Verantwoording onderzoek proces Terugvordering Bijstand Hoofdstuk 1 Inleiding De gemeente wil de governance verbeteren en in dat kader heeft de gemeenteraad besloten de dienstjaarrekeningen als verantwoordingsinstrument te vervangen door de zogenoemde 3Pverantwoording: die op programma, projecten en processen (RIS 279461). De programmaverantwoording wordt gedaan via de gemeentelijke jaarrekening en –verslag. Voor de verantwoording op project en procesniveau, selecteert de Rekeningencommissie 8 projecten en 8 processen per begrotingsjaar. Dit nieuw ‘PP-instrument’ is voor alle betrokkenen nieuw. Voor de op te leveren verantwoordingsproducten geldt dit zeker ook. Het eerste jaar is daarmee een experimenteel jaar voor deze nieuwe verantwoordingen. De Rekeningencommissie heeft het proces ‘Terugvordering Bijstand’ geselecteerd als één van de processen binnen de nieuwe 3P-verantwoording. In deze procesverantwoording is opgesteld op basis van de handreiking die de Rekeningencommissie hiervoor heeft opgesteld. Naast inhoudelijke verantwoording wil wethouder SWWS met dit product ook een nadere bijdrage leveren aan het ontwikkelpad dat hoort bij een nieuw verantwoordingsproces. Scope Het terugvorderingsproces kan zeer breed gedefinieerd worden. De Rekeningencommissie heeft voor deze verantwoording geen scope bepaald en daarvoor de ruimte geboden aan het college. Voor de leesbaarheid van deze verantwoording is de scope ervan bepaald als terugvorderingen welke zijn ontstaan op grond van de Participatiewet (terugvordering art. 58 lid 1 en 2 PW, art. 59 PW terugvordering op gezinsleden en onderhoudsplicht art. 62 PW). Naast deze categorie zijn er ook andere categorieën zoals bijzondere bijstand en krediethypotheken. De (eventuele) verschillen in de processen m.b.t. deze categorieën en de beschreven scope zijn niet uitgewerkt. Redenen hiervoor zijn o.a. dat de beschreven scope het overgrote deel vertegenwoordigt van de vorderingen en dat het risico dat de gemeente loopt bij krediethypotheken nagenoeg nihil is. Daarnaast heeft de Rekeningencommissie eerder al gevraagd waarom de voorziening oninbaarheid van de gemeentelijke vorderingen een hogere omvang heeft dan de andere G4 gemeenten. In overleg met de Gemeentelijke Accountants Dienst is er voor gekozen deze vraag deels te koppelen aan deze procesverantwoording. Gezien de omvang van dit proces wordt in deze verantwoording ingegaan op de beleidsmatige en de procesmatige aspecten van de eerder gestelde vraag. Het financiële aspect van die vraag zal later dit jaar in een separate rapportage aan de Rekeningencommissie voorgelegd worden. Leeswijzer In hoofdstuk 2 van deze verantwoording wordt een samenvatting gegeven van het onderzoek. Hierin wordt kort toelicht welk beleid SZW voert m.b.t. de terugvorderingen en hoe het proces feitelijk wordt uitgevoerd. In hoofdstuk 3 wordt beschreven hoe het beleid van Den Haag en de andere G4-gemeenten inzake terugvorderingen is vertaald. Hierbij wordt er zowel op de wetgeving ingegaan als de invulling van de beleidsruimte die de gemeente hierbij heeft. In hoofdstuk 4 wordt het proces beschreven van de terugvordering van de bijstand. Het proces wordt verdeeld naar de afdelingen die hiervan onderdeel zijn. Verder wordt waar nodig onderscheid gemaakt in de verschillende soorten vorderingen.
1
Hoofdstuk 2 Samenvatting Beleidsvertaling en -vergelijking Het beleid inzake vorderingen van de gemeente op grond van ten onrechte verstrekte bijstand is neergelegd in: -De Verordening maatregelen, fraude en verrekenen bestuurlijke boete inkomensvoorzieningen Den Haag 2016 (RIS 288904). -De Beleidsregels “Terugvordering, aflossing en kwijtschelding WWB 2014” (RIS 272690) d.d.. 22 mei 2014. -Het Handboek Werk en Inkomen Stimulansz. Het beleid dat de G4 volgt als ten onrechte verstrekte bijstand moet worden teruggevorderd, verschilt op onderdelen van elkaar. Opvallende verschillen zijn dat de gemeente Den Haag de beslagvrije voet exact conform de wet toepast om zo de wettelijke financiële ondergrens voor de debiteur te kunnen waarborgen en zowel bij fraude- als niet-fraudevorderingen ambtshalve kwijtschelding toepast om rechtsgelijkheid tussen debiteuren te waarborgen. Uitvoering van het terugvorderingsproces Het terugvorderingsproces is altijd een reactie op het ontstaan van een vordering. In de tijd zijn er drie momenten waarop een vordering kan ontstaan: 1. De aanvraagperiode: bij het verstrekken van een voorschot; 2. Tijdens de looptijd van een uitkering: bij gewijzigde omstandigheden; 3. Na afloop van het recht op een uitkering: wanneer een beëindiging van het recht op een uitkering niet tijdig wordt gemeld dan wel niet tijdig in de systemen kan worden verwerkt. Het proces van terugvorderen van bijstandsgelden wordt getriggerd door: 1. Een melding of signaal vanuit (onderdelen) van de dienst zelf; 2. Een melding vanuit de omgeving van een klant; 3. Door een signaal vanuit de informatiesystemen. In hoofdlijnen wordt de melding opgevolgd door: 1. Het vaststellen van een vordering; 2. Het daadwerkelijk invorderen en daaruit genereren van ontvangsten. Ad 1)
Bij het bepalen van de hoogte van het aflossingsbedrag en het daadwerkelijk incasseren van gelden, wordt op basis van verschillende gronden rekening gehouden met de situatie van de klant: wel of niet in de bijstand, wel of niet in een schuldhulpverleningstraject, is er sprake van multi-problematiek en zijn beslagvrije voet. Het is verder zo dat de dienst niet alleen bij klanten gelden vordert, maar als er bijvoorbeeld sprake is van een onderhoudsplicht, ook bij een ex-partner.
Ad 2)
Bij dwanginvorderingen wordt er eventueel beslag op het vermogen gelegd, maar ook op het loon van een debiteur. Voor het laatste geldt dat er een procedure wordt gestart wanneer een werkgever of uitkerende instantie weigert mee te werken. In de gevallen waarbij de klant niet te bereiken is of geen medewerking verleent, gaat de dienst over tot dwangincasso. De dienst monitort de naleving van aflossingsafspraken heel strikt en wordt hiervoor 2
ondersteund door een informatiesysteem, waardoor er bij afwijkingen adequaat gevolg aan wordt gegeven. Daarnaast beschikt de dienst over diverse informatiebronnen op basis waarvan zij signalen ontvangt, als er bij een debiteur sprake is van gewijzigde omstandigheden. Dit kan resulteren in het feit dat een aflossingsbedrag bovenwaarts wordt aangepast en het incasso van een vordering verder wordt gemaximaliseerd. Organisatorische aspecten Binnen de Dienst SZW speelt een drietal afdelingen een rol, zoals aangeduid in figuur 1.
Figuur 1: De betrokken afdelingen en hun primaire verantwoordelijkheden in het terugvorderen van bijstandsgelden
3
Hoofdstuk 3 Beleid vorderingen van ten onrechte verstrekte bijstand Voor zover wet- en regelgeving hier aanleiding toe geven of noodzaken is het beleid inzake vorderingen van de gemeente op grond van ten onrechte verstrekte bijstand neergelegd in : de Verordening maatregelen, fraude en verrekenen bestuurlijke boete inkomensvoorzieningen Den Haag 2016 (RIS 288904). In de verordening wordt ten aanzien van terugvorderingen geregeld hoe de gemeente Den Haag omgaat met de kan-bepaling van artikel 58 tweede lid Participatiewet, met betrekking tot terugvordering van niet-fraudevorderingen.
de Beleidsregels “Terugvordering, aflossing en kwijtschelding WWB 2014” (RIS 272690) d.d. 22 mei 2014. Zoals de titel aangeeft worden de volgende onderwerpen in deze beleidsregels geregeld: - de terugvordering -de aflossing -de kwijtschelding
Handboek Werk en Inkomen Stimulansz, nr. 17.4.6.2 kopje “Hoogte van de aflossingsbedragen”. Hierin wordt geregeld hoe de hoogte van de maandelijkse aflossing op de bijstandsuitkering wordt bepaald. De bepalingen in het Handboek zijn werkinstructies. Het Handboek bevat een landelijk deel en een lokaal deel.
Op basis van de Participatiewet wordt in de beleidsregels onderscheid gemaakt tussen vorderingen ontstaan uit het schenden van de inlichtingenplicht (fraude-vorderingen) en vorderingen, niet ontstaan uit het schenden van de inlichtingenplicht (niet-fraude-vorderingen). De beleidsregels regelen de minnelijke terugvordering, dus niet de dwanginvordering. Dwanginvordering wordt hier niet behandeld, omdat deze gebaseerd is op landelijke wet- en regelgeving. Ook de invordering van recidive-boeten vallen buiten het bereik van de beleidsregels. Hieronder worden de belangrijkste onderdelen van het beleid in verband met terugvorderingen weergegeven, waarbij wordt ingegaan op: -
Wettelijke bepalingen Beleid gemeente Den Haag (G1) Beleid overige G4: geanonimiseerd naar: G2, G3 en G4. Per onderdeel is steeds dezelfde volgorde aangehouden Toelichting van beleidskeuzes van de gemeente Den Haag en van de overige G4.
3.1. Terugvorderen Wettelijke bepalingen Het wettelijk kader met betrekking tot terugvordering is gebaseerd op de volgende artikelen uit de Participatiewet: Artikel 58 lid 1 Participatiewet: De gemeente is verplicht om ten onrechte verstrekte bijstand terug te vorderen als deze is ontstaan door het schenden van de inlichtingenplicht (hierna: fraude-vorderingen); Artikel 58 lid 2 Participatiewet: De gemeente kan ten onrechte verstrekte bijstand terugvorderen als deze niet is ontstaan door het schenden van de inlichtingenplicht (hierna: niet-fraude-vorderingen).
4
De invulling van de wettelijke bepalingen is vastgelegd in de verordening van de gemeente Den Haag, waarin is neergelegd, dat de gemeente Den Haag gebruik maakt van de bevoegdheid van artikel 58 lid 2 Participatiewet tot terugvorderen van niet-fraudevorderingen. Dit wordt herhaald in de beleidsregels. Beleid G4 Evenals de gemeente Den Haag maken alle overige G4 gemeenten gebruik van de bevoegdheid tot terugvorderen van niet-fraude-vorderingen. Conclusie Alle G4-gemeenten volgen dezelfde lijn. 3.2. Aflossen op terugvorderingen: wijze van terugbetalen Wettelijke bepaling De aflossing op vorderingen is gebaseerd op de volgende wetsartikelen: - Artikel 4:87 Algemene Wet bestuursrecht: betaling van de geldschuld geschiedt binnen 6 weken. - Artikel 475d Wetboek van Rechtsvordering: regelt de beslagvrije voet, die gerespecteerd moet worden bij het invorderen op het inkomen. Uit deze bepalingen volgt dat de gemeente kan invorderen via terugbetaling van de vordering ineens (binnen 6 weken) door aanwenden van het eventueel aanwezige vermogen van de debiteur. Indien terugbetaling ineens niet mogelijk is, kan de gemeente volgens de wet invorderen op het maandelijkse inkomen, met vrijlating van de beslagvrije voet. Beleid gemeente Den Haag: Het beleid van de gemeente Den Haag is gebaseerd op bovenstaande pijlers, namelijk indien mogelijke directe terugbetaling en anders aflossingsafspraken binnen wettelijke kaders van de beslagvrije voet: De vordering moet zoveel mogelijk direct worden terugbetaald, waarbij het eigen vermogen tot een bedrag van 2.000 euro wordt vrijgelaten (tenzij het een fraudevordering betreft). Indien terugbetaling ineens niet mogelijk is, wordt een betalingsregeling getroffen: - Indien de debiteur een bijstandsuitkering ontvangt (zie bijlage III Handboek Werk en Inkomen Stimulansz, kopje “hoogte aflossing”): Inhouding van een maandelijks aflossingsbedrag met vrijlating van de beslagvrije voet cf artikel 475d Rv: 90% van de toepasselijke bijstandsnorm (inclusief de maandelijkse reservering van de vakantietoeslag), + de netto zorglasten + de netto woonlasten. In de invorderingsbeschikking worden de gegevens opgevraagd die de gemeente ter vaststelling van de beslagvrije voet nodig heeft en wordt de klant gewezen op de mogelijke verlaging van de maandelijkse aflossing door toepassing van de beslagvrije voet. Zodra de klant deze aanlevert en duidelijk is dat er geen aflossingsruimte is, wordt de aflossing op nihil gesteld. Zolang de klant deze niet levert, bedraagt het maandelijkse aflossingsbedrag 10% van zijn uitkeringsnorm (inclusief de maandelijkse reservering van de vakantietoeslag). De vakantietoeslag zelf wordt in de maand mei aan de klant uitbetaald. - Indien de debiteur is uitgestroomd uit de bijstand: een maandelijks aflossingsbedrag dat tussen de gemeente en de debiteur is overeengekomen; indien geen bedrag is overeengekomen: 5
o o
35% van het verschil van het inkomen en de beslagvrije voet bij nietfraude-vorderingen; 50% van het verschil van het inkomen en de beslagvrije voet bij fraudevorderingen.
Beleid overige G4-gemeenten G2: Het beleid met betrekking tot aflossen op terugvorderingen van deze gemeente is: Terugbetaling van de vordering ineens binnen 6 weken; Indien terugbetaling in een keer niet mogelijk is wordt een betalingsregeling getroffen: - Indien de debiteur een bijstandsuitkering ontvangt: Inhouding van een maandelijks aflossingsbedrag van 6% van de toepasselijke bijstandsnorm(inclusief de maandelijkse reservering van de vakantietoeslag); indien de debiteur zelf verzoekt om toepassing van de beslagvrije voet cf. artikel 475d Rv, wordt die berekend en toegepast. De vakantietoeslag wordt in de maand mei aan de klant uitbetaald. -
Indien de debiteur is uitgestroomd uit de bijstand: een betalingsregeling op maat.
G3: Het beleid met betrekking tot aflossen op terugvorderingen van deze gemeente is: Vorderingen worden zo mogelijk via verrekening met lopende uitkeringen geïncasseerd, dat wil zeggen dat indien de debiteur een bijstandsuitkering ontvangt: - inhouding van een maandelijks aflossingsbedrag plaatsvindt, als volgt: o o
indien de klant zelf verzoekt om toepassing van de beslagvrije voet cf artikel 475 d Rv wordt deze toegepast; in alle overige gevallen vindt inhouding plaats van een maandelijks aflossingsbedrag op de uitkering van 5% van de toepasselijke bijstandsnorm (inclusief de maandelijkse reservering van de vakantietoeslag); in de maand mei vindt inhouding plaats van de vakantietoeslag (5% van de norm).
Indien de debiteur is uitgestroomd uit de bijstand: - Terugbetaling van de vordering zo mogelijk binnen 2 jaar; - Indien betalen binnen een betalingstermijn niet mogelijk is, wordt op verzoek van de debiteur een betalingsregeling getroffen: 10% van de toepasselijke bijstandsnorm (exclusief gereserveerde vakantietoeslag) vermeerderd met 35% van het inkomen boven die norm, maar nooit hoger dan het verschil tussen de norm en de beslagvrije voet cf artikel 475d Rv. Een verzoek tot een betalingsregeling wordt afgewezen voor zover de debiteur vermogen heeft, dat redelijkerwijs te gelde kan worden gemaakt. G4: Het beleid met betrekking tot aflossen op terugvorderingen van deze gemeente is: Vorderingen worden zo mogelijk via verrekening met lopende uitkeringen geïncasseerd, dat wil zeggen dat indien de debiteur een bijstandsuitkering ontvangt: - inhouding van een maandelijks aflossingsbedrag plaatsvindt, als volgt: 6
o
o
indien de klant zelf verzoekt om toepassing van de beslagvrije voet cf artikel 475 d Rv wordt deze toegepast; aan de klant wordt in de invorderingsbeschikking medegedeeld dat voor eventuele aanpassing van het inhoudingsbedrag de netto woon- en zorglasten (ter vaststelling van de beslagvrije voet) opgegeven kunnen worden. De klant wordt niet gewezen op de daaruit voortvloeiende mogelijke verlaging van de aflossing. in alle overige gevallen vindt inhouding plaats van een maandelijks aflossingsbedrag op de uitkering van 5% van de toepasselijke bijstandsnorm (inclusief de maandelijkse reservering van de vakantietoeslag); in de maand mei vindt inhouding plaats van de gereserveerde vakantietoeslag (5% van de norm).
Indien de debiteur is uitgestroomd uit de bijstand: -
Terugbetaling van de vordering ineens binnen een betalingstermijn van 6 weken; Indien betalen binnen de betalingstermijn niet mogelijk is wordt met de klant een betalingsregeling getroffen.
Toelichting beleidskeuzes gemeente Den Haag en overige G4. Ad: Terugbetalen van de vordering ineens. Terugbetalen ineens (binnen 6 weken) is wettelijk een voorliggende bepaling, maar is in veel gevallen niet haalbaar. Klanten beschikken meestal over onvoldoende middelen. In de gemeente Den Haag is deze voorliggende invorderingswijze op zowel debiteuren in de bijstand als debiteuren uit de bijstand van toepassing. De keuze om deze ook op debiteuren in de bijstand toe te passen is gemaakt om daadwerkelijk de vordering te kunnen innen bij debiteuren met eigen vermogen; wel wordt daarbij bij niet-fraudevorderingen een vermogen tot 2000 euro vrijgelaten. Ook G2 kent de terugbetaling ineens (binnen 6 weken) als voorliggende wijze van invorderen voor debiteuren in en uit de bijstand. G3 en G4 hebben niet de terugbetaling ineens als voorliggende wijze van invorderen voor debiteuren in de bijstand. G3 kent als voorliggende wijze van invorderen voor debiteuren uit de bijstand een betaling binnen 2 jaar. Ad Toepassen beslagvrije voet conform artikel 475d Rv bij debiteuren in de bijstand. Sinds oktober 2013 wordt in de gemeente Den Haag de beslagvrije voet toegepast conform de wet (artikel 475d Wetboek van Rechtsvordering (Rv)) bij vorderingen van ten onrechte verstrekte bijstand, bij debiteuren met een lopende bijstandsuitkering. Deze beleidskeuze is gemaakt om daarmee de wet exact te volgen en om de wettelijke financiële ondergrens voor de bijstandsgerechtigde te kunnen waarborgen. De Haagse werkwijze wordt ondersteund door de Staatssecretaris van SZW. In de verzamelbrief van november 2015 roept zij gemeenten op om hiertoe over te gaan. De gemeente Den Haag geeft met dit beleid het goede voorbeeld. De klant wordt onmiddellijk en volledig geïnformeerd over het belang van overleggen van gegevens ter berekening van de beslagvrije voet. Als de gemeente over die gegevens beschikt en dus de beslagvrije voet kan worden berekend, is er, blijkens ervaring opgedaan in 7
de periode oktober 2013 tot oktober 2014, geen of zelfs een negatieve afloscapaciteit (met uitzondering van klanten in een instelling voor verpleging of verzorging: bij hen laat de beslagvrije voet wel enige aflossingsruimte). Daarom wordt bij de klant die benodigde gegevens aanlevert (met uitzondering van klanten in een instelling voor verpleging of verzorging) de afloscapaciteit op nihil gesteld, tot zijn omstandigheden wijzigen (door uitstroom uit de bijstand), waardoor er wel afloscapaciteit ontstaat. Echter zolang hij die gegevens niet aanlevert, is de maandelijkse aflossing conform artikel 475 d Rv 10%. De vakantietoeslag gaat in de maand mei naar de klant. De overige G4-gemeenten passen niet de beslagvrije voet conform artikel 475d Rv toe: ze wijzen de debiteur niet op het belang van overleggen van gegevens ter berekening van de beslagvrije voet. Gemeente 4 geeft overigens wel aan dat opgeven van netto woon- en zorglasten tot aanpassing van de aflossing kan leiden, maar niet of dit ten gunste of ten nadele van de debiteur is. Alle overige G4-gemeenten passen wel de beslagvrije voet toe zodra de debiteur hierom verzoekt. In plaats van het toepassen van de beslagvrije voet, hanteren de overige G4-gemeenten een standaard invorderingspercentage per maand. Gemeente 2 hanteert conform het LOSRadvies uit 2008 een aflossingspercentage van 6% per maand. De vakantietoeslag in de maand mei gaat naar de klant. Gemeente 2 heeft voor deze werkwijze gekozen vanwege de eenvoudige uitvoerbaarheid van het toepassen van een percentage en vanwege de relatieve inkomenswaarborg voor de klant. Gemeente 3 en Gemeente 4 hanteren een aflossingspercentage van 5% per maand en innen de vakantietoeslag in de maand mei. Omgerekend per maand betreft dit een inhouding van 10%. De beleidskeuze voor een vast percentage is, zoals bij Gemeente 2, gemaakt vanwege de eenvoudige uitvoerbaarheid; de keuze voor het innen van 5% per maand en nog eens vakantiegeld in de maand mei is gemaakt om een substantieel bedrag te kunnen invorderen. Vorig jaar heeft de Centrale Raad van Beroep in een uitspraak bepaald dat inhouding van de vakantietoeslag in de maand mei niet is toegestaan voor zover de bijstandsnorm onder de beslagvrije voet ligt. Overigens heeft het kabinet onderkend dat het vaststellen van de huidige beslagvrije voet zeer complex is. Daarom wordt op dit moment wetgeving voorbereid met als doelstelling een eenvoudigere wijze van vaststellen van de beslagvrije voet. De nieuwe wetgeving zal naar verwachting begin of medio 2017 gereed zijn. Conclusie Alle G4-gemeenten organiseren actief de aflossing door (voormalige) bijstandsgerechtigden. De gemeente Den Haag en Gemeente 2 vorderen ook bij bijstandsgerechtigden ineens in via betaling binnen 6 weken. Bij invordering op de bijstand, vraagt alleen de gemeente Den Haag actief bij de debiteurgegevens op ter vaststelling van de beslagvrije voet. Alle gemeenten maken op verzoek een betalingsregeling.
8
3.3. Kwijtschelding van vorderingen Wettelijke bepaling: Tot 1 januari 2013 was het kwijtschelden van fraudevorderingen een wettelijke bevoegdheid van gemeenten. Per 1 januari 2013 regelt de Participatiewet in artikel 58 lid 7 wanneer een gemeente een fraude-vordering mag kwijtschelden: Als de debiteur: a. Gedurende 10 jaar aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; b. Gedurende 10 jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode alsnog heeft betaald; c. Gedurende 10 jaar geen betalingen heeft verricht en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment gaat verrichten; d. Een bedrag van tenminste 50% van de vorderingen in een keer aflost. Voor niet fraude-vorderingen zijn gemeenten vrij te bepalen onder welke voorwaarden kwijtschelding kan plaatsvinden. Alle G4-gemeenten hebben naar aanleiding van bovengenoemde nieuwe wetgeving hun kwijtscheldingsbeleid aangepast. Beleid Den Haag: Het beleid van de gemeente Den Haag voor kwijtschelding is neergelegd in de Beleidsregels Terugvordering, aflossing en kwijtschelding WWB 2014 (zie bijlage II) en luidt als volgt: Fraudevorderingen ontstaan na 1 januari 2013 komen in aanmerking voor kwijtschelding: - Na 10 jaar, mits de debiteur 120 maanden binnen een periode van 132 maanden aan zijn aflossingsverplichting heeft voldaan; - Na 10 jaar, indien hij gedurende deze periode geen betaling heeft verricht en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment gaat verrichten; - Nadat de debiteur binnen 2 jaar 60%, of binnen 3 jaar 70% of binnen 4 jaar 80% van de vordering in één keer aflost. Fraudevorderingen ontstaan voor 1 januari 2013: Komen in aanmerking voor kwijtschelding: - Na 5 jaar, mits de debiteur 50% van de vordering heeft voldaan en mits de debiteur 60 maanden binnen een periode van 66 maanden aan zijn aflossingsverplichting heeft voldaan; - Na 10 jaar, ook heeft de debiteur nog niet 50% van de vordering voldaan, mits de debiteur 120 maanden binnen een periode van 132 maanden aan zijn aflossingsverplichting heeft voldaan. Niet-fraudevorderingen ontstaan na 1 januari 2014: Komen in aanmerking voor kwijtschelding: - Na 4 jaar, mits de debiteur 48 maanden binnen een periode van 54 maanden aan zijn aflossingsverplichting heeft voldaan. Niet-fraudevorderingen ontstaan voor 1 januari 2014: Komen in aanmerking voor kwijtschelding: - Zolang de debiteur bijstand ontvangt: na 3 jaar, mits de debiteur 36 maanden binnen 42 maanden aan zijn aflossingsverplichting heeft voldaan; 9
-
Zodra de debiteur uit de bijstand is uitgestroomd: na 5 jaar, mits de debiteur 60 maanden binnen 66 maanden aan zijn aflossingsverplichting heeft voldaan.
Kwijtschelding vindt ambtshalve plaats. Beleid overige G4-gemeenten G2: Het beleid met betrekking tot kwijtschelden van deze gemeente is: Fraudevorderingen kunnen in aanmerking komen voor kwijtschelding: - Nadat de debiteur gedurende 10 jaar minimaal 50% heeft afgelost. Niet-fraude vorderingen kunnen in aanmerking komen voor kwijtschelding: - Nadat de debiteur gedurende 5 jaar minimaal 50% heeft afgelost. Kwijtschelding vindt alleen op verzoek van de klant plaats. G3: Het beleid met betrekking tot kwijtschelden van deze gemeente is: Fraudevorderingen komen in aanmerking voor kwijtschelding: - Conform de wettelijke bepaling van artikel 58 lid 7 (zie hierboven). Niet-fraudevorderingen komen in aanmerking voor kwijtschelding: - Nadat de debiteur gedurende 5 jaar aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. Kwijtschelding vindt alleen op verzoek van de klant plaats. G4: Het beleid met betrekking tot kwijtschelden van deze gemeente is: Fraudevorderingen komen in aanmerking voor kwijtschelding: - Conform de wettelijke bepaling van artikel 58 lid 7 (zie hierboven); Kwijtschelding vindt alleen op verzoek van de klant plaats Niet fraude vorderingen komen in aanmerking voor kwijtschelding: - Nadat de debiteur gedurende 3 jaar aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; - Na elk kwartaal volgend op uitstroom uit de bijstand wordt de kwijtscheldingstermijn met 1 maand verkort. Kwijtschelding vindt ambtshalve plaats. Toelichting beleidskeuzes gemeente Den Haag en overige G4. Ad kwijtscheldingbeleid bij fraudevorderingen Uitgangspunt in de wetgeving is dat fraude niet mag lonen. Dit is terug te vinden in de bepaling van artikel 58 lid 7 Participatiewet dat kwijtschelding pas na 10 jaar kan plaatsvinden. Gemeente 2 heeft dit nog aangescherpt door als extra voorwaarde te stellen dat ook 50% moet zijn afgelost. Den Haag, Gemeente 3 en Gemeente 4 hanteren de minimale wettelijke eis dat 10 jaar aan de betalingsverplichting moet zijn voldaan. De betalingsverplichting in de gemeente Den Haag houdt voor bijstandsgerechtigden in het aflossen met in achtneming van de beslagvrije voet en voor debiteuren uit de bijstand het aflossen met een deel van hun inkomen (zie onder paragraaf 3.2). Dit deel is relatief gering, zodat geen perverse prikkels ontstaan tot uitstroom. 10
Kwijtschelding kan wettelijk dus niet eerder dan 10 jaar, tenzij de debiteur tenminste 50% ineens aflost. Gemeente 3 en Gemeente 4 passen deze wettelijke bepaling toe. Gemeente 2 past deze bepaling niet toe. De gemeente Den Haag heeft deze bepaling in de beleidsregels aangescherpt: kwijtschelding van fraudevorderingen kan plaatsvinden indien de debiteur van de vordering binnen 2 jaar 60%, of binnen 3 jaar 70% of binnen 4 jaar 80% van de vordering in één keer aflost. De gemeentelijke vrijheid om het kwijtscheldingsbeleid bij niet-fraudevorderingen vast te stellen wordt door alle G4-gemeenten benut om een duidelijke tegenstelling aan te brengen tussen kwijtschelding bij fraudevorderingen en kwijtschelding bij niet-fraudevorderingen, waarbij de voorwaarden voor kwijtschelding bij niet-fraudevorderingen duidelijk veel soepeler zijn. Door het verschil wordt geaccentueerd dat fraude niet loont. Ad kwijtscheldingsbeleid bij uitstroom uit de bijstand In de gemeente Den Haag is het uitgangspunt dat uitstroom uit de bijstand zoveel mogelijk moet worden gestimuleerd. Daarom is bij niet-fraude- vorderingen ontstaan na 1-1-2014 geen sprake meer van een verschil van de kwijtscheldingtermijn voor debiteuren in de bijstand enerzijds en debiteuren die uit de bijstand zijn uitgestroomd anderzijds. Gemeente 4 heeft een extra stimulans ingebouwd door inkorting van de kwijtscheldingstermijn bij niet fraudevordering na uitstroom. Ad ambtshalve kwijtschelding versus kwijtschelding op verzoek De gemeente Den Haag is de enige van de G4-gemeenten die ambtshalve kwijtschelding toepast zowel bij fraude- als bij niet-fraudevorderingen. Gemeente 2 en Gemeente 4 passen bij beide soorten vorderingen alleen kwijtschelding op verzoek van de debiteur toe. Gemeente 3 past alleen bij nietfraude vorderingen ambtshalve kwijtschelding toe. De gemeente Den Haag beoogt met de ambtshalve kwijtschelding rechtsgelijkheid tussen debiteuren te waarborgen. Immers als debiteuren een verzoek tot kwijtschelding zouden moeten indienen, is er een risico dat juist de meest kwetsbare personen hiervan geen gebruik maken. De ambtshalve kwijtschelding is ook conform het advies van de Ombudsman. De gemeente Den Haag geeft hierin derhalve een goed voorbeeld. Conclusie Als er sprake is van fraudevorderingen, volgen twee van de G4 precies de wettelijke bepalingen. Den Haag en één andere gemeente hebben aan de bepalingen (iets) andere voorwaarden gesteld. Als er sprake is van niet-fraudevorderingen moet minimaal drie tot vijf jaar zijn afgelost. Den Haag scheldt als enige G4-gemeente zowel fraude- als niet- fraudevorderingen ambtshalve kwijt. 3.4. Bruteren van vorderingen Wettelijke bepalingen Bruteren van vorderingen is geregeld in artikel 58 lid 5 Participatiewet: Dit artikel bepaalt dat de vordering door de gemeente gebruteerd kan worden (verhoogd met de loonbelasting en premies volksverzekeringen), indien de debiteur deze niet in het fiscale jaar waarin de vordering is ontstaan, terugbetaalt. Beleid Den Haag (handboek Werk en Inkomen Stimulansz, nr. 51893): Vorderingen worden altijd gebruteerd, indien en voor zover deze nog niet in het fiscale jaar zijn terugbetaald, tenzij: a. Het een niet-fraudevordering betreft én de overschrijding van het fiscale jaar is de debiteur niet te verwijten of:
11
b. Het totaal bedrag aan vorderingen op grond van ten onrechte verstrekte bijstand minder dan 200 euro bedraagt. Beleid overig G4 Gemeenten 2, 3 en 4 hanteren hetzelfde beleid als Den Haag onder punt a. Conclusie De G4-gemeente volgen vrijwel hetzelfde beleid. 3.5. Verhaal van alimentatie t.b.v. partner en kind Wettelijke bepalingen Gemeenten kunnen de bijstand verhalen op een (ex-)partner van de bijstandsgerechtigden voor zover hij zijn onderhoudsplicht niet nakomt. Dit is dus het geval als deze de alimentatie voor kind en/of (ex-) partner niet of niet geheel betaalt. Dit is geregeld in de volgende bepalingen: Artikel 62 Participatiewet: Kosten van bijstand kunnen worden verhaald op degene die zijn onderhoudsplicht: - jegens zijn echtgenoot of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt, bij ontbreken van gezinsverband; - jegens zijn ex-echtgenoot of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt, na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk. Artikel 62 a Participatiewet: de gemeente kan zelf de hoogte van de onderhoudsplicht vaststellen en verhalen op de onderhoudsplichtige, op grond van de daarvoor geldende normen die de rechter zou hanteren. Artikel 62 b Participatiewet: de gemeente kan de onderhoudsplicht die is vastgesteld bij een rechterlijke uitspraak, op de onderhoudsplichtige (ex-)partner verhalen. Beleid gemeente Den Haag (uitvoeringsbeleid): werkproces onderhoudsplicht Invordering en K35.05 Kwaliteitssysteemhandboek): In de gemeente Den Haag wordt sinds 2007 tot op heden alleen verhaald ten behoeve van het kind. Einde zomer 2015 is besloten door de directe SZW om ook weer verhaal t.b.v. de partner te gaan uitvoeren. De uitvoering is nog in voorbereiding. Beleid overige G4 De overige G4-gemeenten verhalen onderhoudsplicht ten behoeve van kind én partner. Conclusie Den Haag is de enige van de G4-gemeenten die de onderhoudsplicht ten behoeve van de partner sinds 2007 niet verhaalt, omdat de uitvoeringslasten vóór 2007 hoger waren dan de opbrengsten van verhaal. Het besluit is al genomen om dat wel weer te gaan doen.
12
Hoofdstuk 4 Procesbeschrijving terugvorderen van bijstandsgelden Het proces van terugvorderen van bijstandsgelden wordt in gang gezet door: 1) een melding vanuit de Dienst SZW zelf, 2) een melding vanuit de omgeving van een klant of 3) door een signaal vanuit de informatiesystemen. De melding wordt gevolgd door het eventueel vaststellen van een vordering en het daadwerkelijk genereren van ontvangsten. In onderstaande paragrafen wordt ingegaan op de procesonderdelen van een drietal afdelingen, zijnde Support, Bijzonder Onderzoek en Invordering. 4.1. Afdeling Support Voor de toekenning van een uitkering Wanneer een burger een aanvraag voor een uitkering indient, moet deze binnen acht weken afgerond zijn. Na vier weken wordt echter ambtshalve een voorschot wordt verstrekt. Voorschotten worden bij toekenning ook direct als vordering opgenomen (art. 52 PW), maar nog niet ten uitvoer gebracht. Wanneer de uitkering vervolgens wordt toegekend, wordt het voorschot met de uitkering verrekend: de Dienst SZW heeft geen ontvangsten, aangezien de persoon in de betreffende periode recht op een uitkering had. Wordt de aanvraag op een uitkering daarentegen afgewezen, dan wordt de afdeling Invordering ingeschakeld om de verstrekte voorschotten terug te vorderen. Tijdens de looptijd van een uitkering Wanneer een klant met een “lopende” uitkering door bepaalde oorzaken een te hoge uitkering heeft ontvangen, kan er een vordering ontstaan. Voorbeelden van ontstaansgronden zijn: Wijziging in de gezinssituatie die leiden tot een lagere uitkeringsnorm Wijzigingen in het vermogen, bijvoorbeeld door een erfenis, wat leidt tot een (tijdelijke) uitsluitingsgrond Detentie Inkomen: wanneer nieuw of bestaande inkomen niet met de betreffende kalendermaand kan worden verrekend. Fraude Wanneer een klant niet aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan (dat wil zeggen: een wijziging niet (tijdig) of onjuist aan de Dienst SZW door te geven), wordt de afdeling Bijzonder Onderzoek (BO) ingezet om een fraudeonderzoek uit te voeren, waarbij de rechtmatigheid nogmaals wordt getoetst. De signalen die Bijzonder Onderzoek ontvangt, kunnen van verschillende partijen afkomstig zijn. De meldingen kunnen komen uit de omgeving van klanten zelf, maar ook van de RDW (voertuiggegevens) en het inlichtingenbureau. Het laatste wordt gevoed door verschillende instanties zoals de Belastingdienst, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Een groot deel van de meldingen komt uit de dienst zelf, met name de afdeling Support, waar medewerkers door hun geregelde contacten bij de klant onrechtmatigheden als eerst kunnen vermoeden. Support geeft uitvoering aan een actief Fraudebeleid door de wijzigingen in het Basisregistratie Personen die in haar registratiesysteem (Socrates) verschijnen, op mogelijke onrechtmatigheden te onderzoeken.
13
Na afloop van het recht op een uitkering Het gebeurt echter ook dat een klant wel tijdig de wijziging doorgeeft, maar deze door omstandigheden organisatorisch niet tijdig in de systemen wordt verwerkt. Niet alle vorderingen zijn derhalve aan de klant verwijtbaar. De dienst SZW verricht allerlei inspanningen om (hogere) vorderingen te voorkomen. Daartoe kunnen allerlei technische instrumenten toegepast worden, waarbij klanten in de toekomst zelf hun wijzigingen tijdig in het uitkeringssysteem bekend kunnen maken. Deze vorderingen worden ter incasso aan de Afdeling Invordering overgedragen. Proces invorderingen Support Beslagvrije voet Wanneer een vordering wordt vastgesteld en er sprake is van een nog lopende uitkering, wordt de vordering door de afdeling Support uitgevoerd. In veel gevallen is de aflossing nihil omdat de klant zijn gegevens heeft aangeleverd ter vaststelling van zijn beslagvrije voet. De Dienst SZW past hier een actief beleid toe, waarbij klanten individueel, maar ook collectief middels centrale acties worden voorgelicht. Ook is wettelijk geen aflossing van vorderingen op kostendelers in de bijstand mogelijk, aangezien de bijstand altijd lager is dan de beslagvrije voet. Opschorting -
-
Bij nihil-aflossingen wordt de invordering opgeschort, totdat er weer aflossingruimte bestaat (door wijziging van de omstandigheden van de klant, bijvoorbeeld door uitstroom). Ook bij een bronheffing is de aflossing veelal nihil en vindt opschorting plaats. Andere redenen die leiden tot opschorting van de aflossingen zijn, wanneer een klant deelneemt aan een schuldhulpverleningstraject (minnelijk of wettelijk) of vanwege individuele omstandigheden (bijvoorbeeld multi-problematiek).
Overdracht Wanneer de uitkering door de afdeling Support wordt beëindigd, worden de terugvorderingsactiviteiten aan afdeling Invordering overgedragen. Wanneer de debiteur niet (langer) een uitkering krachtens de Participatiewet ontvangt, fungeert de afdeling Invordering als incassoafdeling voor alle vorderingen van de Dienst SZW. De medewerker Invordering legt contact met de debiteur(en). Altijd schriftelijk en indien mogelijk ook telefonisch of per mail. In het contact wordt, naast de voorlichting die de afdeling Invordering verstrekt, getracht een regeling te treffen, die aanvaardbaar is voor de dienst SZW (integraal of minimaal hoog genoeg om de vordering binnen 24 termijnen te incasseren ( interne werkinstructie). Lukt dat niet dan spreekt de medewerker Invordering af dat debiteur aangeschreven wordt met het verzoek om inlichtingen voor de berekening van de beslagvrije voet te verstrekken. Op grond van de verstrekte gegevens wordt een berekening gemaakt conform het vastgestelde beleid. De uitkomst van de berekening kan ook € 0,00 zijn. In dat geval geeft de medewerker Invordering uitstel van betaling1. Een vastgestelde vordering die groter is dan € 0,00 wordt verwerkt in het registratiesysteem Socrates; dit systeem signaleert wanneer de debiteur een betaling mist. De 1
Maximaal voor de duur van een jaar waarna weer een controle volgt, wat bewaakt wordt in het registratiesysteem.
14
debiteur wordt door het systeem gemaand en de medewerker Invordering neemt ook contact op. In dit contact wijst de medewerker op de consequenties van niet-betalen, maar geeft ook voorlichting en past eventueel de regeling aan als de financiële situatie van de debiteur gewijzigd is. Voor het incasso zijn er drie groepen debiteuren te onderscheiden, namelijk de betalers, de nietkunners (tijdelijk uitstel van betaling) en de niet-willers. De groep niet-willers is verder te verdelen in: a) de debiteuren, die we kunnen dwingen te betalen (dwanginvordering: beslag op inkomen en/of vermogensbestanddelen) en b) de groep, die we niet kunnen dwingen te betalen omdat er geen voor beslag vatbaar inkomen of vermogen is te vinden. Deze groepen worden bewaakt middels openbare registers (RDW, KvK, Kadaster) en Suwinet. Sinds oktober 2015 ondersteunt het Inlichtingenbureau deze bewaking. De Dienst levert alle debiteuren (zonder uitkering) aan, waarna het Inlichtingenbureau de hits/mutaties meldt. 4.2. Afdeling Bijzonder Onderzoek Verschillende onderdelen binnen de dienst SZW melden potentiële fraudezaken aan de afdeling Bijzonder Onderzoek. De afdeling hanteert daarnaast een aantal risicoprofielen op basis waarvan onderzoeken worden gestart. Verder is het zo dat er meldingen worden ontvangen vanuit de omgeving van de klant zelf of via andere instanties. Zo komt het voor dat de afdeling een signaal van de douane/ afpakteam politie Haaglanden ontvangt dat er een persoon is aangehouden en dat er voorlopig een geldbedrag (en eventueel ander vermogen zoals sieraden) in beslag is genomen. Als dit gevolgen heeft voor een lopende uitkering en/of er staat een grotere vordering open op betrokkene dan gaat de afdeling Invordering over tot (conservatoir) beslag onder douane/politie. Wanneer de afdeling Bijzonder Onderzoek uiteindelijk fraude constateert, wordt de zaak bij een nog lopende uitkering ter verdere afhandeling aan Support overgedragen, waar het -besluit conform de Algemene Wet Bestuursrecht tot terugvordering wordt genomen. Bij reeds beëindigde uitkeringen wordt de zaak door de afdeling Invordering verder opgepakt. 4.3. Afdeling Invordering Invordering Nadat een vordering is ontstaan, begint de inzet om de ontvangsten te realiseren via het invorderen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar vorderingen op een lopende uitkering of een reeds beëindigde uitkering. In onderstaande paragrafen worden de activiteiten van de Afdeling Invordering besproken. Kwijtschelding De afdeling ontvangt geen geautomatiseerd signaal vanuit het registratiesysteem wanneer er in het kader van ambtshalve kwijtschelding aan de voorwaarden wordt voldaan. De klant loopt in de uitvoering van het debiteurenbeleid dan ook een klein risico. Bijkomende complicatie is dat een hoog percentage debiteuren meerdere (soorten) schulden bij de dienst SZW met daarbij een apart kwijtscheldingsregime heeft. De bestaande regelingen worden doorbroken door het stopzetten van de aflossing wegens het toepassen van de beslagvrije voet/bronheffing of als de aflossing tijdelijk naar een andere vordering overgaat (te bruteren vordering welke zoveel mogelijk in het boekjaar wordt afgelost). 15
De Dienst SZW is zich bewust van bovenstaande tekortkomingen en probeert op diverse manieren de impact op de klant zo laag mogelijk te houden. De dienst is bezig een query te ontwikkelen waarmee de uitvoering van het debiteurenbeleid nog beter kan worden ingevuld. Uit een steekproef blijkt echter dat de betreffende groep debiteuren niet groot is. Overigens is het zo dat bij constatering dit middels restitutie of overboeking naar een andere vordering eenvoudig te corrigeren is. Verder wordt een deel van de tekortkoming ondervangen bij dossieroverdracht aan de afdeling Invordering, waarbij standaard ambtshalve kwijtschelding wordt bezien, voordat het incassotraject wordt gestart. Uitkomst Bezwaar en Beroep Een debiteur kan bezwaar maken tegen de vordering. Uitkomst kan zijn dat vordering aangepast moet worden. Wanneer de debiteur bezwaar maakt, heeft dat geen schorsende werking, dus de afdeling Invordering begint toch met het incassotraject. Het komt voor dat debiteur (geheel of gedeeltelijk ) in het gelijk wordt gesteld en dat de afdeling Invordering ontvangsten moet restitueren. Dwangincasso Als betrokkene niet te bereiken is, niet reageert op onze brieven, geen informatie verstrekt op grond waarvan we een regeling kunnen treffen en/of de opgelegde regeling niet nakomt, gaat de medewerker Invordering over tot dwangincasso. Bij een dwangincasso vervalt het recht op kwijtschelding. Op grond van de terugvorderingsbeschikking kan nog niet worden overgegaan tot dwangincasso. Daartoe dient de afdeling Invordering in bezit te zijn van een executoriale titel. Bij vorderingen ontstaan na 1 juli 2009 kan de afdeling Invordering deze zelf afgeven (dwangbevel Art. 60 lid 2 PW). Dit wordt door de afdeling het proces 4e tranche (aanpassing juli 2009 AWB) genoemd. Hiermee kan de afdeling Invordering zelf overgaan tot loonbeslag (Art. 60 lid 5). Behandelen Loonbeslag Met loon wordt periodiek inkomen zoals uit arbeid, WW, AOW, ZW, WAO, remigratieregeling, participatiewet bedoeld. Niet elk periodiek inkomen is voor beslag vatbaar, zoals studiefinanciering. Als de afdeling Invordering loonbeslag legt, wordt de debiteur om gegevens gevraagd om de beslagvrije voet te kunnen bepalen, waarna het beslag volgt. De werkgever/uitkerende instantie dient dit binnen 8 dagen te betekenen. Soms weigert deze en kan de afdeling Invordering een verklaring procedure starten. De ervaring is dat de werkgever alsnog het beslag uitvoert. Beslag op vermogen Als de afdeling Invordering beslag wil leggen op vermogensbestanddelen (saldi op rekeningen, pand in eigendom, auto, antiek) dan heeft zij een gerechtsdeurwaarder nodig. Dit beslag dient om tot integrale aflossing te komen of om zekerheid te krijgen (pand in eigendom) en volgt alleen bij de hogere vorderingen. Bewaking Op de diverse onderdelen worden de termijnen en voorwaarden bewaakt. Verder wordt er ook regelmatig getoetst of de situatie van de klanten wezenlijk is veranderd. Hieronder volgen een aantal voorbeelden van situatieschetsen: Wanneer de hoogte van het aflossingsbedrag - rekening houdend met de omstandigheden van de klant - zodanig is bepaald dat vorderingen niet binnen 24 termijnen afgelost kunnen worden, volgt periodiek een onderzoek (bijvoorbeeld op basis van informatie vanuit Suwinet) om te bepalen of de aflossing verhoogd kan worden.
16
Verder is het zo dat de nakoming van de aflossingsregeling wordt bewaakt en bij nonbetaling de betrokkene indien mogelijk wordt benaderd. De activiteiten hieromtrent worden middels geautomatiseerde signalen door het systeem ondersteund. Daarnaast is er ook zicht op de debiteuren, die in een schuldhulpverleningstraject zitten (zowel minnelijk traject als WSNP), waarbij de afloopdatum van het traject bewaakt wordt. In geval van een schone lei wordt de restantschuld afgeschreven en anders wordt het incassotraject weer opgestart.
Proces onderhoudsplicht Alimentatierecht is een voorliggende voorziening en wordt in mindering gebracht op de uitkering. Als deze niet daadwerkelijk ontvangen wordt, kunnen er ter incasso juridische stappen genomen worden. Dit door middel van het overnemen van de bestaande beschikking (Art. 62b lid 4 Participatiewet). Daarnaast heeft de gemeente een zelfstandig verhaalsrecht (Art. 62 PW e.v.). Dit kan ingezet worden als de afdeling Invordering op grond van de bestaande regelgeving vindt dat de hoogte van het alimentatiebedrag te laag is vastgesteld of als er een nihil beding is: de gemeente is daar niet aan gehouden (Art. 159a Boek 1 Burgerlijk Wetboek). Indien er wel sprake is van een mogelijke bijdrage, wordt de bijdrage (schriftelijk) opgelegd. Wanneer de onderhoudsplichtige het niet eens is met hetgeen is opgelegd, dient hij/zij aan te tonen dat de omstandigheden de bijdrage niet toelaten (aanvaardbaarheidstoets). Bij deze contacten komt het met enige regelmaat voor dat de afdeling Invordering van onderhoudsplichtige gegevens ontvangt die van invloed zijn op het recht en/of de hoogte van de uitkering van de onderhoudsgerechtigde. Deze zou verzwegen kunnen hebben dat er al een bijdrage ontvangen wordt, dat er sprake is van samenwoning met nieuwe partner, zwart werk, enzovoort. Wanneer de onderhoudsplichtige de verplichtingen niet nakomt en dus niet overgaat tot betaling, wordt er een verzoekschrift voor de Rechtbank opgesteld. Met een voor de dienst positieve uitspraak kan de afdeling Invordering zelf overgaan tot loonbeslag of kan een deurwaarder worden ingeschakeld. 4.4 Risico’s Bij de uitvoering van het proces voor terugvordering, aflossing en kwijtschelding zijn risico’s te onderkennen. Het hoofdrisico is het te weinig en/of te laat innen. Deze risico’s worden beperkt door de systeemondersteuning (o.a. Socrates) op procesonderdelen, het opvolgen van de werkinstructies, de uitvoering van themacontroles door de afdeling Interne Auditing, de uitvoering van rechtmatigheidsonderzoeken door de uitvoerende medewerkers en het toepassen van mandaten. Met mandaat wordt hier bedoeld: de autorisatie voor de uitvoerend medewerker in het systeem Socrates. In eerste instantie wordt één op één gecontroleerd door een toetser/auditor. Bij het voldoen aan de vereisten voor het mandaat wordt dit losgelaten: de medewerker wordt systeemtechnisch in staat gesteld het werk ten uitvoer te brengen. Mandatering wordt met een zekere regelmaat her-beoordeeld door de afdeling Toetsing en Auditing. Daarnaast is er ook een risico voor de klant, doordat de ambtshalve kwijtschelding onvoldoende door het systeem wordt ondersteund. De belangrijkste oorzaak daarvoor is dat het systeem Socrates geen signalen genereert, opdat mogelijke (ambtshalve) kwijtscheldingen kunnen worden bezien. De gemeente zal dit ondervangen door periodieke overzichten te maken van debiteuren voor wie de kwijtscheldingstermijn op korte termijn zich aandient. Verder wil de gemeente samen met een andere G4 gemeente de benodigde ondersteuning vanuit Socrates realiseren. 17