“Vergistingsrisico’s of vergissing in risico’s”
Sjon Wesemann
“Vergistingsrisico’s of vergissing in risico’s” Veiligheids- en gezondheidsrisico’s bij de productie van biogas
Eindscriptie opleiding Hogere Veiligheidskunde Stichting Post Hoger Onderwijs Veiligheidskunde
Intervisie groep U39:
Scriptie begeleider:
Wendy Tijssen-Caan
Evert van Nijnatten
Niels Leerling Sjon Wesemann
Auteur
: Sjon Wesemann
Plaats
: Utrecht
Datum
: Februari 2012
Organisatie
: Inspectie SZW
Handtekening :
Deze scriptie is openbaar. Delen uit deze scriptie mogen worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding: 'Inspectie SZW Arbeidsomstandigheden, de titel van de publicatie en het jaar van uitgave'. Bron foto voorblad: Sjon Wesemann
Voorwoord Deze scriptie is geschreven op verzoek van de Werkgroep Chemische Veiligheid van de Vakgroep Chemische Veiligheid en Arbeidshygiëne van het Expertisecentrum van de Inspectie SZW vanuit mijn functie als Arbeidsinspecteur Arbeidsomstandigheden van de Inspectie SZW en is de afsluitingsopdracht van de opleiding Hogere Veiligheidskunde (HVK) bij de stichting PHOV te Utrecht. Tijdens het opstellen van deze scriptie is op één januari 2012 Inspectie SZW van start gegaan en is de naam van de Arbeidsinspectie komen te vervallen. In deze scriptie is de naam van de Arbeidsinspectie en de wijze waarop de Arbeidsinspectie georganiseerd was gebruikt. Het doel van dit scriptietraject was na te gaan of de grootste arbeidsrisico’s van het co-vergisten geïdentificeerd zijn door de fabrikanten en de werkgevers en of er passende maatregelen getroffen zijn om deze arbeidsrisico’s te beheersen. Het onderwerp van deze scriptie was “het identificeren van de vijf arbeidsrisico’s, die het grootste risico’s vormen voor werknemers bij het gebruik van co-vergistingsinstallaties.” Op deze plaats wil ik mijn werkgever en een aantal mensen bedanken voor hun bijdrage bij het tot stand komen van deze scriptie. De Inspectie SZW die het voor mij mogelijk heeft gemaakt deze opleiding te kunnen volgen. Mij in de gelegenheid stelde om verkennende inspecties bij de co-vergistingsinstallaties uit te voeren en de fabrikanten van die installaties te bezoeken. Bert Vonk wil ik bedanken voor zijn rol als cursus begeleider. Hij heeft gezorgd voor vertrouwen en betrokkenheid binnen de cursusgroep. Met zijn positieve kritische houding heeft hij ervoor gezorgd dat hij voor mij een stimulator was om door te gaan en alles tijdig af te ronden. Medewerking aan deze scriptie werd, door middel van intervisiebijeenkomsten, die gehouden zijn tijdens het scriptietraject, verleend door mijn medecursisten Wendy Tijssen-Caan, Niels Leerling en mijn scriptie begeleider Evert van Nijnatten. Hen bedank ik voor hun opbouwende kritiek tijdens de intervisie bijeenkomsten, via e-mail en de telefoon. Verder wil ik Annemiek Rijnsent, Renske Beetstra, Nathan Kuper en Annette Oorschot-Kuipers bedanken voor het stellen van kritische vragen en geven van opmerkingen bij de stukken die ik geschreven heb. Willem Veltmeijer wil ik bedanken voor het, zonder inhoudelijke kennis, doornemen van de scriptie en het mij voorzien van op- en aanmerkingen. Een speciaal woord van dank voor mijn vrouw en onze kinderen die eindeloos geduld hebben opgebracht omdat ik weer eens geen of te weinig tijd voor ze had. Na dit traject zal ik nog een jaar hard moeten werken om alle achterstallige klussen in en om het huis weg te werken. Rest mij nog u veel plezier toe te wensen bij het lezen van deze scriptie. Sjon Wesemann Februari 2012.
Samenvatting Aanleiding Naar aanleiding van een aantal externe rapporten en incidenten die hebben plaatsgevonden, heeft de Werkgroep Chemische Veiligheid van de Vakgroep Arbeidshygiëne en Chemische Veiligheid van het Expertisecentrum van de Arbeidsinspectie aan de afdeling Strategie van de Arbeidsinspectie gevraagd of een aantal verkennende inspecties bij de co-vergistingsinstallaties uitgevoerd konden worden. Het doel was om zo helder te krijgen wat de belangrijkste arbeidsrisico’s zijn bij het co-vergisten en of deze risico’s voldoende beheerst worden. Doel Het doel van het onderzoek was het in kaart brengen van de 5 belangrijkste arbeidsrisico’s binnen de co-vergistingsinstallaties en beoordelen of deze risico’s voldoende worden beheerst. Maar ook: In kaart brengen of de fabrikanten voldoende informatie over de arbeidsrisico’s overbrengen bij de oplevering aan de werkgever (gebruiker); In kaart brengen of de fabrikanten voldoen aan de diverse productregelgeving waaronder de CE-markering; In kaart brengen hoe en waar de adressen van de bedrijven die co-vergisten te vinden zijn; In kaart brengen of de bedrijven een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) met plan van aanpak hebben en of de andere verplichte nadere inventarisaties uitgevoerd zijn; In kaart brengen of de bedrijven onder de BRZO regelgeving vallen; In kaart brengen of er goed bruikbare arbocatalogi zijn opgesteld door de werkgevers/werknemers van de verschillende sectoren. Werkwijze De werkwijze is op te delen in 4 verschillende fasen. Fase 1: in deze fase heeft de literatuurstudie plaats gevonden; Fase 2: in deze fase hebben de bedrijfsbezoeken plaatsgevonden; Fase 3: in deze fase is een beschrijving gegeven van het geconstateerde uit de literatuurstudie en van de verkennende inspecties; Fase 4: in deze fase zijn de conclusies getrokken, de aanbevelingen beschreven en het implementatie- en evaluatieplan opgesteld. Aantallen In Nederland staan ongeveer 232 installaties die vergisten waarvan ongeveer 89 installaties co-vergisten. In de afvalbranche wordt Groente-, Fruit- en Tuinafval vergist en bij de waterzuivering veelal slib. Bij rioolwaterzuiveringen zie je nu echter ook meer de toepassing van co-producten. Tijdens de verkenningen zijn 14 bedrijven bezocht in de navolgende sectoren, met daarachter het aantal bezoeken per sector: Rioolwaterzuivering: 2; Industrieel bedrijf: 6; Afvalverwerking: 2; Agrarisch bedrijf: 4. De trend is dat bestaande installaties worden uitgebreid om de installatie rendabel te krijgen of te houden. Ook is te zien dat nu de installaties een aantal jaar draaien, dat het onderhoud toeneemt aan de installaties. Ook zijn 2 fabrikanten van co-vergistingsinstallaties bezocht om na te gaan hoe zij met de productwetgeving omgaan. Conclusies De aanwezige arbeidsrisico’s die onvoldoende beheerst worden zijn: Explosie en brand: ontwerpfouten, verkeerd equipement, gebrek aan/onvoldoende kennis en kunde van werkgevers/werknemers; Verstikking, bedwelming en vergiftiging: ontwerpfouten, gebrek aan/onvoldoende kennis en kunde van werkgevers/werknemers; Blootstelling aan gevaarlijke stoffen: werkgevers en werknemers zijn zich niet bewust van de risico’s van werken met gevaarlijke stoffen die nodig zijn bij het proces en van stoffen die bij het proces vrijkomen;
Blootstelling aan biologische agentia: werkgevers en werknemers zijn zich niet bewust van de risico’s van werken met biologische agentia. Men weet niet welke biologische agentia in het vergistingsproces aanwezig is en welke bacteriën eventueel meegevoerd kunnen worden met co-producten; Inrichting arbeidsplaats: ontwerpfouten zoals; ontbreken van bordessen waar onderhoud en inspecties uitgevoerd moeten worden, ontbreken van bliksemafleiding, ontbreken van aanrijdbeveiligingen voor tanks en leidingen. Daarnaast is geconstateerd dat ten aanzien van productveiligheid fabrikanten hun taak onvoldoende uitvoeren. In veel gevallen is de installatie niet voorzien van een CE- markering, een EG-verklaring van overeenstemming ontbreekt, een gebruikershandleiding in de Nederlandse taal ontbreekt en de fabrikant heeft geen (goede) risicoanalyse gemaakt van de risico’s van de installatie en de te treffen beheersmaatregelen. Door opschaling en de bouw van grotere installaties kunnen de vergistingsinstallaties op grond van de aanwezigheid van de hoeveelheid methaan en waterstofsulfide onder de BRZO regelgeving vallen. Door de diversiteit van inschrijving door ondernemers bij de KvK en de indeling van bedrijven onder zeer diverse SBI-codes die de KvK aan de bedrijven toekent, zijn de vergistingsinstallaties moeilijk te identificeren in het bedrijfsprocessensysteem van de Arbeidsinspectie. De algemene conclusie is dat de bedrijven de wetgeving onvoldoende naleven en zich ook niet bewust zijn van hun verplichtingen. Hetzelfde geldt voor de fabrikanten die de installaties bouwen. Om hier duidelijkheid en bekendheid aan te geven zal een “best beschikbare technieken document” een uitkomst kunnen bieden. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van bestaande documenten zoals de “Handreiking (co-)vergisten van mest”, juli 2009 van Infomil[8] of “Veiligheidsregels en technische preventierichtlijnen bij de bouw en het gebruik van agrarische biogasinstallaties”, oktober 2005 van het FOV[29]. Deze documenten dienen dan wel geactualiseerd en aangevuld te worden. Arbeidsveiligheid en productveiligheid zullen hier dan wel een onderdeel van uit moeten maken. Aanbevelingen De belangrijkste aanbevelingen voor de Arbeidsinspectie zijn: Maak de bevindingen van deze scriptie bekend bij de gebruikers, fabrikanten, brancheverenigingen, overheden en andere partijen die in de aanbevelingen van hoofdstuk 8 genoemd worden; Ontwikkel een folder/flyer die inzicht geeft in de grootste risico’s bij co-vergistingsinstallaties en geef daarbij de beheersmaatregelen volgens de arbeidshygiënische strategie weer. Geef daarbij ook het belang van voorlichting en onderricht en onderhoud aan de installatie aan; Benader Infomil, onderdeel van Agentschap-NL, over het aanvullen en actualiseren van het document “Handreiking (co-)vergisten van mest[8]” en zorg ervoor dat arbeidsveiligheid daarin een belangrijk onderdeel vormt, zodat het geheel een “best beschikbare techniek” document kan worden; Benader de beheerorganisatie PGS en overtuig hen van de nut en noodzaak voor de specifieke PGS voor covergistingsinstallaties. Zodat daarna een traject opgestart kan worden om te komen tot een specifieke PGS. De overige aanbevelingen hebben betrekking op het beter in contact komen met elkaar zodat men ook van elkaar weet wat de verantwoordelijkheden zijn van de afzonderlijke partijen. Hierbij moet gedacht worden aan overheden onderling maar ook tussen verzekeringsmaatschappijen, fabrikanten, branche organisaties en investeerders. De aanbevelingen zijn ook gericht op het maken van afspraken met elkaar om zo het beheersen van de arbeidsrisico’s zoals brand en explosie af te dwingen bij de gebruikers. Implementatie- en evaluatieplan Geadviseerd wordt om in ieder geval de bevindingen van dit onderzoek bekendheid te geven bij de verschillende partijen. Daarnaast is het van belang dat gewerkt gaat worden aan een folder/flyer en een het “best beschikbare techniek” document zodat voor alle partijen helder is wat de stand der techniek is ten aanzien van de installaties en het beheersen van de arbeidsrisico’s. Om verbeteringen te kunnen realiseren is het van belang dat het implementatieplan tijdig wordt uitgevoerd. Daarna kan geëvalueerd worden hoe het traject is verlopen.
Inhoudsopgave 1
Inleiding .................................................................................................................................... 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
2.
Introductie Arbeidsinspectie ..................................................................................................... 1 Aanleiding ................................................................................................................................. 2 Doelstelling ............................................................................................................................... 2 Afbakening ................................................................................................................................ 3 Werkwijze ................................................................................................................................. 3 Beschrijving eigen positie bij bedrijven en de rol bij het onderzoek ......................................... 4 Leeswijzer ................................................................................................................................. 4 Procesbeschrijving vergisten .................................................................................................... 5
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.5.4 2.5.5 2.5.6 2.5.7 2.5.8 2.5.9 2.5.10 2.5.11 2.5.12 3
Wat is co-vergisten ................................................................................................................... 5 Waarom vergisten .................................................................................................................... 5 Het effect van vergisting ........................................................................................................... 5 Ontwikkeling vergisten .............................................................................................................. 5 Het vergistingsproces ............................................................................................................... 6 Opslag mest en andere voedingsstoffen .................................................................................. 7 Hygiëniseringsinstallatie ........................................................................................................... 7 Vergisters.................................................................................................................................. 7 Navergister ............................................................................................................................... 8 Biogas opvang .......................................................................................................................... 8 Overdrukbeveiliging .................................................................................................................. 8 Fakkelinstallatie ........................................................................................................................ 8 Gasreinigingsinstallatie ............................................................................................................. 8 Gas comprimeer unit ................................................................................................................ 9 Warmtekrachtinstallatie ............................................................................................................ 9 Afvalstoffen ............................................................................................................................... 9 Opwerken digestaat .................................................................................................................. 9 Wet- en regelgeving en casuïstiek ......................................................................................... 10
3.1 3.2 4
Vigerende wet- en regelgeving ............................................................................................... 10 Casuïstiek ............................................................................................................................... 11 Verkenningen.......................................................................................................................... 14
4.1 4.2 4.3 4.4 5
Voorbereiding ......................................................................................................................... 14 Literatuur onderzoek ............................................................................................................... 14 Adressenselectie .................................................................................................................... 15 Planning en realisatie ............................................................................................................. 16 De resultaten van de verkenningen ........................................................................................ 17
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Werkwijze en overzicht van de uitgevoerde verkenningen .................................................... 17 Explosie- en brandrisico ......................................................................................................... 17 Verstikking, bedwelming, vergiftiging ..................................................................................... 18 Risico op blootstelling aan biologische agentia ...................................................................... 19 Risico op blootstelling aan gevaarlijke stoffen huid en inhalatie effecten op langere termijn 20 Arbeidsplaats gerelateerde risico’s ........................................................................................ 20 Analyse risico-inventarisatie en –evaluatie en nadere inventarisaties ................................... 21
6
Nadere uitwerking van overige vraagstukken van deze scriptie ............................................ 22 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Aantal medewerkers per bedrijfstak ....................................................................................... 22 Basisrisicofactoren ................................................................................................................. 22 Productveiligheid .................................................................................................................... 24 BRZO ...................................................................................................................................... 25 Relatie tussen de casuïstiek en de verkenningen .................................................................. 26 Samenwerking tussen overheden en andere partijen ............................................................ 26 Arbocatalogus ......................................................................................................................... 27
7
Conclusies: ............................................................................................................................. 28
8.
Aanbevelingen: ....................................................................................................................... 30
9
Implementatie- en evaluatieplan:............................................................................................ 33
Bronnen en Literatuur ................................................................................................................................. 37 Verklarende woordenlijst ............................................................................................................................. 39 Afkortingen .................................................................................................................................................. 41 Bijlage A: Scriptievoorstel ........................................................................................................................... 43 Bijlage B: Goedkeuring scriptievoorstel ...................................................................................................... 47 Bijlage C: Inspectielijst gebruikt bij de verkenningen .................................................................................. 49 Bijlage D: Verslagen van de verkennende inspecties ................................................................................. 51
1
Inleiding 1
In dit hoofdstuk is de organisatie van de Arbeidsinspectie (AI) beschreven. Vervolgens zijn de aanleiding, de doelstelling, de afbakening van deze scriptie van de opleiding tot hoger veiligheidskundige van de stichting PHOV beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de beschrijving van de eigen positie bij bedrijven en de rol bij het onderzoek en een leeswijzer.
1.1 Introductie Arbeidsinspectie Deze scriptie is geschreven vanuit het oogpunt van de AI. De AI is een handhavings- en uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). De AI valt onder verantwoordelijkheid van de Inspecteur-generaal. Middels een aanwijzingsregeling zijn toezichthoudende ambtenaren van de AI aangewezen om toezicht te houden op een aantal wetten genoemd in de aanwijzingsregeling. De oorsprong van de wetten waar de AI toezicht op houdt ligt in richtlijnen die opgesteld zijn door de Europese Unie en geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Zo komt bijvoorbeeld hoofdstuk 7 uit het Arbobesluit, voort uit de Richtlijn Arbeidsmiddelen. De AI houdt toezicht op een aantal wetten waaronder de: Arbeidsomstandighedenwet, -besluit en -regeling (opgebouwd uit diverse Europese richtlijnen); Warenwet en diverse besluiten gericht op professioneel gebruik (ook opgebouwd uit diverse Europese richtlijnen); Besluit risico’s zware ongevallen, (BRZO) en de Regeling Risico’s Zware ongevallen (RRZO), (voortgekomen uit de Seveso II-richtlijn)[1]<2>; ARIE-regeling<3>; Wet minimumloon en Wet Arbeid Vreemdelingen. Door een beperking in beschikbare inspectiecapaciteit en de grote diversiteit in de wetten waar de AI toezicht op houdt, moeten prioriteiten worden gesteld. Door de beleidsafdeling wordt aan de hand van analyses op basis van beschikbare informatie en actuele inzichten bepaald in welke branches en bedrijven de AI het preventief toezicht moet richten. In die branches en bedrijven mag worden verwacht dat daar de misstanden <4> voorkomen. Organisatie: De AI is opgedeeld in 3 directies te weten: Directie Arbeidsomstandigheden; Directie Major Hazard Control (MHC); Directie Arbeidsmarktfraude (AMF). Daarnaast heeft de AI nog een aantal ondersteunende afdelingen.
Figuur 1.1: Organigram Arbeidsinspectie.2 1
Ten tijde van het schrijven van deze scriptie is de Inspectie SZW gestart. De Inspectie SZW is een samenvoeging van alle inspectie diensten die onder SZW vallen en heeft organisatorische consequenties voor de organisatie en voor de naam van de Arbeidsinspectie. De beschrijving van de Arbeidsinspectie in dit hoofdstuk betreft de situatie van voor de wijziging. 2 Bron: www.arbeidsinspectie.nl/organisatie/organisatiestructuur Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 1 van 83
Elke directie heeft eigen inspecteurs en een eigen Expertisecentrum. De werkgroep Chemische veiligheid valt onder de Vakgroep Chemische veiligheid en Arbeidshygiëne. De afdeling Strategie valt ook onder de directie Arbo. De AI werkt vanuit een benadering van sectoren. De AI heeft 17 sectoren gedefinieerd waarvan 5 brede sectoren, 12 smalle sectoren en 6 thema’s. De brede sectoren hebben meer aandacht en een actief sector team binnen de AI. Er vindt overleg plaats met werkgevers en er worden meerjaren plannen opgesteld. In de smalle sectoren vindt dat alleen plaats als daar aanleiding voor is. Hier vinden alleen gericht inspecties plaats of naar aanleiding van signalen. De covergistingsinstallaties vallen onder de smalle sectoren als: Energie opwekking, Afvalwaterinzameling en behandeling, Afvalinzameling en behandeling en Landbouw. De thema’s gaan over onderwerpen over de branches heen. Een tweetal voorbeelden daarvan zijn het thema duikarbeid en markttoezicht. Meer achtergrondinformatie over de AI kijk op internet op de website van de AI: Wat doet de Arbeidsinspectie? Alles over de taken en werkwijze van de Arbeidsinspectie[3].
1.2 Aanleiding In 2010 zijn de volgende rapporten uitgekomen: RIVM “Veiligheid grootschalige productie Biogas”[4] en VROM “Co-vergisting van mest in Nederland”[5]. Beide rapporten beschrijven de risico’s van het co-vergistingsproces, maar zijn vooral gericht op externe veiligheid. In geen van de beschikbare rapporten wordt ingegaan op de gerelateerde arbeidsrisico’s terwijl in de afgelopen jaren wel een aantal incidenten/ongevallen heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding van het voornoemde is vanuit de werkgroep Chemische Veiligheid van de Vakgroep Arbeidshygiëne en Chemische Veiligheid van het Expertisecentrum van de AI aan de afdeling Strategie van de AI gevraagd of een aantal verkennende inspecties bij deze vergistingsinstallaties uitgevoerd konden worden, aan de hand van een geschreven nota[6]. Op 24 november 2010 heeft de afdeling strategie toestemming gegeven voor het uitvoeren van een aantal verkenningen om de arbeid gerelateerde risico’s bij de co-vergistingsinstallaties in kaart te brengen. Tevens is gevraagd te kijken in welke sectoren deze co-vergistingsinstallaties gebruikt worden en welke sector dan het minst goed scoort op het beheersen van de arbeidsgerelateerde risico’s [7].
1.3 Doelstelling Het doel van het onderzoek was het inzichtelijk maken van de vijf belangrijkste arbeidsrisico’s. Maar ook onderzoeken of deze arbeidsrisico’s voldoende werden beheerst door de werkgevers en of werkgevers en werknemers zich voldoende bewust zijn van de arbeidsrisico’s. De subdoelstellingen van deze scriptie waren het: 1. In kaart brengen of de fabrikanten voldoende informatie over de arbeidsrisico’s overbrengen bij de oplevering aan de werkgever (gebruiker); 2. In kaart brengen of de fabrikanten voldoen aan de diverse productregelgeving waaronder de CE-markering; 3. In kaart brengen hoe en waar de adressen van de bedrijven die co-vergisten te vinden zijn?; 4. In kaart brengen of de bedrijven een risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) met plan van aanpak hebben en of de andere verplichte nadere inventarisaties uitgevoerd zijn? 5. In kaart brengen of de bedrijven onder de BRZO regelgeving vallen? 6. In kaart brengen of er goed bruikbare arbocatalogi zijn opgesteld door de werkgevers/werknemers van de verschillende sectoren? De volgende onderzoeksvragen zijn geformuleerd: Wat is bekend in de literatuur over de arbeidsrisico’s bij het co-vergisten? Wat weten de werkgevers en werknemers van de arbeidsrisico’s van de co-vergistingsinstallaties? Hoe zijn de installaties opgebouwd? Wat voor informatie over arbeidsrisico’s heeft de fabrikant overgedragen aan de werkgever (de gebruiker)? Is er een relatie tussen de grootte van de co-vergistingsinstallaties en de arbeidsrisico’s? Is er een relatie tussen de branches waar de co-vergistingsinstallaties worden gebruikt en de arbeidsrisico’s? Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 2 van 83
Is de markt voldoende financieel draagkrachtig om de arbeidsrisico’s te beheersen? Zijn de brancheverenigingen betrokken bij het beheersen van de arbeidsrisico’s? Hebben de fabrikanten zich gehouden aan de Warenwetregelgeving die van toepassing is? Welke sectoren hebben een arbocatalogus? Zijn de bestaande arbocatalogi voldoende uitgebreid?
1.4 Afbakening In het scriptievoorstel, opgenomen als bijlage A, is aangegeven dat gekeken zou worden naar een aantal onderwerpen. Hoe is het gesteld met de bekendheid van de risico’s van vergistingsinstallaties bij de gebruikers en de overheid en wat is de maatstaf waartegen alles wordt afgezet? Om de omvang van de scriptie te beperken en meer diepgang te kunnen geven aan de risico’s is ervoor gekozen om af te wijken van het scriptievoorstel. Zo is voor het volgende gekozen: De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) omgevingsvergunning om reden van een beheerste omvang van de scriptie niet beschreven. De Wabo vergunning heeft immers bijna alleen maar raakvlakken met het milieu en niet met arbeidsveiligheid; Van de verschillende actoren die er zijn, is alleen de gebruiker en de fabrikant en de relatie daartussen uitgewerkt. Om de rol van de overige actoren te omschrijven kost te veel capaciteit bij dit onderzoek ten opzichte van wat het oplevert om de rol van de actoren te omschrijven; Hetgeen contractueel vastgelegd is bij aanbestedingen en welke rol voor overheidsinstanties is weggelegd is niet meegenomen om de omvang van het onderzoek te beperken; De risico’s tijdens de bouw van co-vergistingsinstallaties niet mee te nemen, er is dus alleen gekeken naar de gebruikers fase. De overige punten uit het scriptievoorstel zijn wel uitgewerkt en opgenomen in hoofdstuk 1.3.
1.5 Werkwijze De werkwijze is op te delen in vier verschillende fasen. e
1 fase
e
2 fase
e
3 fase
e
4 fase
Literatuurstudie Praktijkonderzoek Procesbeschrijving Wet- en regelgeving Grootste risico’s Productveiligheid Conclusies Aanbevelingen Implementatie- en evaluatieplan Figuur 1.2: overzicht werkwijze e
De 1 fase: Literatuurstudie. In deze fase is een literatuurstudie uitgevoerd naar nationale en internationale wetgeving, verschenen rapportages en andere documenten op het gebied van arbeidsveiligheid bij vergistingsinstallaties. Dit is gedaan om inzicht te krijgen in het co-vergistingsproces en of de arbeidsrisico’s bij co-vergisten beschreven zijn. Daarbij is gelijk onderzocht wat de beheersmaatregelen dan zijn. De literatuurstudie is er ook op gericht om na te gaan waar de co-vergistingsinstallaties staan en hoe deze makkelijk terug te vinden zijn in het register van de Kamer van Koophandel. De geraadpleegde literatuur en bronnen zijn: [4] t/m [25].
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 3 van 83
e
De 2 fase: Praktijkonderzoek. In de volgende sectoren zijn een aantal verkennende bezoeken gebracht aan (co-)vergistingsinstallaties: Industriële co-vergisters; Afval bedrijven Rioolwaterzuiveringsinstallaties; Agrarische bedrijven. Het doel van deze verkennende bezoeken was om duidelijkheid te krijgen van de volgende punten: Wat de grootste arbeidsrisico’s zijn; Wat de beheersmaatregelen zijn die de werkgevers getroffen hebben om de arbeidsrisico’s te beheersen; Hebben de fabrikanten de arbeidsrisico’s geanalyseerd en welke beheersmaatregelen hebben zij dan getroffen; Zijn de werkgevers en de werknemers zich bewust van de arbeidsrisico’s van de co-vergistingsinstallaties; Wat is de relatie tussen de grootte van de co-vergistingsinstallaties en de arbeidsrisico’s; Wat is de relatie tussen de verschillende branches waar de co-vergistingsinstallaties staan en de arbeidsrisico’s; Komt de grootte van de installatie overeen met hetgeen is opgegeven. Doel was daarnaast ook om een goed beeld te krijgen van de bedrijfsprocessen en bekend te raken met de begrippen die bij het co-vergistingsproces horen. e
De 3 fase: Beschrijven van het geconstateerde bij de literatuurstudie en de bedrijfsbezoeken. In deze fase is ervoor gekozen om in verschillende hoofdstukken een beschrijving te geven van: Het vergistingsproces; De wet- en regelgeving die van toepassing is; De omschrijving van de vijf grootste arbeidsgerelateerde risico’s bij het vergisten; De manier waarop fabrikanten omgaan met hun verplichtingen ten aanzien van productveiligheid. e
De 4 fase: Conclusies, aanbevelingen en het implementatie- en evaluatieplan. In deze laatste fase worden aan de hand van onderbouwingen conclusies getrokken en worden aanbevelingen gegeven hoe fabrikanten en werkgevers beter om kunnen gaan met de vergistingsinstallaties zodat de arbeidsrisico’s beheerst worden en de restrisico’s acceptabel zijn. Daarna zijn de aanbevelingen in een implementatie- en evaluatieplan opgenomen.
1.6 Beschrijving eigen positie bij bedrijven en de rol bij het onderzoek Op verzoek van het Expertisecentrum van de AI is een aantal verkennende bedrijfsbezoeken gebracht aan verschillende soorten vergistingsinstallaties in diverse branches. Het is bij verkennende inspecties gebruikelijk om niet te handhaven tenzij er ernstige overtredingen aangetroffen worden. De verkennende inspecties zijn dan ook onder die voorwaarde aangekondigd bij de bedrijven. Na de verkennende inspecties hebben de bezochte bedrijven een brief ontvangen van de AI waarin aangegeven wordt wat de tekortkomingen zijn waarmee de bedrijven aan de slag moeten, maar niet in de vorm van een handhavingsbrief. De inspecties bij de bedrijven zijn uitgevoerd als toezichthouder van de AI. De bedrijven zijn bekeken vanuit de rol als onderzoeker met een veiligheidskundige kennis. De tegenstrijdige rollen zijn geen belemmering geweest bij het verzamelen van relevante informatie bij bedrijven. De bedrijven geven aan dat zij het goed vonden dat vreemde ogen de vergistingsinstallatie bekeken om zo eventuele tekortkomingen die zij niet gezien hadden mee te kunnen nemen bij het verder optimaliseren van de veiligheid van de vergistingsinstallatie.
1.7 Leeswijzer In de hoofdstukken 2, 3 en 4 wordt het kader geschetst door achtereenvolgens het proces te beschrijven, de relevante regelgeving te verwerken en de methode van onderzoek nader uit te werken. Dit resulteert in hoofdstuk 5 en 6 in een beschrijving van de constateringen die gedaan zijn tijdens de literatuurstudie en de verkenningen die zijn uitgevoerd. In hoofdstuk 7 worden de conclusies beschreven en in hoofdstuk 8 en 9 worden de conclusies verwoord tot aanbevelingen en het implementatie- en evaluatieplan. Voor aanvang van de bijlagen staan uitgeschreven de: Gebruikte bronnen en literatuur, in de tekst van de scriptie aangeduid met [ ]; Verklarende woorden, in de tekst van de scriptie aangeduid met < >; Gebruikte afkortingen. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 4 van 83
2.
Procesbeschrijving vergisten
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat co-vergisten is en waarom het wordt toegepast in Nederland. Ook wordt omschreven wat de effecten zijn en de ontwikkelingen zijn bij het co-vergisten. Daarna wordt het vergistingsproces beschreven en wat voor installatie onderdelen vaak toegepast worden. De geraadpleegde bronnen zijn [4] t/m [25].
2.1 Wat is co-vergisten Door vergisting van mest en co-producten, organische stoffen zoals groente- en fruitafval, groenbeheerresten, koffiedik, vetafval en visafval afhankelijk van de categorie installatie wat in de vergister mag, ontstaat biogas. Dat biogas wordt in een warmtekrachtkoppeling installatie (WKK-installatie) omgezet in warmte en elektriciteit of door recente ontwikkelingen rechtstreeks (na zuivering en comprimeren) geleverd aan het aardgasnet. Het restant dat na vergisting overblijft, het digestaat<5>, kan op het land worden uitgereden of verder worden bewerkt.
2.2 Waarom vergisten Het (co-)vergisten van biomassa wordt toegepast om een aantal redenen: De eerste reden is om extra inkomsten te genereren voor de ondernemer, bevorderd door een subsidie. De tweede reden is het milieu. Er wordt meer uit de producten gehaald en het digestaat kan verder opgewerkt worden zodat het ingezet kan worden als (kunst)mest. Hetgeen eerst als afval werd gezien wordt nu met behulp van bacteriën omgezet in brandstof. Als derde reden is men op zoek naar alternatieven omdat de voorraad fossiele brandstoffen op zal raken. Door deze ontwikkeling probeert men bij te dragen om minder afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen. De producten worden gezien als duurzame energiebron.
2.3 Het effect van vergisting Het effect is dat met behulp van bacteriën afvalstoffen door middel van vergisting omgezet worden in gasvormige energie. Het gas wordt geleverd aan het gasnet of gebruikt in een WKK-installatie. Voor opwekking van elektriciteit welke aan het net elektriciteitsnet geleverd wordt. De warmte die vrijkomt bij het verbranden in de motor wordt gebruikt voor bijvoorbeeld het verwarmen van stallen, woningen, vergistingstanks en drooginstallatie voor het digestaat. De bijkomende voordelen zijn: Het verminderen van de stankoverlast bij het uitrijden van natte mest, welke al een tijd in de gierput heeft gezeten en dus al aan het rotten is; Dat het milieu minder belast zal worden, omdat organische reststromen gebruikt worden om energie op te wekken, het is een alternatief voor fossiele energie die meer vervuilt; De vorming van een gesloten koolstofdioxide (CO2)-balans; Dat het afval, digestaat, na het vergisten een hogere bemestingswaarde heeft dan onbehandelde mest.
2.4 Ontwikkeling vergisten Het produceren van energie uit biomassa, mest en andere organische stoffen, door vergisten is een veelbelovende duurzame technologie. Het vergisten op zich is niet nieuw maar heeft de afgelopen 10 jaar wel grote stappen voorwaarts gemaakt zowel in techniek en kwaliteit als in aantal installaties. Dit kwam met name omdat in het midden van de jaren 90 een groot mestoverschot aanwezig was. Een land als Duitsland heeft daar op ingespeeld door het bouwen van vergistingsinstallaties. In Duitsland is het aantal vergistingsinstallaties sterk toegenomen en dit groeit nog steeds. In Nederland is het aantal bedrijven dat vergist pas de afgelopen 5 jaar sterk in aantal toegenomen. Het aantal vergistingsinstallaties is in die tijd sterk toegenomen van 50 in 2006 tot circa 180 in 2010 en het aantal neemt nog steeds toe. Het streven is 400 installaties in 2020 volgens “Co-vergisting van mest in Nederland”[5]. Het vergisten wordt op verschillende schaalgroottes toegepast. Het kan op boerderijniveau plaatsvinden maar ook op zeer grote schaal waarbij de benodigde grondstoffen, zoals mest en co-producten, worden aangevoerd door andere bedrijven. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 5 van 83
Hierbij moet gedacht worden aan coöperaties tussen agrariërs die het mest voor meerdere agrarische bedrijven verwerken. Maar ook aan bedrijven die de mest en co-producten inkopen. In alle gevallen is te spreken van een procesindustrie. De vergistingsinstallaties komen voornamelijk voor in drie verschillende branches namelijk: afval (ook afvalwater), land- en tuinbouw en industriële bedrijven. De verschillende vormen van vergisten en de variatie tussen de grootte van de installaties, van klein tot zeer groot, maakt de branche ondoorzichtig. De kleine installaties staan bij agrariërs en de grotere bij coöperaties en industriële bedrijven. Verschillende vormen moet worden gezien als het hebben van een navergister of een bassin waar het digestaat nog een tijd in verblijft of dat het digestaat verder opgewerkt wordt. Trend is ook dat bedrijven gaan opschalen om het vergisten rendabel te houden of te maken. In ongeveer 50% van de vergisters die bezocht zijn hebben uitbreidingen en schaalvergrotingen plaatsgevonden. Door het toenemen van de vergistingsinstallaties in diverse branches is ook terug te zien dat de gebruikers een andere functie hebben gekregen. Zo zijn de bedieners van de vergistingsinstallaties te vergelijken met procesoperators. In diverse branches is daar verschillend invulling aan gegeven. In de afvalsector, ook afvalwater (rioolwaterzuivering) zijn de bedieners wel opgeleid tot het bedienen van de installatie. Echter bij de agrariër, veelal de boer zelf of een loonwerker, niet. De agrariër heeft alleen geleerd welke knoppen bediend moeten worden om de installatie in bedrijf te houden.
2.5 Het vergistingsproces
Figuur 2.3: Simpele weergave van toevoegen tot afvoer.3
Bij vergisting worden met behulp van micro-organismen, organische stoffen omgezet in biogas. Het proces verloopt anaeroob (zuurstof arm). Voor het vergisten kunnen in principe alle soorten mest en makkelijk afbreekbare organische stoffen gebruikt worden. Het gas dat ontstaat, biogas, bestaat uit een mengsel van methaan (CH4) (+/- 50%), CO2 (+/- 37%) en is verzadigd met waterdamp. Het bevat daarnaast kleinere hoeveelheden waterstofsulfide (H2S) (kan tot ongeveer 4000 ppm oplopen, afhankelijk van het toegevoegde materiaal), koolstofmonoxide (CO) en ammoniak (NH3). In Nederland wordt vaak mesofiele (lage temperatuur) vergisting toegepast. Hierbij ligt de temperatuur tussen de 20 °C en 45 °C. Dit betekent dat er in het najaar en winter vaak warmte toegevoegd moet worden en in de zomer juist vaak gekoeld moet worden. Ook komt warmte vrij bij de productie van biogas, door de werking van de bacteriën. Bij het koelen of verwarmen wordt hiermee rekening gehouden. Biogas is corrosief, door de aanwezigheid van H2S en in mindere mate ook NH3. Hierdoor moeten H2S en in mindere mate ook NH3 uit het gas verwijderd worden. Globale opbouw van de installatie: De belangrijkste onderdelen in de installatie zijn: Opslag mest en andere voedingsstoffen; Hygiëniseringsinstallatie; Vergisters; Navergister; Biogas opvang; Overdrukbeveiliging; 3
Fakkelinstallatie; Gas reinigingsinstallatie (soms); Comprimeer gedeelte gas; Warmtekrachtinstallatie; Afvalstoffen; Opwerken digestaat.
Bron: www.rova.nl/duurzame-energie/groen-gas/de-vergister
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 6 van 83
2.5.1 Opslag mest en andere voedingsstoffen De mest die aangevoerd wordt kan tijdelijk worden opgeslagen in bijvoorbeeld kelders, silo’s of bassins maar de mest kan ook rechtstreeks in de vergister worden gepompt. Opslag van voedingsstoffen kan op verschillende wijzen. Vaste stoffen kunnen worden opgeslagen in sleufsilo’s al dan niet afgesloten om geur uitstoot te voorkomen. Vloeibare voedingsstoffen zullen veelal in silo’s worden opgeslagen. 2.5.2 Hygiëniseringsinstallatie Als co-product van dierlijke oorsprong wordt gebruikt als voedingsstof zal deze voedingsstof verhit moeten worden. Dat proces heet hygiënisering<6>. Hygiënisering van mest houdt in dat pathogene organismen in de mest en co-producten, zoals van het geslacht Salmonella, e. colibacteriën en Enterobacteriën worden geëlimineerd door een behandeling. In de EU-regelgeving (verordening 1774/2002) is aangeven dat voor het in de handel brengen van mest en verwerkte producten uit mest een warmtebehandeling gedurende tenminste 60 minuten bij 70 °C vereist is. Hiervoor is voorafgaand aan het vergistingsproces of daarna, een installatie aanwezig, bestaande uit een ketel die door middel van de warmte van de WKK-installatie opgewarmd wordt die de mest en andere co-producten verhit. 2.5.3 Vergisters De vergister is een gasdicht, geïsoleerd, geroerd bassin waaruit het biogas gewonnen wordt. Afhankelijk van het seizoen of vergistingstemperatuur wordt er nog verwarmd of gekoeld. De bodem en de wanden zijn veelal opgebouwd uit beton. Voor de afdekking kan gekozen worden voor een vast dak of een folie. In figuur 2.4 is te zien hoe een vergister er globaal uitziet.
Figuur 2.4 : Schema van een geroerde co-vergister4
De aanvoer van mest en de afvoer van digestaat verlopen gelijktijdig om de hoeveelheden biomassa gelijk te houden. In de wand of de vloer is afhankelijk van de vergister een warmtewisselaar geplaatst. Hiermee kan de warmte, afkomstig van de WKK-installatie, de gasmotor, gebruikt worden om de te vergisten substantie op optimale temperatuur te houden. Materialen die hierbij horen zijn een warmtewisselaar, leidingen en een waterpomp. Bij sommige installaties wordt koeling door grondwater toegepast om de te vergisten substantie te kunnen koelen indien nodig. Het digestaat in de vergister wordt continu of op gezette tijden geroerd. Het mengsysteem heeft een aantal doelen: het constant houden van de temperatuur, goede menging, voorkomen van drijf- en bezinklagen en tegengaan van schuimlagen. Het meest voorkomende roerwerk is een verticale peddel. De standtijd van het te vergisten materiaal kan variëren, afhankelijk van de gebruikte mest en voedingsstoffen, van 20 dagen tot ongeveer 80 dagen. De mest wordt met pompen in de vergister gepompt en het digestaat dat ontstaat wordt met een andere pomp weer uit het bassin gepompt. Om te voorkomen dat deeltjes die bezinken zich op kunnen hopen wordt de afvoerpijp vlak boven de bodem geplaatst. Het biogas dat ontstaat wordt boven in de gaskap van de vergister opgevangen en daarna afgevoerd. 4
Bron: wikimobi.nl/wiki/index.php?title=Bestand:Vergistingtank.jpg
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 7 van 83
2.5.4 Navergister Om de capaciteit van de vergister optimaal te benutten is een relatief snelle doorzet van het te vergisten substraat noodzakelijk. In de vergister wordt niet alle biogas uit het materiaal gehaald, om dat toch mogelijk te maken is een combinatie met navergisting essentieel en dit wordt dan ook vaak om die reden toegepast. Het nog warme digestaat kan in de navergister langzaam afkoelen waarbij het laatste gas wordt gewonnen. Tijdens het navergisten wordt zo’n 20% van de totale hoeveelheid biogas gewonnen. De verblijfstijd van het digestaat in de navergister moet afgestemd zijn op de capaciteit van de vergister. In de regel zal dit variëren tussen enkele weken en maanden. 2.5.5 Biogas opvang Het biogas dat ontstaat in de vergister en de navergister kan tijdelijk worden opgeslagen onder de gaskap of in een externe gasopslag met een maximale overdruk van ongeveer 1 mbar. Een externe gasopslag bevindt zich vaak naast de vergister en bestaat uit een zogeheten gaskussen. 2.5.6 Overdrukbeveiliging In de vergister of de gasopslag kan overdruk ontstaan boven op de werkdruk. Dat kan ontstaan als het gas niet volledig benut kan worden in de WKK-installatie en de ruimte onder de gaskappen volledig gevuld is. Een vergister kan niet uitgezet worden als de verbrandingsmotor uitvalt. Het vergistingsproces zal een tijd doorlopen waarbij het biogas vrijkomt. Om breuk in de installatie ten gevolge van een te hoge druk te voorkomen, wordt een overdrukbeveiliging toegepast (voorbeeld; doek van gaskap begeeft het bij een overdruk van ongeveer 50 mbar). Dit kan zijn door een overdrukventiel gevolgd door een afblaasinrichting of een fakkel. Een overdrukbeveiliging treedt in werking tot weer een acceptabele druk is bereikt. De overdruk beveiliging staat afgesteld op 5 mbar. Bij een overdrukbeveiliging zonder fakkel komt het biogas in het milieu wat weer stankoverlast kan geven en kan zorgen voor een explosieve atmosfeer. Als een fakkel wordt toegepast, wordt het biogas verbrand waardoor het biogas in ieder geval niet in het milieu komt en stankoverlast en het ontstaan van een explosieve atmosfeer voorkomen worden. 2.5.7 Fakkelinstallatie De fakkelinstallatie is vaak niet verplicht bij vergistingsinstallaties. Vooral bij grotere installaties is het wel opgenomen in de milieuvergunning. De fakkel zorgt ervoor dat het biogas wordt verbrand om zo de schade aan het milieu te minimaliseren. 2.5.8 Gasreinigingsinstallatie H2S, indien aanwezig, wordt uit het biogas gehaald door in de vergister en navergister, ten hoogste 1 procent lucht toe te voegen aan het gas onder de gaskap waardoor het H2S met zuurstof reageert tot zwavel. Het zwavel slaat neer in de reststof of op de wanden zoals te zien is op figuur 2.5. De lucht wordt middels een ventilator in de vergister gebracht. Het zuurstofpercentage in de vergister wordt gemeten waarbij in enkele gevallen een vooralarm en alarm ingesteld is om zo een explosieve atmosfeer te voorkomen. De waterdamp in het biogas slaat neer zodra het afkoelt en wordt dus in vloeibare vorm afgevoerd.
Figuur 2.5: Zwavelafzetting in de vergistingstank. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 8 van 83
Hierna komt veelal gaswassing voor. Door chemicaliën toe te voegen aan het waswater kunnen stoffen die met de toevoegingen reageren omgezet worden in stoffen die samen met het waswater worden afgevoerd. Een van die stoffen is het NH3 dat tijdens het vergistingsproces gevormd is. Daarnaast wordt ook wel een actiefkoolfilter toegepast waarover het gas geleid wordt. Het actieve kool verwijderd dan stoffen als H 2S en NH3. 2.5.9 Gas comprimeer unit Voordat het gas na reiniging gereed is voor gebruik, zal het eerst op druk moeten worden gebracht voordat het biogas naar de motoren van de WKK-installatie wordt gevoerd. Het gas wordt gecomprimeerd van 1 mbar van onder de gaskap tot een druk van 100 tot 200 mbar voor de WKK-installatie. Het gas wordt gecomprimeerd door een aantal motoren (ventilatoren) achter elkaar te plaatsen die de druk opvoeren. Daarnaast zijn er installaties waarbij het biogas wordt gecomprimeerd en geleverd aan het gasnet. Het leveren aan het gasnet kan op het middendruk leidingnet van 8 bar of hogedruk leidingnet van 40 bar. 2.5.10 Warmtekrachtinstallatie Om biogas om te zetten in elektriciteit wordt een WKK-installatie gebruikt. Deze bestaat uit 1 of meerdere verbrandingsmotoren voorzien van een generator voor de opwekking van elektriciteit. De opgewekte elektriciteit wordt ingezet voor eigengebruik maar veelal wordt alles of in ieder geval het overschot teruggeleverd aan het openbare elektriciteitsnet. De warmte van de verbrandingsmotoren kan worden gebruikt voor de hygiëniseringsinstallatie en het verwarmen van de vergistings- en navergistingsinstallatie middels een warmtewisselaar. De warmte kan ook gebruikt worden voor het verwarmen van stallen. De warmte wordt ook gebruikt voor het opwerken van de dunne mestfractie tot digestaat en voor het drogen van digestaat. 2.5.11 Afvalstoffen De vergiste mest, digestaat, kent diverse toepassingen. Het digestaat mag nog verhandeld of gebruikt worden als mest als er meer dan 50% dierlijke meststoffen in zitten. Indien dat niet gehaald wordt mag het niet meer als mest gebruikt of verhandeld worden. Het mag dan onder bepaalde voorwaarden alleen nog gebruikt worden op de eigen landbouwgrond en kan anders afgevoerd worden als afvalstof. Het digestaat kan worden uitgereden over het land conform het Besluit gebruik meststoffen[27]. Maar het digestaat kan ook verder opgewerkt worden tot organische meststof. Het dient dan wel eerst behandeld te worden. 2.5.12 Opwerken digestaat Om het digestaat verder op te werken wordt het over een mestscheider geleid. Deze heeft als doel het scheiden van het digestaat in een dikke en een dunne fractie. De dikke fractie wordt verwarmd zodat het resterende vocht verwijderd wordt waardoor stevige korrels ontstaan. De dunne fractie kan als er toestemming voor is, uitgereden worden over het land of verhandeld worden. De dunne fractie bevat veel stikstof. De dunne fractie kan ook verwarmd worden tot het voldoende is ingedikt waarna het als dikke fractie verder behandeld kan worden. Voor het indikken en drogen van de dikke fractie kan de warmte gebruikt worden die vrijkomt uit de WKK-installatie.
Figuur 2.6: Principeschema covergisting op boerderijschaal5 5
Bron: http://www.betonpleats.nl/biogas.htm
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 9 van 83
3
Wet- en regelgeving en casuïstiek
In dit hoofdstuk wordt de wet- en regelgeving rondom de productie van biogas uit co-vergistingsinstallaties omschreven. Daarnaast worden ook de incidenten en ongevallen die bekend zijn behandeld.
3.1 Vigerende wet- en regelgeving Hieronder volgt een niet limitatieve opsomming van wetgeving die van toepassing is. Daarna volgt een toespitsing op arbeidsveiligheid en productveiligheid met een korte omschrijving van die wetgeving. Er is veel wetgeving van toepassing op co-vergistingsinstallaties waaronder: Nederlandse emissie Richtlijn; Laagspanningsrichtlijn; Besluit mestbassins milieubeheer; Hoogspanningsrichtlijn; Besluit zwavelgehalte brandstoffen; EMC-richtlijn (Elektro Magnetische Compatibiliteit); Besluit emissie-eisen middelgrote PED-richtlijnen (Pressure Equipment Directive). stookinstallaties; Kaderrichtlijn afvalstoffen EVOA (Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen), En zo zijn er nog veel meer voorbeelden van Wet- en regelgeving die van toepassing kan zijn[26], [27]. Hieronder een aantal wetten kort beschreven: Wet milieubeheer Het doel van de Wet milieubeheer is het beschermen van het milieu en het voorkomen of beperken van hinder. Op basis van de Wet Milieubeheer is een groot aantal andere regelingen en besluiten gebaseerd. Via de Wet Milieubeheer zijn ook een aantal Europese richtlijnen omgezet in Nederlandse regelgeving. Voor co-vergisters zijn twee delen van de Wet milieubeheer van bijzonder belang. Hoofdstuk 8, en daarbij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo): Hierin staan de regels voor inrichtingen zoals de vergistingsinstallatie. Hoofdstuk 10, Afvalstoffen: Hierin staan regels voor het vervoer, de overdracht van afvalstoffen en handelingen met afvalstoffen buiten inrichtingen. Besluit externe veiligheid (BEVI) Het Besluit externe veiligheid is niet op alle inrichtingen van toepassing gezien de hoeveelheid biogas die opgewekt wordt of de ligging van de inrichting. Met de Safeti-NL[67] methode kunnen plaatsgebonden risico contouren berekend worden. BRZO en RRZO Hierin is geregeld dat bedrijven die qua hoeveelheden gevaarlijke stoffen boven de drempelwaarde uitkomen een extra inspanning moeten leveren om zware ongevallen met gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk te voorkomen en de effecten te beperken. Een aantal installaties valt onder deze regelgeving, omdat het biogas dat in de installatie gevormd wordt, in grote volumes aanwezig is >50 ton CH4 en of meer dan 5 ton H2S (> 1vol%). ATEX-richtlijn Deze richtlijn geldt voor het opstellen en exploiteren van elektrische installaties in ruimten waar een explosieve atmosfeer kan optreden. Hier zitten ingebruikname keuringen en periodieke keuringen vast. Geïmplementeerd in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel. Machinerichtlijn De Machinerichtlijn is van toepassing in gevallen dat er sprake is van een of meer bewegende delen die niet aangedreven worden door menselijke of dierlijke kracht. Alle installaties vallen hierdoor dus onder de Machinerichtlijn. Deze richtlijn schrijft voor dat het samenstel voorzien moet worden van een 2a verklaring van overeenstemming. Deze richtlijn is geïmplementeerd in het Warenwetbesluit machines. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 10 van 83
Arbeidsomstandighedenwet- en regelgeving De Arbowet en regelgeving is er om de veiligheid, gezondheid en de psychosociale arbeidsbelasting van werknemers bij het verrichten van arbeid te verbeteren. De wet kent een aantal verplichtingen voor werkgevers maar ook voor werknemers. Volgens de Arbowet zijn werkgevers verplicht om een arbeidsomstandighedenbeleid te voeren. Dat beleid moet er voor zorgen dat de werkgever en de werknemers veilig kunnen werken en dat de gezondheid en het welzijn niet geschaad wordt. De specifiek van toepassing zijnde artikelen uit de Arbeidsomstandighedenwet- en regelgeving zijn: Artikel 3 Arbowet inzake organisatie arbeid dat geen nadelige invloed ontstaat voor de veiligheid en gezondheid van werknemers. Artikel 8 Arbowet inzake voorlichting, onderricht en toezicht. Artikel 3.5a t/m 3.5f Arbobesluit inzake Explosieve atmosferen. Artikel 3.5g Arbobesluit inzake Gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie. Artikel 3.6 t/m 3.9 Arbobesluit inzake Voorzieningen in noodsituaties. Artikel 3.16 Arbobesluit inzake valgevaar. Artikel 4.1 t/m 4.7 en 4.10d Arbobesluit inzake Gevaarlijke stoffen. Artikel 4.85 t/m 4.102 Arbobesluit inzake biologische agentia. Artikel 7.2 t/m 7.4 Arbobesluit inzake geschiktheid arbeidsmiddel. Artikel 7.5 en 7.6 Arbobesluit inzake deskundigheid werknemers m.b.t. bediening en onderhoud. In tabel 3.1 is een overzicht gegeven van de grenswaarden uitgedrukt in tijd gewogen gemiddelde (tgg) van stoffen die gevormd worden bij het vergistingsproces en vrij kunnen komen. Gevaarlijke stof CO2 CO NH3 H2S CH4
3
Grenswaarde mg/m tgg 8 9000 (EU werkprogramma) 29 (EU werkprogramma) 14 2,3 70 (België)
3
Grenswaarde mg/m tgg 15 minuten 27400 (UK) 87 (Finland) 36 10 (EU indicatieve STEL waarde) geen
Tabel 3.1: van toepassing zijnde grenswaarden[32]
3.2 Casuïstiek In de afgelopen jaren heeft zich een aantal incidenten en ongevallen in Duitsland en Nederland voorgedaan. Deze ongevallen zijn op de website van Werkgroep Ter Linden[28] aangegeven. Met gebruik van een zoekmachine op internet zijn de daar genoemde ongevallen opgespoord, door gebruik te maken van een aantal zoektermen zoals: incident, ongeval, ongeluk, brand, explosie en dan in combinatie met de zoekterm vergister. Op die manier is inhoudelijk van een aantal ongevallen nog iets terug gevonden. Ook is gekeken in het bedrijfsprocessensysteem van de AI voor ongevallen met vergistingsinstallaties ook daaruit zijn twee ongevallen naar voren gekomen. Voor Duitsland is gezocht op termen als: explosion, feuer, unfall en dan in combinatie met biogasanlage of bioparks. Hieronder volgt een niet limitatieve lijst met incidenten van de afgelopen jaren. De lijst is gesplitst in incidenten die in Nederland en Duitsland hebben plaatsgevonden: Nederland: April 2006, 2 gewonden personen door blootstelling aan H2S in een mengtank bij onderhoudswerkzaamheden; Mei 2007, explosie in biomassa centrale in Sittard na falen koeling; Augustus 2007, een incident met een geklapte silo met glycerine, door het gewicht van glycerine is de silo bezweken; Augustus 2008, biogas emissie Coevorden oorzaak stroomstoringen; April 2011, 1 dode bij val in vergistingstank Luttelgeest, val door houten dakconstructie heen boven de vergister. De houten dakconstructie was rot/kapot; Mei 2011, 1 gewonde bij explosie van een tank waaraan gelast werd waar vergist (niet bewust) materiaal aanwezig was. Hier was een defect aan een bulktank. In de bulktank zat nog een klein beetje restlading en de Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 11 van 83
tank was niet gereinigd. De lading is gaan gisten en hierbij is een explosief mengsel ontstaan. Bij het lassen is deze ontstoken en is de bulktank geëxplodeerd; Januari 2012, Ontruiming 40 bewoners van 20 woningen na storing bij biovergistingsinstallatie van een melkvee bedrijf achter woonwijk in Coevorden. Door storing moest worden afgeblazen en kon niet worden afgefakkeld volgens de gemeente. Het afgeblazen gas dreef met de wind mee richting de woonwijk. Er was sprake van rotte-eieren lucht (H2S) en methaan. Na 3 uur frisse lucht kon iedereen weer terug naar huis. Dit bedrijf kampt sinds augustus 2011 met meerdere klachten over stankoverlast. Duitsland: November 2005, 5 doden door blootstelling aan H2S bij onderhoudswerkzaamheden; Oktober 2007, biogas emissie in Well door falen motoren; December 2007, explosie in vergistingsinstallatie door verkeerde montage dakconstructie gebruik verkeerde schroeven en verkeerde montage;
Figuur 3.7: overblijfselen na explosie.6
November 2009, een zwaargewonde na brand bij vergistingsinstallatie na onderhoudswerkzaamheden; December 2009, explosie vergistingsinstallatie waarschijnlijk door lekkage en ontsteking op afstand; September 2010, explosie met 1 zwaar gewonde bij een vergistingsinstallatie na reinigingswerkzaamheden. Hier was sprake van een lekkage aan een schroefdraadverbinding die ontstoken is; Juni 2011, brand in biogasinstallatie. Door vonkvorming in het actiefkool gedeelte is het biogas ontstoken; Juli 2011, brand in vergistingstank. Door een technisch defect is een vonk ontstaan die voor ontbranding heeft gezorgd van het biogas;
Figuur 3.8: overblijfselen na brand.7
Juli 2011, 2 gewonden na explosie van vergistingstank bij uitvoeren van reinigingswerkzaamheden in de tank; September 2011, 1 dode en gewonde na explosie tijdens reinigingswerkzaamheden in vergistingstank; September 2011, brand in digestaat opslag door oververhitte beluchtingsventilator; 6 7
Bron: www.feuerwehr-riedlingen.de/einsatz/2007/e_07_91/e_07_91.htm Bron: www.new-facts.eu
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 12 van 83
September 2011, 2 zwaargewonden na steekvlam ontstaan bij laswerkzaamheden aan roerwerk/mixer; In de periode van 2009 – 2010 hebben in Duitsland en België nog een aantal branden en explosies plaatsgevonden die wel zijn genoemd worden op de website van Werkgroep Ter Linden[28] maar waarvan niet is achterhaald wat er precies heeft plaatsgevonden. Om een idee te krijgen over het totaal aantal vergistingsinstallaties is het document van VROM, co-vergisting van mest in Nederland[5] geraadpleegd. In januari 2005 stonden in Duitsland meer dan 3000 vergistingsinstallaties en in Nederland ongeveer 180 vergistingsinstallaties. De vergistingsinstallaties in Nederland zijn vrij jong; de oudste is rond het jaar 2000 gebouwd. Naarmate de vergistingsinstallaties ouder worden zal ook het onderhoud toenemen en onderdelen vervangen moeten gaan worden. De vergistingsinstallaties die bezocht zijn, zijn gebouwd tussen 2003 en 2010. Bij diverse vergistingsinstallaties is vernomen dat de daken vervangen moesten worden net als roerwerken (dompelmixers). De kans op falen zal alleen maar toenemen, zeker als medewerkers de risico’s van de vergistingsinstallaties niet kennen. In Nederland en Duitsland wordt veelal dezelfde techniek toegepast. De installaties in Nederland worden veelal door Duitse bedrijven geplaatst of Nederlandse bouwers hebben het bouwprincipe gekopieerd van de Duitse bouwers. Gezien het verloop in Duitsland zal het aantal ongevallen in Nederland ook alleen maar toenemen, zeker naarmate de vergistingsinstallaties ouder worden en meer onderhoud nodig hebben. Tijdens de verkenningen is door diverse werkgevers aangegeven dat zich wel meer incidenten hebben voorgedaan zoals als dat er gemeld zijn of bekend vanuit de media: Door bevriezing van de watersloten (overdrukbeveiliging) zijn er daken van de vergisters geduwd door de overdruk. Hierbij is biogas vrijgekomen; Door schuimvorming in de tanks is de overdruk te hoog geworden omdat de watersloten dan niet werken. Ook hierdoor zijn de daken eraf gedrukt en is biogas vrijgekomen; Door schuimvorming zijn ontluchtingsventielen verstopt geraakt en is bij het leegpompen van metalen silo’s de silo geïmplodeerd; Door overdruk en uitvallen van de WKK-installatie en het ontbreken/falen van een affakkelinstallatie loopt de druk op waardoor het overdrukventiel in werking treed en het gas naar de omgeving wordt afgeblazen. Dat geeft stankoverlast en een explosieve atmosfeer en is slecht voor het milieu. Kijkend naar de incidenten die hebben plaatsgevonden komt men tot de volgende oorzaken: Ontstaan van diverse storingen en het daarop niet adequaat reageren door medewerkers; Niet veilig uitvoeren van onderhoud en reparaties aan de installatie, door ontbreken van een goede voorbereiding; Niet goed beheersen van het proces waardoor beveiligingen aangesproken worden en er gas ontsnapt met ontsteking tot gevolg. Hetzelfde geldt voor de onjuiste inrichting van de installatie; Niet goed opgeleid/ingewerkt zijn van medewerkers waardoor zij niet weten wat de risico’s zijn van de installatie en onjuist te werk gaan. In hoofdstuk 6.5 op bladzijde 26 wordt gekeken of er een relatie is met de incidenten die hebben plaatsgevonden en de resultaten uit de bedrijfsbezoeken.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 13 van 83
4
Verkenningen
4.1 Voorbereiding Hieronder een overzicht van de vragen die beantwoord moeten worden tijdens de verkenningen: Wat zijn de vijf belangrijkste arbeidsrisico’s en worden deze voldoende beheerst door de werkgevers? Zijn de gebruikers voldoende op de hoogte gesteld over de arbeidsrisico’s door de fabrikant? Voldoen de fabrikanten aan de productwetgeving? Is er een RI&E met plan van aanpak aanwezig en zijn andere verplichte nadere inventarisaties uitgevoerd? Hoe zijn de adressen van de bedrijven die co-vergisten te vinden? In welke sectoren worden de co-vergistingsinstallaties gebruikt en hoeveel medewerkers zijn in die sector werkzaam bij die installaties? Is er een reële kans dat de bedrijven onder de BRZO regelgeving vallen? Zijn er goed bruikbare arbocatalogi opgesteld door de sectoren?
4.2 Literatuur onderzoek Voorafgaand aan de verkenningen heeft een literatuuronderzoek plaatsgevonden met als doel om na te gaan wat er beschikbaar is aan informatie over het proces, beschikbare technieken en praktijkvoorbeelden maar ook om na te gaan wat al bekend is over de arbeidsrisico’s bij het co-vergisten. In de onderstaande Nederlandse literatuur is het een en ander terug te vinden over externe veiligheid waarbij af en toe het woord arbeidsomstandigheden is bijgevoegd: RIVM Veiligheid grootschalige productie van biogas[4]; FOV Veiligheidsregels en technische preventierichtlijnen[29]; Infomil Handreiking (co-)vergisting van mest[8]; VROM inspectie co-vergisting van mest in Nederland[5]. Daarnaast is een aantal buitenlandse documenten beschikbaar waarin het een en ander omschreven is. Ook hier zijn de arbeidsrisico’s niet volledig omschreven. Het gaat dan bijvoorbeeld om de volgende documenten: Biogashandbuch Bayern[9]; Merkblatt Sicherheid in Biogasanlagen[11]; Technische Grundlage für die Beurteilung von Biogasanlagen BMWA 2003[12] en 2007[13]; Handreichung Biogasgewinnung und –nutzung van Bundesministerium für Wirtschaft und Arbeid Oostenrijk [20]; Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor mestverwerking, Vlaams kenniscentrum [22]; Good Practice Biogasanlagen in Niedersachsen[23]; Technische Information 4, Sicherheitsregeln für Biogasanlagen[24]. Daar blijft het echter bij. In geen van de Nederlandstalige documenten staat uitgebreid omschreven wat de arbeidgerelateerde risico’s zijn en hoe deze beheerst kunnen worden. In de Duitse literatuur is iets meer terug te vinden maar deze literatuur is echter meer gericht op externe veiligheid. In enkele documenten worden dan nog wel de risico’s van de stoffen genoemd maar niet uitgewerkt. Over explosierisico’s is wel wat meer terug te vinden. Hetgeen beschreven is over explosieveiligheid kan ook gebruikt worden om de arbeidsrisico’s ten aanzien van explosie en brand te omschrijven en beheersen. In het boek Planning and Installing BioEnergy Systems[15], is een hoofdstuk gewijd aan het co-vergisten en de haalbaarheid ervan. Aan veiligheid is niet meer dan 1 pagina gewijd waarin staat dat er aanvullende regels kunnen zijn. Verder worden een paar voorbeelden van beveiligingen die aangebracht moeten worden benoemd. Dit boek is bestemd voor architecten, projectontwikkelaars en bouwers en wordt gebruikt om co-vergistingsinstallaties te ontwerpen. Om tijdens de verkenningen eenduidig te werk te gaan is aan de hand van diverse literatuur en andere documenten een inspectielijst opgesteld. In de inspectielijst zijn de meeste hoofdvragen opgenomen uit de Basisinspectiemodules<11>.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 14 van 83
De subvragen uit de Basisinspectiemodules zijn niet opgenomen. Daar waar nodig is aan de hand van de ervaring van de inspecteur na de literatuurstudie de inspectielijst uitgebreid met een aantal vragen. De gebruikte inspectielijst is als bijlage C opgenomen. De verkenningen zijn uitgevoerd door gebruik te maken van een inspectielijst hierbij zijn de volgende documenten geraadpleegd: De interne Basisinspectiemodules[33], [34], [35], [36] van de AI; De interne EC-informatiekaarten[37], [38], [39], [40], [41], [42] van de AI; De Arbo-informatiebladen[43], [44], [45], [46], [47], [48], [49].
4.3 Adressenselectie De te gebruiken adressen voor de verkenningen zijn verkregen door verschillende middelen naast elkaar te leggen en daar een selectie uit te maken. Het administratiesysteem van de AI om adressen te selecteren was niet geschikt omdat de bedrijven die covergisten niet getoond worden. Op die manier was het lastig om te komen tot een adressenselectie en is gekozen om op een andere wijze aan adressen te komen. De volgende middelen zijn gebruikt voor het selecteren van adressen: Op de website van de NVWA[30] was een lijst beschikbaar met bedrijven die dierlijke producten bijvoegen bij het co-vergisten; Lijst met bedrijfsnamen en het totaal elektrisch vermogen van de co-vergistingsinstallaties die verkregen is door een contactpersoon van het Expertisecentrum van de AI bij Agentschap-NL; Vanuit de media is een installatie naam duidelijk geworden; Collega’s die adressen hebben doorgegeven; De website van Bestaande bio-energie installaties[31].
Figuur 4.9 en 4.10: Overzicht co-vergistingsinstallaties en totaal aantal bio-installaties8
Volgens de website van bestaande bio-energie installaties[31] zijn er ongeveer 232 bio-installaties waarvan er 89 co-vergisten (=38%). Deze 89 bedrijven waren er te veel om allemaal te bezoeken. Daarom moest een steekproef gemaakt worden uit de beschikbare adressen. Er is besloten om op basis van beschikbare tijd 14 installaties te bezoeken wat overeenkomt met 6% van het totaal aantal bio-installaties. Tevens zijn 2 van de 4 nog bestaande Nederlandse fabrikanten van co-vergistingsinstallaties bezocht. Het is wellicht geen representatieve steekproef voor heel Nederland omdat maar 14 installaties bezocht zijn maar de steekproef geeft toch wel een goed beeld van de vergistingsinstallaties in Nederland. Om een goed beeld te krijgen zijn niet alleen co-vergistingsinstallaties bezocht maar ook afvalinstallaties en rioolwaterzuiveringsinstallaties en is gekeken naar de capaciteit van de installaties. 8
Bron: www.b-i-o.nl
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 15 van 83
Elf van de 14 installaties die geselecteerd waren hadden een co-vergistingsinstallatie, wat overeenkomt met 12% van het totaal aantal bedrijven dat co-vergist. Om elkaar scherp te houden en ervoor te zorgen dat er meer diepgang gegeven kon worden is besloten in 50% van de verkenningen een specialist van het Expertisecentrum of een inspecteur arbeidsomstandigheden mee te nemen. Uiteindelijk is er voor gekozen om verspreid over het land de volgende aantallen en sectoren te bezoeken: 2 rioolwaterzuiveringsinstallaties; 2 afvalbedrijven (waarvan 1 co-vergist); 4 agrarische bedrijven; 6 industriële bedrijven. Het elektrisch vermogen van de WKK-installatie ligt tussen de 0,34 mWe en 5,8 mWe. Verder zijn er twee fabrikanten bezocht.
4.4 Planning en realisatie De verkenningen zijn gepland in augustus 2011 en uitgevoerd tussen september en december 2011. De 2 fabrikanten van de co-vergistingsinstallaties zijn in december 2011 bezocht. In tabel 4.1 een overzicht van de bezochte installaties en fabrikanten met benodigde informatie. Verkenning nummer V001/130 V001/131 V003/183 V001/132
Branche
Uitgevoerd op
In bijzijn van een
Industrieel Industrieel Industrieel Afval
27 september 2011 29 september 2011 29 september 2011 11 oktober 2011
Inspecteur dienstverlening
V003/194 V003/192 V003/193 V001/133 V001/134
Agrarisch Agrarisch Agrarisch Afval Agrarisch
30 oktober 2011 31 oktober 2011 31 oktober 2011 7 november 2011 10 november 2011
V003/196
Industrieel
10 november 2011
V001/135
Industrieel
14 november 2011
V003/197
Industrieel
14 november 2011
V003/203 V003/207*
Rioolwaterzuivering Fabrikant covergistingsinstallatie Rioolwaterzuivering Fabrikant covergistingsinstallatie
7 december 2011 13 december 2011
V003/205 V003/209*
15 december 2011 21 december 2011
Specialist Vakgroep Veiligheid en Producten
Specialist Vakgroep Chemische Veiligheid en Arbeidshygiëne Specialist Vakgroep Chemische Veiligheid en Arbeidshygiëne Specialist Vakgroep Chemische Veiligheid en Arbeidshygiëne Specialist Vakgroep Chemische Veiligheid en Arbeidshygiëne Inspecteur industrie Specialist Vakgroep Veiligheid en Producten Inspecteur industrie
* fabrikant van de co-vergistingsinstallatie en vergist zelf niet Tabel 4.2: overzicht van uitgevoerde verkenningen
Alle geplande verkenningen zijn gerealiseerd en tijdig uitgevoerd. In 57% van de verkenningen is een specialist of inspecteur mee geweest. De verkennende inspecties zijn uitgevoerd bij installaties van verschillende grootte qua WKK- installatie variërend van 0,34 mWe tot 5,8 mWe. Bij de meeste installaties was sprake van een mesofiele vergisting, 20 °C tot 45 °C en bij 2 installaties sprake van thermofiele vergisting, 45 °C tot 75 °C. Er is bij de verkennende bezoeken bij 1 installatie geconstateerd dat deze geen WKK-installatie had, maar het biogas na zuivering terugleverde aan het hoofdnet van de Gasunie. De druk werd hierbij opgehoogd van een werkdruk van 0,3 bar naar 8 bar en daarna nog eens verhoogd tot 40 bar. Bij alle installaties was er sprake van personeel dat in loondienst was. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 16 van 83
5
De resultaten van de verkenningen
5.1 Werkwijze en overzicht van de uitgevoerde verkenningen Per verkenning is een kort verslag opgesteld. Deze verslagen zijn als bijlage D bijgevoegd. Vanuit de verslagen is in dit hoofdstuk een samenvatting gemaakt van de belangrijkste arbeidsrisico’s die bij de co-vergistingsinstallaties voorkomen en de wijze waarop deze door de bedrijven beheerst worden. In tabel 5.2 is een overzicht van de verkenningen gepresenteerd samen met de arbeidsrisico’s en de beheersing van deze risico’s. Verkenning nummer V001/130 V001/131 V003/183 V001/132 V003/194 V003/192 V003/193 V001/133 V001/134 V003/196 V001/135 V003/197 V003/203 V003/205
Branche
A
B
C
D
E
F
G
H
I
Industrieel Industrieel Industrieel Afval Agrarisch Agrarisch Agrarisch Afval Agrarisch Industrieel Industrieel Industrieel Rioolwaterzuivering Rioolwaterzuivering
Tabel 5.3: Overzicht verkenningen versus de arbeidsrisico’s en de beheersing daarvan. A: Explosie- en brandgevaar B: Gevaar voor verstikking, bedwelming en vergiftiging (acuut) C: Gevaar voor huid en inhalatie effecten bij blootstelling gevaarlijke stoffen op lange termijn D:Gevaar bij blootstelling biologische agentia E: Gevaar bij blootstelling aan fysieke belasting
F: Gevaar bij blootstelling aan trillingen G: Gevaar bij blootstelling aan lawaai H: Gevaar op de arbeidsplaats I: Gevaar bij arbeid met arbeidsmiddelen (productveiligheid) Groen is voldoende beheerst Rood is onvoldoende beheerst
Omdat bij alle verkenningen is gebleken dat de bedrijven de risico’s ten aanzien van fysieke belasting, lawaai en trillingen voldoende beheersen worden deze risico’s verder niet behandeld of beschreven in deze scriptie.
5.2 Explosie- en brandrisico Tijdens de verkenningen is meerdere malen gebleken dat medewerkers de installatie wel kunnen bedienen, maar niet de gevaren kunnen benoemen van de installatie[34], [37], [47]. Er is geen of onvoldoende voorlichting gegeven over het veilig werken in een explosiegevaarlijke zone en het gebruik van geschikte apparatuur[49]. Dat blijkt ook uit het feit dat voor het onderhoud en/of vervangen van de dompelmixers in zone 0 gewerkt wordt (continu explosieve atmosfeer aanwezig). Metingen om te kijken of de atmosfeer niet explosief of brandbaar is worden niet altijd gedaan en als ze gedaan worden, worden deze niet altijd juist uitgevoerd. Verder wordt niet met werkvergunningen gewerkt. Ook is geconstateerd dat metingen achterwege blijven omdat van meetapparatuur die gebruikt moest worden de accu leeg was. Het EVD werd, indien al aanwezig, pas achteraf, na de bouw, opgesteld en niet vooraf, waardoor er geen gedegen risico-analyse heeft plaatsgevonden vertaald naar zonering en technische en organisatorische maatregelen. Als gevolg hiervan blijken keuzes gemaakt te zijn die niet altijd even verstandig waren, zoals het gebruik van dompelmixers (niet explosieveilig omdat deze ondergedompeld zitten) en houten daken. De dompelmixers zijn regelmatig defect waarbij het dak van de vergister geopend moet worden en de mixer eruit gehaald wordt. De dompelmixer komt hierbij in zone 0. Het vervangen wordt door de eigenaar van de installatie of het bedrijf uitgevoerd of de werkzaamheden worden uitbesteed. Het vervangen of repareren gaat dan als volgt. Vaak wordt een halve dag van te voren gestopt met de toevoer van voedingsstoffen om de gasproductie af te laten nemen. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 17 van 83
Daarna wordt het niveau in de tank met ongeveer 1/3 terug gebracht waarna het gas afgepompt wordt en de koppeling met de andere vergisters wordt afgedicht door het dichtzetten van een vlinderklep afsluiter. Een procedure voor het vergrendelen van afsluiter en afblinden kent men niet in deze branche. Vervolgens wordt de gaskap/het dak, opgelicht en de pomp naar boven gehesen met een kraan. Uit gesprekken met medewerkers bleek dat zij soms ook de tank ingaan met perslucht. Als het dak geopend wordt, is ook rond die opening een zone 0. Uit alles blijkt dat men onbekend is met wat zonering inhoudt en hoe het geïnterpreteerd moet worden. Het ontbreekt aan deskundigheid. Medewerkers herkenen het explosiegevaar niet. Medewerkers staan dan bloot aan gevaarlijke stoffen en werken in zone 0, met een zeer hoog risico op de aanwezigheid van een explosieve atmosfeer. Werken in zone 0 is ingevolge het Arbeidsomstandighedenwetgeving niet toegestaan. Ook wordt door de aanwezigheid van vocht en corrosieve stoffen in het ontstane biogas de houten dakconstructie aangetast en deze kan zelfs breken en moet er onderhoud verricht worden in een zone met explosiegevaar en een verstikkende en giftige atmosfeer. Er wordt gebruik gemaakt van apparatuur (machines, pompen, lichtarmaturen, schakelaars en wandcontactdozen) [50] t/m [54 die niet geschikt is voor de zone waarin deze gebruikt wordt . De apparatuur draagt geen Ex-aanduiding en als er al een EVD aanwezig is dan blijkt uit dat document niet of de apparatuur geschikt is. Apparatuur met een Ex aanduiding en aanvullende aanduidingen voor gas/stof en veiligheidsniveau bepalen of apparatuur in een bepaalde zone gebruikt mag worden. Verder wordt bij het plaatsen van een vergistingsinstallatie alleen rekening gehouden met hetgeen zich op de inrichting (bedrijf) plaatsvindt en niet met factoren uit de omgeving zoals: Windmolens, kans op afbreken van wieken waardoor vergistingsinstallatie beschadigd wordt met mogelijke gevolgen; Spoorwegen en provinciale wegen, kans op ontsporen van treinen en ongevallen met gevaarlijke stoffen die bij brand en/of ontruimen invloed kunnen hebben op de vergistingsinstallatie zoals brand/explosie en bij uitvallen, de uitstoot van biogas; Munitie opslag, bij calamiteiten zoals een explosie kan dat schade aanbrengen aan de vergistingsinstallatie waardoor brand en/of explosie kan plaatsvinden bij de vergistingsinstallatie; Woonboerderijen met rieten kappen, bij brand kunnen kleine brandende deeltjes verspreiden die op het dak van de vergister terecht kunnen komen en ook weer voor brand/explosie kunnen zorgen. Ook is geen rekening gehouden met het explosiegevaar met betrekking tot de transportmiddelen die op de inrichting gebruikt worden en/of aanwezig zijn. Om de twee lagen van het dak op druk te houden wordt lucht tussen de 2 schillen, binnen en buitenlaag, gepompt met een ventilator die niet explosieveilig is. Het zeil dat voor beide lagen gebruikt wordt is echter niet geheel gasdicht (diffuus). Hierdoor is het mogelijk dat door de hogere druk onder de binnenste laag gas in de tussenlaag terecht komt. Omdat er geen verversing plaats vindt zou in de tussenlaag ook een explosieve damp kunnen ontstaan. Als deze explosieve damp terugstroomt naar de pomp omdat de druk hoger wordt, kan de damp bij de ventilator komen die als ontstekingsbron kan fungeren. Ook zou het mogelijk zijn dat er een klein gaatje/scheurtje in de binnenste laag aanwezig is waardoor het gas zich tussen de 2 lagen kan begeven. Daarnaast kan door een te hoge druk in de tank het overdrukventiel, in werking treden, waardoor het gas wordt afgeblazen naar de omgeving. Bij uitval van de motoren kan de druk snel oplopen en kan een grote hoeveelheid biogas richting de omgeving worden afgeblazen. Een beveiliging in de vorm van een affakkelinstallatie ontbreekt op veel co-vergistingsinstallaties omdat deze niet geëist is in de Wabo-vergunning.
5.3 Verstikking, bedwelming, vergiftiging Een tweede arbeidsrisico is de aanwezigheid van verstikkende, bedwelmende en vergiftigende stoffen[35], [43]. Uit de verkenningen blijkt dat medewerkers vaak wel op de hoogte zijn dat dit risico aanwezig is maar handelen daar niet naar. Op diverse plaatsen bij deze co-vergistingsinstallaties zijn kelders, sleufsilo’s, putten en silo’s aanwezig. Indien in of nabij deze ruimtes arbeid verricht moet worden bestaat het gevaar op verstikking, bedwelming en/of vergiftiging.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 18 van 83
Bij werkzaamheden aan de installatie kunnen medewerkers worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen die bij het proces gebruikt worden zoals oplosmiddelen (alcohol voor reinigen), sterke zuren (zwavelzuur, fosforzuur en zoutzuur) en basen (natriumhydroxide en kaliumhydroxide). Tijdens het proces komen gevaarlijke stoffen vrij zoals; H2S, NH3, CH4, CO2 en CO die zich indien deze vrijkomen in deze ruimten kunnen ophopen omdat er (bijna) geen ventilatie plaatsvindt. Maar ook in de kelders en silo’s kan zuurstofgebrek ontstaan door het vrijkomen van gassen uit de producten die daarin liggen opgeslagen. Zo kan graan dat al een tijd ligt opgeslagen zuurstof gebruiken waardoor een zuurstoftekort ontstaat. Bij H2S weet men wat er kan gebeuren alleen handelt maar ongeveer 50% van de werknemers ernaar. Wel is op 80% van de locaties een meter voor het meten van CO, H2S en een explosiemeter (onderste explosiegrens is 4.4 vol% CH4 in lucht en de bovenste explosiegrens is 16 vol% CH4 in lucht) aanwezig. Uit gesprekken met de medewerkers blijkt dat men zonder onafhankelijke adembescherming de kelder ingaat en dan even de adem inhoudt om iets in een kelder te doen[49]. De 30% van de werknemers die dus wel een meter heeft weet niet altijd wanneer en hoe er gemeten moet worden. Degene die geen meter hebben, de laatste 20%, besteedt het werk vaak volledig uit. De werknemers van de laatste 20% is zich niet bewust van de gevaren omdat zij het idee hebben er niet direct mee te werken en beseffen niet dat bij rondgangen en inspecties ook blootstelling plaats kan vinden. Verder kan bij het in werking treden van de overdrukbeveiliging een gaswolk ontstaan waarbij blootstelling aan bedwelmende gassen en dampen niet ondenkbaar is. Tijdens de verkenningen is gebleken dat de dompelmixers met regelmaat kapot gaan waarbij het dak van de vergister geopend moet worden en de mixer eruit gehaald moet worden voor reparatie. Medewerkers staan dan bloot aan gevaarlijke stoffen in een atmosfeer die verstikkend, bedwelmend en vergiftig kan zijn. Ook kan de houten dakconstructie breken (aantasting door vocht en corrosieve stoffen uit biogas of door drijflagen die zodanig veel kracht uitoefenen op de constructie dat het hout kapot wordt gedrukt). Ook hier moet dan het dak geopend worden en moet onderhoud verricht worden in een verstikkende, bedwelmende en vergiftige atmosfeer. Zie ook de gevolgen van het ongeval in Luttelgeest in april 2011 (intern nummer bij de AI 411100566, 4 april 2011).
Figuur 5.11: Dodelijk ongeval Luttelgeest waarbij werknemer door dak is gezakt9 Figuur 5.12: Foto genomen door inspecteur tijdens ongevalsonderzoek10
5.4 Risico op blootstelling aan biologische agentia Een derde risico bij co-vergisting is de blootstelling aan biologische agentia[44], [55], [58]. Dit kan op verschillende manieren plaatsvinden. Er zijn bedrijven die het gas ontdoen van waterdamp door gebruik te maken van een koeltoren. Bij een dergelijke installatie kan een risico op legionellabesmetting[46] optreden bij onderhoud. Een andere wijze is blootstelling door de co-producten die tijdens het proces gebruikt worden. Hierbij moet men denken aan; aardappelen, uien, schillen, maïs, graan ed. Deze kunnen endotoxines, schimmels en bacteriën bevatten. Een ander co-product is dierlijke bijvoeging. Dit zijn veelal (vloeibare) producten die over de uiterste houdbaarheidsdatum zijn. Hierin kunnen zich bacteriën zoals e. colibacteriën en enterobacteriën zoals de Escherichia coli, Salmonella en Campylobacter bevinden. Ook in mest kunnen bacteriën en virussen zitten zoals het MKZ-virus. 9
Bron: www.hulpverlening.nl Bron: Arbeidsinspectie
10
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 19 van 83
Bij de meeste installaties wordt het co-product met dierlijke bijvoeging vooraf gehygiëniseerd<6> zodat de bacteriën gedood worden voordat ze de vergister ingaan. Bij een aantal installaties wordt pas achteraf gehygiëniseerd. Dan hebben schadelijke bacteriën de kans om te groeien en is het besmettingsgevaar groter. Ook de bacteriecultuur in de vergister zelf is een potentieel gevaar. Tijdens de verkenningen is verteld dat een cultuur in de vergister bestaat uit ongeveer 10.000 verschillende soorten bacteriën, dit is echter niet geverifieerd. Verder is uit literatuur waaronder; Planning and Installing BioEnergy Systems[15] en Inventarisatie van het risico van transmissie van pathogenen uit biogas[56], gebleken dat het mogelijk is dat pathogene bacteriën, virussen en o schimmels, in een aantal gevallen, kunnen overleven onder bepaalde omstandigheden. De temperatuur van 20 C o tot 45 C bij mesofiele vergisting is in ieder geval gunstig genoeg voor bacteriën en schimmels om te kunnen overleven. Afhankelijk of de bacteriën anaeroob zijn kunnen zij zich dan ook nog vermenigvuldigen. Daarnaast speelt ook de verblijftijd in de vergister een rol of alle bacteriën en/of schimmels afgedood worden. Hoe langer de verblijftijd is, des te meer bacteriën en schimmels afgedood zullen worden. Er zijn blootstellingsmomenten bij onderhoud aan en in de vergister en het leidingwerk met pompen. Dit levert weer een arbeidsrisico op. Hier kan men in aanraking komen met de te fermenteren producten. Ook het digestaat na de vergisting dat niet gehygiëniseerd is zal deze bacteriën bevatten. Hiermee kan men in aanraking komen bij het verplaatsen, tijdens de kwaliteitscontrole en bij het overladen van het product. 11 In april 2008 is door LeAF in opdracht van SenterNovem een onderzoek uitgevoerd naar het risico van transmissie van pathogenen uit biogas[56]. De conclusie was dat dit wel mogelijk was maar dat de kans niet groot geacht werd. Hierdoor blijft het gevaar klein, maar voorzichtigheid is geboden omdat het onderzoek gaat over de gasfase en niet over het digestaat. De aanraking van het digestaat levert wellicht een groter risico op. In juni 2011 is de Nederlandse Technische Afspraak (NTA) 8777 gepubliceerd. In NTA 8777[57] is een methodiek beschreven waarmee getoetst kan worden of het eindproduct dat ontstaat tijdens het proces leidt tot een eindproduct dat voldoet aan Europese eisen voor de omzetting van dierlijke bijproducten in biogas of compost. De methode toetst of het proces voldoende in staat is ziektekiemen te inactiveren. Wellicht dat deze NTA betrouwbaarder is over de risico’s om in contact te komen met pathogene bacteriën en schimmels bij digestaat.
5.5 Risico op blootstelling aan gevaarlijke stoffen huid en inhalatie effecten op langere termijn Bij het opwerken van het digestaat worden gevaarlijke stoffen gebruikt, maar ook tijdens het proces komen gevaarlijke stoffen vrij. Medewerkers kunnen blootstaan aan gevaarlijke stoffen tijdens het bijvoegen van producten aan de installatie, zoals sterke zuren (zwavelzuur, zoutzuur en fosforzuur), sterke basen (kaliumhydroxide en natriumhydroxide) en oplosmiddelen (ethanol bij reinigingswerkzaamheden), maar ook aan stoffen die vrijkomen zoals NH3, CO, CO2, CH4 en H2S. Tijdens de verkenningen is mij duidelijk geworden dat werkgever en werknemers zich niet bewust is van de huid en inhalatie risico’s[45],[58] die medewerkers lopen bij het uitvoeren van de werkzaamheden[49]. Ook weet men niet aan welke concentraties medewerkers blootgesteld worden omdat een beoordeling niet uitgevoerd is. Medewerkers dragen niet de geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen. Bij logen en zuren werken zij niet met zuurschort, geschikte handschoenen en gelaatsscherm waardoor zij via de huid in contact komen met deze logen en zuren. Daarnaast staan medewerkers bloot aan stoffen die door inhalatie makkelijk opgenomen worden door het lichaam en mogelijk van binnenuit meer schade kunnen aanrichten. Bij oplosmiddelen en gassen werkt men vaak niet met adembescherming.
5.6 Arbeidsplaats gerelateerde risico’s De inrichting van de arbeidsplaatsen[33], [40] bij de co-vergisingsinstallaties is tijdens de verkenningen zeer divers gebleken. Bij het inrichten van de installatie op het terrein is geen of onvoldoende rekening gehouden met rijroutes langs tanks en leidingen (ook i.v.m. Ex-zone). De tanks en de leidingen zijn veelal niet beschermd tegen aanrijden door transportmiddelen. Het scheiden van rij- en looppaden is van minder belang omdat er maar weinig medewerkers over het terrein lopen waar ook verkeer rijdt verkeersplannen zijn derhalve niet opgesteld. Verder is geconstateerd dat aan de installaties regelmatig onderhoud verricht moet worden. Dit is zowel te wijten aan het niet goed beheersen van het vergistingsproces als periodiek onderhoed. De meeste installaties zijn niet voorzien van vaste bordessen. 11
Lettinga Associates Foundation
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 20 van 83
Daarom gebruiken medewerkers bij het werken op hoogte, ladders voor het uitvoeren van onderhoud, waarbij beide handen gebruikt worden voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden en men zich dus niet kan vasthouden aan de ladder. Ook zijn de ladders niet geborgd tegen wegglijden en omvallen. Als er al bordessen aanwezig zijn, dan zijn deze niet altijd breed genoeg voor het uitvoeren van onderhoud. Soms moeten medewerkers toch aan de andere zijde zijn of moeten zij op een installatie-onderdeel klimmen om onderhoud uit te kunnen voeren. Valgevaar is dan aanwezig. Bij het ontwerp is onvoldoende rekening gehouden met het onderhoud en de inspecties en controles die uitgevoerd dienen te worden. Ook is materiaal gebruikt tijdens de bouw dat niet geschikt is voor de omstandigheden waarin het gebruikt wordt. Hierbij moet gedacht worden aan de daken in de vergistingstanks. Deze zijn van hout gemaakt en worden of aangetast door het agressieve gas dat vrijkomt of worden kapot gedrukt door een drijflaag. Tijdens het ontwerp is onvoldoende rekening gehouden met het uitvoeren van onderhoud en het verhelpen van storingen. Een ander risico is het alleen-werken op de installaties. Met name in de avond en nacht komt dat voor als er storingen zijn die niet op afstand opgelost kunnen worden. Er gaat dan 1 medewerker kijken of de storing verholpen kan worden. Er is geen alarmsysteem voor de medewerker die zich op dat moment alleen op de installatie bevindt of iemand aanwezig die zo nodig hulp kan bieden. Aarding en bliksembeveiliging[59], [60] bij vergistingsinstallaties zijn niet altijd in orde. Dit is bij enkele installaties geconstateerd. De energie die dan vrijkomt bij een eventuele blikseminslag kan dan niet (goed) afgevoerd worden.
5.7
Analyse risico-inventarisatie en –evaluatie en nadere inventarisaties
In deze paragraaf is ervoor gekozen om een analyse te doen op de RI&E en een aantal nadere inventarisaties. Niet alle verplichte nadere inventarisaties zijn meegenomen. Zo zijn geluid, trillingen en fysieke belasting niet meegenomen omdat is gebleken dat de bedrijven de arbeidsrisico’s die daaruit voortvloeien voldoende beheersen. Ook bijzondere categorieën zoals jeugdigen en zwangere, beeldschermwerk, kunstmatige optische en ioniserende straling is niet meegenomen evenals psychosociale arbeidsbelasting. Hieronder volgt een analyse van de RI&E en nadere inventarisaties die wel zijn meegenomen: De risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E): Van de 14 bedrijven die bezocht zijn hadden er maar 5 een RI&E. Twee van deze RI&E’s waren verouderd omdat uitbreiding van de installatie niet was opgenomen. EVD: Van de 14 bedrijven hadden er maar 5 een EVD. Twee ervan waren verouderd door uitbreiding of aanpassing van de installatie en twee waren niet compleet omdat apparatuur, machines, lampen, schakelaars en contactdozen niet in het EVD opgenomen waren maar wel in de zone aanwezig waren. Daarnaast is maar in een van de EVD’s iets opgenomen over de transportmiddelen die gebruikt worden. De transportmiddelen rijden vlak langs de vergisters, leidingen, afsluiters en dergelijke. In bijna alle gevallen is in het EVD dus geen beoordeling gedaan op het gebruik van transportmiddelen bij de installatie. Ook is gebruik van zaklampen en mobiele telefoons door werknemers bij de installatie geconstateerd. De zaklampen die gebruikt werden en telefoons van de medewerkers waren niet voorzien van een Ex-aanduiding en ook niet opgenomen in de EVD’s en kunnen dus door vonkvorming leiden tot een explosie. Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen: Door geen van de 14 bedrijven is gekeken naar de blootstelling aan gevaarlijke stoffen die bij het proces gebruikt worden (oplosmiddelen, sterke basen en sterke zuren) en die tijdens het proces ontstaan (methaan, kooldioxide, koolmonoxide, zwavelwaterstof en ammoniak). Biologische agentia: Door geen van de 14 bedrijven is gekeken naar de blootstelling aan biologische agentia die tijdens het proces aanwezig zijn (als bacterie cultuur zijn zowel hydrolyse, acidogene, acetogene en methanogene bacteriën aanwezig) of in de toegevoegde stoffen zitten die gebruikt worden bij het proces. Hierbij moet gedacht worden aan salmonella, endotoxines, MRSA, enterobacteriën, legionella (bij koeltorens en warme ruimtes waar leidingen aanwezig zijn) en andere pathogene bacteriën.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 21 van 83
6
Nadere uitwerking van overige vraagstukken van deze scriptie
In dit hoofdstuk is op een aantal aanvullende vragen van de afdeling Strategie het antwoord beschreven maar ook is in dit hoofdstuk beschreven hoe de fabrikanten omgaan met hun verantwoordelijkheden ten aanzien van productveiligheid. Er is voor gekozen om dat in dit hoofdstuk aan de orde te laten komen en niet in hoofdstuk 5 omdat er een overlap met de theorie in zit. Verder is kort geschetst hoeveel werknemers er per branche werkzaam zijn en dat is dan omgerekend naar het aantal medewerkers in die specifieke branche. Daarnaast is er een meer diepgaande beschrijving gegeven van de risico’s opgedeeld in zogeheten basisrisicofactoren. Ook is antwoord gegeven op een stukje BRZO regelgeving voor de directie MHC. Als laatste is de relatie beschreven tussen de casuïstiek (zie hoofdstuk 3.2) en de bevindingen van de verkenningen (zie hoofdstuk 5.2 t/m 5.7).
6.1 Aantal medewerkers per bedrijfstak Het aantal medewerkers dat blootstaat aan de risico’s bij de agrarische bedrijven en de industriële bedrijven ligt gemiddeld op 4 per bedrijf. Bij de afvalwaterzuivering installaties ligt het aantal medewerkers gemiddeld op 10 bij de installatie en in de kantoren nog eens ongeveer 25. Bij de afvalverwerking ligt het aantal medewerkers iets lager per bedrijf, hierbij moet dan gedacht worden aan ongeveer 12 medewerkers per bedrijf. In tabel 6.4 is het geheel weergegeven. Branche Rioolwaterzuivering Afval Industrieel Agrarisch
Aantal medewerkers per bedrijf 10* 12 4 4
Aantal bedrijven 71 16 11 78
Totaal aantal werknemers per branche 710 192 44 312
*=exclusief kantoor medewerkers Tabel 6.4: Totaal aantal werknemers per branche die vergisten
6.2 Basisrisicofactoren Onder de punten 5.2 t/m 5.6 zijn de belangrijkste risico’s omschreven bij het co-vergisten. Om meer diepgang te geven aan hetgeen geconstateerd is zal de Tripod<7> methodiek[59], [60] gebruikt worden. Het is noodzakelijk om de onderliggende oorzaken van mogelijke ongevallen/risico’s in een vroeg stadium te ontdekken en risicoreducerende maatregelen daarop af te stemmen. Om inzicht te krijgen in deze onderliggende oorzaken wordt vaak gebruik gemaakt van de Tripod methodiek en de zogenaamde “BasisRisicoFactoren” uit die methodiek. Hieronder de 11 basisrisicofactoren die de kans op een ongeval beïnvloeden: Ontwerp van de installatie, apparatuur en gereedschap (OW); De kwaliteit van de apparatuur en gereedschap (MM); Het management van onderhoud (OH); Dagelijks onderhoud (orde en netheid) van de werkplek (ON); De fysieke werkomstandigheden zoals temperatuur en lawaai (OM); De begrijpelijkheid, correctheid en aanwezigheid van instructies en procedures (PR); Geoefendheid en ervaring medewerkers (TR); Communicatie (CO); Tegenstrijdige doelen (veiligheid versus productie) (DO); De structuur van de organisatie (OR); De aanwezigheid en werking van beheersmaatregelen en beveiligingen (BM). Deze Tripod-methodiek maakt het mogelijk aan de hand van 11 in de methodiek vastgelegde basisrisicofactoren een inzicht te geven wat de basisoorzaak is van de in 5.2 t/m 5.6 omschreven risico’s. Hierdoor zal duidelijk worden waarom de risico’s niet voldoende beheerst worden zodat gerichter gekeken kan worden waar meer aandacht voor nodig is om bij de co-vergistingsinstallaties de omschreven risico’s te beheersen. In tabel 6.5 zijn de verkenningen gegroepeerd met daarachter de risico’s zoals in 5.2 t/m 5.6 omschreven. Deze zijn afgezet tegen de 11 basisrisicofactoren uit de Tripod methodiek om zo na te gaan wat de basisoorzaken zijn dat deze risico’s nog niet/onvoldoende beheerst worden. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 22 van 83
Branche Riool Water Zuivering
Afval
Industrieel
Agrariër
Risico Explosie/Brand VBV Blst. Gevst.* Blst. Bioag.** Inrichting Arbeidsplaats Explosie/Brand VBV Blst. Gevst. Blst. Bioag. Inrichting Arbeidsplaats Explosie/Brand VBV Blst. Gevst. Blst. Bioag. Inrichting Arbeidsplaats Explosie/Brand VBV Blst. Gevst. Blst. Bioag. Inrichting Arbeidsplaats
BRF OW MM
OH X
ON
OM
PR X
TR X
X
X X
X X X X X X X X X X X X X X X
X
X
X X X X X
X X X X X X X X X X
DO
X X X
X X X X
CO X X X X
X X X X X
X
X X X X
X
X X X X
X X X X X X X X X X
X X X X
X X X X
BM
X X X X
X X X X X X
OR
X X
X X X X
X X
X X X X
X=Onvoldoende beheerst. VBV: Verstikking, bedwelming en vergiftiging *Blst. Gevst: Blootstelling gevaarlijke stoffen **Blst. Bioag: Blootstelling biologische agentia Tabel 6.5: De branches met daarbij de basisrisicofactoren die onvoldoende beheerst worden.
Uit tabel 6.5 kan opgemaakt worden dat 2 sectoren, de rioolwaterzuiveringsinstallaties en de afvalbedrijven, het beter doen dan de andere 2 sectoren. Bij de rioolwaterzuiveringsinstallaties mankeert het met name nog aan het geven van voorlichting en onderricht (TR) bij onderhoudswerkzaamheden en communicatie (CO); Bij de afvalbedrijven mankeert het met name nog aan het ontwerp (OW) en beschermingsmaatregelen (BM). Dit betreft met name de co-vergister die is bezocht. Het bedrijf dat alleen GTF-afval vergist had al wel veel op orde, alleen de papieren documenten waren nog niet goed geregeld. Het bedrijf had wel voor ingebruikname van de installatie een HAZOP-studie12<8> uitgevoerd. Bij de agrarische en industriële co-vergisters spelen meer basisoorzaken dan de genoemde risico’s omschreven in hoofdstuk 5.2 t/m 5.6 die door de bedrijven niet of onvoldoende beheerst worden. Bij deze 2 branches is te zien dat zij onderling niet afwijken van elkaar en dezelfde basisrisicofactoren hebben. Dat komt waarschijnlijk door het vergistingsprincipe dat gebruikt wordt en de bedrijven waar de co-vergistingsinstallaties worden geplaatst. Het afvalbedrijf en de rioolwaterzuiveringsinstallaties maken geen gebruik van de bouwprincipes zoals die van de co-vergistingsinstallaties die tijdens de verkenningen bezocht zijn. De volgende basisrisicofactoren spelen met name een rol bij het onvoldoende beheersen van de risico’s: Het ontwerp (OW): door de fabrikanten is onvoldoende rekening gehouden met de risico’s in de praktijksituatie. De co-vergistingsinstallaties hebben vaak meer onderhoud nodig dan voorzien is en er is apparatuur toegepast zoals dompelmixers waarvoor regelmatig onderhoud nodig is. Daken van vergistingstanks zijn qua materiaal niet geschikt. Verder zijn onvoldoende bordessen gebouwd, waardoor met ladders en hoogwerkers gewerkt moet worden. Daarnaast zijn beveiligingen gebruikt waaronder een waterslot zonder rekening te houden met de weersomstandigheden (vorst) en is geen rekening gehouden met het uitvallen van de elektriciteitsvoorziening zodat bij het uitvallen ervan een eventuele affakkelinstallatie niet werkt en apparatuur niet meer werkt;
12
HAZOP staat voor HAZard and OPerability studie
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 23 van 83
Materieel en middelen (MM): er zijn onvoldoende materieel en middelen aanwezig om de risico’s te beheersen zodat veilig gewerkt kan worden. Zo was meetapparatuur niet geschikt voor het werken in een explosiegevaarlijke atmosfeer evenals apparatuur die gebruikt werd. Er is apparatuur, zoals pompen, mixers, lampen, armaturen en contactdozen, in Ex-zones gebruikt die daarvoor niet geschikt waren. Ook is onvoldoende geschikt materieel beschikbaar voor het veilig kunnen uitvoeren van onderhoud en is onvoldoende geschikt materieel aanwezig zodat bij en bij het falen van de installatie een veilig alternatief is; Onderhoudsmanagement (OH): er is onvoldoende structuur bij het plannen van preventief onderhoud. Er wordt nogal snel onderhoud uitgesteld en equipement dat defect is wordt niet vervangen of gerepareerd. Hierdoor krijgt de installatie het zwaarder te verduren waardoor overige onderdelen sneller slijten en ook weer eerder onderhoud nodig hebben. Er wordt vaak geen planning gemaakt voor het uitvoeren van onderhoud vanuit de fabrikant zodat het kan dienen als leidraad voor de gebruiker; Procedures (PR): er wordt bij de bedrijven niet volgens procedures gewerkt. Een ieder heeft zijn eigen werkwijze. Hierdoor weten medewerkers van elkaar niet wat precies is uitgevoerd en ontbreekt structuur zodat nog wel eens het een en ander vergeten wordt. Vooral tijdens onderhoud en verhelpen van storingen zou hier aandacht voor moeten zijn; Training en opleiding (TR): Als de installatie wordt opgeleverd loopt de fabrikant nog wel enige tijd mee en wordt uitgelegd hoe de installatie draaiend gehouden moet worden inclusief het oplossen van storingen. Er is daarbij onvoldoende aandacht voor de risico’s van de co-vergistingsinstallaties en hoe deze risico’s beheerst moeten worden. Fabrikanten geven al snel aan dat het een verantwoordelijkheid is van de gebruiker. Een klein voorbeeld hiervan is het opstellen van een EVD. De fabrikant weet dat een EVD opgesteld moet worden, maar heeft aangegeven dat het een verantwoordelijkheid is voor de gebruiker. De gebruiker hoeft pas een EVD op te stellen als de installatie is opgeleverd door de fabrikant. Voorafgaand aan de bouw moet de fabrikant dus een EVD opstellen; Communicatie (CO): Aan communicatie wordt onvoldoende aandacht gegeven. Bij enkele covergistingsinstallaties werd van de installatie een logboek bijgehouden. Als er voldoende gecommuniceerd wordt komen ook fouten uit de installatie naar voren. Verder kunnen er trends uit gehaald worden zoals storingen die op dezelfde plaats meerdere malen voorkomen en kan van fouten geleerd worden, waardoor het veiliger wordt; Beschermingsmaatregelen (BM): Er zijn wel beschermingsmiddelen aanwezig maar deze zijn niet toereikend voor het afdekken van de risico’s van de installatie. Een voorbeeld is het overdrukventiel (waterslot) dat niet beschermd is tegen weersinvloeden en vatbaar is voor vervuilingen. Een ander voorbeeld is geen of onvoldoende ventilatie in ruimtes waar kans op verstikking, bedwelming en vergiftiging kan optreden; Orde en netheid (ON): doordat er niet netjes gewerkt wordt voelt niemand zich geroepen om op te ruimen en wordt het geheel onoverzichtelijker. Lekkages ed. worden minder snel ontdekt omdat niet duidelijk is of het bijvoorbeeld een recente lekkage betreft. Als er netjes gewerkt wordt voelen medewerkers zich ook verantwoordelijk om alles netjes te houden en dit maakt het geheel uiteindelijk minder risicovol en daardoor ook veiliger.
6.3 Productveiligheid Voor de regels rondom productveiligheid is onvoldoende aandacht. Veel installaties worden door het bedrijf in eigen beheer gebouwd. De bedrijven beseffen niet dat zij fabrikant zijn van de installatie. Richtlijnen [63] die daarbij aan de orde komen zijn de Machinerichtlijn, Richtlijn drukapparatuur, Richtlijn EMC, de Laagspanningsrichtlijn en de ATEX richtlijn. Dit zijn richtlijnen die van toepassing zijn op de co-vergistingsinstallaties en zullen moeten worden toegepast bij de bouw van de co-vergistingsinstallaties. Er is geen gebruikershandleiding aanwezig en evenmin een technisch dossier en een EG-verklaring van overeenstemming en een CE-markering. De installaties waarvan het ontwerp en de bouw volledig zijn uitbesteed, zijn ook niet voorzien van een EGverklaring van overeenstemming, CE-markering, technisch dossier en gebruikershandleiding. Als er al een gebruikershandleiding aanwezig is, is deze niet in de Nederlandse taal opgesteld. Duits- en Deenstalige handleidingen werden wel aangetroffen. Een risico-analyse was, bij de installaties waar wel een gebruikershandleiding, niet aanwezig. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 24 van 83
Dit zou wel moeten omdat deze richtlijnen rechtstreeks van toepassing zijn op co-vergistingsinstallaties. Daarnaast kennen de fabrikanten documenten als “Handreiking (co-)vergisting van mest van Infomil”[8] en “Veiligheidsregels en technische preventierichtlijnen bij de bouw en het gebruik van agrarische biogasinstallaties” van het FOV[29] niet. Bij de bouw van diverse installaties blijkt ook nog eens dat een deel eindigt in rechtszaken tussen de gebruiker en de fabrikant. Het gaat hier dan over het niet opleveren volgens afspraak of een installatie die veel problemen geeft tijdens de productie en daardoor verlies draait. Door deze rechtszaken heeft de gebruiker niet de beschikking over de juiste informatie bij het in bedrijf stellen van de installatie. Deze wordt door de fabrikant achtergehouden door een verstoorde verhouding en, onder het mom dat de installatie nog niet formeel is opgeleverd. Ook komt het voor dat de bedrijven waar de installaties staan failliet zijn gegaan waardoor de documentatie verloren is gegaan. Daarnaast speelt de veiligheid van producten ook een rol. Ontwerpfouten zoals het ontbreken van bordessen op hoogte waardoor medewerkers met ladders gaan werken, werken in ruimten waar verstikking, bedwelming, vergiftiging spelen een rol. Ten aanzien van explosierisico’s is onvoldoende nagedacht. Zo zijn watersloten niet verwarmd waardoor deze mogelijk in de winter kunnen bevriezen en de werking niet is gegarandeerd. Verder is er geen affakkelinstallatie en wordt equipement in zones gebruikt die niet in die zone gebruikt zou mogen worden. De fabrikant informeert de gebruiker niet of onvoldoende over de risico’s die de co-vergistingsinstallaties met zich meebrengen. Het bovenstaande is wel afgedekt in de richtlijnen en als deze juist zouden worden toegepast, dan hadden de ontwerpen aangepast kunnen worden.
6.4 BRZO Op grond van de aanwezigheid van 5 ton H2S bij >1 vol% H2S (10000 ppm)[39] dat op enig moment aanwezig kan zijn in de inrichting zou een installatie onder de BRZO regelgeving vallen. Ondernemers hebben geen baat bij het hoog op laten lopen van het H2S percentage. Het gas wordt corrosiever naarmate het H2S percentage hoger wordt. Hierdoor neemt slijtage van de motoren van de warmtekrachtkoppeling en de leidingen toe en daarmee ook het onderhoud en vervangen van onderdelen en dus ook de kosten. Tijdens de verkenningen is door een werknemer verteld dat er wel eens 2300 ppm (0,23 vol%) gemeten was. De overige medewerkers van vergistingsinstallaties geven waarden op variërend van 50 ppm tot 1500 ppm. De meetmethode en de plaats waar gemeten wordt werd niet vermeld terwijl methode en plaats hebben veel invloed op de uitkomsten van die metingen. Daarnaast kan een installatie onder de BRZO regelgeving vallen door de totale hoeveelheid CH4 en of H2S die in de gehele installatie aanwezig is. Dergelijke installaties zijn nog niet in bedrijf. Wel is er in Coevorden een zeer grote co-vergistingsinstallatie in aanbouw. In de aanvraag van de milieu vergunning zijn hoeveelheden van meer dan 50 ton CH4 en meer dan 5 ton H2S (>1 vol%) aangevraagd. Als dat vergund wordt valt het bedrijf onder de BRZO regelgeving.
Figuur 13: Veiligheidsrapport t.b.v. vergunning aanvraag co-vergistingsinstallatie te Coevorden
Hierbij moet wel aangegeven worden dat de bestaande co-vergistingsinstallaties uitbreiden. Hierdoor zouden deze in de toekomst wel onder de BRZO regelgeving kunnen vallen. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 25 van 83
6.5 Relatie tussen de casuïstiek en de verkenningen Als je de constateringen van de verkenningen naast de incidenten legt, zijn daar overeenkomsten uit te halen. Tijdens de verkenningen is gebleken dat medewerkers hebben geleerd hoe ze de installatie moeten bedienen en hoe storingen verholpen moeten worden. Wat ontbreekt is een stuk voorlichting en onderricht aan de gebruiker en de medewerkers waarom de installatie zo gebouwd is, waarom de installatie zo werkt en welke storingen met welk doel opgelost moeten worden. Medewerkers kennen de installatie niet volledig en kunnen daarom niet altijd goed reageren op storingen. Het preventief onderhoud wordt niet consequent uitgevoerd maar vaak pas als iets defect is. Hierdoor hebben andere delen van de installatie meer onderhoud nodig of ze slijten sneller. Medewerkers zien de onderlinge verbanden niet tussen de noodzaak van preventief onderhoud en het goed en veilig functioneren van de installatie. Hierdoor wordt onderhoud uitgesteld of stelt men een klein deel van de installatie (bijvoorbeeld een dompelmixer) buiten werking. Door het ontbreken van goed onderhoud kunnen motoren uitvallen waardoor het gas niet meer verbrand kan worden in de WKK-installatie. Op deze wijze worden beveiligingen aangesproken en wordt gas naar de omgeving afgeblazen. Men heeft het proces niet goed in de hand. Medewerkers kennen de risico’s van een co-vergistingsinstallatie niet of onvoldoende door het ontbreken van goede voorlichting en onderricht op het gebied van arbeidgerelateerde risico’s bij co-vergistingsinstallaties. Als je kijkt naar wat in hoofdstuk 3.2 onderaan bladzijde 13 vermeld is dan blijken er duidelijk overeenkomsten te zijn tussen de verkenningen die zijn uitgevoerd en incidenten die hebben plaatsgevonden. Overeenkomsten zijn dan dat medewerkers zijn zich niet of onvoldoende bewust van de arbeidsgerelateerde risico’s van co-vergistingsinstallaties door onvoldoende voorlichting en onderricht over de risico’s en de procestechnische kennis van de co-vergistingsinstallatie. Onderhoud is daarbij een belangrijk onderdeel.
6.6 Samenwerking tussen overheden en andere partijen Bij het organiseren van bijeenkomsten zoals een praktijkdag of opstellen van publicaties kan de samenwerking tussen de overheden verbeterd worden. In de publicaties, zoals van Infomil, I&M en RIVM, komt arbeidsveiligheid niet terug. De AI is niet betrokken om daar een bijdrage aan te leveren. Ook het Agentschap-NL dat de 13 SDE-subsidie verstrekt en informatie bijeenkomsten organiseert voor co-vergisters heeft de AI niet benaderd. Zij had de AI kunnen vragen of zij bereid zou zijn een bijdrage in het geheel op zich te nemen om de arbeidsrisico’s en het beheersen daarvan onder de aandacht te brengen tijdens bijeenkomsten. De milieuhandhavers van de provincies en gemeenten maken weinig gebruik van de signaleringsfunctie die mogelijk is (andersom waarschijnlijk ook niet). Er komen bij de AI onvoldoende meldingen binnen ten aanzien van de arbeidsrisico’s bij vergistingsinstallaties, waaronder explosierisico’s en verstikking en bedwelming, als er iets mis is of als daaraan getwijfeld wordt. Door dergelijke signalen zou het voor de AI beter mogelijk zijn inzicht te krijgen hoe deze branche met arbeidsrisico’s omgaat. Vanuit het werkveld, gebruikers en fabrikanten, is er geen contact met de AI. De AI zelf heeft in het verleden geen onderzoek gedaan in deze nieuwe branche anders dan een onderzoek of de co-vergistingsinstallaties onder de BRZO wetgeving vallen. Vanuit de AI is dit het eerste initiatief om te kijken wat de arbeidsrisico’s zijn bij de co-vergistingsinstallaties en hoe deze beheerst worden. Op 19 januari 2012 is door het RIVM het onderzoek: “Veiligheids- en gezondheidsrisico’s bij productie biogas gepubliceerd”[66]. Een conclusie daaruit is dat informatie over de veiligheid van vergistingsinstallaties beter beschikbaar moet zijn. Het RIVM beschouwt het document “Handreiking (co-)vergisting van mest”[8] daarvoor als basis document dat geactualiseerd en aangevuld moet worden. De geactualiseerde en aangevulde handreiking zou dan volgens het RIVM door fabrikanten, gebruikers en vergunningverleners als basisdocument gebruikt kunnen worden. Het RIVM heeft volgens het rapport “Het veilig bouwen en beheren van biogasinstallaties”[66], bij een tiental bedrijven een literatuurstudie uitgevoerd om te inventarisaren welke beschikbare documenten gebruikt worden bij het verlenen van een milieuvergunning.
13
Stimulering Duurzame Energieproductie. De SDE is een exploitatiesubsidie die de onrendabele top vergoedt voor projecten op het gebied van hernieuwbaar gas en hernieuwbare elektriciteit en is daarmee breder dan de MEP (Milieukwaliteit van de Energie Productie). De MEPsubsidie (Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie) is verleend aan elektriciteitsproducenten met wind-, zon- en waterkracht en biomassa. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 26 van 83
Door toeval is bij twee van die bedrijven in het kader van deze scriptie een verkennend onderzoek uitgevoerd. Bij die bedrijven zijn afwijkingen geconstateerd ten aanzien van explosieveiligheid (Zonering/ATEX (NPR 7910)), deskundigheid van de operators, onderhoud, biogas en procesbeveiligingen. Kijkend naar de resultaten naar aanleiding van de verkenningen bij deze twee bezochte bedrijven en waarbij het RIVM[66] een literatuur studie heeft uitgevoerd blijkt dat de praktijk weerbarstiger is dan de theorie.
6.7 Arbocatalogus Arbocatalogus afvalbedrijven in ontwikkeling[64] Voor het vergisten en composteren is door de werkgevers en werknemers in deze branche een arbocatalogus<10> opgesteld. Deze is in juni 2011 door de AI marginaal getoetst. De AI heeft een de deel van de catalogus niet goedgekeurd op basis van de marginale toetsing. In de arbocatalogus is opgenomen dat een EVD opgesteld dient worden, een rookverbod ingesteld moet worden en een Ex-zonering aangebracht moet worden. Verder dienen metingen uitgevoerd worden om te bepalen of de atmosfeer veilig is (geen explosie gevaar en voldoende zuurstof), moet ruimtelijke ventilatie aanwezig zijn en moeten medewerkers een H2S-meter bij zich dragen. Arbocatalogus agrarische en groene sectoren[65] In deze arbocatalogus is wel iets opgenomen over mestgassen. Er staat alleen in dat bij het mixen van drijfmest gassen kunnen ontstaan die ergens opgehoopt kunnen worden, bijvoorbeeld in de stal of kelder. Als advies staat er dat je een kelder pas na uren of dagen ventileren kan betreden na het mixen van drijfmest. Er wordt echter niet gesproken over het verrichten van metingen aan de atmosfeer. Ook staat er in de arbocatalogus dat bij twijfel een volgelaatsmasker met B2 filter gedragen moet worden. In deze arbocatalogus is niets opgenomen over meten om te bepalen of er voldoende zuurstof aanwezig is en of er geen explosiegevaar dreigt. Het is een begin, maar de arbeidsgerelateerde risico’s die zijn geconstateerd tijdens de verkenningen worden met de inhoud van de arbocatalogi onvoldoende afgedekt. Als je de arbocatalogi leest gaat het niet over covergistingsinstallaties maar over mestkelders en composteerruimtes. Het vergisten van GFT is wel beschreven zoals tijdens de verkenning is geconstateerd alleen worden geen co-producten toegevoegd. Ook hier geldt weer dat niet alle arbeidsgerelateerde risico’s worden beheerst als de arbocatalogus wordt nageleefd.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 27 van 83
7
Conclusies:
Aan de hand van de verslagen van de verkenningen en het literatuur onderzoek is in hoofdstuk 5 en 6 een samenvatting gegeven van wat geconstateerd is. Vanuit die 2 hoofdstukken zijn de constateringen langs de wetgeving gehouden en zijn de conclusies getrokken. Als algemene conclusie die getrokken kan worden is dat er relatief grote risico’s aanwezig zijn die onvoldoende beheerst worden. Verantwoordelijke spelers in die markt hebben nauwelijks contact en geen totaalbeeld van de arbeidsrisico’s bij vergistingsinstallaties. Verder hebben degene die de vergistingsinstallaties bedienen, operators, onvoldoende kennis en kunde om de installatie veilig in bedrijf te houden, onderhoud uit te voeren en storingen op te lossen. Arbeidsrisico’s In totaal zijn er 5 arbeidsrisico’s die niet of onvoldoende beheerst worden bij het vergisten. Hieronder de opsomming ervan: Explosie en/of een brand; Verstikking, bedwelming, vergiftiging (acuut); Blootstelling aan gevaarlijke stoffen huid en inhalatie risico’s (lange termijn); Blootstelling aan biologische agentia; Arbeidsplaatsgerelateerde risico’s. Als je de arbeidsgerelateerde risico’s uitzet tegen de basisrisicofactoren, zie hiervoor tabel 6.5 op bladzijde 23, en de branches waartoe de bedrijven behoren kan geconcludeerd worden dat de rioolwaterzuiveringsinstallaties die bezocht zijn, het over het algemeen redelijk voor elkaar hebben. Alleen wat betreft communicatie kan het bij de rioolwaterzuiveringsinstallaties beter zeker tussen onderaannemers en het bedrijf. Van de 2 afval bedrijven had het bedrijf dat alleen GFT-afval vergist het redelijk goed voor elkaar. Het andere bedrijf dat dierlijk afval vergist met bijvoeging van co-producten deed het minder goed. Die co-vergistingsinstallatie is te vergelijken met een industriële co-vergister. De industriële en agrarische co-vergistingsinstallaties presteren ten aanzien van het beheersen van arbeidsgerelateerde risico’s het minst goed. Er is geen verband gezien tussen de grootte van de vergistingsinstallaties en de mate dat de arbeidsrisico’s worden beheerst. De volgende basisrisicofactoren spelen een grote rol bij het niet of onvoldoende beheersen van de arbeidsgerelateerde risico’s: Het ontwerp; Materieel en middelen; Onderhoudsmanagement; Procedures;
Training en opleiding; Communicatie; Beschermingsmaatregelen; Orde en netheid.
Samenvattend kan gesteld worden dat de gebruikers onvoldoende kennis en kunde bezitten om covergistingsinstallaties veilig in bedrijf te houden en te onderhouden. Medewerkers kennen de arbeidsrisico’s van de installatie niet of onvoldoende, of zijn zich niet bewust van de mogelijke gevolgen. Gebruikers kunnen zich ook de kennis en kunde vaak niet eigen maken, omdat de gebruikershandleiding niet aanwezig was. Maar bij twee van de veertien vergistingsinstallaties was de gebruikershandleiding aanwezig. De gebruikers handleidingen waren in beide gevallen niet Nederlandstalig. Risico-inventarisaties Ten aanzien van de RI&E en andere nadere inventarisaties kan geconcludeerd worden dat: 21% van de bedrijven een actuele basis RI&E bezat (zonder nadere inventarisaties) Dit waren de rioolwaterzuiveringen en het afvalbedrijf. Van de co-vergistingsinstallaties had geen van de bedrijven een actuele RI&E; 7% van de 14 bedrijven een compleet EVD bezat; Geen van de bedrijven een blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen bezat; Geen van de bedrijven een blootstellingsbeoordeling biologische agentia bezat.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 28 van 83
Sector Het is moeilijk vast te stellen in welke sector de meeste problemen spelen met betrekking tot de risico’s zoals eerder omschreven. Als het digestaat als afvalstof gezien wordt, betreft het de sector afval. Maar als het digestaat als grondstof gezien wordt is het de sector landbouw omdat de meeste installaties bij agrarische bedrijven staan. Maar het kan ook benaderd worden als opwekking van energie omdat geleverd wordt aan het 10kV net of geleverd wordt aan het gasnet. Dan kan het weer gezien worden als de sector energie. Er zal dus eerst een heldere definitie opgesteld moeten worden om hier duidelijkheid over te krijgen. Identificeren van de bedrijven De bedrijven zijn moeilijk te traceren. Uit het bedrijfsprocessensysteem van de AI kan geen overzicht van bestaande co-vergistingsinstallaties geproduceerd worden, de lijst van de NVWA blijkt ook niet compleet. Wel kan aan de hand van beschikbare documenten een overzicht geproduceerd worden waarin veel installaties zijn opgenomen. Vooral de website bestaande bio-energie installaties[31] kan hierbij een goede bijdrage aan leveren. Productveiligheid Voor de regels rondom productveiligheid is onvoldoende aandacht en dat heeft verschillende oorzaken. Bedrijven die zelf co-vergistingsinstallaties bouwen voor eigen gebruik weten niet dat zij daarmee ook fabrikant worden en weten niet wat de verantwoordelijkheden zijn die daarbij horen en ook niet welke verplichtingen voor een fabrikant gelden. Bedrijven die co-vergistingsinstallaties bouwen voor anderen, de gebruikers, weten ook niet wat hun verantwoordelijkheden en verplichtingen zijn. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de stand der techniek van de professionele dienstverlening, veiligheid van producten. Beide fabrikanten die bezocht zijn, bouwen volgens bestaande concepten en gaan ervan uit dat deze concepten uitontwikkeld zijn. Het ontwerp wordt niet aangepast naar aanleiding van incidenten waardoor verbeteringen niet doorgevoerd worden. Zo worden oorzaken van ongevallen niet meegenomen om de installatie te verbeteren en veiliger te maken. Op plaatsen waar onderhoud verricht moet worden ontbreken bordessen, waardoor er met ladders gewerkt moet worden. Dit is een te verwachten gebruik en moet de fabrikant daar dus rekening mee houden. Ook ten aanzien van een beveiliging (zoals een noodstroomvoorziening, affakkelinstallatie, overdrukbeveiliging) en geschikt equipement voor Ex-zones wordt onvoldoende rekening gehouden met de omgeving, zone, waar het gebruikt wordt. Er wordt onvoldoende gekeken naar de kans dat beveiligingen aangesproken moeten worden en wat daarvan de reden is, en dat de beveiligingen bij aanspraak daadwerkelijk functioneren. BRZO De tendens is dat de installaties opgeschaald worden om ze rendabel te maken of te houden. Hierdoor zullen meer installaties onder het gezag komen te staan van de provincie en een Wabo-vergunning nodig hebben. Doordat de installaties groter worden en daarmee ook de totale hoeveelheid methaan dat op enig moment op de inrichting aanwezig is toeneemt, zal in de toekomst een aantal installaties onder de BRZO regelgeving vallen. Er is op dit moment één installatie in Coevorden in aanbouw die op grond van de hoeveelheid CH4 en H2S dat op de inrichting aanwezig is onder de BRZO regelgeving gaat vallen (>50 ton CH4 en > 5 ton H2S (>1 vol%)). De installatie is dan 4 keer zo groot als de installaties die bezocht zijn tijdens de verkenningen. Op grond van de hoeveelheid H2S zullen de bestaande installaties niet snel onder de BRZO wetgeving vallen omdat ondernemers er niet bij gebaat zijn de concentraties H2S zo hoog op te laten lopen. Een installatie moet dan meer dan 1 vol% H2S bevatten. Dat komt overeen met 10000 ppm H2S. In totaal moet dan 5 ton H2S op enig moment in de installatie aanwezig zijn. De hoogste concentratie die is geconstateerd tijdens de verkenningen is 0,23 vol%. Samenwerking tussen overheden en andere partijen Bij het opstellen van publicaties en het organiseren van bijeenkomsten zou tussen de overheden meer samengewerkt kunnen worden. Hetzelfde geldt voor contact tussen de AI en de fabrikanten. Als je het rapport van het RIVM “Het veilig bouwen en beheren van co-vergistingsinstallaties voor de productie van biogas” [66] naast deze scriptie legt, dan valt op dat ook hier de conclusie is, dat er onvoldoende wordt samengewerkt en meer documentatie op een centrale plaats beschikbaar zal moeten komen. Daarnaast kan de conclusie getrokken worden dat de eigenaren en gebruikers van de vergistingsinstallaties zich onvoldoende aan de regels houden. Dat blijkt uit de verschillen tussen de literatuurstudie van de milieuvergunningen van het RIVM en de verkenningen. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 29 van 83
8.
Aanbevelingen:
Voor de Arbeidsinspectie: 1. Publiceer de bevindingen van deze verkenningen en geef de verantwoordelijkheden van de gebruikers en de fabrikanten aan. Beschrijf daarin waar men informatie kan vinden (branche verenigingen, website Arbeidsinspectie); 2. Ontwikkel een folder/flyer die inzicht geeft in de grootste risico’s bij co-vergistingsinstallaties en geef daarbij de beheersmaatregelen volgens de arbeidshygiënische strategie weer. Geef tevens het belang aan van voorlichting en onderricht en onderhoud aan de installatie. Zorg dat deze folder/flyer beschikbaar is, via internet en branche verenigingen, voor alle belanghebbende partijen zoals: verzekeringsmaatschappijen, energiemaatschappijen, brancheverenigingen, fabrikanten en gebruikers en overheidsinstanties zoals vergunningverleners. Nog beter is om deze actief te verspreiden door deze middels een mailing te versturen of mee te geven aan andere handhavers zoals de NVWA, I&M en milieuhandhavers; 3. Benader Infomil, onderdeel van Agentschap-NL, over het aanvullen en actualiseren van het document Handreiking (co-)vergisten van mest[8] en neem arbeidsveiligheid daarin mee in samenwerking met de AI. Ontwikkel het document zo dat het kan fungeren als “best beschikbare techniek” document; 4. Benader partijen als de energiemaatschappijen om te kijken of het mogelijk is dat zij co-vergistingsinstallaties (veiligheids)eisen opleggen voordat zij energie mogen leveren. Hierbij moet dan gedacht worden aan het beschikbaar hebben van een actuele RI&E en andere nadere inventarisaties zoals het EVD. Een energiemaatschappij is ook gebaat bij goede beheersmaatregelen omdat de energietoelevering betrouwbaarder is bij een ATEX-proof installatie, CE-markering en een EG-verklaring van overeenstemming; 5. Benader de FOV over het beschikbaar stellen van informatie over de risico’s bij het vergisten en de beheersmaatregelen. Ook het document dat nu beschikbaar is voor explosieveiligheid “Veiligheidsregels en technische preventierichtlijnen bij de bouw en het gebruik van agrarische biogasinstallaties”[29] actualiseren en aanvullen. Tevens zou men de bedrijven moeten verplichten om een RI&E en een EVD op te stellen bij het afsluiten van een verzekering (afhankelijk van de dekking van de polis ook de beoordeling van blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia verplichten); 6. Benader Agentschap-NL en ga in overleg na of er mogelijkheden zijn of de exploitatiesubsidies die bedrijven ontvangen, te koppelen is aan een eis dat een bedrijf minimaal een deugdelijke RI&E en een EVD moet hebben. Het zou dus eigenlijk niet mogelijk moeten zijn om zonder deugdelijke RI&E en EVD een SDE-subsidie te ontvangen. Ga ook na of er een toets gekoppeld kan worden aan de RI&E en het EVD om de kwaliteit van de documenten te borgen; 7. Benader Ministerie van I&M. I&M heeft in januari 2010 een rapport met als titel “Co-vergisting van mest in Nederland” gepubliceerd[5]. Daar kwam in het stuk “technische kennis bij installateurs” naar voren dat het aan te bevelen zou zijn om net als in Duitsland een keer per jaar een verplichte dag een bewustwordingscursus te volgen. Dit is uiteindelijk niet in de aanbevelingen van de publicatie opgenomen maar zou een mooie opening kunnen zijn mits er voldoende aandacht geschonken wordt aan arbeidsveiligheid. Daarnaast heeft Infomil in 2009 een handreiking “(co)-vergisting van mest” opgesteld. Uit onderzoek van het RIVM “Het veilig bouwen en beheren van co-vergistingsinstallaties voor de productie van biogas”[66] blijkt dat de handreiking verbeterd en aangevuld dient te worden; 8. Benader de branche verenigingen zoals Cumela, LTO (Land en Tuinbouw Organisatie), BBO (Biogas Branche Organisatie) en BIOWKK en andere belangrijke partijen zoals: Bio-energiecluster Oost-Nederland, Schoonderbeek Advies en Partners BV van Stichting Stimuland en BiogaS International. Maak afspraken over mogelijkheden om risico’s en beheersmaatregelen actief onder de aandacht te brengen bij leden. Schrijf een stuk in nieuwsbladen van de branche verenigingen over de conclusies van de verkenningen die uitgevoerd zijn. Ga na of er draagvlak is voor het opstellen van een branche RI&E en eventueel een arbocatalogus met als eerste onderwerp Explosieveiligheid; 9. Benader het IPO (Inter Provinciaal Overleg) en de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) over de risico’s van de vergistingsinstallaties en de externe risico’s. Benadruk hierbij dat de gebruiker de risico’s van de e installatie onvoldoende beheerst. Betrek ook I&M hierbij, vanuit 2 -lijnstoezicht. Zij kan in ieder geval de afdeling vergunningverlening aanspreken om aandacht te geven aan explosieveiligheid en het beheersen van de arbeidsrisico’s; Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 30 van 83
10. Benader fabrikanten van co-vergistingsinstallaties vanuit de Werkgroep Markttoezicht van de AI en leg uit wat de verplichtingen van de fabrikanten zijn ten aanzien van productveiligheid (Machinerichtlijn, Laagspanningsrichtlijn, Hoogspanningsrichtlijn, EMC-richtlijn en ATEX 95). Maar ook ten aanzien van de gebruikers handleiding, EG-verklaring van overeenstemming, technisch dossier en risico-analyse. Geef tevens voorlichting en onderricht ten aanzien van de risico’s van de co-vergistingsinstallatie en de getroffen beheersmaatregelen en belang van goed onderhoud; 11. Neem deel aan activiteiten, zoals bijeenkomsten, die worden georganiseerd door branche verenigingen en het ministerie van economische zaken (Agentschap-NL) en zorg daar voor overdracht van de conclusies van de verkenningen en een stuk voorlichting hoe het wel zou moeten; 12. Kijk of de branche zelf in actie komt nadat preventief informatie is verstrekt door verkenningen uit te voeren. Blijft actie door de branche uit, stel dan een inspectieproject op waarbij wordt nagegaan hoe de stand van zaken is met betrekking tot de veiligheid van co-vergistingsbedrijven en fabrikanten. Neem als onderwerpen de genoemde risico’s; 13. Benadruk de noodzaak voor het opstellen van een specifieke PGS14<9> richtlijn voor co-vergistingsinstallaties bij de PGS beheerorganisatie. Leg aan hen uit wat de risico’s zijn van de co-vergistingsinstallaties en hoe de branche zelf omgaat met het implementeren van beheersmaatregelen om de risico’s weg te nemen. Stel in samenwerking met het PGS projectbureau een plan van aanpak op en leg dat ter toetsing voor aan de PGS programmaraad. Bij punt 3 wordt een BBT-document genoemd. Gebruik onder andere dit document als input bij het ontwikkelen van een specifieke PGS om zo tegenstrijdigheden te voorkomen; 14. Benader financiers als de Rabobank. De Rabobank is in de sector van de co-vergisting de grootste financier. Ga na of financiers bereid zijn voorwaarden te stellen om een veilige installatie te kunnen realiseren. Financiers hebben daar ook baat bij omdat de installatie zijn waarde blijft behouden. Voor Agentschap-NL: Betrekt de AI (meer) bij bijeenkomsten die worden georganiseerd om een inbreng te leveren ten aanzien van arbeidsveiligheid; Betrek de AI bij het opstellen van een best beschikbare techniek document zodat arbeidsveiligheid daar een voldoende uitgewerkt geheel in vormt. Koppel de SDE subsidie aan het minimaal hebben van een RI&E en EVD (eventueel marginale toetsing door de Arbeidsinspectie). Voor I&M: Zoek bij het opstellen van nieuwe handreikingen meer samenwerking met de AI om zo ook arbeidsveiligheid mee te nemen in nieuw of te actualiseren handreikingen. Voor brancheverenigingen (LTO, BBO, Cumela, BIOWKK en andere): Betrek de AI bij het verspreiden van informatie over veiligheid en neem daarin ook de verantwoordelijkheid om dat onder de aandacht te brengen. Vraag de AI om stukken aan te leveren voor bijvoorbeeld de nieuwsbrieven; Betrek de AI bij bijeenkomsten die worden georganiseerd. Vraag of zij de uitkomsten van de verkenningen kunnen presenteren en de arbeidshygiënische strategie kunnen toelichten en het belang van voorlichting en onderricht en onderhoud aan de installaties kunnen toelichten. Stel een branche RI&E op en verbeter de bestaande arbocatalogi. Breidt deze verder uit met de belangrijkste onderwerpen: verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand en explosie, blootstelling aan gevaarlijke stoffen en aan biologische agentia, arbeidsplaatsgerelateerde risico’s en beheersmaatregelen om de risico’s weg te nemen en daar waar dat niet kan, te minimaliseren.
14
De Publicatiereeks is een handreiking voor bedrijven die gevaarlijke stoffen produceren, transporteren, opslaan of gebruiken en voor overheden die zijn belast met de vergunningverlening en het toezicht op deze bedrijven. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 31 van 83
Voor de energiemaatschappijen: Stel voorwaarden zoals minimaal een RI&E en EVD voor het leveren van energie om zekerheid in te bouwen. Dwing dat af bij contracten. Voor de fabrikanten: Kijk naar het ontwerp en ga na wat verbeterd kan worden (stand der techniek). Gebruik de kennis van rioolwaterzuiveringsinstallaties die al langer vergisten; Ga na wat voor ongevallen hebben plaatsgevonden en gebruik de bevindingen bij het ontwerpen van nieuwe installaties; Voer een studie uit voor een te bouwen installatie (HAZOP) en pas de installatie aan naar aanleiding van de uitkomsten; Stel een EVD op en tref maatregelen die daaruit voortvloeien voordat de installatie in bedrijf wordt genomen; Stel volgens als verplichtingen, die er toch al rusten op de fabrikant, een risico-beoordeling (NEN-EN 12100 12), technisch dossier, NL-gebruikshandleiding en EG-verklaring van overeenstemming op en voorzie de installatie van een CE-markering; Zorg bij de overdracht van de installatie dat de gebruiker is voorgelicht over de risico’s van een covergistingsinstallatie en over de beheersmaatregelen die getroffen zijn. Leg ook uit waarom een installatie zo gebouwd is en dat aanpassingen kunnen leiden tot verslechtering; Zorg bij oplevering voor een onderhoudsprogramma van de installatie dat gevolgd kan/moet worden. Voor gemeenten (VNG) en Provincies (IPO): Zorg ervoor dat bij het verstrekken van vergunningen in ieder geval in de algemene brief gewezen wordt dat ook voldaan moet worden aan andere van toepassing zijnde wet- en regelgeving zoals de Arbeidsomstandighedenwet en Productwetgeving. Geef dan ook aan waar die verplichtingen gevonden kunnen worden en deze inhouden; Zorg voor training van handhavers zodat zij een signaal functie hebben voor de AI om risico’s bij bedrijven door te kunnen geven. Voor de FOV: Zorg voor meer informatie over (arbeids)risico’s op de website en stel verplichtingen ten aanzien van de RI&E en het EVD bij het aangaan van verzekeringen, zoals gebruikelijk is in andere branches. Wellicht kan de FOV dan de eigen website aanvullen met documentatie over de RI&E en andere aanvullende RI&E’s. De FOV heeft dat wel gedaan ten aanzien van explosieveiligheid middels een document genaamd: “Veiligheidsregels en technische preventierichtlijnen bij de bouw en het gebruik van agrarische biogasinstallaties”[29]. Dit document is erg beperkt. Voor de Rabobank: De Rabobank is in de sector van de co-vergisting de grootste financier. De Rabobank kan bij het verstrekken van financieringen voorwaarden stellen en op zijn minst ondernemers wijzen op hun verantwoordelijkheden. Dat zou dan mooi kunnen met middelen die door overige partijen zijn opgesteld.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 32 van 83
9
Implementatie- en evaluatieplan:
In dit hoofdstuk worden de aanbevelingen uit hoofdstuk 8 vertaald naar een plan van aanpak. In het plan van aanpak worden aan de aanbevelingen termijnen en verantwoordelijken gekoppeld. De punten 1, 2 en 12 zijn afgestemd binnen de AI, omdat de implementatie hiervan binnen de invloedssfeer van de AI ligt. Bij de punten 3 t/m 11, 13 en 14 is de AI met betrekking tot de implementatie afhankelijk van andere partijen, met die partijen heeft op moment van publicatie van deze scriptie nog geen afstemming plaats kunnen vinden. In het implementatie- en evaluatieplan is daarom alleen bij de punten 1, 2 en 12 een termijn ingevuld. Bij de punten waarbij de invloedsfeer buiten de AI ligt, gaat het dan alleen om het contact leggen met andere partijen, uitleg geven over de problematiek en aandringen op het belang van het doorvoeren van de aanbevelingen. In maart 2012 zal contact gezocht worden met de Landelijk Projectleider (LPL) en het Expertisecentrum om afspraken te maken wie welke partijen zal gaan benaderen. Of de evaluatie of dit implementatietraject goed gegaan is, of dat de termijnen veel te ambitieus geweest zijn zal blijken na februari 2014. Voor de Arbeidsinspectie: Aanbeveling 1 Termijn: Maart 2012 Verantwoordelijke: MT-Arbo Thema Publiceer de bevindingen van deze verkenningen en geef de verantwoordelijkheden van de gebruikers en de fabrikanten aan. Beschrijf waar men informatie kan vinden. Implementatie Door bekendmaking van de resultaten van de verkenning kunnen meerdere spelers die een rol hebben bij de covergistingsinstallaties bereikt worden en kan men op die manier discussies teweeg brengen waardoor marktpartijen gaan nadenken en mogelijk zelf actie gaan ondernemen. Hiervoor zal in samenspraak met de afdeling Publieksvoorlichting die verantwoordelijk is voor de communicatie naar buiten toe, een stuk aangeleverd moeten worden waarin duidelijk omschreven staat wat de grootste risico’s zijn en welke risico’s in welke branches niet voldoende beheerst worden. Hierbij zal in overleg met het Expertisecentrum van de Arbeidsinspectie nagegaan worden of de scriptie in zijn geheel gepubliceerd kan worden. Daarna zal het stuk ter akkoord aan het MT-Arbo, het management van de directie Arbo, voorgelegd moeten worden. Indien akkoord zal in overleg met de afdeling Publieksvoorlichting gekeken worden in welke vorm en hoe de resultaten naar buiten gebracht gaan worden. Evaluatie Stuk in MT-Arbo op de agenda plaatsen ter goedkeuring. Stuk voor plaatsing in media na laten kijken door de afdeling publieksvoorlichting. Aanbeveling 2 Termijn: Mei 2012 Verantwoordelijke: LPL Thema Ontwikkel een folder/flyer die inzicht geeft in de grootste risico’s bij co-vergistingsinstallaties en geef daarbij de beheersmaatregelen volgens de arbeidshygiënische strategie weer. Geef tevens het belang aan van voorlichting en onderricht en onderhoud aan de installatie. Implementatie Door een folder/flyer te ontwikkelen en deze op te nemen in de database van de AI met materiaal dat beschikbaar gesteld wordt via internet kunnen de marktpartijen deze informatie makkelijk benaderen en raadplegen en gebruiken bij kennisoverdracht en zoeken naar oplossingsrichtingen. Deze folder zal een brede opzet moeten hebben om het herkenbaar te maken voor degene die met co-vergistingsinstallaties te maken hebben. In deze folder zullen in ieder geval de grootste risico’s opgenomen worden, welke verplichtingen er zijn, van toepassing zijnde risico-inventarisaties en daarnaast ook handreikingen gegeven worden aan de oplossingsrichtingen of in ieder geval waar deze informatie gevonden kan worden. Daarnaast zal in ieder geval het belang van voorlichting en onderricht en goed onderhoud opgenomen worden. Als de folder/flyer gereed is zal deze getoetst worden door de Landelijk Projectleiders, van de AI die de betreffende sectoren onder hun hoede hebben. Evaluatie Toetsmoment is het gereed hebben van de folder/flyer en de toets van de Landelijk Projectleiders van de verschillende sectoren. Daarnaast kan via internet het aantal hits bijgehouden worden om te kijken of het geraadpleegd wordt.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 33 van 83
Aanbeveling 3 Termijn: Verantwoordelijke: LPL, Expertisecentrum Thema Benader Agentschap-NL over het aanvullen en actualiseren van het document Handreiking (co-)vergisten van mest en neem arbeidsveiligheid daarin mee in samenwerking met de AI. Ontwikkel het document zo dat het kan fungeren als best beschikbare techniek document. Implementatie Door de Handreiking aan te vullen en te actualiseren ontstaat een best beschikbare techniek document dat gebruikt kan worden door verschillende partijen die genoemd zijn. Evaluatie Toets moment is het gereed hebben van de Handreiking “(co-)vergisten van mest”[8]. Bij akkoord van de betrokken partijen kan het document gepubliceerd worden. Daarnaast kan via internet het aantal hits bijgehouden worden om te kijken of het geraadpleegd wordt. Aanbeveling 4 Termijn: Verantwoordelijke: LPL, Expertisecentrum Thema Benader partijen als de energiemaatschappijen om te kijken of het mogelijk is dat zij co-vergistingsinstallaties (veiligheids)eisen opleggen voordat zij mogen leveren Implementatie Door in gesprek te gaan met de energiemaatschappijen die de opgewerkte energie afnemen, kunnen mogelijkheden besproken worden of de energiemaatschappijen belang hebben bij het voldoende beheersen van de arbeidsrisico’s, lees bedrijfszekerheid van energie leveringen. Hierbij moet dan gedacht worden aan het belang zoals continuïteit en imago-schade. Indien dit speelt kan gekeken worden of er gezamenlijk belang is bij het beheersen van de arbeidsrisico’s en dit op te nemen in leveringsvoorwaarden. Gedacht moet dan worden aan in ieder geval het hebben van een RI&E en een EVD. Evaluatie Uit gespreksverslag zal duidelijk worden of dit item speelt bij energie maatschappijen. Als dat het geval is zal uit documenten die uit deze aanbeveling voortkomen moeten blijken hoe samenwerking daarin verder gaat. Aanbeveling 5 Termijn: Verantwoordelijke: LPL, Expertisecentrum Thema Benader de FOV over het beschikbaar stellen van informatie over de gevaren bij het vergisten en wat de beheersmaatregelen zijn. Kijk naar de noodzaak om de handreiking “veiligheidsregels en technische preventierichtlijnen”[28] aan te passen. Implementatie Door in gesprek te gaan met het FOV kan vanuit de verzekeringsmaatschappijen gekeken worden hoe het voldoende beheersen van arbeidsrisico’s meegenomen kan worden in verzekeringsvoorwaarden. Verzekeringsmaatschappijen zullen ook gebaat zijn door lagere bedragen die uitgekeerd moeten worden. Vanuit de Arbeidsinspectie zal gekeken moeten worden welke bijdrage geleverd kan worden aan het actualiseren van de handreiking. Evaluatie De evaluatie is niet moeilijk en is makkelijk na te gaan door te kijken of de handreiking is aangepast. Aanbeveling 6 Termijn: Verantwoordelijke: LPL, Expertisecentrum Thema Benader Agentschap-NL en ga in overleg na of er mogelijkheden zijn om de exploitatiesubsidies die bedrijven ontvangen te koppelen zijn aan de eis dat een bedrijf minimaal een deugdelijke RI&E en een EVD moet hebben. Implementatie Door in gesprek te gaan met Agentschap-NL over het koppelen van de SDE-subsidie aan een aantal minimum vereisten kan met relatief weinig inspanningen in ieder geval de aanwezigheid van een aantal documenten verplicht worden. Een aantal bedrijven zullen met de documenten aan de gang gaan. Hierdoor zal in ieder een deel van de markt aan de slag gaan met het beheersen van de grootste arbeidsrisico’s. De deugdelijkheid kan worden aangetoond door de toetsing door een deskundige. Evaluatie Aan de hand van de subsidies die verstrekt worden kan nagegaan worden welke bedrijven in ieder geval een aantal documenten in het bezit heeft dat kan leiden tot beheersing van de arbeidsrisico’s.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 34 van 83
Aanbeveling 7 Termijn: Verantwoordelijke: LPL, Expertisecentrum Thema Benader het ministerie I&M, IPO en VNG en ga na of een bewustwordingscursus verplicht kan worden gesteld, om deze 1 maal per jaar te volgen net als in Duitsland, en hoe de Arbeidsinspectie een bijdrage kan leveren aan een verbeterde handreiking. Implementatie Door in gesprek te gaan met I&M kan gekeken worden naar de mogelijkheden om een bewustwordingscursus verplicht te stellen voor degenen die een co-vergistingsinstallatie in werking hebben of in werking willen stellen. Wellicht heeft I&M de mogelijkheid een dergelijke training te verplichten vanuit de Wabo-vergunning. Als blijkt dat er mogelijkheden zijn zal een bewustwordingscursus opgesteld kunnen worden. Wellicht dat de inhoud van de training die in Duitsland verplicht is deels gebruikt kan worden voor het opstellen van de Nederlandse training. Daarnaast kijken wat de AI kan betekenen bij het verbeteren en aanvullen van de handreiking (co)vergisten van mest. De inhoud van deze scriptie kan daarbij gebruikt worden. Evaluatie Na enige tijd zal blijken hoeveel bedrijven meedoen aan de trainingen. Voor bestaande bedrijven moet gekeken worden hoe deze verplicht kunnen worden. Wellicht bij uitbreiding van hun bedrijf dat ze meegenomen kunnen worden. Daarnaast zal de verbeterde en aangevulde handreiking beschikbaar komen. Aanbeveling 8 Termijn: Verantwoordelijke: LPL, Expertisecentrum Thema Benader de brancheverenigingen en ga in gesprek over mogelijkheden om risico’s en beheersmaatregelen actief onder de aandacht te brengen. Maak daarbij gebruik van nieuwsbladen van de branche verenigingen. Ga na of er draagvlak is voor het opstellen van een branche RI&E en eventueel een arbocatalogus. Implementatie In overleg met de branche verenigingen kan het onvoldoende beheersen van de arbeidsrisico’s besproken worden. Hierbij kunnen wellicht ook afspraken gemaakt worden over hoe te komen tot de beheersing van de arbeidsrisico’s van co-vergistingsinstallaties. Hierbij kan de mogelijkheid besproken worden van een branche RI&E en een arbocatalogus. Evaluatie Als vanuit de branche verenigingen reacties terugkomen kan gestuurd worden op de reacties. Daarnaast kan gestuurd worden door een marginale toetsing van de (uitbreiding van de bestaande) arbocatalogus. Aanbeveling 9 Termijn: Verantwoordelijke: LPL, Expertisecentrum Thema Benader het IPO en het VNG over de risico’s van de co-vergistingsinstallaties en de externe risico’s en ga na wat voor rol zij kunnen spelen bij het verstrekken van de milieuvergunning. Implementatie Ga bij deze partijen na of zij bereid zijn informatie te verstrekken over verplichtingen vanuit de Arbowet en Productwetgeving. Gebruik hiervoor de folder/flyer en/of deze scriptie. Stel eventueel een bijlage op die bijgevoegd kan worden bij verzending van stukken naar bedrijven door de Provincie en gemeenten. Evaluatie Dit is lastig na te gaan of dat ook daadwerkelijk wordt gedaan door de vergunningverleners en/of handhavers. Het is voor de Arbeidsinspectie niet mogelijk na te gaan of een dergelijk afspraak wordt nageleefd. Dit zou wel e gevraagd kunnen worden aan Ministerie I&M die het 2 -lijns toezicht houdt op vergunningverlening. Aanbeveling 10 Termijn: Verantwoordelijke: Werkgroep Markttoezicht, Expertisecentrum Thema Benader fabrikanten van co-vergistingsinstallaties vanuit de Werkgroep Markttoezicht en leg uit wat de verplichtingen van de fabrikanten zijn ten aanzien van productveiligheid. Geef tevens een stuk voorlichting en onderricht ten aanzien van de risico’s van de co-vergistingsinstallatie en de getroffen beheersmaatregelen en belang van goed onderhoud. Implementatie Als de contacten gelegd zijn met de fabrikanten kan informatie uitwisseling snel gaan. In Nederland zijn nog niet veel fabrikanten actief. Buitenlandse fabrikanten zullen moeilijker te benaderen zijn. Vanuit het Expertisecentrum van de AI kan wel gevraagd worden aan collega’s in buurlanden om erop aan te dringen dat zij fabrikanten benaderen met dezelfde informatie. Wel kan gekozen worden bij buitenlandse fabrikanten om bij een aantal in aanbouw zijnde co-vergistingsinstallaties langs te gaan en die fabrikanten verplichten om hun verantwoordelijkheden na te komen met betrekking tot productveiligheid. Bij Nederlandse fabrikanten kan meer gekeken worden naar het ontwerp. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 35 van 83
Evaluatie Na verloop van tijd kan gekeken worden of fabrikanten zich beter houden aan hun verplichtingen door een aantal steekproeven uit te voeren. De steekproeven moeten toch uitgevoerd worden om te kijken of de gebruikers zich houden aan hun verplichtingen. Dit zal moeten om te kijken of een inspectieproject noodzakelijk is. Aanbeveling 11
Termijn: -
Verantwoordelijke: LPL, Expertisecentrum, sector inspecteur
Thema Neem deel aan activiteiten, zoals bijeenkomsten, die worden georganiseerd door brancheverenigingen en het Agentschap-NL en zorg daar voor overdracht van de conclusies van deze scriptie. Implementatie Zorg voor contacten bij branche verenigingen en bij het Agentschap-NL. Ga tijdens gesprekken na wat de AI kan betekenen bij bijeenkomsten en andere vormen van activiteiten. Op die wijze kunnen meerdere bedrijven bereikt worden. Geef vorm aan deze activiteiten door het opstellen van een presentatie en andere documentatie die gebruikt kan worden. Evaluatie Activiteiten die uitgevoerd worden, worden vastgelegd. Tevens kan gebruik gemaakt worden van een evaluatie formulier voor deelnemers. Aanbeveling 12 Termijn: februari 2014 Verantwoordelijke: MT-arbo, LPL Thema Stel bij uitblijven van actie van werkgevers en brancheverenigingen een inspectieproject op. Implementatie Door een steekproef uit te voeren bij een aantal nieuw gebouwde co-vergistingsinstallaties, een aantal installaties die geïnspecteerd zijn bij de verkenningen, een aantal installaties die activiteiten bezocht hebben waar de AI voorlichting heeft gegeven. Indien resultaten uitblijven of onvoldoende zijn kan een inspectieproject opgezet worden met onderwerpen die in deze scriptie zijn behandeld. Evaluatie Aan een inspectieproject zit een startbijeenkomst vast, een tussenevaluatie en een eindevaluatie zodat resultaten en vorderingen inzichtelijk zijn. Aanbeveling 13 Termijn: Verantwoordelijke: Expertisecentrum Thema Benadruk de noodzaak voor het opstellen van een specifieke PGS richtlijn voor co-vergistingsinstallaties bij de PGS beheerorganisatie. Implementatie Bij de beheerorganisatie zal eerst gekeken moeten worden hoe een dergelijke PGS richtlijn tot stand komt en daarna zal een verzoek ingediend moeten worden. Vanuit de directie MHC van de AI heeft men bij de contactpersoon van de AI bij de beheerorganisatie al aangegeven dat een PGS richtlijn een must is voor deze specifieke branche. Evaluatie Als uiteindelijk de PGS richtlijn specifiek voor co-vergistingsinstallaties gereed is zal deze op de website terug te vinden zijn. Voordat een dergelijk document tot stand gekomen is heeft het document al een aantal toetsen doorstaan door degene die in de PGS werkgroep (fabrikanten, overheid, bedrijven/brancheverenigingen) plaats hebben. Aanbeveling 14 Termijn: Verantwoordelijke: LPL, Expertisecentrum Thema Benaderen financiers en ga na of voorwaarden voor een veiligere installatie meegenomen kunnen worden in een financiering. Implementatie Bij de financiers kan gekeken worden of in ieder geval de documenten meegenomen kunnen worden als voorwaarde voor het verstrekken van een financiering. Hierbij moet dan gedacht worden dat er binnen een bepaalde termijn in ieder geval de RI&E en het EVD opgesteld dienen te zijn. Ook kan gekeken worden dat een financier voor zijn eigen financiële veiligheid een HAZOP studie of een dergelijke studie vraagt. Evaluatie Dit zijn natuurlijk stukken die niet op te vragen zijn door de AI en daarom moeilijk te achterhalen zijn. Wel kan gekeken worden aan de hand van de nieuwe installaties die gebouwd worden of de documenten aanwezig zijn. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 36 van 83
Bronnen en Literatuur [1] [2] [3]
[4]
[5]
[6] [7] [8] [9] [10]
[11] [12] [13] [14] [15]
[16]
[17]
[18]
[19] [20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27] [28] [29]
[30] [31] [32] [33] [34] [35] [36] [37] [38] [39] [40]
: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:1997:010:0013:0033:NL:PDF; : http://www.prinsjesdag2011.nl/troonrede/tekst_troonrede; : http://www.fnvbondgenoten.nl/site/dossiers/veilig_en_gezond_werken/arbowet/downloads/wat_doet_de arbeidsinspectie; : Veiligheid grootschalige productie van biogas, Verkennend onderzoek risico’s externe veiligheid RIVM Rapport 620201001/2010; : Co-vergisting van mest in Nederland Beperking van risico's voor de leefomgeving, VROM inspectie 2009; : Nota covergisting mest 20100611 RB; : Antwoord 24 november 2010 op Nota covergisting van afdeling Strategie; : InfoMil Handreiking (co-)vergisting van mest juli 2009, www.infomil.nl; : Biogashandbuch Bayern http://www.lfu.bayern.de/abfall/biogashandbuch/index.htm; : Mestvergisting op boerderijniveau, vergunningverlening en haalbaarheid van vergisting van mest en biomassa, in opdracht van Novem ’s-Hertogenbosch januari 2003; : Merkblatt Sicherheid in Biogasanlagen, Kommission für Anlagensicherheit, juni 2009; : Technische Grundlage für die Beurteilung von Biogasanlagen, BMWA 2003; : Technische Grundlage für die Beurteilung von Biogasanlagen, BMWA 2007; : Afvalstoffen bij co-vergisting, VROM, februari 2011; : Planning and installing bioenergy systems : a guide for installers, architects and engineers / German Solar Energy Society (DGS) and Ecofys, ISBN: 1-84407-132-4, 2005; : Opties voor duurzame energieproductie in de biologische landbouw, Animal Sciences Group van Wageningen UR, rapport 54, juli 2007; : Zuivering van biogas: H2S verwijdering, Master in de industriële wetenschappen Milieukunde, Joachim Haezebrouck, 2008; : Literatuuronderzoek digestaat en vergistingsystemen, project 685b09/WV/LA, Projecten LTO Noord, november 2009; : Kennisbundeling covergisting, SenterNovem, rapport CLM 621-2005, ISBN 90-5634-196-0, 2005; : Handreichung Biogasgewinnung und –nutzung, Fachagentur Nachwachsende Rohstoffe e.V. (FNR), mit Förderung des Bundesministeriums für Verbraucherschutz, Ernährung und Landwirtschaft (FKZ 22027200), 2006; : Analyse van biogassen uit vergistinginstallaties, rapport GT-080142, Kiwa Gas Technology B.V., september 2008; : Beste Beschikbare Technieken voor mestverwerking, derde editie, Studie uitgevoerd door het Vlaams Kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken (Vito) in opdracht van het Vlaams Gewest, januari 2007; : „Good Practice“ Biogasanlagen in Niedersachsen, Sachsen-Anhalt und Schleswig-Holstein, Niedersächsisches Ministerium für den ländlichen Raum, Ernährung, Landwirtschaft und Verbraucherschutz, november 2007; : Technische Information 4, Sicherheitsregeln für Biogasanlagen Landwirtschaftliche Berufsgenossenschaft, oktober 2008; : Guideline for Safe and Eco-friendly Biomass Gasification, The project is co-funded by the European Commission, november 2009; : http://eur-lex.europa.eu/ :voor richtlijnen zoals de EMC 2004/108/EG, ATEX 95 94/9/EG, ATEX 137 1999/92/EG, Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG; : http://wetten.overheid.nl/zoeken/ : www.werkgroepterlinden.be : Veiligheidsregels en technische preventierichtlijnen bij de bouw en het gebruik van agrarische biogasinstallaties, Federatie van Onderlinge Verzekeringmaatschappijen in Nederland, oktober 2005; : http://www3.vwa.nl/EULijst%20Dierlijke%20Bijproducten-SECTION%20VI.pdf; : www.b-i-o.nl; : www.SER.nl; : BasisInspectiemodule Arbeidsplaatsen algemeen; : BasisInspectiemodule Gasexplosiegevaar; : BasisInspectiemodule Verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand en explosie; : BasisInspectiemodule Opslag verpakte gevaarlijke stoffen : EC-informatiekaart Explosieveiligheidsdocument; : EC-informatiekaart Noodvoorzieningen voor gevaarlijke stoffen; : EC-informatiekaart Omrekenblad chemie; : EC-informatiekaart Onderhoud en keuren arbeidsmiddelen;
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 37 van 83
[41] [42] [43]
[44]
[45]
[46]
[47]
[48]
[49]
[50]
[51]
[52] [53]
[54]
[55]
[56]
[57]
[58]
[59]
[60]
[61]
[62] [63] [64] [65] [66]
[67]
: EC-informatiekaart Opslag gevaarlijke stoffen - aftappen, overtappen, afvullen, kan dat; : EC-informatiekaart Signalering van gevaarlijke stoffen bij tanks en leidingen; : Arbo informatie blad 5, Veilig werken in besloten ruimten, Vijfde herziene druk, ISBN 978 9012573474, Sdu Uitgevers bv, 2011; : Arbo informatie blad 9, Biologische agentia, Vijfde herziene druk, ISBN 978 90 12 134354, Sdu Uitgevers bv, 2010; : Arbo informtatie blad 31, Gezondheidsrisico’s van gevaarlijke stoffen, Derde herziene druk, ISBN 978 90 12 13084 4, Sdu Uitgevers bv, 2009; : Arbo informatie blad 32, Legionella, Tweede herziene druk, ISBN 978 90 12 13085, Sdu Uitgevers bv, 2009; : Arbo informatie blad 34, Veilig werken in een explosieve atmosfeer, Tweede herziene druk, ISBN 978 90 12 58074 8, Sdu Uitgevers bv, 2008; : Arbo informatie blad 35, Drukapparatuur, Tweede herziene druk, ISBN 978 90 12570510, Sdu Uitgevers bv, 2010; : Arbo informatie blad 50, Communiceren over risico's, Eerste druk, ISBN 978 90 12 58075 5, Sdu Uitgevers bv, 2008; : www.arbokennisnet.nl: Dossier Explosieveiligheid, Opgesteld door: Arthur Groot Peter Coffeng Corné Bulkmans en Helger Siegert, April 2009; : Nederlandse praktijkrichtlijn NPR 7910-1, Gevarenzone-indeling met betrekking tot explosiegevaar Deel 1: Gasexplosiegevaar, gebaseerd op NEN-EN-IEC 60079-10-1:2009, Nederlands Normalisatieinstituut, 2010; : http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CONSLEG:1999L0092:20000128:NL:PDF : Niet-bindende gids voor goede praktijken voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad, Brussel, 25 augustus 2003; : NEN-EN-IEC 60079-10-1, Explosieve atmosferen - Deel 10-1: Classificatie van gebieden - explosieve gasatmosferen (IEC 60079-10-1:2008,IDT), Nederlands Normalisatie-instituut, April 2009; : www.arbokennisnet.nl: Dossier Biologische agentia, Opgesteld door: Remko Houba Jaap Maas Helger Siegert en Peter Wielaard, Maart 2009; : Inventarisatie van het risico van transmissie van pathogenen uit biogas, LeAF in opdracht van SenterNovem, april 2008; : Nederlandse Technische Afspraak NTA 8777:2011 en Validatie van processen in installaties die mest en/of andere dierlijke bijproducten omzetten in biogas of compost - Methode die gebruik maakt van materiaal aangeënt met Enterococcus faecalis; : Arbo opleiding, Hoofdstuk G1, Arbeidsinspectie, geschreven door specialisten van het Expertisecentrum van de Arbeidsinspectie 2010; : NEN-EN-IEC 62305-1:2011 en, Bliksembeveiliging - Deel 1: Algemene principes, Nederlands Normalisatie-instituut, November 2009, Maart 2011; : Nederlandse praktijkrichtlijn NPR 1014:2009 nl, Bliksembeveiliging - Leidraad bij de NEN-EN-IEC 62305 reeks, Nederlands Normalisatie-instituut, November 2009; : Tripod-methodiek: Leren van ongevallen, een overzicht van analysemethodieken, 2009 Sdu Uitgevers bv, Den Haag; : Tripod-methodiek: Basis RisicoFactoren syllabus PHOV HVK module 5, W. van Alphen; : http://eur-lex.europa.eu/ : http://www.arbocatalogus.net/afval/composteren; : http://www.agroarbo.nl/melkvee-en-graasdieren/overige/mestgassen/; : Het veilig bouwen en beheren van co-vergistingsinstallaties voor de productie van biogas, Bestaande kennis, regelgeving en praktijksituaties, RIVM rapport 620013001/2011, Januari 2012. : http://www.rivm.nl/Onderwerpen/Onderwerpen/E/Externe_Veiligheid/Rekenmodellen/SAFETI_NL_gebruikersinformatie
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 38 van 83
Verklarende woordenlijst <1>
:
Nationale kop Daaronder wordt alles verstaan waarin Nederland verdergaat in de implementatie van EU-regelgeving dan wat volgens Brussel strikt genomen noodzakelijk is.
:
SEVESO II-richtlijn Deze richtlijn, die "SEVESO II"-richtlijn wordt genoemd, vervangt de "SEVESO I"-Richtlijn 82/501/EEG (genoemd naar de Italiaanse stad waar bij een ongeval in 1976 een aanzienlijke hoeveelheid dioxine vrijkwam). Er zijn belangrijke wijzigingen aangebracht en nieuwe begrippen ingevoerd. Doordat onder het toepassingsgebied van de richtlijn voor het eerst ook stoffen vallen die als gevaarlijk voor het (met name aquatische) milieu worden beschouwd, komt in de richtlijn de bescherming van het milieu meer centraal te staan. Er zijn nieuwe eisen opgenomen die met name betrekking hebben op veiligheidssystemen, noodplannen, ruimtelijke ordening en de versterking van de inspectie- en voorlichtingsvoorschriften. Richtlijn 96/82/EG is vastgesteld vooruitlopend op de goedkeuring door de Gemeenschap van het Verdrag van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties inzake de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen. Deze goedkeuring is geschied op 23 maart 1998 bij Besluit van de Raad betreffende de sluiting van het Verdrag inzake de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen ( (ES) (DE) (EN) (FR))(Besluit 98/685/EG). Richtlijn 96/82/EG is het instrument ter omzetting van de verplichtingen van dit Verdrag op communautair niveau. Ten gevolge van de industriële ongevallen die hebben plaatsgevonden in januari 2000 in Baia Mare, Roemenië (het weglekken van cyanide in de Tisza-rivier), in mei 2000 in Enschede, Nederland (ontploffing in een opslagplaats voor vuurwerk) en september 2001 in Toulouse, Frankrijk (ontploffing in een kunstmestfabriek) hebben het Europees Parlement en de Raad Richtlijn 2003/105/EG aangenomen. Bij deze richtlijn wordt de Seveso II-richtlijn gewijzigd teneinde: de werkingssfeer van de richtlijn te verruimen (zie hierboven); de definitie van pyrotechnische en explosieve stoffen te verbeteren; tijdens het productieproces afgekeurde stoffen en aan de fabrikant geretourneerd materiaal (de zogeheten "off-specs") op te nemen in de bestaande categorieën van ammoniumnitraat en ammoniumnitraatmeststoffen die onder de Seveso II-richtlijn vallen.
<3>
:
ARIE-regeling Regeling vastgelegd in het Besluit van 7 februari 2004 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en in de wijziging Arbeidsomstandighedenregeling (Staatscourant 25 februari 2004). De regeling is opgenomen in het Arbeidsomstandighedenbesluit. De ARIE-regeling is bedoeld om veiligheid ten aanzien van gevaarlijke stoffen te beheersen. Het gaat dan om bedrijven die bepaalde hoeveelheden stoffen in een installatie hebben. In de regeling zijn berekeningsmethoden opgenomen waarmee een bedrijf kan bepalen of de ARIE regeling van toepassing is op het bedrijf. Bedrijven die onder de regeling vallen moeten een aanvullende risicoinventarisatie en evaluatie opstellen en een veiligheidsbeheerssysteem implementeren.
<4>
:
Misstanden (Ernstige) schending van de wet- en regelgeving op het gebied van de arbeidsomstandigheden, waardoor onaanvaardbare risico’s voor veiligheid of gezondheid van mensen ontstaat; Stelselmatige overtreding van wet- en regelgeving, waardoor het rechtsgevoel van de maatschappij wordt geschonden; Stelselmatige overtreding van wetten en regels op het gebied van de tewerkstelling, waardoor de eerlijke concurrentieverhoudingen tussen marktpartijen wordt verstoord of de overheid financieel wordt benadeeld.
<5>
:
Digestaat Digestaat is vergiste mest en is het restproduct van de biogasproductie. Digestaat bevat water, levende en dode organismen, mineralen en de niet vergiste mestfractie onder andere lignine. De gebruikte mest is vaak afkomstig van rundvee, varkens of kippen.
<2>
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 39 van 83
<6>
:
Hygiënisering Hygiënisering van mest houdt in dat pathogene organismen in de mest worden geëlimineerd door een behandeling. In EU-regelgeving (verordening 1774/2002) is aangeven dat voor het in de handel brengen van mest en verwerkte producten uit mest een warmtebehandeling gedurende tenminste 60 minuten bij 70 °C vereist is.
<7>
:
Tripod[62], [62] Dit is een onderzoekstheorie die zich richt op het management van menselijk gedrag door het identificeren en verhelpen van latente factoren
<8>
:
HAZOP-studie De afkorting HAZOP staat voor HAZard and OPerability studie. De HAZOP studie is een bekende methode voor het identificeren van gevaren en ongewenste situaties in industriële installaties die ook steeds meer ingang in bijvoorbeeld farmacie en levensmiddelen industrie vindt. Het doel van een HAZOP is het beheersbaar maken van risico’s. De studie wordt onder leiding van een ervaren voorzitter uitgevoerd door een multi-disciplinair team. Een HAZOP wordt toegepast op een chemisch of fysisch proces of op het uitvoeren van handelingen. In het eerste geval ligt de focus op de procesrisico’s, in het tweede geval op het menselijk falen.
<9>
:
PGS De Publicatiereeks is een handreiking voor bedrijven die gevaarlijke stoffen produceren, transporteren, opslaan of gebruiken en voor overheden die zijn belast met de vergunning- verlening en het toezicht op deze bedrijven. Op basis van de actuele stand der techniek wordt een overzicht gegeven van voorschriften, eisen, criteria en voor- waarden, die kunnen worden toegepast bij vergunningverlening, het opstellen van algemene regels en het toezicht op deze bedrijven. In de publicatiereeks wordt zoveel mogelijk op integrale wijze aandacht besteed aan arbeidsveiligheid, milieuveiligheid, transportveiligheid en brandveiligheid
<10>
:
Arbocatalogus De Arbowet zorgt ervoor dat de arbeidsomstandigheden op het werk goed zijn geregeld. Deze wet geeft echter alleen een omschrijving van enkele algemeen geldende regels. De precieze invulling ervan wordt overgelaten aan werkgevers en werknemers. Het soort arbeid dat verricht wordt, verschilt immers per branche. Om te laten zien wat werkgevers en werknemers binnen een branche hebben gedaan om goede arbeidsomstandigheden te garanderen, worden een arbocatalogus opgesteld. Hierin staan de verschillende methoden en oplossingen beschreven die werkgevers en werknemers hebben vastgesteld om aan de doelvoorschriften Arbowet te voldoen. Doelvoorschriften beschrijven het beschermingsniveau dat je moeten bieden om je werknemers veilig te laten werken. In een arbocatalogus staan bijvoorbeeld: beschrijvingen van technieken en methoden, goede praktijken, normen en praktische handleidingen. De verantwoordelijkheid voor het opstellen van een goede arbocatalogus ligt volledig bij de werkgevers en werknemers. Een arbocatalogus is pas geldig als deze goedgekeurd is door een werknemersorganisatie en getoets is door de AI. De arbocatalogi worden door de AI gebruikt om te controleren of de Arbowet wordt nageleefd.
<11>
:
BasisInspectiemodule Een BasisInspectieModule (BIM) is opgesteld aan de hand van de stand van de techniek en is geschreven voor intern gebruik bij de AI. In een BIM wordt omschreven wat het minimum kennis niveau van de inspecteur moet zijn voor een bepaald onderwerp om inspecties op dat onderwerp uit te kunnen voeren. Verder is naslag werk beschreven en situaties die tegengekomen kunnen worden. Inspecteurs kunnen op grond van de aangetroffen situatie in een bedrijf afwijken van de hier beschreven werkwijze.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 40 van 83
Afkortingen AI AMF ARIE
: Arbeidsinspectie : Arbeidsmarktfraude : Aanvullende Risico-inventarisatie en -evaluatie : ATmosphère EXplosible of explosieve atmosfeer : Biogas Branche Organisatie : Besluit Externe Veiligheid : Besluit Risico Zware Ongevallen : Conformité Européenne : Europese Gemeenschap : Elektro Magnetische Compatibiliteit : Explosieveiligheidsdocument
MRSA NVWA PED
: Methicilline Resistente StaphylococcusAureus : Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit : Pressure Equipment Directive
PGS
: Publicatiereeks gevaarlijke stoffen
ppm RI&E RIVM RRZO SBI SDE SZW tgg
Ex
: Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen : Explosie
: parts par million (delen per miljoen) : Risico-inventarisatie en -evaluatie : Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu : Regeling Risico’s Zware ongevallen : Standaard bedrijfsindeling : Stimulering Duurzame Energieproductie : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid : tijdgewogen gemiddelde
I&M IPO FOV
: Ministerie van Infrastructuur en milieu : Inter Provinciaal Overleg : Federatie onderlinge verzekeringen
VNG VOeT VROM
GFT HAZOP KvK LeAF LTO LPL MHC MKZ mWe NTA
: Groente Fruit en Tuinafval : HAZard and OPerability studie : Kamer van Koophandel : Lettinga Associates Foundation : Land en Tuinbouw Organisatie : Landelijk Projectleider : Major Hazard Control : Mond-en-klauwzeer : mega Watt elektriciteit : Nederlandse Technische Afspraak
Wabo WKK o C Vol% CH4 CO2 CO H2S SO2 NH3
ATEX BBO BEVI BRZO CE EG EMC EVD EVOA
Sjon Wesemann
VBVBE
PHOV U39
: Verstikking, Bedwelming, Vergiftiging, Brand en Explosie : Vereniging overkoepelende gemeenten : Voorlichting Onderricht en Toezicht : Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer : Wet algemene bepalingen omgevingsrecht : Warmte kracht koppeling : Graden Celsius : Volumeprocent : Methaan : Koolstofdioxide : Koolstofmonoxide : Waterstofsulfide : Zwaveldioxide : Ammoniak
Pagina 41 van 83
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 42 van 83
Bijlage A: Scriptievoorstel
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 43 van 83
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 44 van 83
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 45 van 83
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 46 van 83
Bijlage B: Goedkeuring scriptievoorstel
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 47 van 83
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 48 van 83
Bijlage C: Inspectielijst gebruikt bij de verkenningen Naam bedrijf: KvK nummer: Aantal werknemers: Anderstaligen: Zijn de volgende inventarisaties aanwezig? RI&E: EVD: Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen: Blootstellingsbeoordeling biologische agentia: Blootstellingsbeoordeling lawaai: Blootstellingsbeoordeling fysieke belasting: Gasexplosie: Zijn er stoffen met een laag vlampunt aanwezig? Waar in het bedrijf zijn welke hoeveelheden stoffen aanwezig (of kunnen deze ontstaan)? Van welke gevarenbronnen is sprake? Is er een herkenbare gevarenzone-indeling aanwezig? Is er vanwege (zeer) (licht) ontvlambare stoffen in apparatuur, opslag- en transportsystemen sprake van een zone daarbuiten? Passen de gevarenzones op de omstandigheden? Is er duidelijk welke ontstekingsbronnen actief kunnen worden? Is materieel in een zone in overeenstemming met de bij die zone behorende klasse? Is hierbij ook rekening gehouden met transportmiddelen en verplaatsbare arbeidsmiddelen? Zijn er goede instructies en procedures en is er een functionerend werkvergunningensysteem? Weten werknemers en eventuele externen wat wel en niet te doen? Is er sprake van goede voorlichting en onderricht? Is alles zodanig digitaal of schriftelijk vastgelegd zodat het altijd te raadplegen/wijzigen is? VBVBE: Wat is de situatie; is er gevaar is voor VBVBE? Is er nagedacht over het gevaar van VBVBE bij de werkzaamheden en heeft men de situatie beoordeeld? Is er sprake van andere gevaren (zoals verdrinking, elektrocutie, vallen en uitglijden, biologische agentia en lassnijwerkzaamheden)? Zijn er doeltreffende maatregelen getroffen zodat werknemers de ruimte/plaats zonder gevaar kunnen betreden/verlaten (waaronder lock-out/tag-out)? Zijn er organisatorische maatregelen genomen? Zijn er noodprocedures aanwezig? Is de ruimte direct te verlaten? Zijn de werknemers voldoende voorgelicht? Opslag gevaarlijke stoffen: Zijn er in het bedrijf verpakte gevaarlijke stoffen aanwezig? Is de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen dusdanig dat een aparte opslagvoorziening nodig is? Zijn gevaarlijke stoffen die met elkaar kunnen reageren, gescheiden van elkaar opgeslagen? Is er voldoende en doelmatige ventilatie in de opslagruimte aanwezig? Is het elektrische materieel in de opslagruimte explosieveilig uitgevoerd? Wordt er afgevuld, afgetapt of overgetapt in de opslagruimte? Orde, netheid en zindelijkheid in de opslagruimte? Zijn er voldoende noodmaatregelen genomen? Is de dag/werkvoorraad niet te groot?
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 49 van 83
Blootstelling gevaarlijke stoffen: Weet men welke gevaarlijke stoffen gebruikt/gevormd worden? Zijn de VIB’s van de stoffen aanwezig? Zijn medewerkers voorgelicht over de risico’s van de gevaarlijke stoffen die gebruikt worden? Zijn medewerkers voorgelicht over de risico’s van gevaarlijke stoffen die gevormd worden? Worden medewerkers periodiek in de gelegenheid gesteld een PMO te ondergaan? Zijn van alle stoffen de grenswaarden bekend? Is getoetst of men de grenswaarden overschrijdt? Bij overschrijding zijn er maatregelen getroffen om de blootstelling te verminderen? Blootstelling biologische agentia: Weet men aan welke biologische agentia medewerkers bloot kunnen staan? Kennen de medewerkers de risico’s van weken met biologische agentia? Zijn medewerkers goed voorgelicht over de gevaren van de biologische agentia? Zijn er metingen verricht? Inrichting arbeidsplaatsen algemeen: Zijn de veiligheidsrisico’s van de arbeidsplaats ten aanzien van het ontwerp en de inrichting voldoende beheerst? Zijn de veiligheidsrisico’s van de arbeidsplaats ten aanzien van de uitrusting en inbedrijfstelling voldoende beheerst? Zijn de veiligheidsrisico’s van de arbeidsplaats ten aanzien van het gebruik en het onderhoud voldoende beheerst? Zijn de veiligheidsrisico’s van de arbeidsplaats ten aanzien van de aanvullende voorschriften voor bouwplaatsen voldoende beheerst? Worden de juiste hulpmiddelen en maatregelen ingezet bij het uitvoeren van de werkzaamheden? Is VO&T zodanig georganiseerd dat deze doeltreffend is? Zijn leidingen voorzien van juiste signalering, aanduiding en stroomrichting? Zijn er voldoende noodvoorzieningen aanwezig (zoals nooduitgangen, noodverlichting, oog/nooddouches, vluchtmaskers, alleen werken)? Wordt gewerkt met ladders? Onderhoud: Is er een onderhoudsplan aanwezig? Wordt deze ook gevolgd? Worden onderdelen die vervangen worden door identieke onderdelen vervangen? Wie voert het onderhoud uit (deskundigheid)? Wordt gewerkt met werkvergunningen? Wordt er toezicht gehouden op het onderhoud? Wordt een logboek bijgehouden van de installatie? Wordt de apparatuur/arbeidsmiddel periodiek gekeurd? Lawaai: Zijn plaatsen waar het lawaai >85dB(A) is gemarkeerd? Is er een lawaaibestrijdingplan aanwezig? Fysieke belasting: Zijn er hulpmiddelen aanwezig die de fysieke belasting van medewerkers verlichten? Wat zijn de gewichten die getild worden? Productveiligheid: Is de installatie CE-gemarkeerd? Is een risico-analyse uitgevoerd? Is er een EG-verklaring van overeenstemming? Is een Nederlandstalige gebruikershandleiding aanwezig? Bent u door de fabrikant ingelicht over de gevaren en de beveiligingen van de installatie? Bent u door de fabrikant op de hoogte gebracht van het onderhoud dat verricht moet worden?
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 50 van 83
Bijlage D: Verslagen van de verkennende inspecties Verkenning V001/130 uitgevoerd op 27 september 2011 door Sjon Wesemann (WESE) Algemene informatie: Dit is een bedrijf dat mest van verschillende bedrijven inneemt, een industriële co-vergister. Het bedrijf heeft 3 vergisters en 2 navergister, een gas reinigingsinstallatie en 5 motoren staan. Daarnaast heeft het bedrijf ook nog Hygiënisatie installatie. Het bedrijf heeft het moeilijk omdat het onder de oude subsidie regeling valt. Zijn terug gegaan van 4 naar 2 personen. Met de bouw zijn veel problemen geweest en de documentatie is in het Deens, Geen CE markering voor gehele installatie. Sector: Industriële co-vergister Aantal mogelijk blootgestelde personen: Aan de installatie: 4 Explosie: 4 RI&E: Het bedrijf heeft geen RI&E. Daar is op gehandhaafd in zaak: 401100857 EVD: Zou er wel moeten zijn maar kon niet getoond worden. Bedrijf heeft installatie overgenomen en niet alle papieren op locatie. Er is dus geen EVD. Is een probleem met Haskoning deze wil het rapport niet leveren omdat zij geen eigenaar zijn van het rapport. Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen: Is niet uitgevoerd. Is ook op gehandhaafd in zaak: 401100857 Biologische agentia: Medewerkers kunnen worden blootgesteld aan diverse bacteriën en schimmels die zitten in de aangevoerde mest en aangeleverde co-producten. Er heeft geen blootstellingsbeoordeling plaatsgevonden en is ook niet gevraagd in zaak: 401100857 Categorie installatie: Cat. 3 dierlijke bijvoeging Capaciteit WKK-installatie: 5,4 mWe Gebruikte co-producten: dierlijke co-producten, maïs, graan, uien, plantaardige oliën Standtijd: 90 dagen H2S gehalte: 100 ppm – 1000 ppm Vergistingsproces: mesofiele (20-45°C) Installatie bestaande uit: 4 vergisters van elk 2800 m3 3 navergisters van elk 2800 m3 1 tank voor glycerine van 14 m3 2 tanks na opslag van elk 2800 m3 Vijzelpers en decanteer Drooginstallatie Fakkelinstallatie Ventilator unit voor druk opbouw biogas 5 verbrandingsmotoren van elk 1,065 MW Diverse leidingwerk Hygiënisatie installatie
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 51 van 83
Procesbeschrijving: De stoffen komen via verschillende kanalen binnen. Het maïs en andere stoffen liggen buiten opgeslagen. De glycerine die gebruikt wordt ligt opgeslagen in de silo die aanwezig is. De voeding van de installatie vindt automatisch plaats. Daarvoor hoeft alleen een bunker gevuld te worden waar de voeding aan de hand van een wormtransport toegevoerd wordt. Aan het te vergisten materiaal wordt verder alleen nog glycerine toegevoegd in de vergisters. Daarnaast wordt om de vorming van H2S tegen te gaan zuurstof toegevoegd aan de tank zodat het zwavel omgezet wordt in zwavel met als tussen stap zwaveldioxide. De standtijd in de vergister is ongeveer 90 dagen. Om de H2S ook nog te laten binden wordt gebruik gemaakt van een zwavelnet dat in de vergister hangt. Als het biogas ontstaan is wordt deze middels een leiding bovenin de vergisters afgevangen en naar de gaswas installatie om het H2S en NH4 eruit te wassen daarna wordt het gas over een condensator geleid waar het condens uit het gas gehaald wordt. Daarna wordt het biogas middels een ventilator op een druk gebracht van 100 mbar en door de WKK-installatie verbrandt wordt de opgewerkte energie wordt geleverd aan het 10 KV net. Na verblijf in de hoofd vergisters wordt het digestaat overgepompt naar de navergister. Als de fractie uitgereageerd is wordt deze naar de opslagtank gepompt vanwaar de nabewerking start. De fractie wordt over een vijzelpers en decanteer installatie geleid en gescheiden in een dikke en dunne fractie. De dunne fractie wordt wanneer dat toegestaan is uitgereden over het land. Onderhoud: Het onderhoud wordt voor een groot deel zelf gedaan. Er is echter geen onderhoudsschema om preventief onderhoud uit te voeren. Dit overzicht is ook niet in opbouw. Pas als iets kapot gaat wordt het vervangen. Dit is iets wat je veelvuldig hoort binnen de vergistingswereld. Gevaarsaspecten: • Explosie: inherent aan het proces. Echter door het toepassen van de juiste apparatuur, opleiding van personeel en onderhoud kan het risico van een explosie tot een minimum worden beperkt. Er is echter geen EVD waardoor het bewustzijn van de mogelijke aanwezigheid van explosieve atmosferen onvoldoende is. De wegen tussen de vergisters zijn verhard en er kunnen dus ook voertuigen nabij of in de Ex-zone komen. Bij vervanging van onderdelen is niet geborgd dat onderdelen vervangen worden door onderdelen van dezelfde kwaliteit en specificaties; • Bloostelling aan gevaarlijke stoffen: Tijdens het proces ontstaan gevaarlijke stoffen en worden gevaarlijke stoffen gebruikt. Het proces is echter gesloten zodat er alleen sprake is van blootstelling bij calamiteiten. Wel kan men blootgesteld worden aan stoffen die toegevoegd worden en nodig zijn voor onderhoud en reinigen; • Blootstelling biologische agentia. De blootstelling is niet beoordeeld. In de co-producten die als afval binnenkomen kunnen schimmels en bacteriën zitten. In de vergistingstank zit een bacteriecultuur met ongeveer 10000 verschillende soorten bacteriën. • Geluid: De WKK installatie produceert geluid. De verwachting is dat deze meer dan 80 dB(A) produceert maar minder dan 85 dB(A), behalve de WKK-installatie maar deze staat in een afgesloten ruimte. Medewerkers dragen geen gehoorbescherming alleen bij de draaiende WKK-installatie. Blootstellingsbeoordeling lawaai is dan ook niet gedaan; • Machineveiligheid: De pompen en transportbanden zijn voldoende afgeschermd. De losse componenten zijn voorzien van een CE markering maar de gehele installatie is dat niet. Bij onderhoud, storingen en reinigingswerkzaamheden speelt dit wel mee omdat men de installatie onderdelen niet veiligstelt door deze spanningsloos en/of drukloos te maken. Daarbij komt ook nog eens dat een vergister niet direct stopt met de productie van biogas. Dit kan niet omdat er voeding bij de bacteriën aanwezig is; • Inrichting arbeidsplaats: Op de locatie rijden tankwagens, vrachtwagens en een heftruck. Op deze specifieke locatie is het gevaar voor intern transport klein omdat er langzaam gereden is het aanrijd gevaar niet groot. ; • Fysieke belasting: Geen gevaar; • Trillingen: Geen gevaar • Besloten ruimten: In de vergisters, de navergisters, de opslag tank, en de gas opwerkingsinstallatie containers 2 stuk behoren hierbij. • Drukapparatuur: Is niet aanwezig beveiligingen werken op 0,5 bar; • Medewerkers hebben geen opleiding maar hebben het vak leren kennen door het te doen. Veiligheidsbewustzijn is laag en de kennis wat waarvoor in de installatie aanwezig is ook. Wordt zuurstof toegevoegd om H2S om te zetten in S: Nee Inspecteursoordeel: Aandachtspunten zijn: Ex-zonering, werken in zone 0, vervangen van onderdelen door niet geschikte onderdelen en onderdelen in installatie niet beoordeeld terwijl deze in de zone zijn en geen Ex teken hebben. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 52 van 83
Weken op hoogte, weinig bordessen hierdoor valgevaar door werken op ladders. Blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia. Bij mest en co-producten kans op pathogene bacteriën en schimmels. Bij dierlijke co-producten salmonella en enterobacterien en legionella van de koeltoren. Werken bij risico verhogende omstandigheden, in tanks, boven de vergisters, in kelders ed. Dus kans op verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand en explosie. Er wordt niet gewerkt met werkvergunningen en gewerkt in zone 0. Verkenning V001/131 uitgevoerd op 29 september 2011 door Sjon Wesemann (WESE) Algemene informatie: Dit is een bedrijf dat mest van verschillende bedrijven inneemt. Ook digestaat komt bij een andere vergister vandaan om opgewerkt te werken (V003/196). Er werkt op dit moment 1 persoon die ingehuurd is via een uitzendbureau. De ingehuurde kracht moet de installatie zichzelf eigen maken. Hij kan wel telefonisch hulp inroepen vanuit de andere vergister (V003/196). Het bedrijf produceert 16000 m3 per dag aan biogas. Het bedrijf is overgenomen vanuit een faillissement door Schucking Energieprojecten B.V. en heef een WKK-installatie van 3.1 mWe. Er is dus geen overdracht geweest van documentatie. Deze moet opnieuw opgebouwd worden. Sector: Industriële co-vergister Aantal mogelijk blootgestelde werknemers: Aan risico’s werken met de installatie: 1 Explosie gevaar: 1 RI&E: Het bedrijf heeft geen RI&E en weet ook niet wat het is. EVD: Het bedrijf heeft geen weet van een EVD en verwijst naar de bouwer. Hij gaat ervan uit dat alles met de bouw is geregeld. Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen: Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen is niet gemaakt. De werknemer kan worden blootgesteld aan het biogas dat vrijkomt bestaande uit methaan, kooldioxide, H2S en nog wat andere stoffen. De blootstelling aan H2S zal in het algemeen alleen bij storingen, onderhoud en calamiteiten plaatsvinden. De blootstelling kan dan oplopen van 50 ppm tot ongeveer 2300 ppm. Biologische agentia: In de tank zit een bacteriecultuur met ongeveer 10000 verschillende bacteriën. Men weet niet of er bacteriën inzitten die schadelijk kunnen zijn voor de medewerkers. Er is in ieder geval niet naar gekeken. Categorie installatie:Cat 2 dierlijke mest, en plantaardige co-producten Capaciteit WKK-installatie: 2 mWe Capaciteit Biogas naar gasnet: Geen Gebruikte co-producten: Alles wat op de groene lijststaat en plantaardig is zoals maïs, uien, plantaardige oliën en glycerine Standtijd: 96 dagen H2S gehalte: 50 ppm – 2300 ppm Vergistingsproces: mesofiele (20-45°C) Installatie bestaande uit: 2 vergisters van elk 2500 m3 Navergister van 4800 m3 Naopslag van 4800 m3 Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 53 van 83
Trommelscheider Drooginstallatie 2 verbrandingsmotoren van 1,065 MW 1 tank met ijzerwater van 20 m3 3 opslagsilo’s co-producten van 40 m3 Diverse leidingwerk 1 ventilatie unit om druk te verhogen tot 100 mbar voor de WKK-installatie Procesbeschrijving: De stoffen komen via verschillende kanalen binnen. De maïs en andere stoffen liggen buiten opgeslagen. Vloeibare plantaardige oliën zijn opgeslagen in een silo evenals de glycerine die gebruikt wordt. De voeding van de installatie gebeurt automatisch. Daarvoor hoeft alleen een bunker gevuld te worden waar de voeding aan de hand van een wormtransport toegevoerd wordt. Aan het te vergisten materiaal wordt verder nog glycerine en vloeibaar co-product toegevoegd in de vergisters. Daarnaast wordt om de vorming van H2S tegen te gaan ijzerwater toegevoegd die de H2S omzetten in onder andere zwavel. De standtijd in de vergister is ongeveer 96 dagen. Om de H2S ook nog te laten binden wordt gebruik gemaakt van een zwavelnet dat in de vergister hangt. Als het biogas ontstaan is wordt deze middels een leiding bovenin de vergisters afgevangen en naar de condensator geleid waar het condens uit het gas gehaald wordt. Daarna wordt het biogas middels een ventilator op een druk gebracht van 100 mbar en door de WKK-installatie verbrand. De opgewerkte energie wordt geleverd aan het 10 KV net. Na verblijf in de hoofd vergisters wordt het biogas overgepompt naar de navergister. Als de fractie uitgereageerd is wordt deze naar de opslagtank gepompt vanwaar de nabewerking start. De fractie wordt over een trommelscheider geleid zodat de dikke fractie, digestaat, afgevangen wordt. De dunne fractie gaat deels terug de opslagtank en het andere deel wordt bijgevoegd in de drooginstallatie. Dit wordt gedaan omdat in de dunne fractie veel stikstofhoudende mineralen zitten. De dikke fractie wordt op een transportband gestort waarna deze een droogtunnel in gaat. De droogtunnel wordt verwarmd met de warmte van de WKK-installatie. Het koelwater van de motoren wordt naar de droogkamer gebracht waar de warmte wordt afgetapt middels een warmte wisselaar. De dikke fractie wordt na de 1e transportband het bevochtigd met vocht van de dunne fractie en komt het op een 2e transportband om het verder te drogen. Als het digestaat gedroogd is wordt het opgeslagen in een overkapte bunker en wordt het aan het buitenland verkocht als halffabricaat kunstmestproduct dat verder opgewerkt kan worden. Onderhoud: Het onderhoud wordt voor een groot deel zelf gedaan. Er is echter geen onderhoudsschema om preventief onderhoud uit te voeren. Dit overzicht is ook niet in opbouw. Pas als iets kapot gaat wordt het vervangen. Gevaarsaspecten: • Explosie: inherent aan het proces. Echter door het toepassen van de juiste apparatuur, opleiding van personeel en onderhoud kan het risico van een explosie tot een minimum te beperken. Er is echter geen EVD waardoor het bewustzijn van de mogelijke aanwezigheid van explosieve atmosferen onvoldoende is. De wegen tussen de vergisters zijn verhard en er kunnen dus ook voertuigen nabij of in de Ex-zone komen. Bij vervanging van onderdelen is niet geborgd dat onderdelen vervangen worden door onderdelen van dezelfde kwaliteit en specificaties; • Bloostelling aan gevaarlijke stoffen: Tijdens het proces ontstaan gevaarlijke stoffen en worden gevaarlijke stoffen gebruikt. Het proces is echter gesloten zodat er alleen sprake is van blootstelling bij calamiteiten. Wel kan men blootgesteld worden aan stoffen die toegevoegd worden en nodig zijn voor onderhoud en reinigen; • Blootstelling biologische agentia. De blootstelling is niet beoordeeld. In de co-producten wat als afval binnenkomt kunnen schimmels en bacteriën zitten. In de vergistingstank zit een bacteriecultuur met ongeveer 10000 verschillende bacteriën. • Geluid: De WKK, de droog installatie en de gasopwerkingsunit produceren geluid. De inschatting is dat deze meer dan 80 dB(A) produceren maar minder dan 85 dB(A), behalve de WKK-installatie maar deze staat in een afgesloten ruimte. Medewerkers dragen geen gehoorbescherming alleen bij de draaiende WKK-installatie. Blootstellingsbeoordeling is dan ook niet gedaan; • Machineveiligheid: De pompen en transportbanden zijn voldoende afgeschermd. De losse componenten zijn voorzien van een CE markering maar de gehele installatie is dat niet. Bij onderhoud, storingen en reinigingswerkzaamheden speelt dit wel mee omdat men de installatie onderdelen niet veiligstelt door deze spanningsloos en/of drukloos te maken. Daarbij komt ook nog eens dat een vergister niet direct stopt met de productie van biogas. Dit kan niet omdat er voeding bij de bacteriën aanwezig is; • Inrichting arbeidsplaats: Op de locatie rijden tankwagens, vrachtwagens en een heftruck. Op deze specifieke locatie is het gevaar voor intern transport klein omdat er langzaam gereden is het aanrijd gevaar niet groot; • Fysieke belasting: Geen gevaar; Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 54 van 83
• • • •
Trillingen: Geen gevaar Besloten ruimten: In de vergisters, de navergisters, de opslag tank, en de gas opwerkingsinstallatie containers 2 stuk behoren hierbij. Drukapparatuur: Is niet aanwezig beveiligingen werken op 0,5 bar; De bediener is geen deskundig persoon en heeft geen opleiding gehad in het bedienen van de installatie en wat de gevaren van de installatie zijn.
Wordt zuurstof toegevoegd om H2S om te zetten in S: Nee Inspecteursoordeel: Aandachtspunten zijn: Ex-zonering Vervangen van onderdelen Blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia Werken bij risico verhogende omstandigheden, in tanks, boven de vergisters, in kelders ed. Verkenning V001/132 uitgevoerd op 11 oktober 2011 door Sjon Wesemann (WESE) Algemene informatie: Dit is een vergistingsinstallatie dat een joint venture is tussen 2 afval bedrijven. In de installatie wordt GTF afval vergist. Er wordt 5 miljoen m3 biogas per jaar geproduceerd. Het is de bedoeling het gas te leveren aan het net van Gasunie (40 bar). Dat is echter nog niet gelukt. In 2009 is de bouw gestart en in juni 2010 is de installatie in gebruik genomen. Al het gas is tot nu toe afgefakkeld omdat het biogas niet op specificatie gebracht kan worden. Bij de bouw zijn diverse partijen betrokken geweest. De regie is door de afvalbedrijven zelf gevoerd, zij zijn dus ook fabrikant. Sector: Afval Aantal mogelijk blootgestelde personen: Aan de installatie: 4 Explosie: 4 RI&E: Het bedrijf heeft een RI&E. Daar is de vergistingsinstallatie ook in opgenomen. EVD: Er is nog geen EVD opgesteld. Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen: Is niet uitgevoerd. Biologische agentia: Medewerkers kunnen worden blootgesteld aan diverse bacteriën en schimmels die zitten in de aangevoerde te vergisten producten. Er heeft geen blootstellingsbeoordeling plaatsgevonden. Categorie installatie: Cat. 3 dierlijke bijvoeging Capaciteit WKK-installatie: Productie gas: 5 miljoen m3 per jaar aan biogas. Gebruikte producten: AGF en tuinafval Standtijd: 21 dagen H2S gehalte: 70 ppm Vergistingsproces: thermofilie (46-55°C) Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 55 van 83
Installatie bestaande uit: 2 vergisters van elk 1500 m3 1 opslagbunker voor invoer 1 opslagbunker voor uitvoer/compostering 1 opslagbunker voor dunne fractie Sterilisatie installatie Fakkelinstallatie Gas opwerkingsinstallatie Compressor voor hoge druk leiding Diverse leidingwerk Hygiënisatie installatie Proces: De stoffen komen via verschillende kanalen binnen. Alle stoffen worden opgeslagen in de ontvangsthal. Vanuit deze ontvangst hal wordt met een shovel de shredder gevuld. Met een transportband wordt het dan in een sterrezeef gedeponeerd. De fijne fractie wordt in de bunker opgeslagen voor de voeding van de 2 vergisters. Het vullen van de vergisters gaat automatisch. Na het vergisten komt het digistaat uit de vergistingstanks en wordt gesteriliseerd, gefiltreerd en gedroogd. De dunne fractie gaat een bunker in en wordt bijgevoegd bij de vergister als het digestaat te dik wordt. De drogefractie wordt gecomposteerd. Het gas dat ontstaat wordt afgevangen en naar de gasopwerkingsunit gevoerd. Hier wordt het gas gereinigd. Het NH3 en H2S wordt eruit gehaald net als de CO2. Daarna wordt er stikstof toegevoegd en het het gas klaar voor de kwaliteits controle. Als het gas goed is wordt de gecomprimeerd tot 40 bar en kan dan het net op. Als het niet goed is wordt het gas naar de affakkelinstallatie geleid. Onderhoud: Het onderhoud wordt uitbesteed. Wel worden er ronder gelopen om te smeren en olie te verversen, zeg maar klein onderhoud. Er is echter een onderhoudsschema om preventief onderhoud uit te voeren. Gevaarsaspecten: • Explosie: inherent aan het proces. Echter door het toepassen van de juiste apparatuur, opleiding van personeel en onderhoud kan het risico van een explosie tot een minimum te beperken. Er is echter geen EVD waardoor het bewustzijn van de mogelijke aanwezigheid van explosieve atmosferen onvoldoende is. De wegen tussen de vergisters zijn verhard en er kunnen dus ook voertuigen nabij of in de Ex-zone komen. Bij vervanging van onderdelen is niet geborgd dat onderdelen vervangen worden door onderdelen van dezelfde kwaliteit en specificaties; • Blootstelling aan gevaarlijke stoffen: Tijdens het proces ontstaan gevaarlijke stoffen en worden gevaarlijke stoffen gebruikt zoals H2S en NH3. Daarnaast worden er ook gevaarlijke stoffen gebruikt bij-, om- en in de installatie; • Blootstelling biologische agentia. De blootstelling is niet beoordeeld. In het GFT afval wat binnenkomt kunnen schimmels en bacteriën zitten. In de vergistingstank zit een bacteriecultuur met ongeveer 10000 verschillende bacteriën; • Geluid: compressor produceert geluid evenals de schredder, sterrezeef en de shovel. De verwachting is dat deze meer dan 85 dB(A) produceert. Medewerkers dragen geen gehoorbescherming. Blootstellingsbeoordeling lawaai is dan ook niet gedaan; • Machineveiligheid: De transportbanden zijn onvoldoende afgeschermd, of afschermingen zijn verwijderd. De losse componenten zijn voorzien van een CE markering maar de gehele installatie is dat niet. Bij onderhoud, storingen en reinigingswerkzaamheden speelt dit wel mee omdat men de installatie onderdelen niet veiligstelt door deze spanningsloos en/of drukloos te maken. Daarbij komt ook nog eens dat een vergister niet direct stopt met de productie van biogas. Dit kan niet omdat er voeding bij de bacteriën aanwezig is; • Inrichting arbeidsplaats: Op de locatie rijden vrachtwagens, shovels en een heftruck. Op deze specifieke locatie is het gevaar voor intern transport groot omdat voertuigen achter deuren rijdt en er een route is voor vrachtwagens. Ook wordt er op de locatie gewerkt op bordessen en moeten medewerkers persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken als valbeveiliging; • Fysieke belasting: Geen gevaar; • Trillingen: Geen gevaar • Besloten ruimten: In de vergisters, de composteerruimte, de bunker van de dunne fractie maar ook de containers van de gasopwerkingsunit; • Drukapparatuur: Ja er is een druk installatie aanwezig; • Medewerkers hebben nog geen opleiding gehad maar een aantal staat op de planning om opgeleid te worden tot proces operator. maar hebben het vak leren kennen door het te doen. Veiligheidsbewustzijn is laag en de kennis wat waarvoor in de installatie aanwezig is ook. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 56 van 83
Wordt zuurstof toegevoegd om H2S om te zetten in S: Nee Inspecteursoordeel: Aandachtspunten zijn: Ex-zonering, voertuigen in zone aanwezig die niet voldoen, geen duidelijkheid wat wel/geen zone is. Weken op hoogte, te weinig bordessen of te smal hierdoor valgevaar maar ook door werken op ladders. Blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia. Bij vergisten kans op pathogene bacteriën en schimmels. Werken bij risico verhogende omstandigheden, in tanks, boven de vergisters, in kelders ed. Dus kans op verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand en explosie. Er wordt niet gewerkt met werkvergunningen. Verkenning V001/133 uitgevoerd op 7 november 2011 door Sjon Wesemann (WESE) Algemene informatie: Di bedrijf is een familiebedrijf. Het bedrijf heeft 1 vestiging en er weken 12 personen. Het bedrijf is bezig met de gemeente voor verplaatsing en uitbreiding van het bedrijf. Op de huidige locatie is bij geen groei meer mogelijk. Er is nu alleen nog een mogelijkheid om de opslag capaciteit van co-producten te vergroten. Het bedrijf produceert 5,5 miljoen m3 biogas per jaar en is in bedrijf genomen in maart 2007. Het bedrijf had toen alleen nog een WKK-installatie van 1,25 MW. Sinds oktober 2010 levert het ook biogas aan Stedin op de middendrukleiding (8 bar). Sector: Afval Aantal mogelijk blootgestelde werknemers: Aan risico’s werken met de installatie: 5 Explosie: 12 RI&E: Het bedrijf heeft een RI&E uit 2004. De vergistingsinstallatie is in maart 2007 in gebruik genomen en maakt dus geen onderdeel uit van de RI&E huidige. EVD: Er is een explosieveiligheidsdocument (EVD) opgesteld. Deze is echter niet actueel omdat de gasopwerkingsunit voor het leveren aan het gasnet niet is opgenomen in het EVD. Van het EVD van het deel dat wel aanwezig is zijn niet alle aanbevelingen overgenomen. Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen: Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen is niet gemaakt. Wel lopen medewerkers met een persoonlijke meter bij de installatie. Gemeten wordt dan H2S, CO en de LEL. Medewerkers kunnen worden blootgesteld aan het biogas dat vrijkomt bestaande uit methaan, kooldioxide, H2S en nog wat andere stoffen. De blootstelling aan H2S zal in het algemeen alleen bij storingen, onderhoud en calamiteiten plaatsvinden. De blootstelling van dan oplopen van 5 ppm tot ongeveer 50 ppm. Biologische agentia: In de tank zitten 10000 verschillende kolonie vormende bacteriën. Men weet niet of er bacterie culturen inzitten die schadelijk kunnen zijn voor de medewerkers. Er is in ieder geval niet naar gekeken. Ook door de dierlijke bijvoeging, het visafval, staat men bloot aan biologische agentia. Dit kunnen schadelijke pathogene bacteriën zijn zoals van het geslacht Salmonella en Enterobacteriën. Categorie installatie: dierlijke producten en plantaardige co-producten Capaciteit WKK-installatie: 1,25 mWe
Maar levert zoveel mogelijk aan het net van Stedin
Gebruikte co-producten: Graan en andere koolhydraatrijke stoffen uit de bakkerij wereld Standtijd:20 dagen H2S gehalte: onder de gaskap <100 ppm en na reiniging bij levering aan het net < 3 ppm Vergistingsproces: mesofiele (20-45°C) Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 57 van 83
Installatie bestaande uit: 2 vergisters van elk 1500 m3 1 vijzelpers een decanter, ultra filtratie en omgekeerde osmose 1 verbrandingsmotor 1,25 MW (alleen in gebruik als ga niet aan het net geleverd wordt) 3 opslagsilo’s co-producten van elk 120 m3 Diverse leidingwerk 1 tank voor ijzerwater van 40m3 Fakkelinstallatie 1 verbrandingsmotor 1 gas opwerkingsunit 1 gascompressie unit Hygiënisatie installatie Proces beschrijving: De stoffen komen via verschillende kanalen binnen. Het visafval waar geen huisdier voeding meer van gemaakt kan worden wordt direct in de vergister gestort middels bakken die worden aangeleverd. Het visafval waar nog vel huisdiervoeding van gemaakt kan worden wordt eerst bewerkt. Het afval dat daarna overblijft wordt ook direct gestort in de hygiënisatie installatie. Ook het afval dat bij andere viskramen vandaan komt (heeft men een apart inname punt voor bij het bedrijf) wordt direct in de vergister gestort. Hier wordt het visafval 1 uur verhit met een temperatuur van 70oC zodat alle schadelijke bacteriën gedood worden. Daarna gaat het direct de vergister in. Voordat het visafval verhit wordt om schadelijke bacteriën de doden blijft dus de kans bestaan om in aanraking te komen met schadelijke bacteriën uit het visafval. Aan het visafval worden verder nog producten als graan en andere koolhydraatrijke stoffen toegevoegd. De standtijd in de vergister is ongeveer 20 dagen. Om niet te veel H2S te laten ontstaan wordt ijzerwater (FeOH2) bijgevoegd. Hierdoor reageert het H2S tot FeS en S. Als het biogas ontstaan is wordt deze middels een leiding bovenin de vergisters afgevangen en naar het zuiveringsgedeelte geleidt. Daar worden schadelijke stoffen die men niet in het biogas wil hebben verwijderd. Hiervoor wordt het biogas over een filterbed met actiefkool geleid en daarna vindt membraam filtratie plaats waar het CO2 wordt afgevangen. Daarna wordt het gas naar een compressie unit geleid waar de druk opgevoegd wordt tot 8 bar. Dan vindt nog een check plaats op kwaliteit van het biogas en als het dan in orde is gaat het de leiding in. Indien het compressiedeel niet werkt wordt het gas niet op 8 bar gebracht maar tot 100 mbar zodat het met de WKK-installatie verbrandt kan worden en zo energie opgewekt kan worden voor het gebruik van de koeling van vriescel van de diervoerder of leveren aan het net. De natte fractie wordt over een vijzelpers geleid zodat de dikke fractie, digestaat, afgevangen wordt. De dunne fractie gaat dan verder naar het volgende deel. In de dunne fractie zitten nog voldoende vezels. Deze worden middels ultrafiltratie afgevangen. In het vocht dat overblijft zitten veel voedingsstoffen. Het vocht wordt middels omgekeerde osmose gescheiden in water en een vaste fractie, kunstmest vervanger. Als kunstmestvervanger wordt 11000 m3 per jaar geproduceerd. Dit wordt gehaald uit de vloeibare fractie na de vergisting. Het digestaat dat overblijft wordt ter verwerking aangeboden bij de AVR. Onderhoud: Onder onderhoud wordt bij het bedrijf verstaan het dagelijks lopen van een ronde om te kijken of het oliepeil goed is en er onderdelen gesmeerd moeten worden. Verder is bekend dat een aantal onderdelen preventief vervangen moeten worden omdat deze slijten. Hiervoor zijn contracten afgesloten met leveranciers voor het leveren en inbouwen van onderdelen. Het gevaar zit hem hier in het ontbreken van een check of het onderdeel dat vervangen wordt wel de juiste is met dezelfde specificaties als het onderdeel dat eruit gaat. Verder zijn de meest kritische onderdelen op voorraad of is contractueel geregeld dat deze binnen een bepaalde tijd geleverd moeten worden. Verder geen onderhoud maar pas op het moment van problemen neemt men actie. Men weet dat men het risico loopt dat de installatie een tijdje niet kan draaien omdat onderdelen die defect zijn vervangen moeten worden. Er is geen back-up in de vorm van een omleiding naar een back-up systeem. In dat geval zal het gas dat vrijkomt uit de vergister naar de affakkel installatie geleid worden. Er wordt niet gewerkt met werkvergunningen. Werkzaamheden worden uitgevoerd in zonde 0 omdat de pompen er niet uit kunnen en medewerkers dus de vergistingstanks in moeten. Ontwerpfout. Gevaren: • Explosie: inherent aan het proces. Echter door het toepassen van de juiste apparatuur, opleiding van personeel en onderhoud kan het risico van een explosie tot een minimum te beperken. Hier is echter al sprake van een verouderd EVD en waarvan niet alle maatregelen geïmplementeerd zijn. Bij vervanging van onderdelen is niet geborgd dat onderdelen vervangen worden door onderdelen van dezelfde kwaliteit en specificaties. Bij het lossen van de vrachtwagens komen deze in de Ex-zone van de installatie;
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 58 van 83
•
•
•
•
•
• • • •
Bloostelling aan gevaarlijke stoffen: Tijdens het proces ontstaan gevaarlijke stoffen en worden gevaarlijke stoffen gebruikt. Het proces is echter gesloten zodat er alleen sprake is van blootstelling bij calamiteiten. Wel kan men blootgesteld worden aan stoffen die toegevoegd worden en nodig zijn voor onderhoud en reinigen. Medewerkers dragen dan wel bescherming maar komen wel in de gevaren zone; Blootstelling biologische agentia. De blootstelling is niet beoordeeld. In het vis afval kunnen schadelijke bacteriën zitten als salmonella- en Enterobacteriën. Ook in de co-producten wat als afval binnenkomt kunnen schimmels en bacteriën zitten. In de vergistingstank zit een bacterie cultuur met ongeveer 10000 verschillende bacteriën. Geluid: De installatie produceert geluid. De verwachting is dat deze meer dan 80 dB(A) produceert maar minder dan 85 dB(A). Medewerkers dragen geen gehoorbescherming en beschikken daar ook niet over. Blootstellingsbeoordeling is dan ook niet gedaan; Machineveiligheid: De pompen en transportbanden zijn voldoende afgeschermd. De losse componenten zijn voorzien van een CE markering maar de gehele installatie is dat niet. Bij onderhoud, storingen en reinigingswerkzaamheden speelt dit wel mee omdat men de installatie onderdelen niet veiligstelt door deze spanningsloos en/of drukloos te maken. Daarbij komt ook nog eens dat een vergister niet direct stopt met de productie van biogas. Dit kan niet omdat er voeding bij de bacteriën aanwezig is; Inrichting arbeidsplaats: Op de locatie rijden tankwagens, vrachtwagens en een heftruck. Op deze specifieke locatie is het gevaar voor intern transport klein omdat er langzaam gereden wordt en geen doorgaand verkeer plaatsvindt van het ene naar de andere kant van het terrein. Wel is er een weer war van allerlei bordessen waar men ook nog eens met ladders op de installatie klimt om onderhoud en storingen te verhelpen. Medewerkers staan zo op ladders werkzaamheden uit te voeren en moeten daarbij de handen gebruiken. Medewerkers houden zich dus niet goed vast. Ook op de installatie zijn onvoldoende bordessen aanwezig op plaatsen waar men regelmatig moet komen. Verder was de vloer rondom de installatie nat door proceswater. Nu gaf dat nog geen probleem maar in de winter zal dat zorgen voor gladheid. Opslag gevaarlijke stoffen voldoet niet aan de PGS terwijl meer dan 250 kg corrosieve stoffen aanwezig zijn in de vorm van diverse sterke zuren en basen. Stoffen staan bij elkaar; Fysieke belasting: Geen gevaar; Trillingen: Geen gevaar Besloten ruimten: Drukapparatuur: Is aanwezig omdat men terug levert aan het gasnet middendruk van 8 bar. Dit deel is uitbesteed en voorzien van een CE-verklaring van overeenstemming. Echter alleen op dat deel van de installatie. Er is niet gekeken wat de invloeden kunnen zijn bij falen van de installatie voor het voorliggende en achterliggende deel;
Wordt zuurstof toegevoegd om H2S om te zetten in S: Nee Inspecteursoordeel: Aandachtspunten zijn: Ex-zonering, voertuigen in zone 2, werken in zone 0, vervangen van onderdelen door niet geschikte onderdelen en onderdelen in installatie niet beoordeeld terwijl deze in de zone zijn en geen Ex teken hebben. Weken op hoogte, veel op bordessen op ladders hierdoor valgevaar ook op installatie zonder hekwerken. Blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia. Bij visafval en andere co-producten kans op salmonella en enterobacteriën en andere pathogene bacteriën en schimmels. Werken bij risico verhogende omstandigheden, in tanks, boven de vergisters, in kelders ed. Dus kans op verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand en explosie. Er wordt niet gewerkt met werkvergunningen en gewerkt in zone 0. Verkenning V001/134 uitgevoerd op 10 november 2011 door Sjon Wesemann (WESE) Algemene informatie: Dit is een familie bedrijf. Bij het bedrijf werken het echtpaar, de zoon en af en toe een loonwerker die wordt ingehuurd. Verder werken ze samen met een andere vergister als hulp nodig is, bijvoorbeeld bij vakanties ed. Het bedrijf produceert 1,6 miljoen m3 biogas per jaar en is in bedrijf genomen in maart 2007. Daarnaast heeft het bedrijf een WKK-installatie van 1,065 MW en 0,526 MW. Het leveren van biogas aan het net is gestart in november 2010 en het opwekken van elektriciteit in juni 2008. Sector: Landbouw Aantal mogelijk blootgestelde werknemers: Aan risico’s werken met de installatie: 3 Explosie gevaar: 4
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 59 van 83
RI&E: Het bedrijf heeft geen RI&E en weet ook niet wat het is. EVD: Het bedrijf heeft geen weet van een EVD en verwijst naar de bouwer (BioGast de heer Maarten Jurken). Hij gaat ervan uit dat alles met de bouw is geregeld. Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen: Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen is niet gemaakt. Wel lopen de eigenaren, de zoon en de loonwerker en degene vanuit de andere vergister die te hulp gevraagd wordt kans op blootstelling. Zij kunnen worden blootgesteld aan het biogas dat vrijkomt bestaande uit methaan, kooldioxide, H2S en nog wat andere stoffen. De blootstelling aan H2S zal in het algemeen alleen bij storingen, onderhoud en calamiteiten plaatsvinden. De blootstelling van dan oplopen van 50 ppm tot ongeveer 500 ppm. Biologische agentia: In de tank zit een bacteriecultuur met ongeveer 10000 verschillende bacteriën. Men weet niet of er bacteriën inzitten die schadelijk kunnen zijn voor de medewerkers. Er is in ieder geval niet naar gekeken. Categorie installatie: Dierlijke mest, en plantaardige co-producten Capaciteit WKK-installatie: 1,591 MW Capaciteit Biogas naar gasnet: 1,6 miljoen m3 Gebruikte co-producten: Alles wat op de groene lijststaat en plantaardig is zoals maïs, uien, plantaardige oliën en glycerine Standtijd: 85 dagen H2S gehalte: 50 ppm – 500 ppm Vergistingsproces: mesofiele (20-45°C) Installatie bestaande uit: 2 vergisters van elk 2500 m3 Navergister van 4800 m3 Naopslag van 4800 m3 Trommelscheider Drooginstallatie 2 verbrandingsmotoren 1,065 MW en 0,526 MW 2 opslagsilo’s co-producten van 120 m3 Diverse leidingwerk 1 gas opwerkingsunit 1 gascompressie unit Proces beschrijving: De stoffen komen via verschillende kanalen binnen. Het maïs ligt buiten opgeslagen onder, andere stromen liggen ook buiten op andere bulten opgeslagen. Vloeibare plantaardige oliën zijn opgeslagen in een silo evenals de glycerine die gebruikt wordt. De voeding van de installatie gebeurd automatisch. Daarvoor hoeft alleen een bunker gevuld te worden waar de voeding aan de hand van een walkingfloor aan een wormtransport gevoerd wordt. Aan het te vergisten materiaal wordt verder nog glycerine en vloeibaar co-product toegevoegd aan de vergisters. Daarnaast wordt om de vorming van H2S tegen te gaan enzymen toegevoegd die de zwavel binden. De standtijd in de vergister is ongeveer 85 dagen. Om de H2S ook nog te laten binden wordt gebruik gemaakt van een zwavelnet die in de vergister hangt. Als het biogas ontstaan is wordt deze middels een leiding bovenin de vergisters afgevangen en naar het zuiveringsgedeelte geleidt. Daar worden schadelijke stoffen die men niet in het biogas wil hebben verwijderd. Hiervoor wordt het biogas over een filterbed met actiefkool geleid en daarna vindt membraam filtratie plaats waar het CO2 wordt afgevangen. Daarna wordt het gas
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 60 van 83
naar een compressie unit geleid waar de druk opgevoegd wordt tot 8 bar. Dan vindt nog een check plaats op kwaliteit van het biogas en als het dan in orde is gaat het de leiding in. Indien het compressiedeel niet werkt wordt het gas niet op 8 bar gebracht maar tot 100 mbar zodat het met de WKK-installatie verbrandt kan worden en zo energie opgewekt kan worden voor het leveren aan het 10 KV net. Na verblijf in de hoofd vergisters wordt het overgepompt naar de navergister. Als de fractie uitgeregeerd is wordt deze naar de opslagtank gepompt vanwaar de nabewerking start. De fractie wordt over een trommelscheider geleid zodat de dikke fractie, digestaat, afgevangen wordt. De dunne fractie gaat deels terug de opslagtank en het andere deel wordt bijgevoegd in de drooginstallatie. Dit wordt gedaan omdat in de dunne fractie veel stikstofhoudende mineralen zitten. De dikke fractie wordt gedoseerd op een transportband gestort waarna deze een droogtunnel ingaat. De droogtunnel wordt verwarmd met de warmte van de WKK-installatie. Het koelwater van de motoren wordt naar de droogkamer gebracht waar de warmte wordt afgetapt middels een warmte wisselaar. Als de dikke fractie na de 1e transportband wordt het bevochtigd met vocht van de dunne fractie en komt het op een 2e transportband om het verder te drogen. Als het digestaat gedroogd is wordt het opgeslagen in een overkapte bunker en wordt het aan het buitenland verkocht als halffabricaat kunstmestproduct dat verder opgewerkt kan worden. Het opwerken van het biogas wordt in 2 containers achter op het bedrijf gedaan. Middels condensatie wordt het water uit het gas gehaald daarna wordt het gas over een actiefkool bed geleid. Daarna wordt het gas over een membraanfilter geleid en wordt het Co2 eruit gehaald. Het gereinigde gas wordt daarna gecomprimeerd en kan na een kwaliteitscontrole aan het gasnet geleverd worden. Onderhoud: Het onderhoud is helemaal uitbesteed. Er moeten alleen wat smeer-, controle, en meetwerkzaamheden uitgevoerd worden. Bij storingen die zelf niet verholpen kunnen worden wordt het onderhoudsbedrijf opgeroepen. Gevaarsaspecten: • Explosie: inherent aan het proces. Echter door het toepassen van de juiste apparatuur, opleiding van personeel en onderhoud kan het risico van een explosie tot een minimum te beperken. Er is echter geen EVD waardoor het bewustzijn van de mogelijke aanwezigheid van explosieve atmosferen onvoldoende is. De wegen tussen de vergisters zijn verhard en er kunnen dus ook voertuigen nabij of in de Ex-zone komen. Bij vervanging van onderdelen is niet geborgd dat onderdelen vervangen worden door onderdelen van dezelfde kwaliteit en specificaties; • Bloostelling aan gevaarlijke stoffen: Tijdens het proces ontstaan gevaarlijke stoffen en worden gevaarlijke stoffen gebruikt. Het proces is echter gesloten zodat er alleen sprake is van blootstelling bij calamiteiten. Wel kan men blootgesteld worden aan stoffen die toegevoegd worden en nodig zijn voor onderhoud en reinigen; • Blootstelling biologische agentia. De blootstelling is niet beoordeeld. In de co-producten wat als afval binnenkomt kunnen schimmels en bacteriën zitten. In de vergistingstank zit een bacteriecultuur met ongeveer 10000 verschillende bacteriën. • Geluid: De WKK, de droog installatie en de gasopwerkingsunit produceert geluid. De verwachting is dat deze meer dan 80 dB(A) produceert maar minder dan 85 dB(A), behalve de WKK-installatie maar deze staat in een afgesloten ruimte.. Medewerkers dragen geen gehoorbescherming alleen bij de draaiende WKK-installatie. Blootstellingsbeoordeling is dan ook niet gedaan; • Machineveiligheid: De pompen en transportbanden zijn voldoende afgeschermd. De losse componenten zijn voorzien van een CE markering maar de gehele installatie is dat niet. Bij onderhoud, storingen en reinigingswerkzaamheden speelt dit wel mee omdat men de installatie onderdelen niet veiligstelt door deze spanningsloos en/of drukloos te maken. Daarbij komt ook nog eens dat een vergister niet direct stopt met de productie van biogas. Dit kan niet omdat er voeding bij de bacteriën aanwezig is; • Inrichting arbeidsplaats: Op de locatie rijden tankwagens, vrachtwagens en een heftruck. Op deze specifieke locatie is het gevaar voor intern transport klein omdat er langzaam gereden is het aanrijd gevaar niet groot. Opslag gevaarlijke stoffen voldoet niet aan de PGS terwijl meer dan 250 kg corrosieve stoffen aanwezig zijn in de vorm van diverse sterke zuren en basen. Stoffen staan bij elkaar; • Fysieke belasting: Geen gevaar; • Trillingen: Geen gevaar • Besloten ruimten: Er is een put aanwezig welke gezien wordt als niet gevarlijk omdat er geen gassen vrijkomen. Er wordt in die hal echter ook vloeibaar co-product gestort welke mogelijk zou kunnen gassen. Ook de vergisters, de navergisters, de opslag tank, en de gas opwerkingsinstallatie containers 2 stuk behoren hierbij. • Drukapparatuur: Is aanwezig omdat men terug levert aan het gasnet middendruk van 8 bar. Dit deel is uitbesteed en voorzien van een CE-verklaring van overeenstemming. Echter alleen op dat deel van de installatie. Er is niet gekeken wat de invloeden kunnen zijn bij falen van de installatie voor het voorliggende en achterliggende deel; • De heer Bouwhuis zelf is wel deskundig echter zijn vrouw, die niet met de installatie werkt en zijn zoon net. Degene die hij inhuurt is deskundig met de installatie die deze persoon zelf heeft staan. Wordt zuurstof toegevoegd om H2S om te zetten in S: Nee Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 61 van 83
Inspecteursoordeel: Aandachtspunten zijn: Ex-zonering Vervangen van onderdelen Weken op hoogte Blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia Werken bij risico verhogende omstandigheden, in tanks, boven de vergisters, in kelders ed. Verkenning V001/135 uitgevoerd op 14 november 2011 door Sjon Wesemann (WESE) Algemene informatie: Dit bedrijf is een maatschap met verschillende activiteiten. Een van die activiteiten in het vergisten van mest en coproducten. De vergistingsinstallatie staat aan de Broeksteen en er werken 3 personen. Het bedrijf had de 3e vergistingsinstallatie in Nederland en draait al sinds 2003. Het bedrijf produceert 1500 m3 per uur. Het bedrijf is begonnen met een kleine vergister en heeft deze verder uitgebreid en heeft nu weer een vergunning om 2 tussen vergisters bij te plaatsen van elk 2500 m3. Nu is er nog een WKK motor bij opgesteld en is men bezig met een stoomketel in bedrijf te nemen zodat de warmte beter benut wordt en nog meer stroom opgewerkt kan worden. Sector: Landbouw Aantal mogelijk blootgestelde werknemers: Aan risico’s werken met de installatie: 3 Explosie: 3 RI&E: Het bedrijf heeft een RI&E uit 2011 en heeft deze naar aanleiding van de afspraak laten actualiseren. De vergistingsinstallatie is opgenomen in de RI&E maar er zijn geen verder verdiepende onderzoeken uitgevoerd. EVD: Er is een explosieveiligheidsdocument (EVD) opgesteld. Deze is echter niet actueel omdat er uitbreiding van de vergistingsinstallatie heeft plaatsgevonden en nu de stoomketel en een opwerkingsunit met tolueen. Rondom de installatie in zone 2 zijn we apparatuur tegen gekomen dat niet EX is uitgevoerd. Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen: Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen is niet gemaakt. Wel lopen medewerkers met een persoonlijke meter bij de installatie. Gemeten wordt dan H2S, CO, O2 en de LEL. Medewerkers kunnen worden blootgesteld aan het biogas dat vrijkomt bestaande uit methaan, kooldioxide, H2S en nog wat andere stoffen. De blootstelling aan H2S zal in het algemeen alleen bij storingen, onderhoud en calamiteiten plaatsvinden. De blootstelling van dan oplopen van 5 ppm tot ongeveer 50 ppm. Hierbij moet je denken aan het verhelpen van storingen aan de dompelpompen en vervangen daarvan. Hierbij moet dan het dak verwijderd worden en staat men bloot aan gevaarlijke concentraties H2S en CO2. Ook voor explosie veiligheid is dat een issue. Biologische agentia: In de tank zitten 10000 verschillende kolonie vormende bacteriën. Men weet niet of er bacterie culturen inzitten die schadelijk kunnen zijn voor de medewerkers. Er is in ieder geval niet naar gekeken. Ook door de dierlijke bijvoeging, afval van supermarkten, staat men bloot aan biologische agentia. Dit kunnen schadelijke pathogene bacteriën zijn zoals van het geslacht Salmonella, MRSA en Enterobacteriën. Ook het achteraf hygiëniseren kan een extra probleem geven omdat de schadelijke bacteriën de kans krijgen om te groeien en het blootstellingsmoment is ook groter. Categorie installatie: Cat 3, dierlijke producten en plantaardige co-producten Capaciteit WKK-installatie: 4,5 MW Gebruikte co-producten: Afval uit supermarkten, Maïs, diervoeder en andere koolhydraatrijke stoffen. Standtijd: Bij hoog energie langer bij laag korten tussen 60-80 dagen
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 62 van 83
H2S gehalte: 80 ppm – 300 ppm Vergistingsproces: mesofiele (20-45°C) Installatie bestaande uit: 4 vergisters van elk 1500 m3 2 navergisters van elk 2500 m3 2 mestzakken van elk 4000 m3 4 verbrandingsmotoren van elk 1,065 MW 1 stoomketel met opwerk installatie tolueen 1 mengbunker voor mix voeding 1 mengtank voor mix dat gereed is voor de vergisting 8 bunkers voor vloeibare co-producten van elk 100 m3 Fakkelinstallatie Diverse leidingwerk 1 tank voor ijzerwater van 40m3 Fakkelinstallatie Sterilisatie installatie 3 bar en 133oC Proces beschrijving: De stoffen komen via verschillende kanalen binnen. Het aller wordt per as aangeleverd. Vloeibare producten worden gelost in de bunkers die daarvoor beschikbaar zijn. Vaste stoffen worden gestort in opslagvakken al dan niet overdekt. Van de vaste coproducten wordt een mix gemaakt dat middelt een wormtransport in een bak gedeponeerd wordt. In deze bak worden ook de vloeibare producten bijgevoegd daarna wordt elk ½ uur de vergister gevoed met ongeveer 1 ton gereed mix. De vergisters zijn beveiligd met watersloten. Men is nu bezig met het vervangen van de dompelpompen voor mixers die er van buitenaf uitgehaald kunnen worden zodat het dak niet meer open hoeft. Als er een ton is toegevoerd wordt er ook weer een ton uitgehaald. Deze gaat de navergister in. Daarna gaat het vanuit de vergister naar de installatie die het digestaat steriliseert bij 3 bar en 133 oC. Daarna wordt het afgekoeld en wordt het in een mestzak geleid. Ook het gas dat daar nog uitkomt wordt afgevangen en naar de WKK geleid. Op deze wijze wordt ook de stank naar de omgeving voorkomen. Om het H2S om de zetten wordt 0,8 %vol lucht toegevoegd aan de tank. Als dat niet voldoende is wordt ijzerwater toegevoegd. Er wordt dagelijks gemeten en de motor kan niet zoveel lucht toevoegen gezien de capaciteit dat men niet binnen de explosie grenzen kan komen. Als het biogas ontstaan is wordt deze middels een leiding bovenin de vergisters afgevangen en naar de WKK installatie geleid. Om het vocht eruit te krijgen wordt het gas over een gekoeld membraan geleid zodat het water gecondenseerd. Daarna wordt met een ven de druk opgevoerd tot 100 mbar en kan het gas verbrand worden. De warmte die ontstaat wordt weer gebruikt voor de stoomketel en de sterilisatie installatie. Rookgassen zijn ongeveer 400 graden, de warmte wordt terug gewonnen door de stoomketel hierin zitten verticale buizen waar het warme rookgas doorheen gaat en het water opwarmt. Hiermee wordt het veevoer ontsloten. De rest van de rookgas warmte gaat door een OOC installatie heen en wordt elektriciteit opgewerkt door tolueen onder druk en temperatuur te verdampen en te condenseren. De elektriciteit die ontstaat wordt weer aan het net geleverd. Het digestaat dat ik de mestzakken zit is gereed voor afvoer. Als een wagen geladen wordt dat wordt er gebruik gemaakt van een dampretour systeem zodat er geen stank kan vrijkomen in de omgeving. Onderhoud: Het onder onderhoud wordt zelf gedaan. Allen het onderhoud aan de motoren in uitbesteed. Alleen de olie en eventueel bougies worden zelf vervangen. Verder is bekend dat een aantal onderdelen preventief vervangen moeten worden omdat deze slijten. Hiervoor zijn contracten afgesloten met leveranciers voor het leveren van die onderdelen het inbouwen doen ze zelf. Men is op dit moment bezig met het opbouwen van een onderhoudsschema. Het gevaar zit hem hier in het ontbreken van een check of het onderdeel dat vervangen wordt wel de juiste is met dezelfde specificaties als het onderdeel dat eruit gaat. Verder zijn de meest kritische onderdelen op voorraad of is contractueel geregeld dat deze binnen een bepaalde tijd geleverd moeten worden. Er is geen back-up in de vorm van een omleiding naar een back-up systeem. In dat geval zal het gas dat vrijkomt uit de vergister naar de affakkel installatie geleid worden. Gevaren: • Explosie: inherent aan het proces. Echter door het toepassen van de juiste apparatuur, opleiding van personeel en onderhoud kan het risico van een explosie tot een minimum te beperken. Hier is echter al sprake van een verouderd EVD Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 63 van 83
•
•
•
•
•
• • • • •
en waarvan niet alle maatregelen geïmplementeerd zijn. Bovendien is niet alle apparatuur opgenomen in het EVD zo zijn apparaten aangetroffen in zone 2 maar kon geen kenmerk aangetroffen worden op de apparaten dat de daaraan voldoen. Bij vervanging van onderdelen is niet geborgd dat onderdelen vervangen worden door onderdelen van dezelfde kwaliteit en specificaties; Bloostelling aan gevaarlijke stoffen: Tijdens het proces ontstaan gevaarlijke stoffen en worden gevaarlijke stoffen gebruikt. Het proces is echter gesloten zodat er alleen sprake is van blootstelling bij calamiteiten. Hierbij moet gedacht worden aan het vervangen van dompelmixers waarbij het dak waarin het gas zit geopend moet worden. Wel kan men blootgesteld worden aan stoffen die toegevoegd worden en nodig zijn voor onderhoud en reinigen; Blootstelling biologische agentia. De blootstelling is niet beoordeeld. In de mest afkomstig van varkens kunnen pathogene bacteriën en schimmels zitten. In de co-producten wat als afval binnenkomt kunnen salmonella en Enterobacterien zitten. In de vergistingstank zit een bacterie cultuur met ongeveer 10000 verschillende bacteriën. Geluid: De installatie produceert geluid. De verwachting is dat deze meer dan 80 dB(A) produceert maar minder dan 85 dB(A). Medewerkers dragen geen gehoorbescherming en beschikken daar ook niet over. Blootstellingsbeoordeling is dan ook niet gedaan; Machineveiligheid: De pompen en transportbanden zijn voldoende afgeschermd. Echter enkele roerwerken op de bunkers niet. Hier zijn de draaiende delen gewoon te bereiken. De losse componenten zijn voorzien van een CE markering maar de gehele installatie is dat niet. Bij onderhoud, storingen en reinigingswerkzaamheden speelt dit wel mee omdat men de installatie onderdelen niet veiligstelt door deze spanningsloos en/of drukloos te maken. Daarbij komt ook nog eens dat een vergister niet direct stopt met de productie van biogas. Dit kan niet omdat er voeding bij de bacteriën aanwezig is; Inrichting arbeidsplaats: Op de locatie rijden tankwagens en vrachtwagens. Op deze specifieke locatie is het gevaar voor intern transport redelijk groot omdat er hard gereden wordt. Ook zijn er bordessen en trappen, bij enkele trappen zit vlak voor de trap een verhoging van 10 cm. Hierover kun je makkelijk struikelen. Op het terrein zijn veel oneffenheden en bevinden zich zeer veel bunkers waar verstikking, bedwelming, vergiftiging en brandgevaar plaats kan vinden. Fysieke belasting: Geen gevaar; Trillingen: Geen gevaar Besloten ruimten: Veel bunkers zijn aanwezig. Men heeft een meter bij zich als er werkzaamheden verricht moeten worden. Er wordt dan eerst gemeten of het veilig is. Bij twijfels heeft men de beschikking over perslucht. Drukapparatuur: Is aanwezig omdat men een stoomketel heeft en steriliseert bij een druk van 3 bar en een temperatuur van 133 oC. De medewerkers kunnen omgaan met de installatie maar zien niet alles. Gezien het bovenstaande.
Wordt lucht toegevoegd om H2S om te zetten in S: Ja, 0,8%vol wordt dagelijks gemeten, kan door de capaciteit van de pomp niet in het explosie gebied komen. Inspecteursoordeel: Aandachtspunten zijn: EVD is opgesteld nadat de installatie al in bedrijf is genomen. Hierdoor blijken keuzes gemaakt te zijn die niet verstandig zijn. Zoals het gebruik van dompelpompen. Deze pompen hebben geen lang leven. Zij moeten na 2-3 jaar vervangen worden. Dit doen zij door het dak te lichten en de pomp naar boven te hijsen met een kraan. Ik begreep dat zij soms ook de tank ingaan met perslucht. Dit kan en mag niet omdat het zone 0 is in de tank en bij open van het dak ook rond die opening. Uit alles blijkt dat zij niet goed weten wat zonering inhoud en hoe je het moet interpreteren. Ex-zonering, het werken in een zone en de kennis van medewerkers Vervangen van onderdelen ook binnen de Ex-zone door materieel dat niet in die zone past Blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia (verstikking, vergiftiging en bedwelming) Werken bij risico verhogende omstandigheden, in tanks, boven de vergisters, in kelders ed. Verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand en explosie. Verkenning V003/183 uitgevoerd op 29 september 2011 door Sjon Wesemann (WESE) Algemene informatie: Dit is een bedrijf dat in 2009 de vergister heeft overgenomen uit een faillissement. Het concern waar deze vergister onder valt heeft in totaal 6 installaties. Op deze vestigingsinstallatie weken 3 medewerkers. Het bedrijf is nu bezig met het opzetten van een onderhoudsplan om zo meer zekerheid op de bedrijfsvoering van de installatie te hebben. Van veel storingen 2 jaar geleden beginnen nu minder storingen te ontstaan door goed onderhoud en juiste voeding. Het bedrijf heeft een WKK-installatie van 2,1 MW en produceert vanaf 2007. . Sector: Industriële vergister Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 64 van 83
Aantal mogelijk blootgestelde werknemers: Aan risico’s werken met de installatie: 3 Explosie: 6 ivm naast liggende woning RI&E: Binnen het bedrijf is geen RI&E aanwezig. EVD: Er is gen explosieveiligheidsdocument (EVD) opgesteld. Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen: Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen is niet gemaakt. H2S tussen de 100 ppm en 800 ppm. Er wordt bij werkzaamheden niet gemeten. Alle werkzaamheden worden zelf uitgevoerd. Bij onderhoud aan mixers moet het dak open en werkt men in zone 0. Biologische agentia: In de tank zitten 10000 verschillende kolonie vormende bacteriën. Men weet niet of er bacterie culturen inzitten die schadelijk kunnen zijn voor de medewerkers. Er is in ieder geval niet naar gekeken. Er kunnen schadelijke bacteriën in zitten zoals pathogene bacteriën en schimmels. Categorie installatie: Alleen mest en plantaardige co-producten Capaciteit WKK-installatie: 2,1 mWe Gebruikte co-producten: Graan en andere koolhydraatrijke stoffen uit de bakkerij wereld Standtijd: 80 dagen H2S gehalte: Tussen de 100 ppm en 800 ppm Vergistingsproces: mesofiele (20-45°C) Installatie bestaande uit: 2 vergisters van elk 1600 m3 2 navergisters van 1600 m3 1 opslag tank van 1600 m3 1 vijzelpers een decanter, ultra filtratie en omgekeerde osmose 2 verbrandingsmotoren elk 1.065 MW 2 opslagsilo’s co-producten van elk 90 m3 Diverse leidingwerk 1 tank voor ijzerwater van 40m3 Fakkelinstallatie Proces beschrijving: De stoffen komen via verschillende kanalen binnen. En wordt opgeslagen in silo’s en/of stortvakken op het buitenterrein. Daarna wordt een mengsel gemaakt voor de vergister. De standtijd in de vergister is ongeveer 80 dagen. Om niet te veel H2S te laten ontstaan wordt ijzerwater (FeOH2) bijgevoegd. Hierdoor reageert het H2S tot FeS en S. Als het biogas ontstaan is wordt deze middels een leiding bovenin de vergisters afgevangen en naar de WKK-installatie geleid. Voor aankomst bij de WKK-installatie wordt het gas door een condensator geleid waar het vocht in het gas condenseert. Daarna wordt met een ventilator de druk opgehoogd naar 100 mbar en wordt het gas. De natte fractie wordt over een vijzelpers geleid zodat de dikke fractie, digestaat, afgevangen wordt. De dunne fractie gaat dan verder naar het volgende deel. In de dunne fractie zitten nog voldoende vezels. Deze worden middels ultrafiltratie afgevangen. In het vocht dat overblijft zitten veel voedingsstoffen. Het vocht wordt middels omgekeerde osmose gescheiden in water en een vaste fractie, kunstmest vervanger. Dit wordt gehaald uit de vloeibare fractie na de vergisting. Het digestaat dat overblijft wordt met de restwarmte van het rookgas gedroogd en verkocht. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 65 van 83
Onderhoud: Onder onderhoud wordt bij het bedrijf verstaan het dagelijks lopen van een ronde om te kijken of het oliepeil goed is en er onderdelen gesmeerd moeten worden. Verder is bekend dat een aantal onderdelen preventief vervangen moeten worden omdat deze slijten. Hiervoor zijn contracten afgesloten met leveranciers voor het leveren van onderdelen. Het gevaar zit hem hier in het ontbreken van een check of het onderdeel dat vervangen wordt wel de juiste is met dezelfde specificaties als het onderdeel dat eruit gaat. Verder zijn de meest kritische onderdelen op voorraad of is contractueel geregeld dat deze binnen een bepaalde tijd geleverd moeten worden. Verder geen onderhoud maar pas op het moment van problemen neemt men actie. Men weet dat men het risico loopt dat de installatie een tijdje niet kan draaien omdat onderdelen die defect zijn vervangen moeten worden. Er is geen back-up in de vorm van een omleiding naar een back-up systeem. In dat geval zal het gas dat vrijkomt uit de vergister naar de affakkel installatie geleid worden. Er wordt niet gewerkt met werkvergunningen. Werkzaamheden worden uitgevoerd in zone 0 omdat de pompen er niet uit kunnen en medewerkers dus de vergistingstanks in moeten. Ontwerpfout. Gevaren: • Explosie: inherent aan het proces. Echter door het toepassen van de juiste apparatuur, opleiding van personeel en onderhoud kan het risico van een explosie tot een minimum te beperken. Er is echter geen EVD dus de gevaren en maatregelen zijn niet in kaart gebracht. Bij vervanging van onderdelen is niet geborgd dat onderdelen vervangen worden door onderdelen van dezelfde kwaliteit en specificaties; • Bloostelling aan gevaarlijke stoffen: Tijdens het proces ontstaan gevaarlijke stoffen en worden gevaarlijke stoffen gebruikt. Het proces is echter gesloten zodat er alleen sprake is van blootstelling bij calamiteiten. Wel kan men blootgesteld worden aan stoffen die toegevoegd worden en nodig zijn voor onderhoud en reinigen. Medewerkers dragen dan wel bescherming maar komen wel in de gevaren zone; • Blootstelling biologische agentia. De blootstelling is niet beoordeeld. In de mest en de co-producten wat als afval binnenkomt kunnen schimmels en bacteriën zitten. In de vergistingstank zit een bacterie cultuur met ongeveer 10000 verschillende bacteriën; • Geluid: De installatie produceert geluid. De verwachting is dat deze meer dan 80 dB(A) produceert maar minder dan 85 dB(A). Medewerkers dragen geen gehoorbescherming en beschikken daar ook niet over. Blootstellingsbeoordeling is dan ook niet gedaan; • Machineveiligheid: De pompen en transportbanden zijn voldoende afgeschermd. De losse componenten zijn voorzien van een CE markering maar de gehele installatie is dat niet. Bij onderhoud, storingen en reinigingswerkzaamheden speelt dit wel mee omdat men de installatie onderdelen niet veiligstelt door deze spanningsloos en/of drukloos te maken. Daarbij komt ook nog eens dat een vergister niet direct stopt met de productie van biogas. Dit kan niet omdat er voeding bij de bacteriën aanwezig is; • Inrichting arbeidsplaats: Op de locatie rijden tankwagens, vrachtwagens, tractor en een heftruck. Op deze specifieke locatie is het gevaar voor aanrijding door transport klein omdat er langzaam gereden wordt en geen doorgaand verkeer plaatsvindt. Vrachtwagens die moeten lossen komen via de zijkant binnen en niet waar het personeel vaak komt. Ook op de installatie zijn onvoldoende bordessen aanwezig op plaatsen waar men regelmatig moet komen • Fysieke belasting: Geen gevaar; • Trillingen: Geen gevaar • Besloten ruimten: aanwezig in de vorm van kelder en silo’s. Als er gewerkt moet worden laat men wel eerst meten maar wordt niet gewerkt met werkvergunningen. • Drukapparatuur: NVT < 0,5 bar; • Medewerkers kunnen de installatie bedienen maar hebben geen idee van procesveiligheid en gevaren van de installatie. Ze zijn dus niet deskundig. Wordt zuurstof toegevoegd om H2S om te zetten in S: Nee Inspecteursoordeel: Aandachtspunten zijn: Ex-zonering, werken in zone 0, vervangen van onderdelen door niet geschikte onderdelen en onderdelen in installatie niet beoordeeld terwijl deze in de zone zijn en geen Ex teken hebben. Weken op hoogte, weinig bordessen hierdoor valgevaar door werken op ladders. Blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia. Bij mest en co-producten kans op pathogene bacteriën en schimmels. Werken bij risico verhogende omstandigheden, in tanks, boven de vergisters, in kelders ed. Dus kans op verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand en explosie. Er wordt niet gewerkt met werkvergunningen en gewerkt in zone 0.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 66 van 83
Verkenning: V003/192 uitgevoerd op: 31 oktober 2011 door: Sjon Wesemann Algemene informatie Het is een familie bedrijf met 4 werknemers. Eind 2008 is de installatie in bedrijf genomen. Waar men tegenaan loopt is dat de hoofdaannemers OGIW Dronten failliet is. Het onderhoud is uitbesteed maar als er een defect is zal de installatie afblazen op overdruk ventiel Sector: Landbouw Aantal mogelijk blootgestelde personen: Aan de installatie: 4 Aan explosie: 8 i.v.m. woning RI&E: Heeft geen RI&E opgesteld EVD: Heeft wel iets op papier staan maar dat is een kopie uit het VOM document. Opgesteld door overkoepelend orgaan van verzekeringen. Maar is niet specifiek voor deze installatie. Dus geen EVD. Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen: Blootstelling aan gevaarlijke stoffen kan. Door gevaarlijke stoffen die bij het proces nodig zijn en door gevaarlijke stoffen die ontstaan tijdens het proces. Categorie installatie: Cat. 1 alleen plantaardig met mest Capaciteit installatie: 0,35 mWe Gebruikte co-producten: Maïs, graan, uien, vloeibare plantaardige oliën Standtijd: 45 dagen H2S gehalte: Tussen de 100 ppm en 800 ppm Vergistingsproces: mesofiele (20-45°C) Geen eigen fakkelinstallatie Proces beschrijving: De stoffen komen via verschillende kanalen binnen. En wordt opgeslagen in silo’s en/of stortvakken op het buitenterrein. Daarna wordt een mengsel gemaakt voor de vergister. De vergister hebben een eigen bak voor het mengsel staan voor het vergisten. De standtijd in de vergister is ongeveer 45 dagen. Om niet te veel H2S te laten ontstaan wordt ijzerwater (FeOH2) bijgevoegd. Hierdoor reageert het H2S tot FeS en S. Als het biogas ontstaan is wordt deze middels een leiding bovenin de vergister afgevangen en naar de WKK-installatie geleid. Voor aankomst bij de WKK-installatie wordt het gas door een condensator geleid waar het vocht in het gas condenseert. Daarna wordt met een ventilator de druk opgehoogd naar 100 mbar en wordt het gas. De natte fractie wordt over een vijzelpers geleid zodat de dikke fractie, digestaat, afgevangen wordt. De dunne fractie gaat een bassin in waar het verder uit kan zakken. De vochtlaag wordt daarna indien toegestaan uitgereden over het land. Het digestaat dat overblijft wordt afgevoerd voor verdere opwerking. Onderhoud: Onder onderhoud wordt bij het bedrijf verstaan het dagelijks lopen van een ronde om te kijken of het oliepeil goed is en er onderdelen gesmeerd moeten worden. Verder geen preventief onderhoud alleen break-down principe. Voor de motoren is wel een onderhoudscontract. Er is geen back-up in de vorm van een omleiding naar een back-up systeem. In dat geval zal het gas dat vrijkomt uit de vergister via het overdruk ventiel ontsnappen, emissie aan lucht. Verkeerd ontwerp want daar is een overdruk ventiel niet voor. Er wordt niet gewerkt met werkvergunningen. Werkzaamheden worden uitgevoerd in zone 0 omdat de pompen er niet uit kunnen en medewerkers dus de vergistingstanks in moeten. Ontwerpfout. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 67 van 83
Installatie bestaat uit: 1 vergister 1500 m3 1 navergister 1500 m3 Vijzelpers met decanter Bassin voor dunne fractie 1 motor WKK 0,34 MW Gevaren: • Explosie: inherent aan het proces. Echter door het toepassen van de juiste apparatuur, opleiding van personeel en onderhoud kan het risico van een explosie tot een minimum te beperken. Er is echter geen EVD dus de gevaren en maatregelen zijn niet in kaart gebracht. Bij vervanging van onderdelen is niet geborgd dat onderdelen vervangen worden door onderdelen van dezelfde kwaliteit en specificaties; • Bloostelling aan gevaarlijke stoffen: Tijdens het proces ontstaan gevaarlijke stoffen en worden gevaarlijke stoffen gebruikt. Het proces is echter gesloten zodat er alleen sprake is van blootstelling bij calamiteiten. Wel kan men blootgesteld worden aan stoffen die toegevoegd worden en nodig zijn voor onderhoud en reinigen. Medewerkers dragen dan wel bescherming maar komen wel in de gevaren zone; • Blootstelling biologische agentia. De blootstelling is niet beoordeeld. In de mest en de co-producten wat als afval binnenkomt kunnen schimmels en bacteriën zitten. In de vergistingstank zit een bacterie cultuur met ongeveer 10000 verschillende bacteriën; • Geluid: De installatie produceert geluid. De verwachting is dat deze meer dan 80 dB(A) produceert maar minder dan 85 dB(A). Medewerkers dragen geen gehoorbescherming en beschikken daar ook niet over. Blootstellingsbeoordeling is dan ook niet gedaan; • Machineveiligheid: De pompen en transportbanden zijn voldoende afgeschermd. De losse componenten zijn voorzien van een CE markering maar de gehele installatie is dat niet. Bij onderhoud, storingen en reinigingswerkzaamheden speelt dit wel mee omdat men de installatie onderdelen niet veiligstelt door deze spanningsloos en/of drukloos te maken. Daarbij komt ook nog eens dat een vergister niet direct stopt met de productie van biogas. Dit kan niet omdat er voeding bij de bacteriën aanwezig is; • Inrichting arbeidsplaats: Op de locatie rijden tankwagens, vrachtwagens, tractor en een heftruck. Op deze specifieke locatie is het gevaar voor aanrijding door transport klein omdat er langzaam gereden wordt en geen doorgaand verkeer plaatsvindt. Vrachtwagens die moeten lossen komen via de zijkant binnen en niet waar het personeel vaak komt. • Fysieke belasting: Geen gevaar; • Trillingen: Geen gevaar • Besloten ruimten: aanwezig in de vorm van kelder en silo’s. Als er gewerkt moet worden laat men wel eerst meten maar wordt niet gewerkt met werkvergunningen. • Drukapparatuur: NVT < 0,5 bar; • Medewerkers kunnen de installatie bedienen maar hebben geen idee van procesveiligheid en gevaren van de installatie. Ze zijn dus niet deskundig. Wordt zuurstof toegevoegd om H2S om te zetten in S: Nee Inspecteursoordeel: Aandachtspunten zijn: Ex-zonering, werken in zone 0, vervangen van onderdelen door niet geschikte onderdelen en onderdelen in installatie niet beoordeeld terwijl deze in de zone zijn en geen Ex teken hebben. Weken op hoogte, weinig bordessen hierdoor valgevaar door werken op ladders. Blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia. Bij mest en co-producten kans op pathogene bacteriën en schimmels. Werken bij risico verhogende omstandigheden, in tanks, boven de vergisters, in kelders ed. Dus kans op verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand en explosie. Er wordt niet gewerkt met werkvergunningen en gewerkt in zone 0. Verkenning V003/193 uitgevoerd op 31 oktober 2011 door Sjon Wesemann (WESE) Algemene informatie: Het bedrijf heeft meerdere vergisters. Deze installatie heeft een vermogen van 2,1 MW. Een van de motoren staat dicht bij een woonwijk (het gas wordt gaar heen getransporteerd met een leiding). Daar wordt het verbrand en de elektriciteit wordt geleverd aan het net voor de woonwijk en de warmte wordt met een warmte wisselaar gebruikt om de woningen te verwarmen. De andere motor staat op het terrein en draait de rest van de capaciteit. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 68 van 83
Sector: Landbouw Aantal mogelijk blootgestelde werknemers: Aan risico’s werken met de installatie: 2 Explosie: 2 ivm naast liggende woning RI&E: Zou aanwezig zijn maar kon niet getoond worden. De heer G.J. van Beek vertelde dat er net weer een rondgang was geweest en de arbodienst de oude RI&E had meegenomen om deze ernaast te leggen. EVD: Niet uitgevoerd Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen: Niet uitgevoerd Biologische agentia: In de tank zitten 10000 verschillende kolonie vormende bacteriën. Men weet niet of er bacterie culturen inzitten die schadelijk kunnen zijn voor de medewerkers. Er is in ieder geval niet naar gekeken. Er kunnen schadelijke bacteriën in zitten zoals pathogene bacteriën en schimmels. Categorie installatie: 2 plantaardige vergisting Capaciteit installatie: 2,1 mWe Gebruikte co-producten: Maïs, uien, graan, vloeibare oliën Standtijd: 80 dagen H2S gehalte: Tussen de 100 ppm en 800 ppm Vergistingsproces: mesofiele (20-45°C) Geen eigen fakkelinstallatie Proces beschrijving: De stoffen komen via verschillende kanalen binnen. En wordt opgeslagen in silo’s en/of stortvakken op het buitenterrein. Daarna wordt een mengsel gemaakt voor de vergister. De 2 vergisters hebben een eigen bak voor het mengsel staan voor het vergisten. De standtijd in de vergister is ongeveer 80 dagen. Om niet te veel H2S te laten ontstaan wordt ijzerwater (FeOH2) bijgevoegd. Hierdoor reageert het H2S tot FeS en S. Als het biogas ontstaan is wordt deze middels een leiding bovenin de vergisters afgevangen en naar de WKK-installatie geleid. Voor aankomst bij de WKK-installatie wordt het gas door een condensator geleid waar het vocht in het gas condenseert. Daarna wordt met een ventilator de druk opgehoogd naar 100 mbar en wordt het gas. De natte fractie wordt over een vijzelpers geleid zodat de dikke fractie, digestaat, afgevangen wordt. De dunne fractie gaat dan verder naar het volgende deel. In de dunne fractie zitten nog voldoende vezels. Deze worden middels ultrafiltratie afgevangen. In het vocht dat overblijft zitten veel voedingsstoffen. Het vocht wordt middels omgekeerde osmose gescheiden in water en een vaste fractie, kunstmest vervanger. Dit wordt gehaald uit de vloeibare fractie na de vergisting. Het digestaat dat overblijft wordt met de restwarmte van het rookgas gedroogd en verkocht. Onderhoud: Onder onderhoud wordt bij het bedrijf verstaan het dagelijks lopen van een ronde om te kijken of het oliepeil goed is en er onderdelen gesmeerd moeten worden. Verder geen preventief onderhoud alleen break-down principe. Er is geen back-up in de vorm van een omleiding naar een back-up systeem. In dat geval zal het gas dat vrijkomt uit de vergister naar de affakkel installatie geleid worden. Er wordt niet gewerkt met werkvergunningen. Werkzaamheden worden uitgevoerd in zone 0 omdat de pompen er niet uit kunnen en medewerkers dus de vergistingstanks in moeten. Ontwerpfout.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 69 van 83
Gevaren: • Explosie: inherent aan het proces. Echter door het toepassen van de juiste apparatuur, opleiding van personeel en onderhoud kan het risico van een explosie tot een minimum te beperken. Er is echter geen EVD dus de gevaren en maatregelen zijn niet in kaart gebracht. Bij vervanging van onderdelen is niet geborgd dat onderdelen vervangen worden door onderdelen van dezelfde kwaliteit en specificaties; • Bloostelling aan gevaarlijke stoffen: Tijdens het proces ontstaan gevaarlijke stoffen en worden gevaarlijke stoffen gebruikt. Het proces is echter gesloten zodat er alleen sprake is van blootstelling bij calamiteiten. Wel kan men blootgesteld worden aan stoffen die toegevoegd worden en nodig zijn voor onderhoud en reinigen. Medewerkers dragen dan wel bescherming maar komen wel in de gevaren zone; • Blootstelling biologische agentia. De blootstelling is niet beoordeeld. In de mest en de co-producten wat als afval binnenkomt kunnen schimmels en bacteriën zitten. In de vergistingstank zit een bacterie cultuur met ongeveer 10000 verschillende bacteriën; • Geluid: De installatie produceert geluid. De verwachting is dat deze meer dan 80 dB(A) produceert maar minder dan 85 dB(A). Medewerkers dragen geen gehoorbescherming en beschikken daar ook niet over. Blootstellingsbeoordeling is dan ook niet gedaan; • Machineveiligheid: De pompen en transportbanden zijn voldoende afgeschermd. De losse componenten zijn voorzien van een CE markering maar de gehele installatie is dat niet. Bij onderhoud, storingen en reinigingswerkzaamheden speelt dit wel mee omdat men de installatie onderdelen niet veiligstelt door deze spanningsloos en/of drukloos te maken. Daarbij komt ook nog eens dat een vergister niet direct stopt met de productie van biogas. Dit kan niet omdat er voeding bij de bacteriën aanwezig is; • Inrichting arbeidsplaats: Op de locatie rijden tankwagens, vrachtwagens, tractor en een heftruck. Op deze specifieke locatie is het gevaar voor aanrijding door transport klein omdat er langzaam gereden wordt en geen doorgaand verkeer plaatsvindt. Vrachtwagens die moeten lossen komen via de zijkant binnen en niet waar het personeel vaak komt. Ook op de installatie zijn onvoldoende bordessen aanwezig op plaatsen waar men regelmatig moet komen • Fysieke belasting: Geen gevaar; • Trillingen: Geen gevaar • Besloten ruimten: aanwezig in de vorm van kelder en silo’s. Als er gewerkt moet worden laat men wel eerst meten maar wordt niet gewerkt met werkvergunningen. • Drukapparatuur: NVT < 0,5 bar; • Medewerkers kunnen de installatie bedienen maar hebben geen idee van procesveiligheid en gevaren van de installatie. Ze zijn dus niet deskundig. Wordt zuurstof toegevoegd om H2S om te zetten in S: Nee Inspecteursoordeel: Aandachtspunten zijn: Ex-zonering, werken in zone 0, vervangen van onderdelen door niet geschikte onderdelen en onderdelen in installatie niet beoordeeld terwijl deze in de zone zijn en geen Ex teken hebben. Weken op hoogte, weinig bordessen hierdoor valgevaar door werken op ladders. Blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia. Bij mest en co-producten kans op pathogene bacteriën en schimmels. Werken bij risico verhogende omstandigheden, in tanks, boven de vergisters, in kelders ed. Dus kans op verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand en explosie. Er wordt niet gewerkt met werkvergunningen en gewerkt in zone 0. Verkenning V003/193 uitgevoerd op 30 oktober 2011 dor Sjon Wesemann (WESE) Algemene informatie: Het bedrijf heeft meerdere vergisters zie ook verslag V003/193. Deze installatie heeft een vermogen van 0,45 MW. Draait op 1 motor. In de toekomst de bedoeling dat het gas ook naar de andere installatie vervoerd wordt. Sector: Landbouw Aantal mogelijk blootgestelde werknemers: Aan risico’s werken met de installatie: 1 Explosie: 1
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 70 van 83
RI&E: Geen RI&E EVD: Niet uitgevoerd Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen: Niet uitgevoerd Biologische agentia: In de tank zitten 10000 verschillende kolonie vormende bacteriën. Men weet niet of er bacterie culturen inzitten die schadelijk kunnen zijn voor de medewerkers. Er is in ieder geval niet naar gekeken. Er kunnen schadelijke bacteriën in zitten zoals pathogene bacteriën en schimmels. Categorie installatie: 2 plantaardige vergisting Capaciteit installatie: 0,45 mWe Gebruikte co-producten: Maïs, uien, graan, vloeibare oliën Standtijd: 65 dagen H2S gehalte: Tussen de 100 ppm en 500 ppm Vergistingsproces: mesofiele (20-45°C) Geen eigen fakkelinstallatie Proces beschrijving: De stoffen komen via verschillende kanalen binnen. En wordt opgeslagen in silo’s en/of stortvakken op het buitenterrein. Daarna wordt een mengsel gemaakt voor de vergister. De vergister heeft een eigen bak voor het mengsel staan voor het vergisten. De standtijd in de vergister is ongeveer 65 dagen. Om niet te veel H2S te laten ontstaan wordt ijzerwater (FeOH2) bijgevoegd. Hierdoor reageert het H2S tot FeS en S. Als het biogas ontstaan is wordt deze middels een leiding bovenin de vergisters afgevangen en naar de WKK-installatie geleid. Voor aankomst bij de WKK-installatie wordt het gas door een condensator geleid waar het vocht in het gas condenseert. Daarna wordt met een ventilator de druk opgehoogd naar 100 mbar en wordt het gas verbrandt. De natte fractie wordt over een vijzelpers geleid zodat de dikke fractie, digestaat, afgevangen wordt. De dunne fractie gaat dan verder naar het volgende deel. In de dunne fractie zitten nog voldoende vezels. Deze worden middels ultrafiltratie afgevangen. In het vocht dat overblijft zitten veel voedingsstoffen. Het vocht wordt middels omgekeerde osmose gescheiden in water en een vaste fractie, kunstmest vervanger. Dit wordt gehaald uit de vloeibare fractie na de vergisting. Het digestaat dat overblijft wordt met de restwarmte van het rookgas gedroogd en verkocht. Onderhoud: Onder onderhoud wordt bij het bedrijf verstaan het dagelijks lopen van een ronde om te kijken of het oliepeil goed is en er onderdelen gesmeerd moeten worden. Verder geen preventief onderhoud alleen break-down principe. Er is geen back-up in de vorm van een omleiding naar een back-up systeem. In dat geval zal het gas dat vrijkomt uit de vergister naar de affakkel installatie geleid worden. Er wordt niet gewerkt met werkvergunningen. Werkzaamheden worden uitgevoerd in zone 0 omdat de pompen er niet uit kunnen en medewerkers dus de vergistingstanks in moeten. Ontwerpfout. Gevaren: • Explosie: inherent aan het proces. Echter door het toepassen van de juiste apparatuur, opleiding van personeel en onderhoud kan het risico van een explosie tot een minimum te beperken. Er is echter geen EVD dus de gevaren en maatregelen zijn niet in kaart gebracht. Bij vervanging van onderdelen is niet geborgd dat onderdelen vervangen worden door onderdelen van dezelfde kwaliteit en specificaties; • Bloostelling aan gevaarlijke stoffen: Tijdens het proces ontstaan gevaarlijke stoffen en worden gevaarlijke stoffen gebruikt. Het proces is echter gesloten zodat er alleen sprake is van blootstelling bij calamiteiten. Wel kan men blootgesteld worden Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 71 van 83
•
•
•
•
• • • • •
aan stoffen die toegevoegd worden en nodig zijn voor onderhoud en reinigen. Medewerkers dragen dan wel bescherming maar komen wel in de gevaren zone; Blootstelling biologische agentia. De blootstelling is niet beoordeeld. In de mest en de co-producten wat als afval binnenkomt kunnen schimmels en bacteriën zitten. In de vergistingstank zit een bacterie cultuur met ongeveer 10000 verschillende bacteriën; Geluid: De installatie produceert geluid. De verwachting is dat deze meer dan 80 dB(A) produceert maar minder dan 85 dB(A). Medewerkers dragen geen gehoorbescherming en beschikken daar ook niet over. Blootstellingsbeoordeling is dan ook niet gedaan; Machineveiligheid: De pompen en transportbanden zijn voldoende afgeschermd. De losse componenten zijn voorzien van een CE markering maar de gehele installatie is dat niet. Bij onderhoud, storingen en reinigingswerkzaamheden speelt dit wel mee omdat men de installatie onderdelen niet veiligstelt door deze spanningsloos en/of drukloos te maken. Daarbij komt ook nog eens dat een vergister niet direct stopt met de productie van biogas. Dit kan niet omdat er voeding bij de bacteriën aanwezig is; Inrichting arbeidsplaats: Op de locatie rijden tankwagens, vrachtwagens, tractor en een heftruck. Op deze specifieke locatie is het gevaar voor aanrijding door transport klein omdat er langzaam gereden wordt en geen doorgaand verkeer plaatsvindt. Vrachtwagens die moeten lossen komen via de zijkant binnen en niet waar het personeel vaak komt. Ook op de installatie zijn onvoldoende bordessen aanwezig op plaatsen waar men regelmatig moet komen Fysieke belasting: Geen gevaar; Trillingen: Geen gevaar Besloten ruimten: aanwezig in de vorm van kelder en silo’s. Als er gewerkt moet worden laat men wel eerst meten maar wordt niet gewerkt met werkvergunningen. Drukapparatuur: NVT < 0,5 bar; Medewerkers kunnen de installatie bedienen maar hebben geen idee van procesveiligheid en gevaren van de installatie. Ze zijn dus niet deskundig.
Wordt zuurstof toegevoegd om H2S om te zetten in S: Nee Inspecteursoordeel: Aandachtspunten zijn: Ex-zonering, werken in zone 0, vervangen van onderdelen door niet geschikte onderdelen en onderdelen in installatie niet beoordeeld terwijl deze in de zone zijn en geen Ex teken hebben. Weken op hoogte, weinig bordessen hierdoor valgevaar door werken op ladders. Blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia. Bij mest en co-producten kans op pathogene bacteriën en schimmels. Werken bij risico verhogende omstandigheden, in tanks, boven de vergisters, in kelders ed. Dus kans op verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand en explosie. Er wordt niet gewerkt met werkvergunningen en gewerkt in zone 0. Verkenning V003/196 uitgevoerd op 10 november 2011 door Sjon Wesemann (WESE) Algemene informatie: Dit is een industriële vergister omdat het ook van andere boeren mest inneemt. Het bedrijf heeft 1 vestigingsinstallatie en er weken 3 personen. Het bedrijf heeft een vermogen van 5,4 MW. Het bedrijf is in 2008 gestart. Sector: Industriële vergister Aantal mogelijk blootgestelde werknemers: Aan risico’s werken met de installatie: 3 Explosie gevaar: 3 RI&E: Het bedrijf heeft geen RI&E opgesteld en heeft een beperkt veiligheidsbewustzijn. EVD: Het bedrijf heeft geen EVD en is zich onvoldoende bewust van de risico’s. Voertuigen en tractoren komen tussen de tanks. Opslag van aangevoerde producten is buiten. Vloeibare producten worden opgeslagen in silo’s.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 72 van 83
Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen: Medewerkers kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen binnen de inrichting. Dit zijn stoffen die zijn ingekocht maar ook die ontstaan tijdens het proces. Er is geen beoordeling gemaakt van gevaarlijke stoffen. Medewerkers zijn zich onvoldoende bewust van de risico’s Biologische agentia: Medewerkers kunnen worden blootgesteld aan diverse bacteriën en schimmels die zitten in de aangevoerde mest en aangeleverde co-producten. Er heeft geen blootstellingsbeoordeling plaatsgevonden. Capaciteit WKK-installatie: 5,4 mWe Gebruikte co-producten: Geen dierlijke producten Standtijd: 103 dagen H2S gehalte: 5 ppm – 300 ppm Vergistingsproces: mesofiele (20-45°C) Installatie bestaande uit: 2 vergisters van elk 2800 m3 1 navergister van 2800 m3 1 tank voor glycerine van 14 m3 1 trommelscheider 1 ultra filtratie 1 omgekeerde osmose 2 verbrandingsmotoren van elk 2,7 MW Diverse leidingwerk Proces: De stoffen komen via verschillende kanalen binnen. Het maïs en andere stoffen liggen buiten opgeslagen. De glycerine die gebruikt wordt ligt opgeslagen in de silo die aanwezig is.De voeding van de installatie gebeurd automatisch. Daarvoor hoeft alleen een bunker gevuld te worden waar de voeding aan de hand van een wormtransport gevoerd wordt. Aan het te vergisten materiaal wordt verder alleen nog glycerine toegevoegd in de vergisters. Daarnaast wordt om de vorming van H2S tegen te gaan zuurstof toegevoegd aan de tank zodat het zwavel omgezet wordt in zwavel met als tussen stap zwaveldioxide. De standtijd in de vergister is ongeveer 103 dagen. Om de H2S ook nog te laten binden wordt gebruik gemaakt van een zwavelnet die in de vergister hangt. Als het biogas ontstaan is wordt deze middels een leiding bovenin de vergisters afgevangen en naar het de condensator geleid waar het condens uit het gas gehaald wordt. Daarna wordt het biogas middels een ventilator op een druk gebracht van 100 mbar en door de WKK-installatie verbrandt wordt de opgewerkte energie wordt geleverd aan het 10 KV net. Na verblijf in de hoofd vergisters wordt het overgepompt naar de navergister. Als de fractie uitgeregeerd is wordt deze naar de opslagtank gepompt vanwaar de nabewerking start. De fractie wordt over een trommelscheider geleid zodat de dikke fractie, digestaat, afgevangen wordt. Dit wordt gedaan omdat in de dunne fractie veel stikstofhoudende mineralen zitten. De dunne fractie wordt wanneer dat toegestaan is uitgereden over het land. Het water wordt gezuiverd door omgekeerde osmose. Hierbij zijn zoutzuur, fosforzuur, natronloog nodig. Onderhoud: Het onderhoud wordt voor een groot deel zelf gedaan. Er is echter geen onderhoudsschema om preventief onderhoud uit te voeren. Dit overzicht is ook niet in opbouw. Pas als iets kapot gaat wordt het vervangen. Ook hier lopen weer rechtszaken tegen de bouwers door fouten. Dit is iets wat je veelvuldig hoort binnen de vergistingswereld. Gevaarsaspecten: • Explosie: inherent aan het proces. Echter door het toepassen van de juiste apparatuur, opleiding van personeel en onderhoud kan het risico van een explosie tot een minimum te beperken. Er is echter geen EVD waardoor het bewustzijn van de mogelijke aanwezigheid van explosieve atmosferen onvoldoende is. De wegen tussen de vergisters zijn verhard en er kunnen dus ook voertuigen nabij of in de Ex-zone komen. Bij vervanging van onderdelen is niet geborgd dat onderdelen vervangen worden door onderdelen van dezelfde kwaliteit en specificaties; Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 73 van 83
•
• •
•
• • • • • •
Bloostelling aan gevaarlijke stoffen: Tijdens het proces ontstaan gevaarlijke stoffen en worden gevaarlijke stoffen gebruikt. Het proces is echter gesloten zodat er alleen sprake is van blootstelling bij calamiteiten. Wel kan men blootgesteld worden aan stoffen die toegevoegd worden en nodig zijn voor onderhoud en reinigen; Blootstelling biologische agentia. De blootstelling is niet beoordeeld. In de co-producten wat als afval binnenkomt kunnen schimmels en bacteriën zitten. In de vergistingstank zit een bacteriecultuur met ongeveer 10000 verschillende bacteriën. Geluid: De WKK en de osmoge installatie produceert geluid. De verwachting is dat deze meer dan 80 dB(A) produceert maar minder dan 85 dB(A), behalve de WKK-installatie maar deze staat in een afgesloten ruimte.. Medewerkers dragen geen gehoorbescherming alleen bij de draaiende WKK-installatie. Blootstellingsbeoordeling lawaai is dan ook niet gedaan; Machineveiligheid: De pompen en transportbanden zijn voldoende afgeschermd. De losse componenten zijn voorzien van een CE markering maar de gehele installatie is dat niet. Bij onderhoud, storingen en reinigingswerkzaamheden speelt dit wel mee omdat men de installatie onderdelen niet veiligstelt door deze spanningsloos en/of drukloos te maken. Daarbij komt ook nog eens dat een vergister niet direct stopt met de productie van biogas. Dit kan niet omdat er voeding bij de bacteriën aanwezig is; Inrichting arbeidsplaats: Op de locatie rijden tankwagens, vrachtwagens en een heftruck. Op deze specifieke locatie is het gevaar voor intern transport klein omdat er langzaam gereden is het aanrijd gevaar niet groot; Fysieke belasting: Geen gevaar; Trillingen: Geen gevaar Besloten ruimten: In de vergisters, de navergisters, de opslag tank, en de gas opwerkingsinstallatie containers 2 stuk behoren hierbij. Drukapparatuur: Is niet aanwezig beveiligingen werken op 0,5 bar; De bedrijfsleider geeft aan wel deskundig te zijn. Andere medewerkers hebben geen opleiding maar hebben het vak leren kennen door het te doen.
Wordt zuurstof (lucht) toegevoegd om H2S om te zetten in S: Ja, 0,2 %vol. Het vooralarm gaat af bij 0,4 vol% en het hoofdalarm gaat af bij 0,6 %vol. Inspecteursoordeel: Aandachtspunten zijn: Ex-zonering Vervangen van onderdelen Weken op hoogte Blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia Werken met gevaarlijke stoffen Werken bij risico verhogende omstandigheden, in tanks, boven de vergisters, in kelders ed. Verkenning V003/197 uitgevoerd op 14 november 2011 door Sjon Wesemann (WESE) Algemene informatie: Het is een bedrijf met verschillende activiteiten. Er worden varkens gefokt, veevoer gemaakt, frisdrank en biogas productie. De vergistingsinstallatie staat niet op het vestigingsadres van de bv en er werken 5 personen. Het bedrijf is in 2006 begonnen met vergisten en heeft sinds 2008 een uitbreiding gehad. Het bedrijf produceert 54000 m3 per dag. Sector: Industriële vergister Aantal mogelijk blootgestelde werknemers: Aan risico’s werken met de installatie: 5 Explosie: 5 RI&E: Het bedrijf heeft een RI&E uit 2006 en is verouderd omdat de uitbreiding van 2008 niet is opgenomen. De vergistingsinstallatie is opgenomen in de RI&E maar er zijn geen verder verdiepende onderzoeken uitgevoerd. EVD: Er is een explosieveiligheidsdocument (EVD) opgesteld. Deze is echter niet volledig omdat onderdelen niet zijn meegenomen in de beoordeling zoals pompen die vervangen zijn, compressor, zaklamp die gebruikt wordt enz. Ook werkt men in de gevarenzone. Zo heeft een operator een kantoortje in zone 2. Ook moet men als er dompelmixers vervangen moeten worden in zone 0 gewerkt worden. Verkeerd ontwerp dat niet genoemd is in het EVD. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 74 van 83
Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen: Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen is niet gemaakt. Ook worden geen metingen verricht bij het uitvoeren van werkzaamheden. Medewerkers kunnen worden blootgesteld aan het biogas dat vrijkomt bestaande uit methaan, kooldioxide, H2S en nog wat andere stoffen. De blootstelling aan H2S zal in het algemeen alleen bij storingen, onderhoud en calamiteiten plaatsvinden. De blootstelling van dan oplopen van 50 ppm tot ongeveer 500 ppm. Hierbij moet je denken aan het verhelpen van storingen aan de dompelpompen en vervangen daarvan. Hierbij moet dan het dak verwijderd worden en staat men bloot aan gevaarlijke concentraties H2S en CO2. Ook voor explosie veiligheid is dat een issue. Biologische agentia: In de tank zitten 10000 verschillende kolonie vormende bacteriën. Men weet niet of er bacterie culturen inzitten die schadelijk kunnen zijn voor de medewerkers. Er is in ieder geval niet naar gekeken. Ook door de dierlijke bijvoeging, afval van supermarkten, staat men bloot aan biologische agentia. Dit kunnen schadelijke pathogene bacteriën zijn zoals van het geslacht Salmonella en Enterobacteriën. Ook het achteraf hygiëniseren kan een extra probleem geven omdat de schadelijke bacteriën de kans krijgen om te groeien en het blootstellingsmoment is ook groter. Categorie installatie: Cat 3, dierlijke producten en plantaardige co-producten Capaciteit WKK-installatie: 4,5 mWe Gebruikte co-producten: Afval uit supermarkten, Maïs, uien, graan en andere plantaardige en dierlijk co-producten. Standtijd: 80 dagen H2S gehalte: 50 ppm – 500 ppm Vergistingsproces: mesofiele (20-45°C) Installatie bestaande uit: 4 vergisters van elk 2500 m3 1 tussen vergister 4000 m3 1 navergister van 2500 m3 3 mestzakken van elk 4000 m3 5 verbrandingsmotoren, 1 0,45 MW, 1 0,65 MW, 2 van 1,065 MW en 1 van 1,3 MW 2 mengbunkers voor mix voeding a 200 m3 1 mengtank voor mix dat gereed is voor de vergisting 5 silo’s voor vloeibare co-producten van elk 120 m3 Diverse leidingwerk 1 tank voor ijzerwater van 40m3 Hygiënisatie 1 uur 70 oC achteraf Proces beschrijving: De stoffen komen via verschillende kanalen binnen. Het aller wordt per as aangeleverd. Vloeibare producten worden gelost in de silo’s die daarvoor beschikbaar zijn. Vaste stoffen worden gestort in opslagvakken al dan niet overdekt. Van de vaste coproducten wordt een mix gemaakt dat middelt een wormtransport in een bak gedeponeerd wordt. In deze bak worden ook de vloeibare producten bijgevoegd daarna wordt elk ½ uur de vergister gevoed met ongeveer 1 ton gereed mix. De vergisters zijn beveiligd met watersloten. Men is nu bezig met het vervangen van de dompelpompen voor mixers die er van buitenaf uitgehaald kunnen worden zodat het dak niet meer open hoeft. Als er een ton is toegevoerd wordt er ook weer een ton uitgehaald. Deze gaat dan de tussen vergister in. Daarna gaat het vanuit de tussen vergister naar de navergister en vanuit de navergister naar installatie die het digestaat hygiëniseerd. Daarna wordt het afgekoeld en wordt het in een mestzak geleid. Om het H2S om de zetten wordt 0,8 %vol lucht toegevoegd aan de tank. Als dat niet voldoende is wordt ijzerwater toegevoegd. Er wordt dagelijks gemeten en de motor kan niet zoveel lucht toevoegen gezien de capaciteit dat men niet binnen de explosie grenzen kan komen. Als het biogas ontstaan is wordt deze middels een leiding bovenin de vergisters afgevangen en naar de WKK installatie geleid. Om het vocht eruit te krijgen wordt het gas over een gekoeld membraan geleid zodat het water gecondenseerd. Daarna wordt met een ven de druk opgevoerd tot 100 mbar en kan het gas verbrand worden. Het digestaat dat ik de mestzakken zit is gereed voor afvoer. Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 75 van 83
Onderhoud: Het onder onderhoud wordt uitbesteed. Alleen de olie en eventueel bougies worden zelf vervangen. Verder is bekend dat een aantal onderdelen preventief vervangen moeten worden omdat deze slijten. Hiervoor zijn contracten afgesloten met leveranciers voor het leveren van die onderdelen het inbouwen doen ze zelf. Men is op dit moment bezig met het opbouwen van een onderhoudsschema. Het gevaar zit hem hier in het ontbreken van een check of het onderdeel dat vervangen wordt wel de juiste is met dezelfde specificaties als het onderdeel dat eruit gaat. Verder zijn de meest kritische onderdelen op voorraad of is contractueel geregeld dat deze binnen een bepaalde tijd geleverd moeten worden. Er is geen back-up in de vorm van een omleiding naar een back-up systeem. In dat geval zal het gas dat vrijkomt uit de vergister naar de affakkel installatie geleid worden. Gevaren: • Explosie: inherent aan het proces. Echter door het toepassen van de juiste apparatuur, opleiding van personeel en onderhoud kan het risico van een explosie tot een minimum te beperken. Hier is echter al sprake van een verouderd EVD en waarvan niet alle maatregelen geïmplementeerd zijn. Bovendien is niet alle apparatuur opgenomen in het EVD zo zijn apparaten aangetroffen in zone 2 maar kon geen kenmerk aangetroffen worden op de apparaten dat de daaraan voldoen. Bij vervanging van onderdelen is niet geborgd dat onderdelen vervangen worden door onderdelen van dezelfde kwaliteit en specificaties; • Bloostelling aan gevaarlijke stoffen: Tijdens het proces ontstaan gevaarlijke stoffen en worden gevaarlijke stoffen gebruikt. Het proces is echter gesloten zodat er alleen sprake is van blootstelling bij calamiteiten. Hierbij moet gedacht worden aan het vervangen van dompelmixers waarbij het dak waarin het gas zit geopend moet worden. Wel kan men blootgesteld worden aan stoffen die toegevoegd worden en nodig zijn voor onderhoud en reinigen; • Blootstelling biologische agentia. De blootstelling is niet beoordeeld. In de mest afkomstig van varkens kunnen pathogene bacteriën en schimmels zitten. In de co-producten wat als afval binnenkomt kunnen salmonella en Enterobacterien zitten. In de vergistingstank zit een bacterie cultuur met ongeveer 10000 verschillende bacteriën. • Geluid: De installatie produceert geluid. De verwachting is dat deze meer dan 80 dB(A) produceert maar minder dan 85 dB(A). Medewerkers dragen geen gehoorbescherming en beschikken daar ook niet over. Blootstellingsbeoordeling is dan ook niet gedaan; • Machineveiligheid: De pompen en transportbanden zijn voldoende afgeschermd. De losse componenten zijn voorzien van een CE markering maar de gehele installatie is dat niet. Bij onderhoud, storingen en reinigingswerkzaamheden speelt dit wel mee omdat men de installatie onderdelen niet veiligstelt door deze spanningsloos en/of drukloos te maken. Daarbij komt ook nog eens dat een vergister niet direct stopt met de productie van biogas. Dit kan niet omdat er voeding bij de bacteriën aanwezig is; • Inrichting arbeidsplaats: Op de locatie rijden tankwagens en vrachtwagens. Op deze specifieke locatie is het gevaar voor intern transport niet ondenkbaar omdat er veel gereden wordt. Er bevinden zich een aantal bunkers waar verstikking, bedwelming, vergiftiging en brandgevaar een gevaar is. Dat wordt echter niet zo ervaren. Gebruik van defecte ladder. Zwavelzuur tank van 3 m3 op terrein zonder lekbak en zonder aanrijdgevaar. • Fysieke belasting: Geen gevaar; • Trillingen: Geen gevaar • Besloten ruimten: Een tweetal bunkers zijn aanwezig en buiten gelegen. Er worden geen metingen verricht als medewerkers daarin gaan. • De medewerkers kunnen omgaan met de installatie maar zien niet alles en weten ook niet alles. De lamp die zij gebruiken is niet geschikt voor een Ex zone en ook andere apparatuur geldt dat. Er wordt niet gewekt met werkvergunningen en medewerkers zijn niet geïnstrueerd over de gevaren Wordt lucht toegevoegd om H2S om te zetten in S: Ja, 0,8%vol wordt dagelijks gemeten, kan door de capaciteit van de pomp niet in het explosie gebied komen. Inspecteursoordeel: Aandachtspunten zijn: EVD is opgesteld nadat de installatie al in bedrijf is genomen. Hierdoor blijken keuzes gemaakt te zijn die niet verstandig zijn. Zoals het gebruik van dompelpompen. Deze pompen hebben geen lang leven. Zij moeten na 2-3 jaar vervangen worden. Dit doen zij door het dak te lichten en de pomp naar boven te hijsen met een kraan. Ik begreep dat zij soms ook de tank ingaan met perslucht. Dit kan en mag niet omdat het zone 0 is in de tank en bij open van het dak ook rond die opening. Uit alles blijkt dat zij niet goed weten wat zonering inhoud en hoe je het moet interpreteren. Ex-zonering, het werken in een zone en de kennis van medewerkers en gebruik van materieel in de zone. Vervangen van onderdelen ook binnen de Ex-zone door materieel dat niet in die zone past Blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia (verstikking, vergiftiging en bedwelming) Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 76 van 83
Werken bij risico verhogende omstandigheden, in tanks, boven de vergisters, in kelders ed. Verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand en explosie. Verkenning V003/203 uitgevoerd op 14 november 2011 door Sjon Wesemann (WESE) Algemene informatie: Het is een bedrijf dat de vergister runt voor een Hoog Heemraadschap. De vergistingsinstallatie staat aan de 2 vergisters en 2 gashouders. Het bedrijf is in 2006 begonnen met vergisten en heeft diverse aanpassingen in het systeem doorgevoerd. Het bedrijf produceert 5,5 miljoen m3 biogas per jaar. Sector: Afvalwaterzuivering Aantal mogelijk blootgestelde werknemers: Aan risico’s werken met de installatie: 2 Explosie: 30 RI&E: Het bedrijf heeft een RI&E uit 2006 en is verouderd omdat aanpassingen van de installatie niet zijn doorgevoerd in de RI&E. De vergistingsinstallatie is opgenomen in de RI&E. EVD: Er is een explosieveiligheidsdocument (EVD) opgesteld. Deze is echter niet actueel omdat in de loop der jaren aanpassingen gedaan zijn die niet zijn opgenomen in het EVD en ok niet aantoonbaar vooraf gedocumenteerd. Zoneringen zijn niet correct aangegeven en in de ruimten waar methaan vrij zou kunnen komen zitten openingen in wanden en muren waardoor het gas naar een andere ruimte zou kunnen stormen. Er zit geen roerwerk in de tank het geheel wordt in beweging gehouden door een deel van het methaan weer terug de tank in te pompen. Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen: Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen gemaakt. Maar echter alleen voor de stoffen die gebruikt worden. Er is geen rekening gehouden met stoffen die gevormd worden tijdens de productie. Medewerkers kunnen worden blootgesteld aan het biogas dat vrijkomt bestaande uit methaan, kooldioxide, H2S en nog wat andere stoffen. De blootstelling aan H2S zal in het algemeen alleen bij storingen, onderhoud en calamiteiten plaatsvinden. Biologische agentia: Er is allen gekeken naar bacteriën en virussen die uit het slib meegekomen kunnen zijn. Wat als cultuur gebruikt wordt is niet naar gekeken. In de tank zitten veel verschillende kolonie vormende bacteriën. Men weet niet of er bacterie culturen inzitten die schadelijk kunnen zijn voor de medewerkers. Ook schadelijke pathogene bacteriën zijn zoals van het geslacht Salmonella en Enterobacteriën is niet naar gekeken. Categorie installatie: Cat 2 Capaciteit WKK-installatie: 3,75 mWe (motoren) Gebruikte co-producten: Geen Standtijd: 20 dagen H2S gehalte: 50 ppm – 500 ppm Vergistingsproces: thermofiele (50-60°C) Installatie bestaande uit: 2 vergisters van elk 11600 m3 2 gashouders van elk 4000m3 3 verbrandingsmotoren van 1.075 kW Diverse leidingwerk 1 tank voor ijzerwater van 40m3 Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 77 van 83
Proces beschrijving: Het slib komt met het afvalwater binnen. Het slib wordt middels bezinkbakken ingewonnen. Daarna wordt nog een vlokmiddel IJzerchloride toegevoegd om zwevende delen neer te slaan. Ook deze worden middels bezinkbakken ingewonnen. Het materiaal wordt daarna ingebracht in de vergister. De Vergisters worden op temperatuur gehouden door de warmte die vrijkomt bij het opwekken van elektriciteit met behulp van een warmtekrachtkoppeling. Het gas dat ontstaat wordt opgevangen in een gashouder die ook zorgt voor een kleine voorraad gas voor de motoren. Het vergiste slib wordt daarna ingedikt en afgevoerd naar een verbrandingsinstallatie. Bij storingen staat een affakkelinstallatie gereed. Onderhoud: Het onder onderhoud wordt zelf uitgevoerd en indien er meer capaciteit nodig is wordt een onderaannemer ingehuurd. Verder is bekend dat een aantal onderdelen preventief vervangen moeten worden omdat deze slijten. Hiervoor zijn contracten afgesloten met leveranciers voor het leveren van die onderdelen het inbouwen doen ze zelf. Men is op dit moment bezig met het opbouwen van een onderhoudsschema. Het gevaar zit hem hier in het ontbreken van een check of het onderdeel dat vervangen wordt wel de juiste is met dezelfde specificaties als het onderdeel dat eruit gaat. Verder zijn de meest kritische onderdelen op voorraad of is contractueel geregeld dat deze binnen een bepaalde tijd geleverd moeten worden. Er is geen back-up in de vorm van een omleiding naar een back-up systeem. In dat geval zal het gas dat vrijkomt uit de vergister naar de affakkel installatie geleid worden. Gevaren: • Explosie: inherent aan het proces. Echter door het toepassen van de juiste apparatuur, opleiding van personeel en onderhoud kan het risico van een explosie tot een minimum te beperken. Hier is echter al sprake van een verouderd EVD en waarvan niet alle maatregelen geïmplementeerd zijn. Bij vervanging van onderdelen is niet geborgd dat onderdelen vervangen worden door onderdelen van dezelfde kwaliteit en specificaties; • Bloostelling aan gevaarlijke stoffen: Tijdens het proces ontstaan gevaarlijke stoffen en worden gevaarlijke stoffen gebruikt. Het proces is echter gesloten zodat er alleen sprake is van blootstelling bij calamiteiten. Hierbij moet gedacht worden aan het vervangen van leidingen, pompen ed. Wel kan men blootgesteld worden aan stoffen die toegevoegd worden en nodig zijn voor onderhoud en reinigen. Van de laatst genoemde stoffen is de blootstellingen wel beoordeeld; • Blootstelling biologische agentia. De blootstelling is niet beoordeeld. Wel is gekeken naar bacteriën en virussen afkomstig van mensen die meegevoerd kunnen worden met het slib. • Geluid: De installatie produceert geluid. De verwachting is dat deze meer dan 80 dB(A) produceert maar minder dan 85 dB(A). Blootstellingsbeoordeling is uitgevoerd; • Machineveiligheid: De pompen en transportbanden zijn voldoende afgeschermd. De losse componenten zijn voorzien van een CE markering maar de gehele installatie is dat niet. Bij onderhoud, storingen en reinigingswerkzaamheden speelt dit wel mee omdat men de installatie onderdelen niet veiligstelt door deze spanningsloos en/of drukloos te maken. Daarbij komt ook nog eens dat een vergister niet direct stopt met de productie van biogas. Dit kan niet omdat er voeding bij de bacteriën aanwezig is; • Inrichting arbeidsplaats: Op de locatie rijden tankwagens en vrachtwagens. Op deze specifieke locatie is het gevaar voor intern transport niet ondenkbaar omdat er veel gereden wordt; • Fysieke belasting: Geen gevaar; • Trillingen: Geen gevaar • Besloten ruimten: Alleen in de vergisters, gashouders. Er worden metingen verricht als medewerkers daarin gaan en dragen nabij de installatie ook een H2S meter bij zich;. • De medewerkers kunnen omgaan met de installatie maar zien niet alles en weten ook niet alles. Ook gevaar door onderaannemers die zich niet aan de vergunning houden. De vraag is ook of de vergunning goed wordt doorgenomen met de onderaannemer. Wordt lucht toegevoegd om H2S om te zetten in S: Nee Inspecteursoordeel: Aandachtspunten zijn: EVD is opgesteld nadat de installatie al in bedrijf is genomen. Aanpassingen zijn doorgevoerd maar het EVD is daarop niet aangepast. Naleving van de vergunningen die afgegeven zijn is onvoldoende. Dan ook het toezicht daarop omdat tijdens de rondgag tot 2 maal werd geconstateerd dat men iets anders wilde dan op vergunning vermeld. Ex-zonering, het werken in een zone en de kennis van medewerkers en gebruik van materieel in de zone. Blootstelling gevaarlijke stoffen niet compleet wel is gekeken naar stoffen die gebruikt worden maar niet naar stoffen die tijdens het proces ontstaan.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 78 van 83
Blootstelling aan biologische agentia is alleen gekeken naar mogelijke bacteriën en virussen die worden meegenomen met het slib afkomstig van mensen. Naar de cultuur van bacteriën in de tan kis verder niet gekeken. (verstikking, vergiftiging en bedwelming) werkvergunningen moeten goed nageleefd worden. Meer toezicht op houden en voorlichting geven. Verkenning V003/205 uitgevoerd op 15 december 2011 door S. Wesemann (WESE) Algemene informatie: Het is een bedrijf dat de vergister runt voor het Hoog Heemraadschap Delfland. De vergistingsinstallatie bestaat uit 2 vergisters en 1 gashouders en 3 gasmotoren. Het bedrijf is in 1982 begonnen met vergisten en heeft in 1996 de installatie gereviseerd. Sector: Afvalwaterzuivering Aantal mogelijk blootgestelde werknemers: Aan risico’s werken met de installatie: 4 Explosie: 25 RI&E: Het bedrijf heeft een RI&E uit 2005 en is verouderd. Op dit moment ligt een nieuwe RI&E ter toetsing bij de bedrijfsleiding. De vergistingsinstallatie is opgenomen in de RI&E. EVD: Er is een explosieveiligheidsdocument (EVD) opgesteld. Deze is van 2006. Op dit moment is een nieuw explosie veiligheidsdocument in de maak. Het concept is daarvan ingezien. Ook wordt nu gewerkt met 3d tekeningen voor het aangeven van zones. Dat maakt het geheel duidelijker voor medewerkers. Zones worden goed gehanteerd en men werkt met een werkvergunningen stelsel om het een en ander goed te regelen. Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen: Blootstellingsbeoordeling gevaarlijke stoffen is niet gemaakt. Men ziet daar ook de noodzaak niet toe omdat er volgens de veiligheidskundige geen echt gevaarlijke stoffen meer binnen het bedrijf aanwezig zijn. Men kijkt naar de stoffen die men gebruikt bij het proces en niet die vrij kunnen komen. Alleen met H2S en methaan wordt rekening gehouden. Medewerkers kunnen worden blootgesteld aan het biogas dat vrijkomt bestaande uit methaan, kooldioxide, H2S en nog wat andere stoffen. De blootstelling aan H2S zal in het algemeen alleen bij storingen, onderhoud en calamiteiten plaatsvinden. Biologische agentia: Er is gekeken naar bacteriën en virussen die uit het slib meegekomen kunnen zijn en endotoxines. Dat is op centraal niveau gedaan door Stowa en beschikbaar voor alle rioolwaterzuiveringen. Wat als cultuur gebruikt wordt is niet naar gekeken. In de tank zitten veel verschillende kolonie vormende bacteriën. Men weet niet of er bacterie culturen inzitten die schadelijk kunnen zijn voor de medewerkers. Ook schadelijke pathogene bacteriën zijn zoals van het geslacht Salmonella en Enterobacteriën is niet naar gekeken. Categorie installatie: Cat 2 Capaciteit WKK-installatie: 0,75 mWe (motoren) Gebruikte co-producten: Geen Standtijd: 21 dagen H2S gehalte: < 200 ppm Vergistingsproces: mesofiele (20-45°C) Installatie bestaande uit: 2 vergisters van elk 4500 m3 1 gashouder van 500 m3 Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 79 van 83
3 verbrandingsmotoren van totaal 750 kW Diverse leidingwerk 2 tanks voor ijzerwater (FeCl3) van totaal 40m3 Proces beschrijving: Het slib komt met het afvalwater binnen. Het slib wordt middels bezinkbakken ingewonnen. Daarna wordt nog een vlokmiddel IJzerchloride toegevoegd om zwevende delen neer te slaan. Ook deze worden middels bezinkbakken ingewonnen. Het materiaal wordt daarna ingebracht in de vergister. De Vergisters worden op temperatuur gehouden door de warmte die vrijkomt bij het opwekken van elektriciteit met behulp van een warmtekrachtkoppeling. Het gas dat ontstaat wordt opgevangen in een gashouder die ook zorgt voor een kleine voorraad gas voor de motoren. Het vergiste slib wordt daarna ingedikt en afgevoerd naar een verbrandingsinstallatie. Bij storingen staat een affakkelinstallatie gereed. Onderhoud: Het onderhoud wordt zelf uitgevoerd en indien er meer capaciteit nodig is wordt een onderaannemer ingehuurd. Verder is bekend dat een aantal onderdelen preventief vervangen moeten worden omdat deze slijten. Een onderhoudsprogramma is beschikbaar en wordt uitgevoerd. Daar waar bekend dat onderdelen slijten wordt een termijn voor vervanging vastgesteld. Ze zijn er echter nog niet helemaal omdat eest de investering afgeschreven moet zijn voordat men gaat vervangen het is echter wel zo dat bepaalde onderdelen eerder op gebied van veiligheid vervangen moeten worden. Met de KAM afdeling wordt gewerkt aan het uitvoeren van een HOZOP achtige studie om ook dat soort dingen in kaart te brengen. Er is geen back-up in de vorm van een omleiding naar een back-up systeem. In dat geval zal het gas dat vrijkomt uit de vergister naar de affakkel installatie geleid worden. Gevaren: • Explosie: inherent aan het proces. Echter door het toepassen van de juiste apparatuur, opleiding van personeel en onderhoud kan het risico van een explosie tot een minimum te beperken. Hier is echter al sprake van een verouderd EVD en waarvan niet alle maatregelen geïmplementeerd zijn. Alle acties uit het huidige EVD zijn verwerkt; • Bloostelling aan gevaarlijke stoffen: Tijdens het proces ontstaan gevaarlijke stoffen en worden gevaarlijke stoffen gebruikt. Het proces is echter gesloten zodat er alleen sprake is van blootstelling bij calamiteiten. Hierbij moet gedacht worden aan het vervangen van leidingen, pompen ed. Wel kan men blootgesteld worden aan stoffen die toegevoegd worden en nodig zijn voor onderhoud en reinigen. Er is geen blootstellingsbeoordeling uitgevoerd; • Blootstelling biologische agentia. De blootstelling is beoordeeld maar dan alleen voor bacteriën en virussen afkomstig van mensen die meegevoerd kunnen worden met het slib. Blootstelling aan bacteriën in de vergister is niet beoordeeld. • Geluid: De installatie produceert geluid. De verwachting is dat deze meer dan 80 dB(A) produceert maar minder dan 85 dB(A). Blootstellingsbeoordeling is uitgevoerd; • Machineveiligheid: De pompen en transportbanden zijn voldoende afgeschermd. De losse componenten zijn niet allemaal voorzien van een CE markering maar dat komt omdat de installatie van voor 1995 is. Daarbij komt ook nog eens dat een vergister niet direct stopt met de productie van biogas. Dit kan niet omdat er voeding bij de bacteriën aanwezig is; • Inrichting arbeidsplaats: Op de locatie rijden tankwagens en vrachtwagens. Op deze specifieke locatie is het gevaar voor intern transport niet ondenkbaar omdat er veel gereden wordt maar de installatie is wel afgeschermd en er komen echter weinig mensen op het terrein; • Fysieke belasting: Geen gevaar; • Trillingen: Geen gevaar • Besloten ruimten: Alleen in de vergisters en gashouder. Er worden metingen verricht als medewerkers daarin gaan en dragen nabij de installatie ook een H2S meter bij zich;. Wordt lucht toegevoegd om H2S om te zetten in S: Nee Inspecteursoordeel: Aandachtspunten zijn: Ex-zonering, het werken in een zone en de kennis van medewerkers en gebruik van materieel in de zone. Blootstelling gevaarlijke stoffen is niet uitgevoerd en men is zich daarvan ook niet bewust. Men geeft aan geen gevaarlijke stoffen in huis te hebben. Blootstelling aan biologische agentia is alleen gekeken naar mogelijke bacteriën en virussen die worden meegenomen met het slib afkomstig van mensen. Naar de cultuur van bacteriën in de tan kis verder niet gekeken. Bedrijf heeft het redelijk goed op orde.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 80 van 83
Verkenning V003/207 uitgevoerd op 13 december 2011 door S. Wesemann (WESE) Algemene informatie: Dit bedrijf is een fabrikant van vergistingsinstallaties en nog niet erg lang actief in Nederland. Het bedrijf worstelt zelf ook met de vraag hoe om te gaan met veiligheid en daarbij rekening houdend met concurrentie. Bouwt veel in het buitenland. Sector: Energie Ontwikkeling: Tijdens het ontwerp wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het veilig uitleggen van de installaties. Al wordt toegegeven dat dingen, zoals mixers, niet altijd anders gebouwd kunnen worden. Voorafgaand aan de bouw worden HAZOP studies uitgevoerd. Daarnaast wordt voor oplevering van de installatie een EVD opgesteld. Actiepunten die daaruit naar voren komen worden voor oplevering opgelost. Na de overdracht krijgt de klant het EVD. Vanuit het bedrijf loopt een werknemers een tijd lang mee met de klant om zo de installatie te leren bedienen. De directeur geeft ook aan dat veiligheid daar onderbelicht blijft zeker ook gezien het niveau van mensen die daarmee om moeten gaan. Deze hebben de instelling dat de installatie moet draaien en zij er niet teveel tijd aan kwijt zijn. Wat betreft onderhoud is het maar net hoe de klant het geregeld wil hebben. Het onderhoud kan in beheer gegeven worden maar men kan ook een eigen weg daarin kiezen. Tijdens het gesprek werd ook duidelijk dat ook het bedrijf tegen problemen aanlopen mbt beveiligingen van de installatie. Zo is bij de 1e installatie geen affakkelinstallatie geplaatst en was dat ook niet opgenomen in het EVD. Nu heeft het bedrijf besloten geen installaties meer te bouwen zonder affakkelinstallatie. De omgeving en transportmiddelen worden wel meegenomen in het EVD. Watersloten worden wel gebruikt in de installatie of deze echter verwarmd zijn is niet bekend maar gaat de directeur wel vanuit. Ook de directeur is zich ervan bewust dat de installaties deels onveilig zijn en dat gebruikers niet voldoende opgeleid zijn wat ik heb bevestigd. De directeur is op zoek naar handvatten die hem verder kunnen helen om het veiligheidsbewustzijn te vergroten zodat het ook de veiligheid ten goede komt. Een gedachte van hem was het ontwikkelen van een opleiding die ingaat op de risico’s met werken met dit soort installaties en hoe daar veilig mee omgegaan kan worden. De vraag was of de Arbeidsinspectie een dergelijke opleiding kon verplichten voor bedrijven die deze installaties bedrijven en of de Arbeidsinspectie mee kan ontwikkelen aan een dergelijk training. Wij als Arbeidsinspectie hebben aangegeven geen medewerking te kunnen verlenen bij het ontwikkelen van een opleiding en deze verplicht te stellen. Wel is uitgelegd dat middels de branche verenigingen collectief initiatief genomen kan worden in de vorm van Nederlandse Technische Afspraken of Nederlandse Praktijk Richtlijnen via het NNI. Daarnaast kan middels de branche vereniging en de werkgers- en werknemersvertegenwoordiging een arbocatalogus ontwikkeld worden waarin afspraken gemaakt worden over hoe bepaalde zaken geregeld moeten worden. Hierbij moet dan gedacht worden aan verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand en explosie, inrichting arbeidsplaats, blootstelling gevaarlijke stoffen en blootstelling biologische agentia. Tijdens het gesprek kwam ook aan de orde dat het gezien moet worden als een proces industrie maar dat de gebruikers daar nog niet klaar voor zijn. Aan blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia wordt geen aandacht geschonken omdat dit valt onder het gebruik van de installatie. De inrichting van de arbeidsplaats valt wel onder het ontwerp. Niet overal wordt met bordessen gewerkt. Wat gebruik ladder of hoogwerkers noodzakelijk maakt. Het onderhoud aan mixers vindt plaats door de op te lichten uit de vloeistof. Vervolgens wordt met een hoogwerker en perslucht het onderhoud uitgevoerd boven de vergister of net onder de betonnen rand van de vergister (dus in de vergister). Wel worden dan de afsluiters dichtgezet van de andere tanks. De voeding van de tanks wordt eerder gestopt om zo de productie te remmen. Dan wordt de gaskap geopend en geventileerd. Er wordt echter geen rekening gehouden met de productie van gas op dat moment. Men werkt dus in zone 0. Ook de houten dakconstructie is aan de orde geweest. Deze past het bedrijf niet toe maar op de vraag of de spanbanden die zij gebruiken wel bestand zijn tegen de atmosfeer waar deze opgepast wordt wist de directeur niet. Er wordt dus niet gekeken of het ontwerp verbetert kan worden. Tevens wordt aangegeven da men niet weet wat precies onder de ATEX richtlijn valt. Het bedrijf kon geen antwoord geven op de gaskap gelijk als explosie luik fungeert omdat deze het snel begeeft. De gehele installatie wordt niet voorzien van een EG-verklaring van overeenstemming. Het bedrijf kent de regels ook niet waar deze verplichtingen uit voort komen. Het bedrijf kent de documenten Handreiking (co-)vergisting van mest, juli 2009 van Infomil en Veiligheidsregels en
technische preventierichtlijnen bij de bouw en het gebruik van agrarische biogasinstallaties, oktober 2005 van FOV Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 81 van 83
niet. Er wordt gebouwd op eigen concept dat ontwikkeld is en daarbij wordt geen gebruik gemaakt van genoemde documenten. Inspecteursoordeel: Aandachtspunten zijn: Productveiligheid onder de aandacht brengen. Verplichtingen fabrikant. Daarnaast bewust maken dat zij ten aanzien van de installatie de gebruikers moeten wijzen op de risico’s die het bedrijven van de installatie met zich meebrengt en hoe deze beheerst moeten worden. Ook is het de taak van de fabrikant de medewerkers van de gebruiker te informeren over de gevaren ten aanzien van explosieveiligheid. Deze fabrikant bouwt volgens het vergisitingsprincipe van V003/193. Verkenning V003/209 uitgevoerd op 21 december 2011 door S. Wesemann (WESE) Algemene informatie: Dit bedrijf is een vertegenwoordiger van een fabrikant uit Duistland. Deze bouwt co-vergistingsinstallaties in Europa. Het bedrijf heeft zelf vergisters gebouwd in Nederland en België. In 2009 zijn ze failliet gegaan en werken nu onder deze naam voor een Duitse fabrikant. Sector: Energie Ontwikkeling: Tijdens het ontwerp wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het veilig uitleggen van de installaties. De mixers voldoen aan de veiligheidseisen en kunnen na voorbereiding gewoon veilig vervangen worden. Immers de mixers aan de zijkanten van de silo waarbij het dak niet open hoeft blijft ook gas inzitten wat ook risico’s met zich meebrengt. Voorafgaand aan de bouw wordt een HAZOP studie uitgevoerd en een EVD opgesteld. Actiepunten worden voorafgaand aan de oplevering opgelost. Hierbij wordt door de fabrikant opgemerkt dat het van de gebruiker een verplichting is om een EVD op te stellen. De HAZOP en het EVD worden niet aan de klant overgedragen. Vanuit het bedrijf loopt een werknemers een tijd lang mee (max een halfjaar) met de klant om zo de installatie te leren bedienen. De directeur geeft ook aan dat veiligheid daar onderbelicht blijft zeker ook gezien het niveau van mensen die daarmee om moeten gaan. Deze hebben de instelling dat de installatie moet draaien en zij er niet teveel tijd aan kwijt zijn. De fabrikant ziet daar ook een rol in van de overheid net als bij andere landen. Hij geeft aan dat in Duitsland een verplichting is om minimaal 1 dag in het jaar een bijscholing te volgen. De helft van de dat gaat dan over het proces van het vergisten en de andere helft komt veiligheid aan de orde. Wat betreft onderhoud is het maar net hoe de klant het geregeld wil hebben. Het onderhoud kan in beheer gegeven worden maar men kan ook een eigen weg daarin kiezen. Bij de oplevering wordt wel een onderhoudsschema meegeleverd. Deze fabrikant ziet geen noodzaak in het verplichten van een affakkel installatie met een noodstoomvoorziening. Als je rekening houd met eventueel afblazen via de overdrukbeveiliging, dus geen activiteiten in de buurt, dan is er niets aan de hand. De omgeving en transportmiddelen worden op deze wijze dus niet betrokken in een EVD. Watersloten worden wel gebruikt en zijn ook veilig. De directeur gaat er echter alleen wel vanuit dat men in de wintermaanden dus antivries toepast en dagelijks de watersloten nakijkt of er geen vervuiling in het water zit. Bijvoorbeeld afkomstig van een schuimlaag. Pas dan krijg je problemen en kan de druk te hoog oplopen. Ook de directeur is zich ervan bewust dat de installaties deels onveilig zijn en dat gebruikers niet voldoende opgeleid zijn wat ik heb bevestigd. Het dak is gemaakt van folie. Deze folie was diffuus wat betekend dat H2s en methaan door het doek kunnen komen en voor stank overlast kunnen zorgen. De directeur geeft aan dat er verder geen gevaar is omdat de concentratie methaan erg laag blijft. Inmiddels kan de folie van de daken gecoat worden (wel moet dat periodiek herhaald worden kosten ongeveer 40000 euro voor een installatie. Herhalingsfrequentie nog niet bekend). Ook is inmiddels folie beschikbaar wat niet meer diffuus is. De constructie van het dak wordt nog in hout uitgevoerd. Het hout is een prima hechtlaag voor bacteriën die H2S omzetten in zwavel en bestand voor in de omgeving waar deze zich bevind. Wat wel een probleem is zijn drijflagen of het wegvallen van de gasdruk. Bij het wegvallen van de gasdruk wordt het binnen membraan tegen het hout gedrukt. De krachten hierbij zijn zo groot dat houten balken het kunnen begeven (ontwerp). Zo ook bij drijflagen. Een drijflaag heeft zo’n grote opwaartse kracht dat houten kalken kunnen bezwijken. De directeur geeft aan dat het een kwestie is van het beheersen van het proces en het materiaal dat gebruikt worden. Je moet geen hout nemen waar scheuren of barsten inzitten en balken moeten bestand zijn tegen de drukken zoals net benoemd.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 82 van 83
Aan blootstelling aan gevaarlijke stoffen en biologische agentia wordt geen aandacht geschonken omdat dit valt onder het gebruik van de installatie. Men weet niet hoeveel verschillende bacterie soorten er in veen vergister zitten en ook niet of er schadelijke tussen zitten. De inrichting van de arbeidsplaats valt wel onder het ontwerp. Niet overal wordt met bordessen gewerkt. Wat gebruik ladder of hoogwerkers noodzakelijk maakt. Het onderhoud aan mixers vindt plaats door de op te lichten uit de vloeistof. Vervolgens wordt met een hoogwerker en perslucht het onderhoud uitgevoerd boven de vergister of net onder de betonnen rand van de vergister (dus in de vergister). Wel worden dan de afsluiters dichtgezet van de andere tanks. De voeding van de tanks wordt eerder gestopt om zo de productie te remmen. Dan wordt de gaskap geopend en geventileerd. Er wordt echter geen rekening gehouden met de productie van gas op dat moment. Men werkt dus in zone 0. Ook de houten dakconstructie is aan de orde geweest. Deze past het bedrijf niet toe maar op de vraag of de spanbanden die zij gebruiken wel bestand zijn tegen de atmosfeer waar deze opgepast wordt wist de directeur niet. Er wordt dus niet gekeken of het ontwerp verbetert kan worden. Tevens wordt aangegeven da men niet weet wat precies onder de ATEX richtlijn valt. Het bedrijf kon geen antwoord geven op de gaskap gelijk als explosie luik fungeert omdat deze het snel begeeft. De gehele installatie wordt niet voorzien van een EG-verklaring van overeenstemming. Het bedrijf kent de regels ook niet waar deze verplichtingen uit voort komen. Het bedrijf kent de documenten Handreiking (co-)vergisting van mest, juli 2009 van Infomil en Veiligheidsregels en
technische preventierichtlijnen bij de bouw en het gebruik van agrarische biogasinstallaties, oktober 2005 van FOV niet. Er wordt gebouwd op eigen concept dat ontwikkeld is en daarbij wordt geen gebruik gemaakt van genoemde documenten. Inspecteursoordeel: Aandachtspunten zijn: Productveiligheid onder de aandacht brengen. Verplichtingen fabrikant. Daarnaast bewust maken dat zij ten aanzien van de installatie de gebruikers moeten wijzen op de risico’s die het bedrijven van de installatie met zich meebrengt en hoe deze beheerst moeten worden. Ook is het de taak van de fabrikant de medewerkers van de gebruiker te informeren over de gevaren ten aanzien van explosieveiligheid.
Sjon Wesemann
PHOV U39
Pagina 83 van 83