Inhoud: Bladzijde: 2
Inleiding:
3
Verantwoording:
5
Hoofdstuk 1: De omgang
7
Hoofdstuk 2: Sport en gezondheid
9
Hoofdstuk 3: Trainingsinhoud
16
Hoofdstuk 4: De wedstrijd
18
Hoofdstuk 5: Mini's
21
Hoofdstuk 6: D-Jeugd
27
Hoofdstuk 7: C-Jeugd
34
Hoofdstuk 8: B-Jeugd
44
Hoofdstuk 9: A-Jeugd
52
Hoofdstuk 10: Keeper
56
Techniek en Tactiek Oefeningen Nawoord Bijlagen: Protocol Pesten Spelregels Richtlijnen
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
1
Inleiding: Binnen de handbal vereniging Zenderen Vooruit bestaat de behoefte, om aan een meerjaren beleid te gaan doen. Om aan dit meerjaren beleid vorm te geven is het belangrijk dat er vanuit de jeugd begonnen wordt met een goede opleiding. Een gestructureerd verenigingswerkplan is hiervoor van wezenlijk belang. Twee jaarlijks zal dit plan besproken moeten worden en daar waar nodig aangepast moeten worden. Naast de verenigingswerkplan zal er ook steeds gekeken moeten worden naar het geen we met de senioren teams willen bereiken. Veranderingen in het ledenbestand bij de senioren kan aanleiding geven om het verenigingswerkplan op onderdelen aan te passen. Belangrijk is wel dat de rode draad steeds gehanteerd blijft. We hopen dat jullie dit boek met enthousiasme lezen, om zo onze vereniging nog sterker te maken!
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
2
Verantwoording: Waarom een verenigingswerkplan ? - om in technisch oogpunt structuur aan het meerjaren beleid en verenigingsplan te brengen - om te komen tot een rode (technische) draad binnen onze vereniging - dat deze draad de aansluiting van de diverse leeftijdscategorieën soepel doet laten verlopen - dat we op deze manier verantwoord trainen en begeleiden - dat Zenderen Vooruit op deze wijze een herkenbaar spel-idee zal krijgen Zenderen Voorruit is een groeiende vereniging. Het bestuur bepaald het beleid en regels dit doen ze samen met inspraak van de leden. Het handbalbestuur zorgt voor structuur. Ieder jaar volgt een Algemene Leden Vergadering (ALV). Tijdens deze ALV leggen bestuur en de technische commissie verantwoording af over de activiteiten van het afgelopen jaar. Tevens worden de plannen voor het nieuwe jaar toegelicht en vastgesteld. Het bestuur bestaat op dit moment uit 7 personen en heeft de taken onderling verdeeld. Naast het bestuur zetten veel leden zich in om de organisatie goed te laten verlopen. Er is een technische commissie. Deze groep werkt in overleg met het handbalbestuur zelfstandig aan hun taken. Ze hebben een eigen aanspreekpunt binnen het bestuur. Deze commissie kan zo zelfstandig werken en informatie vragen aan trainer/ster, leidsters. Belangrijk is het maken van goede afspraken over verschillende doelen/activiteiten. Er wordt gekeken naar voldoende materiaal en er dient vooraf een begroting te maken van de kosten. Op basis van deze begroting kan aan de penningmeester worden gevraagd om in middelen te voorzien. De structuur van onze vereniging is als volgt: Jeugd We hebben besloten om een Verenigingswerkplan op te zetten omdat de vereniging kiest voor een ambitieus en prestatiegericht beleid. Hierbij sluiten de trainingsactiviteiten aan bij het technisch en tactisch concept van de vereniging. De ontwikkeling van de individuele sporter staat daarbij steeds centraal. Met “prestatiegericht” wordt de ontwikkeling van de spelers benadrukt en niet in de eerste plaats het winnen. De teams worden ingedeeld naar leeftijd, pas in de B-jeugd worden de teams geselecteerd op kwaliteit, niet puur alleen op de handbaltechnische kwaliteiten maar ook op andere zaken zoals karakter, inzet en passend bij de rest (uitzonderingen daar gelaten). Prestatiegericht werken wil niet zeggen dat de vreugde die kinderen hebben in het handballen ondergeschikt gemaakt mag worden. Plezier in het sporten is een voorwaarde om tot goede prestaties te komen. Goed en doelgericht trainen moet geleerd worden; zien dat je een betere handballer(ster) wordt, samen ergens voor gaan en de ander helpen geeft voldoening. Per leeftijdscategorie worden er plannen gemaakt om onze jeugdleden hier zo goed mogelijk bij te begeleiden. Zowel voor de hogere als de lagere teams wordt een trainingsomgeving gecreëerd die past bij de ambitie en de technische en tactische vaardigheden van de leden. Wij streven ernaar om iedereen op een zo hoog mogelijk niveau te laten handballen. Senioren
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
3
Topsport bij de senioren is een natuurlijke voortzetting van het beleid dat bij de jeugd is ingezet. Steeds streven we naar verdere kwaliteitsverbetering. Daarbij maken we gebruik van: -
kwalitatief goede trainers goede accommodaties goed materiaal intensieve trainingen selectieteams een goede voorbereiding op de competitie een duidelijk concept over het spelen van handbal
Kader Veel van het werk binnen de vereniging is vrijwilligerswerk. Zonder vrijwilligers kunnen we niet bestaan. Om deze te behouden moet het werk ook prettig zijn om te doen. Voor kaderleden zal vooral een goed bestuurs/technisch beleid binnen de vereniging de tevredenheid bevorderen. Ons kader vindt hoge prestaties bij het handballen belangrijk. Zij zullen de handballers(sters) binnen de vereniging motiveren om dit ook na te streven. Zelfs bij de breedtesport kunnen grenzen worden verlegd en prestaties worden verbeterd. Het gevoel dat je dingen kúnt en dikwijls nóg beter kunt leren is een grote bron van tevredenheid en plezier. In het beleid staat aangegeven hoe wij in ons technisch kader investeren. Speerpunten hiervan zijn: de samenwerking binnen de groep van kaderleden, deskundigheid van onze kaderleden vergroten en het faciliteren (zorgen voor goede trainingsomstandigheden, materialen, e.d.). Uitgangspunten: Bij elke leeftijdsgroep kijken we met welk soort kinderen we te maken hebben en daarop wordt de handbaltheorie losgelaten. We gaan dus uit van de natuurlijke ontwikkeling van het kind en passen onze manier van trainen, begeleiden, corrigeren, oefenstofkeuze en dergelijke daarop aan. Kortom: We kijken naar kinderen. Observeren hun lichamelijke ontwikkeling. We weten ongeveer wat er geestelijk en sociaal in hen omgaat. We combineren deze gegevens om tot een aanvaardbaar plan te komen. Stellen enkele regels op waar ze aan moeten houden.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
4
Hoofdstuk 1: De omgang Hoe gaan jeugdtrainster en coachen om met onze handbalspelers: Ons uitgangspunt voor onze wijze van jeugdtrainsters of coach naar de kinderen toe is, dat de ontwikkeling bij ieder kind uniek is. Het kind ontwikkelt zich op zijn eigen manier, in zijn eigen tempo, daarbij gehinderd of gestimuleerd door de omgeving waarin het kind opgroeit. Zelf moet je gemotiveerd zijn, mentaliteit en bereidheid bieden. Belangrijk is dat je er samen met de groep plezier aan beleeft en toch gericht bezig bent. Houdt er rekenschap mee dat er speelsters zijn die handballen als hobby zien. Bepaalde regels moeten: - laat de kinderen een T-shirt dragen in plaats van een hemdjes, dit in verband met blessures, het lichaam koelt af als je niet in beweging bent, en tevens wordt het zweet goed opgenomen. (guur) - geef even aandacht aan de schoeisel want de veters mogen niet los zitten in verband met blessures en verzwikken van enkels - Goede warming-up geven dit liefst gezamenlijk in een lange rij. Om de beurten geeft een speelster een sprong, voet of hand beweging, dit is belangrijk, zo houden ze goed oogcontact met elkaar en tevens hebben ze in de gaten dat het geven van telkens andere verschillende technieken niet zo eenvoudig is voor een trainer/ster. - Nooit knallen op goal als je nog geen warming-up hebt gedaan dit in verband met blessures - Samen opbouwen en afbreken van toestellen en attributen - Altijd de kinderen positief benaderen - Elk kind verdiend individuele aandacht, waarbij specifiek ingespeeld wordt op de ontwikkeling van dat kind. - Blijf de baas, maar geef je eigen fouten wel toe. Iedereen moet luisteren naar je. Als iemand vervelend is en niet wil luisteren, zet haar even op de bank, (3 tot 5 minuten) zodat ze weer kan herstellen, zodat je haar daarna weer kan prijzen. ( laat haar geen straf rondje lopen, zo krijgen ze weer de aandacht). - Let op de grote van de bal, sommigen spelers pakken graag een kleine bal dit is niet verstandig. - Laat de speelsters telkens roeleren met een andere speelster, zodat er geen vriendinnen kliek ontstaat. Teamgeest is heel belangrijk. - Zorg voor creativiteit, humor en gezelligheid. De sfeer binnen een team is erg belangrijk voor het speelplezier, maar ook voor de prestaties. Er kunnen zich problemen voordoen. Hoe klein deze ook zijn, ze moeten aangepakt worden voordat ze groter worden. Problemen kunnen zich voor doen met betrekking tot: - koppelvorming binnen een team (kliekjes). Het team functioneert niet meer als geheel maar kent (helaas) een aantal subgroepen. Dit geeft problemen in het spel. - trainingsopkomst. Speler krijgt speeltijd ondanks dat er in tegenstelling tot andere spelers minder getraind wordt. Als speler ben je verantwoordelijk voor een optimale trainingsopkomst. - veranderingen in de spelopvatting (aanval en/of verdediging) deze verandering wordt door de trainer opgelegd, maar het team ligt die verandering niet zo. Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
5
-
nieuwe trainer. Is het onderlinge kontact goed? Is hij vakbekwaam? Kan hij de groep motiveren? verjonging van het team. Andere spelers worden wisselspelers, bankzitters, 2e team.
Factoren die een probleem kunnen veroorzaken zijn: - te hoge theoretische benadering - te weinig of geen tactische aspecten in de training - te weinig hulpmiddelen op een training - te veel storingen op de training (publiek) - geen zicht op enig succes (persoonlijk of als team) - frustraties door bijvoorbeeld overtraining - te vaak dezelfde training Factoren die van positieve invloed kunnen zijn: - haalbare doelen trainen - haalbare training eisen aan de groep en persoon - een gezellige sfeer kweken binnen een goede training - opwekken en bevredigen van de nieuwsgierigheid - positief blijven benaderen Positief benaderen: Het is van groot belang dat kinderen zich veilig voelen in hun handbalvereniging en dat zij worden gerespecteerd om wie ze zijn. Als trainer en coach van de kinderen oefen je grote invloed uit op de wijze waarop een kind zichzelf ervaart en in hoeverre een kind positief te beïnvloeden is. Kinderen moeten altijd positief benaderd worden. Negatief gedrag zoveel mogelijk negeren. Juist door aandacht te besteden aan de kwaliteiten van kinderen doorbreek je de cirkel van negatieve aandacht, waardoor het voor de trainer en coach nog leuker is om met een groep te werken en voor de kinderen een bevestiging dat positief gedrag beloond wordt met een fijne sfeer. Wanneer je zelf een positieve levenshouding hebt zul je gemakkelijker positieve reacties krijgen. Die levenshouding kun je jezelf aanleren door ook positief naar jezelf te kijken en te benoemen waar je goed in bent. Train jezelf in het geven van complimentjes, maar ook in het ontvangen hiervan. Belangrijke punten: - Plan lange termijn doelen die bereikt moeten kunnen worden, haalbaar zijn. - Niets over- of onderschatten realistisch zijn. - Zoveel mogelijk schriftelijk uitwerken is van groot belang, ook voor een latere evaluatie. - Zorg dat je handbalkennis, maar ook alle andere kennis vernieuwd wordt als er zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, bij blijven dus.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
6
Hoofdstuk 2: Sport en gezondheid Sport en gezondheid zijn twee nauw aan elkaar grenzende begrippen. Door te sporten blijf je gezond. Helaas zijn er wel eens blessures. Die kunnen op diverse manieren ontstaan en verholpen worden. Belangrijk is om er iéts van af te weten: - hoe voorkom je blessures (blessurepreventie) - hoe behandel je blessures (blessurebehandeling) Blessures: Het is belangrijk om een goede balans te vinden tussen belasting en belastbaarheid. Is dat niet het geval, dan is de kans op blessures erg groot. Wat kan geblesseerd raken? - het actieve bewegingsapparaat: de spieren - het passieve bewegingsapparaat: pees, bot, kapsel, gewrichtsband, slijmbeurs, bloedvat, zenuw. Blessurepreventie (voorkoming): Bijna 80% van de blessures in de sport zijn te voorkomen door: - een juiste training. Een goede trainingsopbouw. De juiste balans tussen belasting en belastbaarheid. Dit is afhankelijk van de getraindheid, techniek, leeftijd, de persoon. - goed materiaal, goed schoeisel (de zool is bepalend en het veterstrikken) - goede kleding (sokken) - goede warming-up is heel belangrijk - goede accommodatie zoals vloer, verlichting, ventilatie, goede hygiëne. - leefwijze, voldoende rust, weinig alcohol - niet roken (bloeddruk verhogend) - regelmatig eten (juiste voeding) Blessure: Is er dan toch een blessure, dan kun je beter het ergste er van denken. Neem de blessure serieus en neem de desbetreffende maatregelen of laat ze nemen. Daar is de medische begeleiding voor. Luister vooral naar je lichaam en bij twijfel altijd nalaten kijken. Je lichaam is te belangrijk/kostbaar om hier niet zorgvuldig mee om te gaan. Je hebt er maar één! Het is vaak van groot belang bij twijfel binnen 24 uur de blessure specialistisch te laten bekijken. Voor vragen kun je contact op nemen met Hans ter Brugge uit Zenderen. Erve Oosterveld 1, telefoonnummer: 074-2592050. Hans ter Brugge is de fysiotherapeut binnen Zenderen Vooruit. Blessure behandeling: IJs: Zorg dat je altijd ijs of cool-packs bij de hand hebt. IJs voorkomt zwelling, zorg wel voor een tussen laag (in doek of zakdoek) en breng het niet direct in kontact met het lichaam. Indien er geen ijs of cool-packs aanwezig zijn, dan laten koelen onder niet te hard stromend water. Laat bij het koelen van een enkel de sok en schoen minimaal 45 minuten aan, dit voorkomt zwelling. Elevatie: Hoog brengen van bijvoorbeeld het been (rust). Bij een blessure aan de enkel; enkel boven knie en knie boven heup, ’s nachts een kussen onder de matras zodat je dan ook een elevatie hebt. Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
7
Kun je geen beeld scheppen van de blessure, raadpleeg dan een arts, het zekere voor het onzekere nemen. Het meest effectief is om dit binnen de eerste 24 uur na het ontstaan van de blessure te doen. Na een blessure heb je vaak een aantal keren niet getraind. Breng dan eerst de conditie weer op peil, desnoods eerst via aangepaste training. Als laatste, de interesse van een trainer is sterk bepalend voor de snelheid van trainingshervatting.
Alcohol: Drinken is geen sport. Wij schenken verantwoord. Volgens de wet mag aan kinderen en jongeren onder de 16 jaar geen alcohol worden verkocht. Dus ook niet in de sportkantine van Zenderen Vooruit. Onze club schenkt geen alcohol aan jongeren onder de 16.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
8
Hoofdstuk 3: Trainingsinhoud Vier aspecten waarop je kunt trainen zijn in eerste instantie: - uithoudingsvermogen - kracht - snelheid - bewegelijkheid En later ook: - uithoudingsvermogen in kracht - uithoudingsvermogen in snelheid - explosieve kracht en snelheid - behendigheid Specifiek: De training moet specifiek van aard zijn. Dat wil zeggen; het moet met handballen te maken hebben. Dit kan wel algemeen zijn. Een basis en van daaruit kun je verder werken. Training: Een training kan de volgende inhouden hebben. 1. warming-up 2. rekken (pezen en banden) 3. techniek 4. tactiek 5. conditie 6. spel Tijdens een training zullen 1-2-6 gegeven moéten worden, 3-4-5 is afhankelijk van wat je die training wilt bereiken. Warming-up: Deze moet als verplicht gezien worden en als vanzelfsprekend uitgevoerd worden. Niet zoals je nog te vaak ziet, een bal pakken en ongecontrolleerd op doel schieten. Je kunt de groep die je training geeft langzaam maar zeker “opvoeden” en groot brengen met dit deel van de training. Het doel van een warming-up is heel belangrijk, namelijk: - het voorkomen van blessures. - je geestelijk instellen op de wedstrijd of training. - het stimulering van het cardio(hart)- vasculair(vaat)- pulmonale(long)- systeem. - een verhoging van de doorbloeding van de pezen, banden en spieren. - het bereiken van een optimale bewegelijkheid. - het kweken van een voorspanning in de spieren. Indeling warming-up: 1. rustige looppas 2. hele lichte statische rekoefeningen (zie hier onder) gevolgt door een rustige looppas Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
9
3. dynamische rek oefeningen (zie hier onder) 4. versnellingsloopjes Voor een wedstrijd gaan we door, anders volgt de training. 5. oefeningen met bal (dribbelen, werpen, vangen diverse oefeningen) 6. ingooien op doel (voor de keeper en jezelf) 7. gooien op doel 8. break-out lopen 9. een aanval/verdediging tegen elkaar of een wisseltje lopen Voorbeeld warming-up 1. Rustige looppas: In een rustige looppas losjes warm lopen, eventueel (zijwaarts–) huppelen e.d. 2. Licht statisch rekken (nooit veren): De spier wordt langzaam op lengte gebracht en licht gerekt. Acht seconden vasthouden is voldoende, niet veel korter, niet veel langer. Rekken mag noóit pijnlijk zijn. Voor de jeugd is het heel belangrijk dat dit goed gebeurd. Geef duidelijke instructies. Dit kost in het begin enige tijd, maar later heeft de speler er veel voordeel bij. Voor voorbeelden zie bladzijde 12. 3. Dynamisch rekken: Dit is de spier rekken terwijl je beweegt. De spieren weer wakker en actief maken en op lengte brengen voor de specifieke belasting/oefeningen. Dit gebeurd o.a. door: - huppen op de plaats - hakken – billen - borstcrawl - rugcrawl - afwisselend rechter en linker knie naar linker/rechter elleboog - afwisselend rechter en linker gestrekte been naar linker/rechter hand 4. Versnellingsloopjes: Dat wil zeggen korte sprint vanuit looppas. Begin met een rustig tempo, voer dit op, en weer uitlopen en ontspannen. Dit een aantal keren herhalen. 5. Oefeningen met bal: Dribbelen links/rechts, bal rollen en oprapen, sprongworpen, schijnbewegingen met de werphand mee en tegen de werphand in, zijwaarts bewegend met bal, 2-tallen rustig werpen en vangen, uitvoeren van schijnbewegingen, etc. 6. Ingooien op doel: Hier zijn uiteraard diverse manieren voor: één ervan is: - aantal series recht op de keeper af - aantal series links/rechts laag - aantal series links/rechts hoog - aantal series diagonaal - aantal series vrije schoten
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
10
7. Gooien op doel: Elke plaats aanvallend bezetten (enkel of dubbel) en in een van tevoren bepaalde volgorde op doel gooien. Één serie, dan ballen verzamelen, volgende serie 8. Break-out lopen (speler) en aangooien (keeper) Twee kanten tegelijk startend vanuit de hoek: Keeper aangooien en naar buiten weg starten.Je krijgt de bal van een teamgenoot aangespeeld. Voor de middellijn grote boog terug naar eigen doel. Wanneer je van één kant vertrekt kan de keeper ook aangooien. 9. Aanvallen/verdedigen tegen elkaar of een wisseltje lopen: Dit om er zowel aanvallend als verdedigend even in te komen en nog even specifiek te bewegen. Deze volledige manier van warming-up vergt enige tijd en dat is niet altijd aanwezig voor een wedstrijd. Je kunt onderdeel 1-2-3-4 en eventueel 5 wel in de gangen van de hal of kleedkamer uitvoeren zodat je al goed warm bent als de hal (speelveld) vrij is. Dit geldt voor zowel training als wedstrijd.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
11
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
12
Krachttraining: Krachttraining is een fysische voorbereiding voor iemand die geregeld aan sport doet. Het trainen van de spierkracht kan ook een gunstig zijn om blessures te voorkomen. Krachttoename zal de spieren en pezen doen versterken. Als men de juiste richtlijnen volgt, dan heeft krachttraining geen negatieve invloed op de groeiontwikkeling. Ook de psychische conditie wordt bevorderd door krachttraining, het zelfbeeld wordt gestimuleerd en het draagt bij tot karaktervorming en zelfdiscipline. Trainers en begeleiders moeten op de hoogte zijn van bepaalde zaken. Ze moeten kennis hebben van materiaal en de apparatuur moet kindvriendelijk zijn. De begeleiders moeten kennis hebben van de correcte technieken en oefeningen om te trainen. We moeten altijd rekening houden met de houding gedurende de krachttraining, sommige oefeningen worden steeds uitgevoerd met rechte rug. Onderlinge prestatie of competitie bij krachttraining met kinderen moet men vermijden. Conclusie: krachttraining is een onderdeel van het totaalprogramma waar ook uithouding, lenigheid en snelheid deel van uitmaken.
Krachttraining: Hoe doe je krachttrainingen? Krachttraining moet altijd voorzichtig opgebouwd worden. Het lichaam moet namelijk langzaam wennen aan een zwaardere belasting. We kunnen twee fases in krachttrainingonderscheiden. De eerste fase kan worden uitgevoerd door zogenaamde circuittraining. Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
13
Je kunt in de sporthal verschillende stations opstellen met eenvoudige toestellen zoals zware verschillende ballen, gewichten, trapsteps springtouw, en lichte halters. De nadruk ligt op het trainen met lage gewichten en veel herhalingen. Daardoor worden vooral de snelheid van bewegen, het spieruithoudingsvermogen en de spiercoördinatie verbeterd. Deze trainingsvorm kan al vanaf jonge leeftijd (10 jaar) worden toegepast. Bij alle trainingsvormen is heel belangrijk dat de zwaarte steeds wordt aangepast en dat er veel variatie in de oefening is. Krachttraining is een krachtinspanning waard, als je het maar verantwoord doet! Krachttraining van kinderen vanaf 10 jaar: Zet een parcours uit op de helft van de zaal. Je maakt groepjes van 2, en elke onderdeel/opdracht doen de kinderen een minuut lang. Samen starten samen stoppen. Na een minuut schuif je door. Let als trainster goed op of de kinderen de juiste houding nemen, blijf heel alert hierin. Benodigheden: - 2 zware groene ballen. - 2 dunne matten - 2 springtouwtjes - 2 handbal ballen voor een muur - 2 trektouw elastiek (blauw en groen) - traphekje met 2 pionnen en 2 stokken - 2 grote bal van 1 meter groot - gewichten - zware handbal bal blauw - 2 zware groene ballen: Ze gaan recht opstaan met de zware bal in hun hand. Ze moeten zogenaamd gaan zitten, dus kontje naar achter en proberen op de hakken te eindigen. Zorg er voor dat ze niet door de knieën gaan. - 2 dunne matten. Ze gaan op de zij liggen met een hand onder hun hoofd en 1 been schuiven ze onder de andere knie door. Hou deze houding aan en zwaai telkens het bovenste been omhoog. Ze mogen van zij wisselen. - 2 springtouwen. Laten de speelsters hoog springen met touwspringen. - 2 ballen voor een muur: De speelsters liggen met de buik op de grond met hoofd tegen de muur aan. Het is de bedoeling om de bal tegen de muur te gooien en te vangen met de benen iets omhoog houdend. - trektouw elastieken aan klim trek rek binden van de zaal. Laten ze de elastieken uitrekken zo’n 4-5 meter. Daar blijven ze staan en maken een gooi beweging zorg er wel voor dat ze stoppen met handhoogte vanaf de schouder. - traphekje met pionnen en stokken. Traphekje uitleggen en de stokken op de pionnen leggen voor het traphekje zodat je twee overstapjes krijgt, als een soort overstap. Laten ze met 1 been hinkelen over de 2 overstap maken met daarna een snelle traploop. - 1 grote bal. Rol met je lichaam over de bal heen en stop met je voeten op de bal. Lig stil en zorg ervoor dat je om de beurten 1 been onderlangs het ander been schuift. Dit wissel je telkens af. - gewichten: Hou de gewichten in ieders hand 1, langzaam omhoog tot de schouders en dan weer rustig naar beneden, dit 10 x herhalen en dan rust nemen.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
14
- zware handbal bal blauw: 1 persoon gaat op de grond zitten met de benen van de vloer. De ander persoon zorgt dat ze rustig deze bal aangooit in de handen van de speelster en zij probeert weer terug te gooien.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
15
Hoofdstuk 4: De wedstrijd De coach zorgt voor de opstelling, het op tijd wisselen en technische en tactische aanwijzingen geven. De trainer kan dus ook de rol van coach vervullen. De coach heeft veel kontact met de groep en laat de groep duidelijk mee praten over bepaalde situaties. Tevens beschikt hij over een goede discipline en ook de wil om iets te presteren met zijn team. Hij stelt hoge eisen aan de groep, maar ook aan zichzelf. De coach kan een belangrijke motivator zijn voor een speler en/of een team. Vandaar ook dat de coach binnen de groep moet staan en omgang met elkaar van groot belang is. Sommige spelers kunnen zichzelf motiveren, anderen moeten gemotiveerd worden door de coach of door medespelers. Elke groep/speler is weer anders te motieveren: - verbaal enkele woorden - gedrag bv. duim omhoog - mimiek gezichtuitdrukking De wedstrijd: Tijdens de wedstijd moet de coach proberen het optimale uit zijn team te halen. Hieronder staan een aanstal adviezen om dit te bereiken. 1. voor de wedstrijd 2. tijdens de wedstrijd 3. tijdens de rust 4. na de wedstrijd 1. Voor de wedstrijd: Het observeren en analyseren van de tegenstander; -sterke punten-zwakke punten. -hoe verdedigen ze-hoe vallen ze aan -waar schieten ze voor de keeper -zijn er bepaalde vaste patronen te herkennen Met de groep wordt de eigen speelwijze dan bepaald en aangepast. Dan vlak voor de wedstrijd nog even kort de belangrijkste punten herhalen. 2. Tijdens de wedstrijd: Belangrijk is dat er maar één persoon het voor ’t zeggen heeft op de bank en dat daar rust en discipline heerst. Als de coach rustig is, zijn de spelers het ook. De appel valt niet ver van de boom. Kritiek, uitbarstingen, scheldpartijen tegen de scheidsrechter, de tegenstander of het publiek dient niet te gebeuren en is alleen maar nadelig voor je eigen team en je eigen spel. Ook is de bankverdeling van groot belang. Zet de punt van de bank schuin naar voren, zodat de trainer/coach ook de hoek van het speelveld goed kan zien. Plaatsen op de bank: 1. trainer/coach 2 t/m 7 Wisselspelers (incl. extra keeper etc.) Het wisselen: Het wisselen van spelers wordt vanaf de B-jeugd bepaald door een aantal factoren; Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
16
-
de kwaliteit van de wisselspeler de stand op dat moment de speelduur op dat moment eventuele blessures (geldt voor alle teams) eventueel gemaakt afspraken (keepers)(geldt voor alle teams)
Ook zijn er andere redenen om een speler/keeper te wisselen en ook bepaalde principes wanneer er gewisseld wordt; - normaal gesproken wisselen in de aanval - wissel bij wangedrag van de speler - wissel vanwege conditie gebrek/vermoeidheid - wissel bij te veel technische fouten - wisselen uit tactisch oogpunt (keeper bijv. bij een 7-meter) - wissel op verzoek van de speler - wissel bij 2e keer 2 minuten Tijdens de wedstrijd is de coach bezig met een aantal taken; - op tijd de wissel aangeven, zodat de speler die er in gaat zich warm loopt (fysiek/psychisch) en de uitgewisselde speler niet ineens voor een verrassing komt te staan. - Instrueer de wisselspeler en geef technische/tactische aanwijzingen aan de spelers in het veld. - Zorg voor rust en kalmte op de bank, maar ook in het veld. - zorg ervoor dat er geen problemen komen met het publiek, de scheidsrechters, het wedstrijdsecretariaat, de tegenstander. 3. Tijdens de rust: Belangrijk is dat er altijd rust en kalmte is: met andere woorden: Orde en geen discussies. Je kunt hier een bepaald schema volgen: - kort opfrissen, iets drinken (geen koolzuurhoudende drankjes), toilet - kort analyseren, wat ging goed en wat ging fout. - doorgaan met het goede, het mindere proberen te verbeteren. - afsluitend kort instructies en eventueel nog een of twee persoonlijke raadgevingen. Bewezen is dat kritiek prestatie verminderend werkt en dat loven prestatie bevorderend werkt. Nu kan dat natuurlijk niet altijd, maar je kunt het accent verschuiven, want je moet positief blijven beïnvloeden. 4.Na de wedstrijd: Na de wedstrijd hoort de trainer/coach bij zijn team te zijn. In de kleedkamer geeft hij enkele korte woorden zowel bij winst als verlies. Bij winst: felicitaties – korte punten aangeven. Bij verlies: positief blijven – het team eventueel uit de put halen. Als er een kantine is, dan even met zijn allen daar aanwezig zijn. Je bent een team voor, tijdens, maar ook na de wedstrijd. Het van belang om af en toe bij elkaar te gaan zitten kletsen over ditjes en datjes of om problemen binnen de groep te bespreken.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
17
Hoofdstuk 5: Mini's 1. Karakteristieken: Deze jarigen leven in een deels fantasiewereld, hierdoor denkt zij zelf alles goed te doen. Ze spelen met ‘zichzelf’, nog niet zo goed met elkaar. Ze kennen geen taakverdeling binnen het spel. Ze kunnen zich nog maar kort concentreren. Ze willen veel bewegen met veel korte pauzes. Ze maken overvloedige, niet doelgerichte bewegingen. Ze presteren kort maar intensief. Ze lossen zelf pauzes in. 2. Gevolgen: Train vooral basisvaardigheden. Alle grove vormen en deel bewegingen. Nog niet te veel details willen zien. Gooien en vangen op borsthoogte met het goede been voor. Veel tik, vang en loopspelen, zonder overwinnings doel, maar leren samen spelen, samen iets bereiken. Begeleiding van het spel ‘om het spel' is belangrijk. Laat ze het rollen, vallen, springen, vangen en werpen ervaren. Laat ze experimenteren met allerlei voorwerpen: verschillende ballen, de bank e.d.. 3. Techniek: Strekworp: Eén van de kenmerken van de strekworp is dat de hand , wanneer de bal de hand verlaten heeft, de bal “nawijst”. Basisprincipe balbehandeling. Let op de juiste houding van de speler/ster bij het gooien van de bal. De arm dient een hoek van ongeveer 90 graden te hebben. De beweging begint achter de schouder van de schotarm. Hierbij wordt de romp iets naar achteren gedraaid. Een juist schot is een combinatie van het gebruik maken van de draaiing van de rompvoorwaarts, gevolgd door actie vanuit de schouder, elleboog en pols van de schotarm. De elleboog is hierbij op gelijke hoogte als de schouder of hoger. De hand dient achter de bal te zitten en niet eronder. Veel jonge spelers/sters raken geblesseerd aan de elleboog of bovenarm vanwege een verkeerd uitgevoerde gooitechniek. Dit aangooien dient men zowel in stilstand als in de loop te beheersen. Van belang is dat spelers elkaar onderling, ook over grote afstanden,in de loop aan kunnen spelen. Hiertoe moet men ook elkaars snelheid kunnen inschatten. Een in de loop aangegooide bal moet voor de speler gegeven worden. Let op dat het bovenlichaam bij elke strekworp voldoende ingedraaid wordt. Tippen: Het tippen van de bal is een belangrijk onderdeel van het handbalspel. Spelers/sters dienen hier zo vertrouwd mee te zijn dat zij dit blindelings kunnen doen. Belangrijk is dat zij aanleren dat het tippen niet alleen met de vingertoppen dient te geschieden , maar met de volle hand. Niet toegestaan is hierbij het onderhands “voeren”. Men moet deze techniek zowel links als rechtshandig kunnen uitvoeren. Het aanleren van wisselen van de ene naar de andere hand is van belang in verband met gebruik bij schijnbewegingen. Bij het aanleren dient men te letten op een aantal zaken. Een bal hoog tippen is weliswaar moeilijker te controleren, maar men houdt wel het zicht op het veld. Men dient aan te leren om de bal, tijdens het tippen, met het eigen lichaam af te schermen, zodat een verdediger moeite heeft om hem te onderscheppen. Een speler/ster die laag tipt heeft meer balcontrole, maar geen overzicht. Tippen voor de eigen voeten kan problemen opleveren bij een snelle break out. De bal dient de grond te raken iets voor, maar naast het lichaam.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
18
4. Leerproces: De mini's leren met name onbewust. Wij doen een spel met ze om ze bewust iets te laten oefenen, maar de kinderen hebben dit zelf niet in de gaten. Het gaat om een veelzijdige ontwikkeling. Het opdoen van veel bewegingservaring. Verbeteren van de coördinatie en beweeglijkheid. Globale vorming van het bewegingsbeeld. 5. Conclusie: We bieden onze oefenstof aan met zoveel mogelijk bal-spelvormen zodat de kinderen al vroeg het balgevoel kennen. Leg uit en doe voor wat je wilt bereiken. Om aan de bewegingsdrang te voldoen is het noodzakelijk niet alleen handbalgerichte spelvormen te kiezen, maar ook van andere (bal)sporten. Wissel individueel en samenspel af. Het ervaren van succes is erg belangrijk, dus houdt het eenvoudig. Succes beleven staat bij de mini niet uit het winnen of verliezen, maar uit plezier hebben in bewegend bezig zijn met zo af en toe een doelpunt. Dat hierbij alle kinderen evenveel recht op deelnemen hebben spreekt voor zich. 6. Trainer: Voor een groot deel van de kinderen is dit eerste aanraking met handbal. In het begin van het seizoen moet ruimte gemaakt worden voor het leren van de omgeving en de materialen. Tevens moet er een prettige sfeer zijn en moeten de duidelijke basis afspraken nageleefd worden. -verkennen van de ruimte en het afspreken van de regels die daarbij horen. -regels voor het gebruik van het kleedlokaal en de douche, voor kleding en schoeisel. -het afspreken van regels met betrekking tot de training; wat te doen bij binnenkomst, hulp bij het opstellen en opruimen van het materiaal. -omgaan met de materialen en het verkennen van de mogelijkheden daarvan. -vertrouwd raken met de trainer. Probeer ‘in gesprek’ te komen met het kind en biedt grote variatie aan in de uit te voeren bewegingen (lopen, rollen, klimmen, springen, kruipen). Muziek stimuleert het bewegen en heeft een plezierig effect. Ook materiaal nodigt uit om te bewegen. Het vormt een uitdaging voor de mini om zichzelf te testen. Met name het gebruik van verschillende soorten ballen is aan te bevelen. De oog-hand coördinatie verbeterd hierdoor sterk. De mini merkt dat het vangen en gooien met de ene hand makkelijker gaat, dan met de andere. Succes beleven staat bij de mini niet uit het winnen of verliezen, maar uit plezier hebben in bewegend bezig zijn. 7. Oefenstof: Punten scoren: (materiaal; dikke mat, krijt en een bal) Verdeel de dikke mat in 9 vakken en zet hier met krijt een cijfer in. Opmerkingen/aandachtspunten zijn: -met 5 keer gooien zoveel mogelijk punten behalen -in volgorde 1 t/m 9 raken -probeer met 1 hand te gooien -goede voet voor Ballen-bank: (materiaal; bank en veel ballen in minimaal twee varianten)
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
19
Leg een aantal ballen op een bank in het midden van de ruimte. Gooi met je eigen ballen de ballen van de bank af. Opmerkingen/aandachtspunten zijn: Tel bijvoorbeeld aan welke kant de meeste (foam)ballen eraf liggen. Dit kan ook met één bal in het midden, deze moet dan een bepaalde afstand afleggen voordat één team heeft gewonnen. Krokodillen-tikkertje: 4 à 5 kinderen staan achter elkaar en houden elkaar vast aan de heupen. 1 kind staat voor de “krokodil” en probeert het achterste kind van de steeds weg draaiende krokodil te tikken. Er wordt gewisseld van tikker als bovenstaande lukt of na één minuut proberen. Opmerkingen/aandachtspunten zijn: Kinderen doen veel beweegervaring op; lopen terwijl je duwt en trekt of geduwd en getrokken wordt. Jagerbal: (materiaal: foambal en hesje) Kinderen zijn haasjes die afgeworpen kunnen worden door de jager (met hesje). - jager mag met de bal lopen. Het kind dat af is wacht buiten het veld. Wanneer het derde kind buiten het veld komt, mag het eerste kind er weer in. -na één minuut jager wisselen. -het kind dat af is wordt ook jager, bij meer dan twee jagers mogen de jagers niet meer lopen. Opmerkingen/aandachtspunten zijn: Het kind leert veel loop- en beweegvormen, mikken, treffen, balbehendigheid en ruimtelijk inzicht. Ballonnenvangst: (materiaal: ballonnen) Elk kind heeft één ballon − Ballon lopend hoog houden. − De ballon mag de vloer niet raken. Ballon omhoog meppen en daarna de ballon van een ander hooghouden. De ballon mag de vloer niet raken. Opmerking/aandachtspunten zijn: Ruimtelijk inzicht en ‘bal’gevoel.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
20
Hoofdstuk 6: D- Jeugd 1. Karakteristieken: Deze groep 8-9 jarigen hebben veel bewegingsdrang, ook wel bewegingshonger genoemd. Ze zijn nog niet geboeid door handbaltrainingen. Wanneer je te vroeg met techniek en tactiek begint, is de kans groot dat de jeugd afhaakt. Daarom moet de trainer van deze groep veel beweging en balvaardigheden geven. Ze kunnen veel aan en gaan in hun bewegingen vaak tot het uiterste. Ook kunnen ze veel oefenend bezig zijn. Ze zijn zeer gesteld op complimenten en hoe ze het doen. Daarbij vinden ze veel herhalen erg leuk. Ook zijn ze vooral gericht op erkenning van hun vaardigheden. 8-9 jarige oordelen vaak rigoureus, ze zijn vaak keihard tegenover elkaar. Duidelijkheid en consequent zijn als trainer is dan zeer belangrijk. 2. Gevolgen: Tijdens het trainen moet je tevreden zijn met de grove vorm van een beweging. Het moet er op lijken. De bewegingsgebieden zijn: - lopen en sprinten - wenden of keren - starten of stoppen - huppel en galop - springen en landen - vallen en rollen - trekken en duwen Vaardigheidsgebieden zijn: - mikken en treffen - balbehendigheid - passeren en onderscheppen - vrijlopen en storen - break-out lopen - tippen op de plaats en in beweging - stuiten op de plaats en in beweging - vangen in 2 handen op borsthoogte - werpen en vangen in beweging - werpen van een strekworp - strekworp met stuit - sprongschot - strafworp - vrij aanvalspel - Het passeren met en zonder bal 3. Techniek: Dribbling:
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
21
Zeer korte, rustige looppas, voeten worden vanaf de hiel afgerold naar de voorvoet. Let op neerzetten voeten. Eerste contact met de grond is iets op de buitenkant van de hiel. Armbeweging is groter dan bij trippling doch nog steeds ontspannen. Looppas: Tempo op 70%. Gebruik gehele voet waarbij de hiel eerst en vervolgens de voet naar voren wordt afgerold. Armbeweging , ellebogen langs het lichaam, mogen niet naar buiten wijzen. Hoek voorzijde lichaam zodanig dat de vingertoppen op kinhoogte komen. Hoek elleboog achterzijde bijna 90 graden. Let op opheffen knie aan voorzijde en strekking/buiging been aan achterzijde. Versnellingen: Vanuit trippling, dribbling tot sprint opgebouwde loop. Let op dat de armbeweging in de sprint naar voren gericht is, het lichaam rechtop blijft en de juiste knie en strekbeweging van het been gehandhaafd blijft. Sprint: Vanuit stilstand of nagenoeg stilstand komen tot een volledige sprint. Ook hierbij is de armbeweging in combinatie met de lichaamshouding en beenbeweging van groot belang. Handpalm komt nu ter hoogte van de kin. Zijwaarts: Aansluitpassen op de voorvoet. Indien men op de platte voet staat is men minder snel in het veranderen van richting, men staat “vast”. Balans dient in het midden van het lichaam te zijn. De handen dienen niet naast het lichaam te zijn maar in 2x 90 graden naast het hoofd. Break-out: Aanleren lopen juiste curve in het veld bij een break out. Tevens aanleren, zonder in te houden, tussentijdsoogcontact met de keeper/ster te hebben. Aanleren anticiperen op het feit dat meerdere spelers tegelijk in de break out gaan. Het veld voor elkaar open trekken. Zorg dat men elkaar, met de verdedigers ertussen niet vast loopt. Strekworp: Eén van de kenmerken van de strekworp is dat de hand , wanneer de bal de hand verlaten heeft, de bal “nawijst”. Basisprincipe balbehandeling. Let op de juiste houding van de speler/ster bij het gooien van de bal. De arm dient een hoek van ongeveer 90 graden te hebben. De beweging begint achter de schouder van de schotarm. Hierbij wordt de romp iets naar achteren gedraaid. Een juist schot is een combinatie van het gebruik maken van de draaiing van de rompvoorwaarts, gevolgd door actie vanuit de schouder, elleboog en pols van de schotarm. De elleboog is hierbij op gelijke hoogte als de schouder of hoger. De hand dient achter de bal te zitten en niet eronder. Veel jonge spelers/sters raken geblesseerd aan de elleboog of bovenarm vanwege een verkeerd uitgevoerde gooitechniek. Dit aangooien dient men zowel in stilstand als in de loop te beheersen. Van belang is dat spelers elkaar onderling, ook over grote afstanden,in de loop aan kunnen spelen. Hiertoe moet men ook elkaars snelheid kunnen inschatten. Een in de loop aangegooide bal moet voor de speler gegeven worden. Let op dat het bovenlichaam bij elke strekworp voldoende ingedraaid wordt. Sprongschot: In een twee of driepas ritme omhoog springen en schieten. Om een grotere sprongkracht omhoog te hebben is het noodzakelijk dat de laatste pas van het pas-ritme niet te groot is. Geef duidelijk het belang van de strekking van het hele lichaam aan en het feit dat de bal vanachter de schouder vandaan dient te komen. In principe wordt het schot gemaakt tijdens de neerwaartse beweging. Later kan men gaan spelen met de timing van het loslaten van de bal. Geef aan dat de spelers/sters van hoog naar laag moeten kunnen gooien. Het omhoog komen bij de sprong is eenvoudig aan te
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
22
leren door de spelers/sters over kleine hindernissen deze oefening uit te laten voeren. Ook het gooien over obstakels heen waar zij niet overheen kunnen kijken heeft een positief effect. Tippen: Het tippen van de bal is een belangrijk onderdeel van het handbalspel. Spelers/sters dienen hier zo vertrouwd mee te zijn dat zij dit blindelings kunnen doen. Belangrijk is dat zij aanleren dat het tippen niet alleen met de vingertoppen dient te geschieden , maar met de volle hand. Niet toegestaan is hierbij het onderhands “voeren”. Men moet deze techniek zowel links als rechtshandig kunnen uitvoeren. Het aanleren van wisselen van de ene naar de andere hand is van belang in verband met gebruik bij schijnbewegingen. Bij het aanleren dient men te letten op een aantal zaken. Een bal hoog tippen is weliswaar moeilijker te controleren, maar men houdt wel het zicht op het veld. Men dient aan te leren om de bal, tijdens het tippen, met het eigen lichaam af te schermen, zodat een verdediger moeite heeft om hem te onderscheppen. Een speler/ster die laag tipt heeft meer balcontrole, maar geen overzicht. Tippen voor de eigen voeten kan problemen opleveren bij een snelle break out. De bal dient de grond te raken iets voor, maar naast het lichaam. Schotdreiging uit stand: Door specifieke oefeningen kunnen spelers/sters aanleren om de bal goed vast te houden met één hand. Deze kunst moeten zij machtig zijn alvorens men een schotdreiging wil kunnen trainen. Bij de schotdreiging uit stand is het van belang dat de spelers/sters eerst een schotbeweging maken alvorens de bal af te spelen. De dreiging dient een volledige schotbeweging te zijn met de arm in de juiste stand en vanuit de juiste houding. Men mag alleen de bal niet loslaten. Een half uitgevoerde beweging zal door een verdediging niet als een serieuze dreiging gezien worden en dus weinig tot geen effect hebben op de gedragingen van die verdediging.
4. Leerproces: We trainen de totale beweging dus geen aandacht voor deelbewegingen. Precisie is niet noodzakelijk. We gaan proberen de coördinatie te verbeteren. We gaan proberen de beweeglijkheid te verbeteren. We gaan grove fouten in de technische training eruit halen. 5. Conclusie: We bieden onze D-jeugd oefenstof aan met veel spelvormen en spelreeksen. 6. Begeleiding: Mee doen en voor doen werkt beter dan alleen maar uitleggen. Werk met eenvoudige spelregels. - Laat iedereen even lang spelen - Zorg voor veel variatie. - Oefenen in twee- of drietallen is mogelijk. - Afspraken, regels en consequent opstellen is noodzakelijk - Let op de vangtechniek
7. Oefenstof: Hindernisbaan: (materiaal: hoepel, matten, bank, kast, paaltjes) 1 = spring door de hoepels heen Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
23
2 = slalom tussen de paaltjes 3 = koprol voorwaarts 4 = lopen over de bank en 1 tussensprong 5 = koprol achterover 6 = kruipen onder de mat door, die op banken rust 7 = over de kast klauteren 8 = springen van mat tot mat Opmerkingen/aandachtspunten zijn: Veel bewegingsgebieden komen aan bod. Met de kinderen samen het parcours opzetten en ook weer afbreken. Tippen en doelschot: 1 = doelschot naar keuze 2 = doelschot d.m.v. een strekworp in beweging 3 = doelschot d.m.v. een sprongworp A = Slalommen tippen tussen de paaltjes B = Tippen over banken C = tippen met doelschot Bij toerbeurt het doel verdedigen. Opmerkingen/aandachtspunten zijn: Veel balvaardigheid en oog-handcoördinatie. Staarttikkertje: (materiaal: lintje) Elk kind heeft een lintje achter in zijn broek. De 'staart' steekt er zeker 20 cm uit. In een beperkte ruimte (gekleurde lijnen) mogen de kinderen zich bewegen. Eén of twee kinderen hebben geen staartje en proberen zoveel mogelijk lintjes te verzamelen. Tijd: Ongeveer één minuut per keer. De kinderen die het staartje kwijt zijn, gaan bij de trainer staan. Opmerkingen/aandachtspunten: Starten, lopen, keren,wenden Oog-hand coördinatie bij het pakken van het lint. Tippen: (materiaal: ballen) Neem net zoveel ballen als er kinderen zijn Op een signaal van de trainer tippen de kinderen van A naar B - eerst in een eigen tempo - daarna iets sneller (looppas) - vervolgens keuze laten maken uit mat 1-2 of 3. Opmerkingen/aandachtspunten: De bal naar de vloer bewegen met een “losse “ pols. Mattenloop: (materiaal: matten en ballen) Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
24
Neem 6 matten en net zoveel ballen als er kinderen zijn. Er zijn 2 tikkers. De kinderen proberen al tippend van mat tot mat te komen zonder tussenkomst van tikkers. - elke bereikte mat is 1 punt - getikt 1 punt minder en terug Opmerkingen/aandachtspunten: Erop letten dat de kinderen tippen en niet tussendoor de bal met twee handen vastpakken. Matbal: (materiaal: 8 matten, 8 hesjes en 1 bal) Van beide teams gaan er 4 kinderen op de matten staan om en om. De overige kinderen spelen op het binnenveld. De balbezittende partij probeert met behulp van samenspel een teamgenoot op een mat aan te spelen. Opmerkingen/aandachtspunten: Let op dat de team sterkte gelijkwaardig is en er geen lichaamscontact is. Burchtbal: 3 aanvallers spelen samen en proberen met de bal de pillon van de kast te werpen. De verdediger tracht de bal te onderscheppen en of de burcht te beschermen. Opmerkingen/aandachtspunten: - verwerken van de bal - werpen en vangen van de bal - 4 tegen 1 of 3 tegen 2
Telbal: Hoogstens 7 kinderen staan in een kringopstelling. De afstand zodanig kiezen dat ze gemakkelijk de bal naar het kind over hem kunnen spelen. Per groep 1 bal. Probeer zoveel als mogelijk samen te spelen zonder dat de bal op de grond komt. Opmerkingen/aandachtspunten: - zie toe dat de bal met een hand geworpen wordt - bij het vangen van de bal met beide handen een vogelnestje vormen - het kind mag best 1 pas maken bij het werpen - leg achter de kinderen enkele reserve ballen klaar Samenspel 2 tegen 1 of 3 tegen 2: A = pionbal Niet te grote vakken afbakenen waarin gespeeld wordt. Benodigde materiaal is: - 1 bank per vak - 2 pionnen per bank - 1 bal per vak De aanvallers proberen een pion om te werpen. De verdediger probeert dit te verhinderen. 1 pion om is 1 punt.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
25
B = bankbal De bal tegen de gekantelde bank werpen levert 1 punt op. C = kastbal De bal tegen de kast geworpen levert 1 punt op. Opmerkingen/aandachtspunten: Samenspel, ruimtelijk inzicht, vrij lopen, onderscheppen van de bal, balvaardigheid, mikken en treffen. Bankvoetbal: Werken met tweetallen. De overige spelers op de wisselbank. Men is af wanneer de tegenpartij scoort. Het nieuwe duo begint met balbezit. Opmerkingen/aandachtspunten: Regels afspreken in verband met de veiligheid. Samenspel bevorderen door bijvoorbeeld kant A tegen kant B te laten spelen.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
26
Hoofdstuk 7: C-jeugd 1. Karakteristieken: Bij deze 9-10 jarigen wordt het coördinatievermogen groter. De meisjes zijn goed te motiveren en graag doelgericht bezig. De speelsters kunnen nadenken over hun eigen techniek. Ze zijn bereid om echt te trainen en te oefenen en om het goed te doen. 2. Gevolgen: - ze kunnen in groepjes trainen - duurbelasting tot ongeveer 5 minuten is mogelijk - groepsopdrachten zijn mogelijk - hanteer wat moeilijkere spelregels bij spelvormen - men is prestatie gericht - er treden grote verschillen binnen de groep op - men is in staat eenvoudige tactische handelingen te verrichten 3. Techniek: Trippling: Zeer korte pasjes. Voorvoeten worden als het waren op een halve pas afstand van elkaar geplaatst. Voorvoet eerst en vervolgens afwikkelen naar de hiel. Armbeweging langs het lichaam, kort en ontspannen. Dribbling: Zeer korte, rustige looppas, voeten worden vanaf de hiel afgerold naar de voorvoet. Let op neerzetten voeten. Eerste contact met de grond is iets op de buitenkant van de hiel. Armbeweging is groter dan bij trippling doch nog steeds ontspannen. Sprongritme: Aanleren drie-pas ritme voor het tijdig afspelen van de bal en ten behoeve van het sprongschot. Voor het sprongschot is het bovendien van belang dat men aanleert om het afzetbeen te strekken, gevolgd door een strekking van het volledige lichaam. Let daarbij op de positie van de schotarm. Het contrabeen(niet afzetbeen)dient licht gebogen iets zijwaarts of achterwaarts te wijzen. Niet met de knie naar voren gericht. De voet dient altijd in de richting te wijzen welke je op wilt springen. Vanaf de B- jeugd ook werken aan een 2-pas ritme en de afzet met het verkeerde been. Uitstappen: Het uitstappen op de cirkel in de richting van een instartende aanvaller. Hierbij moet één hand in de richting van de schotarm van de aanvaller gaan. De andere hand is, met een licht gebogen arm, ter bescherming van het eigen hoofd. Zorg er wel voor dat men zicht houdt. Voorkom bij het uitstappen dat men naar voren gaat springen. Iemand die los van de grond is kan niet meer reageren op bewegingen van de aanvaller. Contact met de grond, voorvoeten,schuin terug naar de kant van de bal is van belang. Break-out: Aanleren lopen juiste curve in het veld bij een break out. Tevens aanleren, zonder in te houden, tussentijdsoogcontact met de keeper/ster te hebben. Aanleren anticiperen op het feit dat meerdere spelers tegelijk in de break out gaan. Het veld voor elkaar open trekken. Zorg dat men elkaar, met de verdedigers ertussen niet vast loopt. Loopschot:
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
27
Gooien vanuit de loop. Hierbij is er niet alleen de normale actie vanuit de romp, schouder en arm doch maakt men tevens gebruik van een lichte buiging van de romp voorover ter ondersteuning van het schot.Om meer vaart achter de bal te krijgen dient men te eindigen met een kruispas en de romp in te laten draaien dan gooien.(alleen is zo wel de verrassing van het loopschot weg) Sprongschot: In een twee of driepas ritme omhoog springen en schieten. Om een grotere sprongkracht omhoog te hebben is het noodzakelijk dat de laatste pas van het pas-ritme niet te groot is. Geef duidelijk het belang van de strekking van het hele lichaam aan en het feit dat de bal vanachter de schouder vandaan dient te komen. In principe wordt het schot gemaakt tijdens de neerwaartse beweging. Later kan men gaan spelen met de timing van het loslaten van de bal. Geef aan dat de spelers/sters van hoog naar laag moeten kunnen gooien. Het omhoog komen bij de sprong is eenvoudig aan te leren door de spelers/sters over kleine hindernissen deze oefening uit te laten voeren. Ook het gooien over obstakels heen waar zij niet overheen kunnen kijken heeft een positief effect. Tippen: Het tippen van de bal is een belangrijk onderdeel van het handbalspel. Spelers/sters dienen hier zo vertrouwd mee te zijn dat zij dit blindelings kunnen doen. Belangrijk is dat zij aanleren dat het tippen niet alleen met de vingertoppen dient te geschieden , maar met de volle hand. Niet toegestaan is hierbij het onderhands “voeren”. Men moet deze techniek zowel links als rechtshandig kunnen uitvoeren. Het aanleren van wisselen van de ene naar de andere hand is van belang in verband met gebruik bij schijnbewegingen. Bij het aanleren dient men te letten op een aantal zaken. Een bal hoog tippen is weliswaar moeilijker te controleren, maar men houdt wel het zicht op het veld. Men dient aan te leren om de bal, tijdens het tippen, met het eigen lichaam af te schermen, zodat een verdediger moeite heeft om hem te onderscheppen. Een speler/ster die laag tipt heeft meer balcontrole, maar geen overzicht. Tippen voor de eigen voeten kan problemen opleveren bij een snelle break out. De bal dient de grond te raken iets voor, maar naast het lichaam. Schotdreiging uit stand: Door specifieke oefeningen kunnen spelers/sters aanleren om de bal goed vast te houden met één hand. Deze kunst moeten zij machtig zijn alvorens men een schotdreiging wil kunnen trainen. Bij de schotdreiging uit stand is het van belang dat de spelers/sters eerst een schotbeweging maken alvorens de bal af te spelen. De dreiging dient een volledige schotbeweging te zijn met de arm in de juiste stand en vanuit de juiste houding. Men mag alleen de bal niet loslaten. Een half uitgevoerde beweging zal door een verdediging niet als een serieuze dreiging gezien worden en dus weinig tot geen effect hebben op de gedragingen van die verdediging. Aanspelen cirkel: Het aanspelen van de cirkelspeler kan op verschillende manieren gebeuren. Het belangrijkste onderdeel van het aanspelen is echter het leren kijken door de aanvallers. De aanvallers moeten leren op welk moment en op welke plaats zij de cirkelspeler kunnen aanspelen. Een cirkelspeler met een verdediger voor zich zal men anders aan moeten spelen dan wanneer de verdediger er achter of er naast staat. Aanvankelijk zal men moeten leren de cirkelspeler bovenhands aan te spelen. Naar gelang de verdediging op die cirkelspeler sterker wordt zal men moeten leren dat ook een onderhands aangespeelde bal zijn doel kan bereiken. Vanuit een sprongschot met dreiging is het mogelijk om de bal, bovenhands, in de handen van de cirkelspeler te spelen. In een meer gevorderd stadium kan men overgaan tot het gebruik van de achter het lichaam en hoofd aangeleerde technieken. 6-0 Verdediging: de meest eenvoudige vorm van verdedigen is een 6-0 verdediging opstelling. Dit betekent dat alle spelers/sters zich op de cirkel opstellen. Door schuiven en effectief blokkeren tracht men op deze
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
28
wijze de schotkans van de aanvallende partij te verkleinen. Iedere speler/ster heeft een vast aanvaller welke door hem/haar verdedigt wordt. Zij moeten aangeven aan hun medespelers/sters welke aanvaller bij hun hoort. De aanvallende cirkelspeler zal in goed overleg moeten worden doorgegeven. Ook kan de afspraak worden gemaakt dat deze cirkelspeler/ster door een vaste persoon verdedigt wordt. Dit heeft echter tot gevolg dat deze cirkelspeler/ster de mogelijkheid krijgt om veel onrust te zaaien in de geveerde verdediging. Communicatie onderling is van belang. Ook moeten de spelers /sters als ze uitgestapt zijn schuin terug naar de kant van de bal. Als variatie kunnen de hoeken vast worden gezet (niet te ver buiten de 9 meter). Werken als team: De spelers/sters zullen moeten leren om tijdens het spel onderling te communiceren. Het is van belang, dat men van elkaar leert welke capaciteiten de verschillende personen bezitten teneinde daar een optimaal gebruik van te maken. Bovendien zal men moeten leren om, met name in de verdediging, verbaal aan elkaar aan te geven wat er gaande is in de aanval. Spelers moeten worden doorgegeven en men dient aan te geven welke speler/ster men verdedigd. Ook het leren afspelen van een bal aan een teamgenoot/note die een betere positie heeft is van belang. Bovendien moeten de spelers/sters dan naar elkaar blijven kijken. Zie erop dat toe dat eventueel commentaar op elkaars handelen en nalaten niet als een negatieve factor gaat werken. Blokkeren: Blokkeren is een verdedigende techniek ter ondersteuning van de doelverdediger en die ook in het hoofdstuk balvaardigheid voorkomt. Het blokkeren van de schoten van de aanvallers geschiedt doorgaans, uit stand, vanaf de cirkel. Dit is een offensieve wijze van blokkeren waarbij slechts getracht wordt het schot te onderbreken. Hierbij zijn de armen recht boven het hoofd gestrekt. Let op de strekking. Bij een blok dienen de armen en vingers niet optimaal onder spanning te staan, anders levert dit blessures op. Blokkeren kan ook echter worden aangewend als vorm van onderschepping.indien men namelijk de armen niet recht boven het hoofd doch iets schuin naar voren richt zal de afgestopte bal naar beneden vallen, voor de voeten van de eigen verdediging. Dit biedt de kans op een onderschepping van die bal, welke gevolgd kan worden met een snelle aanval. Indien men deze techniek voldoende beheerst kan men ertoe overgaan om de spelers, als blok, mee te laten springen met de sprongschutter. Ook dit is en aanvallende wijze van blokken. Van belang is dat de speler/sters aanleren dat zij, als blok, net iets later omhoog springen dan de sprongschutter. Timing is van het grootste belang. Bij het blokkeren dient er zo weinig mogelijk ruimte tussen de armen van de spelers/sters te zitten. Indien men met meerdere personen gelijktijdig blokt dan dienen deze spelers/sters het blok zo sluitend mogelijk te houden. Onderlinge communicatie is ook dan van groot belang. De ogen moeten worden open gehouden om het spel te volgen. Wel is raadzaam om als je het blokkeren gaat oefenen begint met een foambal om zo de angst bij de spelers/ster weg te nemen. Timing pass: Om tot een gedegen aanval te kunnen komen dienen de spelers/sters te leren dat zij in beweging moeten zijn op het moment, dat zij de bal ontvangen. Alleen hierdoor zal een aanval over voldoende snelheid beschikken om effectief te kunnen zijn. Het aanleren van het instarten op een te verwachten pass is dan ook heel erg belangrijk. Een team dat niet in beweging is heeft geen dreiging en is derhalve niet gevaarlijk. In-/uitstappen: Alle spelers/sters dienen aan te leren dat zij na het instarten zo snel mogelijk weer terugkeren in de uitgangspositie. Indien de positie op dat moment reeds bezet is door een andere speler/ster dan dienen zij te weten dat zij direct de open gevallen plaats overnemen of door een goede communicatie de spelers/sters hun positie te laten wijzigen. Van belang is om te leren dat zij zowel snel heen als terug moeten komen. Indien zij niet terug komen stagneert de aanval omdat men dan vaak al te dicht onder de verdediging staat en derhalve niet aanspeelbaar is.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
29
Doel instarten: Het is van belang dat de spelers/sters wordt geleerd dat zij ten alle tijden in de richting van het doel bewegen. Dit vanaf alle posities in het veld. Een speler/ster die vanuit het midden in de richting van de zijlijn springt zal minder trefkans hebben dan een speler/ster die in de richting van het doel springt. Tevens leert men hierdoor om alleen voor het punt te gaan en niet alleen te schieten om het schieten. Een schot op doel dient een goede kans te hebben om een punt op te leveren. Blind schieten, zonder overtuiging, heeft vaak een tegenovergesteld effect.
4. Leerproces: - nog meer aandacht geven aan het baltechniek en de werp en vangtechniek, goed aangeleerd geeft later minder problemen - we moeten gaan werken aan de verbetering en de verfijning van technisch bewegingen - werk met veel herhalingen. Geef veel correcties - vangen en werpen links en rechts, stilstaand en in beweging - nog meer werpen op doel of in doel uit loop en stand - start en stop oefeningen met en zonder bal - beweeglijkheid zoals draaien – wenden – springen - het passeren met en zonder bal - verdedigen, storen tussen het doel en de tegenstander we moeten iets van een organisatie zien (taak, plaats) - plaatsen bezetten en ruimte gebruiken in aanval als in de verdediging. - zorg er voor dat er geen ruwe handelingen plaats vinden. - uitstappen - rugdekking - tellen - werpkracht verbetering - sprong kracht verbetering - aanspelen van de cirkel loopster - uitleggen waar voor de cirkel loopster dient - loopschot (gooien vanuit de loop) - strafworp - break-out 5. Conclusie: - biedt de oefenstof aan in spel/oefenreeksen - begeleiding: veel herhalingen – veel correcties – groepswerk – intensief - opbouwen van de teamgeest door het stimuleren van elkaar, samenwerken met elkaar, naar elkaar luisteren 6. Begeleiding: - goede uitleg is het halve werk - corrigeer veel, maar denk aan de complimenten - geef de keeper de aandacht - spelregels strak aanhouden - afspraken, regels en consequent opstellen - zorg voor een gezamenlijke warming-up Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
30
7. Oefenstof: Oefeningen voor starten, lopen, richtingsveranderingen en stoppen: - pionnenloop: 6 pionnen op afstand naast elkaar op verschillende afstanden van de achterlijn. Spelers in een rij achter elkaar tegenover de eerste pion. Vertrek vanaf de achterlijn, rennen naar de pion, van de pion weer terug naar achterlijn enz. - variatie: verschillende bewegingsvormen bv. voorwaarts lopen – achterwaarts terug, zijwaarts bewegen, schuiven, hinken, huppen enz. Opmerkingen/aandachtspunten: De C jeugd moeten leren dat in startende bewegingen heel belangrijk zijn voor de aanval. Met en zonder bal moet er altijd bewogen worden richting doel. Ze moeten leren om een dreigende speelster te zijn voor de tegenstander. Oefeningen voor het werpen: Het is belangrijk dat er in de C-jeugd geen balverlies meer is. Er moet dus geoefend worden op het verfijnen van het werpen. - Complexe oefeningen in vier groepen: A: werpafstand tot elkaar vergroten en verkleinen, elkaar aanspelen. B: werpafstand tot elkaar vergroten en verkleinen, elkaar met stuit aanspelen. C: elkaar aanspelen over grote afstand. Opmerkingen/aandachtspunten: - er komen veel schoten aan bod - ze moeten goed naar elkaar kijken - ze leren te timen Schijnbewegingen: Een speler moet gevarieerd schijnbewegingen kunnen uitvoeren, anders wordt het spel doorzichtig. Dan wordt gezegd “hij doet altijd hetzelfde” en de verdediger kan de schijnbeweging gemakkelijk afkappen. Het is dus belangrijk dat je de speelsters leert om verschillende schijnbewegingen te maken in een wedstrijd. Tijdens de uitvoering is er een ritmeverschil tussen de eerste fase (schijnbeweging) en tweede fase (doelschot, doorbraak, doorspelen of tippen). De snelheid en geloofwaardigheid van de uitvoering van de eerste fase moet zo zijn dat de verdediger op deze actie reageert. De tweede fase moet met een versnelling worden uitgevoerd, zodat de verdediger dit niet meer kan volgen. De tweede fase kan een afspeel, aanspeel, een doorbraak een doelschot of tippen zijn.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
31
Oefeningen schijnbeweging met bal: - Twee groepen, A en B iedereen met bal op de middenlijn op 5m afstand van elkaar. Vanaf de middenlijn tot voor de 9m lijn drie pionnen neerzetten. Groep A maakt bij elk pion schijnbeweging naar rechts, Groep B maakt bij elke pion schijnbeweging naar links. Na laatste pion schot op doel. - Je kunt dit rouleren om op de 9m lijn verdedigers neer te zetten. (eerst passief, daarna actief). Opmerkingen/aandachtspunten zijn: Ze leren om te passeren en komen in aanraking met verdedigers. Schijnbeweging zonder bal: Uit loopbeweging abrupt kunnen stoppen of plotseling in een andere richting lopen vereist sterk voet en been werk, met andere woorden goed getrainde, krachtige beenspieren. Zet de spelers in een aanvallende en verdedigende opstelling zonder bal. De dames moeten met de handen op de rug verdedigen en aanvallen. Ze moeten elkaar hierbij aanraken en schuiven met de aanval mee. Laten ze de schijnbeweging oefenen om zo de verdedigers op het verkeerde been te krijgen. Opmerkingen/aandachtspunten: Ze leren om zonder bal ook gevaarlijk te zijn. Snelheid in het spel krijgen: 6 spelers krijgen een hesje (A) aan en 6 spelers (B) niet. Je speelt op één helft elkaar de bal aan. Ze moeten proberen om de bal 5 keer rond te spelen en de andere groep moet de spelers dus verdedigen. De bal mag niet op de grond komen en een speler mag maar 4 tellen de bal vast hebben. De bal moet dus snel gespeeld worden. Als ze 5 keer de bal naar elkaar gespeeld hebben is groep B aan de beurt. Dit kun je variëren met een stuit. Tel de punten op en wie het eerst bij de 5x goed aanspelen is, heeft gewonnen. Opmerkingen/aandachtspunten: Ze leren om goed te kijken naar elkaar, vrij te lopen en toch geconcentreerd te spelen. Conditioneel is dit een goed spel. Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
32
Zuiver schieten op een dikke bal van 40 cm: Leg in het midden een medicin-bal van 40cm die moeilijk te verplaatsen is. Er worden 2 groepen gemaakt en iedereen heeft een bal. Ze moeten proberen de bal achter de witte lijn te krijgen van de andere groep. De grote zware bal wordt dus telkens heen en weer geduwd, tot dat het uiteindelijk een witte lijn wordt gepasseerd. Dit kun je ook doen met een bank vol pionnen, ze moeten dan zorgen dat de pionnen omgegooid moeten worden en de telling is dan duidelijk, wie de meeste pionnen aan zijn kant heeft, heeft verloren. 6 tegen 6 op een half veld: (materiaal: 1 bal en 6 hesjes) Je plaatst een aanvallend en een verdedigend team. Je geeft elke team de kans om een goed samenspel te creëren met een in startende beweging. Je moet ze er wel op attenderen dat de hoekspeelster diep in de hoek moeten gaan staan, zodat ze ruimte creëren voor de opbouw. De hoekspeelsters moet je leren om de bal op te komen halen. De bal moet goed rondgespeeld worden en daarbij moet télkens een dreiging gemaakt worden richting doel. Je rouleert dan na 5 keer aanval. Beoordeel wie de mooiste aanvallende ploeg is geweest.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
33
Hoofdstuk 8: B-jeugd 1. Karakteristieken: Bij deze groep is er sprake van een versnelde lichaamsgroei en geslachtskenmerken worden herkenbaar. Ze kunnen zich onzeker voelen. Er is een labiele instelling als gevolg van leeftijdsfase en soms zijn de bewegingen ongecoördineerd. Toc hebben ze grote idealen. Problemen kunnen zich op allerlei gebieden voordoen, voornamelijk bij een strakke groepsorganisaties – ze pikken het gewoon niet. Het is erg belangrijk om ruwe handelingen niet te toleren en consequent zijn in regels en het naleven van afspraken. Het is tijd om te selecteren in een B-jeugd, dit kan ook, gezien de leeftijd. We gaan kijken naar kwaliteit. Echter niet alleen naar de handbaltechnische kwaliteiten, maar ook op andere zaken zoals karakter, inzet en passend bij de rest. Op deze manier blijft de verenigingsstructuur goed en kom je tot gewenste resultaten. 2. Gevolgen: - complexere trainingsvormen zijn mogelijk - langere duur prestaties zijn mogelijk - geef ze meer verantwoordelijkheid - verbeteren van lichaamsvaardigheden en beweeglijkheid - werpen op doen op diverse manieren - diverse spelvormen met accent op organisatie (verdedigen – aanval) 3. Techniek: Trippling: Zeer korte pasjes. Voorvoeten worden als het waren op een halve pas afstand van elkaar geplaatst. Voorvoet eerst en vervolgens afwikkelen naar de hiel. Armbeweging langs het lichaam, kort en ontspannen. Dribbling: Zeer korte, rustige looppas, voeten worden vanaf de hiel afgerold naar de voorvoet. Let op neerzetten voeten. Eerste contact met de grond is iets op de buitenkant van de hiel. Armbeweging is groter dan bij trippling doch nog steeds ontspannen. Sprongritme: Aanleren drie-pas ritme voor het tijdig afspelen van de bal en ten behoeve van het sprongschot. Voor het sprongschot is het bovendien van belang dat men aanleert om het afzetbeen te strekken, gevolgd door een strekking van het volledige lichaam. Let daarbij op de positie van de schotarm. Het contrabeen(niet afzetbeen)dient licht gebogen iets zijwaarts of achterwaarts te wijzen. Niet met de knie naar voren gericht. De voet dient altijd in de richting te wijzen welke je op wilt springen. Vanaf de B- jeugd ook werken aan een 2-pas ritme en de afzet met het verkeerde been. Uitstappen: Het uitstappen op de cirkel in de richting van een instartende aanvaller. Hierbij moet één hand in de richting van de schotarm van de aanvaller gaan. De andere hand is, met een licht gebogen arm, ter bescherming van het eigen hoofd. Zorg er wel voor dat men zicht houdt. Voorkom bij het uitstappen dat men naar voren gaat springen. Iemand die los van de grond is kan niet meer reageren op bewegingen van de aanvaller. Contact met de grond, voorvoeten,schuin terug naar de kant van de bal is van belang. Blokkeren:
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
34
Met twee gestrekte armen blokkeren van een schot van de aanvaller. Verdedigend is het doel het schot te stoppen alvorens deze het doel heeft bereikt. Dit kan men, ook bij personen die wat angst voor de bal hebben, aanleren door spelers/sters in tweetallen met rustig gooien te laten wennen aan het gevoel(bij voorkeur gebruik eerst een foambal). Bovendien kan men iemand hierdoor activeren om naar de bal te blijven kijken. Schijnbeweging loop: Aanleren korte zijwaartse uitstap zowel naar links als naar rechts. Hierbij wordt het been sterk zijwaarts weg geplaatst. De balans blijft evenwel op het andere been. Met het weg geplaatste been tipt men, als het ware, de grond aan om direct weer terug te keren naar de uitgangspositie. Indien men op de volledige voet landt van het weg geplaatste been staat men “vast”en is men minder snel e terug in de uitgangspositie. Let wel op dat de 2 pas moet een grote stap zijn en op snelheid gebeuren. Schijnbeweging draai: Aanleren door looppas richting pionnen of andere spelers/sters. Vlak voor het obstakel kruist één been het andere sterk voorlangs. Het gewicht verplaatst zich naar het kruisende been. Men zakt iets omlaag en draait de rug naar het obstakel. Het andere been wordt iets verder naar buiten geplaatst en het gewicht gaat naar dat been. Vervolgens kruist nu het eerste been weer over het andere en vervolgt men de weg in de oorspronkelijke richting. Ook bij deze oefening is balans het grootste belang. Het aanleren van de verplaatsing van balans is mogelijk door de spelers/sters in spreid stand te zetten. Zak iets door de knieën en verplaats het gewicht naar het rechterbeen. Blijf vervolgens laag en verplaats het gewicht naar het linkerbeen. Er moet duidelijk kruisend gestapt worden. De verdediger moet de indruk hebben dat de speler/ster voorlangs wil in plaats van rechtdoor. Break-out: Aanleren lopen juiste curve in het veld bij een break out. Tevens aanleren, zonder in te houden, tussentijdsoogcontact met de keeper/ster te hebben. Aanleren anticiperen op het feit dat meerdere spelers tegelijk in de break out gaan. Het veld voor elkaar open trekken. Zorg dat men elkaar, met de verdedigers ertussen niet vast loopt. Maak het spel breed. Strekworp: Eén van de kenmerken van de strekworp is dat de hand , wanneer de bal de hand verlaten heeft, de bal “nawijst”. Basisprincipe balbehandeling. Let op de juiste houding van de speler/ster bij het gooien van de bal. De arm dient een hoek van ongeveer 90 graden te hebben. De beweging begint achter de schouder van de schotarm. Hierbij wordt de romp iets naar achteren gedraaid. Een juist schot is een combinatie van het gebruik maken van de draaiing van de rompvoorwaarts, gevolgd door actie vanuit de schouder, elleboog en pols van de schotarm. De elleboog is hierbij op gelijke hoogte als de schouder of hoger. De hand dient achter de bal te zitten en niet eronder. Veel jonge spelers/sters raken geblesseerd aan de elleboog of bovenarm vanwege een verkeerd uitgevoerde gooitechniek. Dit aangooien dient men zowel in stilstand als in de loop te beheersen. Van belang is dat spelers elkaar onderling, ook over grote afstanden,in de loop aan kunnen spelen. Hiertoe moet men ook elkaars snelheid kunnen inschatten. Een in de loop aangegooide bal moet voor de speler gegeven worden. Let op dat het bovenlichaam bij elke strekworp voldoende ingedraaid wordt. Loopschot: Gooien vanuit de loop. Hierbij is er niet alleen de normale actie vanuit de romp, schouder en arm doch maakt men tevens gebruik van een lichte buiging van de romp voorover ter ondersteuning van het schot.Om meer vaart achter de bal te krijgen dient men te eindigen met een kruispas en de romp in te laten draaien dan gooien.(alleen is zo wel de verrassing van het loopschot weg)
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
35
Onderhands: Het onderhands schot is een verrassend schot voor de keeper/ster. De uitvoering hiervan is dat men aankomt met een 3-pas na een schotdreiging buigt de romp naar links of rechts en men haalt de arm van boven naar onder de heup en lost het schot. Let wel op dat ze niet gaan bowlen of een slingerworp gaan uitvoeren Sprongschot: In een twee of driepas ritme omhoog springen en schieten. Om een grotere sprongkracht omhoog te hebben is het noodzakelijk dat de laatste pas van het pas-ritme niet te groot is. Geef duidelijk het belang van de strekking van het hele lichaam aan en het feit dat de bal vanachter de schouder vandaan dient te komen. In principe wordt het schot gemaakt tijdens de neerwaartse beweging. Later kan men gaan spelen met de timing van het loslaten van de bal. Geef aan dat de spelers/sters van hoog naar laag moeten kunnen gooien. Het omhoog komen bij de sprong is eenvoudig aan te leren door de spelers/sters over kleine hindernissen deze oefening uit te laten voeren. Ook het gooien over obstakels heen waar zij niet overheen kunnen kijken heeft een positief effect. Overigens zal er pas vanaf de B-jeugd begonnen worden met het 2 pas-ritme. Zijwaards: Bij het leren van deze techniek dient men op de stand van de hand te letten. De vingers bevinden zich aan de bovenzijde van de bal terwijl de duim aan de zijkant zit voor de benodigde sturing. De beweging van de hand met de bal start voor het lichaam en gaat in zijwaartse richting naar de aan te spelen speler/ster. De bal wordt geplaatst na strekking van de arm. Voorkom dat men de bal bovenop gaat vasthouden en gaat wegslingeren in de richting van de aan te spelen speler/ster. Als men deze techniek onder de knie heeft moet men er ook op toezien dat de spelers/sters voor zich uitkijken als zij zijwaarts aanspelen, dit heeft als functie dat zij zien wat de verdediger doet die voor hun staat. Deze techniek vooral gebruiken voor balvaardigheid, minder voor in de wedstrijd. Achter de rug: Het achter de rug langs aanspelen wordt gebruikt bij het kruisend inkomen van aanvallers of bij het, na dreiging, aanspelen van de cirkelspeler. Het contrabeen ten opzichte van de schotarm wordt voor het standbeen geplaatst. De romp wordt zijwaarts iets naar achteren gedraaid zodat de houding ten opzichte van de voeten meer natuurlijk is. De schotarm wordt vanaf de zijkant, achter de rug gebracht. De vingers zijn aan de onderzijde van de bal. De vingers leveren de benodigde sturing. Na buiging van de onderarm wordt de bal afgespeeld. Deze techniek vooral gebruiken voor balvaardigheid, minder voor in de wedstrijd. Achter het hoofd: Het aanspelen achter het hoofd langs is eveneens een worp welke gebruikt wordt om, kort achterlangs, komende spelers/sters aan te spelen. Deze beweging heeft een optimaal effect na te zijn voorafgegaan door een schotdreiging. Het contrabeen kruist het standbeen voorlangs. De romp draait mee in dezelfde richting. De armhouding is gebogen waarbij de elleboog gelijk of iets boven de schouder is. Na de draaiing van het bovenlichaam buigt men de onderarm achter het hoofd langs en laat men de bal gaan. De hand bevindt zich aan de zijkant van de bal met de vingers naar voren. Schotdreiging uit loop/sprong: Indien men de schotdreiging uit stand beheerst kan men de schotdreiging vanuit de loop of het sprongschot gaan leren. Ook hierbij geldt dat het gaat om een volledige schotbeweging waarbij alleen de bal niet geschoten wordt;doch wordt overgespeeld naar een teamgenoot/note. Overhaal met nulpas:
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
36
De overhaal is een passeerbeweging die mits goed uitgevoerde erg succesvol kan zijn. Het is ook een beweging die een combinatie is van een aantal moeilijke handelingen. Zo dient de bal in de lucht gevangen te worden, en met men op de voorvoeten tegelijk landen. Dan moet er een pas naar links gemaakt worden bij rechtshandigen en een pas naar rechts bij linkshandigen, tegelijk met de pas gaat de werparm als een soort molenwiek voor de verdediger/ster langs, na de pas opzij land men op 1 been en springt het gat in wat er onstaat omdat de verdediger is uitgestapt. Let wel op dat met het gat achter de verdediger in gaat en niet recht vooruit want dat is makkelijker te verdedigen voor de volgende verdediger. Aanspelen cirkel: Het aanspelen van de cirkelspeler kan op verschillende manieren gebeuren. Het belangrijkste onderdeel van het aanspelen is echter het leren kijken door de aanvallers. De aanvallers moeten leren op welk moment en op welke plaats zij de cirkelspeler kunnen aanspelen. Een cirkelspeler met een verdediger voor zich zal men anders aan moeten spelen dan wanneer de verdediger er achter of er naast staat. Aanvankelijk zal men moeten leren de cirkelspeler bovenhands aan te spelen. Naar gelang de verdediging op die cirkelspeler sterker wordt zal men moeten leren dat ook een onderhands aangespeelde bal zijn doel kan bereiken. Vanuit een sprongschot met dreiging is het mogelijk om de bal, bovenhands, in de handen van de cirkelspeler te spelen. In een meer gevorderd stadium kan men overgaan tot het gebruik van de achter het lichaam en hoofd aangeleerde technieken.
4-2 Verdediging: Het 4-2 verdedigingssysteem is een offensief en agressief systeem dat zeer goed hanteerbaar is tegen ploegen met sterke opbouwspeelsters, maar minder risicovol als een 3-2-1 verdediging. De twee opbouwspeelsters staan voor te verdedigen en zorgen er voor dat deze niet kunnen passeren. Tevens schuiven zij diagonaal terug zodat zij rugdekking geven voor de middenman en de hoeken. De midachter blijft bij de cirkelloper. 5 – 1 Verdediging: Een tweede gangbare vorm van verdedigen is het 5-1 systeem. Dit systeem is zeer bruikbaar tegen ploegen die over sterke opbouwspelers/sters beschikken. Hierbij staan vijf verdedigers op de cirkel opgesteld welke, middels schuiven, trachten de schotkansen te verkleinen. De zesde verdediger is opgesteld in het midden van het veld ter hoogte van de 9 meterlijn. Zijn/haar eerste taak is de verdediging en storen van de middenopbouw. Indien deze middenopbouwer/ster wegstart schuift deze uitgestapte speler/ster tijdelijk achterwaarts terug. Dit ter ondersteuning van de verdediging op de cirkel. Uitgestapt heeft hij/zij tevens de taak om de bal, wanneer deze wordt geplaatst op de cirkelspeler/ster, te onderscheppen. Voorts heeft hij/zij regelmatig kansen in het onderscheppen van de ballen welke tussen de opbouwspelers/sters gespeeld worden. Ook de ballen die vanuit een blok terug in het veld komen kunnen door deze speler/ster worden onderschept. De zwakte van dit systeem zijn de hoeken, daar ontstaat relatief veel ruimte. Een 5-1 verdediging kan tijdens de wedstrijd gemakkelijk worden omgezet in een 3-2-1 verdediging. 6 – 0 Verdediging: de meest eenvoudige vorm van verdedigen is een 6-0 verdediging opstelling. Dit betekent dat alle spelers/sters zich op de cirkel opstellen. Door schuiven en effectief blokkeren tracht men op deze wijze de schotkans van de aanvallende partij te verkleinen. Iedere speler/ster heeft een vast aanvaller welke door hem/haar verdedigt wordt. Zij moeten aangeven aan hun medespelers/sters welke aanvaller bij hun hoort. De aanvallende cirkelspeler zal in goed overleg moeten worden doorgegeven. Ook kan de afspraak worden gemaakt dat deze cirkelspeler/ster door een vaste persoon verdedigt wordt. Dit heeft echter tot gevolg dat deze cirkelspeler/ster de mogelijkheid krijgt om veel onrust te zaaien in de geveerde verdediging. Communicatie onderling is van
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
37
belang. Ook moeten de spelers /sters als ze uitgestapt zijn schuin terug naar de kant van de bal. Als variatie kunnen de hoeken vast worden gezet (niet te ver buiten de 9 meter). Werken als team: De spelers/sters zullen moeten leren om tijdens het spel onderling te communiceren. Het is van belang, dat men van elkaar leert welke capaciteiten de verschillende personen bezitten teneinde daar een optimaal gebruik van te maken. Bovendien zal men moeten leren om, met name in de verdediging, verbaal aan elkaar aan te geven wat er gaande is in de aanval. Spelers moeten worden doorgegeven en men dient aan te geven welke speler/ster men verdedigd. Ook het leren afspelen van een bal aan een teamgenoot/note die een betere positie heeft is van belang. Bovendien moeten de spelers/sters dan naar elkaar blijven kijken. Zie erop dat toe dat eventueel commentaar op elkaars handelen en nalaten niet als een negatieve factor gaat werken. Blokkeren: Blokkeren is een verdedigende techniek ter ondersteuning van de doelverdediger en die ook in het hoofdstuk balvaardigheid voorkomt. Het blokkeren van de schoten van de aanvallers geschiedt doorgaans, uit stand, vanaf de cirkel. Dit is een offensieve wijze van blokkeren waarbij slechts getracht wordt het schot te onderbreken. Hierbij zijn de armen recht boven het hoofd gestrekt. Let op de strekking. Bij een blok dienen de armen en vingers niet optimaal onder spanning te staan, anders levert dit blessures op. Blokkeren kan ook echter worden aangewend als vorm van onderschepping.indien men namelijk de armen niet recht boven het hoofd doch iets schuin naar voren richt zal de afgestopte bal naar beneden vallen, voor de voeten van de eigen verdediging. Dit biedt de kans op een onderschepping van die bal, welke gevolgd kan worden met een snelle aanval. Indien men deze techniek voldoende beheerst kan men ertoe overgaan om de spelers, als blok, mee te laten springen met de sprongschutter. Ook dit is en aanvallende wijze van blokken. Van belang is dat de speler/sters aanleren dat zij, als blok, net iets later omhoog springen dan de sprongschutter. Timing is van het grootste belang. Bij het blokkeren dient er zo weinig mogelijk ruimte tussen de armen van de spelers/sters te zitten. Indien men met meerdere personen gelijktijdig blokt dan dienen deze spelers/sters het blok zo sluitend mogelijk te houden. Onderlinge communicatie is ook dan van groot belang. De ogen moeten worden open gehouden om het spel te volgen. Wel is raadzaam om als je het blokkeren gaat oefenen begint met een foambal om zo de angst bij de spelers/ster weg te nemen. Timing pass: Om tot een gedegen aanval te kunnen komen dienen de spelers/sters te leren dat zij in beweging moeten zijn op het moment, dat zij de bal ontvangen. Alleen hierdoor zal een aanval over voldoende snelheid beschikken om effectief te kunnen zijn. Het aanleren van het instarten op een te verwachten pass is dan ook heel erg belangrijk. Een team dat niet in beweging is heeft geen dreiging en is derhalve niet gevaarlijk. In-/uitstarten: Alle spelers/sters dienen aan te leren dat zij na het instarten zo snel mogelijk weer terugkeren in de uitgangspositie. Indien de positie op dat moment reeds bezet is door een andere speler/ster dan dienen zij te weten dat zij direct de open gevallen plaats overnemen of door een goede communicatie de spelers/sters hun positie te laten wijzigen. Van belang is om te leren dat zij zowel snel heen als terug moeten komen. Indien zij niet terug komen stagneert de aanval omdat men dan vaak al te dicht onder de verdediging staat en derhalve niet aanspeelbaar is. Doel instarten: Het is van belang dat de spelers/sters wordt geleerd dat zij ten alle tijden in de richting van het doel bewegen. Dit vanaf alle posities in het veld. Een speler/ster die vanuit het midden in de richting van de zijlijn springt zal minder trefkans hebben dan een speler/ster die in de richting van het doel springt. Tevens leert men hierdoor om alleen voor het punt te gaan en niet alleen te
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
38
schieten om het schieten. Een schot op doel dient een goede kans te hebben om een punt op te leveren. Blind schieten, zonder overtuiging, heeft vaak een tegenovergesteld effect. Timing sprongschot: Veel spelers/sters in de opbouw, die zich bedienen van een sprongschot in de aanval, komen vaak, door een foutieve timing, te dicht onder de verdediging. Geleerd zal moeten worden om weg te blijven van die verdediging teneinde meer ruimte voor zichzelf te creëren. Een veel gemaakte fout is nog net even die ene keer te tippen met de bal alvorens omhoog te komen. Juist door deze actie bevinden veel aanvallers/sters zich, op het moment van het sprongschot, al binnen de 9 meterlijn voor het doel, temidden van de verdedigers/sters. Niet alleen wordt het sprongschot hierdoor bemoeilijkt ook het eventuele afspelen van de bal wordt er niet eenvoudiger op. Leer de spelers/sters vooral ruim te spelen. Let bovendien op het om zetten van de voorwaartse actie naar een actie omhoog. Strekking van de schotarm levert meer lengte op en geeft meer tijd om het schot af te laten komen. Laat hen kijken naar de actie van de keeper teneinde het schot daarop af te stemmen. Wisselende opbouw: Het wisselen van twee of meer opbouwspelers/sters kan, indien goed uitgevoerd, ruimte bieden aan de kruisende speler/ster voor een schot. De meest eenvoudige vorm is tussen twee spelers/sters. Aanvankelijk zal men deze oefening uitvoeren tussen de middenopbouw in combinatie met de rechter- of linkeropbouw. De middenopbouw start in en maakt een schotdreiging. De ander opbouwspeler/ster kruist kort achterlangs de middenopbouwer/ster. Na de schotdreiging van de middenopbouwer, speelt deze de bal af aan de kruisende speler/ster. Direct na het aanspelen dient de opbouwer/ster omhoog te komen voor het sprongschot. Indien de middenopbouwer de actie goed heeft uitgevoerd zal de verdediging nog op hem/haar zijn gericht. Deze aanvalsvorm wordt teniet gedaan indien de kruisende opbouwer, na de bal te hebben ontvangen, eerst nog met de bal gaat tippen. Laat de opbouwspelers/sters ruim voor de verdediging deze aanval inzetten. Ook hier is ruimte van belang. Start men namelijk te dicht onder de verdediging dan zal een mogelijke stoorspeler/ster een goede kans hebben op een onderschepping. Ongeacht het resultaat dienen de bij deze actie betrokken spelers/sters direct terug te keren naar hun uitgangspositie. Dit om een nieuwe aanval zo snel mogelijk op te bouwen of snel terug in de verdediging te kunnen gaan. Instartende hoek: In combinatie met de cirkelspeler/ster en de opbouwspeler/ster is de hoekspeler/ster in staat om op diverse manieren aanvallend gevaarlijk te zijn. Hoekspelers/sters kunnen instarten richting het midden van de cirkel, waardoor de aanval tijdelijk met twee cirkelspelers werkt. Hierdoor zal er aanvankelijk enige onrust ontstaan in de verdediging waarvan men gebruik kan maken. Bovendien kunnen deze twee spelers elkaar kruisen waarbij zij de mogelijkheid hebben om op dat moment ruimte in de verdediging te veroorzaken. Een oplettende opbouw zal hiervan gebruik kunnen maken. Hoekspelers/sters kunnen instarten in de richting van de linker of rechter opbouw. Zit er voldoende dreiging in deze actie dan zal de verdediger meekomen hetgeen ruimte veroorzaakt aan de buitenkant van het veld. Deze ruimte kan benut worden door een snel instartende,buitenom komende, opbouwspeler/ster. Een andere variant is een, met veel dreiging, inkomende opbouwspeler/ster richting doel. Op het moment van de schotdreiging start de hoekspeler/ster tussen zijn/haar eigen verdediger en die van de opbouwspeler/ster in .bij voldoende dreiging zal de ruimte vrij zijn voor de opbouwspeler/ster om deze hoekspeler/ster aan te spelen Start cirkelspeler: De cirkelspeler/ster zal, tijdens het spel, zoveel mogelijk tegen de richting van de bal in moeten bewegen. Hierdoor maakt hij/zij ruimte in de verdediging voor de instartende opbouwspelers/sters. Het is van belang om zo laat mogelijk en zeer fel weg te starten. Hierdoor
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
39
zal de verdediging in eerste aanleg op zijn/haar actie reageren. Een goede cirkelspeler/ster heeft haar handen klaar om de bal te ontvangen. Aanvallende bewegingen van een cirkelspeler/ster zijn ALTIJD doelgericht. Bovendien moet een cirkelspeler/ster leren zijn/haar schotbeweging altijd af te maken. Hierdoor ontstaat de kans op meer strafworpen. De cirkelspeler/ster dient altijd los op de voeten te staan teneinde snel te kunnen bewegen. Een cirkelspeler/ster die zichzelf vastzet heeft geen nut in de aanval. Sperren: Sperren is een aanvalsvorm die met de nodige voorzichtigheid zal moeten worden aangeleerd. Het sperren geschiedt door inkomende spelers ten behoeve van andere instartende aanvallers/sters. Hierbij zetten zij, tijdelijk, de verdediging vast. Indien zij frontaal sperren, met het gezicht naar de te sperren verdediger, MOETEN zij de armen langs het lichaam hebben. Zij mogen zich niet breed maken of op enige andere wijze de verdediger het passeren beletten. Het meest eenvoudig is nog om het sperren als effectief in de weg staan formulieren. Bij het ruggelings sperren mag men zich wel iets breed maken maar men mag NIETS doen om de verdediger in zijn taak te onderbreken. Ook het met het lichaam tegen de verdediger aanhangen is NIET toegestaan. Het nadeel van een rugsper is dat je de verdediger niet meer ziet. Een sper moet een snelle actie zijn, gevolgd door een even zo snelle aanvalsactie vanuit de hoeken of opbouw. Voor de overige, niet sperrende spelers/sters, is het van belang deze actie te zien zodat zij tot de aanvalsactie over kunnen gaan. Sturing midopbouw: De middenopbouwer/ster heeft één van de belangrijkste posities in het veld. Hij/zij draagt zorg voor de aansturing van de linker- en rechteropbouw in de diverse aanvalscombinaties. Hij/zij is eigenlijk de spelverdeler van het veld. Daarom zal de middenopbouwer/ster nagenoeg altijd aanspeelbaar moeten zijn. Dit vereist een juiste timing met betrekking tot het instarten en een even fel terugkeren in de uitgangspositie. Bovendien dient een middenopbouwer/ster over een zeer goede balvaardigheid te bezitten om een aanval goed door te kunnen zetten. Verlies van bal door foutief of inaccuraat plaatsen is uit den boze.
4. Leerproces: - werken aan de verfijning, verbetering van de technieken - werken aan de in-startende bewegingen, de snelheid van het rondspelen met bal, en de bewegingen richting doel - vangen op borsthoogte, reikhoogte, sprong, knie, voethoogte - vangen met links, rechts, zijwaarts - vangen met 1 hand - oppakken van een stuitbal of rollende bal - werpen en vangen in bewegingen - strekworp links en rechts en met een stuit - hoogte van een sprongworp - sprongworp van links en rechts - valworp - heupworp - strafworp 5. Conclusie: Biedt ze oefenstof aan met spelreeksen en oefenreeksen waarbij techniek, in beweging zijn en het aanvalsspel verder worden ontwikkeld. Verbeter het fysieke prestatievermogen. Dit
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
40
betekend dat we letten op het uithoudingsvermogen, kracht, snelheid, behendigheid en bewegelijkheid. 6. Begeleiding: Zorg voor een goede warming-up. Leg alles goed uit en doe de oefeningen zelf voor. Zorg voor veel herhalingen en corrigeer veel. Zorg voor een hoge intensiteit. Geef veel complimenten dit stimuleert de groep om fanatiek te blijven. Zorg voor plezier en sociaal contact. Elk kind verdiend individuele aandacht, waarbij specifiek ingespeeld wordt op de ontwikkeling van dat kind. Blijf de baas, maar geef je eigen fouten wel toe. Maar iedereen moet luisteren naar je. Als iemand vervelend is en niet wil luisteren, zet haar even op de bank, (3 tot 5 minuten) zodat ze weer kan herstellen, zodat je haar daarna weer kan prijzen. Laat haar geen straf rondje lopen, zo krijgen ze weer de aandacht. Let op de grootte van de bal, sommigen spelers pakken graag een kleine bal dit is niet verstandig. Laat de speelsters telkens roeleren met een andere speelster, zodat er geen vriendinnen kliek ontstaat. Teamgeest is heel belangrijk. Zorg voor creativiteit, humor en gezelligheid.
7. Oefenstof: Gezamenlijke warming-up: Je verzameld in een lange rij en om de beurten geeft een speler een sprong, hand of voet beweging. Elk speelster komt aan bod. Opmerkingen/aandachtspunten: Veel oogcontact komt hier aanbod. Zo houden ze elkaar goed in de gaten. Hoekspel rond om: Ieder speelster begint vanuit dezelfde hoek om de beurten te gooien op doel. Diegene die scoort schuift een plekje op naar de opbouw. Wie het eerste weer op de oude plek is heeft gewonnen. Gebruik hierbij 2 pionnen voor de hoeken zodat ze voor de pion moeten schieten. In de opbouw mogen ze schieten van af de 9 meterlijn. Komen ze op de 9 meter lijn keur je het doelpunt af. Opmerkingen/aandachtspunten: - er komen vele schoten aan bod Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
41
-
coördinatie bij het kijken van de 9 meter concentratie de keeper kun je goed begeleiden
Steps of trapjesladder: Zet de steps allemaal achter elkaar met een ruimte van 35 cm ertussen. Laten ze veel been oefeningen doen met verschillende pas variatie. Dit gebeurd tevens met een bal in de hand. Zorg er dan ook voor dat de bovenarm horizontaal loopt (=schouder hoogte) en maak daarbij eventueel gooi bewegingen. Opmerkingen/aandachtspunten: - vele voet bewegingen - vele bal bewegingen - de steps zijn goed voor het zelfvertrouwen - balvaardigheid - concentratie Strafworp: Ieder neemt een strafworp. Degene die scoort laat je naast je staan en mogen nogmaals schieten wanneer iedereen is geweest. Dit doe je net zo lang tot dat er één speelster overblijft. Ook de keeper doet mee en de reserve keeper neemt haar plaats over. De speelster die overblijft mag de eerste strafworp nemen in de aankomende wedstrijd. Opmerkingen/aandachtspunten: - stimuleert de concentratie - B-jeugd speelsters krijgen steeds meer te maken met strafworpen - keeper doet goed haar best want ook zij wil graag overblijven - prestatie gericht Conditie training in spelvorm: Maak 2 rijen van 5-6 speelsters. Er wordt in strijd gespeeld. Je hebt nodig 5 banken met ruimte ertussen door. Dit kan variëren van 2 meter tot 40 cm. Na de banken zet je 2 grote pionnen op zo’10 meter afstand, die zijn nodig om ze om te tikken als je het einde hebt bereikt. Wie het laatst de pion bereikt moet zich 3 keer opdrukken. wat kun je met de banken doen: - A: trainen van het voetenwerk. Dit doe je het zelfde als met de steps maar nu kan het met 2 speelsters. Laten ze gelijk de passen maken. - B: klaptikker. Je loopt naar elkaar toe tussen de banken door en klap op elkaars handen hoog in de lucht. Let op de sprong. - C: worstelspel. Je loopt naar elkaar toe tussen de banken door en maak een verdedigingsbeweging. Hand op beide schouders zo probeer je elkaar tegen te houden. De laatste bank moet er een worsteling plaats vinden. - D: tikspel. Je zet 4 speelsters tussen de banken. Ze moeten de vier hoeken van de banken zo snel mogelijk aan tikken. (bijv. 16-20 keer moet er getikt worden) Banken vlak naast elkaar zetten dan kun je op voetenwerk trainen. Als je de banken ruim uit elkaar zet, dan werk je aan verdedigend, tik en worstel werk.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
42
Opmerkingen/aandachtspunten: - de conditie wordt gepeild - je krijgt een strijd - contact spel - veel voetenwerk 6 tegen 6 op een half veld: (materiaal: 1bal en 6 hesjes) Je hebt een aanvallend en een verdedigend team. Je geeft elk team de kans om een goed samenspel te creëren met in startende bewegingen die leiden tot een doelpunt. Je geeft ze 5 mooie kansen. Is een aanval prachtig, gaat er een kans bij. Dan wordt er geruild. Beoordeel altijd wie de mooiste aanvallen gecreëerd heeft, en complimenteer ze dan. Opmerkingen/aandachtspunten: - geef veel instructie - in-startende bewegingen met dreiging op doel en tegenspeelster - paseer bewegingen - cirkelloopster leert zo zijn technieken - stimuleer het rondspelen van de bal - zorg ervoor dat je constant stuurt en corrigeert - zorgen dat de snelheid terug, snel verloopt - leer de dames verdedigd man gericht te spelen zeker als je achter staat, met nog enkele minuten te spelen - leer ze telkens verschillende schijnbewegingen te maken. Break-out lopen: De laatste 10 minuten van de trainingen kun je ze break out laten lopen. Zo komen ze ook vermoeiend en bezweet in de kleedkamers aan en hebben ze voldoening van hun training. Je laat de speelsters van uit de hoek in-starten met een boog van de buitenkant naar binnen. De keeper moet keurig in de handen aanspelen, zodat de bal niet onderschept kan worden. De trainer of reserve keeper gaat in het andere doel staan. Ze moeten van de 9 meter gooien zodat de keeper ook de mogelijk heeft om de bal tegen te houden. - Je kunt met 2 hoekspeelsters tegelijk starten en dan een duel aan gaan met 2 verdedigers die proberen de bal tegen te houden. - Rol de bal hard over de grond in plaats van aanspelen.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
43
Hoofdstuk 9: A-jeugd 1. Karakteristieken: Ze moeten de keuze recreatief of prestatiegericht maken. Het is belangrijk om aandacht te schenken aan de groepsorganisatie, zowel in de verdediging als in de aanval, waarbij duidelijke afspraken gemaakt dienen te worden. De individuele kwaliteiten zullen ingepast moeten worden evenals de grondelementen als wissels, kruisen, sperren e.d. Op dit nivo moet er gekeken worden naar selectietrainingen. De hoofdtrainer kan het beste de A-jeugd trainen zodat hij zicht krijgt op het geheel. De hoofdtrainer heeft de eindverantwoording en stippelt dan ook de te bewandelen weg uit. Zodat een A-speelster er straks klaar voor is om een volwaardige eerste-speler te worden. 2. Gevolgen: - gaan specialiseren naar positie - ze kunnen meer en langer trainen - ze zijn in staat mee te denken over de trainingen - fysiek kunnen ze een hoog niveau bereiken - de geleerde technieken verfijnen en proberen op de goede manier toepassen - er is een deskundige trainer nodig 3. Techniek: Schijnbeweging loop: Aanleren korte zijwaartse uitstap zowel naar links als naar rechts. Hierbij wordt het been sterk zijwaarts weg geplaatst. De balans blijft evenwel op het andere been. Met het weg geplaatste been tipt men, als het ware, de grond aan om direct weer terug te keren naar de uitgangspositie. Indien men op de volledige voet landt van het weg geplaatste been staat men “vast”en is men minder snel e terug in de uitgangspositie. Let wel op dat de 2 pas moet een grote stap zijn en op snelheid gebeuren. Schijnbeweging draai: Aanleren door looppas richting pionnen of andere spelers/sters. Vlak voor het obstakel kruist één been het andere sterk voorlangs. Het gewicht verplaatst zich naar het kruisende been. Men zakt iets omlaag en draait de rug naar het obstakel. Het andere been wordt iets verder naar buiten geplaatst en het gewicht gaat naar dat been. Vervolgens kruist nu het eerste been weer over het andere en vervolgt men de weg in de oorspronkelijke richting. Ook bij deze oefening is balans het grootste belang. Het aanleren van de verplaatsing van balans is mogelijk door de spelers/sters in spreid stand te zetten. Zak iets door de knieën en verplaats het gewicht naar het rechterbeen. Blijf vervolgens laag en verplaats het gewicht naar het linkerbeen. Er moet duidelijk kruisend gestapt worden. De verdediger moet de indruk hebben dat de speler/ster voorlangs wil in plaats van rechtdoor. Break-out: Aanleren lopen juiste curve in het veld bij een break out. Tevens aanleren, zonder in te houden, tussentijdsoogcontact met de keeper/ster te hebben. Aanleren anticiperen op het feit dat meerdere spelers tegelijk in de break out gaan. Het veld voor elkaar open trekken. Zorg dat men elkaar, met de verdedigers ertussen niet vast loopt. Maak het spel breed. Strekworp: Eén van de kenmerken van de strekworp is dat de hand , wanneer de bal de hand verlaten heeft, de bal “nawijst”. Basisprincipe balbehandeling. Let op de juiste houding van de speler/ster bij het gooien van de bal. De arm dient een hoek van ongeveer 90 graden te hebben. De beweging begint
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
44
achter de schouder van de schotarm. Hierbij wordt de romp iets naar achteren gedraaid. Een juist schot is een combinatie van het gebruik maken van de draaiing van de rompvoorwaarts, gevolgd door actie vanuit de schouder, elleboog en pols van de schotarm. De elleboog is hierbij op gelijke hoogte als de schouder of hoger. De hand dient achter de bal te zitten en niet eronder. Veel jonge spelers/sters raken geblesseerd aan de elleboog of bovenarm vanwege een verkeerd uitgevoerde gooitechniek. Dit aangooien dient men zowel in stilstand als in de loop te beheersen. Van belang is dat spelers elkaar onderling, ook over grote afstanden,in de loop aan kunnen spelen. Hiertoe moet men ook elkaars snelheid kunnen inschatten. Een in de loop aangegooide bal moet voor de speler gegeven worden. Let op dat het bovenlichaam bij elke strekworp voldoende ingedraaid wordt. Loopschot: Gooien vanuit de loop. Hierbij is er niet alleen de normale actie vanuit de romp, schouder en arm doch maakt men tevens gebruik van een lichte buiging van de romp voorover ter ondersteuning van het schot.Om meer vaart achter de bal te krijgen dient men te eindigen met een kruispas en de romp in te laten draaien dan gooien.(alleen is zo wel de verrassing van het loopschot weg) Onderhands: Het onderhands schot is een verrassend schot voor de keeper/ster. De uitvoering hiervan is dat men aankomt met een 3-pas na een schotdreiging buigt de romp naar links of rechts en men haalt de arm van boven naar onder de heup en lost het schot. Let wel op dat ze niet gaan bowlen of een slingerworp gaan uitvoeren Sprongschot: In een twee of driepas ritme omhoog springen en schieten. Om een grotere sprongkracht omhoog te hebben is het noodzakelijk dat de laatste pas van het pas-ritme niet te groot is. Geef duidelijk het belang van de strekking van het hele lichaam aan en het feit dat de bal vanachter de schouder vandaan dient te komen. In principe wordt het schot gemaakt tijdens de neerwaartse beweging. Later kan men gaan spelen met de timing van het loslaten van de bal. Geef aan dat de spelers/sters van hoog naar laag moeten kunnen gooien. Het omhoog komen bij de sprong is eenvoudig aan te leren door de spelers/sters over kleine hindernissen deze oefening uit te laten voeren. Ook het gooien over obstakels heen waar zij niet overheen kunnen kijken heeft een positief effect. Overigens zal er pas vanaf de B-jeugd begonnen worden met het 2 pas-ritme. Zijwaards: Bij het leren van deze techniek dient men op de stand van de hand te letten. De vingers bevinden zich aan de bovenzijde van de bal terwijl de duim aan de zijkant zit voor de benodigde sturing. De beweging van de hand met de bal start voor het lichaam en gaat in zijwaartse richting naar de aan te spelen speler/ster. De bal wordt geplaatst na strekking van de arm. Voorkom dat men de bal bovenop gaat vasthouden en gaat wegslingeren in de richting van de aan te spelen speler/ster. Als men deze techniek onder de knie heeft moet men er ook op toezien dat de spelers/sters voor zich uitkijken als zij zijwaarts aanspelen, dit heeft als functie dat zij zien wat de verdediger doet die voor hun staat. Deze techniek vooral gebruiken voor balvaardigheid, minder voor in de wedstrijd. Achter de rug: Het achter de rug langs aanspelen wordt gebruikt bij het kruisend inkomen van aanvallers of bij het, na dreiging, aanspelen van de cirkelspeler. Het contrabeen ten opzichte van de schotarm wordt voor het standbeen geplaatst. De romp wordt zijwaarts iets naar achteren gedraaid zodat de houding ten opzichte van de voeten meer natuurlijk is. De schotarm wordt vanaf de zijkant, achter de rug gebracht. De vingers zijn aan de onderzijde van de bal. De vingers leveren de benodigde sturing. Na buiging van de onderarm wordt de bal afgespeeld. Deze techniek vooral gebruiken voor balvaardigheid, minder voor in de wedstrijd.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
45
Achter het hoofd: Het aanspelen achter het hoofd langs is eveneens een worp welke gebruikt wordt om, kort achterlangs, komende spelers/sters aan te spelen. Deze beweging heeft een optimaal effect na te zijn voorafgegaan door een schotdreiging. Het contrabeen kruist het standbeen voorlangs. De romp draait mee in dezelfde richting. De armhouding is gebogen waarbij de elleboog gelijk of iets boven de schouder is. Na de draaiing van het bovenlichaam buigt men de onderarm achter het hoofd langs en laat men de bal gaan. De hand bevindt zich aan de zijkant van de bal met de vingers naar voren. Schotdreiging uit stand: Door specifieke oefeningen kunnen spelers/sters aanleren om de bal goed vast te houden met één hand. Deze kunst moeten zij machtig zijn alvorens men een schotdreiging wil kunnen trainen. Bij de schotdreiging uit stand is het van belang dat de spelers/sters eerst een schotbeweging maken alvorens de bal af te spelen. De dreiging dient een volledige schotbeweging te zijn met de arm in de juiste stand en vanuit de juiste houding. Men mag alleen de bal niet loslaten. Een half uitgevoerde beweging zal door een verdediging niet als een serieuze dreiging gezien worden en dus weinig tot geen effect hebben op de gedragingen van die verdediging. Schotdreiging uit loop/sprong: Indien men de schotdreiging uit stand beheerst kan men de schotdreiging vanuit de loop of het sprongschot gaan leren. Ook hierbij geldt dat het gaat om een volledige schotbeweging waarbij alleen de bal niet geschoten wordt;doch wordt overgespeeld naar een teamgenoot/note. Heupschot: Het verdient de aanbeveling om dit schot alleen te trainen bij de meer gevorderde spelers/sters. Juist bij dit schot heeft men namelijk de dreiging om vooral uit de elleboog te gaan schieten. Deze beweging zie je dan ook weer snel terugkomen in de strekworp. Dit dient voorkomen te worden. Bij het heupschot wordt de schotarm, gestrekt, op heup hoogte achterwaarts gebracht. Ook bij deze worp is het de schouder die de schotbeweging inzet. Nagenoeg gestrekt wordt vervolgens de arm in de richting van het doel gebracht. Om bij het passeren van het eigen lichaam, de bal richting doel te schieten. De extra snelheid die in de bal gebracht wordt voor het schot komt vanuit een snelle beweging van de pols. Indien men met deze beweging een vlak schot uitvoert dan is de hand achter de bal ten tijde van het schot. Bij een stijgend schot is de hand meer onder de bal. De bal zal dan van laag naar hoog gaan. Overhaal met nulpas: De overhaal is een passeerbeweging die mits goed uitgevoerde erg succesvol kan zijn. Het is ook een beweging die een combinatie is van een aantal moeilijke handelingen. Zo dient de bal in de lucht gevangen te worden, en met men op de voorvoeten tegelijk landen. Dan moet er een pas naar links gemaakt worden bij rechtshandigen en een pas naar rechts bij linkshandigen, tegelijk met de pas gaat de werparm als een soort molenwiek voor de verdediger/ster langs, na de pas opzij land men op 1 been en springt het gat in wat er onstaat omdat de verdediger is uitgestapt. Let wel op dat met het gat achter de verdediger in gaat en niet recht vooruit want dat is makkelijker te verdedigen voor de volgende verdediger. Aanspelen cirkel: Het aanspelen van de cirkelspeler kan op verschillende manieren gebeuren. Het belangrijkste onderdeel van het aanspelen is echter het leren kijken door de aanvallers. De aanvallers moeten leren op welk moment en op welke plaats zij de cirkelspeler kunnen aanspelen. Een cirkelspeler met een verdediger voor zich zal men anders aan moeten spelen dan wanneer de verdediger er achter of er naast staat. Aanvankelijk zal men moeten leren de cirkelspeler bovenhands aan te spelen. Naar gelang de verdediging op die cirkelspeler sterker wordt zal men moeten leren dat ook
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
46
een onderhands aangespeelde bal zijn doel kan bereiken. Vanuit een sprongschot met dreiging is het mogelijk om de bal, bovenhands, in de handen van de cirkelspeler te spelen. In een meer gevorderd stadium kan men overgaan tot het gebruik van de achter het lichaam en hoofd aangeleerde technieken. Knikworp: De knikworp is net als het onderhands- en heupschot een verrassend schot. Men loopt recht op de verdediger af en vlak voor de verdediger maakt men een redelijke grote pas opzij (naar links bij rechtshandigen en naar rechts bij linkshandigen), tegelijk met de pas buigt de romp naar het been die de pass maakt (de knik)en schiet men over het hoofd op doel. 3 – 2 – 1 Verdediging: Een verdedigingssysteem is om de verdediging volgens een bepaalde afspraak te organiseren om zodoende een passend antwoord te hebben op een aanvalssysteem van de tegenpartij. Het 3-2-1 verdedigingssysteem is een offensief en agressief systeem dat zeer goed hanteerbaar is tegen ploegen met sterke opbouwspelers/sters . een 3-2-1 systeem vraagt grote conditionele,technische en tactische vaardigheden. Wanneer de tegenstander met twee cirkelspelers/sters speelt, komt dit verdedigingssysteem in de problemen, omdat aan de cirkel de verdedigers, nogal veel ruimte ontstaat.Uiteraard moeten er ook goede afspraken gemaakt worden, de middenachter blijft vast bij de cirkel. Balweg wordt afgeschermd ook de loopwegen moeten worden afgeschermd (linker uitstap moet met rechterben voor staan en andersom ook als dit goed wordt uitgevoerd kan de buitenopbouwer alleen maar buitenom komen.
4-2 Verdediging: Het 4-2 verdedigingssysteem is een offensief en agressief systeem dat zeer goed hanteerbaar is tegen ploegen met sterke opbouwspeelsters, maar minder risicovol als een 3-2-1 verdediging. De twee opbouwspeelsters staan voor te verdedigen en zorgen er voor dat deze niet kunnen passeren. Tevens schuiven zij diagonaal terug zodat zij rugdekking geven voor de middenman en de hoeken. De midachter blijft bij de cirkelloper. 5 – 1 Verdediging: Een tweede gangbare vorm van verdedigen is het 5-1 systeem. Dit systeem is zeer bruikbaar tegen ploegen die over sterke opbouwspelers/sters beschikken. Hierbij staan vijf verdedigers op de cirkel opgesteld welke, middels schuiven, trachten de schotkansen te verkleinen. De zesde verdediger is opgesteld in het midden van het veld ter hoogte van de 9 meterlijn. Zijn/haar eerste taak is de verdediging en storen van de middenopbouw. Indien deze middenopbouwer/ster wegstart schuift deze uitgestapte speler/ster tijdelijk achterwaarts terug. Dit ter ondersteuning van de verdediging op de cirkel. Uitgestapt heeft hij/zij tevens de taak om de bal, wanneer deze wordt geplaatst op de cirkelspeler/ster, te onderscheppen. Voorts heeft hij/zij regelmatig kansen in het onderscheppen van de ballen welke tussen de opbouwspelers/sters gespeeld worden. Ook de ballen die vanuit een blok terug in het veld komen kunnen door deze speler/ster worden onderschept. De zwakte van dit systeem zijn de hoeken, daar ontstaat relatief veel ruimte. Een 5-1 verdediging kan tijdens de wedstrijd gemakkelijk worden omgezet in een 3-2-1 verdediging. 6 – 0 Verdediging: de meest eenvoudige vorm van verdedigen is een 6-0 verdediging opstelling. Dit betekent dat alle spelers/sters zich op de cirkel opstellen. Door schuiven en effectief blokkeren tracht men op deze wijze de schotkans van de aanvallende partij te verkleinen. Iedere speler/ster heeft een vast aanvaller welke door hem/haar verdedigt wordt. Zij moeten aangeven aan hun medespelers/sters welke aanvaller bij hun hoort. De aanvallende cirkelspeler zal in goed overleg moeten worden doorgegeven. Ook kan de afspraak worden gemaakt dat deze cirkelspeler/ster door een vaste persoon verdedigt wordt. Dit heeft echter tot gevolg dat deze cirkelspeler/ster de mogelijkheid
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
47
krijgt om veel onrust te zaaien in de geveerde verdediging. Communicatie onderling is van belang. Ook moeten de spelers /sters als ze uitgestapt zijn schuin terug naar de kant van de bal. Als variatie kunnen de hoeken vast worden gezet (niet te ver buiten de 9 meter). Wegtikken bal: Het kunnen onderscheppen van een bal door hem tijdens het tippen weg te tikken is een zeer effectieve verdedigingstechniek. Het gaat er hierbij om dat de verdediger de door de aanvaller getipte bal, onder controle heeft voordat de aanvaller dit heeft. Het aanleren van meekijken en mee-timen van een getipte bal kan worden getraind door spelers/sters al tippend elkaars bal te laten onderscheppen. Men moet er voor waken dat de spelers/sters hierbij op de handen gaan slaan. Het wegtikken van een bal kan worden gebruikt bij een break out tegen. Dan moet de verdediger naast of schuin voor de aanvaller komen. Ook kan het worden gebruikt op de cirkel. Indien de cirkelspeler/ster aangespeeld wordt dient men dan goed naar de bal te kijken en deze te raken voordat de cirkelspeler/ster hem kan aannemen. Een ander vorm van wegtikken van de bal is de vorm welke gebruikt wordt in het 5-1 verdedigingssysteem. Daarover later. Bovendien kan men een bal wegtikken tijdens het schot van de aanvaller op doel. Hierbij dient men een beweging met de arm te maken van laag naar hoog , langs de schotarm van de aanvaller. Men mag niet de arm in de richting van de schotarm bewegen.dit kan als slaan beoordeeld worden. Indien de schotarm van de aanvaller aan de zijde van de verdediger is kan men deze, van laag naar hoog uitgevoerde beweging, aan de voorzijde van het lichaam van de aanvaller uitvoeren. Indien de schotarm aan de andere zijde is zal men, achter het hoofd van de aanvaller langs, deze beweging uit moeten voeren vanaf de hoogte van de elleboog van de aanvaller naar boven. Lichamelijk contact dient hierbij zoveel mogelijk worden vermeden. Werken als team: De spelers/sters zullen moeten leren om tijdens het spel onderling te communiceren. Het is van belang, dat men van elkaar leert welke capaciteiten de verschillende personen bezitten teneinde daar een optimaal gebruik van te maken. Bovendien zal men moeten leren om, met name in de verdediging, verbaal aan elkaar aan te geven wat er gaande is in de aanval. Spelers moeten worden doorgegeven en men dient aan te geven welke speler/ster men verdedigd. Ook het leren afspelen van een bal aan een teamgenoot/note die een betere positie heeft is van belang. Bovendien moeten de spelers/sters dan naar elkaar blijven kijken. Zie erop dat toe dat eventueel commentaar op elkaars handelen en nalaten niet als een negatieve factor gaat werken. Blokkeren: Blokkeren is een verdedigende techniek ter ondersteuning van de doelverdediger en die ook in het hoofdstuk balvaardigheid voorkomt. Het blokkeren van de schoten van de aanvallers geschiedt doorgaans, uit stand, vanaf de cirkel. Dit is een offensieve wijze van blokkeren waarbij slechts getracht wordt het schot te onderbreken. Hierbij zijn de armen recht boven het hoofd gestrekt. Let op de strekking. Bij een blok dienen de armen en vingers niet optimaal onder spanning te staan, anders levert dit blessures op. Blokkeren kan ook echter worden aangewend als vorm van onderschepping.indien men namelijk de armen niet recht boven het hoofd doch iets schuin naar voren richt zal de afgestopte bal naar beneden vallen, voor de voeten van de eigen verdediging. Dit biedt de kans op een onderschepping van die bal, welke gevolgd kan worden met een snelle aanval. Indien men deze techniek voldoende beheerst kan men ertoe overgaan om de spelers, als blok, mee te laten springen met de sprongschutter. Ook dit is en aanvallende wijze van blokken. Van belang is dat de speler/sters aanleren dat zij, als blok, net iets later omhoog springen dan de sprongschutter. Timing is van het grootste belang. Bij het blokkeren dient er zo weinig mogelijk ruimte tussen de armen van de spelers/sters te zitten. Indien men met meerdere personen gelijktijdig blokt dan dienen deze spelers/sters het blok zo sluitend mogelijk te houden. Onderlinge communicatie is ook dan van groot belang. De ogen moeten worden open gehouden
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
48
om het spel te volgen. Wel is raadzaam om als je het blokkeren gaat oefenen begint met een foambal om zo de angst bij de spelers/ster weg te nemen. 3 – 3 Aanval: Het 3-3 aanvalsysteem wordt ingevuld met drie opbouwspelers/sters (linker, midden en rechter opbouwspeler) die de “tweede lijn” bezetten. De twee hoekspelers/sters en de cirkel speler/ster bezetten de posities in de “eerste lijn”. Dit systeem komt in de praktijk zeer vaak voor , omdat het bijna tegen ieder verdedigingssysteem te spelen is. Het aanvallende team moet wel over goede opbouwspelers/sters beschikken . 2 – 4 Aanval: Bij dit systeem bezetten de rechter- en de linker opbouwers de posities in de tweede lijn. Twee hoekspelers/sters en twee cirkelspelers/sters bezetten de posities in de eerste lijn.Dit aanvalsysteem wordt vaak toegepast tegen een 5-1 of een 3-2-1 verdediging. Timing pass: Om tot een gedegen aanval te kunnen komen dienen de spelers/sters te leren dat zij in beweging moeten zijn op het moment, dat zij de bal ontvangen. Alleen hierdoor zal een aanval over voldoende snelheid beschikken om effectief te kunnen zijn. Het aanleren van het instarten op een te verwachten pass is dan ook heel erg belangrijk. Een team dat niet in beweging is heeft geen dreiging en is derhalve niet gevaarlijk. In-/uitstarten: Alle spelers/sters dienen aan te leren dat zij na het instarten zo snel mogelijk weer terugkeren in de uitgangspositie. Indien de positie op dat moment reeds bezet is door een andere speler/ster dan dienen zij te weten dat zij direct de open gevallen plaats overnemen of door een goede communicatie de spelers/sters hun positie te laten wijzigen. Van belang is om te leren dat zij zowel snel heen als terug moeten komen. Indien zij niet terug komen stagneert de aanval omdat men dan vaak al te dicht onder de verdediging staat en derhalve niet aanspeelbaar is. Doel instarten: Het is van belang dat de spelers/sters wordt geleerd dat zij ten alle tijden in de richting van het doel bewegen. Dit vanaf alle posities in het veld. Een speler/ster die vanuit het midden in de richting van de zijlijn springt zal minder trefkans hebben dan een speler/ster die in de richting van het doel springt. Tevens leert men hierdoor om alleen voor het punt te gaan en niet alleen te schieten om het schieten. Een schot op doel dient een goede kans te hebben om een punt op te leveren. Blind schieten, zonder overtuiging, heeft vaak een tegenovergesteld effect. Timing sprongschot: Veel spelers/sters in de opbouw, die zich bedienen van een sprongschot in de aanval, komen vaak, door een foutieve timing, te dicht onder de verdediging. Geleerd zal moeten worden om weg te blijven van die verdediging teneinde meer ruimte voor zichzelf te creëren. Een veel gemaakte fout is nog net even die ene keer te tippen met de bal alvorens omhoog te komen. Juist door deze actie bevinden veel aanvallers/sters zich, op het moment van het sprongschot, al binnen de 9 meterlijn voor het doel, temidden van de verdedigers/sters. Niet alleen wordt het sprongschot hierdoor bemoeilijkt ook het eventuele afspelen van de bal wordt er niet eenvoudiger op. Leer de spelers/sters vooral ruim te spelen. Let bovendien op het om zetten van de voorwaartse actie naar een actie omhoog. Strekking van de schotarm levert meer lengte op en geeft meer tijd om het schot af te laten komen. Laat hen kijken naar de actie van de keeper teneinde het schot daarop af te stemmen. Wisselende opbouw:
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
49
Het wisselen van twee of meer opbouwspelers/sters kan, indien goed uitgevoerd, ruimte bieden aan de kruisende speler/ster voor een schot. De meest eenvoudige vorm is tussen twee spelers/sters. Aanvankelijk zal men deze oefening uitvoeren tussen de middenopbouw in combinatie met de rechter- of linkeropbouw. De middenopbouw start in en maakt een schotdreiging. De ander opbouwspeler/ster kruist kort achterlangs de middenopbouwer/ster. Na de schotdreiging van de middenopbouwer, speelt deze de bal af aan de kruisende speler/ster. Direct na het aanspelen dient de opbouwer/ster omhoog te komen voor het sprongschot. Indien de middenopbouwer de actie goed heeft uitgevoerd zal de verdediging nog op hem/haar zijn gericht. Deze aanvalsvorm wordt teniet gedaan indien de kruisende opbouwer, na de bal te hebben ontvangen, eerst nog met de bal gaat tippen. Laat de opbouwspelers/sters ruim voor de verdediging deze aanval inzetten. Ook hier is ruimte van belang. Start men namelijk te dicht onder de verdediging dan zal een mogelijke stoorspeler/ster een goede kans hebben op een onderschepping. Ongeacht het resultaat dienen de bij deze actie betrokken spelers/sters direct terug te keren naar hun uitgangspositie. Dit om een nieuwe aanval zo snel mogelijk op te bouwen of snel terug in de verdediging te kunnen gaan. Instartende hoek: In combinatie met de cirkelspeler/ster en de opbouwspeler/ster is de hoekspeler/ster in staat om op diverse manieren aanvallend gevaarlijk te zijn. Hoekspelers/sters kunnen instarten richting het midden van de cirkel, waardoor de aanval tijdelijk met twee cirkelspelers werkt. Hierdoor zal er aanvankelijk enige onrust ontstaan in de verdediging waarvan men gebruik kan maken. Bovendien kunnen deze twee spelers elkaar kruisen waarbij zij de mogelijkheid hebben om op dat moment ruimte in de verdediging te veroorzaken. Een oplettende opbouw zal hiervan gebruik kunnen maken. Hoekspelers/sters kunnen instarten in de richting van de linker of rechter opbouw. Zit er voldoende dreiging in deze actie dan zal de verdediger meekomen hetgeen ruimte veroorzaakt aan de buitenkant van het veld. Deze ruimte kan benut worden door een snel instartende,buitenom komende, opbouwspeler/ster. Een andere variant is een, met veel dreiging, inkomende opbouwspeler/ster richting doel. Op het moment van de schotdreiging start de hoekspeler/ster tussen zijn/haar eigen verdediger en die van de opbouwspeler/ster in .bij voldoende dreiging zal de ruimte vrij zijn voor de opbouwspeler/ster om deze hoekspeler/ster aan te spelen Start cirkelspeler: De cirkelspeler/ster zal, tijdens het spel, zoveel mogelijk tegen de richting van de bal in moeten bewegen. Hierdoor maakt hij/zij ruimte in de verdediging voor de instartende opbouwspelers/sters. Het is van belang om zo laat mogelijk en zeer fel weg te starten. Hierdoor zal de verdediging in eerste aanleg op zijn/haar actie reageren. Een goede cirkelspeler/ster heeft haar handen klaar om de bal te ontvangen. Aanvallende bewegingen van een cirkelspeler/ster zijn altijd doelgericht. Bovendien moet een cirkelspeler/ster leren zijn/haar schotbeweging altijd af te maken. Hierdoor ontstaat de kans op meer strafworpen. De cirkelspeler/ster dient altijd los op de voeten te staan teneinde snel te kunnen bewegen. Een cirkelspeler/ster die zichzelf vastzet heeft geen nut in de aanval. Sperren: Sperren is een aanvalsvorm die met de nodige voorzichtigheid zal moeten worden aangeleerd. Het sperren geschiedt door inkomende spelers ten behoeve van andere instartende aanvallers/sters. Hierbij zetten zij, tijdelijk, de verdediging vast. Indien zij frontaal sperren, met het gezicht naar de te sperren verdediger, moéten zij de armen langs het lichaam hebben. Zij mogen zich niet breed maken of op enige andere wijze de verdediger het passeren beletten. Het meest eenvoudig is nog om het sperren als effectief in de weg staan formulieren. Bij het ruggelings sperren mag men zich wel iets breed maken maar men mag níets doen om de verdediger in zijn taak te onderbreken. Ook met het lichaam tegen de verdediger aanhangen is niet toegestaan. Het nadeel van een rugsper is dat je de verdediger niet meer ziet. Een sper moet een snelle actie zijn, gevolgd door een even zo
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
50
snelle aanvalsactie vanuit de hoeken of opbouw. Voor de overige, niet sperrende spelers/sters, is het van belang deze actie te zien zodat zij tot de aanvalsactie over kunnen gaan. Sturing midopbouw: De middenopbouwer/ster heeft één van de belangrijkste posities in het veld. Hij/zij draagt zorg voor de aansturing van de linker- en rechteropbouw in de diverse aanvalscombinaties. Hij/zij is eigenlijk de spelverdeler van het veld. Daarom zal de middenopbouwer/ster nagenoeg altijd aanspeelbaar moeten zijn. Dit vereist een juiste timing met betrekking tot het instarten en een even fel terugkeren in de uitgangspositie. Bovendien dient een middenopbouwer/ster over een zeer goede balvaardigheid te bezitten om een aanval goed door te kunnen zetten. Verlies van bal door foutief of inaccuraat plaatsen is uit den boze.
4. Leerproces: - de technieken dienen te worden toegepast in wisselende en complexere (wedstrijd) situaties - verbeteren van lichaamsvaardigheden - verbeteren van de beweeglijkheid met en zonder bal - conditionele aspect - baltechniek - werptechniek uitbreiden - wissels, kruisen, sperren - organisatie aanval en verdediging - tijd voor meer tactiek - selectief moet er bekeken worden hoe ver men met de groep kan gaan - spelsystemen worden verder uitgebouwd en aangepast aan de groep - werpen van de bal, knikworp, achterworp, sprong, valworp, lob, vliegende worp - overtal situaties - mandekking, blokkeren - loop weg bieden - pressen. Offensieve verdediging van meerdere speelsters gelijktijdig 5: Conclusie: - we gaan de technieken inslijpen - we gaan de persoonlijke technisch mogelijkheden uitbreiden - de technieken dienen te worden uitgevoerd op specifieke posities in het veld - beheersen van schottechnieken en werptechnieken - beheersen van gegroepeerd aanvals- en verdedigingsspel - kent de sper en beheerst wissels - heeft een goede conditie 6. Begeleiding: - we gaan de technische bewegingen automatiseren - de bewegingen corrigeren aan de hand van aandachtspunten - moet passen bij de groep - moet in staat zijn om talent goed te ontwikkelen - moet weten waaraan hij/zij begint - moet bij blijven op handbalgebied moet vakkennis bezitten Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
51
Hoofdstuk 10: Keeper 1. Karakteristieken: Een keeper heeft een aantal eigenschappen/prestatiefactoren nodig: - fysieke aspecten - technische aspecten - tactische aspecten - psychische aspecten Een keeper is niet iemand die over is of er alleen maar staat om de ballen tegen te houden, zijn taken zijn veel uitgebreider en belangrijker. De verdediging is de beste aanval. De meest ideale keeper heeft: - reactie snelheid en beweeglijkheid - goed concentratie vermogen - kracht en uithoudingsvermogen - moed – lef Een keeper moet een basistechniek hebben, dit zijn de meest belangrijke technieken van het keepen. Vangen, werpen, uitgangspositie en basisbewegingen, afweren van schoten. 2. Gevolgen: - De keeper moet de informatie op een juiste manier verwerken, om zo de eigen techniek en tactiek te verbeteren en om de tegenstanders te leren kennen in hun manier van spelen en hun individuele kwaliteiten. - Het overwinnen van angst, niet bang zijn voor harde schoten of het inspringen van hoek, cirkel of opbouwspelers in de cirkel. - goed laten concentreren op momenten dat het nodig is en ook goed kunnen ontspannen en rust nemen. - Goed weten te anticiperen (weten wat er gaat gebeuren) en daar naar handelen. - Een keeper moet zelden stil zitten op een training, er is altijd wel iets zinvols te doen. - Zorg dat de keeper mee babbelt met het spel. - Zorg voor een goede warming-up, zorg dat de speelster eerst de keeper zacht alle ballen aangooien om zo de keeper maar ook de speelster te laten op warmen. 3. Techniek: Afwachthouding: De voeten staan in een lichte spreidstand iets vóór de doellijn. De knieën zijn licht gebogen en de armen bevinden zich op schouderhoogte;zij zijn aan weerskanten van het lichaam gebogen in de ellebogen. Armactie: Hoge en halfhoge ballen worden geblokkeerd door een arm die in een felle strekbeweging in de baan van de bal wordt gebracht. Meestal zal de doelverdediger ook daarbij nog een kleine pas zijwaarts maken. Voetenactie:
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
52
Lage ballen worden met het been of de voet gestopt. De doelverdediger stapt uit naar de bal, hij maakt een zogenaamde uitvalspas, draait de voet van het been, dat het dichtst bij de doelpaal is, naar buiten en brengt dit been laag langs de grond naar voren (een soort vegende trapbeweging). Om de ballen die van de grond opstuiten en doorschieten te blokkeren, neigt het lichaam nog meer in de richting van de uitvalspas. Daarbij wordt een hand schuin naar beneden gehouden om het doelvlak beter af te kunnen schermen (soms gebeurt dit ook wel met twee handen) Rompactie: Dikwijls heeft de doelverdediger geen tijd om te reageren maar ziet hij/zij kans schoten te blokkeren. Meestal belanden dergelijke schoten tegen de romp, omdat hij/zij zich door de juiste opstelling in de baan van het te verwachten schot heeft begeven. Beweeglijkheid: In het algemeen verplaatst de doelverdediger/ster zich voor zijn doel in een halve cirkel. Afhankelijk van de aanvalsactie van de tegenpartij schuift hij/zij met de bal mee. De juiste plaats om een opstelling te kiezen hangt dan verder af van de samenwerking met de andere verdedigers, van de afstand vanwaar geschoten wordt, en vanuit welke plaats van de cirkelrand de aanvaller schiet. Een en ander komt in de tactiek van het doelverdedigen nader aan de orde.
4. Leerproces: Hoe het leerproces plaats vindt is afhankelijk van de leeftijd van de keeper. Hoe dit proces bij elke leeftijd plaats vindt kun je terug vinden onder kopje 4. bij de verschillende teams. 5. Conclusie: Het is wenselijk om in ieder geval vanaf de B-jeugd een vaste keeper te hebben. Zorg voor een goede warming-up in het ritme van de keeper. Betrek de keeper zo veel mogelijk bij alle onderdelen van de training. Geef de keeper voldoende aandacht. Train vooral snelheid van handelen (reactievermogen), lenigheid, oog-hand coördinatie, ruimtelijk inzicht. 6. Trainer: Zenderen Vooruit heeft twee keer per week keepers training. 7. Oefenstof: Tennisballen: A staat in het doel, B staat op 2 meter afstand. B speelt een tennisbal in de linkerboven hoek. A vangt deze met één hand en speelt deze terug. Vervolgens het zelfde aan de rechter kant. Dikke mat: A en B aan de zijkant van de dikke mat. C zit in het midden van de dikke mat. A en B gooien om de beurt de bal naar C, zodat deze hem net kan houden. Ballon: A staat in doel, B op 4 meter afstand. A houdt met rechts een ballon hoog en houdt met links de gespeelde ballen door B tegen en gooit ze weer terug.
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
53
Keeperstraining reactie oefeningen: 2 – tallen - A tikt op de handen van B en sprint weg. B tracht A te tikken voor een bepaalde lijn. - A tikt met voet de hand van B, sprint weg. B tracht A te tikken. - A tikt met hand de voet van B, sprint weg. B tracht A te tikken. - A en B staan 1 meter achter elkaar. A kijkt naar B en start weg op startbeweging van B. B tracht A te tikken. - A werpt bal over B heen. B tracht bal te vangen voordat deze op de grond komt. Gezichten naar elkaar toe. - A werpt bal over B heen. B tracht bal te vangen voordat deze op de grond komt. Achter elkaar stand. - A werpt bal over B heen. B tracht bal te vangen voordat deze op de grond komt. Nu moet B eerst tussen de benen van a kruipen - A en B hebben beide een bal. A werpt eigen bal omhoog, vangt de bal van B en spelt deze weer terug en vangt vervolgens weer de eigen bal. - A staat achter B, die op de grond zit en de armen op schouderhoogte heeft. A laat bal voor B vallen, B vangt bal. - A staat achter B, die op de grond zit en de armen op schouderhoogte heeft. A laat bal voor B vallen, B “vangt”bal met de benen. - A staat achter B, samen in een hoek van de zaal. A werpt bal op allerlei hoogtes tegen de muur. B stopt ballen. - A en B werpen tegelijktijdig hun bal omhoog en vangen elkaars bal. - A en B hebben beide een doel ( bank op zijn kant). Voetballen op zeer kleine ruimte. - A en B vlak bij elkaar. A laat bal los. B legt bal met uitvalspas zo snel mogelijk ‘dood’. - A en B vlak bij elkaar. A laat bal los. B legt bal met uitvalspas zo snel mogelijk ‘dood’. - A in het doel, B op 3 meter van het doel met een mand tennisballen. B werpt de tennisballen in hoog tempo op doel. A stopt de ballen. - A en B vlak bij elkaar. A laat bal los. B legt met uitvalspas zo snel mogelijk ‘dood'.
Keeperstraining algemene oefeningen: Tussen twee lijnen, 10 meter uit elkaar: - voorwaarts heen, achterwaarts terug - voor warts huppen met arm draaien ( even blijven hangen moment) - zijwaarts schuiven - zijwaarts schuiven met armdraaien - ontspannen armen draaien voor/achter/zijwaarts - idem, met springen lenigheid - spreidstand linker hand rechter voet aantikken, andersom - spreadstand, handen tussen benen, handen achter hoofd - spreidstand bovenlichaam linker, rechter - heupdraaien - spreidhurkzit links en rechts - zet een been voor ander achter, neus op knie, wisselen. - sprong, beide knieen optrekken tot borsthoogte - 2 tallen in het doel: A schiet, B stopt ballen - stand, rol achterwaarts, terug, uitvalspas rechts en links hoog bal stoppen Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
54
- stand, bal vangen linker lag, bal terug werpen, uitvalspas rechts hoog schot stoppen. - stand, uitvalspas rechts lag, bal terugrollen, uitvalspas links hoog bal stoppen. - 3 passen kruispassen, halve draai etc. - 3 passen schuiven, halve draai etc. - kruispas voor en achter - 3x hink, been naar buiten draaien - 3x hink, met hand been aantikken - ruglig, armen gespreid, re been li kant grond aantikken, andersom - li voet re hand aantikken, andersom - buiklig, armen gespreid, li, li hand aantikken, andersom, re voet li hand aantikken, onder lichaam door, andersom - van ligsteun naar spreidstand handen aan de grond houden - schouders draaien voor-achterwaarts - spreidstand draaien bovenlichaam langs onder naar boven en terug - springen op de plaats, voeten 180 graden draaien - 3 passen voorwaarts, Hampelmannsprong : afzetten op 2 benen in de lucht armen en benen spreiden in de sprong - zit, opstaan, 3 passen, Hampelmannsprong, achterwaarts terug 2-tallen in het doel: A schiet, B stopt ballen - stand, twee maal sprong, uitvalspas re-li laag - ligsteun, stop ballen met voeten li-re - kniezit, stop ballen met voeten - 3x hink, armen draaien, zijwaarts been optrekken - uitvalspas schuin voorwaarts rechts, links etc. - been gestrekt zijwaarts hoog, stap etc. - kikkersprongen, armen draaien - hinken, met vrije been schoppen naar de hand op schouderhoogte - spreidstand, neus, knie li, re - voeten bij elkaar, neus naar knie - ligsteun opdrukken - ligsteun handen klappen - staan, handen aan de grond lopen tot ligsteun - hurkzit, voorwaarts vallen naar ligsteun - spreidsprongetjes voor-achterwaarts - sprongetjes 2 benig, voor-achterwaarts
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
55
AANVALS TECHNIEK EN TAKTIEK Overzicht Vaardigheden
Mini's
D - Jeugd
C - Jeugd
B - Jeugd
A - Jeugd
Spelregels Tippen op de plaats Tippen in beweging Stuiten op de plaats Stuiten in beweging
Beperkt X X X X
Beperkt X X X X
Bijna alles X X X X
Alle regels X X X X
Alle regels X X X X
Vangen in 2 handen: Borsthoogte Reikhoogte Spronghoogte Kniehoogte Voethoogte Links/rechts zijwaarts
X
Vangen met 1 hand Oppakken stuitbal Oppakken rollende bal Werpen/vangen in beweging
X X X X X
X X X X X X
X X X X X X
X X X X X X
X X X X
X X X X
X X X X
X X X X X X X X X X X X X X
X X X X X X X X X X X X X X
X
X X X
X X X X
X X X X
X X X X X X X
X
X
X
Werpen van de bal: Strekworp Links en rechts Strekworp met stuit Sprongworp Links en rechts Valworp Heupworp Pronatie worp Knikworp Achterworp Sprongvalworp Lob Vliegende holl. Strafworp
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
56
Verdedigings techniek en taktiek Overzicht Vaardigheden
Mini's
D - Jeugd
C - Jeugd
B - Jeugd
A - Jeugd
Spelregels
Beperkt
Beperkt
Bijna Alles
Alle regels
Alle regels
Organisatie:
vrij
beperkt
6 : 0 - 5: 1
6:1 5:1 4:2
alles
Verdedigende Houding Werp-arm verdediging Uitstappen Terugstappen Rugdekking Blokken Mandekking Contact maken Overnemen/geven Tellen Samenwerking: Met naaste verdediging Met hele verdediging Met keeper Vaste plaats Pressen Anti-ciperend verdedigen Loopweg bieden Verdedigend vrije worp Verd. Vrije worp uit hoek Ondertal Verdedigend 1e fase Verdedigend 2e fase Verdedigend 3e fase Verdedigend 4e fase Conditioneel: Algemeen Conditoneel: Specifiek
X X
X X X X
X X X X X X
X
X X X
X X X
X
X X X X X X X
X
X
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
X X X X X X X
X X X X X X X X X X
X X X X X X X X X X X X X X X X
57
KEEPER TECHNIEK EN TAKTIEK Overzicht Vaardigheden
Mini's
D - Jeugd
C - Jeugd
B - Jeugd
A - Jeugd
Lichaamsbouw
n.v.t.
n.v.t
X
X
X
Werpen: Korte ballen Lange ballen Vangen Positie spel
X X X
X X X
X X X X
X X X X
X X X X
X X X X X
X X X X XX X X X X X X X
X X X X X X X X X X X X
Fysieke scholing: Lenigheid Reaktie Kracht Behendigheid Coördinatie Stand keeper Sprong keeper Techniek Taktiek Samenwerking met verdediging Algemeen Scholing Specifiek scholing
X
X
X X
Verenigingswerkplan Zenderen Vooruit 2009
58