gemeente geleidend werken. Ze kan externe partners
aanspreken om bijvoorbeeld een verkeerseducatieve route uit te werken. "Veel gemeenten nemen ook een actieve rol op", zegt Raf Canters. "Typische voorbeelden zijn de (brom)fietscontroles op school of de verkeersles door de politieman. Sommige gemeenten gaan verder en zetten bijvoorbeeld eigen campagnes op. De stad Ninove nam het initiatief voor de campagne ‘Veilig naar school met Suske en Wiske’ die nu in heel Oost-Vlaanderen wordt uitgerold. Sint-PietersLeeuw pakte enkele jaren geleden uit met een grote affichecampagne ‘Snel rijden, doe normaal’. Het gezicht van de campagne was de zanger van ‘The Fundamentals’, een jongen met een lichte mentale handicap. Door die plaatselijke aanpak werden de inwoners persoonlijk aangesproken, ook de volwassenen. Een ander voorbeeld van een innoverende aanpak zijn de projecten van kinderparticipatie die verschillende gemeenten opzetten naar aanleiding van infrastructuurwerken."
7.4. Goede lokale voorbeelden uitwisselen Feit is dat veel waardevolle, lokale projecten maar moeizaam hun weg vinden naar andere gemeenten. Op dat vlak is een belangrijke taak weggelegd voor de gemeenten zelf en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. Ook de VSV pikt, vaak in samenwerking met de provincies, regelmatig lokale initiatieven op. Zo maakte ze een draaiboek en een cd-rom van de verkeersklassen die sommige politiezones in overleg met de parketten organiseren voor -16-jarigen. De klassen worden nu uitgebreid naar heel Vlaanderen. Ook de Verkeersactieve School, gestart als een VSV-initiatief in samenwerking met de provincie Antwerpen, is verruimd naar heel Vlaanderen. Het omvat onder meer actieve verkeerslessen voor voetgangers en fietsers, een verkeersbrevet voor geslaagde leerlingen, schoolvervoerplannen, veilige verkeersroutes, evenementen en sensibilisatieacties die worden opgezet in samenwerking met de gemeente en de politiezone. Voorlopig is de Verkeersactieve School er voor het lager onderwijs, in de toekomst zou het ook uitgebreid worden naar de secundaire scholen.
7.4. Meer communicatie tussen gemeente en burger Niet alleen de communicatie tussen de gemeenten kan nog beter, ook de communicatie tussen lokale overheid en inwoners moet worden versterkt, vindt Helmut Paris. ‘De heraanleg van een weg is een uitstekende aanleiding om de bewoners iets te vertellen over mobiliteit en de aanpak van de gemeente. Een gemeente moet ook een participatief beleid voeren. Iedere inwoner moet ergens zijn mening kwijt kunnen. Waarom zitten de autobestuurders bijvoorbeeld maar zelden mee aan tafel als het gaat over het herinrichten van een schoolomgeving?’
8. De drie E’s We begonnen en eindigen deze bijdrage bij de drie E’s: engineering, enforcement en education. Om de verkeersveiligheid te bevorderen, koppelt goed beleid maatregelen uit de drie categorieën aan elkaar. Helmut Paris: "In de gezondheidspromotie kennen we drie strategieën om gedragsverandering tot stand te brengen: voorlichten, faciliteren en pleitbezorging. Hedendaagse voorlichting betekent dat je heel specifieke informatie uitstuurt, gericht op het individu. Jongeren vragen een eigen aanpak. Facilitatie en pleitbezorging worden samen aangeduid als omgevingsinterventies. Faciliteren houdt in dat je voorzieningen creëert of wijzigt zodat gezonde keuzes voor de hand liggen of ongezonde keuzes worden ontmoedigd. Dat kan bijvoorbeeld door infrastructurele maatregelen. Pleitbezorging omvat hetgeen we traditioneel onder handhaving vatten. Je bouwt een organisatorisch klimaat of structuren op die gunstig zijn voor de verkeersveiligheid. Naast de traditionele handhaving in de vorm van boetebeleid kan het zinvol zijn om gewenst gedrag te belonen. Dat positieve aspect van handhaving wordt helaas vaak vergeten. Een boete zonder uitleg, enkel op basis van de regels, doet maar weinig met het oog op gedragsverandering. Een gemeente die een verkeersdrempel bouwt zonder te zeggen waarom ze dat doet, kan geen draagvlak bij de bevolking creëren. En zonder draagvlak wordt het moeilijk de gewenste attitude tot stand te brengen, zeker bij weggebruikers die een andere mening hebben. De drie E’s hangen dus aan elkaar vast."