nr. 3 2009
Verdieping in de praktijk
●
Nieuwsbrief van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
Verdiepen overseas: persoonlijke ervaringen vanuit Londen pag 13
Sedatie is waar mijn hart ligt
●
Prof. Hans Knape geridderd voor zijn Europese werk pag 20
Ontmoeting met de pioniers
●
Verslag van de jaarlijkse bijeenkomst van de Europese Maligne Hyperthermie Groep pag 24
En verder: Ante partum anesthesiologisch consult • Intra-operatieve awarness en hersenfunctiemonitoring • opleidingscurriculum anesthesioloog-intensivist vastgesteld • Gebrekkige kennis eisen herregistratie leidt tot problemen • Wetenschap: Kueskamp en de Amsterdam Infant Ventilator
de anesthesioloog 3 • 2009
1
11De anesthesioloog e
Congres
als pijnbestrijder
Vlaamse Anesthesiologische Vereniging voor Pijnbestrijding in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie, sectie pijnbestrijding
12 december 2009
Centrum ’t Elzenveld, Antwerpen, België
Programma: Praktische richtlijnen anesthesiologische pijnbestrijding gebaseerd op de klinische diagnose Voor meer informatie: 2
de anesthesioloog 3 • 2009
www.vavp.be
COLOFON Redactieraad J. Klein K.S.A.E. Liem J.W. Kallewaard C.J. van Oort S.A.B. Gijtenbeek Correctie The Language Lab Redactie Sandra Gijtenbeek Druk Graficiënt Printmedia, Laren De NVA Nieuwsbrief is een officieel orgaan van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie en wordt maximaal zesmaal per jaar gratis aan de leden toegestuurd. Deadline inzenden kopij voor volgende Nieuwsbrief: 16 november 2009
INHOUD
jaargang 5 • nummer 3 • oktober 2009
Voorwoord
4
Ante partum anesthesiologisch consult Het afgelopen jaar heeft het bestuur de Sectie Obstetrische Anesthesie (SOA) en de CKAP gevraagd een advies uit te brengen over het nut en de noodzaak van een prenataal poliklinisch anesthesiologisch consult voor obese zwangeren. Bestuur
5
Opleidingscurriculum anesthesioloog-intensivist vastgesteld De afgelopen jaren is er veel te doen geweest omtrent de intensive care zorg in Nederland. Het curriculum is nu vastgesteld. Bestuur
6
Financiële praktijkvoering toegelicht op 4 november aanstaande In de afgelopen maanden heeft de ontwikkeling van de medischspecialistische omzetten 2008 de nodige aandacht van politiek en media gehad. De stand van zaken toegelicht. Robert Sie
7
Intra-operatieve awareness en hersenfunctiemonitoring Advies voor maatregelen ter voorkoming. Dr. Ankie Koopman-van Gemert en dr. Marjolein van den Nieuwenhuyzen
8
Gebrekkige kennis over eisen herregistratie leidt tot problemen Notitie over de eisen voor herregistratie. Martin Bucx en Hans Pöll
11
Verdieping in de praktijk Verdiepen overseas: persoonlijke ervaringen vanuit Londen. Bas Kostering en Annemieke Kanninga en Jildou van der Kaaij
13
Wetenschap: Avontuur Interview met Francis Wulfert. Dr. Christa Boer
16
‘Goede mix onderwerpen, goede sfeer en gelegenheid tot discussie’ Verslag van de 6e wetenschapsdag anesthesiologie.
18
‘Sedatie is waar mijn hart ligt’ Prof. Hans Knape geridderd voor zijn Europese werk. Marianne Meijerink
20
Anesthesiologendagen A-dagen 2009 in beeld
20
In memoriam
23
Ontmoeting met de pioniers Dr. Marc Snoeck en Jeroen Koenen, Werkgroep MH
24
Geschiedenis: Keuskamp en de ‘Amsterdam Infant Ventilator’ (AIV) Dr. Jan Hofland, Erasmus MC, Rotterdam
26
Wat verder ter tafel komt Promoties Overleden Even voorstellen
31
E-mail:
[email protected] Website www.anesthesiologie.nl
NVA agenda
32
Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie opgericht 24 januari 1948 Bureau NVA Mercatorlaan 1200 3528 BL Utrecht Correspondentieadres Postbus 20063 3502 LB Utrecht Telefoon 030 282 3385 030 282 3855 030 282 3387 030 282 3270 030 282 3880 030 282 3378 030 282 3386 030 282 3868
Algemeen nummer Patricia Liem Janine Spruit Sandra Gijtenbeek Marjolein Swinkels Judith van Oudheusden Ronald Hortensius Martine Teeuwisse
Fax 030 282 3856
de anesthesioloog 3 • 2009
3
Voorwoord HERSTRUCTURERING
O
De huidige maatschappij legt veel druk op medische specialisten. De inspectie verwacht snelle maatregelen als zij daarom vraagt. Maar ook patiënten vragen meer transparantie en inspraak. Daarnaast is de media steeds vaker geïnteresseerd in de medische wereld en helaas vaak in de medische missers. Om te kunnen anticiperen op ontwikkelingen is een daadkrachtige professionele vereniging een voorwaarde om met de toekomst mee te kunnen gaan. Frans Huizenga (auteur van boek ‘Architectuur van verenigingen’) informeerde u tijdens de ledenvergadering in mei over de voordelen van een andere verenigingsstructuur en schetste ook de knelpunten bij huidige besluitvormingsprocessen. Door besluitvormingsprocessen sneller te laten verlopen kan de vereniging ook naar buiten toe vaker optreden als een serieuze gesprekspartner. Het bestuur en ondergetekende hebben in de tussentijd niet stilgezeten. In samenwerking met Frans Huizenga is de voorgenomen herstructurering op papier verder uitgewerkt en zijn er bijeenkomsten geweest voor leden van de verschillende gremia binnen de vereniging. Tijdens de ledenvergadering op 30 november presenteert het bestuur het resultaat van de inspanningen die de afgelopen maanden gepleegd zijn en zal zij uw goedkeuring vragen door te gaan op de ingeslagen weg. Het bestuur nodigt u hiervoor van harte uit! Patricia Liem, directeur
Kijk op de website voor meer informatie over de overige agendapunten die tijdens de ledenvergadering aan de orde komen.
4
de anesthesioloog 3 • 2009
Ante partum anesthesiologisch consult Bestuur NVA
Het afgelopen jaar heeft het bestuur de Sectie Obstetrische Anesthesie (SOA) en de CKAP gevraagd een advies uit te brengen over het nut en de noodzaak van een prenataal poliklinisch anesthesiologisch consult voor obese zwangeren. Risico’s In de adviezen van beide gremia aan het bestuur wordt gewezen op de veranderde fysiologie van de zwangerschap bij obesen en morbide obesen en het toegenomen risico op morbiditeit. Zoals bekend kan er sprake zijn van cardiale disfunctie, afgenomen longvolumia met daardoor sneller optredende desaturaties, slaapapneu en diverse metabole en endocriene stoornissen. Ook is het risico op het verkrijgen van zwangerschapsgerelateerde aandoeningen zoals diabetes, preeclampsie en stollingsstoornissen vergroot. Anesthesiologisch-technisch gezien is er sprake van een toegenomen risico op moeilijke intubatie en aspiratierisico. Tevens kan het plaatsen van een epiduraal catheter of een spinale punctie technisch lastig zijn. Al deze factoren tezamen leiden tot een verhoogd risico voor moeder en kind tijdens de bevalling van obese en morbide obese zwangeren. Hierbij wordt in de literatuur een BMI > 35 gehanteerd. Ook benadrukken de SOA en CKAP in het advies omtrent het ante partum consult bij (morbide) obesen het feit dat door de anesthesioloog in een vroeg stadium een risicoanalyse kan worden gemaakt. Op deze wijze zouden beter voorzorgsmaatregelen kunnen worden gepland en complicaties op anesthesiologisch vlak kunnen worden voorkomen. Bovendien zouden patiënte en partner nader kunnen worden geïnformeerd. Verder wordt benadrukt dat bij bepaalde subgroepen van de bedoelde populatie in overleg met de obstetricus een geboorteplan kan worden gemaakt; daar waar nodig electief inleiden of plannen van electieve sectio’s, bij voorkeur overdag. schijnveiligheid Zowel de SOA als CKAP willen de zorg rondom de obese zwangere kwalitatief verhogen door
middel van een antepartum anesthesiologisch consult. De SOA meent dat wij als anesthesiologen een maatschappelijke en juridische plicht hebben om de zorg rond (obese) zwangeren zo goed mogelijk te organiseren. Naast bovengenoemde discussie speelt tevens het ante partum consult voor zwangeren die voor epidurale analgesie in aanmerking wensen te komen. Dit naar aanleiding van onder meer hoofdstuk 3 van de onlangs aangenomen richtlijn “Medicamenteuze pijnbehandeling bij de bevalling”. Het bestuur heeft kennisgenomen van de aan haar uitgebrachte adviezen, maar heeft het advies om een landelijk (verplicht) anesthesiologisch ante partum consult bij (morbide) obese patiënten in te voeren naast zich neergelegd. Wij zijn van mening dat elke anesthesioloog op de hoogte dient te zijn van de pathofysiologische veranderingen en technische problemen bij de obese patiënt in het algemeen en obese zwangeren in het bijzonder. Bovendien denken wij dat de bedoelde consulten zullen leiden tot een gevoel van schijnveiligheid bij de andere betrokken partijen zoals de obstetrici en patiënt; er zou zo maar het beeld kunnen ontstaan dat “het allemaal wel goed komt” met de patiënte zolang ze maar een gesprek met de anesthesioloog heeft gehad. Ook zien wij logistieke bezwaren voor de POS vanwege de toename van het aantal consulten, met name in middelgrote en kleinere ziekenhuizen. Tot slot is er het punt dat voor bedoelde ante partum consulten in de huidige financieringssystematiek geen vergoeding bestaat. Het bestuur is van mening dat in het totale proces rondom de bevalling van de (morbide) obese patiënt een prominentere rol voor de obstetrici is weggelegd. Wat ons betreft dienen zij de patiënten goed voor te lichten, zowel over de risico’s
de anesthesioloog 3 • 2009
5
van conceptie als over de logistiek rondom de partus. Wij denken dat veel winst te behalen is als de zorg bij bedoelde patiënten beter wordt gepland (overdag); spoedsituaties dienen te worden vermeden. MultidisciplinaiR Als de diverse betrokken beroepsgroepen de bedoelde patiëntengroepen willen clusteren in regionale (lees: academische) centra, is daar wat ons betreft niets op tegen. Het opstellen van grenzen hierbij dient echter wel een multidisciplinair karakter te dragen. Aangaande de ante partum consulten bij zwangeren met het verzoek tot een epiduraal voortvloeiend uit de richtlijn “Medicamenteuze pijn-
behandeling bij de bevalling” ziet het bestuur meer in adequate schriftelijke en/of digitale informatieverstrekking aan de zwangere. Landelijke voorbeelden zijn hier reeds voorhanden, waarbij eventueel lokaal aanpassingen kunnen plaatsvinden. Het feit dat het bestuur de adviezen van de CKAP en SOA aangaande een landelijk in te voeren anesthesiologisch ante partum consult niet overneemt, betekent niet dat tussen anesthesioloog en obstetrici op lokaal niveau geen afspraken kunnen worden vastgelegd. Inmiddels hebben wij ons standpunt ook gecommuniceerd aan de NVOG.
Opleidingscurriculum anesthesioloog-intensivist vastgesteld Het bestuur De afgelopen jaren is er veel te doen geweest omtrent de intensive care zorg in Nederland. In nauw overleg met de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC) en de Nederlandsche Internisten Vereeniging (NIV) zijn allereerst de diverse problemen geïnventariseerd. Door de opleiders Intensive Care is aangegeven dat het huidige opleidingscurriculum tot specialist- intensivist niet voldoet. Op initiatief van de NVIC, NIV en NVA is een commissie aangesteld om een gemeenschappelijk oordeel te vormen over de tekortkomingen en aanpassingen te formuleren voor het opleidingscurriculum specialist-intensivist. De heren Girbes namens de NVIC, Levi namens de NIV en Stolker namens de NVA presenteerden vorig jaar hun eindconclusies. Als vervolgstap formeerde het bestuur de Task Force IC, bestaande uit o.a. de heer Roekaerts (voorzitter), om de aanbevelingen te implementeren in het opleidingcurriculum anesthesiologie.
6
de anesthesioloog 3 • 2009
De werkgroep heeft een herzien opleidingscurriculum geschreven voor de anesthesioloogintensivist, met inachtneming van de aanbevelingen van de commissie van wijze mannen en de opmerkingen uit de ledenvergadering van 21 januari 2009. Het Concilium Anaesthesiologicum kan zich in het document vinden. Het bestuur is van mening dat het document het maximaal haalbare verwoordt, waarbij samenwerking met de betrokken partijen én behoud van de IC voor het vakgebied Anesthesiologie gewaarborgd is. Om die reden heeft het bestuur het document goedgekeurd. De aanpassingen worden nog verwerkt in het nieuwe Besluit Anesthesiologie dat momenteel wordt opgesteld door het Centraal College Medisch Specialisten. U kunt het nieuwe opleidingscurriculum vinden op het besloten deel van de website van de NVA.
Toelichting financiële praktijkvoering Beroeps Belangen Commissie (BBC) Robert Sie In de afgelopen maanden heeft de ontwikkeling van de medisch-specialistische omzetten in 2008 de nodige aandacht van politiek en media gekregen. Met name de ondersteunende specialismen zagen de schijnwerpers op zich gericht. Thans is de Nederlandse Zorgautoriteit bezig om invulling te geven aan de taakopdracht van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om € 375 mln. op het medisch-specialistisch budget in 2010 te korten. Het is de verwachting, dat in oktober 2009 definitief een besluit zal worden genomen over het pakket aan maatregelen. Graag nodig ik u uit voor de vergadering van de BeroepsBelangen Commissie op woensdag 4 november 2009 [19.00 uur, Domus Medica Utrecht]. Ik zal u informeren over de stand van zaken betreffende de financiële praktijkvoering, zoals het belang van de lokale zorgprofielen voor het B-segment, de herijking van de ondersteunerscorrectiefactor 2007, de herijking van de poorter-normtijden 2007, de generieke korting en de PreOperatieve Screening. Bovendien geef ik een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen wat betreft de verdiencapaciteit, DBC’s Op weg naar Transparantie en de landelijke NVA-database. Beeld: shutterstock
BBC-ledenvergadering woensdag 4 november aanvang: 19.00 uur (18.00 uur broodjes) U kunt zich aanmelding via de website van de NVA
de anesthesioloog 3 • 2009
7
Advies voor maatregelen ter voorkoming van hersenfunctiemonitoring Commissie Kwaliteitsbewaking Anesthesiologische Praktijkvoering Dr. Ankie Koopman-van Gemert en dr. Marjolein van den Nieuwenhuyzen
De afgelopen jaren heeft het onderwerp intra-operatieve awareness regelmatig aandacht gekregen in de landelijke media. Vanuit “het veld” kwam regelmatig de vraag of wij als vereniging een richtlijn of standpunt hebben aangaande awareness. Dit is niet het geval. Wel hebben dr. Koopman en dr. Van den Nieuwenhuyzen vanuit de CKAP een advies geformuleerd voor maatregelen ter voorkoming van intra-operatieve awareness en hersenfunctiemonitoring in de anesthesiologische praktijk. Dit advies is nadrukkelijk geen richtlijn of standpunt, maar een handvat dat eenieder kan gebruiken in de dagelijkse anesthesiologische praktijk. inleiding Dit artikel is een samenvatting van het rapport ‘Practice Advisory for Interoperative Awareness and Brain Function Monitoring’ van de American Society of Anesthesiologists Task Force on Interaoperative Awareness dat is gepubliceerd in Anesthesiology 2006; 104: 847-64. definities Intrao-peratieve awareness tijdens algehele anesthesie komt zelden voor, incidentie 0,1 - 0,2%, maar kan aanzienlijke psychologische schade toebrengen waar patiënten nog levenslang last van kunnen hebben. definitie van gebRuikte teRMen. 1. Bewustzijn is een toestand waarbij de patiënt in staat is informatie over zijn of haar omgeving te verwerken. Tijdens een toestand van bewustzijn reageert de patiënt doelgericht op verschillende stimuli. Bijvoorbeeld vragen om de ogen te openen of pijnstimuli. Deze doelgerichte reacties kunnen afwezig zijn wanneer er sprake is van verlamming als gevolg van bijvoorbeeld een neurologische ziekte of na toediening van spierverslappers. 2. Algehele anesthesie. Algehele anesthesie is
8
de anesthesioloog 3 • 2009
een door medicatie veroorzaakte toestand van bewusteloosheid waarbij de patiënt niet wekbaar is, zelfs niet door pijnlijke stimulatie. De ventilatoire en cardiovasculaire functie zijn vaak eveneens verminderd. 3. Anesthesiediepte is een maat voor de bewusteloosheid en het doelgericht reageren op stimuli. Dit is een oplopende schaal. 4. ‘Herinnering’ (recall). In dit artikel wordt onder herinnering verstaan: de mogelijkheid dat de patiënt zich gebeurtenissen herinnert die hebben plaatsgevonden tijdens algehele anesthesie. Onder expliciete herinneringen wordt verstaan: de mogelijk dat de patiënt zich specifieke gebeurtenissen herinnert die plaatsvonden tijdens algehele anesthesie. Onder impliciete herinneringen wordt verstaan: veranderingen in gedrag of voorkomen die gebeurd zijn zonder dat specifieke gebeurtenissen herinnerd worden die tijdens algemene anesthesie hebben plaatsgevonden. De patiënt kan spontaan vertellen wat hij heeft meegemaakt, maar het kan ook zijn dat dit pas naar boven komt in een gestructureerd interview of een gestructureerde enquête. In dit artikel worden impliciete herinneringen niet behandeld. 5. Amnesie. Amnesie is het zich niet herinneren van een speciale gebeurtenis die heeft plaatsgevonden. Veel anesthetica kunnen amnesie veroorzaken in doses die lager liggen dan de dosis die noodzakelijk is voor het veroorza-
intra-operatieve awareness en
ken van bewusteloosheid. Intentionele antegrade amnesie wordt beoogd wanneer men medicatie met amnestische eigenschappen toedient voor de inductie van de anesthesie. Intentionele retrograde amnesie wordt beoogd wanneer een medicijn met amnestische eigenschappen toegediend wordt nadat een gebeurtenis heeft plaatsgevonden. De bedoeling hiervan is inprenting van de schadelijke gebeurtenis in het geheugen te voorkomen. 6. Intraoperatieve awareness. Met intraoperatieve awareness wordt een toestand bedoeld waarbij de patiënt tot bewustzijn komt tijdens een operatie onder algehele anesthesie en zich vervolgens deze toestand of gebeurtenissen kan herinneren. De tijd van in- en uitleiden van de algehele anesthesie valt hier niet onder. Ook dromen wordt niet beschouwd als intraoperatieve awareness. 7. Hersenfunctiemonitoring. Een hersenfunctiemonitor is een apparaat dat de elektrische hersenactiviteit registreert en verwerkt tot signalen die uitgedrukt kunnen worden in een schaal van 0 tot 100. Het is mogelijk om de spontane corticale activiteit (elektro-encefalogram: EEG), de door stimuli opgewekte corticale en subcorticale activiteit (auditory evoked potentions: AEP) en de elektro-myografische activiteit (EMG) te registreren. In dit artikel wordt alleen de monitoring behandeld die tot doel heeft de diepte van anesthesie of hypnose te meten. pReopeRatief ondeRzoek Tijdens het preoperatief consult kunnen patiënten met een verhoogd risico voor awareness worden geïdentificeerd. Risicofactoren die hieraan bijdragen zijn: anaMnese - medicatiegebruik of -misbruik: opioïden, benzodiazepines, cocaïne of andere drugs.
- een voorgeschiedenis van intra-operatieve awareness - een voorgeschiedenis van moeilijke intubatie - te verwachten moeilijke intubatie - chronische pijnpatiënten die hoge doses medicatie gebruiken, waaronder opioïden - ASA IV of V - verminderde hemodynamische reserve lichaMelijk ondeRzoek - angstige patiënt - ervaringen die de patiënt vertelt over eerdere anesthesie, bijvoorbeeld een moeizame procedure - hartchirurgie - sectio caesarea - trauma - spoedoperaties - geplande lage doses anesthetica waarbij wel spierverslappers zullen worden gebruikt - gepland gebruik van spierverslappers gedurende de onderhoudsfase van de algemene anesthesie - geplande anesthesie met lachgas/opioïden Het is belangrijk dat patiënten bij wie verwacht wordt dat er een verhoogde kans is op intraoperatieve awareness van tevoren worden geïnformeerd over de mogelijkheid daarvan. Er zijn geen aanwijzingen dat een dergelijke voorlichting van de patiënt het actuele risico van intraoperatieve awareness verhoogt. pRe-inductiefase van de anesthesie Het is belangrijk dat de anesthesie-apparatuur en -materialen vóór inductie van de anesthesie zijn gecheckt, om er zeker van te zijn dat de vereiste anesthesiemedicatie en -doses kunnen worden toegediend. Per patiënt moet een afweging worden gemaakt of profylactisch een benzodiazepine of scopolamine toe wordt gediend. Denk hierbij aan patiënten bij wie men een lagere dosis anesthetica wil toedienen, patiënten
de anesthesioloog 3 • 2009
9
die cardio- of traumachirurgie ondergaan en patiënten die een spoedoperatie ondergaan of bij wie een TIVA-techniek wordt toegepast. Het nut hiervan is in een aantal studies aangetoond (Miller 1996, Bulach 2005, Twersky 1993). intRa-opeRatieve MonitoRing Intra-operatieve awareness kan niet gemeten worden tijdens de intraoperatieve fase van algemene anesthesie omdat de herinneringscomponent van awareness alleen postoperatief bepaald kan worden en na gesprek met een patiënt. Mogelijkheden voor monitoring van de diepte van anesthesie zijn: reactie op vragen, controle van bewegingen, openen van de ogen, ooglidreflex, pupilreacties of -diameter, transpireren en tranen. Conventionele monitoring omvat tevens de standaardmonitoring zoals bloeddrukmeting, polsfrequentie, ECG, meting van de end-tidal dampfractie en capnografie. Kennis van de MAC-waarde tijdens gebruik van inhalatieanesthesie is vereist. Ook voor propofol zijn voorspellende plasmaspiegels bekend. Daarnaast zijn er diverse hersenstamfunctiemonitors beschikbaar/commercieel verkrijgbaar. Op dit moment zijn beschikbaar: - monitors die de spontane hersen- en spieractiviteit registreren en verwerken (EEG/EMG) . Bispectrale index (BIS) . Entropie (Response Entropy Index) . Narcotrend ® (Pk-waarde) . Patient State Analyzer (Patient State Index) . SNAP-index - monitors die de reactie op stimuli, in dit geval gehoorsstimuli, registreren en verwerken (Auditory Evoked Potentials) . AEP-monitor /2 Intraoperatieve monitoring van de diepte van de anesthesie om het optreden van awareness te voorkomen danwel te minimaliseren, vindt plaats door het monitoren van klinische verschijnselen en conventionele monitoringsystemen zoals hierboven beschreven. Het gebruik van neuromusculaire medicatie kan de adequate monitoring van de diepte van anesthesie verstoren. Dat geldt ook voor andere gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld cerebrale ischemie, bloedingen, temperatuursschommelingen. Slechts van één hersenstammonitor,
10
de anesthesioloog 3 • 2009
te weten de BIS-monitor, is onderzocht wat het effect daarvan is op het voorkomen van intraoperatieve awareness. Uit een studie van 2500 patiënten met een verhoogd risico kwam naar voren dat het gebruik van een BIS-monitor expliciet het herinneren van gebeurtenissen tijdens de operatie tot 0,91% verlaagde in de groep die gemonitord werd (door slechts gebruik te maken van klinische parameters) en tot 0,17% bij patiënten die tevens een BIS-monitor kregen (Myler 2004). In een kleine studie van 30 patiënten werd eenzelfde effect gezien met de BIS-monitor (Puri 2003). De conclusie van de werkgroep is dat hersenstamfunctiemonitors informatie kunnen verschaffen over de diepte van de anesthesie, maar dat de klinische toepassing van deze monitors ter voorkoming van intraoperatieve awareness niet is aangetoond omdat het bewijs slechts met één apparaat is aangetoond. De indicatie voor het toepassen van deze technieken zal derhalve op individuele basis moeten worden bepaald. De toepassing van deze technieken brengt het risico met zich mee dat andere belangrijke anesthesiedoelen, zoals het bewaken van de vitale functies of het reduceren van het gevaar van bestaande comorbiditeit, niet gehaald worden indien het enige doel is om een bepaalde anesthesiediepte na te streven. intRa-opeRatieve en postopeRatieve inteRventies Er zijn geen studies gepubliceerd die de werkzaamheid van benzodiazepines aantonen bij het beperken van awareness bij patiënten die onverwacht wakker zijn geworden. Het besluit om een benzodiazepine toe te dienen moet op individuele basis worden gemaakt. Van belang is wel dat patiënten die een intraoperatieve awareness doormaken postoperatief goed begeleid worden, waarbij de gebeurtenissen en de mogelijke oorzaken worden besproken. Het kan nodig zijn deze patiënten psychologische begeleiding aan te bieden. Van belang is nauwkeurige verslaglegging van de gebeurtenis. Tevens dient deze als complicatie te worden vermeld in de complicatieregistratie.
Gebrekkige kennis over eisen herregistratie leidt tot problemen Medisch Specialisten Registratie Commissie (MSRC) Martin Bucx (lid) en Hans Pöll (plv lid)
Als leden van de Medisch Specialisten Registratie Commissie (MSRC), waar wij het specialisme anesthesiologie vertegenwoordigen, is ons opgevallen dat er in toenemende mate problemen zijn met de herregistratie van anesthesiologen. De problemen blijken in de meeste gevallen te herleiden tot een gebrekkige kennis van de gestelde eisen en de consequenties die hieraan verbonden zijn. Met deze notitie hopen wij eraan bij te dragen dat deze problemen in de toekomst zo weinig mogelijk zullen voorkomen. Overigens kan men aan deze notitie geen rechten ontlenen. Relevante Regelgeving De eisen voor herregistratie van een medisch specialist worden opgesteld door het Centraal College Medische Specialismen (CCMS) en door de minister vastgesteld in het Kaderbesluit (KB). De tekst van het vigerende besluit vindt u op de website van de KNMG (http://knmg.artsennet.nl/opleidingenregistratie/regelgeving-1/Huidige-besluiten-CCMS/Overzicht-alle-BesluitenCCMS.htm). De relevante passages vindt u onder hoofdstuk D, Titel III, Herregistratie. In bijlage 2 van het Kaderbesluit vindt u nadere informatie over Titel III. De MSRC is belast met de uitvoering van het kaderbesluit en dus ook met de herregistratie. Net als bij andere regelgeving het geval is, levert de interpretatie en toepassing van de regels van het Kaderbesluit soms problemen op. Om het beleid van de MSRC in dit opzicht consistent en transparant te laten zijn, heeft men dit in de zogenaamde Beleidsregels (BR) Herregistratie vastgelegd. Ook deze zijn uiteraard te vinden op de website van de KNMG (http:// knmg.artsennet.nl/opleidingenregistratie/regelgeving-1/Beleidsregels-MSRC-1.htm). algeMene zaken: 1. Men dient geregistreerd te zijn om het vak anesthesioloog uit te mogen oefenen. Is men niet geregistreerd, dan is men dus niet bevoegd en dus ook niet verzekerd. Het is zelfs strafbaar als men dit toch doet.
2. De anesthesioloog is primair zelf verantwoordelijk voor zijn herregistratie. Zo dient hij er onder andere voor te zorgen dat zijn adresgegevens bij de MSRC correct zijn, hetgeen vooral van belang is als hij lang in het buitenland is. De MSRC maakt in principe alleen gebruik van de gegevens van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Aanschrijving op een ander adres in Nederland is niet mogelijk. 3. Bij herregistratie wordt alleen gekeken naar de afgelopen 5 jaar. 4. Men wordt alleen geherregistreerd als het tarief daarvoor betaald is. 5. Indien men voldoet aan de eisen, dan kan men voor maximaal 5 jaar worden geherregistreerd. Indien men niet of ten dele aan de eisen voldoet, kan de MSRC ertoe besluiten dat men zich niet meer kan herregistreren of dat herregistratie alleen voor een beperkte periode mogelijk is. Meerdere artikelen in het KB en de BR zijn hierop van toepassing. 6. In sommige gevallen zal herregistratie alleen mogelijk zijn indien een individueel scholingsprogramma met goed gevolg is doorlopen. Dit kan alleen plaatsvinden in een kliniek met een volledige opleidingsbevoegdheid. 7. Voldoet men niet aan de eisen, dan kan men zich niet beroepen op onvoorziene omstandigheden of verplichtingen, al dan niet vrij-
de anesthesioloog 3 • 2009
11
willig aangegaan (KB). 8. Er bestaan diverse uitzonderingsbepalingen. Indien men twijfelt, dan kan men het beste in een vroeg stadium contact opnemen met een van de twee secretarissen van de MSRC. de
dRie belangRijkste eisen vooR
heRRegistRatie:
1. Men dient voldoende patiëntgebonden zorg te verlenen of er dient sprake te zijn van zogenaamde gelijkgestelde werkzaamheden (KB). In het algemeen kan gesteld worden dat als men het vak van anesthesioloog niet op een wijze uitvoert die overeenkomt met die van de vakgenoten, het verstandig is vroegtijdig na te gaan of dit problemen zal opleveren. Ook worden er eisen gesteld aan de duur dat men deze zorg verricht; vanaf 1 januari 2006 dient men over een periode van vijf jaar gemiddeld ten minste zestien uur patiëntgebonden zorg per week te hebben verleend, in de periode daarvóór dient dit minimaal 18 uur per week te zijn. De anesthesioloog dient door middel van een verklaring van de werkgever (loondienst), instelling (vrijgevestigde die werkzaam is binnen een instelling) of accountant (vrijgevestigde die niet werkzaam is binnen een instelling) aan te tonen dat hij aan deze eis voldoet. In principe gaat de MSRC er vanuit dat het beroep ononderbroken wordt uitgeoefend, hetzij fulltime, hetzij parttime. Indien het beroep gedurende een periode langer dan 3 maanden niet wordt uitgeoefend, spreekt men van een onderbreking. Hiervoor gelden aparte regels (BR). Indien er sprake is van (een) onderbreking(en), dan komt men alleen voor herregistratie in aanmerking als men in totaal minstens 12 maanden
gewerkt heeft, ook al heeft men in deze periode bijzonder veel uren gemaakt (BR). 2. Men dient in voldoende mate te hebben deelgenomen aan deskundigheidsbevordering op het gebied van het desbetreffende medisch specialisme (KB). Zowel parttimers als fulltimers dienen in een periode van gemiddeld vijf jaar ten minste veertig uur per jaar hieraan te besteden (BR). Deskundigheidsbevordering in Nederland dient door de NVA geaccrediteerd te zijn. Indien het gaat om deskundigheidsbevordering in het buitenland, dan kan men het aantal door de buitenlandse vereniging eraan besteedde nascholingsuren overnemen. De NVA beoordeelt immers geen buitenlandse congressen. De anesthesioloog dient schriftelijk aan te kunnen tonen dat zijn deskundigheidsbevordering adequaat was. Het is dus van groot belang dit nauwkeurig bij te houden en de betreffende certificaten te bewaren. Als men wat dit punt betreft niet voldoet aan de minimumeis, kan de MSRC besluiten tot een beperkte herregistratie. Als men echter minder dan 50% van vereiste deskundigheidsbevordering heeft gedaan, dan komt men niet meer voor herregistratie in aanmerking. 3. Men dient deel te hebben genomen aan de kwaliteitsvisitatie van de NVA. In principe dient men hierbij persoonlijk aanwezig te zijn. De MSRC kan bij de NVA navragen of de desbetreffende anesthesioloog meegedaan heeft aan deze visitatie. Indien van toepassing kan voor dit onderdeel ontheffing worden verleend (bijvoorbeeld bij waarnemers).
NANCHO-V (eerste lustrum!) vrijdag 12 maart 2010 Reserveer deze datum alvast in uw agenda!
12
de anesthesioloog 3 • 2009
Verdieping in de praktijk Commissie Assistent Geneeskundigen Anesthesiologie (CAGA) Bas Kostering en Annemieke Kanninga
Tijdens de afgelopen NVA-dagen werd voor het eerst speciaal voor AIOS een sessie gehouden. Dit was een groot succes, met meer dan 120 deelnemers ondanks het late tijdstip op de vrijdagmiddag. De CAGA (Commissie Assistent-geneeskundigen Anesthesiologie) had als thema gekozen voor “Verdieping tijdens de opleiding”. Dit is een belangrijk thema, omdat AIOS volgens het huidige Opleidingsplan in het laatste jaar zes maanden van hun opleiding kunnen besteden aan een aandachtsgebied (bijvoorbeeld kinderanesthesie, intensive care, neuro-anesthesie of pijnbestrijding). Robert-Jan Stolker hield een zeer verhelderend verhaal over het ontstaan en het nut van deze verdiepingsmodules. Vervolgens vertelde ons CAGA-lid Jildou over haar voorbereidingen en ervaringen tijdens haar IC-stage in Groot-Brittannië. Een actueel onderwerp, omdat het Ministerie onlangs besloten
heeft dat de financiering van een dergelijke stage vanaf 2010 vergoed gaat worden door het Opleidingsfonds . Tot dusver bekende voorwaarden: - de stage in het buitenland moet tijdig zijn vastgelegd in het opleidingsplan (d.w.z. voor 31 oktober van het voorafgaande jaar, de peildatum van het Opleidingsfonds). - het opleidingsdeel is alleen subsidiabel als het niet leidt tot verlenging van de totale opleidingsduur. - de opleider moet akkoord gaat met de buitenlandse stage. Goed nieuws voor de AIOS dus! Voor iedereen die dit motiverende verhaal heeft moeten missen, en iedereen die wil weten hoe het is om als AIOS op een grote academische Intensive Care in Londen te werken, volgt hier nogmaals het verslag van Jildou van der Kaaij.
Verdiepen overseas: persoonlijke ervaringen vanuit Londen Jildou van der Kaaij “the measure of [..] success won’t be in the destination [..] picked, but in the journey [..] made to get there” -Dr Kenneth KamlerToen de opleiding tot anesthesioloog van start ging, nu ruim 3 jaar geleden, was ik in de veronderstelling dat ik de komende vijf jaar in Nederland zou blijven; voorzichtig poolshoogte nemend moest ik concluderen dat de mogelijkheden voor buitenlandse stages er wel waren, maar niet gestimuleerd werden. Momenteel kan ik opgelucht zeggen dat ‘niets minder waar is’ en dat de vooruitzichten er alleen maar beter op zijn geworden voor ieder-
een die ECHT buitenlandse werkervaring op wil doen. Echt willen is namelijk wel een vereiste. Het regelen van een stage in het buitenland kost tijd, energie, geduld en momenteel ook nog geld. WaaR dan te beginnen? Door een eerder ‘uitstapje’ naar het buitenland had ik verschillende contacten in Londen, waardoor de juiste persoon aan wie mijn sollicitatiebrief gericht kon worden, makkelijk gevonden was. Ben je ‘blanco’ qua contacten, bedenk dan waarom je een stage in het buitenland wilt doen, wat je daar wilt doen en waar? Ik kan A4-tjes
de anesthesioloog 3 • 2009
13
kings college hospital london
volschrijven om de eerste vraag te beantwoorden (goed voor verbetering van mijn Engels; de internationale contacten; een kijkje in een ‘andere keuken’, aangezien het Engelse gezondheidssysteem afwijkt van het Nederlandse; avontuur; onderzoeksmogelijkheden; ..). Wat de overige overwegingen betreft, kan ik kort zijn: IC en Londen, gebaseerd op een combinatie van persoonlijke, carrièretechnische en organisatorische redenen. Hierbij is communicatie met de (Nederlandse) opleider zeer belangrijk. Per land en per systeem verschillen de eisen waaraan een sollicitatiebrief en -gesprek dienen te voldoen. Wat niet verschilt, is dat het altijd om die eerste indruk gaat, dus zorg dat je je hierover goed informeert. Vraag zo nodig hulp bij het vertalen of corrigeren van een brief.
zo dat de buitenlandse stage goedgekeurd moet worden door de Nederlandse opleider. Vervolgens vraag je de Plenaire Visitatie Commissie van de NVA om schriftelijke goedkeuring van het stageonderdeel. Wat hierbij specifiek aangeleverd dient te worden, is bij de secretaris van de PVC op te vragen. Afhankelijk van vergaderdata kan je binnen twee tot zes weken een antwoord verwachten. Ondertussen kun je beginnen met een handtekeninginzamelingsactie voor het wijzigen van je opleidingsschema, aangezien je de handtekeningen samen met de schriftelijke goedkeuring van de PVC aan de MSRC moet sturen. Deze neemt de definitieve beslissing, die doorgaans ongeveer vier weken op zich laat wachten. MaaR
als
de baan eenMaal ‘binnen’ is, begint het
echte Regelen.
Met het recente besluit van de minister dat stages in het buitenland per 2010 onder bepaalde voorwaarden vergoed gaan worden, is het goed mogelijk dat het papierwerk verandert en hopelijk minder omslachtig wordt. Momenteel is het
14
de anesthesioloog 3 • 2009
goedkeuRing is niet het enige Wat
geRegeld Moet WoRden.
Je dient je te informeren over de manier van registreren in het land waar je gaat werken. In Groot-Brittannië is de General Medical Council verantwoordelijk voor het verschaffen van informatie hierover. Deze Council beschikt over een uitgebreide en duidelijke website met een
schat aan informatie. Men neme een minimum van zes weken, een ‘rib’ van £ 450 en een bezoek aan het lokale kantoor en je mag twaalf maanden als arts op Engels grondgebied werken. en dan Weg? Als je in het buitenland gaat werken, ga je lokaal belasting betalen. Ik heb ervoor gekozen om mij niet uit te schrijven in Nederland, maar dit heeft wel gevolgen. Ik betaal dubbele ziektekosten, heb een AOW-gat, moet nog steeds belasting in Nederland betalen minus het bedrag dat ik reeds in Groot-Brittannië heb afgedragen etc. Praat, praat, praat is het devies! Wil je een fijn leven en heb je een hypotheek, een parkeervergunning, een mobiel abonnement etc., dan moet je keuzes maken en soms financiële offers brengen, uit gemak of om de terugkeer naar Nederland eenvoudiger te maken. Bezoek ook de afdeling P&O in je opleidingsziekenhuis; het is belangrijk dat deze afdeling op de hoogte is van je ‘traject’. De P&O-medewerkers kunnen je handige tips geven, met name met betrekking tot pensioen, arbeidsongeschiktheid en ziektekosten. Achterhaal je vaccinatiestatus zodat je die up-to-date kunt overhandigen aan je buitenlandse ziekenhuis. Probeer te bedenken wat je nog nodig hebt voor vertrek. In juni 2008 ben ik begonnen met het regelen van allerlei zaken. Op 1 december 2008 vertrok ik met een volgepakte auto naar Calais, om daar met de boot naar Engeland te gaan voor een zes maanden durende IC-stage. Inmiddels fiets ik alweer ruim drie maanden volledig beschermd (helm, reflecterende overjas) door Hyde Park en over de Thames naar mijn werk in een ander ziekenhuis, het King’s College Hospital in Londen. Ik maak hier hele andere dingen mee dan bij mijn eerste stageziekenhuis, het University College Hospital London. De omgeving waarin een ziekenhuis is gesitueerd en de specialiteiten van de artsen bepalen de patiëntenpopulaties. UCH is een centraal gelegen, uiterst moderne ziekenhuistoren aan de rand van een wijk met veel privéklinieken. Deze klinieken verwezen regelmatig de ernstig zieke patiënten door naar onze IC. Verder was er een toestroom van vasculair ongefortuneerde toeristen, ‘skin’poppers, haemodynamisch instabiele bloedbrakende alcoholisten en Engelse
Z-krantverkopers met een te lage weerstand voor de Londense winterkou. Medisch Engels is toch iets anders dan de dagelijkse chitchat. Het kostte wel even tijd voordat ik doorhad dat de patiënt die gisteren een ‘cabbage’ had ondergaan een coronaire bypass (CABG) had gekregen; dat een TOP niet de pre-operatieve check is ter controle van de patiënt en benodigde materialen zoals die in Nederland uitgevoerd wordt, maar een ‘Termination Of Pregnancy’; een patiënt ‘BIBA’ kan zijn, oftewel ‘Brought In By Ambulance’; SOB, WWP en PEARL handige afkortingen zijn voor respectievelijk ‘Shortness Of Breath’, ‘Warm and Well Perfused’ en ‘Pupils Equal And Reactive to Light’. En bij patiënten en collega’s heb ik mij ook legendarisch gemaakt met uitspraken als ‘can I listen to your backside’ en ‘did we give this patient a gift of Gentamycin?’ Verder is het Engelse opleidingssysteem aanzienlijk anders ingericht dan het Nederlandse, wat ook wat tijd vergt qua aanpassing en gewenning! Ik dacht dat ik ‘goed beslagen ten ijs’ begon aan mijn volgende half jaar IC. Na drie dagen was het tijd voor mijn eerste nachtdienst, waarin ik werd geconfronteerd met drie patiënten met schot- en steekwonden, twee patiënten met een neurotrauma, twee intubaties en een ‘cardiac arrest call op Lister ward’ (iedere afdeling heeft hier een naam die vermeld wordt bij de oproep; uit niets is af te leiden waar deze afdeling zich bevindt, de gangen lijken op een doolhof door voortdurende nieuwbouw sinds ten minste 1890). Best druk zo in je eentje met ook nog twaalf geventileerde en zes medium care patiënten. Flexibiliteit, stressbestendigheid, vaardigheid, inzicht in prioriteit; het zijn eigenschappen die je moet hebben of hier heel snel leert. Leuk voor in het levensrugzakje! Daarnaast is Londen (en het Verenigd Koninkrijk in het algemeen) natuurlijk een geweldige plek!! handige adRessen: http://knmg.artsennet.nl/opleidingenregistratie/opleiding/msrc.htm http://www.gmc-uk.org/ www.gumtree.com of voor meer informatie of vragen:
[email protected]
de anesthesioloog 3 • 2009
15
Wetenschap AVONTUUR
Mw. Christa Boer PhD, research-coördinator Perioperative Care, VU medisch centrum Interview met drs. Francis Wulfert, afdeling Anesthesiologie en werkzaam binnen de ‘Endothelial Biomedicine & Vascular Drug Targeting’ groep, Universitair Medisch Centrum Groningen.
Wanneer je het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) inloopt, valt je onmiddellijk de ruimtelijkheid van het gebouw op. Binnen de verschillende delen van het gebouw zijn de klinische afdelingen en laboratoria gehuisvest. Groningen investeert in de toekomst. Een voorbeeld hiervan vormt het nieuwe Centraal Proefdieren Laboratorium, waarin op hoog niveau experimenteel wetenschappelijk onderzoek plaatsvindt.
D
rs. Francis Wulfert is AIOS Anesthesiologie en combineert haar opleiding met basaal wetenschappelijk onderzoek. Met haar translationele onderzoek is zij een bruggenbouwer tussen de afdeling Anesthesiologie en de onderzoeksgroep ‘Endothelial Biomedicine & Vascular Drug Targeting’ van prof.dr. Ingrid Molema, die deel uitmaakt van de sectie Medische Biologie. Deze samenwerking wordt gekenmerkt door een gedeelde interesse in microvasculaire endotheelfunctie onder fysiologische en pathofysiologische omstandigheden. Wulfert vertelt enthousiast over haar onderzoeksproject en benadrukt het belang van samenwerking tussen kliniek en prekliniek. het coMbineRen van opleiding en ondeRzoek Wulfert combineert haar opleiding als AIOS Anesthesiologie met basaal experimenteel onderzoek, waarbij opleiding en onderzoek elkaar afwisselen. Het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met Matijs van Meurs, anesthesioloog-intensivist. Tevens wordt ze in het onderzoek gesteund door prof.dr. Michel Struys, sinds 2008 hoofd van de afdeling Anesthesiologie en prof.dr.ing. Jan Zijlstra van de afdeling Intensive Care in het UMCG. Wulfert heeft tot oktober van dit jaar om alle data te verzamelen die nodig zijn voor haar proefschrift, en zal daarna aan het derde jaar van de opleiding tot anesthesioloog beginnen. Wulfert is de eerste binnen haar familie die geneeskunde heeft gestudeerd, en volgde haar opleiding aan de Universiteit van Amsterdam. Ze heeft altijd gestreefd naar vooruitgang, niet alleen in haar studie en werk, maar ook in
16
de anesthesioloog 3 • 2009
haar hobby’s. Wulfert behoort tot de groep vrouwen die een grote interesse heeft in techniek. In haar jeugd bouwde ze computersystemen, en ze is een echte liefhebber van nieuwe elektronische snufjes en gadgets. “Uitproberen, ontdekken en uit elkaar halen behoren alle drie tot de uitdaging die ik in het leven zoek. Ik ben altijd op zoek naar nieuwe vragen en antwoorden, ben misschien wel snel verveeld.” Zij zag haar verhuizing van Amsterdam naar Groningen als een uitdaging, een nieuwe impuls in haar leven, net als haar perifere jaar in Almelo als AIOS Anesthesiologie. “Het is toch fantastisch dat er zoveel mogelijkheden zijn om jezelf te ontwikkelen. Misschien ben ik daarom ook wel zo geïnteresseerd in wetenschap, onderzoek brengt nieuwe vragen met zich mee, en het zoeken naar antwoorden op deze vragen vormt voor mij een zeer bevredigende invulling van mijn werk.” opleiding tot acadeMicus Het onderzoek van Wulfert richt zich op moleculaire veranderingen in het microvasculair endotheel van proefdieren en mensen ten gevolge van hemorrhagische en septische shock. Daarbij is zij geïnteresseerd in veranderingen in het endotheel die mogelijk bijdragen aan het ontwikkelen van multi-orgaanfalen tijdens shock. Zij brengt voor het onderzoek veel tijd in het preklinische laboratorium door. “Het is soms moeilijk om aan de collega’s uit de kliniek uit te leggen waar je mee bezig bent. De afstand tussen mijn werkzaamheden en de klinische praktijk lijkt erg groot. We proberen lezingen over het basale onderzoek tijdens researchbesprekingen te combineren met
een daar aan grenzend probleem uit de kliniek. Dit vergroot de toegankelijkheid van het basale onderzoek voor clinici.” Vaak zijn clinici op zoek naar de relevantie van experimenteel onderzoek om deze direct naar patiëntenzorg te kunnen vertalen. Hoewel de vraagstelling gebaseerd is op een klinisch probleem, laat de uitkomst van wetenschappelijk onderzoek zich veelal niet direct vertalen naar een interventie in de kliniek. Daarmee is het onderzoek echter niet minder relevant. “Mijn supervisor, Ingrid Molema, wil een onderzoeksvraag altijd tot op de bodem uitzoeken. Zij stimuleert mij om het naadje van de kous te weten! Toch houdt Molema ook rekening met mijn situatie; ze biedt me de ruimte om mijn opleiding tot anesthesioloog te combineren met mijn werk als basaal wetenschapper.” Ik weet dat mijn collega’s in het laboratorium met een niet-geneeskundige achtergrond veel meer moeten investeren in het experimentele werk. Door de leercurve die ik bij Molema heb kunnen doormaken voel ik me echter niet ver verwijderd van mijn collega’s in het laboratorium. Ik word echt opgeleid tot een academisch clinicus. Wulfert bestrijdt dan ook het idee dat laboratoriumonderzoek stoffig en saai is. “Het is zo intrigerend om een vraagstelling te hebben en hier bijpassende experimenten bij te verzinnen. Puzzelstukjes die op zijn plaats vallen, dat geeft een ontzettende kick!” opleiding tot anesthesioloog Wulfert is naast haar onderzoekswerkzaamheden druk bezig met de invulling van haar opleiding tot anesthesioloog. “De betrokkenheid die ik voel bij mijn onderzoek voel ik ook sterk bij mijn patiënten.” Wat voor Wulfert wel wennen blijft, is dat klinische kennis vaak wordt doorgegeven op basis van traditie en gewoonte. Ze geeft aan dat dit vaste referentiekader belangrijk is om je vak veilig uit te kunnen oefenen, maar heeft al een aantal keer ontdekt dat dingen niet zo zwart-wit zijn als in de boeken staat. Dit is soms frustrerend, zeker wanneer je graag vragen oplost. Het heeft haar geleerd om kritische vragen te stellen bij de kennis die ze tijdens de opleiding opdoet. Wulfert heeft het gevoel dat deze houding mede is ontstaan door haar wetenschappelijke werkzaamheden en ervaart dit als zeer verrijkend. Ze vindt het wel jammer dat er maar zo weinig plaats voor onderzoek in de opleiding is
ingeruimd. Hoewel ook binnen haar afdeling steeds meer AIOS betrokken raken bij onderzoek, laat de tijdsdruk geen uitgebreid wetenschappelijk traject toe. Zij denkt dat het belangrijk is om binnen een afdeling een aantal wetenschappelijke trajecten op te zetten waar AIOS in kunnen participeren. Hierdoor wordt het voor hen mogelijk om met een groepje collega’s samen te werken binnen hetzelfde onderzoek, wat doorgaans als zeer stimulerend wordt ervaren. Deze ontwikkeling is ingezet door Leon Aarts, hoofd Anesthesiologie tot 2008, en voortgezet door Michel Struys. Zo komt er steeds meer ruimte voor onderzoek, en ik ervaar dit als een positieve ontwikkeling. “Hoewel men binnen de afdeling nog volop bouwt aan een goede infrastructuur voor het doen van onderzoek, is er steeds meer ondersteuning voor geïnteresseerde AIOS. Een collega van mij heeft bijvoorbeeld drie maanden de tijd gekregen om onderzoek uit te voeren.” avontuuR Wulfert ziet zichzelf over vijf jaar als academisch specialist die een rol krijgt in het opzetten en uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en het begeleiden van jonge AIOS. Zij moet echter eerst promoveren, en probeert dit in de laatste jaren van haar opleiding te bewerkstelligen. Daarnaast zou zij graag werkzaam willen blijven binnen het translationele onderzoek, waarbij kliniek en prekliniek hand in hand gaan. Verder hoopt zij een bijdrage te kunnen leveren aan het verbeteren van de evidence-base van de anesthesiologische praktijk. Het creëren van een klinische omgeving die de ruimte biedt voor het stellen van vragen en het zoeken naar antwoorden is haar droom. Onderzoek doen is een avontuur, en het is haar wens om zo veel mogelijk collega’s te interesseren voor haar wetenschappelijke reis. Geïnteresseerd in meer informatie over het onderzoek van Francis Wulfert dan kunt u een mail sturen naar
[email protected]
de anesthesioloog 3 • 2009
17
Stijgende lijn niveau Wetenschapsdag
‘Goede mix onderwerpen, goede sfeer en gelegenheid tot discussie’ De wetenschapsdag groeit. Misschien niet in aantal bezoekers, maar zeker in niveau. De reacties van de deelnemers waren erg enthousiast. Ook het organiserend comité kijkt terug op een geslaagde dag, Jilles Bijker: “Er is duidelijk behoefte aan een podium, een ontmoetingsplek voor onderzoekers en de wetenschapdag voorziet hierin. Vooral jonge onderzoekers kunnen door het informele en kleinschalige karakter van deze dag kennismaken met de wetenschap ”. Gastspreker Stefen Shafer voelde zich helemaal thuis op de wetenschapsdag; hij ontmoette daar veel bekenden en liet weten het zeer bijzonder te vinden dat de hele dag Engels gesproken werd.
Prof.dr. Albert Dahan nodigde Stefen Shafer uit voor de Wetenschapsdag
Maryam Khosravi kwam op uitnodiging van Prof.dr. Markus Hollmann graag naar Nederland
De heer R.H.A. Passier uit het AMC ontving dit jaar de prijs voor de beste oralpresentation De titel van zijn voordracht luidde: Cerebral Autoregulation is Unaltered by Sympathetic Denervation with Stellate Ganglionic Blockade
18
de anesthesioloog 3 • 2009
De beste posterdiscussion werd gehouden door T. Harendza van de Medizinische Hochschule in Hannover De titel van zijn voodracht luidde: Syndecan-4 modulates inflammation in ALI
NTVA – prof.dr. Ritsema van Eck Awards uitgereikt Dit jaar werden voor het eerst de NTVA – prof. dr. Ritsema van Eck Awards uitgereikt. Deze prijzen worden uitgereikt aan de auteurs van de beste internationlae publicatie(s) in de periode van 1 juli 2008 – tot 30 juni 2009. De prijzen werden uitgereikt in aanwezigheid van de zoon van dr.prof. Ritsema van Eck en prof.dr. Dorlas die destijds is opgeleid door prof.dr. Ritsema van Eck. de 1e pRijs ging naaR: Mevrouw A.M.G.A. de Smet uit het UMC Utrecht De titel van haar publicatie luidt: Decontamination of the Digestive Tract and Oropharynx in ICU patients
de 2e pRijs ging naaR De heer G. Koopmans uit het MUMC De titel van zijn publicatie luidt: Acute rolipram/thalidomide treatment improves tissue sparing and locomotion after experim spinal cord injury de 3e pRijs ging naaR De heer A. Gabriel uit het MUMC De titel van zijn publicatie luidt: Environmental housing affects the duration of mechanical allodynia and the spinal astroglial
de anesthesioloog 3 • 2009
19
Prof. Hans Knape geridderd voor zijn Europese werk
‘Sedatie is waar mijn hart ligt’ tekst: Marianne Meijerink
Mopperend en gehaast kwam professor Hans Knape op 29 april dit jaar, de vooravond van zijn terugtreden als afdelingshoofd Anesthesiologie aan het UMC, het Utrechtse Academiegebouw binnen. Mopperend, omdat collega Cor Kalkman hem uit de OK had gehaald voor een spoedoverleg met NVA-voorzitter Jan Klein om een publicitair brandje te blussen. Gehaast, omdat Kalkman ook nog zijn toga was vergeten die hij die middag nodig had. Terwijl Kalkman met draaiende motor langs de stoep op het Domplein op hem wachtte, zou Knape die toga wel even snel uit het rek halen. ‘Ik kwam het Academiegebouw binnen en daar stond de rector. Toen had ik ook nog niks door, want we zien elkaar zo vaak.’ Hij lokte Knape mee naar de senaatszaal. ‘Ik wist niet wat ik zag. Het zat er vol vrienden, familie en collega’s. Ja, toen dacht ik, wacht eens even…nee toch….’ Sindsdien is Knape Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
D
e anesthesioloog, van nature toch zo oplettend zou je zeggen en dan vooral déze anesthesioloog, mulitasker bij uitstek, niet alleen binnen zijn eigen universiteit en binnen Nederland, maar vooral ook daarbuiten, heeft niets in de gaten gehad van het door collega’s opgezette complot dat zou leiden tot deze Koninklijke onderscheiding. Hij begrijpt nog steeds niet dat hij er zo heeft kunnen intuinen. Hij is vereerd, persoonlijk uiteraard, maar vindt het vooral zo mooi dat met zijn ridderorde het belang van de Europese samenwerking wordt onderstreept. Want Knape, overtuigd Europeaan zoals hij zelf zegt, dankt zijn onderscheiding vooral aan zijn verdiensten op dát vlak. ‘Ik ga niet zeggen: eindelijk erkenning voor de anesthesiologie, want die fase zijn we in Nederland gelukkig ontgroeid. Waar het nu om gaat is het vakgebied in Europa met elkaar op de kaart te zetten en verder te ontwikkelen.’ euRopese
20
Richtlijn
de anesthesioloog 3 • 2009
Als president van de European Society of Anesthesiology (en daarvoor van de European Board of Anesthesiology) heeft Knape daar de afgelopen jaar veel energie in gestoken. Er is veel bereikt op het gebied van harmonisatie van opleidingseisen, er is een Europese richtlijn voor de opleiding, er is een Europees diploma, dat nu nog bedoeld is als ‘mark of excellence’ voor specialisten die hun kennis willen verdiepen, maar dat uiteindelijk het referentiekader zou moeten worden voor de competenties van anesthesiologen in alle Europese landen. ‘In een aantal landen is dat al zo. In Nederland moeten we daar ook naartoe. Het feit dat wij relatief laat zijn met dat Europese diploma is denk ik een kwestie van de “remmende voorsprong”. De urgentie was niet zo groot, want wij hebben als eerste land dat anesthesiologen examineerde al een traditie op dat gebied. Maar nu volgend jaar de vernieuwde, competentiegerichte opleiding van start gaat, is dat een goed moment om het Europese examen in te voeren. Het sluit er perfect op aan.’ In andere Europese landen moet nog veel aan de opleiding worden verbeterd. Volgens Knape
zegt het genoeg dat het slagingspercentage voor het Europees diploma maar 75 procent is. Hij vertelt dat de vernieuwing in Centraal Europa tot zijn genoegen een nieuwe fase heeft bereikt. ‘Direct na de val van het communisme ontstond een enorme behoefte om de kwaliteit van de anesthesiologie op Europees niveau te krijgen. “Help ons”, was toen de teneur, help ons met bijscholing, cursussen etcetera. Maar langzamerhand wil men dat niet meer. Men heeft zich ontworsteld aan die oude cultuur waarin initiatieven niet op prijs worden gesteld. Nu zien we steeds meer dat er plannen worden opgesteld en doelen worden geformuleerd en dat men die bij ons toetst. Onlangs op een conferentie in Riga werd ik nog op mijn vingers getikt, toen ik de Europese richtlijnen presenteerde. Dat werd kennelijk ervaren als een oekaze. “Jullie moeten ons geen dingen opleggen, zo werkt dat niet bij ons”, kreeg ik te horen. Die verandering in cultuur speelt daar heel sterk. Dat vond ik eigenlijk wel mooi, zo snel kan het dus veranderen!’ cultuuRveRschillen Maar cultuurverschillen klinken ook door in de praktijkvoering. ‘Wij zijn in Nederland heel ver met de herschikking van taken, maar in veel Europese landen, niet alleen in Centraal Europa, doen de anesthesiologen werk dat net zo goed door anderen kan worden gedaan. Daar zijn geen op HBO-niveau geschoolde anesthesiemedewerkers. Ook zie je dat de anesthesioloog zich vaak nog moet invechten in het wereldje van internisten en chirurgen. Het gevolg daarvan is dat ze hun vak heel erg afschermen, en bang zijn om werk te delegeren.’ Het werkklimaat speelt misschien een rol, maar het zijn vooral ook de aantrekkelijke Nederlandse arbeidsvoorwaarden waardoor buitenlandse anesthesiologen naar Nederland worden gelokt. Veel ziekenhuizen ontvangen ze met open armen, want er is een tekort. ‘Wij hebben het kleinste aantal anesthesiologen per inwoner van heel Europa’, vertelt Knape, ‘namelijk zeven per honderdduizend. In Duitsland zijn het er bijvoorbeeld achttien en in Italië 22. Nu zegt dat niet alles, want het komt voor een deel doordat wij efficiënter kunnen werken vanwege die taakherschikking. Maar het feit blijft dat het aantal te laag is. Daardoor komen we in
Prof. Hans Knape (1950) is opleider Anesthesiologie UMCU en plaatsvervangend afdelingshoofd Anesthesiologie. Hij volgde zijn specialistenopleiding aan de Universiteit van Amsterdam bij prof. DME VermeulenCranch. Na enkele jaren chef de clinique te zijn geweest in het Radboudziekenhuis te Nijmegen, werd hij in 1992 benoemd tot hoogleraar/afdelingshoofd Anesthesiologie aan het AZU/WKZ, het huidige UMCU. Naast zijn klinische werkzaamheden en Europese activiteiten (tot 2007 president van de European Board of Anaesthesiology en nu president van de European Society of Anaesthesiology) richt Knape zich de laatste jaren met name op onderwijs in medische vervolgopleidingen. Hij is voorzitter van de Centrale Opleidings Commissie UMCU en lid van het Centraal College Medische Specialismen, KNMG. Als zodanig is hij een van de architecten van het nieuwe competentiegerichte model voor de specialistenopleiding. Zijn wetenschappelijke belangstelling gaat vooral uit naar een grensgebied van de anesthesiologie: sedatie en de organisatie van anesthesiologische zorg in Nederland en Europa. In 1997 kwam een eerste nationale consensus over sedatie door niet-anesthesiologen onder zijn leiding tot stand en in 2002 een eerste Europese richtlijn over hetzelfde onderwerp. De uitgebreide, herziene Nederlandse versie wordt in 2009 afgerond. Professor Knape is ook expert op het gebied van reanimatie bij verdrinking. In 2002 organiseerde hij het eerste wereldcongres over dit onderwerp, waarover nog weinig expertise bestond. Het vormde de start voor nieuwe ontwikkelingen in gebruikte technieken. Hij is lid van de Raad van Advies van de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen. In mei 2009 droeg Knape na 17 jaar zijn functie van afdelingshoofd Anesthesiologie UMCU over aan prof. Buhre. Bij die gelegenheid werd hij in 2009 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau vanwege zijn inspanningen voor de Europese gezondheidzorg. In 1995 ontving hij reeds het Erekruis van de Huisorde van Oranje wegens medische dienstverlening aan Prins Bernhard.
de anesthesioloog 3 • 2009
21
Nederland onvoldoende aan inhoudelijke ontwikkeling van ons vakgebied toe en staan ook onderwijs en wetenschap op de tocht. Knape vindt dat dat tekort vooral moet worden aangevuld met in Nederland geschoolde anesthesiologen. Zodoende kan worden voorkomen dat de beste buitenlandse anesthesiologen naar Nederland komen, terwijl ze in hun eigen land hard nodig zijn. Met andere woorden: de overheid moet voor meer opleidingsplaatsen zorgen en de arbeidsvoorwaarden moeten binnen Europa worden gelijkgeschakeld, zodat het niet meer ‘lonend’ is om naar Nederland te komen. Het is een van zijn aandachtspunten binnen de European Society. WeRkdRuk Door de hoge werkdruk onder anesthesiologen blijven volgens Knape veel zaken liggen. ‘De ontwikkeling van het vak lijdt eronder! Er is nog zo veel te doen op het gebied van onderzoek,
verbetering van de praktijkvoering, modernisering, het verbeteren van het welzijn en de veiligheid van patiënten. We zijn nog lang niet klaar. En denk ook aan al de grensgebieden, zoals sedatie buiten de OK. Als je alleen al nagaat hoeveel coloscopieën er worden uitgevoerd. Ik schrik soms als ik zie hoe dat gaat. Dat kan met zo veel meer comfort en veiligheid voor de patiënt. Dat geldt ook voor andere nare ingrepen. Sedatie is echt waar mijn hart ligt. Ik zie het als onze taak om die praktijk te verbeteren, zowel kwalitatief als wat betreft de omgang met de patiënt. We hebben daar nu een richtlijn voor ontwikkeld. Eind dit jaar beginnen we met de invoering. Maar er is ook veel te doen op het gebied van wetenschappelijke ontwikkeling, verbetering van de mogelijkheden in de UMC’s, Europees kwaliteits- en veiligheidsbeleid. Ik wil me overal voor inzetten, als we maar de gelegenheid krijgen om meer mensen op te leiden!’
25 jaar SECTIE CARDIO-ANESTHESIOLOGIE 1984 - 2009 “Terug naar de toekomst” vrijdag 6 november & zaterdag 7 november Bilderberg Landgoed “de Wilmersberg” De Lutte
U kunt zich aanmelden (o.v.v. formule en uw BIG-nummer) per e-mail naar:
[email protected] óf middels inschrijving onder sectie Cardio-Anesthesiologie op de besloten website van de NVA: www.anesthesiologie.nl
22
de anesthesioloog 3 • 2009
IN MEMORIAM Voor Dr. M.A. Wicks. Op 4 mei jongstleden is Maurice Wicks op 71-jarige leeftijd overleden. Na een studie Geneeskunde in Engeland werd hij in Amsterdam bij Mw. Vermeulen-Cranch opgeleid tot anesthesioloog. Van 1971 tot 2002 was hij aan ziekenhuis Salem in Ermelo en later aan ziekenhuis Sint Jansdal te Harderwijk verbonden als vooraanstaand en gerenommeerd anesthesioloog en pijnbestrijder. In laatstgenoemde functie genoot hij landelijke bekendheid. De polikliniek voor pijnbestrijding in Harderwijk trok dankzij zijn aanwezigheid patiënten aan uit heel Nederland en daarbuiten. Deze patiënten hadden een bijzonder goede verstandhouding met hem en velen droegen hem op handen. In het ziekenhuis was hij een markante persoonlijkheid. Na zijn pensionering vertrok hij naar zijn geboorteland Sri Lanka om daar met zijn bevlogenheid en kennis een hospice op te zetten voor zijn landgenoten. Zijn plannen voor het hospice werden onderbroken door de tsunamiramp in 2004, waarbij hij zich op een andere manier voor zijn landgenoten wilde inzetten door een bijdrage te leveren aan de wederopbouw. Hij is onverwacht in het vliegtuig overleden toen hij onderweg was naar Nederland.
Maatschap anesthesiologie en anesthesiemedewerkers Harderwijk
de anesthesioloog 3 • 2009
23
Ontmoeting met de pioniers Marc Snoeck en Jeroen Koenen, Werkgroep MH CWZ, Nijmegen
Ieder voorjaar komen de leden van de Europese Maligne Hyperthermie Groep bij elkaar voor hun jaarlijkse wetenschappelijke vergadering: the Annual EMHG Meeting. Dit jaar werd de bijeenkomst georganiseerd door het oudste Australische MH-onderzoekscentrum in Melbourne. Melbourne en Europa zult u zich afvragen, maar van oudsher zijn de diagnostische onderzoekscentra voor MH in Australië en Nieuw Zeeland lid van onze Europese groep. Melbourne is ontegenzeggelijk een zeer aangename plaats om elkaar bij te praten over de laatste ontwikkelingen aangaande MH; maar het is ook de plaats waar het verhaal over malignant hyperthermia begint. Jim Villiers (rechts op de foto), nu 84 jaar, vertelt als openingsspreker hoe op 8 april 1960 in het Royal Melbourne Hospital een jongeman ter-
24
de anesthesioloog 3 • 2009
nauwernood aan de ‘anesthesiedood’ ontsnapt. Jim Villiers was gewaarschuwd omdat al tien familieleden van zijn patiënt tijdens algehele anesthesie waren overleden. Toch ontwikkelde er zich een toen nog onbegrepen MH-reactie. Hij presenteert de casus, compleet met het originele anesthesieverslag. Dit verslag is tevens te vinden in Anaesthesia and Intensive Care 2007 vol. 35 (blz. 26-31); een historische beschrijving van de hand van Christine Ball. Het verhaal gaat verder als Jim Villiers op zoek gaat naar de oorzaak van de levensbedreigende MH-reactie, die toen overigens nog geen naam had. Hij vraagt advies aan de toenmalige ‘Professor of Medicine’ Richard Lovell en aan een van diens mede-
werkers Michael Denborough, een anesthesioloog die bezig is met zijn research fellowship. Michael Denborough (links op de foto), nu 87 jaar en ook als spreker aanwezig op deze 28e Annual EMHG Meeting, vertelt het vervolg. Op zoek naar aanknopingspunten achterhaalt hij zo veel mogelijk informatie over de overleden familieleden en doet hij een wereldwijde oproep, via een beschrijving van de ziektegeschiedenis in de Lancet, om vergelijkbare voorvallen te melden. Collegae uit Canada, Zuid-Afrika en Europa reageren op zijn oproep, waardoor een internationaal gezelschap ontstaat. In bijna 50 jaar tijd zijn door onderzoekers, voortgekomen uit het oorspronkelijke gezelschap, veel waardevolle ontdekkingen gedaan. We begrijpen nu nagenoeg alle basale pathofysiologische mechanismen en beschouwen MH als een farmacogenetische aandoening. Ondanks deze enorme uitbreiding van kennis komen er nog steeds MH-reacties voor, en overlijden er helaas ook nog steeds patiënten als dergelijke reacties niet op tijd worden herkend of als er geen dantroleen beschikbaar is. In Nederland zijn ons overigens geen patiënten bekend die in de afgelopen tien jaar aan MH of aan de gevolgen hiervan zijn overleden. In 2008 zijn vijf patiënten naar ons verwezen waar-
bij de verdenking op MH was gerezen. Drie hiervan bleken daadwerkelijk MH-susceptible na de cafeïne-halothaan in-vitrocontractuurtest (IVCT) op levend spierweefsel in ons laboratorium; bij twee van deze drie patiënten konden we ook een verwekkende mutatie aantonen zodat familieleden op dragerschap van deze mutatie getest kunnen worden. Al met al was het de lange vlucht naar Melbourne meer dan waard; enerzijds om de internationale samenwerking voort te zetten en van elkaar te leren, maar zeker ook om de MH-pioniers te spreken. Leuk hierbij was dat Michael Denborough enkele woorden Nederlands spreekt omdat zijn vader vanuit Nederland naar Australië geëmigreerd is. Hij heette eigenlijk van den Burgh, maar hij heeft zijn naam bij aankomst veranderd in de hoop zijn kansen op maatschappelijk succes te vergroten. In 2011 vindt voor de 30e maal de jaarlijkse EMHG Meeting plaats die door ons in Nijmegen wordt georganiseerd. U bent hiervoor alvast uitgenodigd. Marc Snoeck en Jeroen Koenen Werkgroep MH CWZ, Nijmegen 024 3658702;
[email protected]
Retrograde erkenning pijngeneeskunde van start Tot uiterlijk 1 januari 2010 is het mogelijk retrograde erkenning als pijnspecialist of pijnkliniek aan te vragen. De aanvraagformulieren en aanvullende informatie vindt u op de website (openbaar) onder het menu aandachtsgebieden.
de anesthesioloog 3 • 2009
25
Geschiedenis KEUSKAMP EN DE ‘AMSTERDAM INFANT VENTILATOR’ (AIV) Commissie Geschiedenis van de Anesthesiologie, Dr. Jan Hofland, Erasmus MC, Rotterdam Prof.dr. D.H.G. Keuskamp (1915-1992) verliet in 1957 de huisartsenpraktijk om onder leiding van Prof. Vermeulen-Cranch opgeleid te worden tot anesthesioloog aan het Wilhelmina Gasthuis te Amsterdam, alwaar hij in 1960 tevens promoveerde. Na een korte periode aan de VU verbonden te zijn geweest, werd hij in 1968 de eerste hoogleraar/afdelingshoofd van de afdeling Anesthesiologie van het huidige Erasmus MC. Tussen 1959 en 1974 publiceerde Keuskamp dertien ‘peer-reviewed’ artikelen, waarvan er vier betrekking hadden op kunstmatige beademing tijdens kinderanesthesie. eeRste ontWikkeling van de aMsteRdaM infant ventilatoR De beademingstechniek volgens Ayre staat bekend om zijn eenvoud en betrouwbaarheid, de geringe luchtwegweerstand tijdens in- en uitademing en het minimum aan doderuimte ventilatie mits het T-stuk direct op de endotracheale tube is geplaatst. Keuskamp was bang om de geringe luchtwegweerstand van het T-stuk te verliezen. Bij gebruik van een klein T-stuk kan toch een hoge druk worden opgebouwd als een grote verse gasstroom wordt gebruikt. Hoewel de drukopbouw gunstig is voor de inademing, belemmert zij de uitademing. Bij de normale uitademing van kleine kinderen (zwak), is het daarom van groot belang geen extra weerstand aan de uitademing toe te voegen. Ook als er kleine verse gasstromen worden gebruikt tijdens gecontroleerde kunstmatige beademing, is de lengte van de uitademingfase relatief lang in verhouding tot de totale lengte van de ademhalingscyclus. Als een hoge kunstmatige beademingsfrequentie wordt gebruikt (30-40 ademteugen/min), wordt deze lange expiratietijd een probleem: de luchtwegdruk loopt op. Keuskamp heeft geprobeerd dit probleem op te lossen door negatieve druk gedurende de uitademingfase te genereren. Hij modificeerde daartoe het T-stuk met een taps toelopend uitgangsdeel.
26
de anesthesioloog 3 • 2009
Zo ontstond een Venturi-effect en werd de gewenste negatieve druk gedurende de uitademingfase opgebouwd. Een tweewegkraan in het inlaatstuk moest de opgebouwde negatieve druk reguleren. De negatieve druk kon handmatig, elektrisch en met behulp van een pulsgenerator (via sluiting van een elektromagnetische klep) worden opgewekt. Delen van het prototype van de “AIV” (Figuur) werden aangeschaft op de vlooienmarkt op het Waterlooplein in Amsterdam. Met de ontwikkeling van deze beademingstechniek konden teugvolumina variërend van 3 tot 150 ml met een frequentie van 20 tot 60 ademteugen/min veilig worden toegediend. a anpassingen aan de aMsteRdaM infant ventilatoR dooR andeRen In 1974 wilden Vidyasagar et al. één beademingsmachine gebruiken voor zowel intermitterende positieve druk beademing (IPPV) als continue positieve druk beademing (CPPV) voor de behandeling van neonaten met het respiratoire distress syndroom (IRDS). Het onder-
AIV Hoekloos MK2
AIV proto Bovenaanzicht
zoeksteam plaatste hiertoe een regelschroef in het uitademingdeel van het T-stuk. Bij gebruik van een verse gasstroom van 5 l/min kon zo een positieve eind-expiratoire druk (PEEP) van 10 tot 15 cmH2O worden opgebouwd. In 1974 werd ook beschreven dat infecties door bacteriële contaminatie van beademingsmachines voor kinderen en/of contaminatie met schimmels de duur van kunstmatige beademing kon verlengen, en dus diende te worden voorkomen. In de AIV werd een warm en bevochtigd gasmengsel aangevoerd via het gasinlaatdeel. Om sterilisatie van de AIV mogelijk te maken, moesten daarom het gasinstroomdeel, de positieve en negatieve drukkleppen en de gasuitlaatdelen naar de buitenkant van de beademingsmachine worden gebracht. Srikasibhandha et al. brachten deze onderdelen samen in een perspex blok die zij aan de voorzijde en buitenkant van de ventilator plaatsten. Ditzelfde team deed in 1976 opnieuw aanpassingen aan de AIV, toen ze een hoorbaar alarmeringssysteem tegen lekkage aanbrachten. Zij plaatsten hiertoe een fotoelektrische sensor op de 8 cmH2O-beademingsdrukmarkering. Onopgemerkte disconnecties en grote lekkages van de ventilator konden zo worden voorkomen. Deze aanpassingen leidden tot de commerciële introductie van de AIV-Mark 2 (Loos & Co.’s Fabrieken BV, Amsterdam).
klinische toepassing van de aMsteRdaM infant ventilatoR Vanaf 1967 werd de AIV gebruikt op de afdeling Neonatologie van het Wilhelmina Gasthuis te Amsterdam om kinderen met IRDS kunstmatig te beademen. Gemeten over een periode van vijf jaar bleek retrospectief dat 30% (19 van 63) van deze kinderen de kunstmatige beademingsperiode hadden overleeft. Na vergelijking van dit resultaat met resultaten van andere klinieken concludeerde het Amsterdamse team dat de AIV voor de behandeling van IRDS een geschikte beademingsmachine was. In 1971 beschreven Mattila en Suutarinen hun ervaring met het kunstmatig beademen van 80 kinderen jonger dan anderhalf jaar, met een variatie in lichaamsgewicht van 1170 tot 5600 gram, met diverse aandoeningen, waarvoor de totale beademingsduur 8400 uur bedroeg. Bij vier kinderen (5%) was het nodig de AIV te vervangen door een Engströmventilator wegens (niet nader omschreven) problemen met de gecontroleerde kunstmatige beademing. Anderzijds konden enkele patiënten met de AIV wel succesvol worden geventileerd, daar waar een drukgestuurde machine had gefaald. De auteurs concludeerden dat zij met betrekking tot de veiligheid, het gebruiksgemak en de beademingsresultaten tevreden waren over de AIV . Zij stelden echter wel een verbetering voor ten aanzien van de bevochtiging van het toegediende gasmengsel en pleitten voor de mogelijkheid van volledig spontane ademhaling gedurende de gehele ademhalingscyclus. Urban en Weitzner hebben de AIV in het laboratorium eerst op honden getest, waarbij ze de compliantie en de luchtwegweerstand varieerden. Vanwege de uitmuntende resultaten van de AIV bij gebruik in het laboratorium pleitten zij voor klinische toepassing van deze machine. Hierna gebruikten ze de AIV voor kunstmatige beademing gedurende een periode van vijf jaar voor alle thoraco-cardiale ingrepen bij kinderen onder de vijf jaar. Ze concludeerden dat de AIV een betrouwbare en goede constant-volume beademingsmachine voor kinderen was, die gebruikt kon worden in het laboratorium, in de operatiekamer en op de verkoeverkamer. Glover en Wilson rapporteerden in 1977 dat zij prematuur geboren kinderen met gebruik van de AIV in een normaal zuur-base evenwicht konden brengen en konden ontwennen van de
de anesthesioloog 3 • 2009
27
ventilator, wat leidde tot een volledig herstel. Publicaties tussen 1997 en 2002 laten zien dat de AIV nog steeds in gebruik is voor de initiele kunstmatige beademing van de allerkleinste kinderen en voor de mechanische ventilatie van verschillende diersoorten tijdens diverse laboratoriumexperimenten. Professor Keuskamp heeft met de ontwikkeling van de AIV voor de kunstmatige beademing van de allerkleinste en meest kwetsbare patiënten dus een zeer waardevolle bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de moderne anesthesiologie. Referenties zijn op aanvraag verkrijgbaar.
modificatie van T stuk
vacatuRe Geachte collegae, Een aantal van de huidige leden moet reglementair de Commissie Juridische Zaken verlaten. Daarom zoekt de Commissie nieuwe leden - Anesthesiologen / jurist - en juridisch geïnteresseerde collegae De Commissie vergadert zes maal per jaar en bespreekt: - de betekenis van nieuwe regelgeving voor de anesthesiologische praktijk - vragen van collegae - jurisprudentie die van belang is voor onze werkwijze als anesthesioloog - verzoeken om advies van het Bestuur of een van de andere commissies van de Vereniging - adviezen vanuit de Commissie aan het Bestuur, naar aanleiding van gesignaleerde nieuwe ontwikkelingen Enige onderwerpen die afgelopen tijd aan de orde zijn geweest: - de positie van de anesthesiemedewerker - de toekomstige positie van physician assistant en andere (nieuwe) functionarissen - de verantwoordelijkheidsverdeling tussen anesthesioloog en chirurg in het perioperatief traject - de leidraad voor het geven van een deskundigen-advies - nieuwe jurisprudentie De afgelopen jaren heeft de Commissie tijdens de Anesthesiologendagen in Maastricht een sessie georganiseerd, en heeft zij regelmatig van zich laten horen in ‘De Anesthesioloog’ Hopelijk mogen we een groot aantal reacties ontvangen, graag per e-mail:
[email protected]. Namens de Commissie Dirk van Diejen, voorzitter
28
de anesthesioloog 3 • 2009
Anesthesiologendagen 2009 in beeld
Professor Vermeulen-Cranch lezing door prof.dr. Erik Korsten pRijs vooR het beste aRtikel in het ntva Mw. A.M. Morariu, Leids Universitair Medisch Centrum Titel: Take-home messages from 2007 / 2008 pRijs
nva-abbott aWaRd
vooR de beste Wetenschappelijke
vooRdRacht
2009
Dr. H.D. de Boer, Martini Ziekenhuis Groningen Titel: Sugammadex, a new reversal agent for rocuronium-induced neuromuscular block; A step forward in improving patient’s safety Young investigatoR gRant Mw. M. van der Horst, VU Medisch Centrum, Amsterdam Titel: Preoperative warming reduces the incidence of hypothermia in total hip-and knee replacement surgery under spinal anesthesia pRijs
vooR de beste Wetenschappelijke
2008 Mw. M.E. Veldhuizen, UMC Utrecht Titel: Tetanus bij een niet-gevaccineerd vierjarig jongetje vooRdRacht in
E. Mik, Erasmus MC Projecttitel: A fresh look at tissue oxygenation in the perioperative setting: a novel platform technology
de anesthesioloog 3 • 2009
29
W prof.dr. Jack van Kleef en dr. Anneke Meursing zojuist benoemd tot erelid. (De Laudiatio’s vindt u op de website)
Anesthesiologendagen 2010 20 en 21 mei
“Alle Jahre wieder” de NVA fietstocht Stephanie Stegemann Het was weer zo ver: het hoofd nog vol van de laatste praatjes en vooral wat zwaar van de uitbundige gezelligheid van de afgelopen anesthesiologendagen 2009 stapte ik de zaterdag hierna op mijn racefiets om voor een sportieve afsluiting het Limburgse heuvelland te beklimmen. Dit jaar waren we met elf enthousiasten - anesthesiologen en arts assistenten (het laatste groepje wordt helaas steeds minder). Negen gemotiveerden op hun fietsen en twee prima begeleiders die ons met professionele steun verzorgden. Een door Jos Janssen perfect uitgestippelde route, we moesten alleen de auto volgen en kregen er als beloning de prachtigste straatjes, hoekjes en heuveltjes van Limburg onder ons wielen... en toch lukte het enkele eigenwijzen om even een andere route te proberen. Verder konden we van een deskundige reparatieservice
30
de anesthesioloog 3 • 2009
en veel mentale aanmoediging door onze begeleiders profiteren. Bart van Wijck had dit jaar zelf de grootste inspanning geleverd bij de bestelling van mooi weer en het was hem zodanig gelukt dat we zelf voor de traditionele pauze met taart, vlaai en koffie niet wilden stoppen. Zo gingen we bij een heerlijk zonnetje maar door en bereikten naar een pittig rondje van 80 km weer het vertrekpunt aan de Polfermolen in Valkenburg. De drie dames van het team haalden alle bergpunten, de mannen wonnen het truitje van de meest strijdlustigen. Alleen de sectie pijnbestrijding had wat vroeger afgehaakt en werd nooit meer gezien.... Bedankt aan allen voor dit leuke initiatief en hopelijk tot wederzien in 2010! Breng goeie benen mee!
Wat verder ter Wat verder ter tafel komt pRoMoties nva
leden
9 september 2009 Michiel Vaneker, Radboud Universiteit Nijmegen Ventilator Induced Lung Injury pathophysiology of mechanotransduction and therapeutic strategies 24 juni 2009 Eveline van Dorp, Universiteit Leiden Naloxone: actions of an antagonist
even
vooRstellen
Graag stellen wij Martine (33) aan u voor. Nu Patricia Liem taken vervuldt die passen bij de functie van een directeur is behoefte ontstaan aan een rechterhand die haar kan ondersteunen. Martine werkte hiervoor bij Uitenbroek Van Bergen & partners. Dit is een Executive Search bureau voor met name functies in de zorg. Zij was daar de rechterhand van een van de directeuren. ‘Ik was haar geheugen’ zoals Martine zelf zegt.
oveRleden Mei 2009 M.A. Wicks op 71-jarige leeftijd. Bij leven werkzaam in het Sint Jansdal te Harderwijk Augustus 2009 Dr. P.E. Knüpfer op 47-jarige leeftijd. Bij leven werkzaam in het Westfries Gasthuis te Hoorn September 2009 Dr. W. Huelsebus op 50-jarige leeftijd. Bij leven werkzaam in het Röpcke Zweers Ziekenhuis Hardenberg 15 Augustus 2009 Prof. Dr. Dieter Langrehr op 79 jarige leeftijd. Bij leven werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Groningen.
Martine is een secretaresse pur sang: ze werkt graag in één op één relatie. Martine: “het is leuk als je merkt dat je op elkaar ingespeeld raakt en dat je iemand werk uit handen kunt nemen”.
Martine is vier dagen van de week aanwezig op het bureau. Woensdag is haar vrije dag en dan heeft ze haar handen vol aan Pepijn (3) en Niels (1). Als zij echt wilt ontspannen dan doet ze dat graag met samen met haar gezin onder de Griekse zon.
de anesthesioloog 3 • 2009
31
NVA kalender NVA kalender
2009
De volledige congreskalender en meer informatie over de hieronder genoemde congressen en bijeenkomsten vindt u op de NVA-website www.anesthesiologie.nl.
Extra NVA ledenvergadering DBC
Utrecht
1-4 november
Cursusweek (B-,C- en D-cursus)
Doorwerth
6 en 7 november
Sectie Cardio Anesthesiologie Symposium
De Lutte
6 november
Sectie Pijnbestrijding, 9e Onderwijsprogramma
Utrecht
17 november
Sectie Pijnbestrijding, najaarsledenvergadering
30 november
NVA Najaarsledenvergadering
Utrecht
2 december
Sectie Intensive Care, najaarsledenvergadering
Utrecht
3 december
A en C examen
Utrecht
10 december
D examen
Utrecht
12 december
11e congres De anesthesioloog als pijnbestrijder VAVP NVA
Antwerpen
2010
4 november
32
12 maart
Nancho-V
19 maart
Sectie Obstetrische Anesthesie, Refresher Course
Utrecht
9 april
OW programma Sectie Pijnbestrijding
Dordrecht
26 november
OW programma Sectie Pijnbestrijding
Veldhoven
27 november
Congres De anesthesioloog als pijnbestrijder VAVP NVA
Veldhoven
de anesthesioloog 3 • 2009