e-THEMANUMMER HUISARTS & ONDERZOEK KORT VERSLAG
Astma: van guideline naar praktijkrichtlijn Verbetert een astmamodule in het EMD het beleid? E. Raats, E. Vanobbergen, L. Fivez, S. Coenen samenvatting Astma is een frequent voorkomende pathologie. Ondanks nieuwe richtlijnen is de symptoomcontrole voor heel wat astmapatiënten niet optimaal. In onze groepspraktijk in Hoboken was het nieuwe astmabeleid nog niet onder de loep genomen. Met dit kwaliteitsverbeterend praktijkproject wilden we nagaan of het ontwikkelen van een praktijkrichtlijn binnen een groepspraktijk en een elektronische astmamodule binnen het elektronisch medisch dossier (EMD) het beleid bij astmapatiënten kon verbeteren. We wilden daarbij nagaan of we aanbevelingen konden formuleren om vanuit de bestaande richtlijnen tot een haalbare praktijkrichtlijn te komen. Het astmabeleid van de groepspraktijk blijkt door dit project duidelijk verbeterd en verloopt nu volgens de nieuwste richtlijnen. Na de publicatie van een nieuwe guideline lijkt het een moeilijke opgave deze te implementeren in de praktijk. De algemene richtlijnen moeten naar een praktijkrichtlijn worden omgevormd en vooral de implementatie hiervan is een heel proces van gedragsverandering. Een elektronische module binnen het gekende EMD lijkt een nuttig en effectief hulpmiddel hiervoor te zijn. E. Raats was ten tijde van het onderzoek haio bij Geneeskunde voor het Volk te Hoboken en is momenteel huisarts in Mortsel; E. Vanobbergen is huisarts bij Geneeskunde voor het Volk in Hoboken; L. Fivez is afgestudeerd haio bij Geneeskunde voor het Volk te Hoboken en is momenteel huisarts in Borgerhout; S. Coenen is verbonden aan de vakgroep Eerstelijns- en Interdisciplinaire Zorg en het Vaccin & Infectieziekten Instituut (VAXINFECTIO), Universiteit Antwerpen, en is hoofdredacteur Huisarts Nu. Correspondentie:
[email protected] Belangenvermenging: niets aangegeven Raats E, Vanobbergen E, Fivez L, Coenen S. Astma: van guideline naar praktijkrichtlijn. Verbetert een astmamodule in het EMD het beleid? Huisarts Nu 2011;40:
leidt tot een verbeterde zorg van de patiënt en een betere symptoomcontrole 2.
Situering en vraagstelling In onze groepspraktijk in Hoboken was het nieuwe astmabeleid nog niet onder de loep genomen. Na het verschijnen van de nieuwe GINA-richtlijnen (Global Initiative for Asthma) in 2006 groeide de nood aan een eenduidig en up-to-date beleid van obstructieve longziekten 3. Het bleek echter geen evidente stap om een richtlijn te integreren in de praktijk. Daarom wilden we in dit kwaliteitsverbeterend praktijkproject nagaan of het ontwikkelen van een praktijkrichtlijn binnen een groepspraktijk en een elektronische astmamodule binnen het elektronisch medisch dossier (EMD) het beleid bij astmapatiënten kon verbeteren. We wilden daarbij nagaan of we aanbevelingen konden formuleren om vanuit de bestaande richtlijnen naar een haalbare praktijkrichtlijn te komen.
Methode Literatuuronderzoek Het project bestond uit een literatuuronderzoek en een interventieonderzoek met een voor- en een nameting. Het doorliep twee kwaliteitscirkels: een kwantitatieve of objectieve cirkel en een kwalitatieve of subjectieve kwaliteitscirkel. In het najaar van 2007 werd een literatuuronderzoek uitgevoerd naar de huidige Europese astmarichtlijnen, met als doel de sleutelboodschappen te achterhalen die zeker in de praktijkrichtlijn verwerkt moesten worden. In het najaar van 2008 kwam een richtlijn van het Riziv uit over het beleid bij astma 4. Deze richtlijn werd met dezelfde kritische blik bekeken.
Inleiding
Interventieonderzoek
Astma is een frequent voorkomende pathologie: ongeveer 5 à 10% van de Belgen heeft ermee te kampen. Wanneer astmaklachten niet onder controle zijn, kan astma grote belemmeringen geven in het dagelijks functioneren en een aanval kan zelfs fataal zijn. Gelukkig bestaan er effectieve behandelingsmogelijkheden zodat men zonder problemen kan sporten en functioneren tijdens dagelijkse bezigheden. Wereldwijd onderzoek heeft echter aangetoond dat de symptoomcontrole voor heel wat astmapatiënten niet optimaal is. Verklaringen hiervoor zijn onder meer onvoldoende therapietrouw en verkeerd gebruik van inhalatietoestellen, maar ook het niet vertrouwd zijn van de arts met de nieuwste richtlijnen 1. Een correct gebruik van de astmarichtlijnen
Voormeting
De uitgangssituatie werd op twee manieren in kaart gebracht, enerzijds door te peilen naar de mening van de artsen over het astmabeleid (probleemanalyse) en anderzijds door het bestuderen van cijfermateriaal uit de dossiers (objectieve voormeting). In het najaar van 2007 werd bij de artsen van de groepspraktijk in Hoboken nagegaan wat hun mening was over het huidige astmabeleid, welke knelpunten en hindernissen ze ondervonden en wat hun motivatie was om een project rond astma te doen. Dit gebeurde via een mondelinge bevraging op verschillende praktijkvergaderingen en door het registreren van opmerkingen tijdens de objectieve voormeting.
Huisarts Nu mei 2011; 40(4)
e-THEMANUMMER HUISARTS & ONDERZOEK KORT VERSLAG
De objectieve voormeting verliep op twee verschillende manieren. Ten eerste een analyse via StatDPPRO, het statistische programma van het softwarepakket Medidoc (Corilus), om cijfermateriaal over de astmapopulatie en de notitie in het EMD te verkrijgen. Uit de populatie met de ICPC-code R96 van astma werd een steekproef van 65 personen gefilterd en bestudeerd. Ten tweede gebeurde een registratie door de negen artsen van de praktijk om na te gaan of de astmapatiënten met hun huidige beleid onder controle waren. Dit kon toen niet in het EMD worden opgezocht; de criteria volgens de GINA-richtlijn moesten aan de patiënten zelf bevraagd worden. De artsen registreerden hun tien eerstvolgende personen met astma tijdens een bepaalde periode, die de onderzoeksgroep bepaalden.
Het ontwikkelen van een praktijkrichtlijn en een elektronische astmamodule binnen het EMD werken kwaliteitsverbeterend. De praktijkrichtlijn is een handig hulpmiddel om een gemeenschappelijk beleid conform de huidige richtlijnen te introduceren. De elektronische astmamodule is een zinvol instrument dat enerzijds dienst doet als een leidraad voor de arts en anderzijds als het opvolginstrument om de evolutie van de pathologie overzichtelijk weer te geven. Een praktijkrichtlijn introduceren blijkt een intensief proces van gedragsverandering te zijn.
Het verbeterplan
Objectieve meting
De interventie bestond uit het opstellen van een praktijkrichtlijn en het ontwikkelen van een elektronische astmamodule binnen het bestaande EMD.
Astmapopulatie van de praktijk?
Nameting
De nameting bestond eveneens uit twee metingen. Een eerste was de procesevaluatie: via een evaluatieformulier werd aan de artsen van de praktijk enkele stellingen voorgelegd waarmee ze al dan niet akkoord konden gaan. Er was telkens de mogelijkheid om in vrije tekst een verduidelijking of opmerkingen te noteren. De objectieve nameting gebeurde in tegenstelling tot de voormeting enkel via het EMD. De patiënten bij wie het beleid gedurende de interventieperiode geëvalueerd werd, kregen een merkteken in hun EMD. Bij hen werd de astmamodule en het volledige EMD nagegaan. Procesanalyse
In de procesanalyse werden de stappen geregistreerd die werden genomen om tot een praktijkrichtlijn te komen en deze in de praktijk te implementeren. Op basis hiervan werden aanbevelingen geformuleerd.
Resultaten Probleemanalyse Wat vinden de artsen over hun astmabeleid?
Het merendeel van de artsen vermoedde dat hun beleid niet volgens die nieuwste GINA-richtlijn verliep 2. Ze vreesden ook dat er geen eenduidig beleid was tussen de verschillende artsen van de groepspraktijk. Noch voor de arts noch voor de patiënt bleek het evident te zijn om zich terug te vinden in de vele ‘puffers’. Zelfs het klasseren van de ‘puffers’ onder aanvalsmedicatie of onderhoudsmedicatie bleek moeilijk. De artsen ervaarden bovendien dat de kennis van de patiënten over hun aandoening ondermaats was en dat het medicatiegebruik niet altijd volgens hun voorschriften liep. Spirometrie hanteren in de huisartsenpraktijk zonder dat de kennis over de kliniek en het beleid optimaal is, leek voor de meesten tegenstrijdig.
Kernpunten
Huisarts Nu mei 2011; 40(4)
Er bleken 402 van de 4300 patiënten (10%) de ICPC-code R96 te hebben. Hieronder vallen ook personen die ooit als diagnose spastische bronchitis of bronchiale hyperreactiviteit hebben gekregen. Bij 207 van deze 402 patiënten (5%) stond ‘astma’ letterlijk in de diagnose. Niet elke astmapatiënt bleek astmagerelateerde medicatie te nemen en er namen meer patiënten astmagerelateerde medicatie dan dat er de diagnose astma of COPD in hun dossier hadden staan. Er bestaan mogelijk nog meer astmapatiënten die nog geen duidelijke diagnose hebben gekregen. Registratie in het EMD?
In grote lijnen stond de diagnose al volgens de gemaakte afspraken in het EMD. Er werden wel vaak verschillende benamingen gebruikt voor de pathologie astma. Indien de diagnose niet helemaal correct stond genoteerd, betrof het meestal mensen die weinig klachten hadden of bij wie astma niet langer een actueel probleem was. De medicatielijst was niet steeds ‘opgekuist’, zodat er bepaalde medicamenten bij de chronische medicatie stonden die niet meer genomen werden. De dosissen stonden er niet steeds bij en nog moeilijker was na te gaan wanneer iets aan de medicatie was gewijzigd. Het was een zoektocht om na te gaan of er al een spirometrie gebeurd was en wat de resultaten daarvan waren. De controlestatus was niet na te gaan met de gegevens uit het EMD. Astmaklachten onder controle?
Opvallend was dat 46% ongecontroleerd was met het huidige beleid en slechts 29% volledig gecontroleerd was. Dit resultaat kan gedeeltelijk verklaard worden door de kennis van de arts, maar de kennis van de patiënt over zijn pathologie kan ook een belangrijke rol spelen. Een studie suggereert dat astmapatiënten symptomen als onvermijdelijke gevolgen van hun ziekte aanvaarden en hun klachten als ‘onder controle’ beschouwen 1. Het blijkt dus noodzakelijk om telkens de controlestatus te bevragen volgens de vaste criteria en niet volgens de perceptie van de patiënt alleen.
e-THEMANUMMER HUISARTS & ONDERZOEK KORT VERSLAG
Medicatie conform de richtlijnen?
De controlestatus en de evolutie van de klachten waren niet na te gaan in het EMD. Daardoor was het moeilijk te bepalen of er al dan niet werd voorgeschreven volgens de huidige richtlijnen. Vele patiënten bleken enkel op aanvalsmedicatie te staan en waren hiermee meestal onvoldoende onder controle. Als onderhoudsmedicatie werd opvallend veel voor een combinatietherapie (symphathicomimeticum + corticosteroïd) gekozen, wat zeker niet de eerste stap is binnen het beleid.
Verbeterplan Praktijkrichtlijn
Een praktijkrichtlijn werd opgesteld. Deze bestond enerzijds uit een theoretisch luik (diagnosestelling, behandelingsdoelen, niet-medicamenteuze en medicamenteus beleid, opvolging en controleafspraken, beleid bij exacerbaties) en anderzijds uit een praktisch luik (handleiding astmamodule van het EMD, afspraken hoe en waar noteren in EMD).
De astmamodule vond men een handig kattebelletje om snel de noodzakelijke puntjes na te vragen en niets te vergeten. Sommigen vermeldden dat hun beleid al sterk verbeterd was, maar dat de routine nog moest komen. Anderen schreven dat de drempel lager was om een uitgeschreven praktijkrichtlijn te raadplegen dan telkens de literatuur. Een beleid in groep veranderen gaf blijkbaar ook een extra motivatie. Er kwam bovendien duidelijk naar voor dat het project nog niet afgelopen was en dat het beleid blijvend geëvalueerd en bijgeschaafd moest worden. Een opmerking was dat een aantal puntjes in de praktijkrichtlijn verschillend geïnterpreteerd konden worden en dat de richtlijn op bepaalde gebieden concreter kon. Worden de gegevens beter geregistreerd?
Er werd een ‘astmamodule’ ontwikkeld met specifieke aandachtspunten voor de medicamenteuze behandeling, waardoor de noodzakelijke gegevens om het astmabeleid correct op te volgen overzichtelijk in het EMD genoteerd kunnen worden (figuur 1). De chronologie van de verschillende parameters wordt bijgehouden en kan gemakkelijk worden opgeroepen. Het verbeteringsproces ging van start in oktober 2008. Bij elke astmapatiënt die op consultatie kwam, diende het astmabeleid geëvalueerd en indien nodig aangepast te worden, gebruikmakend van de nieuwe astmamodule. Elk dossier waarbij de arts over het astmabeleid had nagedacht, werd gemerkt.
Bij het uitvoeren van de registratie viel meteen op dat een grote verbetering was doorgevoerd. Bij de voormeting was het een tijdrovende opdracht om alle astmagerelateerde gegevens uit de dossiers te halen. Bij de nameting kon men in één oogopslag op het EMD alle noodzakelijke informatie verkrijgen. Over het algemeen was de eenduidigheid van registreren door het project verbeterd en zijn er nu concrete afspraken die iedereen probeert na te leven. De medicatie stond bij de bijgewerkte dossiers eenduidig en up-to-date in het EMD; aanpassingen aan de medicatie vielen direct op. Ook was meteen duidelijk of een spirometrie al werd uitgevoerd of nog gepland moest worden. Na het verbeteringsproces was één blik op het dossier ook voldoende of de patiënt gecontroleerd was volgens het huidige astmabeleid. De volgende astmagerelateerde factoren staan nu gestandaardiseerd en overzichtelijk in het EMD: tabakgebruik, allergieën en status van griepvaccinatie.
Nameting
Wordt de patiënt voldoende
Wat vinden de artsen van de ‘astmamodule’?
gecontroleerd?
Tabel 1 geeft weer hoeveel artsen akkoord gingen met een bepaalde stelling. De interventie met de astmamodule liep toen gedurende ruim vijf maanden. Naast de respons op de stellingen in tabel 1 gaven de artsen ook aan terug mee te zijn met de nieuwe richtlijnen.
Het was bij de nameting vaak de eerste keer dat de astmapatiënt geëvalueerd werd. De controlestatus bij de nameting geeft dus deels het beleid van voor de interventie weer. Welk beleid de arts uitvoert na de vaststelling van de controlestatus, is daarom belangrijker.
Astmamodule
Figuur 1: De astmamodule in het EMD.
Tabel 1: Aantal artsen dat akkoord gaat met bepaalde stellingen (n= 10 artsen).
Het astmabeleid van de praktijk is verbeterd.
9
Het eigen astmabeleid is verbeterd.
10
De nieuwe astmarichtlijn beheers ik nu voldoende. De praktijkrichtlijn is een nuttig document.
5 10
De astmamodule in het EMD is een handig hulpmiddel.
8
Al voordeel gehad van het gebruik van de astmamodule door andere arts.
6
Ik wil in de toekomst mijn astmabeleid verder verbeteren.
10
Astmagevoeligheid gecreëerd.
10
Huisarts Nu mei 2011; 40(4)
e-THEMANUMMER HUISARTS & ONDERZOEK KORT VERSLAG
Past de huisarts zijn astmabeleid aan?
Een ideaal beleid wordt gekenmerkt doordat de medicatie wordt aangepast aan de controlestatus van de patiënt (het step-up/ step-down-principe). Meestal werd het juiste stappenplan gevolgd en dit was het prioritaire doel van het project.
Procesanalyse Er werd gekozen voor een mix van passieve informatieoverdracht en regelmatige feedback zowel in groep als individueel. De betrokkenheid van alle artsen werd verzekerd bij elke fase van het proces. De continue aanpassingen van de praktijkrichtlijn en de astmamodule maakten het proces boeiend en dynamisch. De theorie over astma en de astmamodule onder de knie krijgen bleken niet zo vanzelfsprekend te zijn en duurden langer dan verwacht. De speciale tools en snufjes van computerprogramma’s lijken mooi en leuk, maar niet iedereen keek hier vol nieuwsgierigheid en verwachting naar uit. Er werden enkele aanbevelingen geformuleerd (tabel 2).
Bespreking De astmamodule: een zinvol instrument Het ontwikkelen van een praktijkrichtlijn en een elektronische astmamodule binnen het EMD werken kwaliteitsverbeterend. De praktijkrichtlijn is een handig hulpmiddel om een gemeenschappelijk beleid conform de huidige richtlijnen te introduceren en een leidraad te hebben doorheen het verbeteringsproces. In onze praktijk beschouwt men de astmamodule als een zinvol instrument. Enerzijds is het een checklist zodat bij het opstellen van het beleid niets wordt vergeten door de arts, anderzijds is het hét opvolginstrument voor astmapatiënten: alle gegevens staan mooi bij elkaar, de notitie door alle artsen van de groepspraktijk is uniform, het is overzichtelijk en de evolutie kan gemakkelijk nagegaan worden. De tevredenheid bij de artsen was groot en men was van mening dat men het astmabeleid nu beter onder de knie had. Toch bleek de stap van guideline naar praktijkrichtlijn niet vanzelfsprekend te zijn. Een praktijkrichtlijn introduceren is een intensief proces van gedragsverandering. Het vergt veel tijd en heel de praktijk dient betrokken te worden bij elke stap van het veranderingsproces. Sterke en zwakke punten Er kan een kleine fout zitten op de bepaling van de astmapopulatie bij de voor- en de nameting, enerzijds door een beperking van StatDPPRO in verband met selectiecriteria en anderzijds doordat niet elk dossier gemerkt werd tijdens de interventie door de artsen. De verschilpunten tussen de vele guidelines zorgden bij het aanleren van de theorie vaak voor verwarring, zeker toen het Riziv op 1 november 2008 op te proppen kwam met een richtlijn die weer op een aantal punten afweek van de praktijkrichtlijn 4. Het belang van het onderwerp werd echter eens zo actueel. Dit gaf een extra stimulans om verder te werken.
Huisarts Nu mei 2011; 40(4)
Tabel 2: Aanbevelingen voor elk verbeteringsproces.
Geen soloproject. Betrek iedereen van de praktijk bij elke fase van het proces en werk eventueel met kleinere werkgroepjes. Democratisch tijdschema. Stel de planning op in overleg met de praktijk. Wat de onderzoeksleider haalbaar acht, is niet voor iedereen haalbaar. Het moet passen in de gang van zaken van de praktijk en de agenda van iedere arts. Discussieforum. Sta gedurende heel het proces open voor opmerkingen, suggesties en verbeteringen, zo is continue aanpassing en bijsturing mogelijk. Continue aanpassing. Houd je niet vast aan het eerste ontwerp. Een ontwerp is een basis en een werkinstrument dat continu aangepast moet worden aan de noden en verlangens van de artsen van de praktijk. Feedback. Organiseer op regelmatige tijdstippen een evaluatieen feedbackvergadering. Dit is een ideaal moment om de stand van zaken weer te geven en zo houd je iedereen betrokken bij het project.
Bovendien werd gedurende het implementatieproces de praktijkrichtlijn regelmatig bijgewerkt aan nieuwe besluiten van de praktijk. Dit leidde ertoe dat bepaalde aspecten van de astmamodule niet telkens volledig of volgens de nieuwste afspraken werden ingevuld. Er werd geen statistiek toegepast om te bepalen of de interventie een verandering had teweeggebracht in het kleine aantal patiënten dat zowel in de voor- als in de nameting consulteerde. De nameting gebeurde slechts vijf maanden na de start van de interventie. Daarom werden de resultaten enkel beschrijvend weergegeven. Een sterk punt aan dit onderzoek was dat er ook kwalitatieve gegevens waren en de mening van de artsen duidelijk werd bevraagd. De verschillende fasen van de kwaliteitscirkel werden bovendien volledig doorlopen.
Suggesties voor de toekomst Dit project was de aanzet tot een kwalitatieve verbetering van het astmabeleid in de groepspraktijk en opende deuren naar andere projecten binnen de astmaproblematiek. Het beleid van de arts bijsturen is één aandachtspunt; het peilen naar de kennis van de patiënt over zijn chronische pathologie is een ander belangrijk punt voor een optimaal beleid. Een project over het controleren en bevorderen van de therapietrouw van de patiënt werd opgenomen door L. Fivez, de volgende haio in de praktijk, en werd reeds met succes afgerond 5.
Besluit Na de publicatie van een nieuwe guideline lijkt het een moeilijk opgave deze te implementeren in de praktijk. De algemene richtlijnen moeten naar een praktijkrichtlijn worden omgevormd en vooral de implementatie hiervan is een heel proces van gedragsverandering met vallen en opstaan, mopperen en motiveren.
e-THEMANUMMER HUISARTS & ONDERZOEK KORT VERSLAG
Een elektronische module binnen het gekende EMD lijkt een nuttig en effectief hulpmiddel hiervoor te zijn. Na dit geslaagd proces steeg de motivatie sterk en dit verbeterplan groeide uit tot een echt astmaproject binnen de praktijk. Het wordt nog steeds bijgewerkt en up-to-date gehouden. Literatuur 1 Rabe KF, Adachi M, Lai CK, et al. Worldwide severity and control of asthma in children and adults. The global Asthma Insights and Reality surveys. J Allergy Clin Immunol 2004;114:40-47.
2
Feder G, Griffiths C, Highton C, et al. Do clinical guidelines introduced with practice based education improve care of asthmatic and diabetic patients? A randomised controlled trial in general practice in east London. BMJ 1995;311:1473–1478. 3 Global Initiative for Asthma (GINA). Global strategy for asthma management and prevention. NHLBI/WHO Workshop Report 2006. www.ginasthma.com (laatst geraadpleegd 21 maart 2010) 4 Astma en COPD, aanbevelingen en lijsten geneesmiddelen. RIZIV 2008. www.riziv.fgov.be/drug/nl/drugs/groups/asthma_bpco_copd/pdf/ prospectus.pdf (laatst geraadpleegd 21 maart 2010) 5 Fivez L, Vanobbergen E, Coenen S, Raats E. Therapie(on)trouw bij astma patiënten: is er verbetering mogelijk? Huisarts Nu 2011;40:xxx-xxx.
Therapie(on)trouw bij astmapatiënten Is verbetering mogelijk? L. Fivez, E. Vanobbergen, E. Raats, S. Coenen samenvatting Astma is een chronische ziekte waarvan de prevalentie de laatste jaren sterk toeneemt. Zoals bij veel chronische aandoeningen is ook de therapietrouw van patiënten met astma erg slecht. In dit praktijkproject werd de bestaande praktijkrichtlijn verder uitgewerkt en de elektronische module in het EMD uitgebreid zodat de artsen de therapietrouw (het gebruik van de onderhoudsmedicatie en de inhalatietechniek) hierin ook kunnen registreren. Ook werden een folder en een zelfmanagementplan ontworpen die de artsen kunnen meegeven aan hun patiënten. Uit de resultaten blijkt dat het systematisch controleren van de therapietrouw, gevolgd door gerichte educatie en zo mogelijk begeleid zelfmanagement, een goede en haalbare methode is om de therapietrouw van astmapatiënten in de eerste lijn te verbeteren. L. Fivez is afgestudeerd haio bij Geneeskunde voor het Volk te Hoboken en is momenteel huisarts in Borgerhout; E. Vanobbergen is huisarts bij Geneeskunde voor het Volk in Hoboken; E. Raats was ten tijde van het onderzoek haio bij Geneeskunde voor het Volk te Hoboken en is momenteel huisarts in Mortsel; S. Coenen is verbonden aan de vakgroep Eerstelijns- en Interdisciplinaire Zorg en het Vaccin & Infectieziekten Instituut (VAXINFECTIO), Universiteit Antwerpen, en is hoofdredacteur Huisarts Nu. Correspondentie:
[email protected] Belangenvermenging: niets aangegeven Fivez L, Vanobbergen E, Raats E, Coenen S. Therapie(on)trouw bij astmapatiënten. Is verbetering mogelijk? Huisarts Nu 2011;40:
Inleiding Astma is wereldwijd één van de meest voorkomende chronische aandoeningen. Men schat dat ongeveer 300 miljoen mensen lijden aan astma; bovendien is de prevalentie de laatste jaren sterk toegenomen, vooral bij kinderen. Deze ziekte is niet zo onschuldig en kan zelfs dodelijk zijn 1. Gelukkig bestaat er medicatie waarmee deze ziekte bij de meeste patiënten goed onder controle gehouden kan worden. In theorie dan toch, want onderzoek heeft aangetoond dat meer dan de helft van de astmapatiënten de medicatie niet correct neemt 1. Dit heeft dramatische gevolgen; er zijn duidelijke aanwijzingen dat
therapie-ontrouw bij astmapatiënten tot toegenomen morbiditeit en mortaliteit leidt 2. Therapietrouw is een heel complex gegeven en de aanpak hiervan vormt een grote uitdaging voor het medisch personeel. Inzicht in de fouten die de patiënt maakt en de redenen waarom, zijn onontbeerlijk om de therapietrouw te kunnen verbeteren 3.
Situering en vraagstelling In de groepspraktijk van Geneeskunde voor het Volk in Hoboken werkte E. Raats tijdens haar haio-opleiding een praktijkrichtlijn uit over astma 4 (zie blz. ). Deze was gebaseerd op de nieuwste richtlijnen van GINA 1, NHG 5, Domus Medica 6 en het Riziv 7. Hierbij hoorde ook een handige module in het elektronisch medisch dossier (Medidoc), waarmee de astmaconsultatie van de artsen ondersteund werd. Dit project zorgde voor een enorme kwaliteitsverbetering in de groepspraktijk, maar anderhalf jaar was te kort om alle aspecten van het astmabeleid even uitgebreid aan bod te laten komen. Eén van de aanbevelingen was dan ook om het controleren en bevorderen van de therapietrouw verder uit te werken in de toekomst. Met dit kwaliteitsverbeterend project wilden we daarom de arts helpen om de therapietrouw van zijn astmapatiënten beter te controleren. Door rekening te houden met het voorschrijfbeleid op het gebied van medicatie, de educatie en de opvolging, wilden we niet alleen de therapietrouw van de patiënten verbeteren, maar ook het beleid.
Methode Het project bestond uit een literatuuronderzoek en een interventieonderzoek.
Literatuuronderzoek De Morisky-vragenlijst
Het uitgebreide en systematische literatuuronderzoek zocht naar een valide methode om de therapietrouw te meten. Therapie-ontrouw is een heel complex fenomeen; er bestaat ook geen gouden standaard om dit te kunnen meten 8. De bevra-
Huisarts Nu mei 2011; 40(4)