“Zorg verbetert……” het leefklimaat in Noord-Holland Ondersteunend beleid voor de Stimuleringsregeling Wonen, Welzijn, Zorg
Provincie Noord-Holland Haarlem Augustus 2004
INHOUDSOPGAVE
Samenvatting en conclusies
1 1.1 1.2 1.3
Achtergronden Inleiding Kader Leeswijzer
2.
Wijksteunpunten 2.1 Inleiding 2.2 Terugblik 2.1.1 Wijksteunpunten als compensatie voor reductie verzorgingsplaatsen (19972000) 2.1.2 Wijksteunpunten Plus (2001-2004) 2.3 Ambities voor de toekomst
3.
Kleinschalig wonen mensen met dementie 3.1 Inleiding 3.2 Achtergronden 3.3 Terugblik 3.4 Ambities voor de toekomst
4.
Mantelzorg 4.1 Inleiding 4.2 Achtergronden 4.3 Terugblik 4.4 Ambities voor de toekomst
5.
Financiën
Bijlagen 1 2 3 4
Gerealiseerde wijksteunpunten uit “Plan Verzorging en Verpleging 1997-2000” Overzicht wijksteunpunten-“Plus” Stand van zalen wijksteunpunten-“Plus` per april 2004 Behoefte aan kleinschalige woonvoorzieningen
SAMENVATTING EN CONCLUSIES Stimuleringsprogramma Wonen Welzijn Zorg (WWZ) Met het Stimuleringsprogramma Wonen Welzijn Zorg (WWZ) wil de provincie in de Noord-Hollandse gemeenten en waar nodig regionaal een bijdrage leveren aan een beter leefklimaat in Noord-Holland, door te investeren in sociale infrastructuur. Het Stimuleringsprogramma WWZ kent drie programmalijnen. Lijn 1: Doel: Realisatie van 5 meerjarige voorbeeldprojecten (Deelverordening WWZ). Lijn 2: Doel: Lokaal maatwerk. Samenhangende en gestapelde inzet van de Deelverordeningen ISV, Wonen Plus, Wijksteunpunten, Mantelzorg, Kleinschalige Woonvormen en het Sociaal Beleidskader in gemeenten in Noord-Holland. Lijn 3: Doel: Interne afstemming van het beleid en van de uitvoering op de beleidsterreinen wonen, welzijn en zorg. De nota “Zorg verbetert ……” richt zich op de concrete uitvoering van programmalijn 2, in het bijzonder op de thema's wijksteunpunten, kleinschalig wonen en mantelzorg, die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan vermaatschappelijking van de zorg. Concreet gaat het in de nota dan ook om onze ambities rondom deze thema’s. Aan dit beleid verbinden wij tenminste de navolgende uitgangspunten: 1. De provinciale rol is adviseren en ondersteunen van gemeenten en andere instellingen en organisaties over het WWZ-beleid en stimuleren en faciliteren van vernieuwing, onder andere via overdragen van kennis en geven van subsidie. 2. Het beleid moet passen binnen het Stimuleringsprogramma WWZ dat gekoppeld is aan het ISV-programma (lSV-2). 3. Om integrale uitvoeringsprogramma’s op lokaal niveau mogelijk te maken, dienen de Deelverordeningen op elkaar aan te sluiten en in samenhang gepresenteerd te worden. 4. Voortbouwend op het Collegeprogramma sturen wij aan op het bereiken van zichtbare en meetbare resultaten.
Wijksteunpunten-“Breed” Al vanaf 1985 heeft provincie Noord-Holland in het kader van haar taken in de ouderenzorg beleid ontwikkeld en uitgevoerd op het terrein van wijksteunpunten. Via de eerste provinciale regeling: “Wijksteunpunten voor ouderen in Noord-Holland” d.d. 9 maart 1998, zijn 21 wijksteunpunten als compensatie voor reductie van verzorgingsplaatsen gerealiseerd. In 2001 werd een begin gemaakt met fase 2. Het wijksteunpuntenbeleid kreeg een extra dimensie: “Wijksteunpunten Plus” waarbij “plus” stond voor uitbreiding van de doelgroep ouderen met mensen met vergelijkbare beperkingen èn het wijkverbonden karakter van wijksteunpunten. In dit kader worden 10, mogelijk 11 “wijksteunpunten plus” gerealiseerd. De bestaande Deelverordening loopt per 31 december 2004 af. Onze ambities voor de jaren 2005-2015 zijn: 1. Co-investeren in Wijksteunpunten-“Breed”, te realiseren in gemeenten in Noord-Holland in de periode 2005 – 2015, als onderdeel van een samenhangende infrastructuur voor wonen, welzijn en zorg.
Samenvatting
2. Verbreding van het dienstenaanbod in wijksteunpunten voor wijkbewoners en andere zorgvragers dan alleen ouderen, met een één loketfunctie, ontmoetingsruimte, en bijvoorbeeld gemaksdiensten, zorgvoorzieningen, tijdelijke opvang (respijtvoorziening) op lokaal niveau, buurtrestaurants. Wij zullen hiervoor een nieuwe deelverordening opstellen. Kleinschalig wonen mensen met dementie Kleinschalige voorzieningen voor mensen met dementie vormen één van de speerpunten van ons stimuleringsbeleid voor Wonen, Welzijn, Zorg – samen met wijksteunpunten, mantelzorg, wonenplus/ thuis in de wijk. Vanaf 2003 is de provincie zich directer gaan bemoeien met de beleidsontwikkeling rondom kleinschalig wonen voor mensen met dementie. Wij zijn toen - aansluitend op een landelijke campagne rondom kleinschalig wonen - gestart met een kennisoffensief voor deze zorgvorm: “Van denken naar doen”. De provincie zal in de periode 2005 – 2015: 1. een stimulerende en informerende rol vervullen voor het tot stand komen van nieuwe kleinschalige woonvormen voor mensen met dementie (middels voorlichting, kennisoverdracht, netwerken). Met name stimuleren dat bij het grote publiek en in het bijzonder bij hen die van dichtbij met dementie te maken hebben, het concept ‘kleinschalig wonen’ als een van de mogelijkheden wordt gezien; 2. co-investeren in kleinschalige woonvoorzieningen voor mensen met dementie (naast woningbouwverenigingen, zorgaanbieders, zorgkantoor en particulier initiatief); 3. nagaan of de provincie ook een rol moet vervullen bij het realiseren van kleinschalige woonvoorzieningen in andere zorgsectoren. Het gewenste eindresultaat: stimuleren dat – gegeven de beschikbare middelen (zie financiën) - in 2009 tenminste 24 nieuwe kleinschalige woonvormen voor mensen met dementie (stand-alone, aanleunend of als onderdeel van een grotere organisatie) gerealiseerd zijn of dat hiervoor een uitvoeringsplan gereed is. Wij zullen hiervoor een nieuwe Deelverordening voorbereiden. Mantelzorg De afgelopen vier jaar heeft de provincie een actief beleid gevoerd op het gebied van mantelzorg. Er is veel bereikt: er zijn nieuwe, tot dan toe, nog niet (goed) bereikte doelgroepen zoals allochtonen, jongeren en mantelzorgers binnen de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) bereikt én de belangenbehartiging van de mantelzorg heeft het afgelopen jaar in een groot deel van de provincie vorm gekregen. De bestaande Deelverordening loopt per 31 december 2004 af. Mantelzorg is één van de speerpunten van ons stimuleringsbeleid voor Wonen, Welzijn, Zorg. In de periode 2005-2007 zal ons beleid vooral gericht zijn op het bestendigen van de huidige ontwikkelingen, in het bijzonder op verbreding en verspreiding van bestaande kennis, methodieken en vaardigheden, mede op basis van de ervaringen in reeds afgeronde pilots voor allochtonen, jongeren en mantelzorgers binnen de GGZ. Verder willen we de belangenbehartiging van de mantelzorgers ondersteunen. Dit doen we door onder meer de naamsbekendheid van mantelzorg te vergroten, kennisoverdracht te laten plaatsvinden en een betere informatievoorziening aan en over mantelzorgers te realiseren.
Samenvatting
Op basis van het collegeprogramma, kaderbrief 2005 en de resultaten van ons beleid in de afgelopen jaren stellen we ons voor de periode 2005-2007 het volgende doel: Voortzetting mantelzorgbeleid door bredere implementatie van innovatieve projecten en ‘good practices’ (looptijd 2005 – 2007). Het gewenste eindresultaat – gegeven de beschikbare middelen -: • De huidige ontwikkelingen zijn bestendigd, in het bijzonder de verbreding en verspreiding van bestaande kennis, methodieken en vaardigheden, mede op basis van de ervaringen in reeds afgeronde pilots voor allochtonen, jongeren en mantelzorgers binnen de GGZ. • De belangenbehartiging mantelzorgers in Noord-Holland is vormgegeven. • De lokale mantelzorgondersteuning is verder uitgewerkt en er is duidelijkheid over welke ondersteuning lokaal en welke ondersteuning regionaal kan worden geboden. Wij zullen hiervoor een nieuwe Deelverordening opstellen. Financiën Tijdens de vergadering van Provinciale staten van 17 mei 2004 is besloten om op basis van amendement 10-1 op de Kaderbrief 2005 100 miljoen extra investeringsimpuls ter beschikking te stellen voor de zorginfrastructuur in de provincie Noord-Holland. Voor de financiering van het ondersteunend beleid voor de stimuleringsregeling WWZ willen wij in het kader van de extra investeringsimpuls in totaal € 28,5 miljoen inzetten. Voorlopig is op basis van nieuw beleid vanaf 2005 voor wijksteunpunten-breed een bedrag van € 11 miljoen en voor mantelzorg een bedrag van € 1,5 miljoen opgenomen in de eerste ramingen van de Extra Investeringsimpuls. Voor kleinschalig wonen met dementie is uit de UNA-gelden nog een bedrag van € 680.000,- beschikbaar. Besluitvorming over de inzet van de € 100 miljoen uit de Extra Investeringsimpuls is echter thans voorzien voor mei 2005. Om stagnatie bij uitvoering van het ISV-2/WWZ programma vanaf januari 2005 te voorkomen, vragen wij, vooruitlopend op de besluitvorming over de Extra Investeringsimpuls in 2005 PS al bij de programmabegroting voor 2005 ten behoeve van de op te stellen deelverordeningen in te stemmen met de bestemming van € 11 miljoen voor wijksteunpunten-breed, € 1,5 miljoen voor mantelzorg uit de Extra Investeringsimpuls en voor kleinschalig wonen voor mensen met dementie € 680.000,- uit de FINH-UNA-gelden. Vervolgens kan de intensivering van beleid, te weten nog eens € 11 miljoen voor wijksteunpunten- breed om alle gemeenten in NoordHolland de kans te geven een wijksteunpunt te realiseren met provinciale bijdrage en € 4.320.000,voor verdere uitbouw van kleinschalige woonvoorzieningen voor mensen met dementie worden meegenomen in de voorziene besluitvormingsprocedure voor de Extra Investeringsimpuls.
Wijksteunpunten Kleinschalige woonvormen Mantelzorg
Afloop verordening
Bedrag/ zekerheid over dekking in 2005 uit de Extra Investeringsimpuls
Voorstel Intensivering van beleid uit de Extra Investeringsimpuls
Looptijd nieuwe verordening
eind 2004 n.v.t.
€ 11.000.000,€ 680.000,-
+ € 11.000.000,+ € 4.320.000,-
2005-2015 2005-2015
eind 2004
€
Nog niet bekend
2005-2007 (verlenging mogelijk)
1.500.000,-
Meten is weten Wij zullen via periodieke meting nauwlettend de voortgang van onze beleidsvoornemens bewaken en daarover rapporteren via de Planning & Control cyclus.
Samenvatting
1
ACHTERGRONDEN
1.1
Inleiding Met het Stimuleringsprogramma Wonen Welzijn Zorg (WWZ) dat in februari 2004 is vastgesteld en dat loopt tot 2007, wil de provincie in de Noord-Hollandse gemeenten een bijdrage leveren aan een beter leefklimaat in Noord-Holland, door te investeren in de sociale infrastructuur. In ons collegeprogramma hebben we het begrip ‘sociale infrastructuur’ als volgt gedefinieerd: “…het hele samenstel van netwerken, diensten en (tastbare) voorzieningen dat mensen in staat stelt om naar eigen inzicht in redelijkheid te kunnen leven, sociale relaties aan te gaan en te onderhouden, en te integreren in en deel te nemen aan de samenleving.” In het WWZ-stimuleringsprogramma hebben wij de doelstellingen, de beoogde resultaten en de uitvoering van het provinciale WWZ-beleid op hoofdlijnen uitgewerkt. Het Stimuleringsprogramma WWZ kent drie programmalijnen.
WWZ
Lijn 1:
Doel:
Lijn 2:
Doel:
Lijn 3:
Doel:
Realisatie van 5 meerjarige voorbeeldprojecten (nieuwe Deelverordening WWZ). Lokaal maatwerk. Samenhangende en gestapelde inzet van de Deelverordeningen ISV, Wonen Plus, Wijksteunpunten, Mantelzorg, Kleinschalige Woonvormen en het Sociaal Beleidskader in gemeenten in Noord-Holland. Interne afstemming van het beleid en van de uitvoering op de beleidsterreinen wonen, welzijn en zorg.
De nota “Zorg verbetert ……” richt zich op de concrete uitvoering van programmalijn 2, in het bijzonder in op de thema's wijksteunpunten, kleinschalig wonen en mantelzorg. Concreet gaat het in de nota dan ook om onze ambities rondom deze thema’s.
1.2
Kader De Deelverordening Wijksteunpunten-Plus en de Deelverordening Mantelzorg lopen beide eind 2004 1 af; voor Kleinschalig Wonen mensen met dementie is er nog geen regeling . De Deelverordening 2 Wonen Plus loopt eind 2005 af; het is onze intentie om het Wonen-Plus-beleid na 2005 te continueren). In het Stimuleringsprogramma WWZ hebben wij vastgelegd dat voor deze thema’s - ook na 2004 provinciaal beleid noodzakelijk is.
1
In de Kapstoknota ‘Ouderenbeleid in een breder perspectief’ (oktober 2000) wordt uitbreiding van wijksteunpunten, mantelzorg en kleinschalige woonvormen genoemd als antwoord op de vraag van burgers om langer in eigen buurt of wijk verzorging te kunnen krijgen.
2
Hoofdelementen in de subsidieregeling WonenPlus Noord-Holland (2003-2005) zijn de versterking van de regierol van gemeenten bij de integrale benadering van wonen, welzijn en zorg (de ontwikkeling van WonenPlus en wijksteunpunten zijn daarbij belangrijke onderdelen) en de versterking van de positie van de kwetsbare doelgroepen om zodoende vraagsturing te verbeteren. Aan de toekenning van subsidie zijn criteria gesteld naar schaal, inhoud en vormgeving van de projecten.
1
A.
Algemene context
ISV-2 In het ISV-2 programma voor 2005-2009 “In een gezamenlijke aanpak ligt de oplossing” is de College-ambitie m.b.t. wonen, zorg en welzijn vertaald in 4 provinciale beleidsprioriteiten: 1. Balans tussen vraag en aanbod op het gebied van wonen. 2. Versterking van de sociaal-culturele infrastructuur, met name wonen, welzijn, zorg. 3. Versterking van de stedelijke economie 4. Oplossing van ernstige maatschappelijke problematiek. Bij de inzet op wonen, welzijn en zorg willen wij bereiken dat: ouderen en mensen met een functiebeperking zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving blijven functioneren, wonen, welzijn en zorg op lokaal niveau integraal wordt aangeboden, gemeenten, welzijnsorganisaties, aanbieders van zorg en dienstverlening, woningcorporaties, zorgvragersorganisaties en zorgverzekeraars een wijkgericht aanbod realiseren Kaderbrief 2005 In de kaderbrief 2005 hebben wij - in vervolg op het Collegeprogramma “Bruggen slaan” - de uitgangspunten voor de begroting 2005 geformuleerd. Daarin hebben we ook onze ambities op het brede welzijnsterrein vastgelegd: bevorderen dat de Noord-Hollandse burger integreert en deelneemt aan de samenleving. Dit gebeurt onder andere door er aan bij te dragen dat die burger naar behoefte toegang heeft tot zorg, welzijn en cultuur. Daarin hebben wij vermaatschappelijking van zorg, met name op het snijvlak van wonen, welzijn en zorg als centraal thema gekozen. Dat betekent dat mensen met beperkingen langer thuis kunnen blijven wonen. Tijdens de vergadering van Provinciale staten van 17 mei 2004 is besloten om op basis van amendement 10-1 op de Kaderbrief 2005 100 miljoen extra investeringsimpuls ter beschikking te stellen voor de zorginfrastructuur in de provincie Noord-Holland. Met deze extra middelen willen wij binnen het Stimuleringsprogramma Wonen, Welzijn, Zorg ( WWZ) ons beleid op het terrein van wijksteunpunten en mantelzorg vanaf 2005 in aangepaste vorm zowel voortzetten als uitbreiden en nieuw beleid voor kleinschalige woonvoorzieningen voor mensen met dementie toevoegen. Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) Onze plannen passen ook uitstekend in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning die mogelijk in 2006 ingaat. In deze wet worden de Welzijnswet, de Wet Voorzieningen Gehandicapten en delen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) geïntegreerd. De toekomstige WMO is een reactie op een aantal problemen, te noemen: de onhoudbaarheid van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de problemen rondom het lokale dienstencircuit dat niet toegesneden is op vermaatschappelijking van de zorg, het gebrek aan een sluitend en transparant aanbod van wonen, welzijn en zorg op lokaal niveau en het teveel aan regels en bureaucratie in de zorg. Er wordt in de WMO veel nadruk gelegd op eigen verantwoordelijkheid van burgers en ruimte gegeven aan het lokale niveau. De gemeente gaat verantwoordelijkheid dragen voor een deel van de zorg, dat nu nog is ondergebracht bij de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Dat betekent o.m. dat gemeenten verantwoordelijk worden voor o.a. huishoudelijke verzorging; delen van de activerende en ondersteunende begeleiding, AWBZ-vervoer en coördinatie mantelzorg. De gemeentelijke overheden krijgen met de komst van de WMO te maken met een uitbreiding van rollen, taken en verantwoordelijkheden om tot een lokaal integraal beleid te komen ten aanzien van wonen, welzijn en zorg. De WMO moet de pijler worden van de rol van gemeentelijke overheden op
2
het terrein van wonen, welzijn en zorg. Zij moeten een samenhangende visie en planning ontwikkelen op wonen, welzijn en zorg, zij moeten de regie voeren in een complex proces van regievoering èn onderhandeling. Voor provincies is een rol weggelegd bij ondersteuning van (kleine) gemeenten. Die ondersteuning wordt geconcretiseerd in ons ISV2-WWZ- programma. B.
Uitgangspunten voor nieuw beleid
Aan nieuw beleid voor Wijksteunpunten, Mantelzorg en Kleinschalig Wonen mensen met dementie verbinden wij tenminste de navolgende voorwaarden: (1)
(2)
1.3
Rol van de provincie 3 Onze rol willen wij aldus omschrijven : • Adviseren en ondersteunen van gemeenten e.a. over het WWZ-beleid. • Stimuleren en faciliteren van vernieuwing, onder andere via overdragen van kennis (bv. via steunfunctie-instellingen) en verlenen van subsidie. Het nieuwe beleid moet passen binnen het Stimuleringsprogramma WWZ dat gekoppeld is aan het ISV-programma (lSV-2) De combinatie van wonen, welzijn en zorg zien wij als één vraagstuk. Daarom verbinden wij het vraagstuk van wonen, welzijn en zorg met de Stedelijke Vernieuwing (ISV) omdat het in het nieuwe provinciale beleid Stedelijke Vernieuwing 2005 – 2009 gaat om een integrale en probleemgerichte oplossing van maatschappelijke problemen. Met name de koppeling met het stimuleringsprogramma WWZ is hiervan een voorbeeld. Een voorwaarde voor het welslagen van het ISV-2/WWZ programma is het (voort-) bestaan van provinciaal beleid met uitvoeringsinstrumenten voor Wijksteunpunten, Wonen Plus, Mantelzorg, Kleinschalig Wonen met dementie en Sociaal Beleid als afzonderlijke, maar op elkaar afgestemde onderdelen.
(3)
Samenhangende en gestapelde inzet van de Deelverordeningen In het Stimuleringprogramma WWZ kiest de provincie nadrukkelijk voor integrale uitvoeringsprogramma’s op lokaal niveau. Om dit mogelijk te maken, dienen de Deelverordeningen op elkaar aan te sluiten en in samenhang te worden ingezet. De Deelverordeningen worden ontwikkeld op basis van de nota “Zorg verbetert….”
(4)
Realistische aanpak Voortbouwend op het Collegeprogramma sturen wij aan op resultaat, op het bereiken van zichtbare en meetbare resultaten. In deze nota worden voor drie thema’s - wijksteunpunten, kleinschalig wonen met dementie én mantelzorg - de ontwikkelingen en resultaten van het provinciale beleid in de afgelopen jaren geschetst en voorstellen gedaan voor een toekomstige aanpak. De centrale vragen daarbij zijn: wat is er in de afgelopen jaren bereikt? wat hebben er ervan geleerd voor de toekomst? wat willen we in de nabije toekomst?
Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat in op het provinciale wijksteunpuntenbeleid, hoofdstuk 3 beschrijft de ontwikkelingen en resultaten/ van het provinciale beleid m.b.t. kleinschalig wonen mensen met dementie terwijl in hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het provinciale mantelzorgbeleid. 3
Zie ook “Sturen op samenhang in wonen, welzijn en zorg”. Eindrapport van de Denktank Wonen en Zorg, 2003.
3
We sluiten af in hoofdstuk 5 af met de financiële vertaling van onze ambities.
2
WIJKSTEUNPUNTEN
2.1
Inleiding Al vanaf 1985 heeft provincie Noord-Holland in het kader van het provinciale ouderenbeleid ook beleid ontwikkeld op het terrein van wijksteunpunten. Bij uitvoering van het laatste provinciale “Plan verzorging en verpleging 1997-2000” kreeg dit beleid een extra impuls. In 2001 werd - in vervolg op gesignaleerde knelpunten uit de regiovisies - het provinciale wijksteunpuntenbeleid verbreed. Nu staan we voor een nieuwe fase in het provinciale ontwikkelingsbeleid. In dit hoofdstuk presenteren wij de ambities en de bereikte resultaten van het wijksteunpuntenbeleid Noord-Holland tot 2004 (par. 2.2.) en schetsen wij de contouren voor ons beleid vanaf 2005 (par. 2.3.).
2.2
Terugblik a.
Wijksteunpunten als compensatie voor reductie verzorgingsplaatsen (1997-2000)
Ambities beleid 1997-2000 In het laatste provinciale WBO4-plan: Plan Verzorging en Verpleging 1997-2000 werd tot een forse capaciteitsreductie besloten. Ter compensatie van 25 gesloten of van functie veranderde verzorgingshuizen in Noord-Holland heeft de provincie verzorgingshuizen vanaf 1998 de mogelijkheid geboden een wijksteunpunt te realiseren met een provinciale subsidie van maximaal fl. 800.000,- tot fl. 1.200.000 per wijksteunpunt. Het totale budget hiervoor bedroeg 24 miljoen gulden, omgerekend € 10.890.725,19. Voor exploitatie bestond de mogelijkheid zogeheten “extramurale budgetten” in te zetten voor de zorg. Deze wijksteunpunten waren gericht op het langer zelfstandig blijven wonen en participeren in de samenleving van ouderen. Naast “haalfuncties”, zoals ontspanning, informatievoorziening, dagverzorging, maar ook commerciële diensten zoals kapper en pedicure, maatschappelijk werk e.d. hadden de wijksteunpunten ook als opdracht “brengfuncties” te realiseren, zoals bijv. maaltijden. De verwachting was dat deze wijksteunpunten voor thuiswonende ouderen met beperkingen zouden voorzien in functies die voorheen behoorden tot het takenpakket van verzorgingshuizen. Resultaten beleid 1997-2000 De regeling “Wijksteunpunten voor ouderen in Noord-Holland” is - na twee maal verlenging - per 1 januari 2003 definitief beëindigd met als resultaat: 21 gerealiseerde wijksteunpunten, waarvoor uiteindelijk ruim € 9 miljoen aan subsidie is toegekend (zie bijlage 1). Evaluatieaspecten beleid 1997- 2000 5 Uit een evaluatieonderzoek van de afdeling Onderzoek bleek dat wijksteunpunten in combinatie met ouderenhuisvesting een goed alternatief kunnen zijn voor een verzorgingshuis.
4 5
WBO = Wet op de Bejaardenoorden. Functioneren van wijksteunpunten voor ouderen in Noord-Holland, Afdeling onderzoek Provincie NoordHolland, Haarlem, 2000.
4
Er kwamen uit de evaluatie echter ook diverse knelpunten aan het licht, zoals weinig grip op de instroom van geïndiceerde zorgvragers, gebrek aan visie en daadkracht bij initiatiefnemers. Ook bleek het te kleinschalig bouwen een risicofactor voor het ontwikkelen van de zorgstructuur, met name voor zwaardere zorg. Was financiering van de stichtingskosten wegens een forse onrendabele top al een probleem, de exploitatie realistisch sluitend krijgen bleek nog moeilijker. Ook het voorbereidingsproces bleek door ingewikkelde, achterhaalde en niet op elkaar afgestemde regelgeving en door vereiste samenwerking van vele verschillende partijen soms jaren in beslag te nemen. Wijksteunpunt-“Plus” = “Accommodatie waarin en van waaruit al dan niet professionele, wijkgebonden zorg- en dienstverlening wordt verstrekt aan zelfstandig wonende ouderen en andere zorgvragers.”
b.
Wijksteunpunten Plus (2001 - 2004)
Ambities 2001-2004 Het provinciaal beleid is vanaf 2001 voortgezet met “Wijksteunpunten Plus”. “Plus” staat voor uitbreiding van de doelgroep ouderen met mensen met vergelijkbare beperkingen èn het wijkverbonden karakter van wijksteunpunten. Deze verbreding (“plus”) was mede het gevolg van gesignaleerde knelpunten in de regiovisies: voortgaande vergrijzing en deconcentratie van grote intramurale instellingen in de gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg. Met de beleidsnotitie “Wijksteunpunten Plus Noord-Holland 2001 - 2003” werd ingezet op: “ouderen en andere mensen met beperkingen een natuurlijke plaats en contacten in de wijk bieden om deelname aan de samenleving te bevorderen”. De “Deelverordening Wijksteunpunten Plus Noord-Holland 2001” die per 1 januari 2005 afloopt, kreeg het karakter van een stimuleringsregeling: de verordening bood geen blauwdruk, maar gaf aan initiatiefnemers ruimte voor creatieve oplossingen qua ruimtebeslag, functies, financiering en samenwerking tussen verschillende partners. Het concrete, beoogde resultaat was - met een beperkt subsidiebudget van € 6.806.700 en een verhoogde maximale bijdrage van maximaal € 1 miljoen - goede voorbeeldprojecten te laten ontwikkelen. Om nieuwe initiatiefnemers te ondersteunen is in de loop van 2002 met behulp van een Netwerk van 6 ervaringsdeskundigen een “Handboek Wijksteunpunten Plus” ontwikkeld, dat in 2003 is geactualiseerd. Het handboek is aan alle Noord-Hollandse gemeenten toegezonden en was voor andere belangstellenden digitaal beschikbaar. Daarnaast droeg het Netwerk bij aan kennisoverdracht en intensivering van samenwerking. Ook via een ambtelijk team, waarin specialistische bouwkundige, financiële, juridische, zorgbeleidsmatige en regionale kennis vertegenwoordigd was, is aan initiatiefnemers professionele ondersteuning geboden.
6
Een door de SEV ( Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting) en het NIZW georganiseerd kennisplatform over Multifunctionele centra heeft het handboek opgenomen in de documentatielijst.
5
Resultaten 2001-2004 In het kader van de “Deelverordening Wijksteunpunten Plus Noord-Holland 2001” zullen 10, mogelijk 7 11 “wijksteunpunten plus” -met een subsidie van totaal € 6.806.700 - tot stand komen (zie ook bijlagen 2 en 3). Evaluatieaspecten beleid 2001-2004 Op basis van een analyse van het beleid in het afgelopen jaren trekken we de navolgende conclusies. (1) Doelgroepen en functies De brede, intersectorale inzet op zoveel mogelijk doelgroepen en functies (de ‘plus’) is niet haalbaar gebleken. Er is medio 2004 geen enkel wijksteunpunt gerealiseerd dat als voorbeeldproject “alle functies voor alle doelgroepen” heeft, al zijn enkele projecten veelbelovend. Voor kleine gemeenten is die brede opzet financieel nauwelijks mogelijk. Daarom is voor de toekomstig beleid van belang aan te sluiten bij het ISV2/WWZ-programma. (2) Vraagsturing De vraagsturing bij Wijksteunpunten Plus liet te wensen over. Dit is mede te wijten aan het gegeven dat voor wijksteunpunten - als toekomstgerichte, wijkgerichte voorzieningen op het snijpunt van wonen, zorg en welzijn - niet eenvoudig is aan te geven wie als vertegenwoordiger van cliënten kan optreden bij de ontwikkeling of bij het gebruik. (3) a.
b.
c.
d.
7
Financiën In de Deelverordening Wijksteunpunten Plus wordt gewerkt met een zogeheten tendersysteem - selectie van de beste aanvragen - met een budget voor de gehele looptijd van de regeling in plaats van jaarlijkse budgetten en met het vereiste van ver uitgewerkte plannen. Aan dit systeem kleven bezwaren. De selectie functioneert niet optimaal in de situatie dat het totale budget beschikbaar is en er nog weinig aanvragen zijn. Het systeem is ook niet ideaal voor projecten die van subsidie afhankelijk zijn om de onrendabele top (verschil tussen de te plegen investering en de te verwachten exploitatieopbrengsten) af te dekken (wil een project exploitabel zijn, dan is enige zekerheid bij initiatiefnemers over afdekking van de onrendabele top noodzaak). Ook is nu van belang dat het systeem voor de hand ligt bij selectie van voorbeeld-projecten, maar voor het daadwerkelijk totstandkomen van wijksteunpunten is een systeem “wie het eerst komt, het eerst maalt” met heldere criteria beter. Een wijksteunpunt realiseren vraagt van een initiatiefnemer vaak jaren van voorbereiding en investering in ontwikkelkosten. Daar beginnen investeerders alleen aan als er zicht is op financiering. In de Deelverordening is de mogelijkheid geboden verschillende subsidies en bijdragen te stapelen. Zo kon provinciale subsidie gestapeld worden met ISV-gelden en tot 2003 met gelden uit de tijdelijke WoonZorgStimuleringsRegeling van VROM en VWS. Van de mogelijkheid te stapelen met ISV is slechts tweemaal gebruik gemaakt; de multiplier van ISV hebben veldpartijen lastig bruikbaar gevonden bij realisering van een wijksteunpunt. Voor toekomstig beleid is het beter een aparte deelverordening voor subsidiering van wijksteunpunten te houden dan subsidiering onder te brengen bij ISV. Een ander argument voor een aparte deelverordening is dat de criteria van ISV onvoldoende zijn toegesneden op eisen aan de functies in een wijksteunpunten-“breed”. Voor de haalbaarheid van exploitatie is zorgverlening aan huis bij minimaal 50 geïndiceerde cliënten een voorwaarde. Daarom is het toewijzingssysteem van woningen, waarin Na afloop van de Deelverordening “Wijksteunpunten Plus” - per 1 januari 2005 - is naar verwachting in ruim 40 gemeenten nog geen wijksteunpunt, met een provinciale bijdrage, gerealiseerd.
6
zorg verleend kan worden, niet alleen meer een zaak van gemeente en woningbouwcorporatie. Daarmee is ook de noodzaak tot meer samenhang tussen wonen, zorg en welzijn in de praktijk aangetoond. (4) Wonen Plus Waar het wijksteunpunt de “hardware” vormt, is het provinciale “Wonen Plus”-programma van lokaal georganiseerde, niet-geïndiceerde gemaksdiensten te beschouwen als een deel van de “software”, aan te bieden vanuit het wijksteunpunt plus. 8 De verbreding van Wonen Plus met het “Thuis in de wijk”- programma heeft bijgedragen aan een mede op wonen en welzijn gerichte invulling van Wijksteunpunten Plus. Deze ontwikkelingen komen nu door het ISV-2 en WWZ-programma in een stroomversnelling. (5) Ondersteuning Uit de ondersteuning van aanvragers en beoordeling van plannen is gebleken dat professionele en inspirerende ondersteuning bij de ontwikkeling van plannen noodzakelijk is. Voor deze ondersteuning is het Wonen Plus/Thuis in de wijk programma essentieel, ook na 2005. In het kader van de Extra Investeringsimpuls komen wij nog terug op continuering van het Wonen Plus/Thuis in de wijk-beleid en de eind 2005 aflopende deelverordening.
2.3
Ambities voor de toekomst Achtergrond Provinciaal beleid op het terrein van wijksteunpunten ná 2004 kan, zoals wij ook reeds in hoofdstuk 1 hebben aangegeven, niet gemist worden bij onze ambitie op het terrein van wonen, welzijn en zorg: integratie en deelname aan de samenleving door de Noord-Hollandse burger, ook als er sprake is van beperkingen. Een nieuwe generatie met provinciale bijdragen gefinancierde wijksteunpunten sluit ook aan bij het veranderend rijksbeleid in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) waarin een grotere verantwoordelijkheid wordt gelegd bij gemeenten (voor de provincies is een ondersteunende 9 rol voorzien bij ondersteuning van met name kleine gemeenten bij de uitvoering) . Zij kan een belangrijke functie vervullen in het kader van de community-care, bijdragen aan een zorgvriendelijke wijk, waar mensen met en zonder beperkingen naar eigen inzicht in redelijkheid kunnen leven, sociale relaties aan kunnen gaan en onderhouden en deel nemen aan de samenleving. Het zwaartepunt van ons toekomstig wijksteunpunten-beleid ligt, als logisch gevolg van ons WWZbeleid, op het ondersteunen van gemeenten: via spreiding van kennis en vaardigheden (mede in het kader van het in te stellen Kenniscentrum WWZ); via subsidie, te verlenen op basis van een nieuwe Deelverordening.
8
9
Wonen Plus is gericht op een dekkend netwerk van lokaal aanbod van niet-geïndiceerde gemaksdiensten op het terrein van wonen en welzijn voor ouderen en gehandicapten. Thuis in de wijk geeft gemeenten de mogelijkheid ondersteuning te krijgen bij planning van een wijk, waarin ook mensen met beperkingen kunnen ( blijven) wonen. Contourennota Wet Maatschappelijke Ondersteuning, mei 2004.
7
Ambities Na het Plan Verzorging en Verpleging én de Deelverordening Wijksteunpunten Plus is de fase van voorbeeldprojecten afgerond. In ons beleid voor de komende jaren ligt het accent op realisering van zoveel mogelijk wijksteunpunten, waarbij het via subsidie afdekken van de onrendabele top (verschil tussen de te plegen investering en de te verwachten exploitatieopbrengsten) een belangrijk onderdeel is. Onze ambities in het kader van ISV-2/WWZ
1.
2.
Co-investeren in Wijksteunpunten-“Breed”, te realiseren in gemeenten in Noord-Holland in de periode 2005 – 2015, als onderdeel van een samenhangende infrastructuur voor wonen, welzijn en zorg. Verbreding van het dienstenaanbod in wijksteunpunten voor wijkbewoners en andere zorgvragers dan alleen ouderen, met een één loketfunctie, ontmoetingsruimte, en bijvoorbeeld gemaksdiensten, zorgvoorzieningen, tijdelijke opvang (respijtvoorziening) op lokaal niveau, buurtrestaurants.
Het gewenste eindresultaat – gegeven de beschikbare middelen -: Gemeenten in Noord-Holland hebben - mede met provinciale subsidie - in 2015 een Wijksteunpunt vanuit het Plan Verzorging en verpleging, een Wijksteunpunt Plus of een Wijksteunpunt-"Breed" gerealiseerd.
Wijksteunpunt-“Breed” = Een toegankelijk gebouw in een zorgvriendelijke wijk of dorp, waar bewoners elkaar ontmoeten, activiteiten ontplooien en diensten organiseren of afnemen, die zij in hun situatie wensen, waar informatie, bemiddeling, zorg en diensten aan huis of in het steunpunt kunnen worden geregeld of direct verkrijgbaar zijn, zodanig, dat ook mensen met beperkingen zo lang mogelijk financieel en sociaal als zelfstandige burgers kunnen wonen en leven”.
Toelichting en aanpak De op te stellen Deelverordening zal gebaseerd worden op de navolgende uitgangspunten en conclusies. (1) “Breed” Breed staat voor integraal, intersectoraal, samenhangend met andere voorzieningen en netwerken op het terrein van Wonen, Welzijn en Zorg in wijk of buurt (“design for all” en integraliteit in doelgroepen en functies). Daarom hoort ook de nieuwe wijksteunpuntenregeling tot de uitvoeringsinstrumenten van ISV-2 en met name van programmalijn 2 van de Stimuleringsregeling Wonen, Welzijn en Zorg. Minimaal zal een subsidiabel wijksteunpunt-“Breed” moeten voorzien in een flexibele ontmoetingsfunctie èn 1-loket voor informatie, verwijzing en bemiddeling op het terrein van wonen, welzijn, zorg, waaronder Wonen Plus en mantelzorgondersteuning. Een verdere uitbreiding met twee of meer functies zal bepaald worden door lokale behoeften, zoals zorgvoorzieningen, ook voor zwaardere zorg, welzijnsactiviteiten, mobiliteitsvoorzieningen, dagbesteding, culturele functies, kinderopvang en gemaksdiensten zoals een wasserette/ stomerij, kapper, pedicure, postkantoor of bank enzovoort. Vanuit het belang dat wij hechten aan leefbare wijken of dorpen willen wij in ons beleid voorrang verlenen aan wijksteunpunten-“Breed”, nabij relatief kleinschalige accommodaties of “stand- alone” in combinatie met een loket. (2)
Voortouw bij gemeenten
8
Om de positie van gemeenten te versterken en om beleid op wonen, welzijn en zorg te synchroniseren zal een nieuwe regeling voor wijksteunpunten zich uitsluitend op gemeenten richten en de samenwerking met hun partners, waaronder woningcorporaties, welzijnsinstellingen, zorgaanbieders, burgers. Daarom kunnen alleen gemeenten aanvragen indienen, met uitzondering van de rechtstreekse ISV-gemeenten en gemeenten die al een wijksteunpunt of wijksteunpunt-plus met provinciale subsidie hebben gerealiseerd – gegeven de beschikbare middelen - tenzij het een WWZ-voorbeeldgemeente betreft. Wij onderzoeken de mogelijkheid gemeenten te ondersteunen bij planontwikkeling en regievoering op samenwerking tussen partijen. Door de reeds ontwikkelde en de nog te ontwikkelen expertise op dit terrein onder te brengen in het op te richten kenniscentrum WWZ worden daar in de komende jaren goede mogelijkheden voor geschapen. Door het kenniscentrum WWZ bij PRIMO onder te brengen en Sociaal Beleid vanaf 2005 mede te richten op WWZ, kunnen wij volstaan met sturen op hoofdlijnen. (3) Vraaggerichtheid en vraagsturing Initiatiefnemers moeten aantonen dat is onderzocht bij zowel sectorale organisaties als eindgebruikers wat de behoeften zijn van de verschillende doelgroepen met betrekking tot het wijksteunpunt. De vraagsturing bij Wijksteunpunten Plus heeft te wensen over gelaten. In de nieuwe Deelverordening krijgt daarom vraagsturing extra accent. Naast wijkbewoners dienen via RPCP’s ook vertegenwoordigers van ouderen, verstandelijk en lichamelijk gehandicapten, GGZ-cliënten te worden betrokken door bevraging op toegankelijkheid, bereikbaarheid, gewenste functies en aanbod.
(4) (Duur van de) Deelverordening Wijksteunpunten-“Breed” De looptijd van een nieuwe Deelverordening Wijksteunpunten-“Breed” wordt voorlopig bepaald op de periode 2005-2015. In 2007 zal een tussenstand aangeven of de ambities en middelen bijstelling behoeven. In de nieuwe Deelverordening wordt een verbinding gelegd naar de andere Deelverordeningen (Mantelzorg, Wonen Plus/Thuis in de Wijk, Kleinschalig wonen mensen met dementie). Daarnaast worden doelstellingen en beleidsspeerpunten uit het ISV-2 en WWZ-programma waar toepasselijk opgenomen in de nieuwe Deelverordening. Financiën Voor de realisering van ons beleid wijksteunpunten-“Breed” voor 2005-2015 willen wij uit de Extra Investeringsimpuls een bedrag van totaal € 22 miljoen beschikbaar stellen. Als subsidie voor een basis-wijksteunpunt met 1-loket, een ontmoetingsruimte en twee of meer lokaal gewenste functies gaan wij uit van maximaal € 500.000,- per aanvraag, overeenkomend met de subsidie voor de wijksteunpunten voor ouderen. Voor 44 gemeenten is dan subsidie beschikbaar. 10 De keuze voor een HOED, GOED of AHOED en/of verdere verbreding van de sociaal-culturele infrastructuur, met bijvoorbeeld een buurtrestaurant-project, laten wij over aan gemeenten. Op grond van onze ervaringen met de Deelverordening Wijksteunpunten “Plus” (zie par. 2.2. B) zien we bij de nieuwe Deelverordening af van een tendersysteem en kiezen wij voor het systeem “wie het eerst komt, het eerst maalt”. Monitoring Of het nieuwe wijksteunpunten-“Breed” beleid succesvol is, meten we op twee manieren: a. Kwantitatieve meting
10
HOED betekent Huisartsen Onder Eén Dak, bij een AHOED is een apotheek toegevoegd en GOED betekent Gezondheidscentrum Onder Eén Dak.
9
Het gewenste eindresultaat is: Wijksteunpunt-“Breed” in alle gemeenten in de periode 2005 – 2015, als onderdeel van een samenhangende infrastructuur voor wonen, welzijn en zorg. Verbreding van het dienstenaanbod in de wijksteunpunten voor andere zorgvragers dan alleen ouderen, bijvoorbeeld met het aanbieden van tijdelijke opvang (respijtvoorziening), buurtrestaurants. De 0-meting geschiedt per januari 2005. b.
Kwalitatieve meting Of wijksteunpunten een bijdrage hebben geleverd aan het beoogde maatschappelijk effect, wordt in 2007 via een kwalitatief onderzoek gemeten.
10
3
KLEINSCHALIG WONEN VOOR MENSEN MET DEMENTIE
3.1
Inleiding Kleinschalig wonen is een woonzorgvoorziening waarbij (kleine) groepjes mensen samenwonen die tevens intensieve zorg nodig hebben. In dit hoofdstuk gaan we allereerst in op de achtergronden van het thema “kleinschalig wonen mensen met dementie” (par. 3.2.). Daarna presenteren wij de ontwikkelingen en resultaten van het provinciale beleid in de afgelopen jaren (par. 3.3). Tenslotte schetsen wij in par. 3.4 onze ambities voor de jaren 2005- 2007.
3.2
Achtergronden Omschrijving en doelgroep Kleinschalig wonen is een woonzorgvoorziening waarbij (kleine) groepjes mensen samenwonen die tevens intensieve zorg nodig hebben. In deze nota beperken we ons tot mensen met dementie omdat deze groep sterk groeit, nauwelijks voor zichzelf op kan komen en er voor deze groep weinig kleinschalig aanbod is.
Er is op termijn ook behoefte aan uitbreiding van kleinschalige voorzieningen voor mensen met een verstandelijke beperking, eventuele in combinatie met kleinschalige woonvoorzieningen voor andere doelgroepen.
Typering Niet de woonvorm, maar het leven staat centraal. De voorziening bevindt zich daarom bij voorkeur in een levendige wijk waar winkels en scholen zijn en die dicht bij het centrum of de dorpskern is gelegen. De groep woont in gezinsverband bij elkaar en verzorgt zelf (een deel van) het huishouden. De begeleiding is in handen van een vaste groep medewerkers, die integraal werken. Ieder personeelslid doet in principe alles wat een bewoner nodig heeft. Daarbij staat het menselijke contact en de kwaliteit van leven centraal. De bewoners bepalen het ritme van de dag, niet de instelling. Varianten van kleinschalig wonen Er zijn verschillende bouwkundige mogelijkheden, afhankelijk van de plaatselijke situatie. Voorzieningen kunnen ‘stand alone’, aanleunend of binnenshuis worden gerealiseerd. Idealiter bestaat een kleinschalige voorziening voor mensen met dementie uit een cluster van 4 tot 6 woningen, die onderling gemakkelijk toegankelijk zijn (voorkeur voor groepsgrootte van 6 bewoners per woning). In grote lijnen kunnen de volgende typen kleinschalige woningen worden onderscheiden: 1. Begeleid wonen Deze woonprojecten, meestal tussen de 6 en 12 bewoners, zijn bedoeld voor ouderen met beginnende dementie die geen familie in de buurt hebben om op hen te letten. 2. Vervanging verpleeghuis Meestal tellen deze woonprojecten twee tot zes woningen met elk 6 bewoners, geclusterd tot één gebouw. De bewoners hoeven in principe niet meer te verhuizen naar het verpleeghuis. 3. Kleinschalige wonen in een verpleeghuis De derde soort kleinschalige 'aparte’ woningen zijn opgenomen binnen de muren van een traditioneel verpleeg- of verzorgingshuis. Betekenis van kleinschalig wonen voor mensen met dementie Meer keuzevrijheid. Op dit moment zijn nagenoeg alle mensen met dementie, die niet langer thuis kunnen of willen blijven wonen, aangewezen op opvang in een grootschalig verpleeghuis. Het kleinschalige alternatief is nog onbekend en schaars.
11
Zorg in de wijk Kleinschalige zorgverlening brengt de zorg terug in de samenleving, dichtbij de familie en het netwerk van de demente ouderen. Ook voor mantelzorgers is de overgang naar een kleinschalige zorgvoorziening minder groot; ze blijven vaak actief betrokken bij de zorgverlening. In combinatie met andere voorzieningen kan zo ook in kleine kernen een centrum met 24 uurs- zorg gerealiseerd worden. Menswaardigheid Kleinschalig wonen biedt mensen met dementie een omgeving die het beste uit het leven haalt. Onderzoek heeft aangetoond dat demente ouderen in kleinschalige woonvormen actiever zijn en 11 minder zorg nodig hebben .
3.3
Terugblik A.
Aanloop
In de Provincie Noord-Holland zijn in de afgelopen 16 jaar veertien kleinschalige voorzieningen voor mensen met dementie tot stand gekomen (inclusief Amsterdam). Het Anton Pieckhofje in Haarlem was hiervan de eerste. De provincie Noord-Holland heeft dit initiatief en vergelijkbare initiatieven van harte ondersteund, maar voerde tot 2003 zelf geen actief beleid inzake kleinschalige woonvoorzieningen voor mensen met dementie. Wel werd in 2000 in de provinciale Kapstoknota ‘Ouderenbeleid in een breder perspectief’ het belang van uitbreiding van kleinschalige woonvormen reeds onderstreept; ook in onze advisering in het kader van de Wet Ziekenhuisvoorzieningen (WZV) attendeerden wij zorgaanbieders op het belang van deze kleinschalige voorzieningen. Uit een recent onderzoek is gebleken dat de tot nu toe gerealiseerde kleinschalige voorzieningen bij 12 lange na niet voldoende zijn om in de huidige en toekomstige vraag te voorzien . Op basis van doorrekeningen uit het rapport van de Gezondheidsraad en bureau Ruimte voor Zorg, Amersfoort moeten er minimaal 2260 nieuwe plaatsen voor kleinschalig wonen met dementie worden gerealiseerd in de provincie Noord-Holland om aan de behoefte tegemoet te komen. Volgens de berekening zijn 100 nieuwe kleinschalige woonvormen in 2009 nodig (stand-alone, aanleunend of als onderdeel van een grotere organisatie). Voor de achtergrondcijfers bij deze berekening verwijzen wij naar bijlage 4. Enkele cijfers. Uit het onderzoek van de provincie Noord-Holland naar de zorgbehoefte van ouderen met dementie waren in Noord-Holland naar schatting in 2002 26.600 mensen met dementie, waarvan er 17.750 thuis wonen. In 2010 zullen dat er 32.400 zijn, waarvan er 21.600 thuis wonen.Het aantal kleinschalige voorzieningen zal dan ook flink moeten stijgen om de toename van het aantal mensen met dementie op te vangen, zeker als ook meer grote instellingen omgebouwd gaan worden tot kleinschalige voorzieningen.
11
12
Het Trimbos-instituut en het VU-mc zijn recent gestart met een landelijk onderzoek naar de effecten van kleinschalig wonen voor dementerende ouderen met een verpleeghuisindicatie, hun familieleden en verzorgenden. Kengetallen kleinschalig wonen, Laagland Advies, 2002.
12
B.
Periode 2003 -2004
Ambities 2003-2004 Vanaf 2003 is de provincie zich directer gaan bemoeien met de beleidsontwikkeling rondom kleinschalig wonen voor mensen met dementie. De provincie Noord-Holland is in 2003 – aansluitend op een landelijke campagne - gestart met een kennisoffensief voor deze zorgvorm: “Van denken naar doen”. Het doel was om door kennisoverdracht meer partijen in de provincie bekend te maken met de mogelijkheden van het kleinschalig wonen mensen met dementie. Dit programma liep van oktober 2003 – juli 2004. Resultaten 2003-2004 In de eerste maanden van 2004 zijn studiedagen, overdrachtsdagen en intervisiebijeenkomsten georganiseerd. Daarnaast zijn er provinciale netwerken gevormd, gericht op het realiseren en ondersteunen van kleinschalige voorzieningen. Gekoppeld aan dit traject is een breed samengesteld, provinciaal Comité van Aanbeveling geïnstalleerd. In het kader van het kennisprogramma is een voorbeeldbrochure gemaakt, waarin drie kleinschalige projecten zijn beschreven. Uit de campagne bleek dat de behoefte aan kleinschalige woonprojecten groot is omdat ze bijdragen aan een samenhangend fysiek en sociaal systeem van voorzieningen in een wijk, de kern van het provinciaal WWZ-beleid.
3.3
Ambities voor de toekomst Achtergrond Wij constateren dat op meerdere plaatsen in de provincie initiatieven worden genomen, dan wel plannen bestaan voor uitbreiding van kleinschalige woonvormen voor mensen met dementie. Nieuwe 13 beleidsontwikkelingen spelen hierbij een rol. Hiervoor zijn diverse oorzaken aan te wijzen, o.a. de aanbeveling van het College Bouw om bij nieuwbouw voor deze doelgroep zoveel mogelijk rekening te houden met kleinschalige zorgorganisatie. Verder wil het Ministerie van VWS het kleinschalig wonen tot speerpunt van rijksbeleid 2005 maken. Ook de modernisering van de AWBZ, met name de scheiding van wonen en zorg in de regelgeving maakt andere woonvormen mogelijk. Wij willen – in de rol van aanjager en stimulator – een bijdrage leveren aan uitbreiding van het aantal kleinschalige projecten voor mensen met dementie. Deze doelstelling sluit goed aan op het provinciale beleid van vermaatschappelijking van de zorg, en past goed binnen ons beleid van een samenhangende aanpak voor wonen, welzijn, zorg in wijken en buurten. Ook demografische ontwikkelingen (zie boven) dwingen ons om concrete stappen te ondernemen. Niet in de laatste plaats sluit onze keuze aan bij de wens van de burgers (vraagsturing). Uit opinieonderzoek van NIPO blijkt dat 89 % van hun respondenten het liefst wordt verzorgd in een kleinschalige, huiselijke omgeving, als thuis wonen niet meer mogelijk is.
13
“Variatie kenmerkend voor kleinschalig wonen”, Mary Fahrenfort, oktober 2003 in Denkbeeld.
13
Ambities Onze ambities in kader ISV-2/WWZ
De provincie zal in de periode 2005 – 2015: 1. een stimulerende en informerende rol vervullen voor het tot stand komen van nieuwe kleinschalige woonvormen voor mensen met dementie (middels voorlichting, kennisoverdracht, netwerken). Met name stimuleren dat bij het grote publiek en in het bijzonder bij hen die van dichtbij met dementie te maken hebben, het concept ‘kleinschalig wonen’ als een van de mogelijkheden wordt gezien; 2. co-investeren in kleinschalige woonvoorzieningen voor mensen met dementie (naast woningbouwverenigingen, zorgaanbieders, zorgkantoor en particulier initiatief); 3. nagaan of de provincie ook een rol moet vervullen bij het realiseren van kleinschalige woonvoorzieningen in andere zorgsectoren.
(wij kiezen op dit moment voor mensen met dementie, omdat het in omvang de grootste groep is en er voor deze groep nog onvoldoende voorzieningen gerealiseerd zijn). Het gewenste eindresultaat: stimuleren dat – gegeven de beschikbare middelen (zie financiën) - in 2009 tenminste 24 nieuwe kleinschalige woonvormen voor mensen met dementie (stand-alone, aanleunend of als onderdeel van een grotere organisatie) gerealiseerd zijn of dat hiervoor een uitvoeringsplan gereed is. Met ons beleid willen we in het bijzonder bereiken dat in de zorg aan mensen met dementie wordt aangesloten op wat zij nog kunnen (dit in tegenstelling tot het beeld dat bij velen over hen bestaat). Daarbij passen veel verschillende vormen van zorg en hulpverlening, die het beste uit hun leven haalt, zoals bv. kleinschalig wonen. Wij zullen hiervoor een nieuwe Deelverordening voorbereiden. Toelichting en aanpak In de nieuwe Deelverordening zullen de navolgende uitgangspunten en conclusies ‘vertaald’ worden. (1) Aard van projecten Wij gaan er hierbij vanuit dat zoveel mogelijk uitbreiding en renovatie die betrekking heeft op verpleeghuiszorg kleinschalig wordt ingezet. In het kader van onze wettelijke adviestaak (Wet Ziekenhuis Voorzieningen) hanteren wij dan ook de mate van kleinschaligheid als één van criteria voor een positief of negatief provinciaal advies. Het kleinschalig wonen met zorg biedt mogelijkheden om ook in een kleinere kern een zorgpunt te realiseren. Afhankelijk van de vraag en de mogelijkheden kan dit worden gecombineerd met voorzieningen als thuiszorg, wonen-Plus of wijksteunpunten-“breed”. Een combinatie met respijtzorg (zie hoofdstuk 4) is ook denkbaar, omdat daar vaak wordt gezocht naar een huiselijke, kleinschalige omgeving. Wij ondersteunen initiatieven die gericht zijn op omvorming van grootschalig naar kleinschalig. Het kan hierbij gaan om: • een verzorgingshuis, dat het initiatief neemt om zijn organisatie binnen de bestaande bouw om te gooien. Deze cultuuromslag zal moeten worden begeleid met training en de nieuwe werkwijze zal moeten worden geïmplementeerd. Bij een dergelijke omvorming gaat het niet alleen om bouwkosten. • een kleinschalige voorziening van bv 24 woningen, gecombineerd met een wijksteunpunt. Naast een bijdrage in de procesondersteuning kan ook een bijdrage in de infrastructuur wenselijk zijn, bv in de onrendabele top of in de zorginfrastructuur. • een ‘stand-alone’ project, waarbij vanwege de scheiding van wonen en zorg voor de zorginfrastructuur geen financiering beschikbaar is.
14
•
14
omvorming van een verpleeghuis naar kleinschalige units in de wijk .
Onze bijdrage moet vooral als Haarlemmer(smeer)olie, als aanvulling, niet plaatsvervangend gezien worden. Wij sluiten aan bij initiatieven van anderen en geven daar met onze bijdrage een extra impuls aan, bv. door obstakels mee weg te helpen nemen. Onze co-investering kan betrekking hebben op ontwikkelkosten, grondkosten, ICT, domotica enz. (2) Voortouw bij gemeenten Gemeenten krijgen een regierol bij deze ontwikkelingen (gemeenten krijgen met de WMO een steeds belangrijker rol in de zorg). (3) Voorlichting Het in 2003 geïnitieerde traject wordt op de volgende wijze voortgezet: • Ondersteuning van regionale netwerken, initiatieven, samenbrengen van kennis en ervaring (door steunfunctie-instelling of gespecialiseerd bureau, landelijk aanhaken). • Verspreiden van de voorlichtingsbrochure met voorbeeldprojecten en van beschikbare videofilms (landelijk is een film in voorbereiding). (4) Verbreden naar andere doelgroepen Hoewel wij op dit moment kiezen voor projecten t.b.v. mensen met dementie, willen we de komende jaren ook gebruiken om na te gaan of er ook voor andere doelgroepen een provinciaal beleid zinvol en haalbaar is. Wij denken daarbij bv. aan verstandelijk gehandicapten, aan mensen met een niet aangeboren hersenletsel (NAH). In 2006 zullen we met voorstellen over deze verbreding komen. (5) (Duur van de) Deelverordening Kleinschalig wonen mensen met dementie De looptijd van een nieuwe Deelverordening Kleinschalig wonen mensen met dementie wordt voorlopig gelijk gesteld met de looptijd van de ISV-2 regeling: tot en met 2009. In de nieuwe Deelverordening wordt een verbinding gelegd naar de andere Deelverordeningen (Wijksteunpunten-“Breed”, Mantelzorg, Wonen Plus/Thuis in de Wijk). Daarnaast worden doelstellingen en beleidsspeerpunten uit het ISV-2 en WWZ-programma waar toepasselijk opgenomen in de nieuwe Deelverordening. Financiën Voor de realisering van ons beleid ‘Kleinschalig wonen mensen met dementie” 2005-2009 willen wij uit de UNA-middelen het gereserveerde bedrag van € 680.000,- inzetten om te starten in 2005. Bij de projecten in het kader van de Extra Investeringsimpuls willen wij het beleid met 4.320.000,investeren. Dat willen wij als volgt inzetten: € 200.000,- voor voorlichting en kennisoverdracht; € 4.800.00,- voor co-investering in projecten kleinschalig wonen. Als basissubsidie gaan wij uit van maximaal € 200.000,- per aanvraag, zodat voor tenminste 24 projecten subsidie beschikbaar is. Monitoring Of het nieuwe beleid succesvol is, meten we op twee manieren: a. Kwantitatieve meting Het gewenste eindresultaat: De provincie zal in de periode 2005 – 2009: 14
Ter illustratie: “Antaris heeft concrete plannen om bijna de volledige verpleeghuiszorg in de wijken kleinschalig uit te voeren. Gewoon in een woonblok, het liefst dicht bij een winkelcentrum….. In 2010 moeten er dan enkele honderden plaatsen in nieuw-west zijn gerealiseerd. Het verpleeghuis De Drie Hoven zal dan niet meer bestaan.” C. van der Togt tijdens het regionaal debat Kleinschalig wonen met dementie, 30 oktober 2003’
15
•
• •
een stimulerende en informerende rol vervullen voor het tot stand komen van nieuwe kleinschalige woonvormen voor mensen met dementie (middels voorlichting, kennisoverdracht, netwerken). Met name stimuleren dat bij het grote publiek en in het bijzonder bij hen die van dichtbij met dementie te maken hebben, het concept ‘kleinschalig wonen’ als een van de mogelijkheden wordt gezien; co-investeren in kleinschalige woonvoorzieningen voor mensen met dementie (naast woningbouwverenigingen, zorgaanbieders, zorgkantoor en particulier initiatief); nagaan of de provincie ook een rol moet vervullen bij het realiseren van kleinschalige woonvoorzieningen in andere zorgsectoren.
Het monitoren van de voortgang en bijhouden van een lijst van initiatieven in Noord-Holland wordt door een Steunfunctie-instelling of een gespecialiseerd bureau uitgevoerd, rekening houdend met landelijke ontwikkelingen. De 0-meting geschiedt per januari 2005. b.
Kwalitatieve meting Of de woningen een bijdrage hebben geleverd aan het beoogde maatschappelijk effect, wordt in 2009 via een kwalitatief onderzoek gemeten.
16
4
MANTELZORG
4.1
Inleiding Door de vermaatschappelijking en de extramuralisering van de zorg en door de (dubbele) vergrijzing neemt de druk op de mantelzorgers toe. De afgelopen vier jaar heeft de provincie Noord-Holland een actief beleid gevoerd op het gebied van mantelzorg. Het provinciaal mantelzorgbeleid en de ‘Deelverordening Stimulering en ondersteuning mantelzorg Noord-Holland 2002’ lopen per 31 december 2004 af. Ook in de toekomst is mantelzorg één van de speerpunten van ons stimuleringsbeleid voor Wonen, Welzijn, Zorg – samen met wijksteunpunten, kleinschalig wonen voor mensen met dementie, wonen-plus/ thuis in de wijk. 15 Uit de provinciale ‘Opiniepeiling 2003’ blijkt dat de inwoners van Noord-Holland het onderwerp mantelzorg belangrijk vinden en dat men er (relatief) tevreden over is. In par. 4.2 schetsen wij de achtergronden van het thema “mantelzorg”. Daarna geven wij in par. 4.3 de stand van zaken van ons mantelzorgbeleid tot en met 2004. In par. 4.4 tenslotte formuleren wij onze uitgangspunten en ambities voor het nieuwe provinciale mantelzorgbeleid, voor de periode 16 2005-2007 .
4.2
Achtergronden Omschrijving en doelgroep In de zorg zijn mantelzorgers onmisbaar, zij geven namelijk 80 procent van alle zorg thuis. De Nationale Raad voor de Volksgezondheid definieerde in 1991 mantelzorg als volgt: “Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door een of meer leden uit diens directe omgeving, waarbij de zorg rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. Geschat wordt dat één op de tien mensen thuis een langdurig ziek of gehandicapt familielid heeft en dus in meer of mindere mate mantelzorger is. 17
In Noord-Holland zijn er ongeveer 332.000 mantelzorgers (13%) die langer dan drie maanden of meer dan 8 uur per week hulp geven; 58% daarvan zijn vrouwen. De gemiddelde leeftijd van een mantelzorger is 49 jaar. Van de mantelzorgers onder de 65 jaar werkt naar schatting ruim 60%. Typering Mantelzorger worden, daar kies je niet voor, dat overkomt je. Vaak gaat het heel geleidelijk. Veel mantelzorgers zien in eerste instantie het zorgen als iets vanzelfsprekends. Men is bezig met zorgen voor de ander en denkt niet aan zich zelf. Wanneer men zorgt voor een ander en niet voldoende voor zichzelf zorgt dan kan de draaglast te groot worden. Ondersteuning en begeleiding kunnen de draaglast verminderen. Veel mantelzorgers herkennen zichzelf niet als mantelzorger en erkennen vaak (te) laat dat zij mantelzorger zijn. Combineren van arbeid en zorg is vaak moeilijk, zeker voor mantelzorgers die 24 uur beschikbaar moeten zijn voor toezicht en/of verzorging. Een deel van de mantelzorgers is vanwege dubbele belasting ziek of arbeidsongeschikt geworden of is gestopt met werken. Mantelzorgers ontmoeten te 15 16
17
73% van de ondervraagden is het er mee eens dat de provincie de inzet van mantelzorgers inhoudelijk en financieel ondersteunt. De uitgangspunten en ambities zijn ambtelijk doorgesproken met veldpartijen. Mantelzorg in getallen, SCP, oktober 2003.
17
weinig begrip van werkgevers, uitkeringsinstanties, arbo-artsen bij praktische en organisatorische problemen in de combinatie van werk en mantelzorg. Van de mantelzorgers voelt eenderde zich psychisch belast en een derde is belast in de vrije tijd. Acht procent van hen voelt zich door hun zorgplicht zeer zwaar belast of overbelast. Tien procent ervaart een hoge belasting op het werk en/of in het gezin. (SCP oktober 2003).
Van de 4 miljoen zelfstandig wonende ouderen is een derde afhankelijk van hulp van familie, vrienden of buren. Steeds meer ouderen op hoge leeftijd blijven voor elkaar zorgen. Het SCP waarschuwt voor overbelasting van de ‘gezonde’ partners die de zorg vaak boven het hoofd groeit. (SCP, Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen. Rapportage ouderen 2004, mei 2004).
Regionale Steunpunten Mantelzorg De meeste ondersteuning van de mantelzorgers wordt in Noord-Holland gegeven door de 9 Regionale Steunpunten Mantelzorg. Dit gebeurt in de vorm van het geven van informatie, advies, bemiddeling, begeleiding en praktische en emotionele ondersteuning. Deze steunpunten worden gefinancierd middels de subsidieregeling CVTM (Coördinatie Vrijwillige Thuiszorg en Mantelzorg). Deze regeling waarvan de zorgkantoren de uitvoerders zijn, is een onderdeel van de AWBZ. In het verleden zijn ook wachtlijstmiddelen ingezet ten behoeve van deze mantelzorgondersteuning. Belangenbehartiging mantelzorgers De belangenbehartiging van de mantelzorgers wordt in heel Nederland ter hand genomen. Dit gebeurt door de oprichting van Platforms Mantelzorgers. Deze Platforms Mantelzorgers hebben tot doel: ‘het versterken van de positie van de mantelzorgers door collectieve belangenbehartiging op terrein van participatie, welzijn, zorg, inkomen, ed.’ Dit gebeurt door erkenning te vragen voor de positie waarin mantelzorgers verkeren en door mee te praten over het beleid voor zieken en gehandicapten in de regio. Ook in Noord-Holland zijn er, in samenwerking met het Steunpunt Mantelzorg in de regio, verschillenden platforms opgericht. Mantelzorg en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning In het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) worden voorzieningen voor ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers waarschijnlijk als prestatiegebied voor gemeenten benoemd. De CVTM-gelden (landelijk: 20,5 miljoen) gaan over naar de gemeenten. In een aantal gemeenten in Noord-Holland wordt al een actief beleid gevoerd op het gebied van de mantelzorg, maar bij de meeste gemeenten staat dit nog in de kinderschoenen. Bij de steunpunten bestaat zorg over de continuïteit van de bestaande regionale ondersteuningsstructuur voor de mantelzorg, incl. de regionale financiering na deze overheveling naar het gemeentelijke niveau. Het provinciaal overleg van de steunpunten mantelzorg probeert op deze ontwikkeling te anticiperen. De verwachting is dat met de komst van de WMO de druk op de mantelzorger toe zal nemen doordat de overheid een groter beroep doet op de zorg voor elkaar in deze wet. Respijtzorg De term ‘respijtzorg’ is een verzamelbegrip voor een scala aan beroepsmatige en vrijwillige zorgvoorzieningen die tijdelijk de mantelzorg overnemen. Respijtzorg is een cruciaal element in de ondersteuning aan mantelzorgers, naast informatie advies en begeleiding. Het belang hiervan wordt ook door de rijksoverheid erkend (Beleidsagenda VWS 2004). Ook de respijtzorg, die op dit moment door de AWBZ wordt gefinancierd, zal waarschijnlijk in het kader van de WMO overgaan naar de gemeenten.
18
Er doen zich echter diverse knelpunten in de respijtzorg voor, zoals: (vraagkant) • er bestaat weinig zicht op aard en omvang van de vraag; • aan de vraagkant blijkt dat mantelzorgers en zorgbehoevenden onvoldoende bekend zijn met 18 het fenomeen respijtzorg en de (kwaliteit van de) voorzieningen die respijt kan bieden . (aanbodkant) • er is sprake van een kloof tussen vraag en aanbod van voorzieningen; • voor het realiseren van respijtzorgvoorzieningen is weinig structurele financiering te verkrijgen en ook de regelgeving beperkt de mogelijkheden; • zorgaanbieders en verwijzers zijn vaak niet op de hoogte van het bestaan en de kwaliteit van respijtzorgvoorzieningen waardoor ze mantelzorgers en zorgbehoevenden niet adequaat kunnen infomeren. Momenteel inventariseert PRIMO nh, met provinciale subsidie, de respijtzorgvoorzieningen in de provincie Noord-Holland.
4.3
Terugblik Ambities 2000-2004 Met de notitie ‘Provinciaal mantelzorgbeleid’ (november 2000) en de ‘Deelverordening Stimulering en ondersteuning mantelzorg Noord-Holland 2002’ (december 2001) had de provincie instrumenten in handen om in de afgelopen vier jaar een pro-actief beleid te voeren. De Deelverordening was de eerste Noord-Hollandse subsidieregeling op het gebied van de mantelzorg. Het beleid 2001 – 2004 en daarmee de Deelverordening was met name gericht op vernieuwing, met name: • het versterken van de positie van mantelzorgers; • leiden tot uitbreiding van respijtvoorzieningen; • het bereik van allochtone mantelzorgers vergroten; • het vergroten van de samenwerking tussen de steunpunten mantelzorg; • de positie van mantelzorgers onderzoeken; • de mantelzorgers ondersteunen. 76 In aansluiting op de algemene speerpunten, zoals benoemd in de regeling, zijn op grond van de ontwikkelingen door de ambtelijke werkgroep mantelzorg, voor resp. 2002 en 2003 afzonderlijke speerpunten benoemd. Speerpunten in 2002:
Speerpunten in 2003:
• •
•
allochtone mantelzorgers; 19 mantelzorgers van GGZ-cliënten .
• • •
eventueel vervolg pilot(s) mantelzorg en GGZ (toekenningen 2002); eventueel vervolg pilot(s) allochtone mantelzorg (toekenningen 2002); jonge mantelzorgers (kinderen, tieners, adolescenten); preventie, eerste lijn (o.a. voorlichting en bereik huisartsen).
In 2004 ligt het accent op locale projecten, waarbij nauw met gemeenten wordt samengewerkt.
18 19
Stimuleringsprogramma respijtzorg 2004, EIZ (Expertisecentrum Informele Zorg), februari 2004. GGZ = geestelijke gezondheidszorg.
19
Resultaten 2000-2004 Vóóraf: Commissie Beleidsevaluatie In opdracht van de Commissie Beleidsevaluatie van de provincie Noord-Holland is door Research voor Beleid BV een aantal provinciale subsidieregelingen onder de loep genomen waaronder de subsidieregeling ‘stimulering en ondersteuning mantelzorg’. Voor wat betreft de regeling “stimulering en ondersteuning mantelzorg’ worden o.a. de volgende conclusies getrokken: • Het is een breed geformuleerde regeling, met een uitgebreide begeleiding van aanvragers waardoor de provincie aanvragen krijgt die goed in het beleid passen. • Er heeft een (bijna) volledige uitputting van de middelen plaats gevonden, de betrokkenheid van de provincie was groot en men heeft grip gehad op de uitvoering. Hierbij vindt de invulling en uitvoering op een doordachte wijze plaats. • De effecten zijn lastig vast te stellen en veel projecten worden pas na het gesubsidieerde jaar in breder verband geïmplementeerd. • Het is plausibel om aan te nemen dat deze regeling op termijn effect zal sorteren. Conclusies In de afgelopen vier jaar is er veel ontwikkeld op het gebied van de mantelzorg in de provincie Noord-Holland. (1)
Overzicht subsidie-aanvragen in kader van Deelverordening “Stimulering en ondersteuning mantelzorg Noord-Holland 2002 aanvragen 2002 2003 2004
afwijzingen
toekenningen
36
21
1e tender
21
15
15 6
2e tender
9
3
6
1e tender
18
16
2
Er zijn in vervolg op de gekozen speerpunten nieuwe, tot dan toe, nog niet (goed) bereikte doelgroepen bereikt, zoals allochtonen (5 projecten gesubsidieerd) , jongeren (2 projecten), mantelzorgers binnen de GGZ (2 projecten), mantelzorgers en de huisarts (2 projecten) én de belangenbehartiging van de mantelzorg (2 projecten). Veel aanvragen kwamen binnen van de steunpunten mantelzorg en steunfunctie-instellingen, maar ook van zorgaanbieders. Ondanks dat een groot aantal subsidieaanvragen niet voldoende gericht was op vernieuwing en niet voldeden aan de criteria, was er in 2002 en 2003 geen sprake van onderuitputting. Dit is ook voor 2004, na de 2e tender, de verwachting. (2) Regionale Steunpunten Mantelzorg De 9 Regionale Steunpunten voorzien duidelijk in een behoefte; zij zijn de afgelopen jaren verder 20 uitgebouwd en geprofessionaliseerd’ . Zij hebben, juist omdat ze regionaal werken, nieuwe doelgroepen bereikt (zoals allochtonen, GGZ-mantelzorgers of jonge mantelzorgers) en nieuwe methodieken ontwikkeld. Ook pakken ze gezamenlijk projecten op en werken ze op het gebied van de communicatie steeds meer samen. Verder zijn zij bezig samen een basispakket voor de ondersteuning te ontwikkelen.
20
Er bestaan grote verschillen tussen deze steunpunten. Er zijn twee grote steunpunten in resp. het Gooi en Amsterdam en de kleine steunpunten zitten met name in Noord-Holland-Noord. Enerzijds heeft dit te maken het beleid van het zorgkantoor en de hieraan gekoppelde financiering. Anderzijds heeft dit te maken geldstromen van derden, zoals een gemeentelijke bijdrage, subsidies en fondsen.
20
De provincie heeft door subsidiegelden, via overleg en door het inzetten van het eigen netwerk veel energie gestoken in versterking van deze Regionale Steunpunten. Er is inmiddels ook een Provinciaal overleg van Regionale Steunpunten Mantelzorg tot stand gekomen waarin ook de provincie participeert. (3) Overleg 21 In april 2000 is een Provinciale Klankbordgroep Mantelzorg opgericht om informatie uit te wisselen, deskundigheid bij alle partijen te vergroten, monitoren van (door de provincie gesubsidieerde) projecten en elkaar waar nodig te adviseren. De ervaringen tot nu toe zijn positief: de klankbordgroep levert een extra stimulerende bijdrage aan de (kwalitatieve verbetering van de) mantelzorg. Daarnaast is er elk half jaar ambtelijk overleg met de zorgkantoren om het mantelzorgbeleid op elkaar af te stemmen. Op landelijk niveau is er overleg met het IPO (vertegenwoordiging in de IPO22 23 werkgroep mantelzorg), de LOT en Xzorg . (4) Belangenbehartiging via Platforms Belangenbehartiging Door eenmalige subsidie van de LOT en de provincie Noord-Holland is de belangenbehartiging in een 24 stroomversnelling geraakt. In Noord-Holland heeft een aantal RPCP’s , in samenwerking met de LOT en met het Regionaal Steunpunt Mantelzorg in de betreffende regio, de belangenbehartiging opgepakt door het opzetten van Platforms Belangenbehartiging Mantelzorg. In één regio heeft de lokale welzijnsorganisatie het Platform onder haar hoede genomen. De oprichting van Platforms Mantelzorg gaat snel: van 1 begin 2004 naar 6 medio 2004, te weten Zuid-Kennemerland, Amstelland/Meerlanden, ‘t Gooi, Amsterdam, Zaanstreek/Waterland en NoordHolland-Noord. De Platforms worden ondersteund door de LOT en door de organisatie waarbij ze zijn aangehaakt. De LOT heeft voor Noord-Holland een ondersteuner in dienst die de Platforms kan begeleiden en ondersteunen. Op dit moment is nog niet duidelijk of deze functie zal worden gecontinueerd. (4) Communicatie/PR en kennisoverdracht Op het gebied van de naamsbekendheid, informatievoorziening en kennisoverdracht hebben verschillende organisaties al een rol. De belangrijkste spelers op provinciaal gebied zijn de steunpunten mantelzorg, de LOT, platforms mantelzorg, steunfunctie-instellingen en de provincie Noord-Holland. De afgelopen vier jaar is door de provincie veel aandacht besteed aan communicatie over het provinciale mantelzorgbeleid: in provinciale zorgnieuwsbrieven, zoals Zorgzaam en de sectorale regiovisienieuwsbrieven (o.a. themanummer over mantelzorg); tweemaal op de provinciale pagina in de huis-aan-huisbladen. Ook is het thema onder de aandacht gebracht via de provinciale website.
21
22 23 24
In de klankbordgroep zijn naast mantelzorgers (belangenbehartigers namens regionaal platform), cliëntenorganisaties (ouderenbonden en RPCP’s ), regionale steunpunten mantelzorg, zorgaanbieders, zorgkantoren, steunfunctieinstellingen (zoals Primo) en ook landelijke organisaties als de LOT vertegenwoordigd. De klankbordgroep komt vier keer per jaar bij elkaar. De LOT is de landelijke vereniging van mantelzorgers. Xzorg is de vereniging steunpunten mantelzorg, vrijwillige thuishulporganisaties en buddyprojecten Regionaal Patiënten Consumenten Platform.
21
De provincie Noord-Holland heeft daarnaast de landelijke campagne ‘Ik? Ik ben mantelzorger’ inhoudelijk, organisatorisch en financieel ondersteund. Deze campagne is bedoeld om de mantelzorg op de agenda van zorgaanbieders, gemeentelijke overheden en andere partijen te krijgen. De campagne heeft ook als doel om de knelpunten in kaart te brengen en hier vervolgens activiteiten voor te ontwikkelen. In Noord-Holland loopt de campagne vanaf 1 april tot en met 18 november 2004. Op landelijk niveau zijn met name de LOT, EIZ en X-zorg belangrijk op het gebied van informatie, naamsbekendheid en kennisoverdracht.
4.4
Ambities voor de toekomst Achtergrond Wij willen, mede in aansluiting op het collegeprogramma 2003–2007, de komende jaren de positie van mantelzorgers blijven versterken met een gerichte ondersteuning, en het bereik daarvan in het bijzonder naar allochtone mantelzorgers vergroten. Het provinciale beleid 2001–2004 was gericht op het versterken van de positie van mantelzorgers en verbetering van de mantelzorgondersteuning. In 2006 gaat de financiering van de mantelzorgondersteuning waarschijnlijk naar de gemeenten toe (zie par. 4.2). De steunpunten mantelzorg die regionaal werken, zullen met de komst van de WMO gedwongen worden zich te bezinnen op hun toekomstige positie, o.a. met betrekking tot de mantelzorgondersteuning die niet lokaal kan worden georganiseerd (bijv. specifieke kleine doelgroepen). De steunpunten en de platforms zijn zich nu al aan het voorbereiden op de WMO: wat kan lokaal worden georganiseerd, wat zal regionaal nog nodig zijn enz. Ambities Op basis van het collegeprogramma, kaderbrief 2005 en de resultaten van ons beleid in de afgelopen jaren stellen we ons voor de periode 2005-2007 het volgende doel: Onze ambities in kader ISV-2/WWZ
mantelzorgbeleid breder implementeren met innovatieve projecten en ‘good practices’ (looptijd 2005 – 2007).
Het gewenste eindresultaat – gegeven de beschikbare middelen -: • het bestendigen van de huidige ontwikkelingen, in het bijzonder op verbreding en verspreiding van bestaande kennis, methodieken en vaardigheden, mede op basis van de ervaringen in reeds afgeronde pilots, zoals allochtonen, jongeren en mantelzorgers binnen de GGZ. • De belangenbehartiging mantelzorgers in Noord-Holland is vormgegeven • De lokale mantelzorgondersteuning verder uitgewerkt en er is duidelijkheid over welke ondersteuning lokaal en welke ondersteuning regionaal kan worden geboden. Wij zullen hiervoor een nieuwe Deelverordening voorbereiden. Toelichting en aanpak In de nieuwe Deelverordening zullen de navolgende uitgangspunten en conclusies uitgewerkt worden. (1) Speerpunten Om aan veldpartijen ruimte te bieden voor vernieuwing zullen wij voor zoals in de afgelopen periode per jaar, resp. voor 2005, 2006 en 2007, een aantal speerpunten vaststellen.
22
(2) Pilots De nieuwe Deelverordening zal zich richten op verbreding en implementatie van afgeronde pilots in de regio’s in de regio’s waar dit nog niet is gebeurd, rondom de volgende thema’s: allochtone mantelzorgers; mantelzorgers van GGZ-cliënten; jonge mantelzorgers én preventie en het bereik van huisartsen. In 2005 zal de provincie de resultaten van de diverse pilots breed uitdragen, bijv. in de vorm van een brochure en/of conferentie voor de veldpartijen en andere belangstellenden. (3) Belangenbehartiging van de mantelzorgers Deze is onlosmakelijk verbonden met de mantelzorgondersteuning. Wij zullen in het nieuwe mantelzorgbeleid en de Deelverordening de mogelijkheid bieden om de belangenbehartiging van de mantelzorgers, in de vorm van Platforms Mantelzorg, voor maximaal 3 jaar, financieel te ondersteunen. De Deelverordening zal de mogelijkheid bieden een aantal zaken met betrekking tot de volgende twee vragen te onderzoeken en verder uit te werken: ‘waar de platforms mantelzorg ondergebracht moeten worden’ én ‘hoe en op welk niveau de platforms georganiseerd kunnen worden’. Steunfunctie-instellingen kunnen bij de ondersteuning een rol krijgen. (4) Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) De provincie Noord-Holland wil de 9 Steunpunten Mantelzorg de mogelijkheid bieden om zich voor te bereiden op de komst van de WMO. In de Deelverordening zal de mogelijkheid gegeven worden om in gezamenlijkheid intern zich voor te bereiden, indien nodig met ondersteuning van bijvoorbeeld een steunfunctie-instelling of ander ondersteuningsinstituut én met gemeenten de lokale mantelzorgondersteuning concreet vorm te geven. (5) Respijtzorg Op het terrein van de respijtzorg-voorzieningen willen wij stimuleren dat: • de samenwerking, afstemming en inbedding tussen de respijtzorgvoorzieningen en reguliere zorgorganisaties in de regio wordt verbeterd; • Er meer respijtzorgvoorzieningen komen, gekoppeld aan bestaande woonzorginstellingen, andere wijkvoorzieningen, WWZ-projecten, wijksteunpunten breed en het kleinschalig wonen met dementie. Voor concrete projecten op het terrein van de respijtzorgvoorzieningen wachten wij de resultaten van de Primo-inventarisatie af alvorens een besluit te nemen over onze verdere inzet op dit terrein. (6) Communicatie/PR en kennisoverdracht De provincie zal gebruik maken van haar reguliere kanalen, zoals de website, de nieuwsbrieven, de provinciale pagina in de huis-aan-huis bladen om het onderwerp mantelzorg blijvend onder de aandacht te brengen. Daarnaast zal in de nieuwe Deelverordening de mogelijkheid geboden worden om subsidie aan te vragen voor aanvullende en/of vernieuwende activiteiten op het gebied van naamsbekendheid en informatie. De provincie zal - o.a. tijdens contacten in het kader van WWZ - gemeenten attenderen op de Deelverordening, hen informeren over het belang van mantelzorgondersteuning en hen tevens wijzen op ondersteuningsmogelijkheden bij het organiseren van lokale mantelzorgactiviteiten. Ook zal in het kader van wijksteunpunten-“Breed” (provinciale taak) en op het gebied van éénloketontwikkeling (gemeentelijke taak) de mantelzorgondersteuning onder de aandacht worden gebracht. Tenslotte, in het kenniscentrum WWZ zal mantelzorg als thema worden meegenomen. Het komende jaar zal worden onderzocht hoe dit het beste kan.
(7)
(Duur van de) Deelverordening
23
De looptijd van de nieuwe Deelverordening ”Mantelzorg” wordt gelijk gesteld met de looptijd van de WWZ-Stimuleringsregeling: tot en met 2007. In de nieuwe Deelverordening wordt een verbinding gelegd naar de andere Deelverordeningen (Wijksteunpunten-“Breed”, ”Kleinschalig wonen voor mensen met dementie”, Wonen Plus/Thuis in de Wijk). Daarnaast worden doelstellingen en beleidsspeerpunten uit het ISV-2 en WWZ-programma waar toepasselijk opgenomen in de nieuwe Deelverordening. Op subsidie via de Deelverordening kan een beperkt aantal organisaties, instellingen en instanties een beroep doen. In eerste instantie denken wij aan: de Regionale steunpunten mantelzorg, de LOT/Xzorg, platforms mantelzorgers, steunfunctie-instellingen, RPCP’s en gemeenten. De voorwaarden, onder andere met betrekking tot samenwerking, worden in de Deelverordening verder uitgewerkt. De Deelverordening levert een bijdrage aan realisering van het WWZstimuleringsprogramma, alleen vanuit een regionale insteek omdat locale mantelzorgorganisaties het best vanuit de regio ondersteund kunnen worden. Steunpunten Mantelzorg zijn verantwoordelijk voor de inhoud van het eigen mantelzorgbeleid, de Platforms voor de belangenbehartiging. De Steunfunctie-instellingen, maar ook andere ondersteuningsorganisaties kunnen bij het proces een ondersteunende rol spelen.
Financiën Voor de realisering van het provinciaal mantelzorgbeleid 2005-2007 willen wij uit de Extra Investeringsimpuls vanaf 2005 een bedrag van maximaal € 500.000,= per jaar beschikbaar stellen, tot en met 2007 (= totaal € 1,5 miljoen). In verband met besluitvorming na 2007 over plaatsbepaling van mantelzorgbeleid binnen de zorginfrastructuur beperken wij de beleidsperiode tot en met 2007. Toelichting In de periode 2001-2004 is € 453.000,= per jaar voldoende gebleken voor vernieuwing en alle nieuwe doelgroepen zijn bereikt binnen de pilots. Voor de verdere verspreiding en invoering van de pilots, de verder opzet van de belangenbehartiging en de lokale mantelzorgondersteuning zal € 500.000,= nodig zijn. Voor sommige projecten zullen de ontwikkel- en invoeringskosten lager zijn, maar zullen in meerdere regio’s worden ingevoerd. Dit geldt voor de verspreiding en verdere invoering van de pilots in de diverse regio’s. Voor andere projecten zullen er wel ontwikkelkosten en invoeringskosten nodig zijn, voorbeeld bij de lokale mantelzorgondersteuning. In de Deelverordening wordt dit verder uitgewerkt. Monitoring Of het nieuwe beleid succesvol is, meten we op twee manieren: a. Kwantitatieve meting Het gewenste eindresultaat: Voortzetting mantelzorgbeleid door bredere implementatie van innovatieve projecten en ‘good practices’ (looptijd 2005 – 2007). Wij monitoren de voortgang door het bijhouden van een lijst van initiatieven in Noord-Holland, door steunfunctie-instelling of provincie. b.
Kwalitatieve meting In 2007 zal worden bekeken of en hoe de mantelzorgondersteuning en de belangenbehartiging onder kan worden gebracht bij bestaande provinciale beleidsterreinen, zoals sociaal beleid, zorgvragersbeleid en WWZ-beleid.
24
5.
FINANCIËN Tijdens de vergadering van Provinciale staten van 17 mei 2004 is besloten om op basis van amendement 10-1 op de Kaderbrief 2005 100 miljoen extra investeringsimpuls ter beschikking te stellen als extra impuls voor de zorginfrastructuur in de provincie Noord-Holland. In deze nota geven wij onze ambities weer voor uitvoering van nieuw beleid in de tweede programmalijn van het uitvoeringsprogramma Wonen, Welzijn, Zorg ( WWZ) op de onderdelen Wijksteunpunten-“Breed” Mantelzorg en Kleinschalig wonen voor mensen met dementie vanaf 2005. Voorlopig is op basis van nieuw beleid vanaf 2005 voor wijksteunpunten-breed een bedrag van € 11 miljoen en voor mantelzorg een bedrag van € 1,5 miljoen opgenomen in de eerste ramingen van de Extra Investeringsimpuls. Voor kleinschalig wonen met dementie is uit de UNA-gelden nog een bedrag van € 680.000,- beschikbaar. Besluitvorming over de inzet van de € 100 miljoen uit de Extra Investeringsimpuls is echter thans voorzien voor mei 2005. Om stagnatie bij uitvoering van het ISV-2/WWZ programma vanaf januari 2005 te voorkomen, willen wij, vooruitlopend op de besluitvorming over de Extra Investeringsimpuls in 2005 PS vragen al bij de programmabegroting voor 2005 ten behoeve van de op te stellen deelverordeningen in te stemmen met de bestemming van € 11 miljoen voor wijksteunpunten-breed, € 1,5 miljoen voor mantelzorg uit de Extra Investeringsimpuls en voor kleinschalig wonen voor mensen met dementie € 680.000,- uit de UNA-gelden. Vervolgens kan de intensivering van beleid, te weten nog eens € 11 miljoen voor wijksteunpunten- breed om alle gemeenten in Noord-Holland de kans te geven een wijksteunpunt te realiseren met provinciale bijdrage en € 4.320.000,- voor verdere uitbouw van kleinschalige woonvoorzieningen voor mensen met dementie worden meegenomen in de voorziene besluitvormingsprocedure voor de Extra Investeringsimpuls. Wijksteunpunten-“Breed” Voor de realisering van het provinciaal beleid Wijksteunpunten-“Breed” 2005-2007 is in de Extra Investeringsimpuls een totaalbedrag van € 22 miljoen opgenomen, waarvan om stagnatie te voorkomen vanaf 2005 € 11 miljoen beschikbaar zou moeten zijn. Als basissubsidie voor een 1-loket, een ontmoetingsruimte en twee of meer lokaal gewenste functies gaan wij uit van maximaal € 500.000,- per aanvraag, zodat in eerste instantie voor 22 en uiteindelijk voor 44 gemeenten subsidie beschikbaar is. De keuze voor toevoeging van een HOED, GOED of AHOED en verdere verbreding van de sociaalculturele infrastructuur, met bijvoorbeeld een buurtrestaurant-project, laten wij over aan gemeenten. Kleinschalig wonen voor mensen met dementie Voor de realisering van het provinciaal beleid ‘Kleinschalig wonen voor mensen met dementie” 20052015 is bij de Extra Investeringsimpuls een bedrag van maximaal € 5 miljoen uitgegaan, waarvan € 680.000,- vanaf 2005 beschikbaar zou moeten zijn. Wij willen dit als volgt inzetten: € 200.000,- voor voorlichting en kennisoverdracht; € 4.800.00,- voor co-investering in projecten kleinschalig wonen. Als basissubsidie gaan wij uit van maximaal € 200.000,- per aanvraag, zodat voor tenminste 24 projecten subsidie beschikbaar is. Voor de periode 2007-2015 zal naar aanleiding van onderzoeksresultaten besluitvorming plaats kunnen vinden over uitbreiding van beleid en middelen ten behoeve van kleinschalig wonen voor andere sectorale groepen zorgvragers. Mantelzorgbeleid Voor de realisering van het provinciaal Mantelzorgbeleid’ 2005-2015 is in de Extra Investeringsimpuls een bedrag van maximaal € 500.000,= per jaar beschikbaar tot en met 2007 (= totaal € 1,5 miljoen). Afhankelijk van de ontwikkeling van de plaats van mantelzorg in de zorginfrastructuur kan na 2007 besloten worden over nieuw beleid en daarvoor beschikbare middelen.
25
Totaal voor “Zorg verbetert……”
Wijksteunpunten Kleinschalige woonvormen Mantelzorg
Afloop verordening
Bedrag/ zekerheid over dekking uit Extra Investeringsimpuls v.a. 2005
Voorstel voor Intensivering uit Extra Investeringsimpuls na 2005
Looptijd nieuwe verordening
eind 2004 n.v.t.
€ 21.000.000,€ 680.000,-
€ 11.000.000,€ 4.320.000,-
20050-2015 2005-2015
eind 2004
€
1.500.000,-
26
2007 (verlenging mogelijk)
Bijlage 1
Gerealiseerde wijksteunpunten uit “Plan Verzorging en Verpleging 19972000”
Naam wijksteunpunt/ verzorgingshuis
Gemeente
opmerkingen
WSP “Keijzershof”
Anna Paulowna
Gerealiseerd; gaat nu aanzet tot 1loket ontwikkelen.
WSP ter vervanging van verzorgingshuis Angela
Harenkarspel
Gerealiseerd
WSP ter vervanging van “Sabinahof”
Harenkarspel
Gerealiseerd
WSP “de Goede Ree”
Den Helder
Gerealiseerd.
WSP ter vervanging van huize “Maria Mater”
Niedorp
Gerealiseerd
WSP ter vervanging van verzorgingshuis St. Jan
Texel
Gerealiseerd
WSP ter vervanging van `t Slothuijs
Opmeer
Gerealiseerd
WSP de Rozenstate ter vervanging de Rozenburcht
Wester Koggenland
Gerealiseerd
WSP ter vervanging van “`t Oeverland”
Wester Koggenland/ Spierdijk
Wordt gebouwd
WSP, lokatie Huiswaard
Alkmaar
Gerealiseerd
WSP ter vervanging van ”Dillenburg”
Alkmaar
Gerealiseerd
WSP ter compensatie van de Zonnehof
Alkmaar
Gerealiseerd
WSP de Zanderij ter vervanging verzorgingshuis Westerkimme
Bergen/Schoorl
Gerealiseerd
WSP ter vervanging van huize “Vogelsanck” Bloemendaal
Gerealiseerd
WSP ter compensatie van sluiting huize “de Beuk”
Haarlem
Gerealiseerd
WSP Beatrixplein ter vervanging van huize “Middelwijk”
Beemster
Gerealiseerd en is nu al te klein; wil uitbreiden naar WSP+
WSP ter compensatie van “Avondzon”
Purmerend
Gerealiseerd
WSP ter vervanging van huize Lambert Melisz
Zaanstad
Gerealiseerd
WSP ter compensatie van huize Parkzicht
Zaanstad
Gerealiseerd
WSP ter compensatie van “De Schuilhoeve”
Haarlemmermeer
Gerealiseerd
WSP ter compensatie van verzorgingshuis de “Wingerd” te Blaricum is op verzoek van partijen gerealiseerd in Huizen, t.w. “De Rustmaat/ de Marke”
Huizen
Geopend juni 2004.
27
Bijlage 2
Overzicht wijksteunpunten-“Plus”
1. Subsidieverzoeken 2002 In de eerste verdeelronde van 1 november 2002 zijn 8 subsidieverzoeken gehonoreerd, waarbij wij gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om in bijzondere gevallen af te wijken van de Delverordening. Veelal ging het om uitstel voor een onherroepelijke bouwvergunning als de onderhandelingen met bezwaarmakers nog net niet waren afgerond. Of er bleek plots uitbreiding met kinderopvang mogelijk, die in de wijk in een behoefte voorzag, maar waarvoor de bouwplannen aangepast moesten worden. Een andere reden was verschil tussen de opgegeven stichtingskosten en de specificaties. Inmiddels zijn alle gehonoreerde aanvragen gestart met de bouw, staan op het punt te gaan bouwen of zijn al geopend. Twee aanvragen uit Laren en Oostzaan zijn in 2002 afgewezen, omdat de plannen incompleet waren en de ontbrekende gegevens ook niet op afzienbare termijn te verwachten waren. 2. Subsidieverzoeken 2003 Op 1 november 2003 zijn vijf aanvragen binnen gekomen van de gemeenten: • Oostzaan ( sloop van het verzorgingshuis “de Lishof” en nieuwbouw met zelfstandige seniorenwoningen en een wijk-steunpunt), • Laren ( bij verzorgingshuis Johanneshove), • Beemster, ( uitbreiding en verbreding voor diverse doelgroepen van het wijksteunpunt Middelwijck tot Wijksteunpunt Plus te Midden-Beemster), • Bussum (wijksteunpunt in het kader van wijkvernieuwing Landstraat-Noord) en • Heerhugowaard, waarbij de gemeente Heerhugowaard drie deelaanvragen heeft ingediend (wijkvoorziening, waaronder wijksteunpunt in de nieuwbouwwijk “Stad van de Zon”, en plannen voor Berckheide, Molen/Rivierenbuurt). De aanvragers hebben binnen de geboden gelegenheid tot aanvulling ook bij benadering niet kunnen voldoen aan de volledigheid, zoals vereist in artikel 11 lid 2 van de Deelverordening om een aanvraag in behandeling te kunnen nemen. Alle aangeboden kostenspecificaties waren dermate globaal, dat bouwkundig geen eerste beoordeling mogelijk was. De gemeente Laren heeft de aanvraag ingetrokken wegens inmiddels verkregen subsidie van VROM/VWS, waardoor subsidie van provincie Noord-Holland niet meer noodzakelijk was. De aanvragers zijn gehoord en hebben een beschikking ontvangen met vermelding van nog ontbrekende gegevens, die voor beoordeling van een nieuwe aanvraag per 1 november 2004 noodzakelijk zijn. I.3. Verwachtingen voor 2004 Behalve aanvragen uit Heerhugowaard, Bussum, Beemster en Oostzaaan, hebben ook ambtelijke gesprekken plaatsgevonden met de gemeenten Obdam, Volendam, Drechterland, Zandvoort, Aalsmeer en Enkhuizen, die mogelijkheden verkennen of plannen aan het ontwikkelen zijn. Of zij ook allemaal op 1 november alle vereiste gegevens zullen kunnen aanleveren is niet zeker. Met een subsidieplafond van ruim 2 miljoen euro en meer dan twee of drie aanvragen, zal de werking van het tendersysteem tot scherpe selectie leiden. Beschikbaar voor 2001 t/m 2004
€
6.806.700,-
Verplichtingen uit de tender 2001/2002
€
4.591.260,-
Verplichtingen uit de tender 2003-12-17
€
Beschikbaar voor 2004
€
0,2.215.440,-
28
Bijlage 3 Wijksteunpunt, gemeente
Stand van zaken wijksteunpunten-“Plus” per april 2004 Stand v. zaken per april 2004
Doelgroepen
Functies
Aangevraagd 2002, uitstel tbv toevoeging van kinderopvang, toekenning dd 8-7-03. Start bouw dec. 2003; oplevering kinderopvang juli 2004 en wijkstpt geheel september 2004
Ouderen /vergelijkbare doelgroepen, gezinnen met kleine kinderen.
Ontmoetings/activiteit enpunt, dagopvang, internet, maaltijden, kinderopvang
Enkhuizen, niet exact bekend
Planontwikkeling v.a. 2001 vertraagd, o.a. tijdige bouwverg.
Bij Huis ter Kimme gem. Heerhugowaard
Project gerealiseerd.
Vroonermeer-Zuid, gem. Alkmaar
Startinitiatief was Geen Brede School. Subsidieaanvraag ontwikkeld voor WSP+ wegens te weinig ouderen in de wijk
Broek op Langedijk, Mayersloot-west, gem. Langedijk,
Ingediend 2002, subs. toegekend dd 4-7-03, vertraging door andere eigenaar; eerste paal 2 juli 2004
Ouderen, jongeren, wijkbewoners, breed
Veel, w.o. 1e lijnszorg
€ 585.464,-
Parkzicht, Hippolytushoef, gem. Wieringen
Aangevraagd 2002, subs. toegekend 8-703; bouw vordert.
Ouderen, GGZcliënten, lich. gehandicapten?, oudere wijkbewoners,
Zorg, Wonen Plusachtige dienstverlening, bibliotheek
€ 1.000.000,-
Schermerhorn, gem. Schermer
Subsidie toegekend maart 2003. Vertraging door wijziging rijksregelgeving, waardoor exploitatieprobleem. woningbouwcorp. en gem. hebben probleem opgelost. Voor uitstel start bouw tot december 2004 verzoek ingediend.
Ouderen, psychogeriatrische Ouderen, moeder en kindzorg en wijkbewoners
Samenhangend pakket op gebied van wonen, zorg en welzijn, wo Wonen Plus
€ 500.000,-
Plan maakt deel uit van project “Aangenaam….” (2 à 3 steunpunten)
Ouderen, jongeren, dorpsbewoners,
Welzijn, huisarts, jeugdsoos, leeshoek
€ 231.652,-
Voorbeeld van uitbreiding Dorpshuis tot WSP+
Ouderen, gehandicapten, wijkbewoners
Ontmoetings-en cursusruimte, 1-loket, wo Wonen Plus,
Subsidiebedrag Nog niet
Julianadorp, gem. den Helder Boterzwin 3476
Aangevraagd 2002, Dorpshuis toegekend 31-3-03; Abbekerk, gem. Noorder Koggenland 2e fase bouw gestart maart 2004. Stad van de Zon, gem. Heerhugowaard
Onvolledige aanvraag 2003 afgewezen; gaat om groot voorzienin-
subsidie
Opmerkingen
€ 625.292,-
kleinschalig, gemeente heeft “de Nieuwstad” ge vraagd voor beheer na problemen bij WMD. Daardoor erg op ouderen gericht. Kinderopvang maakt WSP+ wijkgerichter
Nog geen plan bekend
Nog niet bekend
Ook genoemd in ISV-1plan
Geïndiceerde ouderen Opplussen van de en senioren uit de wijk accommodatie/ combinatie met aanleunwoningen
Geen subsidie aangevraagd
Deel van groot herstructureringspl an voor wijk
29
Geen subsidie aangevraagd
Ook genoemd in ISV-1plannen
Wijksteunpunt, gemeente
Stand v. zaken per april 2004
Doelgroepen
Functies buurtrestaurant
gen-centrum in nieuwe wijk. Nieuwe aanvraag 2004.
subsidie
Opmerkingen
bekend.
Obdam, locatie nog niet definitief
Neemt nu deel aan coaching voor gemeenten ter voorbereiding op planontwikkeling.
De Lishof, gem. Oostzaan-
Aanvragen WSP+ in 2002 en 2003 afgewezen . Betreft sloop verzorgingshuis en nieuwbouw senioren.woningen met zorg-en dienstverlening.
Ouderen, waarschijnlijk ook gehandicapten-
Zorg, welzijn
Purmer-Noord
Aangevraagd 2002, toegekend 19-2-03. Wijksteunpunt is 110-03 geopend.
Breed, vooral ouderen en lichamelijk gehandicapten
Wegens te weinig zorggeindiceerden in de omgeving uiteindelijk voornamelijk welzijn
€ 327.614,-
Combinatie met wiik- en winkelcentrum. Gem. voert regie.
Meerpaal te Zaandam
aanvraag 2002 , toegekend 10-3-03. Opening aug/sept. 2004
Ouderen en wijkbewoners
Welzijn, zorg, recreatie, dagopvang, A-Hoed
€ 383.488,-
Combinatie met groot complex zelfstandige seniorenwoningen met verzorgingshuisz. .Veel ouderen in wijk.
Middelwijck, gem. Beemster
Aanvraag 2003 afgewezen, bereiden nu plan en subsidieaanvraag 2004 voor
Ouderen, lich. gehandicapten,
Zorg, welzijn, moeder en kindzorg,Wonen Plus
Subsidiebedrag nog niet bekend.
Zandvoort-Noord
Nog geen plan ingestuurd, wordt wel voorbereid
Nog niet bekend
Nog niet bekend
Nog niet bekend
Nieuw Vredeveld
Verzorgingshuis wenste uitbreiding met wijksteunpunt plus. Hebben geen aanvraag ingediend wegens onhaalbaarheid.
Primair voor ouderen, ook andere doelgroepen
Geen Zo veel mogelijk functies op gebied van subsidie aangevraagd. wonen, zorg en welzijn
Laren, bij verzorgingshuis Johanneshove.
Aanvraag 2002 afgewezen en 2003 ingetrokken wegens voldoende subsidie uit WZSR
Primair voor ouderen en lichamelijk gehandicapten
Ontmoeting, 1-loket; op bovenetage kantoren voor SWOBEL en andere vrijw. organisaties
Subsidieverzoek ingetrokken
Landstraat-Noord, gem. Bussum
Aanvraag 2003 afgewezen, bereiden nu aanvraag 2004 voor.
Ouderen, wijkbewoners, breed
1-loket, welzijn, zorg,
Subsidiebedrag nog niet bekend
Maakt deel uit van een ambitieuze herstructurering van de wijk.
Hilversum-Oost (Marimba)
Aangevraagd 2002, toegekend 7-4-03. Wijksteunpunt is
Zo veel mogelijk Ouderen, gehandicapten ( LG en functies op het gebied van wonen, zorg en VG), wijkbewoners.
€ 937.750,-
Ook pilotgebied in kader ISV-1. Gemeente voert
Gildeplein, gem. Purmerend
Wijk Elsrijk Rembrandtweg 428, gem. Amstelveen
30
Opgenomen in ISV-plannen
Wijksteunpunt, gemeente
Stand v. zaken per april 2004
Doelgroepen
Functies welzijn
onderdeel groot complex met voorzieningen en woningen; bouw is vergevorderd, opening 120904.
31
subsidie
Opmerkingen regie bij herstructurering van de wijk; ook landelijk voorbeeldproject
Bijlage 4
Behoefte aan kleinschalige woonvoorzieningen
Tabel 1
Gewenste ontwikkeling aantal kleinschalige projecten en plaatsen 2003 - 2013 2013
2003
Aantal PG verpleeghuisorganisaties
Provincie Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Flevoland Nederland
Figuur 1
extra benodigde bedden door Aantal PG bedden in weg te werken vergrijzing 20032013 verpleeghuizen wachtlijst in 2002
Extra bedden PLUS wachtlijst
te realiseren projecten per provincie tot 2010 *
te realiseren plaatsen per instelling
11 14 9 20 35 26 45 64 10 36 17 3
1.243 1.298 1.012 2.300 3.828 2.454 5.275 8.131 885 3.878 2.457 332
172 207 200 419 830 544 1.211 1.198 91 894 432 129
170 241 258 625 1.068 554 1.051 1.201 87 1.578 918 193
342 448 458 1.044 1.898 1.098 2.262 2.399 178 2.472 1.350 322
14 19 19 44 79 46 94 100 7 103 56 13
31 32 51 52 54 42 50 37 18 69 79 107
290
33.093
6.327
7.943
14.270
595
49
Aantal te realiseren plaatsen kleinschalig wonen, 2003 - 2013 Aantal te realiseren plaatsen tussen 2003 en 2013 per provincie 322 1.350
342
448
458
Groningen 1.044
Friesland Drenthe Overijssel
2.472
Gelderland 1.898
Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland
178
Zeeland 1.098
Noord-Brabant Limburg
2.399
Flevoland 2.262
Figuur 2
Aantal te realiseren plaatsen kleinschalig wonen 2003 – 2013, uitgesplitst naar autonome groei en wegwerken wachtlijsten
32
3.000 extra benodigde bedden door vergrijzing 2003-2013 w eg te w erken w achtlijst in 2002 2.000 1.500 1.000
500
ol an
d
g Fl ev
Li m bu r
an t ab
nd
Br
ela Ze
dNo or
Ho l id Zu
N
oo r
dH
oll
la nd
an d
ch t U t re
nd G
el de r
la
ss e
l
e
nd
nt h Dr e
ve rij O
G
ro n
in g
en
Fr ie s la
Aantal nieuwe plaatsen 2000-2010
2.500
Provincie
Titel:Bijl. PS-verg., agendapunt 11b. (Zorg verbetert…) Datum:11-10-2004 Nummer:11b
33