LEEN DEN BESTEN
Verdriet: een zware last Verlies gaat gepaard met verdriet Ervaringen van scheiding en verlies gaan vrijwel altijd gepaard met verdriet. Met verdriet bedoel ik 'een procesmatige, subjectieve gemoedstoestand, gekenmerkt door onwelbevinden in de zin van ontreddering, desintegratie, neerslachtigheid en droefheid'1. Meermalen in ons leven raken we iets kwijt, moeten we iets opgeven, moeten we iemand loslaten of verliezen. Mens-zijn is dan ook niet zonder verdriet. Het maakt net zo goed deel van ons leven uit als levensvreugde. Het kan de prijs zijn die wij voor liefde betalen, de kosten van onze wederzijdse betrokkenheid. De mate van verdriet hangt af wat iemand/iets voor ons betekende. We treuren om wie of wat belangrijk was voor onszelf, ongeacht de maatstaf waarvan de samenleving zich bedient om de gepastheid van de reactie aan af te meten. De een ondervindt bijvoorbeeld door het afzetten van een borst, arm, of been ernstige psychische en sociale problemen, wordt helemaal door verdriet overweldigd en gaat een langdurig en pijnlijk proces van aanpassing in dat misschien wel nooit voltooid zal worden. De ander geeft de indruk de amputatie goed te kunnen verwerken, vertoont (vrijwel) geen op verdriet gelijkende reactie en richt zich op het 'verwerven' van nieuwe vaardigheden en het zich eigen maken van een nieuwe levensstijl. De uitwerking van scheiding en verlies staat nauw in verband met de wijze waarop we aankijken tegen onszelf, tegen gezondheid en ziekte, leven en dood. Ze hangt af van de waarde van het verlorene voor ons en van de implicaties van het verlies voor ons leven. Ze hangt ook af van de relatie die we hebben met onze familie en vrienden en met degenen die met de zorg voor ons belast zijn. Leedgevecht Verdriet is niet alleen een reactie op een verlies of scheiding. Het is ook een 'realiseringsproces door middel waarvan we het verlies tot ons door laten dringen en innerlijk de realiteit aanvaarden van een gebeurtenis die zich in de buitenwereld reeds heeft voltrokken.'2 Het is een proces, waarin we de bedreigende realiteit tot ons toe moeten laten, niet alleen verstandelijk, maar ook emotioneel.3 Dit proces, ook wel rouwproces of proces van verwerking genoemd, is een hoogst individuele aangelegenheid. Niemand rouwt op dezelfde wijze, in hetzelfde tempo. De duur en de intensiteit van het rouwen verschillen van persoon tot persoon. 4 Het is daarom onmogelijk om te voorspellen of te beschrijven hoe een willekeurig iemand een scheiding of verlies zal ervaren en verwerken. Thomas Lynch noemde rouwen een 'omgekeerde romance': 'Het is liefde met terugwerkende kracht. Als je hebt liefgehad treur je, daar zijn geen uitzonderingen op. De rouw begint met veel opwinding, met acute gevoelens, maar het eindigt veelal met het accepteren van iemands dood. Je leert je iemand herinneren zonder pijn te hebben. Een romance begint ook met een hoop opwinding en eindigt met het accepteren van degene die je liefhebt, want liefde is geen romance. Op veel manieren is rouwen een soort 'healing'.'5 Meer nog dan (passief) ondergaan van een proces of een beleven van een omgekeerde romance is rouwen een innerlijke activiteit, een 'arbeid', een ver-werk-ing, een opgave die onontkoombaar uitgevoerd moet worden.6 Het is dikwijls een vechten om te komen tot erkenning en aanvaarding van de realiteit en de ernst van het verlies, de doorleving van het verdriet en het opnieuw oppakken van het leven. Het is van dag tot dag, met vallen en op-
1
staan, vechten om het verlammende gevoel te overwinnen dat ons leven definitief kapot is. Zo'n 'leedgevecht' vindt plaats in een doolhof: we weten de weg niet; de uitgang is moeilijk te vinden en vaak komen we op plaatsen waar we al eerder geweest zijn.7 Hetvolgende kan gebeuren als we geconfronteerd worden met een scheiding of een ernstig verlies: We reageren geschokt en vol ongeloof: 'dit kan niet waar zijn'; 'er moet een vergissing in het spel zijn'; 'als ik wakker word, zal blijken dat het niet waar is'. We huilen of zitten er stilletjes bij vanwege een verbijsterd niet-begrijpen. Hevige spanningen blokkeren ons bewustzijn in emotioneel en soms ook in verstandelijk of lichamelijk opzicht. In een enkele geval is er ook sprake van hevige paniek (het lijkt alsof onze wereld in elkaar is gestort), gevolgd door verdoving. Niets lijkt nog werkelijk. We wanen ons een toeschouwer bij gebeurtenissen die een ander overkomen. Alles lijkt onwezenlijk. We weten dat we niet naar een film kijken, maar dat de scheiding, het afscheid, definitief is en tegelijk hopen we, tegen beter weten in, dat dadelijk het licht weer zal aangaan en alles voorbij is. Op de 'film' krijgen we nauwelijks greep. We vertellen vele malen wat de ander gezegd heeft de laatste dagen, hoe het gebeurd is, hoe we gereageerd hebben. We kunnen voor ons gevoel de anderen niet bereiken. Deze eerste reacties na de confrontatie met ernstig verlies dienen 'als schokbreker of, om een ander beeld te gebruiken, als laatste strohalm waaraan we ons vastklampen om overeind te blijven.'8 De reacties doseren de pijn van de werkelijkheid. Als we ons vanaf het allereerste moment bewust zouden zijn van de volle werkelijkheid van het verlies, met al zijn consequenties, zou dit wellicht te zwaar zijn om te dragen. Als de verdoving en de shock van de eerste reactie na enkele minuten, enkele uren of enkele dagen zijn weggeëbt, begint de werkelijkheid en de omvang van het verlies langzamerhand tot ons door te dringen. Eerst in het verstand, pas later in het gevoel. Golven van verdriet komen over ons, met perioden van een intens verlangen naar de (het) verlorene, vaak gepaard met rusteloosheid en doelloos ronddwalen. We voelen ons lichamelijk leeg, zijn apathisch, hebben geen trek in eten, snakken naar adem, het minste geringste maakt ons doodmoe. We barsten soms ineens in huilen uit, of zijn prikkelbaar. Veelal tobben we met Paul Cézanne (1839-1906), Verdriet, 1867 Parijs: Musée d’Orsay, schuldgevoelens: 'Had ik maar...: me vriendelijker gedragen; de dokter eerder gewaarschuwd; beter begrepen hoe ernstig het was; mijn geduld niet verloren; mijn liefde wat vaker getoond.'9 Kleine verzuimen overdrijven we. Het kan zijn dat kort na een verlies gevoelens boosheid met betrekking tot 'hulpverleners', vrienden, of onszelf ons in de greep houden. We hopen door een oorzaak van ons verlies aan te wijzen of door iemand tot zondebok te maken, greep te krijgen op het ongrijpbare. Ook gevoelens die we in ons normale doen nauwelijks kennen, kunnen ons nu parten spelen. Zo kunnen we ons bij tijden eenzaam voelen, verlaten, onzeker, hulpeloos, hopeloos. Of we kunnen ineens uitdrukking geven aan haatgevoelens tegenover familie en vrienden, soms in een hevige uitbarsting die niet alleen degenen die er bij zijn, maar ook ons zelf verontrust. Er kunnen momenten zijn, dat we denken dat we ons verstand kwijt raken. En er kunnen momenten zijn, waarop we ons bezighouden met allerlei nutteloos werk. Het lijkt of we zoeken naar bezigheid en rusteloos pogen om aan een chaotische situatie zin
2
en betekenis te geven, aan een leven dat geen glans meer heeft en doelloos is.10 We proberen de zin van het gebeurde te ontdekken. Alles schijnt zinloos. Het is alsof ons levensschip van haar anker is losgeraakt en ronddrijft op zee - daar waar geen herkenningspunten meer zijn. En alsof dat alles nog niet zwaar genoeg is, krijgen we vaak ook nog te maken met slapeloosheid, verminderde werklust, grote vermoeidheid, beverigheid, hoofdpijn, wazig zien, duizeligheid, veel transpireren, huiduitslag, hartkloppingen, pijn in de borst of andere lichamelijke kwalen.11 Wanneer ons verdriet een reactie is op het verlies van een (ex)geliefde, doen zich telkens weer toevalligheden voor die het verlies in herinnering brengen, bijvoorbeeld als een oude foto te voorschijn komt bij het opruimen van een lade of als we op de radio muziek horen waarop hij/zij erg gesteld was. We zijn dikwijls met onze (ex)geliefde bezig. We hebben de behoefte ons herinneringen voor de geest te halen, hoe pijnlijk dit ook is. Een groot deel van de vroeg optredende reacties is het resultaat van de psychische afweermechanismen, die ons beschermen tegen de volle zwaarte van ons verlies. Die afweer is nodig om overeind te blijven, maar op den duur leidt hij tot niets, wanneer hij een belemmering vormt voor de aanvaarding van de werkelijkheid, voor het weer op ons nemen van onze levenstaken en voor het weer optimaal aan het leven deelnemen. Vaak hebben we maanden nodig en soms jaren om ons verdriet enigszins te 'verwerken'. Lukt dit, dan neemt de felheid van ons verdriet langzaam, soms haast onmerkbaar, af. Niet langer overheersen de 'kwade' dagen. De 'goede momenten' gaan het winnen. Een teken van het 'verwerkt' hebben is dat we geleidelijk aan weer van dingen kunnen genieten en nieuwe sociale contacten aangaan zonder ons daarover schuldig te voelen. De ervaringen - goede en pijnlijke - die ons leven gemaakt hebben tot wat het nu is, nemen we met ons mee. Ons leven wordt nooit meer als voor de scheiding of het verlies. Het is anders geworden. '... maar ànders hoeft, op den duur, kwalitatief niet minder te zijn.'12 Littekens blijven. Ze zullen meermalen schrijnen, juist op momenten dat we er niet op voorbereid zijn. Ieder verwerkt op eigen wijze scheiding en verlies. Ieder voert op eigen wijze zijn/haar leedgevecht. Dit kan leiden tot een (tijdelijke) verwijdering van elkaar. De één wil bijvoorbeeld altijd over de scheiding of het verlies praten, de ander wil dat liefst zo min mogelijk en zeker niet met de partner of met de kinderen of met wie dan ook van het gezin. De één zegt: 'Kop op, het leven gaat door', de ander heeft de behoefte zijn/haar rouw intens te doorleven. De één voert nauwelijks een leedgevecht en legt zich al snel bij de feiten neer. De ander voert maanden, soms jaren een leedgevecht. Belangrijk is elkaar de vrijheid te geven om een scheiding of verlies op eigen manier en in eigen tempo te verwerken. Een leedgevecht voeren, verdriet verwerken kost handenvol energie. Het betekent: veel, en soms alles in het leven opnieuw een plek moeten geven. Het betekent ook: van binnen laten gebeuren wat zich van buiten aan ons leven heeft voltrokken: heel die wirwar van gevoelens die het bij ons oproept een plek geven. 'Verdriet verwerken is iets anders dan verdriet wegwerken. Verwerken is niet wegwerken, maar werken aan de weg: de weg naar de toekomst, de weg van het leven.'13 Terwijl we werken aan die weg, kunnen we ontdekken dat ons leven weer zin en betekenis krijgt. Als we er op uit zijn de pijnlijke ervaringen van verlies en gemis in ons levensverhaal op
Vincent van Gogh (1853-1890), Verdriet, april 1882, 45,5 x 29,5 cm, Den Haag, privécollectie.
3
te nemen en ze te verwerken, hoeden we ons voor uitstellen van de uitingen van ons verdriet, voor verdringing en voor eindeloze verlenging van ons verdriet. Er kunnen omstandigheden zijn dat we de uiting van ons verdriet uitstellen om voor anderen te kunnen zorgen en er bij hen de moed in te houden. Dit uitgestelde verdriet komt evenwel soms maanden of zelfs jaren later tot uiting in een buitensporige reactie op een schijnbaar onbeduidend verlies (bijvoorbeeld totaal van streek zijn bij het breken van een vaas). Het kan zijn dat we ons verdriet verdringen met behulp van kalmeringstabletten, slaaptabletten of drank, omdat we (menen) het niet aan (te) kunnen. Soms biedt dit tijdelijk een zekere verlichting. Verdringing heeft evenwel tot gevolg dat we niet uit de schaduw te voorschijn treden en dus niet bevrijd worden van de tirannie van het verleden. Om dat te kunnen, moeten we vrij baan geven aan onze gevoelens. Dat is onmogelijk als we ons overgeven aan medicijnen of alcohol die ons geheugen vertroebelen en onze gevoelens remmen en dempen. Het kan ook zijn, dat we ons verdriet schier eindeloos verlengen. De neiging hiertoe hebben we vooral als we het feit van een verlies ontkennen. Een buitensporig lang rouwgedrag heeft evenwel vaak eenzaamheid en sociaal isolement tot gevolg. Verwerking van een scheiding of verlies komt niet tot stand door het 'verleden' te vergeten, te verdringen of te ontkennen. 'Het verleden ligt achter ons, maar het reist met ons mee. Wat geweest is heeft ons gevormd, het maakt ons tot wie wij zijn.'14 Verwerking van een scheiding of verlies is pas mogelijk als we dwars door het 'rouwproces' heen gaan. 'Er bestaat geen magische manier om aan verdriet te ontsnappen, net zo min als men kan ontsnappen aan de pijn die het gevolg is van een operatie of een ernstige kwaal: we moeten er doorheen teneinde te herstellen.'15 Dit betekent: hard werken, een leedgevecht voeren. Dat is verre van eenvoudig. Het is een moeizame onderneming om een houding te vinden tegenover al onze tegenstrijdige gevoelens, om ze voor onszelf duidelijk te krijgen, om ze voor onszelf toe te geven, om onszelf toe te staan dat we innerlijk en naar buiten toe een uitdrukkingsvorm vinden en om langzamerhand ermee te leren omgaan. Door het 'rouwproces' heengaan betekent alsmaar hetzelfde lijden doorworstelen, steeds weer opnieuw hetzelfde overdenken en doormaken, dezelfde emoties herbeleven, de ontkenning doorbreken en het onVincent van Gogh, Oude man in verdriet, mei 180, olieverf op linnen, 81x 85 cm, geloof ontzenuwen. Het betekent: onopOtterlo: Kröller Müller Museum. houdelijk het verleden bezien met zijn prettige en onprettige dingen, gelukkige en ongelukkige momenten. 'Verdriet is als een reis, die iemand moet maken langs een berghelling, waarvandaan men vaak hetzelfde landschap ziet.'16 We hollen, we staan stil, we gaan weer terug, we vallen, we klauteren overeind en vervolgen onze weg. Uiting van gevoelens In onze samenleving hebben we te weinig vrijheid om onze gevoelens te uiten. Toch is het van groot belang om bij scheiding of verlies onze gevoelens van wanhoop, woede, schuld, vijandigheid, enzovoort - of deze nu maatschappelijk aangepast zijn of niet - te luchten. Niemand heeft het recht deze uitingen te belemmeren met standjes of voorbarige verzekeringen. Al dat verbieden gebeurt immers in de eerste plaats ten behoeve van zichzelf. De oude
4
gebruiken van het weeklagen, zich op de borst slaan en zich aan de haren trekken, hielpen het individu om de communicatie tussen de mensen onderling en tussen de mensen en God in stand te houden. 17 Uiting van onze gevoelens kan ook ons helpen de communicatie in stand te houden. 'In onze cultuur staat de opvoeding tot zelfbeheersing en tot flink blijven het verdriet in de weg. We moeten weer leren om gevoelens toe te laten en om te voorkomen dat er overdreven nadruk wordt gelegd op het intellectuele, het moet weer toegestaan zijn om het gevoel tot uiting te laten komen.'18 Toelaten van gevoelens en deze uiten zal over het algemeen niet zonder tranen gaan. Huilen is beter voor onze geestelijke en lichamelijke gezondheid dan onszelf groothouden en onze gevoelens opkroppen. Verdriet zonder tranen is het uiterste van onmacht: we stoppen onze gevoelens weg, omdat we er geen raad mee weten; we zetten een masker op, zodat anderen onze emoties niet zien; we lijken flink, maar zijn het niet. Willem Wilmink (1936-2003)19 schreef: Huilen is gezond Leg nou die krant maar even neer, echt lezen doe je toch niet meer, huil nou maar even. Ja, tegen iemands lichaam aan zou dat natuurlijk beter gaan, maar huil nou even. Dat jij de enige niet bent, dat is een troost die je al kent, dus huil maar even. Een ander troosten voor verdriet, dat kan ook niet, dat kan ook niet, maar huil toch even. Altijd maar flink zijn is niet goed: als je niet weet hoe’t verder moet, huil dan toch even. Straks, met nog tranen langs je kin, denk je ineens: ik heb weer zin om door te leven. De tijd heelt niet alle wonden Er wordt wel eens gezegd: 'De tijd heelt alle wonden'. Ik betwijfel of dat zo is. O ja, de tijd kan pijn verzachten. Maar tijd op zichzelf is geen geneesmiddel. Van belang is wat we doen met onze tijd. Gebruiken we onze tijd om onze angsten en ons verdriet ruim baan te geven of houden we ons 'flink' en gaan we het uiten van onze emoties uit de weg? Proberen we geleidelijk aan niet alleen de lichtkanten maar ook de schaduwzijden van de/het verlorene te bezien of blijven we wie of wat we verloren idealiseren? Benutten we onze tijd om weer te leren blij te zijn zonder ons schuldig te voelen of koesteren we onze al dan niet terechte schuldgevoelens? Besteden we onze tijd voor de opbouw van een nieuw leven, een nieuwe identiteit of laten we het verleden een blokkade zijn tussen onszelf en de wereld? We zijn het zelf die de tijd moeten helpen zijn genezend werk te doen. De eerste manier van bezig zijn is heilzamer dan de tweede. In elk verlies is verdriet om dat wat niet meer zal zijn en niet meer zal komen, maar ook om dat wat niet is geweest, de onvervulde verwachtingen en vooral het gevoel dat er geen nieuwe kansen meer komen om dat wat verkeerd of onaf was te herstellen of voltooien. 'Eén van de belangrijkste opdrachten van het rouwproces is het prijsgeven van vroegere onvervulde wensen en verwachtingen.'20 We moeten leren aanvaarden dat bepaalde wensen nooit meer vervuld kunnen worden en dat verwachtingen hun grond verloren hebben. 'Afbouwen' van rouw, waarvan leren aanvaarden een onderdeel vormt, kost tijd, soms veel tijd. De Franse piloot en schrijver Antoine de Saint-Exupéry (1900-1944) zei eens: 'Je kunt niet 's ochtend een eikel planten in de verwachting 's avonds te kunnen zitten in de schaduw van de eik.'
5
'Het rouwproces brengt, net als een lichamelijk herstel, met zich mee dat er een wond moet dichttrekken en dat er een gezond nieuw weefsel moet worden aangemaakt.'21 Hoeveel tijd een 'rouwproces' kost, hangt af van een veelheid van factoren. Medebepalend zijn ondermeer onze persoonlijkheidsstructuur, de waarde die de/het verlorene voor ons had, de wijze waarop de scheiding en het verlies plaats vond, vroegere ervaringen van verlies, bijkomende stress-situaties en beschikbaarheid van sociale steun. Het kan zijn dat we in staat zijn snel de draad op te vatten en ons te voegen in een nieuw levenspatroon. Na een ernstig verlies is evenwel waarschijnlijker dat we pas na minimaal een vol jaar met de kringloop van de seizoenen met geboorte- en doodsymbolen het gevoel hebben, dat we uit het doolhof van ons verdriet zijn. Maar ook daarna kunnen er nog - met name onder omstandigheden als ziekte of verjaar- en feestdagen - perioden zijn van wanhoop, verdriet en onrustig zoeken. Als we een kind verloren hebben, kan het zijn dat het tweede of derde jaar zwaarder zijn dan het eerste jaar na het verlies: de pijn van het verlies dringt steeds meer in volle omvang door. Een lange tijd van rouwen garandeert niet dat we ons verlies ook verwerken en een weg gaan naar een nieuw levensbegin. Een ding is zeker. Blijven we steken in ons rouwen, dan vinden we geen weg naar een nieuw levensbegin. We komen niet verder dan een beperkte, kleurloze aanpassing; een gewenning aan een leven dat gekenmerkt wordt door een gevoel van eenzaamheid en doffe berusting. 'De samenleving heeft bepaalde verwachtingen omtrent wat verdriet rechtvaardigt en hoeveel verdriet gepast is. Als een weduwe gedurende vele maanden blijft treuren om de dood van haar echtgenoot is dit aanvaardbaar, hoewel er in bepaalde gemeenschappen al gauw sprake kan zijn van druk om weer terug te keren in het normale leven. Als iemand echter vele maanden lang blijft treuren om de dood van een grasparkiet is dat niet zo aanvaardbaar, en de mensen zullen de 'rouwklager' misschien als dwaas beschouwen.'22 Toch past hier terughoudendheid in oordeel. De tijd die iemand nodig heeft om zich aan een verlies aan te passen verschilt - zoals gezegd - van mens tot mens. 'De tijd die we mensen toestaan om zich weer aan te passen staat vaak in relatie tot de waarde die wij aan het verloren object of de verloren persoon of functie hechten, en deze kan erg verschillen van de waarde die de getroffene aan het verlorene hecht.'23 Hetzelfde geldt de tijd die anderen ons toestaan. Oerverdriet Verdriet om een verlies kan - zeker waar het een ernstig verlies is - omslaan in verdriet om het bestaan. Dit grotere verdriet is op zijn beurt verworteld in een groot en onbeschrijfelijk oer-verdriet. 'Het oer-verdriet ligt als een donker weekdier, een droesem op de bodem van de ziel. Elke beroering van de ziel maakt het hele bestaan donker. Het bestaan is een verward kluwen, waaruit men heldere, rechte draden kan spinnen. Maar hoe men ook spint, er blijft een rest bestaan, die het meest eigenlijke en substantiële in zich bevat. Tot hier kan men zijn bestaan kunstmatig verhelderen en opvrolijken, maar niet verder.'24 Troost ervaren we van iemand die niet slecht oog heeft voor het incidentele verdriet, maar ook het oerverdriet (h)erkent. © Leen den Besten Zevenaar, 15 januari 2013.
6
1. K. Gill, Er is een weten van verdriet, Utrecht: Bunge 1983, 6-7. 2. Peter W. Speck, Verlies en verdriet in de geneeskunde. Beleving. Steunverlening. Invloeden van religie en cultuur, Nijkerk: Intro 1981, 14. 3. A. Polspoel, 'De uitvaartdienst als moment in het proces van rouwverwerking', in: Praktische theologie. Nederlands tijdschrift voor pastorale wetenschappen (1981) 6, 371. 4. Claudia L. Jewett, Verdriet om verlies. Hoe kinderen te helpen bij de verwerking van scheiding, dood en adoptie, Haarlem: Gottmer 1984, 36. 5. Thomas Lynch, 'Terugkeren in een versnellingspookje', in: Hervormd Nederland 24 januari 1998, 27. 6. Zie: Carel ter Linden, Een land waar je de weg niet kent. Omgaan met rouwenden, een handreiking voor wie in zijn omgeving te maken heeft met mensen in rouw, Zoetermeer: Meinema 1995. 7. W. ter Horst, Over troosten en verdriet, Kampen: Kok 1994, 56-57. 8. C.F.G.E. Hallewas, 'God in de rouw. Enkele opmerkingen over het godsbeeld en andere opvattingen in overlijdensberichten', in: Doen wat er te doen staat. Denken over pastoraat. Opstellen aangeboden aan prof.dr. C.H.Lindijer ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar van het Evangelisch-Luthers Seminarium aan de Universiteit van Amsterdam, ’s-Gravenhage: Boekencentrum 1984, 81. 9. Earl A. Grollmann, Leven met een verlies, Utrecht: De Ploeg 1984, 34. 10. J.K.W. Morrice, Crisisinterventie. Praktische richtlijnen voor sociale psychiatrie, Nijkerk: Intro 1980, 65. 11. Arthur Freese, Kom niet aan mijn verdriet. Over het verdriet van treurende nabestaanden, Helmond: Helmond / Brugge: Orion 1978, 44. 12. Jos Brink, In leegte en gemis. Als liefde verdriet wordt, Kampen: Kok 1994, 52. 13. Henk Veltkamp, Toch verder? Verwerken van leed, een lange weg, Kampen: Kok 1992, 15. 14. Grollmann, a.w., 81. 15. Freese, a.w., 14. 16. Gladys Hunt, Nu jaagt de dood geen angst meer aan, Kampen: Kok 1974, 51. 17. Robert E. Neale, De kunst van het sterven. Omgaan met de dood als deel van het leven, Rotterdam: Lemniscaat 1977, 96. 18. Marielene Leist, Kinderen en de ervaring van de dood, Antwerpen: Patmos /Nijmegen: Dekker & Van de Vegt 1981, 153. 19. Willem Wilmink & Ton Schulten, Het beloofde land, Tiel 2002, 38. 20. A.R.M. Polspoel, Wenen om het verloren ik. Over de verwerking van het verlies van een dierbare en de hulpverlening aan rouwenden, Hilversum: Gooi en Sticht 1976, 73. 21. Lily Pincus, Je moet je niet groot houden. De zin van het rouwen, Bloemendaal: Nelissen 1977, 98. 22. Speck, a.w., 112-113. 23. Speck, a.w., 139. 24. Cornelis Verhoeven, Rondom de leegte, Utrecht: De Fontein 1966, 54.
7