Gemeente Tiel
Vergaderstukken Raad 21 november 2012 Orgaan: Raad Datum: woensdag 21 november 2012 Aanvang: 19:30 uur Locatie: De raadszaal van het stadhuis, Ambtmanstraat 13 te Tiel
Concept agenda 1.
Opening / mededelingen
2.
Vaststellen van de agenda
3.
Vaststellen van de notulen van de op 17 oktober 2012 gehouden openbare vergadering
4.
Ingekomen stukken
5.
Lijst van hamerstukken
6.
Mandatering vaststelling basistarieven huishoudelijke verzorging
7.
Wijziging van de verordening individuele voorzieningen 2012 gemeente Tiel
8.
Benoemingen in commissies Benoeming van mevrouw C.J. Kreuk-Wildeman in de commissie bestuur in de plaats van de heer H.A. Geckalmis
9.
Maandelijkse begrotingswijzigingen
10. Intergemeentelijke aangelegenheden 11. Vragenuurtje 12. Rondvraag 13. Sluiting
INFORMATIEF OVERZICHT VAN DE BESLUITVORMING IN DE RAADSVERGADERING D.D. 21 november 2012 Overzichtnr.: 12 Doel:
het via Internet (gemeentelijke website) geven van informatie over het feitelijke verloop van en de besluitvorming tijdens de raadsvergaderingen van de gemeente Tiel
Beperking: aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend. Daarvoor wordt verwezen naar de genomen besluiten zelf, inclusief daarbij horende toelichtingen en/of daaraan ten grondslag liggende en als zodanig gewaarmerkte documenten alsmede de vastgestelde verslagen van raadsvergaderingen Aanwezig aantal raadsleden (van de 27): 23 Agenda- Voorstel Besluit punt 5a 1. De raad voorstellen in te stemmen met de staturenwijziging van Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Rivierenland 2. De raad voorstellen in te stemmen met het verzoek tot benoeming tot lid van de Raad van Toezicht van de zittende bestuursleden. 5b De reïntegratieverordening Wwb (wet werk en bijstand) 2012 Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen vaststellen Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen 5c 1. Kennisnemen van het besluit van het college van B&W van Tiel om de gemeentelijke brandweerorganisatie per 1 januari 2013 op te heffen en de brandweerzorg van Tiel per die datum te reorganiseren en onder te brengen in een nieuwe brandweerorganisatie Brandweer Gelderland-Zuid, onderdeel van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid 2. De gewijzigde gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Gelderland-Zuid vaststellen conform bijgevoegd voorstel 3. De met dit besluit gemoeide middelen voor de brandweerzorg voor 2013 voor de gemeente Tiel zijnde € 1.968.559,-- met ingang van 1 januari 2013 overdragen aan de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid. Deze bijdrage past binnen de budgetten zoals opgenomen in de gemeentelijke begroting 2012 en conceptbegroting 2013 4. De reserve kapitaallasten materieel brandweer per 31 december 2012 opheffen en het saldo toevoegen aan de algemene weerstandsreserve 5. Het besluit, zoals genoemd onder 1, 2 en 3 schriftelijk kenbaar te maken aan het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio 6. Kennisnemen van:
1
6
7 8 9 12
- Achtergrond regionalisering - Dienstverleningsovereenkomst en dienstenboek uitvoering brandweerzorg De bevoegdheid tot het vaststellen van basistarieven huishoudelijke verzorgen ex artikel 21 a lid 1 Wet maatschappelijke ondersteuning, mandateren aan het college van burgemeester en wethouders Verordening tot wijziging van de Verordening individuele voorzieningen 2010 gemeente Tiel vaststellen Mevrouw C.J. Kreuk-Wildeman benoemen in de commissie bestuur in de plaats van de heer H.A. Geckalmis Begrotingswijzigingen 15 van het jaar 2012 en 2 van het jaar 2013 vaststellen Motie PvdA e.a. betreffende politiekids
Het voorstel is op voorstel van het college van de agenda afgevoerd. In een besloten vergadering zal de tariefstelling aan de orde komen Zonder hoofdelijke stemming aangenomen Er zijn 23 geldige schriftelijke stemmen uitgebracht, waarvan 22 op mevrouw Kreuk en 1 blanco stem. Mevrouw Kreuk is benoemd in de commissie bestuur Zonder hoofdelijke stemming aangenomen Unaniem aangenomen
2
Woordelijk verslag van de openbare vergadering van de raad der gemeente Tiel, gehouden op woensdag 17 oktober 2012 om 19.30 uur in de raadszaal van het stadhuis, Ambtmanstraat 13 te Tiel.
Aanwezig: Voorzitter: Griffier: De leden:
de heer M.J.J. Melissen, plaatsvervangend voorzitter. de heer J.W. Westerholt, griffier. de heren Y. Alişkan, J. Beijer, B. Brink, P. van den Burg en J.H. van Dijk, mevrouw A.E.L. Duquesnoy-van den Heuvel, de heren N.E. Gradisen, A. de Graaf, B. van Gurp en F.A.G. Henning, de dames C.M. de Heus en D. de Klerk, de heren W. Kooijman, M.J.J. Melissen, Th.J.M. van Oostrom, mevrouw N.E. Özünal, de heren A. Saddiki en G.J.R. Spekman, de dames C.M. Son-Stolk en J.D. Stoeten-Flach en de heren P.G. van Wijk, J.H. de Wild en T. Zuidema.
Tevens aanwezig zijn de wethouders H.A. Driessen, mevrouw C.A.A. van Rhee-oud Ammerveld, C.R. Vermeulen en L. Verspuij. Afwezig m.k.: de heer ir. J. Beenakker, voorzitter, en de leden: de dames L.H.K. Metiary, N. Budak en H.A. Groenendaal en de heer A. Addou.
1.
Opening
De voorzitter: De vergadering is geopend. Ik heet alle aanwezigen van harte welkom. 2.
Vaststellen van de agenda
De heer Gradisen: Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Ik wil graag een agendapunt toevoegen en wel een motie vreemd aan de orde van de agenda betreffende de wietpas. De voorzitter: De spelregels geven aan dat een motie vreemd aan de orde van de agenda bij het vragenuurtje aan de orde kan komen en wel na de twee vragen die al zijn aangekondigd. Dat betekent dat de motie bij punt 10 zal worden behandeld. De heer Zuidema: Mijnheer de voorzitter. Ik weet niet zeker of ik het op dit moment moet melden, maar ik heb een vraag voor de rondvraag. De voorzitter: Bij de rondvraag kunnen vragen van spoedeisend belang worden gesteld. U kunt uw vraag stellen op het moment waarop de rondvraag aan de orde is. De agenda wordt met inachtneming van de aangebrachte wijziging vastgesteld. De griffier: Bericht van verhindering is ontvangen van de dames Metiary, Budak en Groenendaal en de heren Beenakker en Addou. Ik mis nog twee personen, misschien kom ik daarop later terug. Over het ingekomen stuk onder 1a betreffende de kap van populieren aan de Echteldsedijk en de Klankbordgroep Natuur hebben zich twee insprekers gemeld. Dat zijn de briefschrijvers mevrouw Koopman en de heer Ottburg. De heer Ottburg zal inspreken. Bovendien hebben zich twee insprekers gemeld over agendapunt 6, dat de sportaccommodaties betreft. In volgorde zijn dat de heer De Rooij namens de Federatie Tielse Sportverenigingen en de heer Jansen van de Rugbyclub ‘Scrumboks’. De heer Van den Burg heeft een vraag ingediend voor het vragenuur. Zijn vraag betreft de afsluiting van de doorgetrokken Laan van Westroijen ter hoogte van de Grote Brugse Grintweg. Mevrouw Son-Stolk wil in het kader van het vragenuur een vraag stellen over de gevolgen van het faillissement van de aannemer bij ‘De Regenboog’. De heer Van Oostrom heeft een correctie op de notulen aangedragen, te weten bovenaan bladzijde 6, waar ‘De heer Van Oostrom’ staat. Naar zijn mening moet daar ‘De heer Melissen’ staan.
2
Inmiddels heeft ook mevrouw Duquesnoy zich gemeld. Zij heeft zich de betreffende passage eigen gemaakt en het voorstel is ‘De heer Van Oostrom’ door ‘Mevrouw Duquesnoy-van den Heuvel’ te vervangen. Op uw tafel treft u de lijst van toezeggingen uit de vorige raadsvergadering aan. Tot zo ver de mededelingen. Ik zal nu een nummer trekken. De stemmingen zullen aanvangen bij nummer 10, de heer Melissen. 3.
Vaststellen van de notulen van de op 19 september 2012 gehouden openbare raadsvergadering
De heer Beijer: Mijnheer de voorzitter. In de vorige raadsvergadering heb ik een vraag gesteld over de komst van een visboer in Passewaaij. Ik attendeerde u erop dat de mensen daar al in de stank zaten voordat de bezwarentermijn was verstreken. Later zijn door de ChristenUnie artikel 41-vragen over hetzelfde onderwerp ingediend. Ik stel vast dat de vragen van de ChristenUnie prompt zijn beantwoord en de door mij in de vorige raadsvergadering gestelde vraag nog beantwoord moet worden. Mijn vraag aan u is of er verschil is in de wijze van behandeling tussen artikel 41-vragen en in de raadsvergadering gestelde vragen. De voorzitter: Het antwoord op die vraag is sowieso ‘ja’. Dit is een technische vraag. Volgens mij is aan de beantwoording van artikel 41-vragen in het Reglement van Orde een termijn verbonden. Ik durf niet te zeggen of dat ook voor in de raadsvergadering gestelde vragen geldt. Volgens mij hangt dat af van het antwoord dat het college in de raad geeft. De heer Beijer: Krijg je sneller antwoord als je een vraag op basis van artikel 41 indient? Ik zit nog steeds op antwoord te wachten. De voorzitter: Ik kan uw vraag nu niet beantwoorden. Het lijkt mij verstandig dat de griffier uw vraag meeneemt en wij daarop in het presidium terugkomen. Als u nu van mij een antwoord op uw vraag verwacht, is het antwoord dat ik het niet weet. De notulen van de raadsvergadering van 19 september 2012 worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming met inachtneming van de aangebrachte wijziging vastgesteld. 4.
Ingekomen stukken
De voorzitter: Ik wijs de insprekers erop dat zij vijf minuten mogen inspreken en de leden van de raad vervolgens vragen kunnen stellen. De heer Ottburg: Dat is mij helder, mijnheer de voorzitter. Mijn naam is Fabrice Ottburg, ik spreek als één van de burgerleden namens de Klankbordgroep Natuur van de gemeente Tiel. De Klankbordgroep Natuur, die in 2004 is opgericht, bestaat onder andere uit Waardevol Tiel, de IVN Vogelwerkgroep Tiel, de Vleermuizenwerkgroep Tiel, ondergetekende en uiteraard afgevaardigden van de gemeente. Recent hebben wij bij het Ministerie van EL&I een handhavingsverzoek ingediend, omdat wij zagen dat aan de Oude Echteldsedijk populieren gekapt waren, in totaal 99 stuks, waarin een roekenkolonie zat. Roeken zijn vogels die onder de Flora- en Faunawet het jaar rond beschermd dienen te worden, met name de nesten, en voor het kappen van deze bomen was dan ook een ontheffing van artikel 75a van de Flora- en Faunawet vereist. Jarenlang hebben wij met de klankbordgroep dit soort zaken voor beschermde natuurwaarden aangekaart, wat ertoe heeft geleid dat de gemeente Tiel in 2006 een gedragscode op de Flora- en Faunawet heeft laten ontwikkelen. Deze door het ministerie goedgekeurde gedragscode is jongstleden februari verlopen en wij hebben herhaaldelijk aangedrongen op verlenging van de gedragscode dan wel het zorgvuldig omgaan met natuurwaarden en hebben voorgesteld bij initiatieven waarbij bomenkap en beschermde natuurwaarden aan de orde zijn een natuurtoets te laten uitvoeren. Bij deze kolonie is dat echter niet gedaan, dit ondanks het feit dat wij er herhaaldelijk op hebben gewezen dat in die bomen roeken aanwezig waren. Zoals gezegd hebben wij een handhavingsverzoek ingediend, dat later in een melding is omgezet. Het ministerie zal daarover uitspraak doen. Waarom dit verzoek? Men kan zeggen dat het slechts om een paar roekennesten gaat, maar het gaat erom dat wij al vanaf 2004 zitting hebben in de klankbordgroep en keer op keer signaleren. Op een gegeven moment borrelt een gevoel van onvrede op, omdat wij de indruk hebben dat de gemeente Tiel niet zorgvuldig met de natuurwaarden omgaat.
3
Het vreemde is, dat de gemeente alle ‘tools’ hiervoor in huis heeft. De gemeente heeft de natuurwaarden in beeld laten brengen en er zijn natuurwaardekaarten die kunnen worden gebruikt als bijvoorbeeld wordt gesproken over de vraag waar men woningbouw wil realiseren. Is dat gelet op de natuurwaarden wel of niet mogelijk? Waar lopen wij tegen aan? Kunnen wij de gevolgen verzachten, vooraf mitigeren of compenseren, of niet? Ondanks het feit dat al die ‘tools’ en al die kennis aanwezig zijn, zien wij dat zij in ambtelijke procedures niet worden gebruikt. Dat is één van de redenen waarom wij uiteindelijk hebben besloten een handhavingsverzoek in te dienen. Er zijn in onze gemeente namelijk wel meer voorbeelden te noemen. Dit is in het kort ons verhaal. De voorzitter: Ik kijk even rond en zie dat de heer Van Wijk u een vraag wil stellen. De heer Van Wijk heeft het woord. De heer Van Wijk: Ik dank de heer Ottburg voor deze mededeling, waarover ik hem een aantal vragen wil stellen. Heeft hij, voordat hij de melding bij het ministerie heeft gedaan, contact gehad met het college c.q. ambtenaren? Hebben ook ambtenaren zitting in de klankbordgroep? Hoe is het proces sinds 2004 verlopen? Als ik de heer Ottburg goed heb begrepen, moet ik vaststellen dat de klankbordgroep niet of nauwelijks in dit soort zaken wordt gekend. De heer Ottburg: In het recente verleden, voor de zomervakantie, hebben wij contact gehad met de betreffende ambtenaar en wij hebben de roeken toen nota bene als voorbeeld genoemd. Wij hebben erop gewezen dat de roek een vogelsoort is waarvan wij weten waar de nesten zich in Tiel bevinden. Op metapopulatieniveau weet je wat je daarvoor zou kunnen en moeten doen. Ja, dat is besproken. De betreffende gemeenteambtenaar neemt deel aan de klankbordgroep, sterker nog: hij zit de klankbordgroep voor. In het verleden, toen gemeenteambtenaar Jacqueline Mineur de klankbordgroep voorzat, liep het contact heel goed, maar zij is op een gegeven moment vertrokken. Daarbij moet ik wel zeggen dat wij ons realiseren dat de betreffende gemeenteambtenaar misschien niet voldoende ruimte heeft om dit soort werkzaamheden goed te kunnen uitvoeren, maar hoe zijn takenpakket eruit ziet is natuurlijk niet onze zorg. De voorzitter: De vraag van de heer Van Wijk is naar mijn mening helder beantwoord. De heer Kooijman heeft het woord. De heer Kooijman: Mijnheer de voorzitter. De heer Ottburg heeft een kort, bondig en helder betoog gehouden. Hoe is het qua procedure gegaan? Op een bepaald moment wordt gepubliceerd dat een kapvergunning is afgegeven. Dergelijke vergunningen worden meestal pas na het broedseizoen verleend, dat schrijft de wet voor. Ik vraag mij af wanneer de klankbordgroep daar is ingesprongen. Is de kapvergunning na het broedseizoen aangevraagd en heeft zij na het broedseizoen ter inzage gelegen? De wet biedt de mogelijkheid daartoe. Ik begrijp niet waarom de heer Ottburg hiermee niet eerder is gekomen. Kan hij dat toelichten? De heer Ottburg: Wij hebben het nagezocht en voorzover wij het kunnen beoordelen is geen vergunning verleend. Al zou een vergunning zijn verleend, de roek is een jaar rond beschermde vogelsoort en buiten het broedseizoen kappen mag volgens de Flora- en Faunawet alleen als jaar rond beschermde vogelsoorten gemitigeerd en gecompenseerd worden. Voor soorten die niet op de jaar rond-lijst staan is het eenvoudiger buiten het broedseizoen te kappen. De voorzitter: Ik wil ervoor waken dat een debat over dit onderwerp ontstaat. De heer Zuidema heeft het woord. De heer Zuidema: Ik heb een aantal vragen over de procedurele kant. Kan de heer Ottburg iets zeggen over de wijze waarop de klankbordgroep met de gemeente communiceert? Staan daarover afspraken op papier? Kan de klankbordgroep op iets terugvallen? Wat is de status van de klankbordgroep? Heeft de heer Ottburg ook positieve ervaringen te melden waar het gaat om de functie van de klankbordgroep? Is de klankbordgroep een serieuze speler in dit veld? De heer Ottburg: De communicatie gaat via e-mail en natuurlijk vindt communicatie plaats in de vergaderingen die wij ongeveer drie keer per jaar met de gemeente hebben. Een positief voorbeeld zijn de ontwikkelingen met betrekking tot de Klimaatdijk, waarbij wij in het verleden zijn betrokken.
4
Wij hebben de daarop betrekking hebbende stukken op voorhand kunnen inzien en ons advies daarover kunnen geven. Wij realiseren ons dat ons advies niet bindend is in die zin, dat de gemeente daarmee iets moet doen. Mevrouw Stoeten-Flach: Naar aanleiding van de bijdrage van de heer Ottburg wil ik aandacht vragen voor de wettelijke plicht inzake een integraal handhavingsbeleid, een punt dat ik in het presidium al meerdere malen heb aangekaart. Dat beleid heeft met veiligheid en met het milieu te maken. Ik meen dat het kappen van deze bomen een oorzaak heeft in de asbest die gevonden is. Mijns inziens is het van belang dat de toegezegde nota er nu snel komt. De voorzitter: Is dit een vraag aan het college of is dit een opmerking? Mevrouw Stoeten-Flach: Een opmerking, maar ook een vraag. De tijd dringt: het is van belang dat de toegezegde nota er snel komt en integraal gewerkt wordt. De voorzitter: Dat is helder. Ik stel voor de vragenronde aan de inspreker hiermee af te ronden en het college nu zal reageren, waarna ik dit punt zal afsluiten. De heer Gradisen: Ik heb nog een vraag aan de heer Ottburg. De voorzitter: Akkoord. Dat is de laatste vraag. De heer Gradisen: De heer Ottburg heeft erop gewezen dat de klankbordgroep een handhavingsverzoek heeft ingediend. Gaat het bij dat verzoek alleen om deze kwestie of is het een optelsom van wat daarvoor ook is gebeurd? De heer Ottburg: Het handhavingsverzoek betreft de kap aan de Oude Echteldsedijk in relatie tot de roekenkolonie. De voorzitter: Zoals gezegd wil ik voorkomen dat over dit onderwerp een debat wordt gevoerd. Het is niet de bedoeling dat naar aanleiding van een inspraakbijdrage technische vragen worden gesteld. De heer Gradisen: Het gaat mij om een verduidelijking, mijnheer de voorzitter. Kennelijk heeft de klankbordgroep op een gegeven moment besloten een handhavingsverzoek in te dienen. Heeft de klankbordgroep dat gedaan omdat men de kwestie van de roeken zo ernstig vindt, dat men het noodzakelijk achtte zich tot het ministerie te wenden? Of voelde de klankbordgroep zich op basis van eerdere ervaringen niet serieus genomen en was de kwestie van de roeken aanleiding om naar het ministerie te stappen? De heer Ottburg: Door buitenstaanders wordt het ministerie mogelijk als bedreigend gezien, maar voor mijzelf is dat niet het geval. Dat komt wellicht door mijn professie. Er is sprake van een optelsom. Op een gegeven moment heb je iets van ‘daar gaan we weer’. Als je dat gevoel hebt en je wilt serieus met dit soort zaken omgaan, moet je actie ondernemen. Zo zie ik het. De voorzitter: Het woord is aan wethouder Verspuij, daarna zal ik deze discussie afronden. Als de raad er behoefte aan heeft dieper op dit onderwerp in te gaan, stel ik voor dat in de commissie te doen. De heer Ottburg: Mensen die nog vragen hebben kunnen ook buiten de vergadering contact met mij opnemen, mijnheer de voorzitter. Wethouder Verspuij: Ik zal mijn antwoord kort houden. Over dit onderwerp is een brief ingekomen waarop het college op vrij korte termijn een antwoord zal dichten, dat ook aan de raad zal worden voorgelegd. In de commissie bestuur heb ik hierover al het een en ander gezegd, mevrouw Stoeten refereerde daaraan. De gang van zaken heeft alles te maken met de asbestvondsten die ter plaatse zijn gedaan naar aanleiding waarvan snel is opgetreden. Naar de overtuiging van het college zijn alleen bomen gekapt waarvoor geen kapvergunning nodig is. Dat heeft onder andere met de stamdikte te maken. Daarnaar is onderzoek gedaan.
5
Op dit moment is niet meer te achterhalen of in de bomen roekennesten zaten. Wij zullen een en ander naar het ministerie terugkoppelen. Het is aan het ministerie te oordelen hoe het met het handhavingsverzoek wil omgaan. De voorzitter: Ik dank de heer Ottburg voor zijn bijdrage. Hij heeft zelf kunnen vaststellen dat zijn bijdrage veel vragen heeft opgeroepen. Ik denk dat hij zijn doel heeft bereikt. Het stuk onder I wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming voor advies in handen van het college van burgemeester en wethouders gesteld. De stukken onder II worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming ter afdoening c.q. uitvoering in handen van het college van burgemeester en wethouders gesteld. De stukken onder III worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming voor kennisgeving aangenomen. 5.
Lijst van hamerstukken
Er zijn geen hamerstukken. 6.
Visie en ambitiedocument sportaccommodatiebeleid gemeente Tiel
De voorzitter: Ik verzoek de heer De Rooij naar voren te komen. Ik neem aan dat de spelregels duidelijk zijn. De heer De Rooij: Dank u wel, mijnheer de voorzitter. De spelregels zijn mij duidelijk. Ik heb al eerder ingesproken, namelijk in de commissie samenleving. In de laatste vergadering van de commissie samenleving heb ik mijn teleurstelling uitgesproken over een politieke partij, die op mij de indruk wekte dat de FTS niet gewenst zou zijn. Na afloop van de vergadering is dat meteen rechtgezet en maandag jongstleden zijn wij daar alsnog geweest. Tijdens ons gesprek met die partij werd ons gevraagd wat de FTS eigenlijk is en waarvoor wij staan. Dat deze vragen werden gesteld is ernstig. Dat betekent immers dat wij hard aan het werk moeten om iets aan onze naamsbekendheid te doen. Wij zullen dat activeren. Voorts is ons de opmerking van een raadslid opgevallen, dat het visie- en ambitiedocument het moeilijkste en ingewikkeldste document is dat hij in de afgelopen jaren onder ogen heeft gehad. Dat is opmerkelijk. Dat raadslid zei ook tegen ons: ‘Laat het geluid van de leden horen. Laat horen wat zij ervan vinden’. Dat wil ik bij dezen doen. Wij hebben maandagavond een algemene ledenvergadering gehouden en ik wil het daar besprokene graag kort met u doornemen. Ter verduidelijking heb ik een paar sheets opgehangen. Onze stelling is dat Tiel als centrumgemeente ook sportstad van de Betuwe moet willen zijn. Daarover heb ik al eerder gesproken. Als de raad dit visie- en ambitiedocument goedkeurt, zullen er verenigingen zijn met een capaciteitsprobleem waarvan de raad zegt: ‘Ga daarvoor buiten Tiel een oplossing zoeken. Ga proberen samen te werken met een vereniging buiten Tiel en ga daar naartoe’. De leden zeggen echter dat de ambitie moet zijn, dat de centrumgemeente Tiel eerst moet proberen met de verenigingen van buiten Tiel samen te werken en verenigingen naar Tiel moet halen. Ten tweede: locatie trainingsvelden en competitievelden nooit uit elkaar trekken en thuisgevoel kweken. Eén van de scenario’s in het visie- en ambitiedocument betreft de rugbyvereniging. Voorgesteld wordt dat competitie wordt gespeeld op Rauwenhof en getraind wordt op het TEC-veld. Daarvoor is geen draagvlak. Kijk nog even heel goed naar de scenario’s. Als er voor een scenario geen draagvlak is, heeft het onzes inziens geen zin een doorberekening te maken. Ten derde: gelijke huurtarieven bij eenzelfde soort sportveld met eenzelfde omvang. Daarover zijn wij het allemaal eens, de wethouder, de ambtenaar en alle leden. Het is nu zo dat vereniging A voor een natuurgrasveld van een bepaalde omvang meer betaalt dan vereniging B. Daarvoor moet een oplossing worden gevonden. Ten vierde: de kostprijsdekkende tariefstructuur komt niet overeen met het sportbeleidsplan 20062015. Daarover hebben wij het al meerdere keren gehad. Let wel: het is een utopie te veronderstellen dat alle kosten helder in beeld kunnen worden gebracht. Onzes inziens zal het al moeilijk genoeg zijn de juiste onderhoudskosten boven water te krijgen. Dat brengt mij bij punt 5. Wij hebben het over beheerkosten, onderhoudskosten en exploitatiekosten. De leden hebben aangegeven dat daarvoor heldere definities moeten worden geformuleerd.
6
Kunnen kosten plotseling stijgen? Te denken valt aan een situatie waarin de Schaarsdijkweg of een nieuw zwembad worden ontwikkeld. Stijgen de kosten als een ambtenaar daarmee dag en nacht bezig is? Wordt dat in de tarieven doorberekend? Ten zesde: sportaccommodaties met laagdrempelige toegang. Hoe gaan wij dat doen? Voorgesteld wordt alle kosten door te berekenen. Wij zijn van mening dat de verenigingen die kosten niet kunnen betalen en subsidiëring noodzakelijk is. De subsidie moet zodanig zijn, dat de sportaccommodatie een laagdrempelige toegang behoudt. De leden vragen zich af wat ‘laagdrempelig’ inhoudt. Is er een verschil tussen de laagdrempeligheid van binnensport en buitensport? Voordat wij in die richting gaan moet duidelijk zijn wat met ‘laagdrempelig’ wordt bedoeld. Dat bepaalt namelijk de hoogte van de subsidie. De conclusie van onze leden is: de tariefstructuur niet afhankelijk maken van subsidies. FTS zou dolgraag met de ambtenaren en het externe bureau naar een alternatief willen kijken. Tenslotte: wij zouden graag zien dat het beleid tezamen met de verenigingen en de FTS wordt uitgewerkt. Zorg voor draagvlak! Dank u wel. De voorzitter: Ik stel vast dat er geen vragen zijn. Het woord is aan de heer Jansen van ‘De Scrumboks’. De heer Jansen: Goedenavond dames en heren. Ik spreek u toe namens de Rugbyclub ‘De Scrumboks’. Ik ben de pr-man van de vereniging. Allereerst wil ik de heer De Rooij bedanken voor de woorden die hij in zijn betoog aan onze vereniging heeft gewijd. De FTS is op uitstekende wijze bezig met het in dezen helpen van de clubs en steekt daarin veel werk. De Rugbyclub ‘De Scrumboks’ is gevestigd op het Sportpark Rauwenhof aan de Rivierenlandlaan, waar naast onze vereniging ook de Hockeyvereniging ‘De Kromhouters’, de Korfbalvereniging Tiel ’72 en de Handbal- en Softbalvereniging ‘De Panters’ zijn gevestigd. Met het oog op de verwachte ledengroei van onze vereniging en de hockeyvereniging zijn scenario’s ontwikkeld die erop zijn gericht het Sportpark Rauwenhof in de huidige vorm te behouden. Die scenario’s zijn in het ambitiedocument opgenomen. Ik moet u zeggen dat het op onze vereniging betrekking hebbende scenario door ons als benauwend wordt ervaren. De heer De Rooij maakte zojuist melding van het plan dat inhoudt, dat onze leden bij TEC gaan trainen maar de wedstrijden op het Sportpark Rauwenhof gespeeld blijven worden. Naar onze mening wordt onze vereniging op die manier uit elkaar getrokken en wij denken dat dat de doodsteek voor onze vereniging zal zijn. Dat de leden daarop niet zitten te wachten is misschien niet de juiste opmerking. Wij zijn van mening dat wij onze leden niet kunnen vragen op een bepaalde locatie te trainen en hun consumpties op een andere locatie te gebruiken. Als die situatie zich zal voordoen, zal sprake zijn van inkomstenverlies. Op bladzijde 30 van het rapport staat in paragraaf 3.2.4 bij16a en 16b dat wij, als de splitsing in werking treedt – trainen bij TEC -, helemaal overgaan naar TEC. Zoals gezegd is dat dodelijk voor onze vereniging, wij zullen dan niet alleen inkomsten uit consumpties derven maar zullen ook sponsoren kwijtraken. Voorts wordt over een bijdrage in de kosten van onderhoud van het park gediscussieerd, die wij niet kunnen betalen en bovendien zitten wij op die plek te ver van onze leden. Het grootste deel van onze leden woont in Passewaaij en het Sportpark Rauwenhof is voor hen centraal gelegen. Ik ga een stukje terug in de geschiedenis. De Rugbyclub ‘De Scrumboks’ is in de loop der jaren meerdere malen verplaatst. Wij hadden gehoopt dat wij op het Sportpark Rauwenhof onze eindbestemming hadden bereikt en hebben veel energie gestopt in het in orde en mooi maken van de accommodatie. Wij hebben op die manier leden kunnen werven en de club is daardoor beter geworden. Omdat het verplaatsen van onze club ons de kop zal kosten, vraag ik de raad het college te verzoeken heel voorzichtig met dit plan om te gaan en daarover zeker, zoals door de voorgaande spreker is gevraagd, met de verenigingen in overleg te gaan. Wellicht kunnen de verenigingen oplossingen aandragen die beter en veiliger zijn voor hun behoud dan de oplossingen die in het voorliggende rapport staan. Met het thans voorliggende scenario zal onze vereniging het niet redden, onze vereniging zal als gevolg daarvan omvallen. De voorzitter: Heeft iemand een vraag aan de heer Jansen? De heer Van den Burg: ‘De Scrumboks’ hebben nu een trainingsveld, een uitvoeringsveld en een clubhuis en het voorstel is een en ander van elkaar te scheiden. Uit de bijdrage van de heer Jansen heb ik begrepen dat de Rugbyvereniging ‘De Scrumboks’ niet kan leven met de in het rapport omschreven scenario’s voor het Sportpark Rauwenhof. Ik vraag mij af of een derde scenario mogelijk is en wel totale verplaatsing.
7
De heer Jansen: Ik heb al aangegeven dat vertrek van onze vereniging van deze centrale plek het erg moeilijk zal maken leden te werven. In beginsel zijn wij tegen een totale verplaatsing. Zoals gezegd komt een groot deel van onze leden uit Passewaaij en het Sportpark Rauwenhof is een mooi punt voor het opvangen van die leden. In beginsel willen wij op de huidige plaats blijven en niet verhuizen, maar als een alternatief aan de orde komt, zullen wij dat alternatief in een algemene ledenvergadering bespreken. De voorzitter: Is het antwoord van de heer Jansen voldoende duidelijk? De heer Van den Burg: De heer Jansen heeft mijn vraag nog niet beantwoord. Ik zou in deze vergadering het voorstel kunnen doen een derde scenario te verzinnen. Zou bijvoorbeeld de accommodatie van de Voetbalvereniging Wadenoijen een mogelijkheid kunnen zijn om alles bij elkaar te houden? Zou de Rugbyvereniging ‘De Scrumboks’ daartegen zijn? De heer Jansen: Persoonlijk sta ik niet negatief tegenover alternatieven, maar ik moet als inspreker namens onze vereniging op deze vraag antwoorden dat de algemene ledenvergadering van onze vereniging zich daarover zal moeten uitspreken. Op dit moment kan ik daarover geen uitsluitsel geven. De voorzitter: Ik dank de heren De Rooij en Jansen en stel voor de inspreekronde af te sluiten en met het debat te beginnen. De heer Van Wijk heeft het woord. De heer Van Wijk: Mijnheer de voorzitter. Vanavond beslissen wij over een visie- en ambitiedocument waarmee in wezen een dubbelslag wordt geslagen: enerzijds wordt invulling gegeven aan de bezuinigingsopdracht die het college zichzelf heeft gegeven en anderzijds wordt de basis gelegd voor een sportaccommodatiebeleid dat voor alle betrokkenen werkbaar is en realiteitswaarde heeft. Een beleid ook, dat moet voldoen aan het uitgangspunt dat Tiel sportstad van de regio is, een gemeente waarin sport en beweging bijdragen aan de gezondheid van de inwoners. Een gemeente ook waarin sport een positieve invloed heeft op sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen. Toch wringt het, er is wrijving. Waar de wethouder stelt dat alle sportactoren bij de totstandkoming van dit document betrokken zijn, is de beleving van de actoren duidelijk anders. U hebt dat zojuist kunnen horen. Dat heeft te maken met belangen, maar heel duidelijk ook met communicatie, verwachtingen en participatie. Het is duidelijk dat het daaraan heeft ontbroken. Ik wil niet zeggen dat niets is gedaan, maar aanhoren is iets anders dan het laten participeren van de sportactoren. Tiel als sportstad – wat door het college c.q. de wethouder wordt gepromoot – betekent ook inzetten op het behoud van alle sportfaciliteiten voor Tiel. Na twee commissievergaderingen, een oplegnotitie, schriftelijke en mondelinge vragen is inmiddels het een en ander verhelderd. Het visie- en ambitiedocument is inderdaad geen gemakkelijk leesbaar stuk. Wij hebben allemaal met dit verhaal geworsteld en het college heeft daarmee het een en ander over zichzelf afgeroepen. Sommigen van ons – dat geldt in elk geval voor de fractie van GroenLinks – worstelen er nog steeds mee. Wij staan voor een keuze voor scenario’s die uitgewerkt zullen worden. Eén van de scenario’s betreft het zwembad. In de vergadering van de commissie samenleving van begin deze maand heeft de wethouder toegezegd ook een renovatiescenario te zullen uitwerken. GroenLinks wil benadrukken dat gevraagd is om een volledig inzicht in onderhouds-, renovatie- en nieuwbouwkosten. De wethouder heeft ons ook laten weten dat hij al een vergezicht heeft van het zwembad bij de Schaarsdijkweg, een vergezicht als stadsentree van Tiel. Dat is mooi, laat dat vergezicht geen fata morgana zijn. Er is namelijk al eerder een collegeplan voor de stadsentree in die omgeving gesneuveld. Voor GroenLinks blijven veel onduidelijkheden bestaan over dit sportvisie- en ambitiedocument. Dat er vele vragen zijn over de scenario’s is zojuist naar voren gekomen. Collega Van den Burg opperde het voorstel voor de rugbyclub een derde scenario te bedenken. Dat is nu net waarom het gaat. De scenario’s roepen veel vragen op. Als sprake zou zijn geweest van een goede participatie van de betreffende verenigingen en de FTS, zouden deze scenario’s beter zijn doorgesproken. Natuurlijk, de keuze is aan ons en de belangen van de verenigingen zijn soms anders dan de belangen die de gemeenteraad moet afwegen. Wij hechten allemaal aan goede participatie en het probleem is, dat de participatie in dit traject onvoldoende is vormgegeven. Vandaar dat wij vele vragen hebben gekregen en veel onvrede is geuit. In de stukken kunnen wij lezen dat na deze vergadering, waarin het visie- en ambitiedocument wordt vastgesteld, onmiddellijk overleg met de betreffende verenigingen en/of de FTS over de uitwerking
8
van de scenario’s zal plaatsvinden. Dat dit gebeurt is wezenlijk. Straks zal een onderzoeksopdracht worden geformuleerd die tot een resultaat zal leiden. Als de verenigingen vervolgens zeggen dat zij daarmee niets kunnen of, nog erger, als de raad tot de conclusie komt dat hij daarmee niets kan omdat de onderzoeksopdracht niet helder was, schieten wij daarmee niets op en zijn wij alleen maar extra geld kwijt. Dat is een vooruitzicht dat ons in hoge mate verontrust. Over de bepaling van de huurtarieven en de opbouw daarvan bestaan ook onduidelijkheden. Voor de verenigingen worden deze onduidelijkheden extra gevoed doordat van het huidige, vaste percentage op een onzekere subsidiebasis wordt overgegaan. Dat leidt tot onrust over de toekomstige kosten voor de gebruikers van de sportaccommodaties en daarmee over het sportaanbod in Tiel. GroenLinks wil en kan, gelet op de door mij genoemde onduidelijkheden, niet positief beslissen over dit visie- en ambitiedocument. Daarom dienen wij het volgende amendement in. ‘De raad van de gemeente Tiel, in vergadering bijeen op 17 oktober 2012; stelt voor aan het beslispunt van het ontwerp-raadsbesluit toe te voegen: ‘Het visie- en ambitiedocument sportaccommodatiebeleid wordt vastgesteld met uitzondering van het onderdeel ‘Subsidies en tarieven’. Voor het onderdeel ‘Subsidies en tarieven’ worden de inhoud, grondslag, opbouw en berekeningswijze separaat ter besluitvorming aan de raad voorgelegd.’ De overwegingen hiervoor zijn dat: - het vaststellen van een visie- en ambitiedocument niet logisch is als onderdelen van de visie en ambitie onduidelijk zijn; - de aangegeven uitgangspunten voor het bepalen van de tarieven onvoldoende duidelijkheid bieden over de vraag waarop deze gebaseerd zijn; - die duidelijkheid er eerst moet komen, pas daarna kan de raad het beleid vaststellen; - de voorgestelde basis voor de huurtarieven en de tarieven zelf afwijkt van het vigerende sportbeleidsplan 2006-2012; - financiële zekerheid voor de verenigingen en daarmee voor de sportbeoefening in Tiel van groot belang is; en gaat over tot de orde van de dag.’ Mevrouw Son-Stolk: Mijnheer de voorzitter: ‘Zet Tiel meer in beweging’ is de titel van ons verkiezingsprogramma 2010-2014, waarin wij aangeven dat bewegen gezond is en gezond houdt. In onze regio hebben wij onder andere te maken met de problematiek van overgewicht en het CDA wil mede door dit gegeven de sportbeoefening voor alle leeftijdsgroepen bevorderen. Ook voor allochtonen en gehandicapten kan sport een belangrijke aanzet tot integratie zijn en daarom mag daarnaar meer aandacht uitgaan. Kortom: sport, meer bewegen, is essentieel voor een goede gezondheid en is nog leuk ook. Wij hechten grote waarde aan een bloeiend sportverenigingsleven en de bestaanszekerheid van de Tielse verenigingen is daarbij voor het CDA van groot belang. De gemeente biedt sportverenigingen waar nodig financiële en organisatorische ondersteuning en dat moeten wij vooral zo houden. Laten wij onze goede faciliteiten koesteren en daar waar mogelijk versterken en verbeteren. Zoals in de vorige commissievergaderingen is aangegeven zien wij het voorliggende ambitiedocument met 25 ambities als een ambitievol stuk voor de komende jaren. De vraag is of de drie vragen ten aanzien van onder andere het effectief en efficiënt organiseren van sportaccommodaties en inzicht krijgen in de aan de sportverenigingen verstrekte indirecte subsidies afdoende en relevant genoeg zijn om de ambities in te vullen. Het CDA heeft reeds eerder aangegeven deze vraag met ‘ja’ te kunnen beantwoorden. Het CDA is er tevreden over dat de opmerkingen van de commissie, zoals over het onderzoek naar nieuwbouw of renovatie van het zwembad, zijn meegenomen en ook het betrekken van de FTS en de sportclubs bij het vervolgtraject is helder en staat buiten kijf. Veel vragen zijn door ons gesteld en duidelijke antwoorden zijn door het college gegeven. Vanavond stellen wij de kaders vast waarbinnen het college in samenspraak met de diverse sportclubs en de FTS een sportaccommodatiebeleid zal formuleren, waarbij de genoemde scenario’s eerst verder uitgewerkt dienen te worden. De vervolgstap, zoals het bepalen van de keuzes, zal op een later tijdstip enkel en alleen door de raad worden genomen. Daarmee voldoet dit visie- en ambitiedocument globaal aan de ambities van het CDA. Wij kunnen daarom instemmen met deze startnotitie. Tot slot. Helaas is gebleken dat de stroom van informatie die wij ter behandeling van dit stuk hebben ontvangen voor veel verwarring heeft gezorgd. Wij zouden het college daarom willen meegeven in het vervolgtraject helder en concreet te vermelden wat van ons wordt verwacht en welke de beslis-
9
punten zijn. Een uitgebreide informatie wordt zeker op prijs gesteld, maar het is beter als deze duidelijk als bijlage wordt verstrekt. De heer Kooijman: Mijnheer de voorzitter. De insprekers hebben al het nodige gezegd over het voor ons liggende document en het doorlopen proces en door GroenLinks en mevrouw Son-Stolk van het CDA zijn eveneens relevante opmerkingen gemaakt, onder andere over de financiële paragraaf. Wij moeten vaststellen dat de oplegnotitie, die het gevolg is geweest van de behandeling in de commissie, niet voldoende duidelijkheid heeft gegeven over de vraag waar de clubs in financieel opzicht staan en waar zij naartoe gaan. Het proces bekijkend, met name de rol van de FTS en de sportverenigingen, en het verslag van de werkconferentie lezend, is bij ons de vergelijking gerezen met een wedstrijd waarbij wij buitenspel zijn gezet. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. De rol van alle participanten, ook van de vrijwilligers, die druk met sport in de weer zijn, de verschillende scenario’s en de gevolgen daarvan moeten vanaf het begin helder zijn en die helderheid ontbreekt in de voorliggende notitie. Wij vinden dat jammer. Willen wij een vervolgstap maken, dan moet naar ons oordeel helder zijn hoe de kosten zijn opgebouwd en welke de gevolgen zijn qua financiering en gemeentelijke lasten. De heer De Rooij heeft er terecht op gewezen dat een spanningsveld zal ontstaan tussen de herberekende huurbedragen en wel of niet een aanpassing van de subsidies. Subsidies kunnen gemakkelijk naar beneden worden bijgesteld – dat is een raadsbevoegdheid –, maar het grip krijgen op wat in de onderhouds- en exploitatiekosten zit is moeilijker. Wij verwachten dat dit proces niet gemakkelijk zal zijn. Vandaar dat wij veel voelen voor het amendement van GroenLinks. Ik zou u willen vragen de vergadering na de eerste termijn kort te schorsen, zodat wij daarover met een aantal partijen kunnen overleggen. In de tweede ronde zullen wij u ons definitieve oordeel geven over de inhoud en de kwaliteit van dit stuk en aangeven op welke wijze wij naar onze mening met dit visiedocument moeten doorgaan. De voorzitter: Ik zal de vergadering na afloop van de eerste termijn, na het antwoord van de wethouder, schorsen. Mevrouw Stoeten-Flach: Mijnheer de voorzitter. Het is al gezegd: voor ons ligt een lijvig document dat veel stof heeft doen opwaaien. Wij vrezen dat addertjes onder het gras zitten. Straks zal ons het definitieve sportaccommodatiebeleid worden voorgelegd en wij zijn bang dat wij, als wij daarbij kanttekeningen plaatsen, erop zullen worden gewezen dat wij met het visie- en accommodatiedocument hebben ingestemd. Ik wil u enkele punten onder de aandacht brengen die ons zorgen baren. Ten eerste wil ik aandacht vragen voor beheer en planning – beheer vergt goed onderhoud – en toegankelijkheid voor gehandicapten en veiligheid. Wij willen in het sportaccommodatiebeleid vastgelegd zien dat de accommodaties toegankelijk moeten zijn voor gehandicapten en moeten voldoen aan de normen voor kwaliteit, onderhoud en veiligheid van de VNG, het NOC, de NSF en landelijke bonden. Verder hebben wij de evaluatie van de huidige samenwerking tussen gemeente, verenigingen en SportPlaza op ons wensenlijstje staan. Daarbij leggen wij de nadruk op onderzoek naar onderhoud door de verenigingen zelf. Het beleid heeft ook alles te maken met overleg in de regio. In de tweede voortgangsrapportage, die wij binnenkort zullen bespreken, staat: ‘Gezamenlijk opdracht formuleren voor een regionaal gedifferentieerd sport- en cultuuraanbod’. Dat is voor ons ook een zorg, een zorg die ook de FTS uitspreekt: ‘Zullen wij daarmee sporten uit Tiel laten verdwijnen?’. Wat is bijvoorbeeld het risico voor ‘De Scrumboks’? Dat risico is misschien klein, maar stel je voor dat wij dezelfde situatie voor RKTVC zouden ensceneren. Ik denk dat Tiel te klein zou zijn! Het CDA zegt: ‘Zet Tiel in beweging’. Betekent dit dat wij ‘De Scrumboks’ nog meer moeten laten bewegen? De heer Van Oostrom: De laatste opmerking van mevrouw Stoeten begrijp ik niet. Wat bedoelt zij daarmee? Kan zij dat toelichten? Mevrouw Stoeten-Flach: ‘De Scrumboks’ moeten heen en weer bewegen van hun trainingsveld naar hun competitieveld. De heer Van Oostrom: Dat zegt u nu wel, maar ik heb dat nergens gelezen. In het voor ons liggende stuk wordt een aantal scenario’s geschetst en één van die scenario’s geeft deze mogelijkheid aan. Het aardige van dit stuk is nu juist dat extra onderzoek nodig is – dat is fase 2 – om de scenario’s met elkaar te bespreken. Mevrouw Stoeten komt met allerlei aannames, die ik in dit stuk niet lees.
10
Mevrouw Stoeten-Flach: Ik ben niet met aanname gekomen, ik heb mijn zorg uitgesproken over een situatie die zich zou kunnen voordoen en daarover een vraag gesteld. De heer Van Wijk: De heer Van Oostrom geeft aan dat hij positief is over het gevolgde proces en het feit dat diverse scenario’s zullen worden besproken en uitgewerkt. Waar komt naar zijn mening de zorg van de FTS en de verenigingen vandaan? Snappen zij het te doorlopen proces niet of is het niet goed uitgelegd? Hoe staat hij daarin? De heer Van Oostrom: Ik ben niet voornemens voor een ander te spreken, ik spreek alleen voor mijzelf. Er is een conferentie is geweest waaraan door de sportverenigingen en ook de FTS is deelgenomen. Ik heb er begrip voor dat de verenigingen en de FTS zorgen hebben over de op handen zijnde veranderingen en zich afvragen welke gevolgen dat zal hebben. De procedure is erop gericht richting aan die ontwikkelingen te geven, dat is waarover wij het vanavond hebben. De ontwikkelingen waarover mevrouw Stoeten zorgen heeft geuit, bijvoorbeeld met betrekking tot ‘De Scrumboks’, zullen in fase 2 aan de orde komen. Er zal onderzoek worden gedaan naar de getallen en op basis van de uit het onderzoek naar voren komende getallen zal het mogelijk zijn een goede discussie te voeren. Op dit moment kunnen wij niet meer dan ‘stel dit of stel dat’ zeggen. De heer Van Wijk: Het is mooi dat u dat zegt, maar ik wil erop wijzen dat uw partij inspraak, betrokkenheid, participatie en juiste verwachtingen scheppen hoog in het vaandel heeft staan en ik daarvan in dit geval weinig heb kunnen merken. Afgezien van de bijeenkomst waarover is gesproken, is tot nu toe in dit traject weinig participatie mogelijk geweest. Voor mij is helder dat het ontbreken van dat aspect in het traject ten grondslag ligt aan de vele vragen en opmerkingen die in de afgelopen twee commissievergaderingen en nu in deze raadsvergadering over het voorliggende stuk zijn gesteld. De heer Van Oostrom: Als u kijkt naar het vervolgtraject waarover ik het steeds heb, zult u zien dat daarin een duidelijke rol is weggelegd voor de FTS en alle verenigingen met als doel met elkaar die verdieping aan te gaan. In die fase zullen wij ons op feiten kunnen baseren en behoeven wij niet langer over veronderstellingen te spreken. Dat vinden wij prettiger. De voorzitter: Ik geef de heer Van Wijk het woord voor een laatste opmerking in dit interruptiedebat. Mevrouw Stoeten-Flach is nog aan het woord. De heer Van Wijk: Mijn laatste opmerking hierover: als dat zo is, hadden wij dit ook zonder de verenigingen kunnen bedenken. Dat is heel simpel, wij doen niet anders. De verenigingen zijn gehoord en vervolgens kiezen wij onze eigen weg. Dat is wat ik heb bedoeld te zeggen met mijn opmerking over het ontbreken van inhoud en participatie. De heer Van Oostrom: Die opmerking deel ik niet. Ik denk dat de wethouder, die het proces van dichtbij heeft meegemaakt, hierover meer kan zeggen dan ik. Onze indruk is, dat wel met de verenigingen is gesproken. Uit het lijstje blijkt welke behoeften de verenigingen hebben. Wij vinden het een goede zaak dat ‘De Scrumboks’ hun behoeften vandaag nogmaals hebben aangegeven. De heer Van Wijk moet niet suggereren dat niet met de verenigingen is gesproken en men maar iets heeft bedacht. De heer Van Wijk: Dat heb ik niet gezegd. Ik heb dat geconcludeerd uit de reactie van de verenigingen zelf. De voorzitter: Ik stel u voor, als u hierover wilt doorpraten, daarvoor uw tweede termijn te gebruiken. Mevrouw Stoeten-Flach maakt nu haar eerste termijn af. Mevrouw Stoeten-Flach: Ik heb de heer Van Oostrom ‘stel dit, stel dat’ horen zeggen. Volgens mij zit het visiedocument vol met scenario’s waarin van ‘stel dit, stel dat’ wordt uitgegaan. Het meest belangrijkste zijn een goede communicatie en afstemming met de sportverenigingen en de FTS om te voorkomen dat ongewenste effecten ontstaan. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan de kostenstructuur – niet alleen op basis van vervangingswaarde – en de subsidie. Daarom ondersteunen wij het amendement van GroenLinks van harte.
11
De heer Zuidema: Mijnheer de voorzitter. Ik denk dat het CDA het duidelijkst heeft verwoord en het best heeft begrepen waarom het hierbij gaat. Wij stellen vandaag een visie- en ambitiedocument sportaccommodatiebeleid vast. Eigenlijk ligt er nog niets, het college vraagt ons alleen of onderzoek kan worden gedaan naar de voorliggende scenario’s of dat het anders moet. Dat is het enige waarom het gaat. Dat een aantal fracties meteen de diepte is ingegaan is mijns inziens te voorbarig, maar ik begrijp wel hoe dat gekomen is. Dat is onze eigen schuld. De raad, maar ook het college van burgemeester en wethouders, had veel eerder moeten zeggen dat dit zo’n complex verhaal is, dat wij dit niet in de raad kunnen behandelen. Punt. Een door de raad te behandelen voorstel moet op één of maximaal drie A4-tjes staan. Als een voorstel meer dan vijf A4-tjes beslaat, raak ik de draad kwijt en bij een voorstel dat tien A4-tjes beslaat, dat voor niemand te begrijpen is, is iets zeer ernstigs aan de hand. Dat is wat in dit geval aan de orde is. Sportbeleid is ontzettend ingewikkeld, omdat het maatwerk is. Wij hebben te maken met de plaatselijke damvereniging met twintig leden, maar ook met een voetbalvereniging met enkele honderden leden. Dat matcht nu eenmaal niet, maar dat ontslaat de opstellers van de nota niet van hun taak een heldere nota te presenteren. De verantwoording daarvoor ligt echter niet alleen bij hen, de wethouder en het college, maar ook bij de raad. Als de raadsleden een stuk ontvangen dat naar hun oordeel onleesbaar of niet te begrijpen is, moeten zij daarover niet willen praten. Daarvoor zijn wij niet ingehuurd. Wij zitten hier om kaders te stellen, om op hoofdlijnen te besturen, en niet meer dan dat. Dat is wat ik het CDA heb horen zeggen. De oplegnota is helderder geformuleerd, maar ook daarover is een uitvoerige discussie ontstaan. De heer Melissen heeft het college in de commissie opgeroepen in de toekomst met helderder geformuleerde stukken te komen. D66 onderschrijft dat verzoek. Wij zijn van mening dat de raads- en commissieleden in dat opzicht veel daadkrachtiger moeten zijn. Het voor ons liggende stuk vraagt om een ander, transparanter sportaccommodatiebeleid. De noodzaak daarvan begrijpen wij allemaal, maar transparantie leidt natuurlijk tot onrust. Je krijgt inzicht in dingen en je gaat elkaar bevragen op wat voorligt. Het doel daarvan is draagvlak creëren. Doe je dat vooraf – ga je eerst met de verenigingen om de tafel zitten en vraag je wat naar hun mening zal moeten gebeuren – dan kan één vereniging het complete beleid blokkeren. Daarop zit niemand te wachten. Wij willen een bezuinigingsslag maken en de verenigingen prikkelen met elkaar te gaan samenwerken en met elkaar na te denken over een zorgvuldig sportbeleid, over het zorgvuldig neerzetten van de sportmogelijkheden in deze gemeente. Ik denk dat wij de handen daarvoor best op elkaar zullen krijgen. Wij moeten ons niet laten verleiden tot het voeren van oeverloze discussies over regelingen, complexe verordeningen en wat dan ook. Laat het college eerst onderzoek doen en de scenario’s uitwerken, de beslispunten die op grond daarvan aan de orde zullen zijn zullen daarna vanzelf bij ons op tafel komen. D66 heeft het vertrouwen dat het college zorgvuldig met deze complexe problematiek zal omgaan. Het verzoek aan het college met een helder document te komen, met concrete beslispunten en vast te stellen kaders, wil ik nog een keer benadrukken. D66 zal de verdere ontwikkeling positief-kritisch blijven volgen. De heer Van Wijk: Ik wil mijn collega’s van D66 een vraag stellen, mijnheer de voorzitter. Het gaat om twee dingen: visie en ambitie en kaderstelling. Om welke kaders gaat het? De kaders moeten nog gesteld worden. Dat is één. Ten tweede. Als je een visie en een ambitie hebt, zet je je visie en ambitie uit. Als dat zou zijn gebeurd, zouden wij deze sessie niet behoeven te hebben. Dat klopt. Vervolgens ga je met de betrokkenen aan de slag en laat je ze participeren. Dat is niet ‘iedereen zijn zin geven’ en behoeft ook niet te betekenen dat plannen worden geblokkeerd. Daarvoor zitten wij hier ook, dat heb ik ook aangegeven. De heer Zuidema doet het voorkomen alsof dat de reden is waarom het is gegaan zoals het gegaan is. Blijkbaar is het niet goed gegaan en de kaders waarover de heer Zuidema heeft gesproken zie ik niet. De heer Zuidema: Het klopt dat de kaders in eerste instantie nog vaag zijn, maar over het zwembad is in het document al een stevige uitspraak gedaan. Ik heb erop gewezen dat deze problematiek zo complex is, dat wij de uitkomsten van het nadere onderzoek zullen moeten afwachten om tot concrete kaders te kunnen komen. Nogmaals: ik ben van mening dat het niet doenlijk is in het voortraject al uitvoerig met de verenigingen te praten – wat wel gedaan is – en geen uitspraken en beloftes kunnen worden gedaan, omdat dan aan het democratisch gehalte van dit gremium wordt voorbijgegaan. Als in het voortraject al kaders worden gesteld, kan de raad dat niet meer doen. De heer Van Wijk: Wat de heer Zuidema nu zegt vind ik opmerkelijk. Als raad willen wij altijd weten of alle betrokkenen er inderdaad bij betrokken zijn. Wij constateren keer op keer dat betrokkenen
12
wel gehoord worden, maar hun betrokkenheid niet oplevert wat zij wensen. Daarover ontvangen wij klachten. In de commissie heb ik erop gewezen dat dit bij andere gremia ook het geval is. Daarom zeg ik: het gaat er niet om mensen gelijk te geven, het gaat erom dat wij draagvlak kunnen creëren door de goede richting te bepalen. Dat is in dit geval in onvoldoende mate gebeurd. De heer Zuidema: Die zorg delen wij volledig met u. In de commissie hebben wij benadrukt dat overleg met verenigingen en de FTS van uitermate groot belang is om tot een zorgvuldig geformuleerd beleid te kunnen komen. Daarin vinden wij elkaar. De heer Beijer: Mijnheer de voorzitter. Ik behoef niet uit te leggen dat wij over een complexe materie spreken. Het voor ons liggende stuk is niet gemakkelijk en onduidelijk, de voorgaande sprekers hebben daarover al het nodige gezegd. Ook wij zijn van mening dat het voor ons liggende stuk ingewikkeld in elkaar zit. In het verslag van de op 10 april van dit jaar gehouden werkconferentie staat dat de tarieven op basis van de vervangingswaarden worden vastgesteld. Dat zou ontleend zijn aan de nota ‘Sport beweegt, sport bindt’ van 2007. In deze nota staat echter dat de tarieven aan de onderhoudskosten gekoppeld zullen blijven. Ik heb niet kunnen vinden wanneer een ommezwaai is gemaakt. Wanneer heeft de raad daartoe besloten? Wanneer is deze verandering doorgevoerd? Ik heb de indruk dat het uitgangspunt met betrekking tot de tarieven in de nota van 2007 nog van kracht is. Misschien kan de wethouder mij dat uitleggen. Over de bij de verenigingen bestaande onduidelijkheden over de consequenties van het nieuwe beleid is al veel gezegd. In het stuk wordt daarvan melding gemaakt. Als voorbeeld noem ik de onduidelijkheid over de tarieven. De heer De Rooij heeft er in zijn bijdrage op gewezen, dat het een utopie is te veronderstellen dat wij de kosten helder in beeld zullen krijgen. Zo ingewikkeld is het en zo ervaren wij dat ook wel. In de nota is een tarievenlijst voor 2012 opgenomen. Is dat een tarievenlijst op basis van de onderhoudskosten of kunnen wij al spreken over de vervangingswaarden waar wij naartoe willen of waartoe wij misschien al besloten hebben? Duidelijkheid daarover hebben wij niet aangetroffen. Is zo’n overzicht al te maken? De FTS is meerdere malen genoemd. Is de FTS voldoende betrokken geweest bij het samenstellen van deze nota? Wij denken dat het beter had gekund. Bij de door mij aangehaalde conferentie zijn de FTS en de verenigingen pas achteraf bij het traject betrokken. Het stuk was al klaar en is in die bijeenkomst bediscussieerd. Wij zijn van mening dat zo’n stuk aan het begin van de rit aan de betrokkenen moet worden aangeboden met als doel daarover met elkaar in overleg te treden. Het stuk uit 2007 heet zoals gezegd ‘Sport beweegt’, maar je zou kunnen zeggen dat wij de FTS stil hebben laten zitten. Nu wij scenario’s gaan onderzoeken, zouden wij op zijn minst moeten weten of die scenario’s draagvlak hebben. Aan de andere kant wil ik erop wijzen dat de raad vanavond geen keuzes maakt en alleen een richting aangeeft. Wij willen dat de betrokkenen, de verenigingen, in de gelegenheid worden gesteld hun mening over de scenario’s te geven en daarvoor draagvlak wordt gecreëerd voordat wij keuzes maken. Als ik lees dat de FTS wordt geïnterviewd, is dat naar mijn mening veel te weinig. De FTS moet niet worden geïnterviewd, maar bij de totstandkoming van het nieuwe beleid worden betrokken. Het is belangrijk dat er een duidelijk communicatieplan komt voor het vervolg van het traject, een communicatieparagraaf waarin wordt aangegeven wanneer waarover inspraak mogelijk is. Dat is voor iedereen een stuk duidelijker. Over de bezuinigingsopdracht van € 41.000,- wil ik ook nog een opmerking maken. Ik heb gekeken waar dat bedrag zou kunnen worden gevonden en hoe deze opdracht zou kunnen worden uitgewerkt. Ik heb dat niet kunnen vinden, misschien kan de wethouder daarover duidelijkheid geven. Wij zijn van mening dat de sport laagdrempelig moet blijven en de bezuinigingsopdracht niet ten koste van de contributies mag gaan. Wij willen graag weten hoe dat in elkaar zit. Ik heb het al gezegd dat wij de scenario’s gaan uitwerken. Die uitwerking is belangrijk, omdat daardoor duidelijkheid zal kunnen worden gegeven. De nu aangegeven scenario’s lezend zijn bij ons allerlei vragen gerezen, bijvoorbeeld over de periodes. De ene periode loopt tot het jaar 2015 en de andere periode beslaat de periode 2015 tot 2020. De periodes volgen elkaar op. Hoe moeten wij dat zien? Hoe zijn de verbanden tussen de verschillende periodes? Wij zien in de scenario’s ook allerlei koppelingen. Als wij het één doen, kan het ander niet en omgekeerd. Ook daarover zal in het vervolgtraject duidelijkheid moeten worden gegeven. Nogmaals: de raad maakt vanavond geen keuzes, maar geeft alleen een richting aan. Als wij straks wel keuzes zullen moeten maken, zullen wij het draagvlak voor de te maken keuzes moeten kunnen beoordelen. Op het amendement zullen wij in onze tweede termijn terugkomen.
13
De heer Van den Burg: Mijnheer de voorzitter. Soms lijkt het wel of ik van Mars kom. Ik heb dit stuk heel anders gelezen dan veel andere mensen. Ik vind dit namelijk een positief stuk. In dit stuk is duidelijk aangegeven van welke problematieken sprake is, wat daarachter ligt en welke keuzes in de toekomst zullen moeten worden gemaakt om een voor iedereen betaalbaar sportaccommodatieplan te kunnen maken en om het mogelijk te maken dat Tielenaren hun favoriete sport zullen kunnen blijven beoefenen. In feite is dat het uitgangspunt van deze startnotitie, die ons inzage geeft in de problematieken die aan de orde zijn. Naar mijn mening heeft de betreffende ambtenaar haar werk goed gedaan. Deze nota heeft mij inzicht gegeven in het antwoord op de vraag hoe een en ander in elkaar zit en ik heb in de nota ook de complexiteit van deze problematiek kunnen zien. Met D66 ben ik het eens dat een damclub geen rugbyclub, voetbalclub of zwemclub is. Het is duidelijk dat sprake is van verschillende belangen en voor wat betreft de verschillende belangen zijn in deze startnotitie absoluut nog geen keuzes gemaakt. Dat de notitie zeer uitgebreid is, is het manco. Hoe uitgebreider de nota is, hoe meer vragen daarover kunnen worden gesteld. Ik heb de discussie vanaf de publieke tribune gevolgd. Dat vond ik interessant, want op de publieke tribune luister je nog beter. Het voordeel van de oplegnotitie is naar mijn mening, dat de kapitaallasten eruit zijn gehaald. De kapitaallasten behoeven in feite niet op het sportaccommodatiebeleid te drukken, maar de kapitaallasten zijn moeilijk te traceren. De velden van Theole zijn door de gemeente aangekocht van de familie Dresselhuis, die geld wilde cashen. Als die kosten worden doorberekend, moet je bijna miljonair zijn als je voor Theole wilt kunnen voetballen. Het college heeft in dat opzicht een duidelijke weg gekozen. Dat brengt mij bij mijn probleem en bij de geschetste scenario’s. De VVD heeft zojuist aangegeven dat zij voor wat het zwembad betreft een tweede scenario wil hebben. Dat is nu heel duidelijk opgenomen. Als scenario ligt voor dat ‘De Scrumboks’ van twee locaties gebruik zullen moeten gaan maken, maar de leden van ‘De Scrumboks’ willen natuurlijk een biertje of een glaasje cola kunnen drinken nadat zij getraind hebben en willen de clubkast kunnen zien waarin alle gewonnen bekers staan. Zo is het verenigingsleven. Ik ben van mening dat het college met inachtneming van dat aspect scenario’s moet kunnen uitwerken, wij moeten het college de ruimte geven voor het verder ontwikkelen van het nieuwe beleid. Dit is een startnotitie. Wij moeten het college de opdracht geven met de verschillende scenario’s en alle door de raad toegevoegde elementen aan de slag te gaan. Dit is nogmaals gezegd een complexe materie, want er zijn in Tiel 5000 tot 6000 mensen die sporten en zij hebben allemaal een mening. Dan heb ik het nog niet eens over alle sportscholen die niet in deze notitie staan. Ik heb een probleem met het feit dat de wethouder in de commissie antwoorden heeft gegeven die nog niet gegeven konden worden. Daardoor is bij mij een stukje wantrouwen ontstaan. Liever zou ik dat wantrouwen niet hebben, maar ik kan mij goed voorstellen dat de sportclubs en ander politieke partijen zich afvragen of niet al een scenario klaar ligt. Ik hoop dat dat niet het geval is, ik hoop dat wij in de toekomst tot een goed sportaccommodatiebeleid zullen kunnen komen en ben het met mevrouw Son-Stolk eens dat goed moet worden gekeken naar de stappen die wij in het vervolgtraject zullen moeten zetten. Ervan uitgaande dat een aantal scenario’s met potlood is geschreven, is de vraag aan de orde op welke wijze de sportverenigingen en de FTS invloed op het nieuwe sportaccommodatiebeleid kunnen uitoefenen. Als wij daaraan vanavond een uitvoerige discussie wijden, lopen wij vooruit op de gang van zaken. Ervan uitgaande dat de scenario’s nu nog met potlood zijn geschreven, behoort het college hiermee bij de raad terug te komen en zal de raad pas aan de hand van de uitgewerkte scenario’s een politieke discussie kunnen voeren. Op dit moment moeten wij dat nog niet doen. Mevrouw Duquesnoy-van den Heuvel: Mijnheer de voorzitter. Bewegen en sporten zijn niet alleen belangrijk voor je gezondheid, maar ook voor je sociale contacten. Onderzoek heeft aangetoond dat kinderen betere leerprestaties leveren als zij gymnastiekles krijgen en bewegen op latere leeftijd de mobiliteit en sociale participatie van mensen ten goede komt. De VVD is er daarom blij mee, dat de gemeente ruime aandacht heeft voor sportbeoefening. Daarbij past uiteraard dat de faciliteiten voor sportbeoefening goed moeten zijn. Het verheugt ons dat met het voorliggende voorstel een aanzet wordt gegeven voor de ontwikkeling van een document inzake sportaccommodatiebeleid. Het heeft ook onze fractie wel de nodige moeite gekost het thans voor ons liggende stuk te begrijpen en te interpreteren. In onze ogen is het een ingewikkeld stuk, dat niet helder maakt waartoe wij nu precies besluiten. De VVD vraagt de wethouder daarom toe te lichten wat dit stuk precies voor het toekomstige sportbeleid betekent.
14
Het is goed te lezen dat naast de mogelijkheid van nieuwbouw ook de mogelijkheid van renovatie van het zwembad zal worden onderzocht. Wij kunnen wel ambities hebben, maar wij zullen gezien de huidige economische situatie keuzes moeten maken en niet altijd kunnen krijgen wat wij willen. Een onderzoek naar een intergemeentelijk sportbedrijf is zeker niet verkeerd, maar alleen als het uitgangspunt is dat Tiel centrumgemeente is en blijft. Zorgen zijn er bij de VVD en – dat hebben wij zojuist kunnen horen – de FTS over het nieuwe tarievenstelsel. Onze vraag lijkt technisch, maar dat is zij niet. Waarom is gekozen voor een tariefstructuur op basis van vervangingswaarden? Kunt u ons de voor- en nadelen van dit systeem uitleggen en een voorbeeld geven van hoe dit systeem er zal gaan uitzien? Overigens gaan wij er wel van uit, dat de raad uiteindelijk het tarievenstelsel zal vaststellen. De VVD vindt het belangrijk dat frequent overleg plaatsvindt met de individuele clubs en de FTS. In onze ogen is het van groot belang dat de clubs zich in het gemeentelijke beleid kunnen vinden. Het is immers beter tevoren afspraken te maken dan achteraf onvrede op te lossen. Mijn laatste vraag in eerste termijn gaat over het betrekken van de raad bij het proces. Hoe zal de raad in dit dossier worden meegenomen? Wethouder Driessen: Mijnheer de voorzitter. De in de laatste twee commissievergaderingen over dit stuk gevoerde discussies geven aan hoe complex deze problematiek is. In één van die twee vergaderingen heb ik gezegd dat ik daarvan heb geleerd en heb ik toegezegd, dat een stuk als dit in het vervolg anders zal worden opgesteld, dat stukken voortaan helderder en kleiner zullen zijn. De heer Zuidema stelde zojuist dat hij de draad kwijt raakt als een voorstel meer dan een vijftal A4-tjes beslaat. Ik heb goede nota genomen van de over de complexiteit van dit stuk geuite kritiek. Wellicht ben ik naïef geweest door de complexiteit aan te geven van de situatie waarover wij het in dit geval hebben. Dat het stuk niet helder genoeg is moet ik aannemen, ik hoop dat ons de kans zal worden geboden het traject te verbeteren. De doelstelling van dit traject is naar mijn mening helder. Ik zal eerst in algemene zin op de gestelde vragen reageren en vervolgens zal ik dat per partij doen. Doel van het voorliggende visiedocument is het inkaderen van het onderzoek op basis van de uitgangspunten, lees het visie- en ambitieverhaal. Daarbij gaat het toch wel om een bepaalde kadering. De in het stuk beschreven scenario’s zijn op de uitkomsten van onderzoek en interviews met de diverse clubs gebaseerd. Gelet op de beperkte geldmiddelen en omdat wij geen problemen willen verzinnen waar zij niet zijn, stellen wij voor geen onderzoek te doen met betrekking tot de clubs die op dit moment geen problemen hebben. Dat is de basis van het voorliggende voorstel. In het verdere traject zullen wij de mogelijke scenario’s met de clubs en in hoofdlijnen met de FTS bespreken. Dat is voor mij een buitengewoon belangrijk punt. Ik zeg dit heel bewust: het gaat om de clubs. Natuurlijk is het overleg met de FTS over de hoofdlijnen en het algemene sportbelang ook belangrijk, maar het gaat nogmaals gezegd om de clubs. Als bij de gesprekken met de clubs een betere oplossing wordt gepresenteerd waaraan wij niet hebben gedacht, zouden wij natuurlijk wel gek zijn als wij de haalbaarheid daarvan niet zouden onderzoeken. Wij hebben er bewust voor gekozen eerst een inventarisatie te maken. Als wij alle clubs aan de voorkant zouden vragen wat naar hun mening een goede oplossing zou zijn, maken wij het probleem naar mijn mening alleen maar groter. Het maken van keuzes kan tot impopulaire maatregelen leiden, maar de belangen van de clubs en de belangen van de sporters – dat zijn twee verschillende grootheden – staan wat mij betreft bovenaan. De problematiek waarover wij het hebben is als volgt onder te verdelen: enerzijds zijn er de accommodaties, exploitatie en beheer, en anderzijds is er de tarifering. Alle aspecten die daarmee te maken hebben moeten in beeld worden gebracht om tot transparantie te komen. Pas als dat zal zijn gebeurd zullen wij weten wat een en ander kost. Omdat wij willen voorkomen dat clubs omvallen, hebben wij het voorstel gedaan straks aan de hand van onze bevindingen een bepaalde subsidiemethode in te voeren. De heer Van Wijk: De wethouder zegt dat hij de clubs om oplossingen wil vragen. Wij zeggen dat wij de clubs niet om oplossingen moeten vragen, omdat dat tot een belangenstrijd zal leiden. Nee, wij moeten tegen de clubs zeggen dat bezuinigd moet worden – ik mag aannemen dat iedereen daarvoor begrip heeft – en dus een nieuw beleid moet worden uitgezet. Dat moet het uitgangspunt voor het gesprek zijn. Het uitgangspunt voor het gesprek moet niet de vraag aan de club zijn ons aan te geven hoe wij het moeten gaan doen. Als wij die vraag aan de clubs voorleggen, zal iedereen voor zijn eigen parochie preken. Ik vind het opmerkelijk dat de wethouder dit zegt. Wethouder Driessen: Als de heer Van Wijk mijn woorden zo interpreteert, moet ik mij verontschuldigen want dan heb ik mij verkeerd uitgedrukt, mijnheer de voorzitter. Het was mijn bedoeling te zeggen dat wij daarvoor bewust niet hebben gekozen omdat wij dan in de door hem omschreven
15
situatie van het preken voor eigen parochie zouden zijn terechtgekomen. Wij willen aan de hand van de scenario’s die wij de raad voorstellen over te nemen met de clubs in gesprek gaan. Als in dat gesprek blijkt dat een betere oplossing mogelijk is, zouden wij gek zijn als wij die oplossing niet zouden meenemen. Dat is wat ik bedoeld heb te zeggen. De heer Van Wijk: Dan is mijn vraag wat de bedoeling is geweest van de eerste ronde. Het participatieproces is met de eerste ronde begonnen. In de eerste ronde hebt u een inventarisatierondje gemaakt en de indruk gewekt dat daarop een inhoudelijk vervolg zou komen. In uw ogen komt dat er ook in de vorm van de interviews die na deze vergadering zullen plaatsvinden. In onze ogen zou het overleg met de clubs meer moeten inhouden dan alleen een interview. Als het uitgangspunt is geweest dat de clubs worden gehoord, dat vervolgens een beleid wordt uitgezet en wordt geregeld dat de clubs het dan wel zien, ben ik van mening dat de sessie met de FTS en de andere verenigingen niet nodig zou zijn geweest. De heer Van Oostrom: Dit horend vraag ik mij af of u het echt niet wilt snappen. Uit de met de sportverenigingen gevoerde gesprekken is naar voren gekomen welke sportverenigingen wel of geen problemen hebben met betrekking tot accommodaties. Aan de hand van die gesprekken is de in het stuk opgenomen lijst opgesteld, waarin 25 accommodatievraagstukken zijn vermeld met daarbij scenario’s die nog moeten worden uitgewerkt. Als die gesprekken niet zouden zijn gevoerd, had het scenarioverhaal er niet kunnen liggen. Ik begrijp niet waarom de heer Van Wijk bij herhaling stelt dat de voorfase geen zin heeft gehad. De heer Van Wijk: Je kunt het ook omkeren. Ik begrijp niet waarom u en anderen niet inzien dat de door de sportverenigingen geuite verontrusting is gebaseerd op het feit dat in het visie- en ambitiedocument scenario’s zijn voorgelegd die anders hadden kunnen zijn als je ervan uitgaat dat daarvoor draagvlak zal moeten worden gecreëerd. Dat is ook wat ik de wethouder heb horen zeggen, maar misschien heb ik het niet goed gehoord. Wij zijn al heel lang, namelijk twee maanden, met dit onderwerp bezig en het gaat om de vraag hoe de participanten, de actoren, inhoudelijk bij dit proces kunnen worden betrokken. Nogmaals: het beleid wordt hier gemaakt. De heer Van Oostrom: Wat hier gebeurt is het volgende. Wij werken met twee zeven. Wij hebben verenigingen door een grove zeef gehaald en andere verenigingen zijn blijven liggen. Met hetgeen door de zeef is gevallen moet iets gebeuren en daarvoor zijn scenario’s aangedragen. Het krachtige van dit verhaal vind ik, dat wij door de zeving in gesprek kunnen gaan met de sportverenigingen waarom het gaat en met elkaar de diepte kunnen ingaan. Daarvoor is ruimte, er zal onderzoek worden verricht om de mogelijkheden in beeld te krijgen. Op basis van de gegevens die daaruit zullen voortkomen, zullen wij het gesprek verder kunnen aangaan. Als wij dat niet doen, blijven wij in het vage. Ik vind de voorgestelde werkwijze heel goed, omdat de verenigingen daardoor de ruimte krijgen om hun noden en verhalen uit te werken. De heer Van Wijk: Wij kunnen niet over en weer blijven praten. Onze insteek is een totaal andere dan de insteek van de heer Van Oostrom en de door de wethouder gekozen insteek. De voorzitter: Ik stel vast dat sprake is van een cirkelredenatie en veronderstel, dat het u niet zal lukken het met elkaar eens te worden. Ik stel de wethouder voor zijn verhaal af te maken. Daarna zal ik de vergadering schorsen, zodat u over het amendement kunt overleggen. Laten wij proberen dezelfde discussie niet te herhalen. Ik begrijp waarom deze discussie gevoerd wordt, maar op een gegeven moment wordt het voor de zaal lastiger de discussie te volgen. De heer Van Wijk: Ik heb niet de heer Van Oostrom maar de wethouder om antwoord gevraagd. De voorzitter: De wethouder zet zijn beantwoording nu voort. Wethouder Driessen: Wij hebben voor deze aanpak gekozen op grond van de motivatie die ik zojuist heb gegeven. Ik sta daar nog steeds volledig achter, omdat ik vertrouwen heb in het vervolgtraject. Als er geen vertrouwen is in het vervolgtraject, is ieder voorstel gedoemd te mislukken. Ik sta nog steeds achter dit voorstel. Of men dat een interview, een goed gesprek, een discussie of een dialoog noemt, wij zullen de clubs en de FTS bij het vervolgtraject betrekken. Als de raad vandaag het groene licht geeft, zal de onderzoeker verder aan de slag gaan en op basis van de gevoerde gesprekken voorstellen aan het college voorleggen die ik - ik val in herhaling - met de commissie zal bespreken. De met de clubs besproken voorstellen zijn dan nog in potlood ge-
16
schreven. We hebben eerst het gesprek, daarna komen de gevolgen, de mogelijkheden en de ideeen die wij hebben aan de orde. De clubs kunnen op de voorstellen reageren – dat staat in het stuk – en wij kunnen voor bijstelling kiezen, maar wij kunnen ook kiezen welke de gevolgen zullen zijn. Dat zullen we met raad delen, want de raad kiest uiteindelijk aan de hand van de uitkomsten van de onderzoeken die zullen worden gedaan. Het college is van de uitvoering en zal een voorstel doen om dingen te koppelen, omdat het transparantie en gelijkheid nastreeft. Ik zal nu niet op het amendement vooruitlopen, maar de basis is dat wij helderheid willen krijgen. Terecht is opgemerkt dat wij beter meteen kunnen stoppen met alles doorrekenen als wij verder niets willen doen. Als dat de insteek van de raad zou zijn, zou ik de raad willen voorstellen de wethouder vanavond nog naar huis te sturen. Als wij niets willen doen, zullen de kosten door de verenigingen niet te betalen zijn en dat is natuurlijk niet de bedoeling, zeker niet van deze sportminded wethouder. Omdat wij transparantie willen hebben en willen voorkomen dat clubs omvallen, zullen wij met een voorstel moeten komen. De raad gaat over de subsidies. Stel dat mijn opvolger tot de slotsom zou komen dat bij de subsidies veel geld valt te halen en zou voorstellen de subsidies af te schaffen. Ik acht de raad hoog en ga ervan uit dat de raad dat nooit zal toelaten, omdat veel sportverenigingen daarmee de nek zal worden omgedraaid. Dat zal dus niet in het stuk terugkomen, maar wij gaan wel voor gelijkheid en helderheid. Als zal blijken dat op dit moment sprake is van onverantwoorde ongelijkheid moeten wij ons afvragen of wij degenen die nu teveel betalen minder moeten laten betalen, maar wel gerechtvaardigd, of dat wij de discussie moeten aangaan. Daarover wil ik met de raad praten aan de hand van de uitkomsten van de onderzoeken die wij gaan doen. Uit die onderzoeken kan ook als resultaat naar voren komen dat er verenigingen zijn die ten onrechte te weinig betalen. Als wij daarin inzicht hebben, zullen wij met elkaar bespreken hoe wij de verschillen kunnen rechttrekken. Er kunnen verenigingen zijn die nu relatief lage contributies hebben omdat de doorberekende huur relatief laag is. Het onderzoek zal dat in beeld brengen. Als de uitkomst van het onderzoek bekend is zullen wij weten waarover wij het hebben, maar zo ver zijn wij nog niet. De heer Van den Burg stelde dat ik antwoorden zou hebben gegeven op vragen die nog spelen, maar dat is niet juist. Er is hier geen addertje onder het gras en er is geen verborgen agenda. Dat dit een moeilijk leesbaar stuk is heb ik al beaamd. De volgende keer zal ik de raad een gemakkelijker leesbaar stuk voorleggen. Als er behoefte is aan meer informatie, kan naar de bijlage worden verwezen, maar de inhoud zal de raad uit het opliggend stuk kunnen halen. Mevrouw Stoeten-Flach heeft aandacht gevraagd voor toegankelijkheid en veiligheid en de normen van het NOC, de NSF en de VNG. De raad heeft nog niet zo lang geleden het gehandicaptenbeleid vastgesteld, dat erop is gericht dat accommodaties toegankelijk worden gemaakt. Wij hebben daarvoor uitgangspunten bepaald die wij natuurlijk meenemen. Accommodaties moeten laagdrempelig zijn, dat geldt niet alleen voor de tarievenstructuur maar ook in letterlijke zin. Voorts is een opmerking gemaakt over de regionale sportvoorzieningen. In dit kader verwijs ik naar het daarover in het stuk en in de aanvraag voor GSO IV in relatie met het regiocontract gestelde. Sport is evenals cultuur ook voor de provincie belangrijk. De provincie heeft gezegd dat wij goed moeten nadenken over de vraag hoe wij met sport en cultuur willen omgaan en hoe wij elkaar kunnen versterken. Wij hebben daarover dezelfde afspraken gemaakt. Hoe zijn wij daarmee bezig? Een week of drie geleden hebben collega Verspuij voor cultuur en ik voor sport ons afgevraagd of wij kansen zien om dat te gaan doen en onze conclusie was dat wij inderdaad kansen zien, maar de gemeente Tiel evenals Zaltbommel en Culemborg eerst zal moeten bepalen wat voor sportstad zij wil zijn. Wij hebben ook nog het Ommeland, er zijn nog zeven gemeenten die meedoen. Dat zullen wij waarschijnlijk in overleg met de Gelderse Sportfederatie invullen. Het is natuurlijk heel breed, voor de ene sport houdt het op bij de gemeentegrens – dan moet je bepalen wat wij als basis in onze stad willen hebben – maar er zijn ook sporten die niet bij de gemeentegrens stoppen. Ik zal ‘De Scrumboks’ als voorbeeld nemen. Wij moeten niet voor alle tien gemeenten een rugbyclub nastreven om zo een regionale competitie mogelijk te maken. Dat is vragen om problemen. Clubs zoals ‘De Scrumboks’ hebben juist aanwas van buiten de gemeentegrens nodig. Ik zal een ander voorbeeld noemen. Zaltbommel is druk bezig met de ontwikkeling van een skeelerbaan waar NK’s en EK’s zullen kunnen worden georganiseerd. Wij kunnen ons afvragen of de gemeente Tiel zich moet inzetten voor het ook realiseren van een skeelerbaan. De gemeente Tiel zou kunnen zeggen dat het beter is dat zij zich op andere sporten concentreert. De Schaarsdijkweg is een voorbeeld waarover wij in het kader van de Perspectievennota hebben gesproken. Bij de behandeling van de begroting zullen wij daarover nog discussiëren. Als daarvoor wordt gekozen, wat in principe is afgesproken, ligt daar voor Tiel een kans. Omdat het om een kernsport gaat, heeft de provincie uitgesproken dat wij daarmee verder moeten gaan.
17
Wij willen regionaal en slim met elkaar over mogelijkheden gaan praten en zullen natuurlijk proberen zoveel mogelijk sporten in de centrumgemeente Tiel te houden. Ik weet wat ik zeg, maar er is toch geen pers bij. Wij zullen dat overleg op een verantwoorde manier voeren. Het doel is niet het hebben van zoveel mogelijk sporten in Tiel, maar wel de sporten die in Tiel gewenst zijn en in Tiel horen. Het kan best zijn dat ons op termijn een verzoek zal worden voorgelegd voor een sport die nu nog niet in Tiel wordt bedreven. Is de deur dan dicht? Natuurlijk niet! De voorzitter: Wilt u uw betoog afronden, mijnheer de wethouder? Wethouder Driessen: U hoort hoe bevlogen ik ben, mijnheer de voorzitter. Tot zo ver mijn antwoord op de gemaakte opmerkingen over de regionale sportvoorzieningen. Over het leerpunt met betrekking tot het thans voorliggende stuk heb ik al gesproken. Over het interview van FTS heb ik zojuist gezegd dat dat wat mij betreft anders mag worden genoemd. Wij willen gewoon dat de mensen betrokken zijn. De bezuinigingsopdracht, waarover de heer Beijer een opmerking maakte, zal ik – met zijn goedkeuring – met mijn hulplijn bespreken. De heer Beijer stelde dat de raad vandaag geen keuzes maakt. Het college stelt de raad voor het college de opdracht te geven tot het uitwerken van de voorliggende scenario’s. Dat is natuurlijk wel een keuze. Met betrekking tot de tarievenstructuur ligt echter geen keuze voor. De door de heer Van den Burg in de richting van de ambtenaar uitgesproken complimenten zal ik vanavond nog overbrengen. Hieraan is overigens door meer dan één ambtenaar gewerkt en ik ben met de heer Van den Burg van mening, dat de ambtenaren die dit stuk hebben opgesteld erg hun best hebben gedaan. De heer Van den Burg sprak over 5000 tot 6000 sporters in Tiel. Ik hoop dat het er veel meer zijn omdat sporten van groot belang is. Op de vraag waarom voor het in het stuk omschreven tarievenstelsel is gekozen zal ik zo dadelijk terugkomen. Deze vraag is wat mij betreft te technisch. Dat de keuze voor het tarievenstelsel een politieke lading heeft begrijp ik, want er zit een bedoeling achter. Zoals gezegd zal ik daarop terugkomen. De voorzitter: Dank u zeer. Op verzoek van ProTiel schors ik de vergadering voor maximaal een kwartier. De vergadering is geschorst. Schorsing. De voorzitter: De vergadering is heropend. Mevrouw Son-Stolk: Mijnheer de voorzitter. Het verhaal dat wij van de wethouder hebben gehoord geeft ons het vertrouwen dat de sportclubs, de FTS, de commissie en de raad op een goede manier in het vervolgtraject zullen worden meegenomen. Wij gaan akkoord. De heer Van den Burg: Mijnheer de voorzitter. Ik stel vast dat een Babylonische spraakverwarring is ontstaan. In eerste termijn heb ik gezegd dat de kapitaallasten niet meegerekend worden en ik heb zojuist een aantal mensen gesproken die daarover anders denken. Ik wil hierover duidelijkheid van het college hebben. Hoe zit dit technisch in elkaar? Ik weet dat dit een technische vraag is, maar ik denk dat het antwoord op deze vraag relevant is voor de discussie die wij vanavond voeren. Ik heb gelezen dat de kapitaallasten bij de ontwikkeling van de locatie Schaarsdijkweg een rol zouden kunnen spelen, maar de vervangingsinvesteringen het uitgangspunt voor het nieuwe tariefstelsel zijn. Omdat het belangrijk is dat de onduidelijkheid hierover wordt weggenomen, zou ik het op prijs stellen als de wethouder hierop zou ingaan. De voorzitter: Ik stel voor dat de wethouder de vraag van de heer Van den Burg nu beantwoordt. Wij hebben een aantal discussies gehad die tot helderheid hebben geleid en wij hebben kunnen vaststellen, dat de meningen op een aantal punten tegenovergesteld zijn. Omdat het antwoord op deze vraag van invloed kan zijn op de meningsvorming, verzoek ik de wethouder daarop nu eerst in te gaan. Mevrouw Duquesnoy-van den Heuvel: De wethouder heeft ook toegezegd op mijn vraag te zullen terugkomen. De voorzitter: Dat kan hij meteen doen.
18
Wethouder Driessen: Mijnheer de voorzitter. Graag wil ik terugkomen op de drie vragen van financiële aard, waarop ik in eerste termijn het antwoord schuldig moest blijven. Laat ik met de voor mij gemakkelijkste vraag beginnen, de vraag over de bezuiniging ten bedrage van € 41.000,-. Dat bedrag hebben wij bij de vaststelling van de begroting 2012 afgesproken en komt uit de B lijst-opsomming. Van dit bedrag is al € 25.000,- gerealiseerd, dus wij hebben nog € 16.000,- te gaan. Daar gaan wij voor. Dit is een mooi bruggetje naar het complexere antwoord op de vraag hoe het zit met de tariefstelling, waarbij de vragen van de heer Van den Burg en mevrouw Duquesnoy aansluiten. Het lukt mij nu niet kort klip en klaar aan te geven wat er precies in zit en hoe wij het hebben bedoeld. Dit is weer een bruggetje naar het amendement, dat wij tijdens de schorsing goed hebben bekeken. Ik kan de indieners zeggen dat wij het daarin gestelde willen omarmen. Wij zullen de gevraagde helderheid geven en ik stel voor de besluitvorming rondom de tarifering en alles wat daarbij hoort als een apart punt te behandelen. De voorzitter: Dat betekent dat het college het amendement overneemt. In tweede termijn wil ik dan ook geen discussie meer hebben over de tarieven en dergelijke, het college zal daarop later in een apart voorstel terugkomen. Ik verzoek u in uw tweede termijn aan te geven of u met de door de wethouder gedane toezeggingen verder kunt en een besluit kunt nemen. Dat is waarover wij het nog moeten hebben. Als iemand nog iets belangrijks mist dat niets met geld heeft te maken, kan daarvoor in tweede termijn aandacht worden gevraagd. Is de heer Zuidema dat niet met mij eens? De heer Zuidema: Bijna. Voor de helderheid: ik hoop dat de onderzoeksopdracht naar de financiële paragraaf gelijk oploopt met de onderzoeksopdracht betreffende de scenario’s. Ik neem aan dat sprake zal zijn van een één op één-relatie. Wethouder Driessen: Gelet op het uitgangspunt voor de startnotitie zijn die twee opdrachten onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is een pakket maatregelen, het sportaccommodatiebeleid, - dat is het ene pakket - en wij zullen de besluitvorming over de tarifering en dergelijke apart beoordelen, maar de twee onderzoeken zullen parallel lopen. Zo heb ik het van de heer Van Wijk begrepen. De voorzitter: Aan de orde is de tweede termijn van de raad. De heer Van Wijk: Mijnheer de voorzitter. Het is natuurlijk prettig als het college je amendement of motie omarmt. Gezien de over dit onderwerp gevoerde discussies zijn wij blij met de mededeling van de wethouder. Wij blijven ten aanzien van dit visie- en ambitiedocument een kritische insteek houden en willen graag op de hoogte worden gehouden van de wijze waarop het traject zal verlopen en de scenarioontwikkeling, de afstemming met de verenigingen, zal plaatsvinden. Ik weet niet of nu al iets over dat traject kan worden gezegd. Een en ander zal in elk geval een vervolg krijgen in de commissie. Als het amendement zou zijn afgewezen, zouden wij niet met het visie- en ambitiedocument hebben ingestemd, maar nu ons amendement door het college is overgenomen willen wij ondanks onze kritische noten consequent zijn en met het voorliggende voorstel instemmen. Het is natuurlijk te waarderen dat het college de nek uitsteekt door een geheel nieuw beleid op te zetten, maar het college doet dat niet op de wijze waarop wij het graag zouden zien. Wij hopen dat Tiel sportstad van de regio zal blijven. De heer Kooijman: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn zeer verheugd over het feit dat het college het amendement heeft omarmd en op de daarin omschreven wijze aan de slag zal gaan. Wij zijn er ook blij mee dat de wethouder in zijn eerste termijn heeft toegezegd dat de FTS nadrukkelijk bij het traject zal worden betrokken. Ik heb het dan niet over interviews, maar over inhoudelijke betrokkenheid. Deze aanpak kan een basis zijn voor nader onderzoek naar de diverse scenario’s, parallel aan de mogelijkheden die er voor wat betreft de financiering zijn. De reactie van het college leidt ertoe dat wij op dit moment niet de ‘buitenspelvlag’ omhoog houden. Ook wat ons betreft kan het proces op deze manier doorgaan. De fractie van ProTiel kan met de aangepaste beslispunten instemmen. De voorzitter: Ik constateer dat u met het geamendeerde voorstel kunt instemmen. De heer Beijer: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn blij met de toezegging van de wethouder dat de verenigingen nog een kans krijgen om alternatieve scenario’s aan het college voor te leggen. Dat zal in
19
de fase van de uitwerking gebeuren en de raad kan, om tot goede keuzes te kunnen komen, een compleet pakket met scenario’s tegemoet zien. In mijn eerste termijn heb ik u gevraagd de wijze waarop de communicatie zal worden aangepakt op papier te zetten. Mijn voorstel zou zijn een communicatiespoorboekje te maken. De wethouder heeft daarover nog niets gezegd. Ik wil mijn verzoek graag staande houden, omdat ik het belangrijk vind dat aan de sportverenigingen duidelijkheid wordt gegeven over de momenten waarop en de onderwerpen waarover zij kunnen inspreken. Ik verzoek de wethouder daarvoor te zorgen. Dat het amendement, tot verbazing van de heer Van Wijk, door het college is overgenomen vinden wij prima. De heer Zuidema: Af en toe worden wij gesouffleerd door mensen op de publieke tribune, die aanvoelen dat de hamer elk moment kan vallen. Ik kan u mededelen dat wij kunnen instemmen met het voorliggende beslispunt inclusief het amendement. Mevrouw Stoeten-Flach: Ik ben blij met de ruimhartige toezeggingen van de wethouder op alle zorgpunten. Wij stemmen volmondig in met de geamendeerde beslispunten. De heer Van den Burg: Ik heb nog een advies aan het college, mijnheer de voorzitter. Gesproken is over scenario’s die nog in potlood staan geschreven. Soms ontstaan spraakverwarringen als door de gemeente is toegezegd dat gedane suggesties worden meegenomen en clubs hun suggesties niet kunnen terugvinden. Wellicht is het mogelijk de suggesties apart te vermelden, zodat wij kunnen zien wat de mening is van het college en wat de mening is van een sportclub. Vaak ontstaat ruis op de lijn, omdat de raads- en commissieleden niet weten dat een club een suggestie heeft gedaan en het college die suggestie niet heeft opgevolgd. De voorzitter: Begrijp ik goed dat u voor het geamendeerde voorstel bent? De heer Van den Burg: Ja, absoluut. Mevrouw Duquesnoy-van den Heuvel: Wij stemmen ook in met het voorstel zoals dat nu voorligt. De voorzitter: Ik constateer dat de raad het eens is met het voorliggende beslispunt inclusief het amendement van GroenLinks en dus twee separate voorstellen verwacht. Wethouder Driessen: Ik dank de raad voor het uitgesproken vertrouwen en het feit dat ik verder kan gaan met de uitwerking van dit plan. Bij de opmerking van de heer Van Wijk heb ik al opgeschreven: op papier zetten uitleg vervolgtraject, aanpak vervolgstappen, wanneer en betrokkenheid. Dat sluit aan bij hetgeen de heer Beijer daarover in eerste termijn heeft opgemerkt. Ik zal overleggen over de meest heldere wijze waarop wij deze aanpak met de raad en alle andere betrokkenen kunnen delen. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het geamendeerde voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 7.
Kredietvoorstel iPads raad/digitaal werken raad en commissie
Mevrouw De Heus: Mijnheer de voorzitter. GroenLinks is groot voorstander van digitaal werken. In het presidium hebben wij dit voorstel al meerdere malen besproken. In deze vergadering wil ik mijn zorgen uiten over de techniek en de financiering. Onze zorgen over de techniek betreffen het gebruik van het raadsinformatiesysteem, het RIS. In het presidium is vastgesteld dat op dit moment slechts vier raadsleden daarvan gebruik maken. Dat is een punt van zorg. Het RIS functioneert op dit moment niet goed en het zal wel goed moeten functioneren als wij met de iPad gaan werken. Er komt een aparte werkgroep die de werking van het RIS uitgebreid zal testen. Ik verwacht dat goed zal worden uitgezocht of het RIS wel of niet goed functioneert en wij de mogelijkheid zullen hebben op een en ander terug te komen als zal blijken dat het RIS niet goed functioneert. Dat lijkt mij belangrijk. Wij moeten het digitaal werken zeker niet overhaast invoeren. Het is heel vervelend als er problemen zijn met zo’n systeem. De financiering. Bij de behandeling van de Perspectievennota op 22 juni 2011 heeft GroenLinks een amendement ingediend met als strekking dat de onkostenvergoeding van raadsleden voor de ombuiging wordt gebruikt. Ik doel op de maximale 20%. In het voorstel is van 9% uitgegaan en daarnaast is dekking gezocht in de vacaturegelden griffie ad € 23.000,-. Dat is voorlopig eenmalig, maar
20
als wij opnieuw iPads gaan aanschaffen zal opnieuw dekking moeten worden gevonden. GroenLinks zou het sjieker hebben gevonden als de raad, die zelf met iPads wil gaan werken, de kosten daarvan zelf zou financieren. Wij gaan liever voor 20% dan voor 9%. De heer Zuidema: Mijnheer de voorzitter. D66 is verheugd over de zorgvuldige uitwerking van het voorstel betreffende de aanschaf van iPads. Wij vinden het wel jammer dat de raadsleden wordt gevraagd een eigen bijdrage te geven, omdat het er op die manier op lijkt dat de raadsleden hun eigen gereedschap moeten kopen. Wij zien reikhalzend uit naar papierloos werken, met name vanwege de kosten-, tijd- en milieubesparende effecten. De door GroenLinks onder woorden gebrachte zorgen over de techniek worden door ons gedeeld. Om het systeem goed te laten werken en ervoor te zorgen dat het papier helemaal aan de kant kan moet nog wel het een en ander gebeuren, maar als het digitaal werken straks goed zal gaan zult u ons niet meer over de kosten horen. Onze eigen bijdrage is dan een bijdrage aan de vooruitgang, die wij met vertrouwen tegemoet zien. De heer Gradisen: Heel kort, mijnheer de voorzitter. De afschrijftermijn van de iPads is twee jaar en wij zullen gedurende twee jaar een test doen met het werken met iPads. Wij hopen dat de iPads langer zullen meegaan, zodat wij daarvan langer gebruik zullen kunnen maken. Het oorspronkelijke idee was dat door het werken met iPads een bezuiniging zal kunnen worden gerealiseerd. In de testperiode van twee jaar zal dat niet lukken, maar wij hopen dat die bezuiniging in de toekomst wel zal kunnen worden gehaald. Als de iPads langer meegaan dan twee jaar, zal dat ons iets opleveren. Daarnaar moeten wij streven. Wij gaan akkoord met dit voorstel. De heer Kooijman: Mijnheer de voorzitter. Het onderliggende stuk, het implementatieplan, is onder andere in het presidium uitvoerig besproken, een aantal aanbevelingen is overgenomen en voor wat de financiering betreft is een creatieve oplossing gevonden. De fractie van ProTiel kan instemmen met het voorstel vanaf januari met iPads aan de slag te gaan. De praktijk zal leren hoe dat zal gaan. Natuurlijk zullen door het werken met iPads indirect besparingen ontstaan, die in het stuk duidelijk zijn aangegeven. De heer Van Oosterom: Mijnheer de voorzitter. Het voorliggende voorstel doet recht aan de door ons ingediende motie over een deel van de financiering van deze prachtige apparaten. De reden hiervoor heeft GroenLinks prima uitgelegd. Wij zullen de raadsstukken gemakkelijker kunnen vinden en er sneller bij kunnen, maar ik geef gelijk toe dat de voorwaarde daarvoor is dat het RIS goed zal functioneren. Dat is een belangrijk punt. Een ander belangrijk aspect van dit voorstel is dat het kostenverlagend zal werken, maar dat zal natuurlijk niet in de komende twee jaar gebeuren. Zeker in het begin zullen wij zowel met papier als digitaal werken, maar op de lange termijn zal een reducering van de papierkosten moeten kunnen worden gerealiseerd. Dat was het uitgangspunt van onze raadsbreed ondersteunde motie. Over de financiering wil ik nog een opmerking maken. Ik denk dat een goed verhaal voorligt. Enerzijds wordt gezegd dat de raadsleden hun eigen gereedschap niet zouden behoeven te betalen, maar aan de andere kant kan gezegd worden dat wij dat in het kader van de bezuinigingen juist wel zouden moeten doen. Het voorliggende voorstel ligt daar tussenin en past naar onze mening goed in de sfeer zoals die nu in de raad is. Daarom zijn wij voorstanders van dit voorstel. Mevrouw De Klerk: Mijnheer de voorzitter. Wij delen de door GroenLinks uitgesproken zorg en zijn eveneens van mening, dat eerst sprake zal moeten zijn van een situatie waarin wij kunnen constateren dat het RIS goed werkt en het nieuwe systeem pas daarna zal moeten worden uitgerold. Dat het apparaat in bruikleen zal worden gegeven houdt onze fractie nog wel bezig. Wij hebben absoluut begrip voor de daarvoor aangevoerde argumenten – beveiliging en meer kortstondige samenwerking dan beoogd –, maar wij willen toch voor een creatieve oplossing pleiten waarmee onze bezwaren daartegen wellicht ondervangen kunnen worden. Op dit moment is dit voor ons geen struikelblok en het college behoeft hierop ook niet te reageren, maar wij vragen het college wel hierover creatief na te denken en indien mogelijk met een aanvullend voorstel bij ons terug te komen. Mevrouw Stoeten-Flach: Ik kan instemmen met dit voorstel, mijnheer de voorzitter. Inhakend op de opmerking van mevrouw De Heus: ik ben één van de vier gebruikers van het RIS. Ik doe dat vaak knarsetandend en ik hoop dan ook dat het RIS drastisch zal veranderen.
21
De heer Van den Burg: Omdat iedereen iets over dit voorstel zegt wil ik dat ook doen, mijnheer de voorzitter. Ik zit te wachten totdat ik proefkonijn word. Ik meen dat dat aanstaande maandag al het geval zal zijn. Dan kunnen wij los! De voorzitter: Dit onderwerp is aan de hand van diverse notities uitvoerig in het presidium behandeld en alle zaken die vandaag de revue zijn gepasseerd zijn daarbij ook aan de orde gekomen. Dat geldt ook voor de over het RIS gemaakte opmerkingen. De griffier zal daarover zo dadelijk nog iets zeggen. Ik wil erop wijzen dat niet het college, maar het presidium dit voorstel verdedigt. In het presidium is besproken dat een goed functionerend RIS essentieel is, willen wij met de iPads aan de slag kunnen. Als het RIS niet goed functioneert, kopen wij een instrument dat niet op het systeem aansluit en doen wij dus een waardeloze investering. Het presidium heeft deze boodschap duidelijk aan de organisatie overgebracht. Er zal voor moeten worden gezorgd dat het RIS goed functioneert. Als het RIS niet goed functioneert, zal het project mislukken. Over de kwestie van de onkostenvergoeding is in het presidium gewikt en gewogen. Wij hebben gekeken naar de motie waarin wordt gesteld dat deze investering een bezuiniging zal moeten opleveren en afgewogen of de raad hiervoor een deel van de eigen vergoeding zou moeten inleveren. Die twee aspecten zijn in een compromisvoorstel verwerkt. De heer Van Oostrom heeft er terecht op gewezen dat een gewogen voorstel voorligt, waarover het presidium het eens is. In het presidium is ook de vraag aan de orde gekomen wat na twee jaar zal moeten gebeuren. Wij hebben ons er goed rekenschap van gegeven dat dit verhaal zal terugkomen en wij daarvoor tijdig een oplossing zullen moeten vinden. De belangrijkste boodschap is dat het RIS goed zal moeten werken, dan werken de iPads ook. Dit is wat ik over dit voorstel wil zeggen. Het woord is aan de griffier, die zal aangeven hoe hard aan de verbetering van het RIS wordt gewerkt. De griffier: Mijnheer de voorzitter. Op dit moment zijn wij met zes man aan het implementeren waartoe de raad zo dadelijk zal besluiten. Wij zijn het nieuwe RIS aan het testen en een aantal raadsleden waaronder de heer Van den Burg, die proefkonijn is, gaat daarmee aan de slag. Mocht het onverhoopt zo zijn dat het nieuwe RIS niet werkt zoals wij dat verwachten, dan zullen wij met iets anders moeten komen. Gelukkig hebben wij daarvoor nog even de tijd. De heer Saddiki heeft vanavond even bij mij gekeken hoe het nieuwe RIS eruit ziet en hoe de app werkt. De heer Saddiki heeft gezegd dat het er prachtig uitziet. De heer Saddiki: Het ziet er inderdaad heel goed uit. De griffier: Het is terecht dat zorgen over het functioneren van het RIS zijn uitgesproken. Het RIS heeft onze volle aandacht. De voorzitter: Ik concludeer dat alle fracties het met elkaar eens zijn. De zorgen over het RIS worden gedeeld en door het presidium absoluut serieus genomen. Het presidium is in dezen het aanspreekorgaan. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het presidium besloten. 8.
Maandelijkse begrotingswijzigingen
Er zijn geen begrotingswijzigingen. 9.
Intergemeentelijke aangelegenheden
De voorzitter: De heer Van Wijk heeft het woord. De heer Van Wijk: Mijnheer de voorzitter. De terugkoppeling over het industrieterrein Medel hoort bij dit agendapunt aan de orde te komen. De raad krijgt van de twee a.b.-leden, de heren Melissen en mijzelf, daarover niet zo vaak een terugkoppeling, maar het is nu tijd om dat weer te doen. Ik wil met name ingaan op de uitgifte van de percelen. Zoals u zich kunt voorstellen treedt daarbij stagnatie op, enerzijds vanwege de economische stand van zaken in dit land en anderzijds omdat de grote kavels voor logistieke bedrijven waarom Medel bekend staat zijn uitgegeven. Er is nog wel een aantal kleine kavels en er wordt volop ingezet op het in de markt zetten van die kavels. Dat ver-
22
eist een andere insteek dan men tot op heden gewend was voor de logistieke bedrijven. De logistieke bedrijven kwamen vaak zelf naar Tiel toe, maar dat is veranderd. Een positieve ontwikkeling is, dat op Medel bedrijven gevestigd zijn die willen uitbreiden. Daarvoor is bij deze bedrijven ruimte beschikbaar. De ontwikkeling van de werkgelegenheid en de bezetting per hectare zijn nog steeds op schema en de overslagterminal aan de Kanaalweg zal over niet al te lange tijd in gebruik worden genomen. Op Medel gevestigde bedrijven, en natuurlijk ook andere bedrijven, zullen daarvan voor de aan- en afvoer van hun goederen volop gebruik kunnen maken. Over de rondom Medel spelende bestuurlijke zaken wordt de raad regelmatig door het college geïnformeerd, die wil ik nu buiten beschouwing laten. Misschien heeft de heer Melissen als a.b.-lid nog een aanvulling. De voorzitter: Nee, u hebt een prima samenvatting gegeven. Als voorzitter kan ik daarop nu niet ingaan. Zijn er raadsleden die naar aanleiding van de bijdrage van de heer Van Wijk een vraag willen stellen? De heer Zuidema: Mijnheer de voorzitter. De heer Van Wijk gaf aan dat een aantal op Medel gevestigde bedrijven wil uitbreiden. Indertijd is behoorlijk in de beeldkwaliteit van het Bedrijvenpark Medel geïnvesteerd. Zal de beeldkwaliteit van Medel door de uitbreiding van bedrijven onder druk komen te staan of kan de beeldkwaliteit in stand worden gehouden? De heer Van Wijk: Het beeldkwaliteitsplan blijf geldig. Dat geldt ook voor de uitbreiding van de bedrijven op hun eigen kavel binnen het bouwplan. Dezelfde eisen blijven van kracht. De voorzitter: Zijn er nog andere intergemeentelijke aangelegenheden waarop moet worden ingegaan? Ik constateer dat dat niet het geval. 10.
Vragenuurtje
De heer Van den Burg: Mijnheer de voorzitter. Mijn vraag over de Laan van Westroijen, met name het stuk aan het einde dat is afgesloten, is al bekend bij het college. Deze week heeft in de krant gestaan dat de SVT de grond heeft gekocht en daar een oplossing wordt verwacht, maar er zouden nog wel enkele haken en ogen zijn. Ik wil graag weten wanneer de weg open gaat en of u iets over de haken en ogen kunt vertellen. De voorzitter: Uw vraag is duidelijk. Wethouder Driessen, die het antwoord op uw vraag heeft voorbereid, is even weg. Mijn voorstel is eerst de volgende vraag te behandelen en na terugkeer van de heer Driessen op uw vraag terug te komen. Mevrouw Son-Stolk: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben uit de krant vernomen dat door het faillissement van Bouwbedrijf Gerritsen uit Renkum de kinderen van de basisschool De Regenboog in Tiel voorlopig nog in de noodlokalen les zullen krijgen. De leerlingen zouden verleden week naar het verbouwde schoolgebouw terugkeren, maar door het faillissement ligt de bouw voorlopig stil. Om te voorkomen dat schuldeisers goederen weghalen, heeft de gemeente Tiel bordjes aangebracht op de hekken rondom de bouwplaats en wordt de bouwplaats door beveiligers bewaakt. Het CDA heeft de volgende vraag: welke zijn de financiële en organisatorische consequenties van dit faillissement voor de school en de gemeente? Wethouder Vermeulen: Mijnheer de voorzitter. Ik wil van de rondvraag gebruik maken om wat meer achtergrondinformatie over de gevolgen van dit faillissement te geven. In de commissievergadering van 2 oktober heb ik gezegd dat bij De Regenboog alles koek en ei was, maar een week later moest ik constateren dat dat niet het geval is. Ik wist toen absoluut niet dat dit zou kunnen gebeuren. Het is natuurlijk bizar dat de aannemer vier dagen voor de oplevering van het gerenoveerde gebouw is omgevallen. De curator, die een belangrijke stem in dit gebeuren heeft, zou uiterlijk maandag jl. twaalf uur met een voorstel komen, maar wij hebben nog niets van de curator gehoord. Dat betekent dat wij in voorbereidende zin proberen na te gaan hoe wij de boel zelf kunnen oppakken. Ik wil benadrukken dat de kinderen niet tot en met de winter in de barakken mogen blijven zitten. De kinderen zullen de noodlokalen moeten verlaten voordat de winter begint. De lokalen zijn in de zomer te heet en in de winter te koud, wij zullen hiervoor een oplossing moeten bedenken. Het streven
23
is erop gericht een doorstart te maken, waarover wij aanstaande maandag met een tweetal aannemers een gesprek zullen hebben. Wij gaan hiermee door. Met het bepalen van de financiële consequenties van dit faillissement voor de gemeente zijn wij nog bezig. Zodra de consequenties bekend zijn, zal ik de raad daarover natuurlijk informeren. Op dit moment kan ik nog niet zeggen of de gemeente met extra kosten zal worden geconfronteerd. Men zou kunnen denken dat het regelen van een en ander een fluitje van een cent zou moeten zijn omdat de aannemer vier dagen voor de oplevering failliet is gegaan. Ik zal aangeven waarom dat niet het geval is. De nieuwe aannemer zal er niet in slagen de klus binnen vier dagen te klaren. Onmiddellijk nadat bekend werd dat de hoofdaannemer failliet was, zijn de onderaannemers – dat zijn er nogal wat – met lege bussen naar de locatie gegaan en met volle bussen weer vertrokken. Tussen de hoofdaannemer en de onderaannemers zijn afspraken gemaakt en wij moeten uitzoeken hoe die afspraken in elkaar zitten. Laat helder zijn: wij hebben hiervan melding gemaakt bij de politie en we zitten er bovenop. Het was de bedoeling dat de kinderen na de herfstvakantie naar het gerenoveerde gebouw zouden terugkeren, maar dat lukt dus niet. Nogmaals: wij proberen de problemen zo snel mogelijk op te lossen en ik zeg toe de raad op de hoogte te zullen houden van elke stap die genomen zal worden en van de financiële consequenties voor de gemeente. Mevrouw Son-Stolk: Het antwoord van de wethouder is voor mij voldoende, mijnheer de voorzitter. Ik vind het belangrijk dat de raad in dit proces wordt meegenomen. De voorzitter: Wij gaan nu terug naar de vraag van de heer Van den Burg. De wethouder was even afwezig, hij zal daarvoor vast en zeker een goede reden hebben gehad. Kan de heer Van den Burg zijn vraag kort en krachtig herhalen? De heer Van den Burg: Mijnheer de voorzitter. Ik heb een vraag gesteld over het laatste deel van de Laan van Westroijen, bij de ijsbaan, met name het wegdeel dat nog steeds is afgesloten. De daar gelegen boerderij zou opgekocht worden, maar dat is niet doorgegaan. Deze week hebben wij in de krant kunnen lezen dat de SVT de boerderij zou hebben opgekocht om daarin een kantoor te vestigen. Ons bereiken berichten van mensen die zich storen aan het feit dat de weg nog steeds is afgesloten. Ik stel vast dat niet wordt gecommuniceerd over wat daar precies aan de hand is, wanneer het probleem zal zijn opgelost en wanneer de weg zal worden opengesteld. Kan de wethouder ons daarover informeren? Wethouder Driessen: Mijnheer de voorzitter. Allereerst wil ik mijn excuses maken voor het feit dat ik even weg moest om een belangrijk telefoongesprek te voeren. Wij hebben te maken met een situatie waarin naast een mooie weg een boerderij is gesitueerd waarin mensen wonen. In de krant is vermeld dat de woning is verkocht en daarmee een belangrijke hobbel zou zijn genomen. Het klopt dat de boerderij is verkocht. Het uitgangspunt was, dat de ontwikkelaar het gebied zou ontwikkelen en de boerderij niet langer zou worden bewoond. Wij hebben echter te maken met het feit dat de boerderij nog wel bewoond wordt. Wij zijn bezig met het afronden van de laatste gesprekken met de betrokkenen. Omdat het over mensen gaat, stel ik voor nu niet op de inhoud van die gesprekken in te gaan. Mensen hebben in dit land gelukkig rechten en er wordt nu bekeken hoe wij er uit kunnen komen. De doelstelling is dat de weg, als het aan mij ligt, over een week zal worden opengesteld. Om dat mogelijk te maken moet nog één belangrijke hobbel worden genomen. De heer Van den Burg: Mijnheer de voorzitter. Ik ben blij met de door de wethouder genoemde termijn van een week en het feit dat gesprekken met de bewoner gaande zijn. Ik hoop dat de wethouder binnen een week duidelijkheid zal kunnen geven en via de pers zal communiceren hoe dit probleem zal worden opgelost. Over de afsluiting van deze weg is nogal wat commotie ontstaan. De heer Beijer: Nu wij het toch over de Laan van Westroijen hebben, zou de wethouder wellicht ook iets kunnen zeggen over de vrachtwagensluis waarover hij met verschillende betrokkenen in overleg is. Wethouder Driessen: Volgens mij is het niet de bedoeling dat het vragenuurtje op deze manier voor het stellen van vragen wordt gebruikt, mijnheer de voorzitter. De voorzitter: Dat is juist, ik moet streng zijn. De heer Van den Burg heeft een vraag gesteld die door de wethouder is beantwoord en de overige raadsleden kunnen naar aanleiding van de beant-
24
woording door het college inhoudelijk reageren. De kwestie van de vrachtwagensluis heeft wel met dit onderwerp te maken, maar dat was niet de inhoud van de vraag van de heer Van den Burg. De heer Beijer: Kan ik hierover een artikel 41-vraag stellen? De voorzitter: Dat moet u zelf weten. De wethouder kan natuurlijk antwoorden, maar dit onderwerp is nu niet aan de orde. Ik ben van mening dat de raad heel goed moet weten wat in het kader van het vragenuurtje aan de orde kan komen. Wethouder Driessen: De vraag van de heer Beijer kan eigenlijk niet in het kader van het vragenuurtje aan de orde komen, maar ik kan op zijn vraag reageren met de opmerking dat de door hem aangesneden problematiek met de door mij genoemde termijn van een week te maken zou kunnen hebben. Bij dat antwoord wil ik het laten. De voorzitter: Ik ga ervan uit dat het antwoord van de wethouder voldoende duidelijk is en sluit dit punt af. Aan de orde is de door de heer Gradisen aangekondigde motie vreemd aan de orde van de dag. De heer Gradisen: Mijnheer de voorzitter. In mei 2012 is de wietpas ingevoerd in de zuidelijke provincies van Nederland – in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg – en het is de bedoeling dat de wietpas met ingang van 1 januari 2013 in de rest van Nederland wordt ingevoerd. De wietpas is ingevoerd, omdat de zuidelijke provincies last hadden van drugsverkeer uit het buitenland, met name uit Frankrijk, België en Duitsland. Het idee van de wietpas is, dat alleen mensen die bij coffeeshops zijn ingeschreven softdrugs kunnen verkrijgen en alleen Nederlanders ingeschreven kunnen worden. Voor inschrijving is het nodig dat je je paspoort laat zien en vaak moet ook een uittreksel uit het bevolkingsregister bij de coffeeshop worden gedeponeerd. Het streven het drugsverkeer uit het buitenland te bestrijden vinden wij niet slecht, maar de eerste situaties die na invoering van de wietpas in Zuid-Nederland zijn ontstaan zijn zorgelijk. In Breda is de overlast bij omwonenden van coffeeshops van 39 tot 52% gestegen, de overlast heeft met name met straathandel te maken. Ook op andere plekken in de stad, dus niet alleen in de omgeving van coffeeshops, is sprake van overlast door straathandel. In Venlo zijn er dit jaar al twee keer meer drugsincidenten dan het vorig jaar en de illegale handel in softdrugs is daar tien keer zo hoog geworden. In Roermond is het aantal aanhoudingen voor dealen op straat van tien het vorig jaar naar honderddertig dit jaar gegaan en het aantal meldingen van overlast is tweeëneenhalf keer zo hoog. Dit zijn de eerste rapportages die ik heb kunnen vinden, wellicht zijn er nog meer. De universiteiten van Tilburg en Maastricht hebben onderzoek gedaan en de drie belangrijkste conclusies zijn, dat sprake is van een forse toename van de illegale straathandel. Dat blijkt ook uit de door mij genoemde cijfers. De illegale straathandel heeft een enorme aantrekkingskracht op de jeugd. Dat geldt niet alleen voor de jongeren die lastig zijn en/of al in het criminele circuit zitten, maar ook voor bravere jongeren. Een schokkend voorbeeld daarvan is een jochie van negen jaar oud, dat in Geleen op zijn fiets drugs aan het verhandelen was. Dat is natuurlijk een extreem voorbeeld, maar dit voorbeeld geeft wel iets aan. De jongerenwerkers in de steden waar onderzoek is gedaan zeggen dat zij jongeren, die zij op het rechte pad hebben weten te krijgen, weer naar de handel in softdrugs zien afglijden. De derde conclusie van dit onderzoek is, dat de lokale politie onvoldoende capaciteit heeft voor het aanpakken van de illegale handel, dit ondanks het feit dat in verband met dit effect extra agenten naar Zuid-Nederland zijn ingezet. Minister Opstelten, die door de Tweede Kamer op deze bevindingen is aangesproken, heeft toegezegd dat hij in de maand oktober in gesprek zal gaan met burgemeesters. Hij heeft aangegeven dat hij al gesprekken heeft gevoerd met burgemeesters van gemeenten onder de rivieren en ook in gesprek zal gaan met burgemeesters van gemeenten ten noorden van de rivieren, dus ook met de burgemeester van Tiel. Omdat dit gesprek binnenkort zal plaatsvinden, vindt de fractie van de PvdA het belangrijk richting minister Opstelten het signaal te sturen dat wij de wietpas niet in Tiel willen zien ingevoerd. Burgemeester Beenakker heeft zich al op persoonlijke titel tegen de wietpas uitgesproken. De PvdA-fractie heeft een motie opgesteld waarmee zij het standpunt van de burgemeester ondersteunt en ik ben er blij om te kunnen vermelden dat de motie mede is ondertekend door de fracties van ProTiel, het CDA en D66. De tekst van de motie luidt als volgt: ‘De raad van de gemeente Tiel, in vergadering bijeen op 17 oktober 2012;
25
constaterende dat: - de minister van Veiligheid en Justitie voornemens is per 1 januari 2013 voor heel Nederland de wietpas in te voeren; - de minister op 2 oktober 2012 in de Tweede Kamer heeft aangegeven deze maand met de burgemeesters van alle steden bezuiden en benoorden de rivieren te gaan praten over de wenselijkheid van invoering van de wietpas; overwegende dat: - toepassing van het voorgenomen beleid kan leiden tot een forse toename van de illegale straathandel in drugs, waardoor overlast in de wijken zal toenemen; - recent onderzoek in andere steden, bijvoorbeeld in Breda, heeft aangetoond dat de omvorming van coffeeshops tot besloten clubs tot grote ongewenste effecten leidt; - er onvoldoende capaciteit bij politie en Justitie is om een dergelijke toename van de overlast en de criminaliteit effectief te kunnen bestrijden; - politie, Justitie en de gemeente de schaarse handhavingscapaciteit beter kunnen inzetten om de huidige overlast en criminaliteit in Tiel aan te pakken; - de burgemeester van Tiel in de maand oktober in gesprek gaat met de minister van Veiligheid en Justitie over de invoering van de wietpas; spreekt uit dat hij de invoering van de wietpas in Tiel afwijst; verzoekt de burgemeester in het aanstaande gesprek met de minister van Veiligheid en Justitie dit standpunt namens de Tielse gemeenteraad kenbaar te maken; en gaat over tot de orde van de dag.’ De motie is ondertekend namens de fracties van de PvdA, ProTiel, CDA en D66. Mevrouw De Klerk: Ik heb een vraag aan de heer Gradisen, mijnheer de voorzitter. Ik vraag mij af waarom hij niet met deze motie heeft gewacht. Momenteel wordt een onderzoek uitgevoerd, omdat vanuit het land door diverse burgemeesters en gemeenteraden kritiek wordt geuit op de gevolgen van de invoering van de wietpas. Vanwege de mogelijke landelijke invoering van de wietpas met ingang van januari 2013 is daar haast achter gezet. Wij denken dat het verstandig zou zijn de resultaten van dit onderzoek af te wachten, niet op de stoel van deskundige onderzoekers en de wetgever te gaan zitten en niet op de zaken vooruit te lopen. De resultaten van het onderzoek zullen in november bekend zijn. Wij denken dat dat een beter moment zal zijn om over de wietpas te praten. Als het de fractie van de PvdA alleen gaat om het afgeven van een signaal dat de burgemeester zou moeten meenemen, zou ik de partijen die deze motie steunen willen vragen te volstaan met het verzoek aan de burgemeester het signaal mee te nemen dat in de gemeenteraad van Tiel een motie voorligt die, hangende de resultaten van het onderzoek, waarschijnlijk de meerderheid zal krijgen. Ik zou de indieners van de motie willen voorstellen dit te overleggen. In november zullen wij een beter gefundeerd gesprek over de gevolgen van de invoering van de wietpas kunnen voeren, als wij daarover al gaan. Het laatste is een ander punt. De heer Gradisen: Ik vraag mij af op welk onderzoek mevrouw De Klerk doelt. Mevrouw De Klerk: Vanuit Den Haag is, mede naar aanleiding van de kritieken van burgemeesters en diverse gemeenteraden die aan de minister zijn voorgelegd, een evaluatieonderzoek ingesteld. De wetgever, die voornemens is de wietpas met ingang van januari aanstaande landelijk in te voeren, doet dit evaluatieonderzoek niet voor niets. Ongeacht wat ons standpunt hierover zou zijn, ik denk dat het verstandiger is over de inhoud van deze motie te praten als meer informatie beschikbaar is. Mevrouw De Heus: Mijnheer de voorzitter. Ik wil de woorden van mevrouw De Heus graag aanvullen. De leden van de commissie bestuur zijn bij de coffeeshops op werkbezoek geweest. Ik vond dat bezoek erg interessant en het bezoek heeft bij mij zeker tot nieuwe inzichten geleid. Volgens mij hebben wij daarbij afgesproken dat wij het coffeeshopbeleid in de commissie bestuur zullen bespreken. De burgemeester heeft in de vorige vergadering van de commissie bestuur op persoonlijke titel zijn mening gegeven. Ik ben van mening dat de motie op die discussie vooruitloopt en stel voor de inhoud van de motie bij de te voeren discussie te betrekken. De heer Van Oostrom: Ik begrijp de overwegingen van de indieners van de motie, mijnheer de voorzitter. Onze fractie heeft ook met deze problematiek geworsteld.
26
Wij hebben afgesproken dat het drugsbeleid – het aantal coffeeshops, de wietpas en dat soort zaken - in de commissie bestuur van november aan de orde zal komen. Wij steunen de motie, omdat wij ons afvragen met welke boodschap wij de burgemeester anders op pad sturen. Dat is mijn vraag aan de VVD. Wij hebben met elkaar geconstateerd dat wij een bepaalde mening over de wietpas hebben. De heer Gradisen heeft uitstekend verwoord waarom wij van invoering van de wietpas geen voorstanders zijn. Ik heb veel liever dat wij de burgemeester, vooruitlopend op de discussie die nog moet plaatsvinden, een heldere boodschap van de raad meegeven dan dat wij de burgemeester zelf laten bekijken wat hij met de minister bespreekt. Wij vinden het belangrijk dat de raad voor de burgemeester een richting aangeeft. Het gesprek met de minister zal voor de commissievergadering plaatsvinden en hetgeen wij in de commissie zullen bespreken, zal pas in de raadsvergadering van januari aan de orde komen. Wij moeten nu iets zeggen en ik ben van mening dat de praktijkervaringen in het zuiden van Nederland helder zijn. Op basis van die ervaringen willen wij de burgemeester deze boodschap meegeven. Ik herhaal mijn vraag aan de VVD-fractie. Met welke boodschap wil de VVD de burgemeester op pad sturen? Mag de burgemeester het van de VVD zelf uitzoeken? De voorzitter: Ik stel voor de vraag aan de VVD-fractie even te parkeren. De heer Zuidema krijgt nu van mij het woord en daarna ga ik terug naar de heer Gradisen. De heer Zuidema: Ter aanvulling: D66 is principieel tegen invoering van de wietpas. Ik ben het volledig eens met het CDA. Een kenmerk van progressief beleid is dat je proactief bent en de burgemeester op pad stuurt met een standpunt waarmee hij iets kan. De heer Gradisen: Ik onderschrijf de woorden van de heren Van Oostrom en Zuidema. In de richting van de VVD zou ik willen zeggen dat de minister heeft aangegeven op dit moment geen millimeter van het voornemen tot landelijke invoering van de wietpas te willen afwijken. Hij heeft alleen toegezegd in oktober met de burgemeesters te willen praten. Bij dat gesprek zal hij de burgemeesters naar hun mening vragen en wij zijn van mening dat het goed is dat onze burgemeester bij dat gesprek de mening van de gemeenteraad van Tiel meeneemt. Dat lijkt ons beter dan dat hij zal moeten zeggen, dat hij het niet weet wat de raad van Tiel wenst. Vandaar dat wij deze motie indienen. In de richting van GroenLinks wil ik erop wijzen dat de invoering van de wietpas rijksbeleid is en wij daarmee in het kader van ons eigen coffeeshopbeleid niets kunnen. Op dit moment is het een gegeven dat de wietpas per 1 januari van het volgend jaar zal worden ingevoerd, maar dat kan veranderen. Wij kunnen, of de wietpas wel of niet wordt ingevoerd, geen beleidskeuze maken. Dat is geen afweging die in november door de raad zal kunnen worden gemaakt. Bovendien wil ik opmerken dat de gesprekken in oktober zullen worden gevoerd. Als wij deze motie pas in de raadsvergadering van november behandelen zullen wij te laat zijn en kan onze burgemeester deze boodschap niet meenemen naar zijn gesprek met de heer Opstelten. Kijkend naar de resultaten van de in den lande gehouden onderzoeken – in Venlo, Roermond en Breda en het algemene onderzoek van de universiteiten van Tilburg en Maastricht – kunnen wij vaststellen, dat de gevolgen van de invoering van de wietpas desastreus zijn. De burgemeester van Maastricht, Onno Hoes, was een groot voorstander van invoering van de wietpas, maar hij is nu helemaal om en tegen de wietpas, omdat hij heeft gezien waartoe de invoering van de wietpas in Maastricht heeft geleid. Die gevolgen moeten wij niet willen. De voorzitter: Ik verzoek de fractie van de VVD de vraag van de CDA-fractie te beantwoorden. Mevrouw De Klerk: Mijnheer de voorzitter. Het CDA heeft gevraagd welk signaal wij de burgemeester willen meegeven. Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw De Heus. Naar mijn mening moeten wij de burgemeester een door de gehele raad gedragen standpunt en niet een door vier partijen gedragen standpunt meegeven. Wij hebben afgesproken dat wij een discussie over het coffeeshopbeleid zullen voeren. De heer Gradisen gaat er in zijn redenering van uit dat steden vergelijkbaar zijn. U zult mij niet horen zeggen dat ik de geluiden over de invoering van de wietpas niet heb gehoord, maar ik ben van mening dat de heer Gradisen de heer Opstelten woorden in de mond legt met zijn opmerking dat de minister geen millimeter wil wijken. Ik zou willen voorstellen dat af te wachten. De voorzitter: Ik wil u even onderbreken met de vaststelling dat naast u nog vier mensen iets over deze motie willen zeggen. De heren Van Oostrom, Van den Burg en Kooijman en mevrouw De Heus vragen het woord. Begrijpt u de ingewikkeldheid van deze discussie? Ik stel voor dat mevrouw De
27
Klerk haar bijdrage afrondt. Daarna zal ik de heer Van den Burg en mevrouw De Heus het woord geven. Als wij het anders doen, zitten wij hier om twaalf uur nog. Mevrouw De Klerk: Ik denk dat het goed is dat wij het rondje eerst afmaken. De voorzitter: Wij zijn behoorlijk aan het Beukendammen, dit onderwerp leent zich daar wel voor. Als u klaar bent met uw bijdrage, geef ik het woord aan de heer Van den Burg. De heer Van den Burg: Mijnheer de voorzitter. Ik hoop dat de heer Gradisen zich versprak toen hij het had over een jochie van negen jaar oud, dat op straat loopt te dealen. Daartegen helpt geen ene wietpas, ik denk dat dit een verkeerd voorbeeld is. Volgens mij is dat ook geen gevolg van de invoering van de wietpas, dat is een voorbarige conclusie. Ik sluit mij aan bij de VVD-fractie, die heeft gezegd dat door de heer Gradisen conclusies worden verbonden aan de uitkomsten van onderzoeken die nog niet zijn afgerond. Laat ik vooropstellen dat ik evenals de heer Gradisen voorstander ben van afschaffing van de wietpas. Met zijn voorstel deze motie nu te behandelen kan ik op grond van een viertal overwegingen echter niet meegaan. Het is waarschijnlijk dat de VVD en de PvdA in een achteraflokaal onder andere over dit onderwerp praten. De Tielse fractie van de PvdA had beter haar politiek leider, de heer Samsom, kunnen bellen en kunnen zeggen: ‘Doe iets tegen de invoering van de wietpas’. Ik denk dat die benadering zuiverder zou zijn geweest. Verder wil ik naar voren brengen dat de raad een motie over het coffeeshopbeleid heeft aangenomen en de burgemeester heeft gezegd…. De voorzitter: De heer Gradisen wil u interrumperen en ik ben van mening dat hij de ruimte daarvoor moet krijgen. Na de inbreng van de door mij genoemde vier mensen wil ik wel even met u afspreken hoe wij verdergaan met de behandeling van deze motie. Ik constateer dat de meerderheid van de raad daarvoor is. Iedereen moet de ruimte krijgen om aan te geven of hij of zij voor of tegen de motie is, maar ik ben van mening dat wij daarover niet tot drie uur ’s nachts moeten willen debatteren. De heer Van den Burg heeft twee van zijn vier overwegingen genoemd. Ik verzoek hem de resterende twee punten naar voren te brengen en daarna zal ik mevrouw De Heus het woord geven. De heer Gradisen: De heer Van den Burg weet heel goed wat de politieke werkelijkheid is. In het kabinet Rutte I, dat er nog steeds is, is minister Opstelten de hiervoor verantwoordelijke minister en hij heeft in de Tweede Kamer aangegeven dat hij de wietpas nog steeds landelijk wil invoeren. Omdat hij ook heeft gezegd dat hij hierover in oktober gesprekken zal hebben, vinden wij het belangrijk dit signaal af te geven. De heer Van den Burg: Ik wil verdergaan met mijn betoog. Wij hebben afgesproken dat wij op de motie over de coffeeshops zullen terugkomen. De burgemeester heeft toegezegd met een aantal voorstellen te zullen komen en wij hebben de suggestie gedaan daarbij de ‘Haarlemmer variant’ te betrekken. Voor ons gaat de motie over het afschaffen van de wietpas niet ver genoeg, wij zouden graag een normeringssituatie ten aanzien van coffeeshops willen hebben. De voor ons liggende motie dekt hetgeen wij zouden willen maar voor de helft. Ik vind het jammer dat de burgemeester vanavond niet aanwezig is. Op Stads-tv Tiel hebben wij een uitvoerig debat gezien, waarin hij tezamen met de burgemeester van Culemborg een voorzet gaf. Ik zou graag zien dat de motie wordt aangehouden, dat zij met de ‘Haarlemmer variant’ wordt uitgebreid en de motie wordt besproken op een moment waarop de burgemeester zich erover kan uitspreken. Dat kan in de commissievergadering of in de volgende raadsvergadering gebeuren. Mijns inziens is dit niet het juiste moment om deze motie aan te nemen. Mevrouw De Heus: Mijnheer de voorzitter. Ik denk dat het goed is dat wij deze Beukendamdiscussie nu voeren. Wij hebben zojuist overleg gepleegd en wij voelen wel iets voor de argumenten van de heren Van Oostrom en Gradisen. Ik wil wel aangeven dat, op het moment waarop de burgemeester zijn persoonlijke mening in de commissie bestuur naar voren bracht, daartegen door niemand bezwaar is gemaakt en door niemand is gezegd dat daarover een discussie zou moeten worden gevoerd. Iedereen stemde daarmee stilzwijgend in. De burgemeester heeft toen ook niet aangegeven dat hij hierover een uitspraak van de raad verwacht. Ik vind het wel goed dat de raad zijn eigen verantwoordelijkheid neemt en in dezen het initiatief neemt door het aanvaarden van deze motie. Wij zullen de motie steunen.
28
Mevrouw Stoeten-Flach: Ik ben tegen de wietpas, maar ik zal de motie niet steunen vanwege de in de motie genoemde argumenten. De wietpas is gewoon hypocriet, de handel in softdrugs wordt weliswaar gedoogd maar is nog steeds strafbaar. Met advocaat Spong ben ik het eens dat dit een reden is voor het niet accepteren van de wietpas. De VNG en criminoloog Henk Van de Bunt geven aan dat de coffeeshops hun langste tijd hebben gehad. Door het gedogen is een economische markt gecreëerd. De heer Gradisen brengt de illegaliteit als argument naar voren. Ik wil erop wijzen dat in Bergen op Zoom en Roosendaal vanwege de grote overlast is besloten alle coffeeshops op zeer korte termijn te sluiten. In die gemeenten is aangetoond dat de tegenwerpingen vanuit zienswijzen van tegenstanders, waaronder de vrees voor toename van illegaliteit, niet kloppen. Daarbij komt de constatering dat er in Gelderland steeds meer jongeren zijn met cannabisproblemen. Er zou sprake zijn van een stijging met 40% en volgens Jellinek zoekt slechts 15% van de verslaafden hulp. Met andere woorden: het aantal verslaafden is veel hoger. Er zijn 104 gemeenten met coffeeshops. Is er in die gemeenten veel overlast door illegaliteit? Ik denk het niet. De heer Gradisen heeft aan de grens van ons land gelegen gemeenten als voorbeeld genoemd en dat is nu precies het probleem. Wij zitten met dit probleem opgezadeld omdat ons beleid niet consistent is met het beleid in de rest van Europa. De heer Kooijman: Mijnheer de voorzitter. De heer Gradisen heeft zojuist een aantal steden genoemd waar zichtbaar en voelbaar sprake is van overlast. Er zijn nog wel meer steden te noemen waar dat het geval is, maar dat zal ik niet doen. De vorige week konden wij via de media vernemen dat er als gevolg van de invoering van de wietpas in het zuiden van het land bijvoorbeeld op het Centraal Station in Rotterdam enorme overlast is van drugsrunners, die proberen de boel op hun manier draaiende te houden. Er is een enorme beweging op gang gekomen. Juist omdat de minister zijn opinie heeft gegeven, een evaluatieonderzoek heeft aangekondigd en een gesprek met onze burgemeester zal hebben, ben ik van mening dat dit het goede moment is om aan te kondigen dat de gemeenteraad van Tiel de invoering van de wietpas niet ziet zitten. Die uitspraak staat los van de nog te voeren discussie over de coffeeshops, de aantallen coffeeshops enzovoorts. Wij zullen de motie steunen. De voorzitter: Ik weet niet hoe diepgaand de raad deze discussie wil voeren, maar ik wil erop wijzen dat helder is dat deze motie zal worden aanvaard. De heer Van Oostrom: Als dat een argument zou zijn, behoeven wij helemaal geen discussie te voeren. Van tevoren was al helder dat de motie door de meerderheid van de raad wordt gesteund. Ik heb mijn argumenten op tafel gelegd en ik zou het fijn vinden als de PvdB, de VVD en de ChristenUnie nog eens zouden nadenken. Het zou heel krachtig zijn als de volledige raad zijn verantwoordelijk in dezen zou nemen. Met ProTiel ben ik het eens dat wij in de komende periode nog over het coffeeshopbeleid zullen discussiëren, maar die discussie staat hier los van. Wij denken dat het belangrijk is de burgemeester op basis van de ons nu bekende gegevens mee te geven hoe wij willen dat hij het gesprek met de minister zal aangaan. Dat gesprek zal op korte termijn plaatsvinden. Ik roep die drie partijen op hierover nog eens na te denken. Ik denk dat het beter is de burgemeester deze boodschap mee te geven dan dat wij niets zeggen. De heer Gradisen: De burgemeester is helaas afwezig. Is het mogelijk dat één van de andere collegeleden op de motie reageert? Ik vind het interessant de reactie van het college te vernemen. De griffier: Het bestuursorgaan burgemeester is aan de orde, niet het college. De voorzitter: Wil de locoburgemeester reageren? Ik wil wel weten hoe lang de raad dit onderwerp nog wil uitdiepen. Het CDA heeft een oproep aan de PvdB, de VVD en de ChristenUnie gedaan. Kunnen deze drie partijen overtuigd worden? Als het antwoord op die vraag ‘nee’ is, stel ik voor tot stemming over te gaan. De heer Van den Burg: Ik zou graag de mening van de locoburgemeester willen horen, mijnheer de voorzitter. De voorzitter: De locoburgemeester zal zo dadelijk reageren.
29
Mevrouw De Heus: Ik wil nog even op de oproep van de heer Van Oostrom terugkomen. Het verschil zit volgens mij in inhoudelijk voor of tegen de wietpas zijn en in de procedure. Wij kunnen ons niet in de procedure vinden, maar zijn ook principieel tegen de wietpas. Volgens mij zijn de andere partijen dat niet en zijn zij daarom tegen de motie. Dat is duidelijk. De voorzitter: De locoburgemeester heeft het woord. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: De burgemeester heeft een vervanger. De burgemeester heeft de vorige week uitgebreid verteld hoe hij hierin staat en ik hoor dat hij aan het sms’en is om te horen hoe de stand van zaken is. In gedachten is hij bij ons. De burgemeester heeft in de commissie bestuur als zijn persoonlijk standpunt verkondigd dat hij tegenstander is van de wietpas, omdat is gebleken dat de overlast in de gemeenten waarin de wietpas is ingevoerd is toegenomen, controle vrijwel niet mogelijk is, een extra beroep wordt gedaan op de inzet van de politie in die gemeenten en de handel in de wijken is toegenomen. Dat is een situatie die wij in Tiel niet wensen. Wij hebben dat standpunt in het college besproken en ik kan de raad melden dat de overige collegeleden dit standpunt delen en de inhoud van de motie omarmen. Ik denk dat de burgemeester blij zal zijn met deze steun. De voorzitter: Brengt de toelichting van de locoburgemeester de drie partijen ertoe een ander standpunt in te nemen? De heer Van den Burg: Ik verzoek u de vergadering kort te schorsen, mijnheer de voorzitter. Ik wil de vraag van het CDA serieus nemen en kort met de andere partijen overleggen. De voorzitter: U hebt het recht om schorsing te vragen. De heer Gradisen: De onderzoeksresultaten waarover ik heb gesproken heb ik bij mij en ik kan daarin inzage geven. De voorzitter: Ik schors de vergadering voor vijf minuten. Schorsing. De voorzitter: De vergadering is heropend. De heer Van den Burg, die om schorsing heeft gevraagd, heeft het woord. De heer Van den Burg: Ik kan kort zijn. De drie partijen waaraan de oproep is gericht hebben overleg gevoerd. De woorden van de heer Gradisen en andere sprekers hebben ons niet overtuigd en wij zullen niet voor de motie stemmen. Mijn partij vindt de motie op dit moment voorbarig. Wij willen de discussie hierover pas voeren op het moment waarop de motie over de Tielse coffeeshops voorligt. Wij zien deze motie als retoriek, als een vooruitlopen op de verkiezingsstrijd, en zouden dit onderwerp graag op een ander moment willen behandelen. De heer Zuidema: Ik vind het jammer dat de drie partijen de motie niet zullen steunen en heb moeite met het gebruik van het woord ‘retoriek’, omdat daarvan geen sprake is. Ik heb de indruk dat de drie partijen de inhoud van de motie niet hebben begrepen. Het coffeeshopbeleid staat nogmaals gezegd volledig los van het wel of niet invoeren van de wietpas. Mevrouw De Klerk: De heer Van den Burg heeft er al op gewezen dat de VVD zich ook niet heeft laten overtuigen. Wij vinden het jammer dat de mogelijkheid de burgemeester op een andere wijze een signaal mee te geven niet is opgepakt. De burgemeester zou de motie kunnen meenemen en kunnen aangeven dat het aannemen daarvan door de raad van Tiel afhangt van de uitkomsten van het evaluatieonderzoek. Op die manier zou ruimte worden gelaten voor het debat dat wij in de maand november in aanwezigheid van de burgemeester zullen voeren. Ons wordt gevraagd onze mening te geven en dat doe ik bij dezen. Ik vind het jammer dat de heer Gradisen zich op het standpunt stelt dat de drie partijen hun verantwoordelijkheid niet nemen. Dat is geenszins aan de orde.
30
De heer Gradisen: Bent u van mening dat de burgemeester tegen minister Opstelten zal moeten zeggen dat hij persoonlijk tegen de wietpas is en de raad van Tiel dat misschien ook is en hij daarbij de motie zal kunnen tonen die nog niet is aangenomen? Dat werkt toch niet! Mevrouw De Klerk: Ik wil hierop graag reageren. Ik denk dat het verstandig zou zijn de uitkomsten van de door de minister gedane onderzoeken af te wachten, omdat op basis daarvan een beter gefundeerd besluit zal kunnen worden genomen. Ik ben van mening dat de kracht van het op zak hebben van de motie voldoende zou moeten zijn om de meerderheid van de democratie hierin mee te nemen. Zo zie ik het. De voorzitter: Ik constateer dat het niet is gelukt elkaar te overtuigen. Wenst mevrouw Stoeten-Flach het woord? Mevrouw Stoeten-Flach: Men heeft geprobeerd ook mij te overtuigen. Ik wil benadrukken dat ik wel degelijk mijn verantwoordelijkheid neem door de lijn van de motie niet te volgen. Men zou daardoor het gevoel kunnen krijgen dat de coffeeshops uit de illegaliteit worden gehaald. De voorzitter: Ik constateer dat deze door een ruime meerderheid van de raad gesteunde motie door het college is overgenomen. De motie wordt zonder hoofdelijke stemming aanvaard, waarbij wordt aangetekend dat de fracties van de VVD, PvdB en ChristenUnie geacht wensen te worden te hebben tegengestemd. 11.
Rondvraag
De heer Zuidema: Mijnheer de voorzitter. Ik had een vraag voor de rondvraag, maar mevrouw SonStolk heeft deze vraag al gesteld en ik veronderstel dat wethouder Vermeulen exact hetzelfde antwoord zal geven als ik de vraag nogmaals zou stellen. Ik heb geen vraag meer. De griffier: Ik ben mij ervan bewust dat ik de rondvraag misbruik door nu een mededeling te doen. Ik wil u mededelen dat de heer Ter Haar van Stads-tv mij heeft gestrikt voor een interview. Ik heb dat lang weten tegen te houden, maar de burgemeester heeft mij ervan overtuigd dat het handig is uit te leggen wie die mijnheer is die naast hem zit. Ik heb gezegd dat ik alleen wil komen als ik iets te melden heb en ik denk dat dat na vanavond het geval is. Ik kan namelijk inzichtelijk maken wat het betekent dat de leden van de raad op de iPad overgaan. 12.
Sluiting
De voorzitter: Hiermee zijn wij aan het einde van deze vergadering gekomen. Ik moet u zeggen dat ik mezelf vandaag ben tegengekomen. Ik vond het niet gemakkelijk deze vergadering voor te zitten, maar ik heb het graag gedaan. De vergadering is gesloten. (22.35 uur) Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Tiel d.d. 21 november 2012. De griffier,
de voorzitter,
Agendapunt Raadsvergadering Kenmerk Portefeuillehouder Begrotingsprogramma Onderwerp
:4 : 21 november 2012 : RG/M. Rietberg : voorzitter raad : : Ingekomen stukken
Aan de raad, Beslispunt: Beslissen overeenkomstig de in de categorieën aangegeven wijze van behandeling.
I.
Stukken ten aanzien waarvan wordt voorgesteld deze voor advies in handen te stellen van burgemeester en wethouders: a.
II.
Stukken ten aanzien waarvan wordt voorgesteld deze ter afdoening c.q. uitvoering in handen te stellen van burgemeester en wethouders: a.
III.
Stukken ten aanzien waarvan wordt voorgesteld deze voor kennisgeving aan te nemen: a.
Motie van de FNP-riedsfraksje Achtkarspelen d.d. 27 september 2012 inzake leerlingenvervoer
b.
Brief d.d. 10 oktober 2012 van het college aan de fractie van de ChristenUnie, inzake beantwoording schriftelijke vragen (ex art. 41 RvO) over standplaats visboer
c.
Circulaire d.d. 10 oktober 2012 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake aanpassing uitkeringsduur Appa
d.
Brief d.d. 12 oktober 2012 van de Raad van State inzake Bestemmingsplan Tiel West
e.
Brief d.d. 16 oktober 2012 van de Federatieve Onafhankelijke Partijen Gelderland inzake informatie m.b.t. provinciebegroting
f.
Brief d.d. 16 oktober 2012 aan de leden van de raadscommissie Bestuur en de overige raads- en commissieleden inzake toezending brief van gemeente NederBetuwe betreffende advisering over verbonden partijen
g.
Memo d.d. 25 oktober 2012 aan de heer J. Beijer inzake reactie op de vraag over visboer Rob
h.
IV.
Brief d.d. 7 november 2012 van de staatssecretaris van financiën betreffende BTW-constructies
Stukken welke om advies zijn geweest bij burgemeester en wethouders ten aanzien waarvan wordt voorgesteld zoals daarbij is aangegeven: a.
V.
Stukken ten aanzien waarvan wordt voorgesteld deze ter voorbereiding van besluitvorming door de raad in handen te stellen van de commissie: a.
VI.
Stukken ten aanzien waarvan wordt voorgesteld deze in handen te stellen van de commissie: a.
VII.
Stukken ten aanzien waarvan wordt voorgesteld deze om advies in handen te stellen van de griffier: a.
VIII.
Stukken waaromtrent wensen en bedenkingen naar voren kunnen worden gebracht: a.
Het Presidium de voorzitter,
ir. J. Beenakker
GemeenteTiel Achterweg 2, 4001 MV Tiel Postbus 6325, 4000 HH Tiel Telefoon: (0344) 637 111 Telefax: (0344) 637 299
Doorkiesnummer: (0344) 637251
MEMO BERICHT aan:
de heer J. Beijer
afdeling:
raadslid
datum:
25 oktober 2012
onderwerp:
reactie op de vraag inzake visboer Rob
notities:
------
Geachte heer Beijer, In verband met de door u gestelde vraag tijdens de raadsvergadering van 19 september vraag ik uw aandacht voor het volgende. De door u gestelde vraag: Mijnheer de voorzitter. Een korte vraag over ingekomen stuk II a. De bewoners van de Haagwinde vinden het niet fijn dat een visboer in hun omgeving komt. Zij hebben daartegen geprotesteerd. Ik heb het even nagekeken en gezien dat in de krant van 15 augustus – in de Zakengids – stond dat de gemeente met ingang van 4 september een vergunning heeft verleend en drie weken later stond de visboer er al. Dat betekent dat de bezwarentermijn van zes weken niet is toegepast. Mijn vraag is of de gemeente zich niet aan de in de krant vermelde termijnen moet houden. Is zo’n procedure wel rechtsgeldig als de gemeente dat niet doet? In de brief van de bewoners heb ik gelezen dat zij boos zijn over deze gang van zaken. Antwoord Als een besluit wordt genomen treedt deze in werking. Daarna volgt publicatie waarin o.a. de bezwarentermijn wordt vermeld. Uiteraard wordt hierbij de wettelijke bezwarentermijn van zes weken gehanteerd. Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. De vergunninghouder mag dus gedurende de bezwarentermijn gebruik blijven maken van zijn vergunning. In geval van dringende reden (spoedeisend belang) kan nadat er bezwaar bij de gemeente is gemaakt bij de rechtbank in Arnhem een voorlopige voorziening worden gevraagd. De (voorzieningen)rechter is wel bevoegd om het besluit te schorsen. Afzender: H.J. van keken Programma coördinator Veiligheid
Agendapunt Raadsvergadering Kenmerk Portefeuillehouder Begrotingsprogramma Onderwerp
: : : : : :
5a 21 november 2012 OW R.Vermeulen Onderwijs Wijziging statuten Stichting OPO- Rivierenland
Aan de raad, Beslispunt: 1. De raad voorstellen in te stemmen met de statutenwijziging van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Rivierenland; 2. De raad voorstellen in te stemmen met het verzoek tot benoeming tot lid van de Raad van Toezicht van de zittende bestuursleden.1
Inleiding Op 1 augustus 2010 is de Wet goed onderwijs, goed bestuur in werking getreden. Deze wet betreft de wijziging van een aantal onderwijswetten en draagt de schoolbesturen op om binnen de eigen organisatie tot een scheiding tussen de functies van bestuur en intern toezicht te komen. Achtergrond van deze wetswijziging is dat schoolbesturen de afgelopen jaren steeds meer beleidsvrijheid hebben gekregen, waardoor zij een veel grotere verantwoording dragen. De trend van autonomievergroting gaat gepaard met meer aandacht voor de interne “checks and balances”. Een adequaat functionerend intern toezicht moet mede waarborgen dat het bestuur de juiste keuzes maakt en dat geformuleerde doelstellingen worden gehaald. De scheiding tussen bestuur en intern toezicht kan op een aantal manieren worden gerealiseerd. Het bestuur van de Stichting OPO- Rivierenland kiest voor het Raad van Toezicht model2. Hiervoor is statutenwijziging en goedkeuring van de gemeenteraad nodig. In bijgevoegde brief van 22 maart 2012 verzoekt het schoolbestuur om goedkeuring van de statutenwijziging.
Beoogd effect Voldoen aan de wettelijke verplichting tot scheiding van bestuur en (intern) toezicht en voorzien in de benoeming van leden van de Raad van Toezicht Argumenten Dit voorstel is gebaseerd op de volgende argumenten. 1. Er is sprake van nieuwe wetgeving waardoor de verhouding bestuur - toezicht anders geregeld dient te worden; met andere woorden: het oude model kan niet meer blijven bestaan; 2. de verandering van de statuten is helder in taken en bevoegdheden van respectievelijk bestuur en Raad van Toezicht. Het bestuur krijgt geen ongelimiteerde vrijheid; Bij het model Raad van Toezicht benoemt de gemeenteraad niet langer de bestuursleden, maar de leden van de Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht benoemt, schorst en ontslaat het lid 1 Zie pagina 16, Rapport inzake jaarverslag 2001, Stichting Openbaar Primair Onderwijs Rivierenland 2 Zie het organogram van de stichting op pagina 18, Rapport inzake jaarverslag 2001, Stichting Openbaar Primair Onderwijs Rivierenland
van het College van Bestuur. Goedkeuring van de statuten betekent ook instemmen met de benoeming van de twee nieuwe bestuursleden (dit is dan voortaan geen taak meer van de gemeenteraad). (zie artikel 6 lid 1, lid 2, lid 6 en lid 7 wijzigingsvoorstel statuten) De bestuurders zijn bezoldigd werknemer van de stichting OPO- Rivierenland. Het huidige bestuur is voornemens de algemene directeur met ingang van de statutenwijziging te benoemen tot voorzitter van het College van Bestuur. In de akte waarbij de statuten worden gewijzigd, is bepaald wie de eerste Raad van Toezicht vormen. Voor het openbaar onderwijs blijft de rol van de gemeenteraad belangrijk en grotendeels onveranderd. De bevoegdheden zijn: - De bevoegdheid leden van de Raad van Toezicht te benoemen; - de bevoegdheid om in te grijpen bij ernstige taakverwaarlozing en zo nodig zelf in bestuur te voorzien; - de bevoegdheid om wijziging van statuten goed of af te keuren; - de mogelijkheid het openbaar onderwijs te beoordelen vanuit de informatieplicht van de school aan de gemeenteraad in de vorm van een verslag; - de bevoegdheid om te besluiten over opheffen van de school.
Kanttekeningen N.V.T. Draagvlak Dit voorstel is conform het verzoek van het schoolbestuur. Aanpak/uitvoering De statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is gemaakt. Het schoolbestuur handelt dit af. Communicatie Het schoolbestuur zal over de beslissing op dit voorstel worden geïnformeerd. Financiën n.v.t. Bijlage(n) - Besluit college d.d. 28 september 2012, nr. A7
Burgemeester en wethouders van Tiel, de secretaris, de burgemeester, mr. M.A.J. Oosterwijk ir. J. Beenakker
Advies commissie samenleving d.d.: 30 oktober 2012 De commissieleden kunnen zich vinden in de voorliggende beslispunten. Zij geven het presidium dan ook in overweging om het voorstel te plaatsen op de lijst van hamerstukken.
Tiel, d.d. 14 november 2012 de commissiegriffier,
Beslissing raad d.d.: 21 november 2012 de griffier,
Voor nadere (technische) informatie kunt u zich wenden tot: de heer: H.Hamiddane emailadres:
[email protected] telefoonnummer: 0344-637445
05a – raadsvoorstel – 21 november 2012
Nr. 5a, Afdeling Onderwijs Welzijn
en
De raad van de gemeente Tiel, overwegende dat gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 september 2012 gehoord het advies van de commissie Samenleving d.d. 30 oktober 2012 gelet op besluit: 1. De raad voorstellen in te stemmen met de statutenwijziging van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Rivierenland, zoals aangegeven in de brief van het schoolbestuur van 20 maart 2012; 2. De raad voorstellen in te stemmen met het verzoek tot benoeming tot lid van de Raad van Toezicht van de zittende bestuursleden.1
Aldus besloten in de openbare vergadering van 21 november 2012, de griffier, de voorzitter,
Voor nadere (technische) informatie kunt u zich wenden tot: de heer/mevrouw: H.Hamiddane emailadres:
[email protected] telefoonnummer: 0344-637445 05a – raadsbesluit – 21 november 2012
1 Zie pagina 16, Rapport inzake jaarverslag 2001, Stichting Openbaar Primair Onderwijs Rivierenland
Agendapunt Raadsvergadering Kenmerk Portefeuillehouder Begrotingsprogramma Onderwerp
: : : : : :
5b 21 november 2012 WIZ C. van Rhee-Oud Ammerveld 3 Wwb Reïntegratieverordening
Aan de raad, Beslispunt: De Reïntegratieverordening Wwb (wet werk en bijstand) 2012 vaststellen.
Inleiding De Wwb is per 1 januari 2012 aangescherpt. Bekend is de "huishoudinkomenstoets". Maar er zijn meer veranderingen. Door de wijziging per 1-1-2012 is het noodzakelijk bestaande verordeningen te bezien op actualisering en wijziging. De Raad heeft al de Toeslagen- en verlagingenverordening ter besluitvorming gehad. Nu wordt de Reïntegratieverordening Wwb ter besluitvorming aangeboden. Doel is dat de verordening spoort met de wet en actuele regelgeving en beleidsopvattingen. Beoogd effect Een Reïntegratieverordening Wwb welke aansluit bij de geldende wet (Wwb). Argumenten Dit voorstel is gebaseerd op de volgende argumenten. De Reïntegratieverordening Wwb moet voornamelijk redactioneel worden aangepast om te sporen met de regelgeving in de wet. De voorgestelde redactie is zo gekozen dat er meer flexibiliteit bestaat en dus de verordening ook bij wetswijzigingen daarmee langer blijft overeenkomen. Kanttekeningen In het verlengde van de Reïntegratieverordening Wwb zijn/worden Nadere regels reïntegratie Wwb vastgesteld door Burgemeester en wethouders van Tiel. Deze Nadere regels reïntegratie Wwb sluiten beter aan bij de wet en de geactualiseerde verordening. Daarbij zijn ook enkele beleidsrichtlijnen toegevoegd. Het gaat om het beleid ten aanzien van niet uitkeringsgerechtigden en om de invoering van inkomensvrijlating voor alleenstaande ouders met jonge kinderen. De Nadere regels reïntegratie Wwb 2012 zijn ter kennisneming aangeboden aan de raadscommissie Samenleving. Draagvlak Voor advies naar de Clientenraad Wwb op 20 juli 2012 gezonden. Advies ontvangen dd. 27 augustus. De Clientenraad kan grotendeels instemmen met de wijzigingen. Men adviseert 1 tekstuele correctie in de begripsbepalingen artikel 1 lid 2 a. Voorts adviseert men de bestaande tekst van artikel 9, de hardheidsclausule te handhaven. In de verordening wordt steeds geschreven over de wet, IOAW en IOAZ. Om die reden zijn deze begrippen in artikel 1 uitgewerkt. Naar aanleiding van het 2e advies onderdeel is een toelichting op artikel 9 toegevoegd. Tegen de achtergrond van de complexe uitvoeringspraktijk is de hardheidsclausule meer in algemeen
zin beschreven en niet alleen in begunstigende zin van de klant. Het eerste blijft voorop staan, maar hoeft andere toepassingen niet uit te sluiten. Dit is geen willekeur omdat het College gebonden is aan de voorwaarden en de beginselen van behoorlijk bestuur. Aanpak/uitvoering Uitvoering loopt via de afdeling WIZ in de uitvoering van de Wwb. Communicatie Zie uitvoering.
Financiën nvt. Bijlage(n) - besluit college d.d. 18 september 2012, nr. A1
Burgemeester en wethouders van Tiel, de secretaris, de burgemeester, mr. M.A.J. Oosterwijk ir. J. Beenakker
Advies commissie samenleving d.d.:30 oktober 2012 De commissieleden kunnen zich vinden in de voorliggende beslispunten. Zij geven het Presidium dan ook in overweging om het voorstel te plaatsen op de lijst van hamerstukken.
Tiel, d.d. 14 november 2012 de commissiegriffier,
Beslissing raad d.d.: 21 november 2012 de griffier,
Voor nadere (technische) informatie kunt u zich wenden tot: de heer/mevrouw: Gerrit van Buuren emailadres:
[email protected] telefoonnummer: 656 605 05b – raadsvoorstel – 21 november 2012
Nr. 5b, Afdeling WIZ De raad van de gemeente Tiel , overwegende dat de inwerkingtreding van de wijziging van de Wet werk en bijstand (32815) per 1 januari 2012 aanleiding is de reïntegratieverordening Wwb redactioneel te actualiseren, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 18 september 2012 gehoord het advies van de commissie Samenleving d.d. 30 oktober 2012 gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, gelet op de wet Stap dd. 29 december 2008 Staatsblad 590, en de wet Verbetering Arbeidsmarktpositie Alleenstaande Ouders dd. 29 december 2008, staatsblad 595, gelet op de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 337/3) en de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L 10/30), alsmede de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke reïntegratieverordening -en in het kader van de Wet Werk en Bijstand, gelet op de in werkingtreding van de wijziging van de wet werk en bijstand (32815) per 1 januari 2012, welke aanleiding is de reïntegratieverordening tekstueel te actualiseren, besluit vast te stellen de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand 2012 HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht. 2. In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet werk en bijstand (WWB); b. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; c. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; d. Awb: de Algemene wet bestuursrecht; e. uitkeringsgerechtigde: de persoon met een uitkering ingevolge de wet, de IOAW of de IOAZ; f. Anw-er: de persoon met een uitkering ingevolgde de Algemene nabestaandenwet die als niet-werkende werkzoekende ingeschreven staat bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV); g. Nugger: de niet-uitkeringsgerechtigde zoals omschreven in artikel 6, onder a, van de wet; h. WSW: de Wet sociale werkvoorziening; i. ondersteuning: het bieden van 0ndersteuning bij arbeidsinschakeling van personen als bedoeld in artikel 7 van de wet en artikel 34 lid 1 van de IOAW en IOAZ;
j.
k.
l.
m. n. o.
voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet; een instrument binnen een plan van aanpak bedoeld in artikel 44 of 44a van de wet; algemeen geaccepteerde arbeid; iedere vorm van betaalde arbeid niet zijnde werk in het kader van de WSW, met uitzondering van illegale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimum en rekening houdend met gewetensbezwaren zodanig dat deze strikt persoonlijke omstandigheden zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met het te verrichten werk; gesubsidieerde arbeid werk, waarbij de werknemer over het algemeen wel in staat is om productieve arbeid te verrichten, maar waarbij een verschil bestaat met de loonkosten van de werkgever en de mate waarin een gemiddelde werknemer deze productieve arbeid verricht; werknemer in gesubsidieerde arbeid: de werknemer als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet. het college: het college van burgemeester en wethouders van de Tiel; de raad: de gemeenteraad van de gemeente Tiel;
HOOFDSTUK 2 - BELEID EN FINANCIEN Artikel 2 Opdracht College 1. Het college biedt aan de personen als bedoeld in artikel 7 en 10 lid 2 van de wet en artikel 34 lid 1 van de IOAW en IOAZ ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40 lid 1 van de wet en artikel 11 van de IOAW en IOAZ is overeenkomstig van toepassing. 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbenden, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid en/of maatschappelijke participatie. 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen en zorgt voor een evenwichtige aanpak binnen de verschillende doelgroepen. 4. Het college kan bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en maatschappelijke-, economische- en conjuncturele ontwikkelingen. 5. Het college bevordert de beschikbaarheid van flankerende voorzieningen die belemmeringen voor toetreding tot de arbeidsmarkt kunnen opheffen. Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning 1. Het college doet een aanbod dat past binnen de regels die gesteld zijn in de wet, IOAW en IOAZ, deze verordening, de beleidsregels reïntegratie en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten. 2. Voor de Nugger en Anw-er geldt, dat slechts eenmalig een beroep op ondersteuning en een noodzakelijk geachte voorziening kan worden gedaan, voor zover het partner inkomen niet meer bedraagt dan 130% van het netto Wettelijk Minimum Loon als bedoeld in artikel 37 Wwb. 3. Geen aanspraak op ondersteuning bestaat indien er sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de belanghebbende. Artikel 4 Verplichtingen van belanghebbende 1. Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken. 2. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, IOAW en IOAZ, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden. 3. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen
hierover is bepaald in de maatregelenverordening en conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de IOAW en de IOAZ. 4. Een persoon die deelneemt aan een voorziening is verplicht tot het verstrekken van inlichtingen aan het college die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt plan van aanpak en/of geschikte voorziening. Artikel 5 Criteria ontheffing arbeidsverplichting 1. Het college kan met inachtneming van artikel 9, tweede lid en artikel 9a, van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a en 38 van de IOAW en de IOAZ bepalen dat aan belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de in artikel 4, eerste lid en tweede lid, van deze verordening genoemde verplichtingen. 2. Ontheffing van de arbeidsplicht wordt verleend voor een door het college vast te stellen periode. 3. Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen. Artikel 6 Sluitende aanpak 1. Personen die op grond van artikel 2 en 3 van deze verordening aanspraak kunnen maken op ondersteuning zullen, voor zover dit door het college noodzakelijk wordt geacht, een aanbod van een voorziening worden gedaan gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid. 2. Het college kan een prioriteit toekennen aan bepaalde doelgroepen met in achtneming van artikel 8, 2e lid onder a van de wet. 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt. 4. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid. Artikel 7 Budget- en subsidieplafond 1. Het college kan één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor door hen aan te wijzen voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt ook een weigeringsgrond voor de aanspraak op die voorziening. 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking kan worden gebracht voor een bepaalde voorziening.
HOOFDSTUK 3 - VOORZIENINGEN Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen 1) Het college bepaalt welke voorzieningen kunnen worden aangeboden, alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen. 2) Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden. 3) Het college kan een voorziening beëindigen: a. indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet niet nakomt; b. indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van deze verordening; c. indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening; d. indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan arbeidsinschakeling. 4) Het college kan ten aanzien van de voorzieningen, als bedoeld in dit artikel, nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op: a. het aanbod van voorzieningen; b. het aanbod van scholing of opleiding als bedoeld in artikel 9 en artikel 10a van de wet; c. de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden; d. de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen; e. de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;
f. g. h. i.
de aanvraag van- en de besluitvorming over subsidies; de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten; overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies. de hoogte van het premiebedrag als bedoeld in artikel 10a van de wet.
HOOFDSTUK 4 - SLOTBEPALINGEN Artikel 9 Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 10 Nadere regels Het college kan nadere regels stellen voor de uitvoering van deze verordening. Artikel 11 Uitvoering De uitvoering van deze verordening berust bij het college. Artikel 12 Verantwoording Het college brengt eenmaal per jaar verslag uit aan de raad over de doeltreffendheid en de effecten van het reïntegratiebeleid. Artikel 13 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking daarvan. Artikel 14 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: “Reïntegratieverordening WWB 2012”.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 november 2012
de griffier
de voorzitter
05b – raadsbesluit - 21 november 2012
TOELICHTING Algemene toelichting: De Wet werk en bijstand (WWB) geeft burgemeester en wethouders de opdracht om zorg te dragen voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden, Nuggers en Anw-ers. De WWB draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar reïntegratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij reïntegratie geregeld. De basis voor de verordening is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onder a, en tweede lid en artikel 10, eerste en tweede lid, van de WWB. Naast deze wettelijke basis valt uit de memorie van toelichting af te leiden welke zaken in of via de verordening geregeld moeten of kunnen worden. Deze zaken zijn: de aanspraak van de doelgroepen op ondersteuning door de gemeente; het beleid ten aanzien van de diverse doelgroepen en subdoelgroepen; het beleid ten aanzien van de combinatie van werk en zorgtaken; de beschikbaarheid van financiële middelen. In de gemeente Tiel wordt het beleid op een aantal niveaus geregeld: In de verordening zelf. Gekozen is voor een procedurele vorm. Uitgangspunt hierbij is dat de contouren van het beleid voor langere tijd worden vastgelegd. Een procedureel ingerichte verordening heeft als voordeel flexibiliteit. Beleid kan verder ontwikkeld of bijgesteld worden nadat de verordening is vastgesteld zonder dat deze steeds moet worden aangepast. In beleidsregels/uitvoeringsbesluiten. Deze geven aan burgemeester en wethouders de mogelijkheid om ten behoeve van een adequate uitvoering van het reïntegratiebeleid flexibel te kunnen handelen. In deze verordening wordt onder andere vastgelegd: de verhouding tussen raad en college alsmede enkele algemene artikelen over de opdracht aan het college, de aanspraak op ondersteuning, de verplichtingen van belanghebbende, de sluitende aanpak en de inzet van voorzieningen. Staatssteun Ondanks het feit dat gemeenten beleidsvrijheid hebben met betrekking tot de inrichting van het reïntegratiebeleid, worden zij toch gebonden aan de regels die de Europese Unie stelt. Dit betreft onder meer het onderwerp staatssteun, wat is neergelegd in de Verordening Werkgelegenheidssteun (Nr. 2204/2002) en de Verordening de minimis-steun (Verordening (EG) Nr. 69/2001). De Europese regelgeving over staatssteun kan een beperking van de mogelijkheden voor het gemeentelijke reïntegratiebeleid opleveren. Van belang is om na gaan, in hoeverre de gemeentelijke verordening voldoet aan de voorwaarden uit de Europese verordeningen. Indien in de gemeentelijke verordening sprake is van een generieke regeling, dan worden de subsidies niet aangemerkt als staatssteun. De bepalingen uit de EG-verordeningen zijn dan niet van toepassing. Generiek wil zeggen, dat niet op voorhand bepaalde bedrijven of groepen van bedrijven of sectoren expliciet in de verordening worden uitgesloten van subsidiëring. Naast de inhoudelijke regels vragen de EG-verordeningen om uitgebreide informatiestromen richting Europese Commissie. Deze informatieverplichtingen worden beperkt door afspraken van het Ministerie van SZW met de Europese Unie, die hun weerslag hebben gevonden in het document “Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van reïntegratie werkzoekenden – beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke reïntegratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand.” De beperking van de informatieverplichtingen wordt alleen effectief, als gemeenten een expliciete verwijzing naar deze beleidsaanbeveling opnemen in hun reïntegratieverordening. In deze verordening is ervoor gekozen deze verwijzing op te nemen in de aanhef van de verordening (gelet op …). Hiermee wordt aangegeven dat alle bepalingen uit de verordening in
overeenstemming zijn met deze beleidsaanbeveling. Overigens wordt er in de beleidsaanbeveling van uitgegaan dat de gemeentelijke verordening voldoet aan de EGverordeningen ter zake. Daarom is er in deze verordening voor gekozen om ook deze EGverordeningen in de aanhef op te nemen.
Relatie met de maatregelverordening: De op grond van de WWB (en IOAW en IOAZ) opgestelde maatregelenverordening regelt het samenspel van de rechten en plichten van de cliënt. De reïntegratieverordening en de maatregelenverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit sanctiebeleid wordt geregeld in de maatregelenverordening.
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begripsbepalingen In dit artikel worden een aantal begrippen omschreven, die meer dan eens voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de WWB. Onder college en raad worden verstaan de betreffende organen van de gemeente Tiel. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat de verordening alleen op de gemeente Tiel van toepassing is. Artikel 2 Opdracht college De WWB geeft aan burgemeester en wethouders de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel cliënten aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de cliënt dat mogelijk het liefst zou zien. Het is aan burgemeester en wethouders om zorg te dragen voor voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij zij te maken hebben met beperkte financiële middelen. De vraag naar ondersteuning zal afhankelijk zijn van een veelheid aan sociaal-economische factoren. Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning Met dit artikel wordt ook aansluiting gezocht bij artikel 8 lid 2 onder a van de wet. Evenwichtige aandacht voor diverse groepen. Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerde diagnose, gevolgd door een vastgesteld plan van aanpak met één of meerdere voorzieningen. Als dat kan, kan worden volstaan met advies of doorverwijzing naar andere instanties. Voorzieningen worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid en/of maatschappelijke participatie niet mogelijk is. Bovendien worden de voorzieningen alleen ingezet als aan de hand van onderzoek is gebleken dat door de inzet van die voorziening het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid binnen afzienbare tijd mogelijk wordt. Reïntegratie moet bovendien de kortste weg naar (duurzame) arbeid zijn. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding en/of participatie bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost omdat doel te bereiken. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het plan van aanpak ligt bij burgemeester en wethouders, die immers ook verantwoordelijk zijn voor de effectieve en doelmatige inzet van de middelen. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de cliënt. Voor het slagen van het plan van aanpak is de motivatie van de cliënt belangrijk. Voordat tot het inzetten van het traject wordt besloten, wordt de inhoud hiervan met cliënt besproken, waarna het plan van aanpak door alle partijen wordt ondertekend. In het tweede lid zijn bepalingen opgenomen om het recht op ondersteuning te beperken voor Nuggers en Anw-ers, waarmede een relatie wordt gelegd naar de eigen verantwoordelijkheid en eigen (financiële) mogelijkheden. Het partner inkomen is als uitgangspunt genomen omdat het beoogde beleid zich richt op gezinnen met een zwakke economische positie. Voorts beoordeelt het college of en welke voorziening noodzakelijk is. Overigens kan ook de hardheidsclausule van artikel 9 worden overwogen als daar aanleiding toe is.
De in het derde lid genoemde voorliggende voorziening kan bijvoorbeeld zijn: de bemiddeling richting arbeidsmarkt door het UWV werkbedrijf of algemene voorzieningen die door het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen of andere worden aangeboden. Artikel 4 Verplichtingen van belanghebbende In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet en andere regelgeving geformuleerd. Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegene zonder uitkering moeten daarom in deze verordening voorwaarden aan het reïntegratieplan worden gekoppeld. Deze gelden dan vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigde. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een plan van aanpak af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Het is dan ook van belang dat de belangrijkste voorwaarden voor het behalen van succes als verplichting zijn opgenomen. Natuurlijk heeft de cliënt ook rechten. Deze rechten zijn elders in wet- of regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Awb. Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Het derde lid verbindt deze reïntegratieverordening met de maatregelenverordeningen. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Artikel 5 Criteria ontheffing arbeidsverplichting De in het eerste lid opgenomen mogelijkheid om ontheffing van de reintegratie- en/of arbeidsplicht te verlenen is rechtstreeks gekoppeld aan de regelgeving in de wet. De belastbaarheid van de persoon en het gezin wordt in eerste instantie beoordeeld door de casemanager van de gemeente. Bij verschil van mening over de mate van belastbaarheid dient gekozen te worden voor een advies van een onafhankelijke externe deskundige. In artikel 9 lid 2 van de wet is bepaald dat, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, een ontheffing slechts tijdelijk kan worden verleend. Het tweede lid van dit artikel sluit hierbij aan. In het derde lid is bepaald dat het college deze periode kan verlengen nadat een herbeoordeling heeft plaatsgevonden. Dit is aan de orde als na afloop van de ontheffingsperiode de omstandigheden ongewijzigd zijn of er nieuwe zwaarwegende factoren voor een nieuwe ontheffing aanwezig zijn. Bij het bepalen van de periode worden de wettelijke bepalingen, zoals genoemd in artikel 9a Wwb resp. 38 IOAW/IOAZ in acht genomen. Artikel 6 Sluitende aanpak In de WWB is de sluitende aanpak niet meer expliciet geregeld. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in facto een sluitende aanpak ontstaat. Personen die op grond van artikel 2 en 3 aanspraak kunnen maken op een voorziening, doet het college een aanbod voor een voorziening voor zover het college dit noodzakelijk acht. Hierbij kan prioriteit gegeven worden aan door het college nader te bepalen doelgroepen. Niet onder alle omstandigheden is immers een aanbod aan iedere belanghebbende te garanderen. Artikel 7 Budget- en subsidieplafonds De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Indien het voor de financiële beheersbaarheid noodzakelijk wordt geacht, kan het college besluiten met betrekking tot te benoemen voorzieningen, budget- en subsidieplafonds in te stellen.
De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan per voorziening een plafond worden ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open naar andere instrumenten uit te wijken. Artikel 8
Algemene bepalingen over voorzieningen
Dit artikel is opgenomen om enkele zaken te regelen die te maken hebben met de voorzieningen die in het kader van deze verordening worden bedoeld. Zoals bij de toelichting op artikel 3 reeds is beschreven gaat het om instrumenten die kunnen worden ingezet om reïntegratie naar algemeen geaccepteerde arbeid te bevorderen, zoals bemiddeling, scholing, activering, leer-werkplekken, activiteiten met behoud van uitkering, gesubsidieerd werk, sociale activering, premies, zorg- en hulpverlening etc. Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dit kan doen. Onder beëindigingen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan de werkgever. Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor het reïntegratiebeleid en de voorzieningen nadere regels te stellen. Naar aanleiding van de wet Stap en de wet Verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders dd. 29 december 2008 zijn de onderdelen b en i aan lid 4 toegevoegd. Deze bepalingen bieden het college de mogelijkheid regels te stellen betreffende scholing en een premie. Artikel 9 Hardheidsclausule In de uitvoering kan het College afwijken van de verordening. Dat kan alleen in bijzondere gevallen die tot onbillijkheden van overwegende aard leiden. Het College moet dit motiveren. In principe werd en wordt gedacht aan afwijking in begunstigende zin voor de burger. In de complexe uitvoeringspraktijk moet afwijking van de regel ook in andere situaties niet geheel worden uitgesloten. Het College is daarbij gebonden aan de genoemde voorwaarden en ook de beginselen van behoorlijk bestuur. Artikel 10 Nadere regels Voor de juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoeringsregels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen. Artikel 11 Uitvoering Evenals de uitvoering van de WWB ligt de uitvoering van deze verordening bij het college. Artikel 12 Verantwoording Dit artikel biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. Artikel 13 Inwerkingtreding Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 14 Citeertitel Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Reïntegratieverordening Wwb 2012 Wat is er gewijzigd?
onderdeel Algemeen
Art 1 lid 2 onder i Art 1 lid 2 onder j Art 2 lid 1 Art 3 lid 1 Art 4 lid 2 Art 4 lid 4 Art 5 lid 1
Art 5 lid 4
Art 6 Art 7 Art 8
Art 9
Art 12
Toelichting
toelichting De Wwb 2012 is in werking getreden. Daardoor zijn de wwb verordeningen op noodzakelijke aanpassingen bezien. Ook de reintegratieverordening. Voor deze verordening geldt dat er geen inhoudelijke wijzigingen nodig zijn. Wel voornamelijk redactionele veranderingen. Dit om gelijk te lopen met de wetgeving en komende wetswijzigingen makkelijker te kunnen opvangen. Er is een verwijzing naar de IOAW en IOAZ opgenomen, omdat reintegratie ook personen met een IOAW/Z kan betreffen. Reintegratietraject is veranderd in plan van aanpak Er is een verwijzing naar de IOAW en IOAZ opgenomen, omdat reintegratie ook personen met een IOAW/Z kan betreffen. Een opsomming is verwijderd en vervangen door een algemene verwijzing naar de wet. IOAW en IOAZ opgenomen Plan van aanpak in plaats van traject De mogelijkheden voor ontheffing van de reïntegratieplicht zijn niet meer beschreven. Er is nu volstaan met een verwijzing naar de wet. Daar is e.e.a. namelijk tot in behoorlijk detail geregeld. Vervallen. Dit was, zoals hiervoor is aangegeven, een uitwerking van mogelijke ontheffingen op basis van leeftijd boven de 57½ jaar. Dit kan niet ongewijzigd blijven door de aard van de wetgeving en bijv. de opschuivende pensioenleeftijd. Zoals hiervoor wordt nu teruggevallen op de criteria in de wet zelf en op maatwerk naar persoon en arbeidsmarktsituatie. Zonodig past zo'n uitwerking ook meer in de Beleidsregels reintegratie. Redactioneel enkele woorden aangepast Redactioneel enkele woorden aangepast Redactioneel enkele woorden aangepast; o.a. zijn alleen artikelen uit de wet aangehaald en geen leden daarvan. Hierdoor blijft de verordening langer sporen met de wet (vanwege wetswijzigingen). De hardheidsclausule is in algemene zin geredigeerd en niet alleen meer gerelateerd aan een begunstigend effect voor de uitkeringsgerechtigde. De beschrijving is korter gemaakt door geen relatie te leggen tussen verantwoording aan de raad en aan de rijksoverheid. Dit wordt nu gezien als 2 aparte processen. Op enkele plaatsen waar noodzakelijk is de tekst van de toelichting analoog aan de verordening zelf aangepast
Agendapunt Raadsvergadering Kenmerk Portefeuillehouder Begrotingsprogramma Onderwerp
: : : : : :
5c 21 november 2012 PV/evk Burgemeester 1 Regionalisering brandweer
Aan de raad, Beslispunten: 1. Kennisnemen van het besluit van het college van B&W van Tiel om de gemeentelijke brandweerorganisatie per 1 januari 2013 op te heffen en de brandweerzorg van Tiel per die datum te regionaliseren en onder te brengen in een nieuwe brandweerorganisatie Brandweer Gelderland-Zuid, onderdeel van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid 2. De gewijzigde gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Gelderland-Zuid vaststellen conform bijgevoegd voorstel 3. De met dit besluit gemoeide middelen voor de brandweerzorg voor 2013 voor de gemeente Tiel zijnde € 1.968.559,-- met ingang van 1 januari 2013 overdragen aan de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid. Deze bijdrage past binnen de budgetten zoals opgenomen in de gemeentelijke begroting 2012 en conceptbegroting 2013 4. De reserve kapitaallasten materieel brandweer per 31 december 2012 opheffen en het saldo toevoegen aan de algemene weerstandsreserve 5. Het besluit, zoals genoemd onder 1, 2 en 3 schriftelijk kenbaar maken aan het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio. 6. Kennisnemen van: - Achtergrond regionalisering - Dienstverleningsovereenkomst en dienstenboek uitvoering brandweerzorg
Inleiding Bijgaand treft u aan het voorstel tot regionalisering van de Brandweer Gelderland-Zuid, alsmede het voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Gelderland-Zuid. Dit voorstel schetst in grote lijnen de aanleiding, argumenten, financiële uitgangspunten, kanttekeningen en bestuurlijke en juridische overwegingen om de brandweer te regionaliseren. Voor een uitgebreide en diepgaander toelichting wordt verwezen naar bijlage 2 (Achtergrond regionalisering). Beoogd effect Het doel van regionalisering is het vergroten en verbeteren van de kwaliteit, continuïteit en capaciteit van de brandweerzorg (zowel in de advisering als in de operationele inzet) en de voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing, ten behoeve van meer veiligheid voor de burger in Gelderland-Zuid. Dit doel moet worden gerealiseerd tegen voor het bestuur aanvaardbare kosten. Door de aanpassing van de Wet veiligheidsregio's en het besluit om de brandweer per 1 januari 2013 te regionaliseren, moet de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Gelderland-Zuid worden aangepast. Door het vaststellen van de gemeenschappelijke regeling draagt het college van B&W de uitvoering van de brandweerzorg over aan het bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid. De nu geldende gemeenschappelijk regeling wordt zodanig gewijzigd dat per 1 januari 2013 sprake is van één brandweerorganisatie in Gelderland-Zuid. 1
Argumenten Dit voorstel is gebaseerd op de volgende argumenten: Doelmatigheid Een geregionaliseerde brandweerorganisatie verkleint de kwetsbaarheid van de individuele korpsen en biedt meer garanties voor continuïteit en gelijkwaardige kwaliteit van dienstverlening aan de burgers. Een meer doelmatige en doeltreffende inzet van mensen en middelen, bijvoorbeeld in de ondersteunende diensten (bedrijfsvoering), leidt op termijn tot efficiencyvoordelen. Een sterke organisatie biedt meer en betere ontwikkelmogelijkheden voor de medewerkers van die organisatie. Ontwikkeling en innovatie De ambitie van de brandweer om zich te vernieuwen door de focus meer te richten op (brand)veiligheidsbewustzijn en zelfredzaamheid, vereist meer landelijke en interregionale samenwerking tussen de brandweer onderling en tussen brandweer en maatschappelijke partners. Een andere visie op het brandweervak vertaalt zich ook in een andere organisatie. Deze veranderingen kunnen individuele korpsen niet alleen realiseren, daarvoor is een robuuste (geregionaliseerde) brandweerorganisatie nodig. Financieel De huidige financiële ontwikkelingen beïnvloeden het ambitieniveau van de brandweer. Nieuwe wettelijke kwaliteitseisen zullen leiden tot kostenverhogingen, die voor de afzonderlijke gemeenten steeds moeilijker op te brengen zijn. Door samen te werken in geregionaliseerd verband kunnen deze kwaliteitseisen beter worden gerealiseerd. Gemeenten kunnen individueel niet voldoen aan de kwaliteitseisen die de Wet veiligheidsregio's stelt, zonder hiervoor hoge kosten te maken. Een fusie in de vorm van regionalisering van de brandweer brengt op korte termijn weliswaar kosten met zich mee, maar die zijn van tijdelijke aard en in omvang minder dan de structurele kosten om zelfstandig georganiseerd te blijven. Per 1 januari 2013 Uitstel van regionalisering leidt tot verhoging van kosten voor de VRGZ (en dus ook voor de gemeenten), omdat alle berekeningen voor de bijdragen van de gemeenten aan de VRGZ opnieuw moeten worden gedaan. Ook zijn er al voorbereidende werkzaamheden verricht in het kader van aanbestedingen, onder andere voor ICT en voor de uitbreiding van bestaande personeelsadministratiesystemen. Wettelijk kader De eerste kamer heeft op 25 september 2012 ingestemd met de wet waarbij alle brandweergerelateerde taken naar het niveau van de veiligheidsregio worden getild. Per 1 januari 2014 dient de brandweer in alle veiligheidsregio's te zijn geregionaliseerd. Hiermee komt een einde aan de gemeentelijke brandweer. Kanttekeningen Waarom regionaliseren? Los van het proces van regionalisering van de brandweer heeft de wetgever extra kwaliteitseisen gesteld aan de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Die zijn vastgelegd in de Wet veiligheidsregio's en aanvullende besluiten. Onderdeel daarvan zijn kwaliteitseisen voor de organisatie en de vakbekwaamheid van de brandweer. Deze kwaliteitseisen leiden tot kostenverhoging voor de brandweer en daarmee ook voor gemeenten. De korpsen in een brandweercluster, die vandaag voldoen aan de kwaliteitseisen, moeten dat morgen en volgend jaar ook doen. De vraag is of gemeenten bereid en in staat zijn deze onafwendbare hogere kosten zelfstandig voor hun rekening te nemen. Schaalvergroting van het beheer van de organisatie in de vorm van regionalisering leidt op termijn tot schaalvoordelen: tot minder meerkosten dan in het geval van individuele investeringen.
2
Wat betekent dit voor de lokale zeggenschap? De regionalisering van de brandweerzorg betekent weliswaar dat de directe sturing op en zeggenschap over de brandweer vanuit de gemeenten vermindert, maar niet dat de betrokkenheid bij de brandweerzorg op afstand wordt gezet. Regionalisering betekent dat het beheer van de brandweer een verantwoordelijkheid wordt van het algemeen bestuur (de burgemeesters) van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Gelderland-Zuid. Een gemeenschappelijke regeling is een vorm van verlengd lokaal bestuur en dat houdt in dat de lokale besturen minder directe invloed en zeggenschap hebben. Toch waarborgen de wijziging van de Wet veiligheidsregio's en de besluiten die het Algemeen Bestuur van de VRGZ heeft genomen de lokale betrokkenheid bij de brandweer. Lokale verankering brandweerzorg De basis van de brandweerzorg zijn en blijven de clusters in de regio en de hierbinnen gelegen posten. De brandweermensen blijven vanuit die posten uitrukken, daarin verandert niets. Voor vrijwilligers en beroepskrachten geldt dat zij ingebed blijven in de lokale gemeenschappen. Invloed op regionaal beleid Relatie met bestaand beleid De Wet veiligheidsregio’s is al van kracht (per 1 oktober 2010) en regelt dat het regionale bestuur een coördinerende rol vervult bij de bestrijding van rampen en de beheersing van een crisis.Dit waarborgt een centrale aansturing van de primaire hulpverlening bij rampen en crises. In de wet worden eisen gesteld aan de kwaliteit van de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing (waaronder de brandweer), de medewerkers en de prestaties. De wettelijke grondslag voor de regionalisering is de (gewijzigde) Wet veiligheidsregio's. De Wet gemeenschappelijke regelingen en de Wet veiligheidsregio's voorzien in de invloed van de lokale besturen op de brandweerzorg. De informatiepositie en sturing van bestuur en politiek wordt door rapportage en controlemechanismen duurzaam verankerd. Daarnaast is er sturing en controle mogelijk via de dienstverleningsovereenkomst. Garanties en invloed gemeenten Bij de overdracht van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van gemeenten aan een gemeenschappelijke regeling krijgen de 'latende' partijen (gemeenten) in ieder geval garanties ten aanzien van de 'ontvangende' partij (VRGZ) dat: • de dienstverlening minimaal hetzelfde blijft; • er sprake is van goed werkgeverschap; • de over te dragen middelen in verhouding staan tot de middelen, die tot voor de overdracht waren bestemd voor het toenmalige niveau van dienstverlening; • 'latende' partijen niet opdraaien voor elkaars tekortkomingen; • er nog invloed is uit te oefenen op het beleid van de 'ontvangende' partij. Deze garanties zijn geregeld in respectievelijk: • de dienstverleningsovereenkomst, die gemeenten en de veiligheidsregio met elkaar afsluiten; • het sociaal statuut en sociaal plan; • de financiële bijdrage, die voor elke gemeente is opgesteld; • in het gezamenlijk uitgevoerde traject van kwaliteitsverbetering tot een minimaal gezamenlijk afgesproken kwaliteitsniveau. ('been bijtrekken'); • de gemeenschappelijke regeling. In het document 'Achtergronden regionalisering' (zie bijlage 2) wordt uitgebreider toegelicht hoe de lokale besturen invloed hebben en houden op de brandweerzorg. Wie besluit waartoe? De Gemeentewet bepaalt dat het college bevoegd is regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente (uitgezonderd de griffie) en om ambtenaren (uitgezonderd die van de griffie) te benoemen, te schorsen en te ontslaan. Het college is dus bevoegd om te besluiten over de organisatie van de brandweer, omdat de brandweer nu nog deel uitmaakt van de 3
gemeentelijke organisatie. De Gemeentewet bepaalt ook dat het college bevoegd is tot het aangaan van verplichtingen in de vorm van dienstverleningsovereenkomsten. Het belangrijkste recht van de raad is het budgetrecht: het vaststellen van de begroting en jaarrekening. De raad bepaalt bij de begroting wat ze willen bereiken (effecten), wat daarvoor gedaan wordt (output) en wat dat mag kosten (input). Het budgetrecht impliceert tevens dat de raad bevoegd is tot het beschikbaar stellen van budgetten ten behoeve van gemeenschappelijke regelingen waaraan de gemeente deelneemt. Gezien de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bestuursorganen gemeenteraad, college van B&W en burgemeester op het terrein van de brandweer en crisis- en rampenbestrijding, is het voorstel dat deze drie bestuursorganen instemmen met de voorgestelde wijziging van de gemeenschappelijke regeling en deze vaststellen. Niet regionaliseren Mocht een gemeente besluiten (nu) niet in te stemmen met de voorgestelde wijziging, dan bevat de regeling artikelen die er in voorzien dat het Algemeen Bestuur kan bepalen wanneer deze brandweer (later) kan toetreden en onder welke condities (waaronder financiële). Hierbij zullen door de VRGZ gemaakte kosten in rekening worden gebracht ter voorkoming van free-riders gedrag. Voorts zal de gemeente die negatief heeft besloten, via haar bestuurlijke vertegenwoordiger niet kunnen deelnemen in regionale beraadslagingen over beheerszaken brandweer. Voor gemeenten die hun brandweer niet of niet geheel regionaliseren geldt dat hun brandweer niet kan participeren in de voordelen van een aantal regionale ontwikkelingen en projecten. Om een aantal voorbeelden te noemen: • voordelen van schaalgrootte op het gebied van expertise, HRM, uitwisselbaarheid personeel en ontwikkelingen en ondersteuning in bedrijfsvoering • gezamenlijke inkoop en beheer materieel (mantelcontracten); • ondersteuning bij implementatie landelijke beleid; • ontwikkelen nieuwe innovatieprojecten; • implementatie van de Brandweer over Morgen. Kwaliteit dienstverlening Uitgangspunt van regionalisering is dat de kwaliteit van dienstverlening niet vermindert. De diensten en de kwaliteit daarvan, die werden geleverd door de lokale korpsen, worden ook geleverd door de VRGZ, op voorwaarde dat de middelen, die hiermee samenhangen, zijn overgedragen aan de VRGZ. Het devies is: 'what you pay is what you get!' De brandweerzorg, die de korpsen leverden aan de gemeenten, wordt voor elke gemeente vastgelegd in een dienstverleningsovereenkomst (DVO). Om te voorkomen dat korpsen, die nog onvoldoende presteren, gratis meeliften met de korpsen die goed en bijzonder goed presteren, is afgesproken dat iedereen minimaal een bestuurlijk vastgesteld kwaliteitsniveau moet hebben, alvorens in te stappen in de geregionaliseerde brandweer. Deze eind 2012 bereikte kwaliteit brandweerzorg wordt overgedragen aan de VRGZ en terug geleverd aan de gemeenten. De Wet veiligheidsregio’s is al van kracht (per 1 oktober 2010) en regelt dat het regionale bestuur een coördinerende rol vervult bij de bestrijding van rampen en de beheersing van een crisis. Dit waarborgt een centrale aansturing van de primaire hulpverlening bij rampen en crises. In de wet worden eisen gesteld aan de kwaliteit van de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing (waaronder de brandweer), de medewerkers en de prestaties. De wettelijke grondslag voor de regionalisering is de (gewijzigde) Wet veiligheidsregio's. financieel De voorstellen voor regionalisering van de brandweer komen tot stand onder economisch zwaar weer. Alle aspecten die verbonden zijn met verbetering van kwaliteit zijn in beeld gebracht, evenals de eisen uit de Wet veiligheidsregio's. Beide zijn vertaald in financiële cijfers. Dat is op 4
een zorgvuldige manier in samenwerking met alle gemeenten gebeurd. De budgetten zijn beoordeeld en alle beschikbare middelen zijn ingezet voor realisatie van kwaliteitsdoelen of voor reductie van kosten. Daarmee wordt bedoeld: reductie van kosten binnen de nieuwe organisatie en reductie van (ontvlechtings)kosten bij gemeenten. Dat betekent dat er geen financiële ruimte is om tegenvallers op te vangen. Deze werkwijze impliceert ook een risico omdat een fusieproces altijd onverwachte gebeurtenissen en situaties meebrengt. Een dergelijk proces is namelijk niet volledig te voorspellen. Een fusieproces met negentien partijen is - juist vanwege de omvangrijke samenwerkingsoperatie die tot stand moet komen - extra gecompliceerd. Dit betekent dat budgettair strak gestuurd zal moeten worden én dat tegenvallers onmiddellijk effect zullen hebben op de exploitatie en het geplande beleid. Weerstandsvermogen Er is geen rekening gehouden met een eventuele opbouw van weerstandsvermogen om in de toekomst risico's te kunnen op vangen. Als de brandweer geregionaliseerd wordt, dan zal de omvang van de bestaande begroting van de VRGZ met een factor drie toenemen. De huidige omvang van de weerstandscapaciteit van de Veiligheidsregio is op een dergelijke volumetoename niet ingericht. Harmonisatiekosten Met de regionalisering ontstaat er een nieuwe werkorganisatie voor beroepskrachten en brandweervrijwilligers, afkomstig uit de verschillende gemeentelijke brandweerclusters en de VRGZ. Binnen die gemeentelijke clusters golden diverse en onderling afwijkende gemeentelijke collectieve en individuele arbeidsvoorwaardenregelingen. In overleg met de vakbonden is één uniform arbeidsvoorwaardenpakket samengesteld, voor medewerkers werkzaam in de nieuwe werkorganisatie. In beginsel is het uitgangspunt hierbij dat de totale kosten van het nieuwe arbeidsvoorwaardenpakket ‘budgettair neutraal‘ moet zijn. Het is waarschijnlijk onontkoombaar dat deze harmonisatie van arbeidsvoorwaarden ten gevolge van het onderhandelingsresultaat met de vakbonden gepaard gaat met een (beperkte) kostenverhoging: voor de nieuwe organisatie als het gaat om collectieve kosten en voor de (individuele) gemeenten waar het garanties betreft voor persoonsgebonden kosten. ICT Omdat de VRGZ nog niet alle ICT-voorzieningen voor de brandweer heeft gerealiseerd per 1 januari 2013, wordt de huidige ICT ondersteuning voortgezet door de gemeenten tot en met afronding van de migratie. Deze migratiefase is gepland in de eerste helft van 2013. De kosten en de dekking daarvan blijven voorlopig achter bij de gemeenten. Vastgoed en andere gemeentelijke brandweerlocaties In de meeste brandweerregio's is er voor gekozen om de kazernes in eigendom van de gemeenten te laten. Dit besluit is opgenomen om uiteenlopende redenen (recent opgeleverde kazerne of een kazerne, gelegen op een strategische locatie voor herontwikkeling, belastingtechnisch). De gemeenten stellen de kazernes om niet ter beschikking aan de veiligheidsregio. Vanwege de aanbestedingsregels en het gefaseerd inrichten van de facilitaire organisatie van de VRGZ wordt het pandbeheer tot 1 januari 2014 uitgevoerd door de gemeenten. Budgetten en kosten blijven tot die datum bij de gemeenten. In de gebruiksovereenkomst zal deze voorlopige continuering van gebouwen- en ICT beheer worden vastgelegd. In de bijlage 6 is een concept gebruiksovereenkomst opgenomen die nog verder moet worden aangevuld. De kosten van onderhoud is op dit moment binnen de gemeentelijke begroting niet volledig afgedekt. Hiervoor is aanvullend budget nodig. Verborgen gebreken/onverwachte tegenvallers/onvoorziene omstandigheden Mochten er ná de regionalisering 'verborgen gebreken' worden geconstateerd, dan worden dergelijke gebreken, in het geval dat deze van substantiële betekenis zijn, achteraf bij de 5
desbetreffende gemeente in rekening gebracht. Dit is het geval tot één jaar na ingang van regionalisering. Onder 'verborgen gebreken' worden verstaan tegenvallers die na de overgang van personeel en materieel aan de VRGZ bekend worden. Voorbeelden hiervan zijn achterstanden in de uitvoering van werkzaamheden en achterstallig onderhoud aan materialen, materieel en gebouwen. Overige processen Per 1 januari 2013 moet een landelijk dekkend stelsel van regionale uitvoeringsdiensten operationeel zijn. Deze RUD’s nemen de uitvoering van milieutaken namens de gemeenten voor hun rekening om zo een verhoging van kwaliteit te bewerkstelligen. Binnen Gelderland-Zuid worden op dit moment twee RUD’s opgericht: de Omgevingsdienst Rivierenland (ODR) en de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (ORN). Conform bestuurlijke afspraken met de gemeenten zal de nieuwe geregionaliseerde brandweer de huidige adviestaken WABO (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) van de geclusterde brandweerkorpsen één op één overnemen. Ook als de gemeente Tiel taken aan de RUD in haar gebied gaat overdragen. Draagvlak Motivatie personeel Uitstel is vanuit het perspectief van de brandweermedewerkers eveneens ongewenst: al jaren wordt er gesproken over regionalisering en besluitvorming over implementatie is al eerder uitgesteld van 2012 naar 2013. Continuering van onzekerheid over de plek en positie in de toekomstige brandweerorganisatie zal slecht uitpakken voor de motivatie van de brandweermedewerkers. Aanpak/uitvoering Bestuurlijke proces In 2008 heeft de meerderheid van het Algemeen Bestuur (AB) van de toenmalige gemeenschappelijke regeling Hulpverlening en Veiligheid Gelderland-Zuid de intentie uitgesproken om de brandweer in Gelderland-Zuid te regionaliseren. Deze intentie is door het AB in februari 2011 bekrachtigd in een principebesluit tot regionalisering van de brandweer. Wel is toen duidelijk aangegeven dat er pas een formeel besluit door de gemeentebesturen kon worden genomen als voor alle gemeenten bekend is wat de financiële consequenties zijn. Deze zijn nu bekend. Zoals eerder aangegeven is er ingestemd met een wetwijziging waarbij de gemeenten uiterlijk tot 1 januari 2014 de tijd hebben om de brandweer te regionaliseren. Het voorstel is om dit in Gelderland-Zuid per 1 januari 2013 te doen. In de voorbereidingen van het opstellen van de begroting 2013 van de VRGZ is rekening gehouden met de nieuwe brandweerbegroting. In de gemeenten is in de tussentijdse overzichten van het lopende en komende begrotingsjaar (voorjaarsnota, perspectiefnota) rekening gehouden met de nieuwe gemeentelijke bijdrage aan de VRGZ en de eigen gemeentelijke ontvlechtingkosten. Alle brandweermedewerkers krijgen een aanstellingsbesluit bij de VRGZ, tegelijk met een ontslagbesluit van de 'latende' gemeente. Voor elke medewerker is dit aanstellingsbesluit gebaseerd op het individuele statusdossier van die medewerker. Daarin zijn opgenomen het functieprofiel en de functiewaardering en alle afspraken die samenhangen met de aanstelling bij die 'latende' gemeente. Communicatie De gebruikelijke communicatie rond raadsbesluiten. Financiën Ieder fusietraject brengt kosten met zich mee. Dit geldt dus ook voor regionalisering van de brandweerzorg. Er ontstaan aan de zijde van de gemeenten kosten, die verband houden met het ontvlechten van de brandweerzorg uit de gemeentelijke begrotingen. Dit zijn de 6
ontvlechtingkosten. Aan de zijde van de nieuwe organisatie ontstaan eveneens kosten, maar deze houden verband met de ontwikkeling van de nieuwe organisatie: de ontwikkelkosten. De ontvlechtingkosten ontstaan doordat er kosten bij de gemeenten achterblijven voor stafafdelingen en algemene kosten die niet langer zijn door te belasten naar de brandweer. Het probleem ontstaat niet doordat de kosten toenemen, maar doordat de dekking deels wegvalt. In de perspectievennota 2012 en conceptbegroting 2013-2016 is rekening gehouden met achterblijvende overheadkosten van €300.000 met een afloop van €100.000 per jaar naar nihil in 2016. Door andere begrotingsuitgangspunten en financiering van investeringen ontstaat er een voordeel op de directe kosten. De bijdrage opgenomen in dit voorstel zal op een aantal onderdelen nog marginaal worden bijgesteld. Voorgesteld wordt om dit voordeel te reserveren voor de dekking van de achterblijvende overheadkosten, vorming onderhoudsvoorziening onderhoud brandweerkazerne en eventuele tekortkomingen in het overgedragen budget. In de 1e voortgangsrapportage 2013 zal dit verder worden verwerkt.
Overdracht activa Diverse activa gaan per 2013 over in eigendom naar de Veiligheidsregio. De gemeente ontvangt een vergoeding op basis van de boekwaarde van de activa. In de gemeentelijke bijdrage is een structurele component opgenomen waarmee de overname en vervanging van deze activa kan worden gedekt. De opgebouwde gemeentelijke reserve “kapitaallasten materieel brandweer” kan daarom per 31 december 2012 vervallen en het saldo toegevoegd aan de algemene weerstandreserve. Dit geldt ook voor de vergoeding die wordt ontvangen voor de overdracht van activa voorzover dit hoger is dan de boekwaarde (dit wordt veroorzaakt doordat in het verleden diverse activa in één keer ten laste van de begroting zijn gebracht). Opbouw brandweerbegroting VRGZ De brandweerbegroting van de VRGZ is als volgt opgebouwd: • Gemeentelijke brandweerbegroting • Bestaande inwonerbijdrage aan de VRGZ • Bijdrage overhead nieuwe organisatie (op basis van inwoneraantal): • Bijdrage wettelijke eisen (kwaliteitszorgsysteem en vakbekwaamheid) Hierop worden structurele bezuinigingen en incidentele bedragen in mindering gebracht. Dit wordt hieronder toegelicht. Beperken ontvlechtingkosten Het Algemeen Bestuur van de VRGZ is zich er terdege van bewust dat extra kosten voor de gemeenten ten gevolge van een (bij wet verplichte) reorganisatie zwaar vallen. Extra kosten zijn onvermijdelijk: een nieuwe organisatie moet worden opgebouwd, terwijl de bestaande organisatie niet is afgebouwd: tijdens de verbouwing van de zaak gaat de verkoop gewoon door. De situatie is het beste te vergelijken met het kopen van een nieuw huis terwijl het oude nog niet is verkocht. In zo'n situatie heeft de koper dubbele lasten: die van het nieuwe huis en die van het oude. Als het oude huis is verkocht ontstaat er verlichting van de lasten. Dat geldt ook bij het afbouwen van de oude organisatie: als die is voltooid ontstaat er ook lastenverlichting. Om de gemeenten tegemoet te komen in de kosten van ontvlechting, heeft het Algemeen Bestuur de volgende besluiten genomen: Incidenteel • gefaseerd opbouwen van de extra overhead van de nieuwe organisatie gedurende een periode van één jaar; • éénmalige uitkering aan de gemeenten uit de reserves van de VRGZ op basis van inwoneraantal.
7
Structureel • bezuiniging op de brandweerbegroting VRGZ na regionalisering, in drie jaar oplopend tot 5%; • bezuiniging op de begroting VRGZ (programma rampenbestrijding en crisisbeheersing), in vier jaar oplopend tot 10%; • kosten van harmonisatie rechtspositieregelingen worden binnen de begroting VRGZ opgevangen en niet doorberekend naar de gemeenten; • met voorrang openstellen van vacatures bij de VRGZ voor de deelnemende gemeenten. Daarnaast kunnen gemeenten de ontvlechtingkosten ook verminderen door eigen initiatieven daartoe te ondernemen. Tevens zal mogelijk door natuurlijk verloop het financiële nadeel worden verminderd. Bijlage 4 bevat het overzicht van de opbouw van de financiële bijdrage van onze gemeente, een meerjarig overzicht en een toelichting hierop. Bijlage(n) • Besluit college d.d. 8 oktober 2012, nr. A2 • Achtergrond regionalisering Brandweer Gelderland-Zuid • Dienstverleningsovereenkomst en dienstenboek uitvoering brandweerzorg
Burgemeester en wethouders van Tiel, de secretaris, mr. M.A.J. Oosterwijk
de burgemeester, ir. J. Beenakker
Advies commissie bestuur d.d.: 25 oktober 2012 De commissie adviseert positief over het voorstel en geeft het presidium in overweging om het als hamerstuk te agenderen
Tiel, d.d. 14 november 2012 de commissiegriffier,
Beslissing raad d.d.: 21 november 2012 de griffier,
Voor nadere (technische) informatie kunt u zich wenden tot: de heer/mevrouw: Erik van Keken emailadres:
[email protected] telefoonnummer: 0344637362 05c – raadsvoorstel – 21 november 2012
8
Nr. 5c, Afdeling Programambureau veiligheid
De raad van de gemeente Tiel, overwegende dat gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 oktober 2012 gehoord het advies van de commissie Commissie Bestuur d.d. 25 oktober 2012 gelet op besluit: 1. tot vaststellen van de gewijzigde gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Gelderland-Zuid 2. De met dit besluit gemoeide middelen voor de brandweerzorg voor 2013 voor de gemeente Tiel zijnde € 1.968.559,-- met ingang van 1 januari 2013 over te dragen aan de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid 3. De reserve kapitaallasten materieel brandweer per 31 december 2012 op te heffen en het saldo toe te voegen aan de algemene weerstandsreserve 4. Het besluit, zoals genoemd onder 1, 2 en 3 schriftelijk kenbaar te maken aan het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 21 november 2012, de griffier, de voorzitter,
Voor nadere (technische) informatie kunt u zich wenden tot: de heer/mevrouw: Erik van Keken emailadres:
[email protected] telefoonnummer: 0344637362 05c – raadsbesluit – 21 november 2012
Agendapunt Raadsvergadering Kenmerk Portefeuillehouder Begrotingsprogramma Onderwerp
:6 : 21 november 2012 : WIZ : Wethouder H. Driessen : Maatschappelijke Dienstverlening : Mandatering vaststelling basistarieven Huishoudelijke verzorging
Aan de raad, Beslispunt: 1. De bevoegdheid tot het vaststellen van basistarieven huishoudelijke verzorging ex artikel 21 a lid 1 Wet maatschappelijke ondersteuning, mandateren aan het college van burgemeester en wethouders.
Inleiding Op 1 september 2012 is de wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking getreden die regelt dat de gemeenteraad basistarieven voor het verlenen van huishoudelijke verzorging vaststelt (artikel 21a eerste lid Wmo). Op grond van deze wetswijziging moeten gemeenteraden tarieven voor de verschillende vormen van hulp bij het huishouden vaststellen op basis van reële kostprijzen. Bij het vaststellen van de kostprijzen moet de gemeente uitgaan van inzet van personeel door de aanbieder tegen arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden benodigd voor het leveren van hulp bij het huishouden. Gemeenten die van plan zijn een aanbesteding aan te kondigen of potentiële inschrijvers uit te nodigen voor een offerte, moeten vanaf 1 september 2012 rekening houden met deze wet. De wet (artikel 21a, derde lid, Wmo) schrijft voor dat het college bij het aangaan van overeenkomsten de door de raad vastgestelde basistarieven in acht neemt. Uw raad heeft de mogelijkheid de bevoegdheid om basistarieven vast te stellen te delegeren of mandateren aan het college. Bij delegatie draagt u de bevoegdheid helemaal over, bij mandatering blijft u zelf ook bevoegd. De Wet ‘basistarieven’ sluit delegatie of mandaat van de bevoegdheid niet uit. De Wmo spreekt in artikel 1 lid 1 onder h Wmo over 'huishoudelijke verzorging'. Vanaf de invoering van de Wmo gebruiken wij de term hulp bij het huishouden (HH). Dat om te verduidelijken dat huishoudelijke verzorging niet hetzelfde is als voorheen onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Per 01-01-2013 lopen de huidige contracten met de thuiszorgaanbieders van de Wmo voorziening HH af. Nieuwe contracten zijn nodig om deze voorziening per die datum te continueren/toe te kennen. Het college heeft op 24 september 2012 conform ambtelijk advies besloten om bij de aanbesteding/inkoop van HH te kiezen voor het traject van 'bestuurlijk aanbesteden. Alle colleges in onze Regio hebben besloten tot deze vorm van aanbesteden/ inkoop. Reguliere (Europese) aanbesteding is wettelijk niet verplicht omdat HH als 2B dienst wordt aangemerkt. Het traject van bestuurlijk aanbesteden biedt ons de beste mogelijkheden om maatwerk te leveren voor onze cliënten in overleg met de aanbieders. 1
Om aan de gewijzigde wetgeving te voldoen is het nodig om zo spoedig mogelijk de basistarieven te hebben vastgesteld. Beoogd effect Voldoen aan de Wet maatschappelijke ondersteuning, welke per 1 september 2012 is gewijzigd bij wet van 21 mei 2012, Staatsblad 2012, 226 Argumenten Het voorstel om uw bevoegdheid te mandateren aan het college is gebaseerd op de volgende argumenten: − − −
In het lopende traject van bestuurlijk aanbesteden is het om inkooptechnische redenen (nog) niet mogelijk en ook niet gewenst om een basistarief vast te stellen. Er is op dit moment geen goede berekeningsmethode voor het vaststellen van het basistarief; er is zowel bij de VNG als bij gemeenten onvoldoende duidelijkheid over de berekening van een reële kostprijs. Mandatering aan het college maakt het mogelijk om snel en efficiënt het basistarief voor de komende periode concreet te maken en indien nodig te actualiseren. Het is voor de uitvoering van de wet maatschappelijke ondersteuning in de dagelijkse praktijk nodig. Daarbij bestaat er een grote voorkeur om het basistarief in de gehele Regio Rivierenland op elkaar af te stemmen.
Kanttekeningen Geen Draagvlak Niet van toepassing Aanpak/uitvoering Vanaf het schrijven van dit voorstel tot de vaststelling van de basistarieven van het college zullen de volgende acties worden ondernomen: − Communicatie aan deelnemende gemeenten over dit raadsvoorstel − Tot eind november vindt regionale afstemming m.b.t. de basistarieven HH plaats − Prijsonderhandelingen met marktpartijen oktober 2012 − Vaststelling basistarief in november door college − Definitieve overeenkomsten aanbesteding HH eind november 2012 − Informatienota naar de raad december 2012 Communicatie Niet van toepassing Financiën Het besluit tot mandateren heeft geen financiële consequenties Bijlage(n) besluit college d.d. 9 oktober 2012, nr. 4 Burgemeester en wethouders van Tiel, de secretaris, de burgemeester,
2
Advies commissie samenleving d.d.: 30 oktober 2012 Met uitzondering van de heren Melissen en Schoots kunnen de commissieleden zich vinden in de mandatering van de bevoegdheden aan het college. De heer Schoots heeft problemen met een blanco mandaat. De heer Melissen is geen voorstander van mandaat in deze situatie. Zijns inziens heeft de raad niets meer in te brengen op het moment dat het college in mandaat het contract getekend heeft. De wethouder zegt toe dit laatste aspect te onderzoeken. Het resultaat wordt bij de raadstukken gevoegd. Advies commissie Gezien het bovenstaande geeft de commissie het Presidium in overweging om het voorstel regulier te agenderen.
Tiel, d.d. 14 november 2012 de commissiegriffier,
Beslissing raad d.d.: 21 november 2012 de griffier,
Voor nadere (technische) informatie kunt u zich wenden tot: de heer:` R.A.J. Kool emailadres:
[email protected] telefoonnummer: 0344 656 427
06 – raadsvoorstel – 21 november 2012
3
Nr. 6, Afdeling Wiz
De raad van de gemeente Tiel, overwegende dat op 1 september 2012 de wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning in werking is getreden die regelt dat de gemeenteraad basistarieven voor het verlenen van huishoudelijke verzorging vaststelt gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 oktober 2012 gehoord het advies van de commissie Samenleving d.d. 30 oktober 2012 gelet op artikel 21 a lid 1 Wmo besluit: de bevoegdheid tot het vaststellen van basistarieven huishoudelijke verzorging ex artikel 21 a lid 1 Wet maatschappelijke ondersteuning, te mandateren aan het college van burgemeester en wethouders van Tiel.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 21 november 2012, de griffier, de voorzitter,
Voor nadere (technische) informatie kunt u zich wenden tot: de heer/mevrouw: R.A.J. Kool emailadres:
[email protected] telefoonnummer: 0344 656427
06 – raadsbesluit – 21 november 2012
Op basis van systematiek KPMG HH1
Bruto uurtarief Vakantiegeld Eindejaarsuitkering Levensloop Bruto uurtarief incl. toeslagen Werkgeverslasten (NB. Percentage invullen) Uurtarief + werkgeverslasten Overheadopslag (NB. Percentage invullen) Verplichte bijdrage in opleidingskosten Uurtarief + overheadopslag Productiviteit (NB. Non productiviteit als percentage invullen) Uurtarief + productiviteit Marge Uurtarief incl. marge
8,00% 5,50% 0,50%
2,00%
Waar komen de cijfers vandaan?
HH2
€ 10,08 € 0,81 € 0,60 € 0,05 € 11,54
€ 12,11 € 0,97 € 0,72 € 0,06 € 13,86
€ 0,00 € 11,54
€ 0,00 € 13,86
€ 0,00
€ 0,00
HH1: FWG10, periodiek 4 (max = 4), HH2: FWG15, periodiek 7 (max = 8); schalen per 1 juli 2011 art. 3.1.13 CAO VVT 2010-2012 art. 3.1.11 CAO VVT 2010-2012 art. 3.1.12 CAO VVT 2010-2012
€ 0,23 € 11,77
€ 0,28 art. 10.1 CAO VVT 2010-2012 € 14,14
€ 0,00 € 11,77 € 0,00 € 11,77
€ 0,00 € 14,14 € 0,00 € 14,14 Tarieven HH1 / HH2 per 1 januari 2013
Achterweg 2, 4001 MV Tiel Postbus 6325, 4000 HH Tiel Telefoon: (0344) 637 111 Telefax:
(0344) 637 299
E-mail:
[email protected]
Internet: www.tiel.nl
Memo beantwoording raads- en commissie vragen Vraag: Nummer: Onderwerp: Van wie: Datum: Planning: Raad / commissie: Afspraak / toezegging:
Mandatering vaststelling basistarieven hulp bij huishoudelijke verzorging Dhr. Melissen en dhr. Schoots 30 oktober 2012 Commissie Samenleving Met uitzondering van de heren Melissen en Schoots kunnen de commissieleden zich vinden in de mandatering van de bevoegdheden aan het college. De heer Schoots heeft problemen met een blanco mandaat. De heer Melissen is geen voorstander van mandaat in deze situatie. Zijns inziens heeft de raad niets meer in te brengen op het moment dat het college in mandaat het contract getekend heeft. De wethouder zegt toe dit laatste aspect te onderzoeken. Het resultaat wordt bij de raadstukken gevoegd.
Antwoord: Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail: Datum: Antwoord:
Werk, Inkomen en Zorg R.A.J. Kool 0344 656 427
[email protected] 6 november 2012 Bij dit voorstel tot mandatering gaat het niet om het mandateren van het college tot het aangaan van contracten m.b.t. inkoop van Hulp bij het huishouden, maar om het mandaat voor het vaststellen van een basistarief voor de hulp bij huishoudelijke verzorging. Gemeenten die na 1 oktober 2012 nieuwe contracten aanbesteden voor de hulp bij huishoudelijke verzorging moeten overgaan tot het vaststellen van de basistarieven (lees een minimum tarief). Dit vloeit voort uit het wetsvoorstel Leijten welke tot doel heeft te waarborgen dat er een zodanige prijs betaald wordt dat de medewerkers van de zorgaanbieders een fatsoenlijke betaling krijgen voor het werk wat ze doen en de cliënt goed geholpen kan worden (waarborging kwaliteit en continuïteit). Het nieuwe artikel 21a van de Wmo is op 1 september 2012 in werking getreden.
In artikel 10 van de Wet maatschappelijke ondersteuning is bepaald
op welke wijze het college het verlenen van maatschappelijke ondersteuning vorm moet geven. Artikel 10 van de Wmo biedt mede de grondslag van de bevoegdheid van het college om contracten met partijen als zorgaanbieders aan te gaan. De door de gemeenteraad vastgestelde Verordening Individuele voorzieningen biedt het beleidskader waarbinnen het college dient te handelen. In dit geval m.b.t. de voorziening hulp bij het huishouden. Het op basis van de Wet moeten vaststellen van de basistarieven Hulp bij het huishouden heeft wel een indirecte relatie met het huidige traject van inkoop Hulp bij het huishouden. De gemeenteraad heeft de bevoegdheid kaders te bepalen, maar het college heeft de bevoegdheid te kiezen hulp bij het huishouden zelf uit te voeren of middels een contract met zorgaanbieders uit te laten voeren. De vaststelling van de basistarieven staat los van de overeenkomst die het college straks met zorgaanbieders moet gaat sluiten. Daarbij zullen prijsonderhandelingen gevoerd worden die gebaseerd zijn op de inhoud van de overeenkomst. Het bepalen van een basistarief is echter een bijzonder lastige zaak als de inhoud van de overeenkomst niet vast staat. Echter deze valt dus zoals eerder gesteld onder het primaat van het college. Daarom heeft de VNG geadviseerd de vaststelling van de basistarieven te mandateren of te delegeren aan het college. Om mogelijke verontrusting weg te nemen wil ik u meedelen dat de tarieven worden vastgesteld op basis van een inmiddels breed toegepast model van KPMG waarbij men uitgaat van de bijhorende CAO. Ter beeldvorming is het beoogde prijsbepalingsmodel bijgevoegd. In het lopende proces is inmiddels een richting bepaald betreffende hoogte van de basistarieven. Het ambtelijk voorstel is in voorbereiding. Onder absolute geheimhouding, in het belang van de onderhandelingen over de prijs, kunnen wij u informeren over die richting. Daarvoor leggen wij bij de griffie een document ter inzage aan u.
Afzender: Naam: Datum:
Namens het college van Burgemeester en Wethouders H.A. Driessen 8 november 2012
Achterweg 2, 4001 MV Tiel Postbus 6325, 4000 HH Tiel Telefoon: (0344) 637 111 Telefax:
(0344) 637 299
E-mail:
[email protected]
Internet: www.tiel.nl
Memo beantwoording raads- en commissie vragen Vraag: Nummer: Onderwerp: Van wie: Datum: Planning: Raad / commissie: Afspraak / toezegging:
Verordening tot wijziging van de Verordening individuele voorzieningen gemeente Tiel 2010. Dhr. Melissen 30 oktober 2012 Samenleving Met uitzondering van de heer Melissen kunnen de leden zich vinden in de beslispunten. De heer Melissen vraagt zich af of wat men beoogt wordt gerealiseerd door de nieuwe redactie van artikel 7 van de verordening. De heer Driessen zegt voor de raadsbehandeling schriftelijk antwoord toe.
Antwoord: Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail: Datum: Antwoord:
Werk, Inkomen en Zorg R.A.J. Kool 0344 656 427
[email protected] 6 november 2012 Op 12 oktober 2010 heeft uw raad de Verordening Individuele voorzieningen gemeente Tiel 2010 vastgesteld. De gemeenteraad dient in de Wmo verordening concreet vast te leggen of een eigen bijdrage verschuldigd is. De gemeenteraad kan niet volstaan met het uitdrukkelijk open laten van de vraag of een eigen bijdrage is verschuldigd. De huidige redactie van artikel 7 lid 1 Verordening individuele voorzieningen gemeente Tiel 2010 is zodanig dat u het aan het college laat om te bepalen of een eigen bijdrage verschuldigd is. Met de nieuwe redactie van artikel 7 van de Verordening draagt uw raad het college op om een eigen bijdrage op te leggen. Met de voorgestelde wijziging wordt beoogd te komen tot het afgeven van beschikkingen die berusten op een bevoegd gegeven algemeen verbindend voorschrift.
Afzender: Naam: Datum:
H.A. Driessen 8 november 2012
Agendapunt Raadsvergadering Kenmerk Portefeuillehouder Begrotingsprogramma Onderwerp
:7 : 21 november 2012 : WIZ : Wethouder H. Driessen : Maatschappelijke Dienstverlening : Verordening tot wijziging van artikel 7 van de Verordening Individuele voorzieningen gemeente Tiel 2010 en intrekking van artikel 26 van de Verordening Individuele voorzieningen gemeente Tiel 2010
Aan de raad, Beslispunt: 1. Verordening tot wijziging van de Verordening individuele voorzieningen 2010 gemeente Tiel vast stellen
Inleiding In uw vergadering van 15 september 2010 heeft u de Verordening individuele voorzieningen gemeente Tiel 2010 vastgesteld. In die Verordening is bepaald (artikel 7) dat het college kan bepalen een eigen bijdrage of eigen aandeel op te leggen. Tevens is bepaald (artikel 26) dat bij aanspraak op een vervoersvoorziening algemene inkomensgrenzen mede bepalend zijn voor het recht op die voorziening. Juridische ontwikkelingen (in den lande) vragen om aanpassingen van deze specifieke bepalingen. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft zich gebogen over het vraagstuk; Mag de gemeenteraad de vaststelling van de eigen bijdrage of eigen aandeel mandateren / delegeren aan het college van burgemeester en wethouders? De uitspraak luidde; Ja, daartoe is de gemeenteraad bevoegd. En uitwerking van die mogelijkheid heeft plaatsgevonden in artikel 7 van de huidige verordening. Dit artikel luidt: Artikel 7 Eigen bijdragen en eigen aandeel Bij het verstrekken van individuele voorzieningen of op grond van de wet kan het college bepalen dat de aanvrager een eigen bijdrage is verschuldigd of dat de financiële tegemoetkoming kan worden afgestemd op het inkomen…………. De strekking van dit artikel impliceert dat het college de eigen bijdrage / aandeel kan opleggen. Gebleken is dat de gemeenteraad niet bevoegd is om deze kan bepaling – deze besluitvormingaan het college over te dragen. Er is nu sprake van ongeoorloofde delegatie. Uw raad dient in de Verordening concreet te bepalen dat een eigen bijdrage is verschuldigd is. De Verordening tot wijziging van artikel 7 van de Verordening Individuele voorzieningen gemeente Tiel 2010 zorgt daarvoor. Artikel 26 van de Verordening individuele voorzieningen gemeente Tiel 2010 brengt met zich mee dat algemene inkomensgrenzen gehanteerd worden bij de bepaling van het recht op een vervoersvoorziening. De CRvB heeft in een drietal zaken (dec. 2011 en jan. 2012) vastgesteld dat het hanteren van algemene inkomensgrenzen, gezien de strekking van de wet en memorie van toelichting, niet toegestaan is. Direct na het bekend worden van de uitspraak van januari 1
2012 is de unit Wmo in de praktische uitvoering ook daadwerkelijk gestopt met het hanteren van algemene inkomensgrenzen. Thans is het noodzaak dat de tekst van de Verordening ook in overstemming komt met de uitspraken van de CRvB. De Verordening tot wijziging van de Verordening individuele voorzieningen gemeente Tiel 2010 regelt dat artikel 26 van de Verordening individuele voorzieningen gemeente Tiel 2010 vervalt. Beoogd effect Voldoen aan de wettelijke en juridische kaders / verplichtingen. Argumenten Dit voorstel is gebaseerd op de volgende argumenten. De Verordening dient juridisch juist te zijn. Kanttekeningen Geen Draagvlak Er is sprake van een juridische noodzaak voor de voorgestelde wijzigingen. In zekere zin is er sprake van een beleidswijziging, Deze brengt geen nadelige (financiële) effecten voor de doelgroep met zich. Er is geen aanleiding gezien om de Wmo participatieraad te raadplegen i.v.m. deze specifieke wijzigingsverordening. De Wmo participatieraad is schriftelijk geïnformeerd. Aanpak/uitvoering N.v.t. Communicatie Publicatie van besluiten gemeenteraad en college. Financiën Het niet meer toepassen van de algemene inkomensgrenzen heeft na stopzetting van de toetsing niet, herleidbaar, geleid tot stijging van de uitgaven. Mogelijk zal publicatie van dit besluit het beroep op Wmo vervoersvoorzieningen doen stijgen. Het is echter niet mogelijk om een inschatting te maken met dat effect. Bijlage(n) Besluit college d.d. 9 oktober 2012, nr. 3
Burgemeester en wethouders van Tiel, de secretaris, de burgemeester,
Advies commissie samenleving d.d.: 30 oktober 2012 Met uitzondering van de heer Melissen kunnen de leden zich vinden in de beslispunten. De heer Melissen vraagt zich af of wat men beoogt wordt gerealiseerd door de nieuwe redactie van artikel 7 van de verordening. De heer Driessen zegt voor de raadsbehandeling schriftelijk antwoord toe. Advies commissie Gezien het bovenstaande geeft de commissie het Presidium in overweging om het voorstel regulier te agenderen.
2
Tiel, d.d. 14 november 2012 de commissiegriffier,
Beslissing raad d.d.: 21 november 2012 de griffier,
Voor nadere (technische) informatie kunt u zich wenden tot: de heer:` R.A.J. Kool emailadres:
[email protected] telefoonnummer: 0344 656 427
07 – raadsvoorstel – 21 november 2012
3
Verordening tot wijziging van de Verordening Individuele voorzieningen gemeente Tiel 2010 in verband met uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (technische wijziging).
De raad van de gemeente Tiel, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 oktober 2012 overwegende dat de aanpassing van de Verordening Individuele voorzieningen gemeente Tiel 2010 door uitspraken van de Centrale Raad van Beroep noodzakelijk is
besluit : vast te stellen de volgende wijzigingsverordening: Eerste wijzigingsverordening Individuele voorzieningen gemeente Tiel 2010
Artikel I De Verordening Individuele voorzieningen 2010 wordt als volgt gewijzigd: In hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen. Artikel 7 Eigen bijdrage en eigen aandeel Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of, in het geval van een financiële tegemoetkoming, een eigen aandeel. Het college legt in het Besluit individuele voorzieningen gemeente Tiel 2010 de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.
In Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel Artikel 26 Aanspraak op een voorziening Vervallen Artikel II Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking ervan. Artikel III Deze verordening wordt aangehaald als: Eerste wijzigingsverordening Individuele voorzieningen gemeente Tiel 2010 Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 november 2012 de griffier, de voorzitter,
07 – raadsbesluit – 21 november 2012
Toelichting Wijziging artikel 7 Deze wijziging van artikel 7 van de Verordening betreft de verwerking van een aantal uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) met betrekking tot de bevoegdheid van delegatie voor de vaststelling van de eigen bijdrage en het eigen aandeel op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze wijziging betreft daarom een technische aanpassing op basis van genoemde jurisprudentie van de CRvB. Beleidsmatig heeft geen aanpassing plaatsgevonden en de verordening is beleidsinhoudelijk dan ook niet gewijzigd, behalve wat betreft het niet meer toepassen van inkomensgrenzen. Op grond van artikel 15 lid 1 Wmo is de gemeenteraad bevoegd te bepalen of de in deze bepaling omschreven persoon een eigen bijdrage is verschuldigd voor de aan hem verleende maatschappelijke ondersteuning. In de Verordening Individuele voorzieningen dient vastgelegd te worden dat de gemeenteraad van deze bevoegdheid gebruikt maakt. In het huidige artikel 7 is bepaald dat het college kan bepalen dat een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd is. Deze bevoegdheid heeft het college echter niet. De gemeenteraad stelt dat bij verordening vast en bepaald dan ook dat het college de omvang en hoogte van de eigen bijdrage in het Besluit individuele voorzieningen dient vast te leggen. Wijziging artikel 26 Deze wijziging van artikel 26 betreft ook de verwerking van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) inzake het toepassen van besparingsbijdragen en inkomensgrenzen in de gemeenten Edam-Volendam (19-12-2011), Heerlen (09-01-2012) en Dongen (18-01-2012). Deze wijziging betreft derhalve een technische aanpassing op basis van genoemde jurisprudentie van de CRvB. Beleidsmatig heeft geen aanpassing plaatsgevonden en de verordening is beleidsinhoudelijk dan ook niet gewijzigd, behalve wat betreft het niet meer toepassen van inkomensgrenzen. De uitspraak van 18-01-2012 is ook voor de Minister aanleiding geweest om gemeenten er op te wijzen dat geen inkomensgrenzen meer toegepast mogen worden. Daarop is de toepassing van de inkomensgrenzen bij de beoordeling van de betreffende voorziening (vervoer) in Tiel ook stopgezet. In de uitvoeringspraktijk maakt het beoordelen van inkomensgrenzen sindsdien geen onderdeel meer uit van de bepaling van het recht op de vervoersvoorziening.
Agendapunt Raadsvergadering Kenmerk Portefeuillehouder Begrotingsprogramma Onderwerp
: : : : : :
8 21 november 2012 griffier burgemeester 9, besturen van de stad benoemingen in commissies
Aan de raad, Beslispunt: 1. Mevrouw C.J. Kreuk-Wildeman benoemen in de commissie bestuur in de plaats van de heer H.A. Geçkalmis
Inleiding Als gevolg van het vertrek van de heer H.A. Geçkalmis als commissielid is er binnen de fractie van Partij van den Burg een mutatie ontstaan. De fractievoorzitter van Partij van den Burg heeft namens zijn fractie in het presidium d.d. 7 november 2012 aangegeven hoe hierin kan worden voorzien. Beoogd effect Met dit voorstel wordt beoogd de werkzaamheden van een in de raad vertegenwoordigde politieke groepering in personele zin te garanderen. Argumenten Dit voorstel is gebaseerd op de volgende argumenten. Een herverdeling van het werk binnen een fractie wordt op deze wijze geformaliseerd. Kanttekeningen geen Draagvlak Dit zal blijken uit de schriftelijke stemming tijdens de raadsvergadering. Aanpak/uitvoering Het raadsbesluit zal aan betrokkenen worden medegedeeld. Communicatie Zie onder draagvlak. Financiën Niet van toepassing Bijlage(n) geen
De voorzitter van de raad,
Ir. J. Beenakker
Beslissing raad d.d.: 21 november 2012 de griffier,
Voor nadere (technische) informatie kunt u zich wenden tot: de heer/mevrouw: J.W. Westerholt emailadres:
[email protected] telefoonnummer: 0344637258
08 – raadsvoorstel – 21 november 2012
Nr. 8, Afdeling RG
De raad van de gemeente Tiel, overwegende dat als gevolg van het vertrek van de heer H.A. Geçkalmis als commissielid er binnen de fractie van Partij van den Burg een mutatie is ontstaan in de werkverdeling binnen deze fractie; gelezen het voorstel van de voorzitter van de raad d.d. 21 november 2012; gelet op artikel 4 lid 2 van de Verordening op de raadscommissies 2006;
besluit: 1. Mevrouw C.J. Kreuk-Wildeman te benoemen in de commissie bestuur in de plaats van de heer H.A. Geçkalmis
Aldus besloten in de openbare vergadering van 21 november 2012, de griffier, de voorzitter,
Voor nadere (technische) informatie kunt u zich wenden tot: de heer/mevrouw: J.W. Westerholt emailadres:
[email protected] telefoonnummer: 0344637258 08 – raadsbesluit 21 november 2012
Agendapunt Raadsvergadering Kenmerk Portefeuillehouder Begrotingshoofdstuk Onderwerp
: : : : : :
9 21 november 2012 FPJ/rjansema Diverse, zie per begrotingswijziging diverse Begrotingswijzigingen
Aan de raad, Beslispunt: Begrotingswijzigingen 15 van het jaar 2012 en 2 van het jaar 2013 vaststellen. Wij stellen u voor de volgende begrotingswijzigingen vast te stellen: Categorie A: Raadsvoorstellen die in dezelfde vergadering aan de orde zijn gekomen en tot een begrotingswijziging leiden: 15e begrotingswijziging 2012: Aanschaf iPads raad Het in de vorige raadsvergadering genomen besluit tot aanschaf van iPads voor het digitaal werken van raad en commissies moet nog worden verwerkt in een begrotingswijziging 2012. Dit betreft alleen de aanschafkosten van € 37.313. Daarnaast wordt een besparing op de kosten van de griffie van € 23.144 gestort in de algemene reserve. In 2013 en 2014 zal dit geld worden gebruikt als onderdeel van de dekking van de jaarlasten. 2e begrotingswijziging 2013: Regionalisering brandweer De totale directe kosten die betrekking hebben op de brandweer (€ 1.645.802) worden, in verband met de regionalisering, per 1-1-2013 overgedragen aan de Veiligheidsregio Gelderland Zuid (budgettair neutraal binnen programma 1). De reserve kapitaallasten brandweer ad € 355.324 wordt toegevoegd aan het weerstandsvermogen en de activa worden tegen boekwaarde (€ 303.000) overgedragen aan VRGZ. Schematisch overzicht mutaties per programma: wijziging 15-2012
2-2013
programma 9 Besturen van de stad, krediet 9 Besturen van de stad, jaarlasten Algemene dekkingsmiddelen 1 Veiligheid Algemene dekkingsmiddelen
lasten 37.313 -23.144 23.144 303.000 355.324
baten
658.324
Burgemeester en wethouders van Tiel, de secretaris, de burgemeester,
Voor nadere (technische) informatie kunt u zich wenden tot: de heer/mevrouw: Rolf Jansema emailadres:
[email protected] telefoonnummer: 0344-637144 09 – raadsvoorstel – 21 november 2012
Nr. 9, Afdeling FPJ
De raad der gemeente Tiel, gelet op de artikelen 189 t/m 192 van de Gemeentewet; besluit: de begrotingswijzigingen 15 van het jaar 2012 en 2 van het jaar 2013 vast te stellen.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 21 november 2012, de griffier, de voorzitter,
Voor nadere (technische) informatie kunt u zich wenden tot: de heer/mevrouw: Rolf Jansema emailadres:
[email protected] telefoonnummer: 0344-637144
09 - raadsbesluit – 21 november 2012
Einde De notulen van deze vergadering vindt u terug op het Raadsinformatiesysteem van de gemeente Tiel. http://raad.tiel.nl