Handleiding/verbetersleutel voor de leerkracht bij themafiche 25 jaar IVRK Eindtermen: Wereldoriëntatie 3.1* ; 4.13 ; 4.15 ; 5.8 ; 5.9*
Sociale vaardigheden 1.6 ; 3
Nederlands 2.9* ; 2.10* ; 3.4 ; 4.6 ; 4.7
Muzische vorming Indien het verdrag ( zie actie op p.2) gemaakt wordt tijdens een les muzische vorming: 1.4* en 1.6 (beeld) Bij maken van filmpje of toneeltje: 3.5 en 3.6 (drama) Je kunt hier ook alle attitudes (onder punt 6) voor muzische vorming aan toevoegen. Doelstellingen: -
-
De leerlingen kunnen verwoorden waarom de datum 20 november1989 zo speciaal is. De leerlingen kennen hun rechten en kunnen enkele voorbeelden opsommen. De leerlingen kunnen verwoorden waarom de rechten van het kind belangrijk zijn en waarom het belangrijk is dat ze deze kennen. De leerlingen kunnen verwoorden dat de rechten van het kind niet altijd gerespecteerd worden. De leerlingen kunnen kort een eigen getuigenis neerschrijven in verband met de rechten in hun omgeving. De leerlingen beseffen dat ze mee kunnen werken aan een betere wereld voor alle kinderen. De leerlingen kunnen verwoorden dat ze zelf rechten hebben, maar dat ze dus ook respect moeten hebben voor de rechten van anderen. De leerlingen kunnen de ‘3 p’s’ koppelen aan enkele rechten (provisie, protectie, participatie) en kunnen deze termen in hun eigen woorden uitleggen. De leerlingen kunnen verwoorden hoe de rechten van het kind geëvolueerd zijn in de tijd en kunnen hier belangrijke gebeurtenissen, zoals de tweede wereldoorlog, aan koppelen. De leerlingen kunnen door middel van een interview onderzoek doen naar de rechten van het kind in de tijd van hun ouders en grootouders. De leerlingen kunnen door samen te werken een filmpje samenstellen over het belang van het ontstaan van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
1
Hoe ga je met deze fiche aan de slag? Ideaal is om 2 lesuren aan de slag te gaan met deze themafiche. Aangezien de leerlingen interviews moeten afnemen, zullen deze tijdens de tweede les besproken worden. Hieronder vindt u een mogelijk lesverloop, u kunt natuurlijk ook zelf bepalen hoe u met de themafiche aan de slag gaat. Doorheen de fiche worden enkele (discussie)vragen gesteld. Laat de leerlingen individueel de antwoorden op een apart blad noteren of ga met hen meteen in gesprek. Deze fiche is niet zozeer gericht op het cognitieve (kennis overbrengen), maar wil vooral de leerlingen over bepaalde zaken laten nadenken en reflecteren doorheen enkele opdrachten. Mogelijk lesverloop:
1e LES Inleiding: schrijf datum ‘20 november 1989’ op het bord. Misschien zijn er leerlingen die al iets meer weten over deze datum. Vraag de leerlingen of ze weten waarom deze datum zo speciaal is. Kern: 1. INFO Lees samen het stukje 1. INFO en laat de kinderen ontdekken (of herhalen als sommigen het wisten) waarom de datum 20 november 1989 speciaal is.
Lees vervolgens samen het eerste stukje informatie in het geelachtige kadertje of laat de leerlingen individueel lezen en bespreek wat ze geleerd hebben.
Discussievraag: Laat een leerling de getuigenis van Shabnam uit India voorlezen en vervolgens een andere leerling de getuigenis van het kind uit België. Laat de leerlingen opnieuw (schriftelijk of mondeling) de vraag beantwoorden.
Vraag: Laat de leerlingen nu eens nadenken over kinderrechten in hun eigen omgeving en laat hen dit neerschrijven.
2
2.ONTDEK
A. Wij hebben allemaal rechten. Laat de leerlingen de tekst naast de animatiefiguren lezen en laat hen nadenken waarom deze in cirkels (zie rechts bovenaan) opgenomen zijn (de cirkel wordt steeds groter omdat we steeds verder uit hun leefwereld stappen). Je vertrekt dus vanuit het midden (hun leefwereld) en werkt zo naar buiten. Laat de leerlingen vervolgens de opdracht uitvoeren. Verbetering: (meerdere antwoorden mogelijk) Recht op recht op spel Ik heb het recht om te spelen, daarom hebben wij ook speeltijd op school Ik België De andere kinderen hebben ook recht op spel, ik mag ze dus niet uitsluiten. Wereld Als ik zie dat iemand gepest of uitgesloten wordt en niet kan spelen, meld ik dit bij de juf.
Actie: Zodat niemand vergeet hoe belangrijk de rechten zijn, maak je samen met de hele klas een verdrag en onderteken je dit allemaal. ! Afhankelijk van de tijd dat je erin wil steken kan je gewoon met de hele klas de rechten op een blad schrijven en iedereen laten tekenen OF kan je hier een lesje muzische vorming rond maken waarin alle kinderen een tekening maken over een recht en je dit samenbrengt op een grote poster die ondertekend wordt.
B. Wij hebben niet enkel rechten. Laat de leerlingen het stukje tekst onder de titel lezen.
Opdracht: Laat nu de leerlingen de tabel aanvullen met andere voorbeelden (er wordt al een voorbeeldje gegeven). o Mogelijke verdieping: speel buiten het volgende spel als bewegingstussendoortje. Maak grote cirkels op de speelplaats (bv. met stoepkrijt) waarin je ‘recht’, ‘wens’ en ‘respect’ schrijft. Geef een bepaalde stelling/uitspraak (bv. ik organiseer een actie tegen pesten) en laat de leerlingen zo snel mogelijk naar de juiste cirkel lopen. Discussie is soms mogelijk en kan interessant zijn! Laat eventueel ook leerlingen zelf stellingen/uitspraken bedenken.
3
C. Verschillende soorten rechten. Lees het stukje tekst onder de titel.
Opdracht: Deel 1: Laat de leerlingen kort nadenken over de drie termen. Wat zouden ze kunnen betekenen. Zoek het samen op. Laat de leerlingen het in hun eigen woorden formuleren. Verbetering + achtergrond voor leerkracht bij opdracht, duidelijke verwoording van de 3 p’s:
Provisie: is wat kinderen nodig hebben om gezond te kunnen blijven, te kunnen groeien en zich goed te kunnen ontwikkelen (voeding, onderdak, medische zorgen, onderwijs, …) N.B. voor de leerkracht: om het duidelijk te maken, kan je de vergelijking maken met de provisiekast van vroeger. Hier werd het voedsel en alle andere ‘broodnodige’ zaken bewaard. Protectie: dit zijn beschermingsrechten die ervoor zorgen dat je tegen allerlei (uitbuiting, mishandeling,…) beschermd wordt. N.B. voor de leerkracht: vraag aan de leerlingen of pesten hier ook bij hoort. Participatie: participeren is meedoen. Het zijn dus de rechten die ervoor zorgen dat je voor jezelf mag en kan opkomen als het over zaken gaat die met jou te maken hebben en dat je voor bepaalde zaken (bv. je geloof) mag kiezen. N.B voor de leerkracht: indien jullie school een leerlingenraad heeft, is dit een heel mooi voorbeeld van participatie. Deel 2: Elk recht bevat telkens de 3 p’s, bij sommige rechten is dit duidelijker dan bij anderen. Laat de leerlingen de tabel aanvullen met wat elk recht betekent voor provisie, protectie en participatie. Mogelijke verbetering opdracht 1 (tabel) + 2 extra voorbeelden: Provisie Recht op Elk kind moet naar school onderwijs kunnen gaan: er moet ook materiaal voorzien worden, leerkrachten moeten gevormd worden…
Protectie
Participatie
De school moet een beschermende omgeving zijn voor alle kinderen (vs. lijfstraffen, pesten, etc.).
Op school en in de klas mogen we onze mening geven en is er ook een leerlingenraad.
4
Recht op een plek om je thuis te voelen
Je hebt een thuis en je voelt je daar goed. Je ouders zorgen voor de zorg en steun zodat je een thuis hebt om op groeien. De staat heeft als verplichting om ouders te ondersteunen in die taak door bv kindergeld te voorzien, … .
Om op te groeien, moet je je veilig kunnen voelen, en veilig zijn (beschermd tegen mishandeling) en je hebt ook recht op privacy.
Er wordt rekening gehouden met jouw mening over het verloop van de activiteiten thuis, over de afspraken en de inkleding. En wanneer je graag even alleen wil zijn, wordt hiermee rekening gehouden.
Recht op een naam en nationaliteit
Je hebt recht op een naam, een nationaliteit en familiebanden. Daarom moet elk land alle kinderen bij de geboorte inschrijven in een geboorteregister. Zo krijg je een wettelijke identiteit.
Als je ingeschreven bent, is de overheid verantwoordelijk voor jou en voor jouw bescherming, want je bestaat officieel. Door jouw naam en nationaliteit kan je beter beschermd worden tegen uitbuiting en misbruik. Je moet ook beschermd worden tegen uitsluiting op basis van jouw afkomst/nationaliteit (racisme/discriminatie). Als je die identiteit niet krijgt of verliest, dan moet de overheid ervoor zorgen dat dat zo snel mogelijk opgelost wordt.
Als burger van een land heb je ook burgerrechten en mag je bv. vanaf 18 jaar gaan stemmen.
5
Recht op gezonde voeding en een goede gezondheid
Voor elk kind moet er gezonde voeding en toegankelijke gezondheidszorg zijn (vb. niet te ver moeten gaan voor een gezondheidscentrum, niet te duur, maar ook zorg op kindermaat, en toegankelijk in de zin van “begrijpbaar” bv door specifieke opleidingen voor beroepskrachten om om te gaan met kinderen).
Dit voedsel moet veilig zijn en aan kindnormen beantwoorden (bv. pesticiden, hoeveelheid toegelaten additieven,…) en gezondheidszorg moet geboden worden binnen een veilige omgeving, waarin het belang van het kind centraal staat.
Kinderen worden betrokken bij wat ze lekker en gezond vinden, en kunnen mee sensibiliseren (handenwassen-liedjes, schoolbrigades voor hygiëne, aidsjongerencomités die peer to peer sensibiliseren) en ze worden betrokken bij hun medische behandelingen (ze krijgen informatie op maat, er wordt rekening gehouden met hun mening over behandelingen).
Recht op spel
Elk kind moet het recht hebben om te kunnen spelen: fysieke en mentale ruimte, dingen om mee te spelen.
Dit moet kunnen in een veilige omgeving, spelinfrastructuur, zonder uitgesloten te worden, etc.
Kinderen mogen aangeven en kiezen met wat ze graag spelen, kinderen worden gehoord bij de inrichting van een speelplein in hun buurt.
Recht op je eigen mening
Je hebt ook recht op toegankelijke informatie om je mening te kunnen vormen en wegen om hem te uiten.
Er moet gelet worden dat er geen negatieve gevolgen zijn als je je mening geeft: respect van je privacy, mogelijke “afrekeningen” of geweld, lijfstraffen, represailles, opsluiting, etc. (vb. jongeren die mee betogen tijdens de Arabische lente).
Kinderen kunnen mee spreken over de manier waarop ze hun mening mogen geven en waarover: de leerlingenraad kan mee vorm geven aan een lentefeest bijvoorbeeld, maar kan ook de plaats zijn om een mening te geven over het schoolreglement. Daar moeten natuurlijk aangepaste methodieken voor voorzien worden. 6
D. Kinderrechten zijn er niet altijd geweest… Lees het stukje tekst onder de titel.
Vraag: Bekijk samen met de leerlingen de tijdslijn, onderaan de fiche, en laat hen in enkele zinnen vertellen wat ze zien. Vat wat de leerlingen verteld hebben samen en laat hen dit op de voorziene lijntjes schrijven. Vergeet bij de tijd van hun grootouders niet om even in te gaan op WO II, UNICEF is namelijk na de oorlog ontstaan om kinderen in de wereld op te vangen / te beschermen.
Opdracht (1): De leerlingen gaan op onderzoek en ontdekken hoe het zat met de rechten van het kind in de tijd van hun ouders en grootouders. Stel hiervoor samen met hen een interviewleidraad op, zodat ze gericht aan de slag kunnen. Enkele voorstellen: o Ben jij tot 18 jaar naar school kunnen gaan? o Kon je je mening geven thuis? o Kon je je mening geven in de klas? o Werd er toen soms gepest op school? o Werd er toen al allerlei gedaan om pesten te voorkomen op school? o Wat is volgens jou het belangrijkste dat ik moet weten rond kinderrechten in jouw tijd? Slot: Bekijk één van de volgende filmpjes op YouTube (je kunt het ook downloaden indien je geen wifi hebt in de klas). Bepaal zelf welk filmpje het best aangepast is aan je klasgroep. o ‘Wat als je alles letterlijk nam?’ (http://www.youtube.com/watch?v=QfpqLaHesh4) o ‘Wat als versprekingen altijd grappig waren?’ (http://www.youtube.com/watch?v=aPV4eiA_27Q) o ‘Wat als niemand een geheugen had?’ (http://www.youtube.com/watch?v=2STn6OJqS0w) Geef de leerlingen al mee dat ze met de klas een filmpje of toneeltje zullen maken: ‘Wat als het kinderrechtenverdrag 25 jaar geleden niet ontstaan was?’ en vraag hen om al een paar ideetjes neer te schrijven tegen de volgende les.
7
2e LES Inleiding: Bespreek kort met de leerlingen wat ze onthouden/geleerd hebben uit de vorige les. Kern:
D. Kinderrechten zijn er niet altijd geweest… (vervolg) Opdracht (1): Bespreek de interviewresultaten van de leerlingen.
Opdracht (2): Noteer in enkele zinnen een samenvatting van wat ze te weten zijn gekomen over de tijd van hun grootouders en de tijd van hun ouders.
Vraag: Laat de leerlingen het verhaal van Shabnam (naast opdracht (1) ) lezen en laat hen het verhaal van haar familie vergelijken met dat van hun eigen familie.
E. ‘Wat als…’
Je kunt eventueel het filmpje van de vorige les nog eens tonen. Vraag of de leerlingen al enkele ideeën hebben voor het filmpje of toneeltje en maak hiervan een woordspin aan bord. Ga aan de slag met de leerlingen! o TIP: Indien je een echt filmpje wenst te maken, kan je met ‘windows live moviemaker’ filmpjes op een heel simpele manier bewerken (voorschrift, aftiteling, knippen en plakken, …).
Slot: Indien mogelijk laat je het filmpje aan de leerlingen zien en stuur je het ons op (of zet het op YouTube en stuur ons de link)! Houd een nabespreking met de leerlingen in de vorm van een klasgesprek: ‘Wat hebben ze uit de twee voorbije lessen geleerd?’
8