Bijdrage aan Vaststellen Nota van Uitgangspunten voor de aanpak van het Gebiedsgerichte Hergebruik van het Koepelgevangeniscomplex
Historische Vereniging Haerlem Werkgroep Gebouw & Omgeving Auteur: Dirk Jense, lid van de werkgroep Datum:
21 januari 2015 (herziene versie notitie d.d. 25 november 2014)
1
Inhoudsopgave 0) 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9)
Samenvatting Inleiding Ontstaansgeschiedenis ‘De Koepel Historische ontwikkeling Harmenjansgebied De ligging van het gevangeniscomplex in de ruimere omgeving Architectuurhistorische, Cultuurhistorische en Maatschappelijke kwaliteit Beleidsmatige aspecten Financiële aspecten Juridische aspecten Mogelijkheden nieuwe functies
Blz. 3 Blz. 5 Blz. 7 Blz. 10 Blz. 15 Blz. 19 Blz. 21 Blz. 23 Blz. 24 Blz. 25
2
0) Samenvatting De Historische Vereniging Haerlem is een vereniging met ruim 1800 leden. Tot de doelstellingen (zoals die zijn vastgelegd in het Beleidsplan 2013-‐2017) behoort o.a. monumentenzorg, aandacht voor ruimtelijke kwaliteit, niet alleen gericht op heden en verleden maar zeker ook op de toekomst: de ontwikkeling van de levende historische stad, aandacht voor die stedelijke monumenten, historische zichtlijnen, (…..) die van belang zijn voor de geschiedenis van Haarlem De Penitentiaire Inrichting Haarlem, beter bekent als de Koepelgevangenis, wordt naar verwachting per 1 januari 2016 buiten gebruik gesteld. De Koepelgevangenis is –naast de Grote of Sint Bavokerk en de Bavo Basiliek-‐ één van de meest beeldbepalende grote monumentale bouwwerken in het centrum van Haarlem. Een aanzienlijk deel van het complex is Rijksmonument. De locatie, de architectuur-‐ en cultuurhistorische waarden, evenals de bouwtechnische staat, maken dat het onomstreden van belang is om het complex te herontwikkelen, maar dan nadrukkelijk wel in samenhang met verbeteringen in een ruim gebied rondom. De herbestemming van het Haarlemse gevangeniscomplex De Koepel -‐ inclusief alle bijgebouwen meer dan 20.000 m2 bruto vloer oppervlak op 1,8 ha.-‐ zal bij voorkeur een hoge, het gebied overstijgende, kwaliteit moeten krijgen. Die hoge kwaliteit kan alleen bereikt worden als ook het hele gebied tussen het historisch centrum van Haarlem en de omgeving van het Nieuwe Energieterrein de komende jaren een kwalitatief sterke verbetering zal ondergaan. De herbestemming van het Koepelcomplex moet aldus als onderdeel van de veel ruimere aanpak worden beschouwd. Op 6 oktober 2014 is er een Samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen het Rijks Vastgoed-‐ en Ontwikkelings Bedrijf en de Gemeente Haarlem om voorafgaand aan de verkoop o.a. een Nota van Uitgangspunten vast te stellen. De Werkgroep Gebouw en Omgeving van de Vereniging Haerlem wil d.m.v. deze notitie een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een goede en door belanghebbenden gedragen Nota van Uitgangspunten, maar dan wel als afgeleide van een door alle betrokkenen en door het Gemeentebestuur onderschreven Visie op een veel ruimer gebied. De Werkgroep van de Historische Vereniging Haerlem is van mening dat aan het vaststellen van een Nota van Uitgangspunten een aantal zaken vooraf moet gaan: 1. Een opname van de huidige toestand, zowel van de bouwkundige staat als van de nog aanwezige monumentale waarden; 2. Ontwikkelen van een Visie op de gewenste ontwikkelingen in het gehele gebied tussen de historische binnenstad en het Nieuwe Energieterrein; 3. Onderzoek naar een aantal zaken zoals behoeften en mogelijke oplossingen voor a) het parkeren, b) speel-‐ en groenvoorzieningen, c) het herstellen van de historische waterlopen, d) de ontsluitingsmogelijkheden voor auto-‐ en langzaam verkeer; 4.
Archeologisch onderzoek m.n. onder de huidige Papentorenvest en Gedempte Oostergracht;
3
5.
Het ontwikkelen van een Communicatieplan met alle huidige en toekomstige betrokkenen.
Deze notitie bevat echter niet alleen een aanzet voor de stedenbouwkundige uitgangspunten t.b.v. de herbestemming van het Koepelcomplex, maar ook een aanzet tot het vaststellen van de randvoorwaarden voor een kwaliteitsslag in het gebied ten noordoosten van de historische kern. De Werkgroep Gebouw & Omgeving van de Vereniging Haerlem is van mening dat de stedenbouwkundige uitgangspunten voor de verkoop naadloos moeten passen in een ruimere ontwikkelingsvisie voor een veel groter gebied, n.l. de noordoostelijke binnenstad. Deze notitie is de schriftelijke inbreng van de Werkgroep voor één of meer workshops met alle direct betrokkenen, gebaseerd op de huidige nog beperkte kennis van het complex. De notitie gaat in op de Ontstaansgeschiedenis van de Koepel (Hoofdstuk 2), de Historische Ontwikkelingen van het Harmenjansgebied (Hoofdstuk 3), de ligging van het gevangeniscomplex in de ruimere omgeving, waarbij met name op een aantal onderdelen ter verbetering van de omgeving wordt ingegaan (Hoofdstuk 4), de Architectuurhistorische, Cultuurhistorische en Maatschappelijke kwaliteit (Hoofdstuk 5), de Beleidsmatige, Financiële en Juridische aspecten (Hoofdstuk 6,7 en 8), en –last but not least-‐ op mogelijke nieuwe functies (Hoofdstuk 9). De Werkgroep wil waken voor overhaaste besluitvorming. De ervaring met herbestemming van andere grote complexen elders is, dat het beter blijkt om eerst een aantal jaren tot tijdelijke verhuur over te gaan. Tijdelijk gebruik is vaak een voedingsbodem voor nieuwe gebruiksconcepten, die uiteindelijk tot een beter passend gebruik en wellicht zo ook tot een hogere opbrengst kunnen leiden. Hiervoor zal er wel onmiddellijk voor aanpassingen van de toegankelijkheid moeten worden gezorgd en in een oplossing moet worden voorzien in de potentiële parkeerproblemen.
4
1) Inleiding Op afzienbare termijn –naar verwachting uiterlijk 1 januari 2016-‐ zal het huidige gebruik van de Koepelgevangenis (de officiële naam is Penitentiaire Inrichting Midden-‐Holland Locatie Haarlem) worden gestaakt. Het is één van de vele complexen die door de Rijksoverheid op (korte) termijn zal worden afgestoten. Een aanzienlijk deel van het complex staat op de lijst van Rijksmonumenten. Met name de 40 meter hoge koepel is -‐als onderdeel van het complex-‐ zeer beeldbepalend voor de skyline van Haarlem. Daarnaast zijn vanuit de directe omgeving de buitenschil (zowel de gebouwen als de muur) uitermate beeldbepalend voor dit deel van de stad en karakteristiek voor het complex als gevangenis. Bij de herbestemming van het complex spelen 3 belangrijke aspecten een rol. Zaken die niet los van elkaar zijn te zien en die elkaar direct beïnvloeden: 1) de omgeving van het complex, 2) de noodzakelijke bouwkundige aanpassingen, 3) de nieuwe functie(s). De transformatie van een ‘gesloten bolwerk’ tot een gebied met toegevoegde waarde voor het Harmenjanskwartier, voor de ruime omgeving én voor geheel Haarlem vereist een gedegen studie naar de mogelijkheden en consequenties. De nieuwe functies moeten een bijzondere kwaliteit hebben, die (deels) boven het belang van uitsluitend Haarlem uitstijgen, minimaal regionaal maar beter zou nog zijn (ook) functies van nationaal belang. Vanuit deze studie zal de Gemeenteraad de randvoorwaarden moeten vaststellen voor de aanpak van het complex (functioneel en bouwkundig) en voor de omgeving. Echter, overhaaste besluitvorming kan tot gevolg hebben dat er geen optimale vorm van hergebruik zal komen. De omvang van het complex en de diversiteit van de bouwdelen is te groot om te veronderstellen, dat er één nieuwe gebruiker zal kunnen komen. Ervaring elders in binnen-‐ en buitenland heeft aangetoond, dat tijdelijk gebruik vaak de voedingsbodem blijkt voor onverwachte nieuwe gebruiksconcepten, die uiteindelijk tot een beter passend gebruik leiden, met een grotere positieve verwachting voor de toekomst. Het complex is –naar mag worden aangenomen-‐ in bouwkundig goede staat en kan met een aantal kleine aanpassingen –in samenwerking met tijdelijke huurders-‐ snel geschikt worden gemaakt voor tijdelijk gebruik voor een periode van 5 tot 10 jaar. De juridische en de financiële aspecten van de transformatie zullen voor het besluitvormingsproces een uiterst belangrijke rol gaan spelen, daarom besteedt deze notitie ook daaraan aandacht. Deze nota biedt namens de Werkgroep Gebouw&Omgeving van de Historische Vereniging Haerlem een aanzet tot zo’n studie en kan een basis zijn om te komen tot een goed doordachte pakket van voorwaarden voor een ontwikkeling die een positieve impuls moet geven aan het centrum van Haarlem in noordoostelijke richting.
5
In een recente brief aan het College van Burgemeester en Wethouders heeft de Historische Vereniging Haerlem gevraagd de volgende besluiten te nemen: 1. De planning zoals opgenomen in de Samenwerkingsovereenkomst aan te passen; 2. Het Rijksvastgoedbedrijf te verzoeken zo spoedig mogelijk de procedure te starten om een goede tijdelijk beheerder te selecteren 3. Samen met het Rijksvastgoed-‐ en Ontwikkelings Bedrijf een gedegen architectuurhistorisch en cul-‐ tuurhistorisch onderzoek te laten doen, zodat voorkomen kan worden dat er bij de herontwikkeling onnodig cultureel erfgoed verloren gaat; 4. Het voormalige Huis van Bewaring aan de Oostvestzijde de status van Gemeentelijk Monument te verlenen; 5. Een communicatieplan op te stellen, incl. workshops voor alle belanghebbenden (buurtbewoners, bedrijven in de omgeving, (toekomstige) tijdelijk gebruikers, erfgoedinstellingen, etc.); (Toelichting: er dient een communicatieplan gemaakt te worden, om duidelijk te maken wie op welk moment bij de planvorming wordt betrokken en wat de taken en de verantwoordelijkheden van alle partijen zijn. De formulering in de samenwerkingsovereenkomst zal ruimer moeten worden opgevat dan alleen een “Informatieavond t.b.v. omwonenden + de strikt wettelijke verplichtingen”. De Vereniging Haerlem acht zich zeker ook belanghebbende) 6. Een plan om het complex fysiek geschikt te maken voor tijdelijk gebruik. 7. Een plan om te voorzien in een tijdelijke oplossing voor het potentiële parkeerprobleem in de periode van tijdelijk gebruik.
6
2) Ontstaansgeschiedenis ‘De Koepel’ In twee voor de Haarlemse geschiedschrijving belangrijke boeken –te weten “Haarlem, Heel oud en heel nieuw” van R. Blijstra uit 1971 over de (steden)bouwkundige ontwikkelingen en ”Deugd boven geweld, Een geschiedenis van Haarlem, 1245-‐1995” uit 1995-‐ wordt merkwaardigerwijs geen enkele aandacht besteed aan de Koepelgevangenis. Toch is het –samen met de Kathedrale Basiliek aan de Leidsevaart-‐ één van de twee zeer omvangrijke bouwprojecten van rond de eeuwwisseling van de 19e naar de 20e eeuw die beiden van grote invloed zijn op de skyline van Haarlem. De stad Haarlem had tot het begin van de 20e eeuw al een klein Huis van Bewaring aan de Botermarkt/ Tuchthuisstraat. Eind 19e eeuw (1893) was een plan voor een kleine gevangenis annex huis van bewaring achter de destijds recent gebouwde rechtbank aan de Jansstraat in een vergevorderd stadium. De kleine locatie, de onmogelijkheid om de rechtbank in de toekomst te kunnen uitbreiden, de mogelijke problemen met de bereikbaarheid en –uiteindelijk-‐ de beslissing van de verantwoordelijke minister in 1894 tot een veel grotere strafgevangenis met ca. 200 cellen noodzaakte tot het zoeken van een andere bouwlocatie. Van de 3 door het Haarlemse gemeentebestuur voorgedragen mogelijke terreinen (Kleverlaan, Leidsebuurt en Harmenjansweg) bleek de Harmenjansweg het meest geschikt: goed toegankelijk door een weg, bij het spoor en aan openbare wateren, en –belangrijk-‐ dicht bij de rechtbank in de Jansstraat. Uiteindelijk besloot de toenmalige minister in 1898 tot de bouw van het complex zoals nu nog steeds aanwezig: een grote strafgevangenis in cirkelvorm (het zgn. panopticummodel), in combinatie met een huis van bewaring met een rechthoekige plattegrond, gecompleteerd met de noodzakelijke bijbehorende voorzieningen en dienstwoningen voor de directie en voor personeel. Haarlem had het gebied van ruim 1,36 ha. al in 1895 voor 45.000 gulden verkocht aan het Rijk. Een deel van de aankoopsom ter waarde van 31.900 gulden werd voldaan d.m.v. ruil van het oude (inmiddels gesloopte) Huis van bewaring met dienstwoningen aan de Tuchthuisstraat/Botermarkt. Omdat het terrein te klein bleek kocht het Rijk in 1897 er nog extra 0,45 ha. bij voor ruim 15.000 gulden aan de noordoostzijde. De oppervlakte van het huidige gebied is ca. 1,815 ha. Hiervan is een groot deel bebouwd (ca. 20.582 m2 bruto vloer oppervlak), een deel is in gebruik als luchtruimtes. De resterende ruimte binnen de ommuring wordt gebruikt voor intern transport. Het voorterrein op de hoek van de Papentorenvest/ Harmenjansweg is als parkeerterrein in gebruik. De toenmalige minister besloot tot de bouw van een cirkelvormige gevangenis, omdat die weliswaar wat duurder was om te bouwen maar het panopticumprincipe is goedkoper in de exploitatie ten opzichte van een zgn. vleugelgevangenis. Voor het toenmalige detentieregiem (surveillance, alzijdig overzicht, individuele behandeling van de gedetineerde) is er dan minder toezichtpersoneel nodig is. Eerder waren in Arnhem en Breda al koepelgevangenissen gebouwd naar ontwerp van J.F. Metzelaar. De koepel in Haarlem is een wat soberder uitvoering van de eerdere gevangenissen, m.n. de ingangspartij is minder monumentaal uitgevoerd dan in Arnhem en Breda. Ontwerper van het Haarlemse complex is Willem Cornelis Metzelaar (1848-‐1918), tussen 1883 en 1901 assistent van zijn vader Johan Frederik Metzelaar, die al sinds 1870 hoofd was van de gebouwendienst van het Ministerie van Justitie en architect van de koepelgevangenissen in Arnhem en Breda. Vanaf 1901 tot 1914 was Willem Metzelaar de hoogste in rang bij de bouwdienst. Ook de 10 bewaarderswoningen aan de Harmenjansweg, die gelijker tijd gebouwd werden, de
7
directeurswoning rechts van de hoofdingang en de woning van de adjunct-‐directeur aan de linkerzijde van de hoofdingang met het administratiegebouw zijn ontwerpen van Willem Metzelaar. De bouw vond in de periode 1900-‐1901 plaats, het complex werd officieel op 1 januari 1902 in gebruik genomen. In november 1901 waren de gevangenen al verhuisd naar het nieuwe gebouwencomplex.
Tijdens de bouw van de koepel in 1901
Gevelsteen boven de toegangsdeur met datering Na de 2e Wereldoorlog is enige keren sprake geweest van sluiting en sloop van de gevangenis, maar uiteindelijk werd in april 1986 de eerste paal geslagen voor de nieuwbouw (architect J.W. Dupon) ten behoeve van de uitbreiding van het aantal cellen en van de voorzieningen. In 1989 werden de
8
bouwwerkzaamheden afgerond. In die periode zijn ook alle cellen gemoderniseerd en hebben eigen nieuwe sanitaire voorzieningen gekregen. In de loop van 2013 heeft de regering besloten alsnog tot sluiting over te gaan en om het complex t.z.t. af te stoten. Op dit moment is het gebruik al beperkt. Waarschijnlijk komt het complex op 1 januari 2016 geheel leeg en beschikbaar voor herontwikkeling. Grote delen van het complex zijn geplaatst op de lijst van Rijksmonumenten, in principe alle nog bestaande oorspronkelijke bouwdelen, maar merkwaardigerwijs met uitzondering van het rechthoekige cellengebouw (het oorspronkelijke Huis van Bewaring). Spoedige plaatsing op de lijst van Gemeentelijke Monumenten is noodzakelijk ter voorkoming van onnodige schade aan historisch, architectonisch en cultureel belangrijke elementen. De locatie, de bijzondere architectonische kwaliteiten en de potentiële mogelijkheden voor hergebruik noodzaken tot een intensieve en zorgvuldige studie in samenwerking met alle betrokken belangengroepen. Een te snel en overhaast proces zou kunnen betekenen, dat niet het meest optimale architectonische, maatschappelijke en financiële resultaat kan worden bereikt. Tijdelijk gebruik zou tot een praktijkonderzoek naar nieuwe gebruiksconcepten kunnen leiden. Het moet te allen tijde voorkomen worden, dat het complex leeg komt te staan. Dat zou ten koste gaan van alle bijzondere kwaliteiten van het complex. De bouwwerken zijn altijd goed onderhouden en zijn nu nog bouw-‐ en gebruikstechnisch in goede staat, waardoor het mogelijk is om in de vorm van tijdelijk gebruik de mogelijkheden en gevolgen te onderzoeken. Daarnaast geeft het de mogelijkheid om de definitieve plannen gefaseerd over een aantal jaren uit te smeren. Voorwaarde bij de verkoop zal moeten zijn dat de toekomstige eigenaar zich conformeert en juridisch bindt aan de door het Rijk en de Gemeente gestelde randvoorwaarden. Dit geldt uiteraard ook bij verkoop aan meerdere partijen. Zowel de Rijksoverheid als de gemeente Haarlem zal er voor moeten waken, dat verkoop uitsluitend aan financieel betrouwbare partijen zal plaatsvinden. Toetsing op basis van de Wet Bibob zal als instrument gebruikt moeten worden.
9
3) Historische ontwikkeling Harmenjansgebied Tot 1671 was de Papentorenvest de grens van de stad aan deze noordoostelijke zijde van Haarlem. Tussen 1671 en 1686 werd Haarlem aan de noordzijde uitgebreid met het ‘Nieuwe Werk’, inclusief een gebied ten noorden van de Papentorenvest, het zgn. Harmenjansveld. Dit gebied bleef tot het eind van de 19e eeuw grotendeels onbebouwd. Het terrein was genoemd naar Harmen Janszoon de Bruyn, die op 31 december 1666 een overeenkomst had gesloten met het stadsbestuur om een scheepwerf in het gebied aan de Noorder Buiten Spaarne –toen dus nog buiten de omwalling-‐ te gaan exploiteren.
Haarlem in 1521 De stadsmuur en de buitensingel tussen de Goede Vrouwe Toren aan het Spaarne en de Papentoren op de hoek met de Ooster Vest bleef aanvankelijk gehandhaafd, wel werden er aan
10
de stadszijde steeds meer woningen tegen de muur aan gebouwd. In de muur waren toen nog de Bagijnentoren en de Dunnebierstoren aanwezig. Als gevolg van de economische teruggang in de 18e eeuw is er veel gesloopt in het gebied, inclusief de muur. Als laatste werd de Papentoren in 1868 gesloopt. Gelukkig bleef de Amsterdamse Poort –als enige stadspoort-‐ nog bestaan.
Haarlem in 1858 Het water van de Papentorenvest –de voormalige stadsgracht van buiten de eerdere omwalling-‐ bleef vooralsnog echter gehandhaafd. De Papentorenvest is uiteindelijk pas na de bouw van de koepelgevangenis in 1903 gedempt, waarschijnlijk zoals de meeste grachten uit hygiënische overwegingen (tegengaan van stankoverlast). Op de fundamenten van de gesloopte Goede Vrouwetoren werd in 1778 de molen van Adriaan de Boois gebouwd, waar nu de in 2001 herbouwde molen De Adriaan staat. De oorspronkelijke – voor het beeld van Haarlem zo belangrijke-‐ molen was op 23 april 1932 tot de grond toe afgebrand. In 1632 was de trekvaart tussen Amsterdam en Haarlem aangelegd. Als gevolg van de afname van het transport over water, dat vervangen werd door vervoer over het spoor (vanaf de aanlag van de spoorbaan tussen Haarlem en Amsterdam in 1837) en over de weg, is ook de Amsterdamse trekvaart in de eerste helft van de 20e eeuw grotendeels gedempt.
11
Het water rond de Amsterdamse Poort is, gelijktijdig met de demping van de Oostersingelgracht in 1970, grotendeels opgeofferd aan aan asfalt-‐ en andere verkeersbanen, gebaseerd op het Verkeersplan uit 1962. Deze in het huidige beleid –na de beoogde aanpassingen van de Oudeweg en de Amsterdamse Vaart-‐ overmaat aan verkeerruimte kan binnenkort aanzienlijk ingeperkt worden.
Verkeerskaart Haarlem 1962, op basis waarvan de Oostersingel is gedempt en de Amsterdamse Poort in een voetenbad is komen te staan
12
De dempingen rond de Amsterdamse Poort pasten in de toenmalige plannen van een ‘ringweg’ om het historische centrum, met o.a. een grote verkeersdoorbraak via de Herensingel door het te slopen Rozenprieel, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Rozenprieel 1970 (waaraan gebouw Koningstein nog steeds een herinnering vormt). Dit beleid is inmiddels al lang achterhaald.
Bestemmingsplan Rozenprieel 1970, met gebouw Koningstein en de nooit gebouwde brug over het Spaarne naar de Herenvest Het bouwterrein van de Koepelgevangenis was -‐als gevolg van de langdurige economische teruggang in de 18e en een groot deel van de 19e eeuw-‐tot aan de bouw altijd vrijwel onbebouwd gebleven, hoewel het al meer dan 200 jaar binnen de omwalling van de stad was gelegen.
13
Kaart (gedeelte) van Haarlem uit 1904, situatie voor de demping van de Papentorenvest. De vorm van de noordoostelijke bolwerken is nog goed te herkennen.
14
4) De ligging van het gevangeniscomplex in de ruimere omgeving Het gebied tussen de Gravestenenbrug en het terrein van de Energiefabriek –d.w.z. het noordoostelijke deel van de historische stad-‐ heeft voor een aanzienlijk deel momenteel (nog) onvoldoende stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit. De feitelijke en de gevoelsmatige verbindingen tussen enerzijds de winkel-‐ en voorzieningenkern in het historisch centrum en anderzijds het gebied van de noordelijke Burgwallen, het Scheepmakerskwartier, de Harmenjansbuurt, het Drosteterrein/Thorbeckebuurt en het terrein van de Energiefabriek vragen om verbetering. Het belang om plannen te maken voor de herbestemming van het gevangeniscomplex geeft tevens de noodzaak aan om te kijken welke verbeteringen in de directe omgeving van het complex moeten plaatsvinden. Dat betreft zowel de gebouwde omgeving als de inrichting van de openbare ruimte. Uitganspunt bij alle plannen moet zijn de noodzakelijke verbetering van de relatie tussen het centrum van Haarlem en het noordoostelijke deel van de stad. Daarnaast dienen de waardevolle verdwenen historische kwaliteiten zo goed mogelijk hersteld te worden. De vernieuwing van het Drosteterrein en van de Thorbeckebuurt, alsmede de huidige nieuwbouwplannen voor het gebied tussen het Spaarne en de Harmenjansweg zijn daartoe al een eerste aanzet. De ontwikkeling van een goede relatie en aantrekkelijke verbindingen tussen de binnenstad en de (culturele) voorzieningen op het terrein van de voormalige Energiefabriek kunnen uitstekend samengaan met de verbetering van het gebruik van het Spaarne als belangrijke beeldbepalende ader door Haarlem. Het herbestemde koepelcomplex ligt als (potentieel) belangrijk knooppunt en als ‘stepstone’ op een prachtige plek op de route. Er zijn diverse routes (zie kaartje) mogelijk die ook over het huidige gevangenisterrein leiden, en daarmee de attractiviteit van het gebruik en van de omgeving zullen versterken.
15
De volgende onderdelen van de omgeving zullen ten behoeve van een kwaliteitsverbetering aangepakt moeten worden: a) Herstel van het water in de Papentorenvest. Terugbrengen van water heeft meerdere voordelen, zoals herstel van de historische structuur, civieltechnische, visuele en gebruiksvoordelen. b) Zoveel mogelijk herstel van het water in de Oostersingelgracht vanaf de Amsterdamse Poort tot het spoorviaduct. De huidige asfaltvlakte kan en moet drastisch worden verkleind. Aan de zijde van het Huis van Bewaring kan een groenvoorziening –eventueel met ingang naar de ondergrondse garage-‐ worden aangelegd; c) Archeologisch onderzoek zou kunnen aantonen waar de Papentoren en de andere torens oorspronkelijk gestaan hebben, een historische of eigentijdse reconstructie zou als markering van de historische begrenzing overwogen kunnen worden. In samenhang zou onderzocht kunnen worden of de historische muur weer gereconstrueerd kan worden d.m.v. de bouw van een rij ‘muurhuizen’. De Papentorenvest kan dan een straat worden die wat betreft schaal past in het Scheepmakerskwartier, aan de zijde van de Koepel kan dan de gracht in een overmaat combinatie met de Papentorensingel komen (zie schets);
Daarnaast zal onderzocht moeten worden wat herstel van het ruimere profiel van begin 20e eeuw oplevert, een profiel dat meer aansluit bij het singelprofiel aan de zuid-‐ en westkant van de historische stad. Bebouwing aan de binnenzijde van de gevangenismuur zou daarbij een mogelijkheid zijn;
d) Herstel van de Amsterdamse trekvaart in overeenstemming met de Visie Oostradiaal;
16
e) Het terrein van de Koepelgevangenis zou autovrij moeten worden (wel met laad-‐ en losmogelijkheden) en vrij van parkeervoorzieningen. Oplossing voor het parkeerprobleem in dit deel van de stad d.m.v. gebouwde voorzieningen, bijv. onder de gereconstrueerde Papentorenvest, onder de gereconstrueerde Oostersingel en/of op het Dantumaterrein en/of parkeerterreinen NS-‐werkplaats; f) Het huidige parkeerterrein voor de ingang van de gevangenis zal t.z.t. autovrij moeten worden t.b.v. een groenbestemming o.i.d., zodat er een goed zicht op de ingangspartij ontstaat en het geen belemmering wordt voor de toegankelijkheid vanaf die zijde. In de periode van tijdelijk gebruik zal het gebied nodig blijken t.b.v. de gebruikers van het complex; g) Nieuwbouw op het Dantumaterrein en de parkeerterreinen van de spoorwerkplaatsen aan weerszijden van de spoorbaan, onderste bouwlagen als deels openbare parkeervoorziening – ook voor toeristenbussen-‐, daarboven kunnen bij voorkeur woningen worden gebouw, te vergelijken met de nieuwe bebouwing tussen het spoor en het gevangeniscomplex (Damaststraat e.o.). Onderdeel van de studie zou de mogelijk van een treinhalte moeten zijn (onderdeel van een metro/lightrailachtige verbinding tussen het westelijke deel van de Metropool Amsterdam, en het centrum van Amsterdam, alsmede transferium voor strandbezoek in Zandvoort in drukke perioden). Ook is een onderzoek nodig om de barrière te slechten die de Oudeweg nu nog vormt voor voetgangers en fietsers op de route tussen binnenstad en Thorbeckebuurt/Droste-‐ en Energiefabriekterrein; h) Het terrein van de voormalige Drijfriemenfabriek met stadsstrand plus de onbestemde groenvoorziening aan de zijde van de Oudeweg kan een zelfstandig ontwikkeling ondergaan, mits niet in strijd met de bedoeling van de ontwikkeling voor dit grotere deel van Haarlem; i) Een reconstructie en verbetering van het Donkere Spaarne en de Koudenhorn (moet weer de boomrijke ‘Gouden’ Hoorn worden zoals vroeger), later gevolgd door de Hooimarkt en de Friese Varkensmarkt. Dit deel van de Spaarne oever mist nu elke aantrekkelijkheid als verblijfsgebied en de relatie met het stadscentrum is volstrekt onduidelijk. Het autoluw en parkeervrij te maken gebied kan hierin veel verbeteren; j) Bouw van een fiets-‐/voetgangersbrug over het Spaarne tussen de Koudenhoorn en de Koralensteeg op de plek waar deze eeuwenlang aanwezig was. De past ook in de plannen voor de ‘snelfietsroute’ tussen Amsterdam en de kust (Amsterdamse Vaart-‐Koralensteeg-‐ brug-‐Koudenhoorn-‐Nieuwe Gracht-‐Garenkokerskade); k) Het water rond de Amsterdamse Poort dient in samenhang met de reconstructie van de Oostergracht zoveel mogelijk hersteld te worden ten koste van de huidige (overbodige) verkeersvoorzieningen; l) Integreren van de groene (snel)fietsroute Amsterdam-‐Zandvoort (door de recreatiegebieden Spaarnwoude en De Bretten), met ruime aandacht voor aanpassen van de Prinsenbrug t.b.v. het langzame voet-‐ en fietsverkeer; m) Verbeteren van de groenvoorzieningen. Een idee is om de huidige afscherming (de ‘latten’wand) voor de gevangenismuur aan de Papentorenvest te vervangen door een verticale groenvoorziening, bijv. in de vorm van een transparante ‘slangenmuur’ zoals bij de historische landhuizen, met vruchtenbomen, incl. zitgelegenheden met uitzicht op de nieuwe gracht (en de achterzijde van de nieuwe muurhuizen?) in de Papentorenvest/singel. Aansluitend zou ook het huidige parkeerterrein voor de ingang van de gevangenis een groenbestemming kunnen krijgen. De herstelde Oostersingel (met water) biedt eveneens
17
n)
o)
p) q)
r)
s)
t)
kansen. Hier kan en aantrekkelijk verblijfsgebied ontstaan, met mogelijkheden voor speelvoorzieningen; Het Scheepmakersbuurt inclusief de Houtmarkt en Korte Dijk zou vrij moeten worden gemaakt van geparkeerde auto’s en ingericht als aantrekkelijk voetgangersgebied met voldoende inpandige voorzieningen voor het stallen van fietsen, zodat de route tussen het centrum van de stad via de Burgwallenbuurt (Spaarnwouderstraat), Scheepmakersbuurt (met name de route Houtmarkt, Korte Dijk, Blekerstraat), Harmenjansbuurt naar het gebied ten noorden van de Oudeweg (Drosteterrein, Thorbeckebuurt, Lichtfabriek e.o.) duidelijker en aantrekkelijker wordt. Dit zal het opknappen van de huidige –in een aantal gevallen verwaarloosde-‐ bebouwing in de Scheepmakersbuurt en de aantrekkelijkheid van de Spaarnwouderstraat als winkelstraat stimuleren. Het terrein van de vml. Fietsenfabriek kan een passende invulling krijgen. Houtmarkt en Korte Dijk bieden grote kansen voor horecavoorzieningen met terras aan de waterzijde; Doorgaand autoverkeer moet zoveel mogelijk uit het gebied geweerd worden. De toegang via de Catharijnebrug (monument) over het Spaarne, de onderdoorgang onder het spoor via de Harmenjansweg en de nieuwe grachtoever van de Papentorenvest zal al nauwelijks toereikend zijn voor het noodzakelijke bestemmingsverkeer. Langzaam verkeer zal in het gebied prioriteit moeten krijgen; De nieuwbouwplannen (Scheepmakerskwartier fase 1 en 2) tussen het Spaarne en de Harmenjansweg worden als een positief gegeven beschouwd; Een aparte studie zal gedaan moeten worden naar de mogelijkheden, de noodzaak en de omvang van gebouwde parkeervoorzieningen. Er zijn voldoende potentiële locaties aanwezig, maar de voor-‐ en nadelen, de kosten, de bereikbaarheid, de noodzakelijke omvang, de afstand naar de diverse bestemmingen, etc. zijn nog niet in kaart gebracht. Rekening moet worden gehouden met het parkeervrij maken van de Donkere Spaarne, Koudenhoorn, Hooimarkt en Friese Varkensmarkt wanneer die ruimten eindelijk ook eens een kwaliteitsverbetering ondergaan; Nieuwe verbindingsroutes over het gevangenisterrein moeten logisch en aantrekkelijk aansluiten op bestaande (en te verbeteren) routes in de omgeving: Caterijnebrug, Blekerstraat (met bruggetje over het herstelde water in de Papentorenvest), Oostvest, Harmenjansweg, Damaststraat. Een ‘rondweg’ om het koepelgebouw kan een goede ontsluiting zijn voor alle aanliggende bebouwing op het gevangenisterrein zie schets blz. 14); Alle 4 de toegangen tot de binnenruimte van de koepel dienen weer open te gaan, zodat deze ruimte van alle kanten toegankelijk wordt. Afhankelijk van het toekomstig gebruik kan de ruimte als openbare gebied worden ingericht, of als een overdekt ‘atruim’; Voor de onbebouwde terreinen binnen de muren dient in samenhang met het toekomstig (tijdelijk en definitief) gebruik een plan gemaakt te worden: groenvoorziening, verhard terrein, speel-‐ en sportvoorzieningen, mogelijk deels bebouwen.
Noot: Enkele onderwerpen uit dit hoofdstuk zijn tot stand gekomen in samenspraak met de Stadsarchitect, Max van Aerschot
18
5) Architectuurhistorische, Cultuurhistorische en Maatschappelijk kwaliteit Een deel van het huidige gevangeniscomplex staat sinds 1999 op de lijst van Rijksmonumenten, in principe –met uitzondering van het oorspronkelijke Huis van Bewaring, het rechthoekige cellengebouw-‐ alle nog bestaande bouwdelen van het oorspronkelijke complex (Complexnummer 513312, de monumentennummers 513313 t/m 553320): resp. genaamd de Directeurswoning, de Kerk, het Cellencomplex, de Directeurswoning, de Dienstwoning, het woonhuis, het Hek en de Muur. De omschrijving van het complex luidt: Inleiding GEVANGENISCOMPLEX op ommuurd terrein bestaande uit rond overkoepeld cellengebouw, een rechthoekig cellengebouw, een administratiegebouw, een directeurswoning, een adjunct-‐directeurswoning en een buiten de ommuring staand blok bewaarderswoningen. Het complex werd ontworpen door de rijksbouwmeester W.C.Metzelaar en kwam tot stand in de jaren 1899-‐1901. Het ronde overkoepelde cellengebouw ontwierp hij in navolging van het door zijn vader J.F.Metzelaar reeds in Breda (1886) en Arnhem (1886)toegepaste panopticum-‐principe. Het ronde cellengebouw werd gebouwd als strafgevangenissen fungeert thans als huis van bewaring. Onder de bescherming vallen de directeurswoning (A), het administratiegebouw (B), het ronde cellengebouw (C), de adjunct-‐directeurswoning (D), het blok bewaarderswoningen (E), de verbindingsgang (F), het tuinhek (G) en de ringmuur (H). Voor uitgebreid onderzoek en gedetailleerde beschrijving wordt verwezen naar de opgegeven literatuur van de Rijksgebouwendienst. N.B. Het rechthoekige cellengebouw valt buiten de bescherming. Omschrijving Alle gebouwen zijn opgetrokken in baksteen en uitgevoerd in overgangsarchitectuur. Het ronde cellengebouw is verbonden met het administratiegebouw dat met de voorzijde is gekeerd naar het voorplein aan de Harmenjansweg; hierin bevindt zich de hoofdingang. De woningen van de directeur en de adjunct-‐directeur flankeren het centraal geplaatste administratiegebouw op diagonale wijze. De gebouwen zijn gegroepeerd aan de zuidzijde van het voorplein. De directeurswoning is via een overdekte passage (verbindingsgang) achter een buitenmuur verbonden met het administratiegebouw. Het blok bewaarderswoningen valt buiten de pleinbebouwing. Het staat direct ten noorden van de adjunct-‐directeurswoning evenwijdig aan de Harmenjansweg. Waardering Het Haarlems gevangeniscomplex is uit cultuurhistorisch en architectuurhistorisch oogpunt van algemeen belang als overwegend gaaf bewaard en representatief voorbeeld van een rond 1900 gebouwde penitentiaire inrichting en vanwege de typologische waarde van het ronde cellengebouw. Per bouwdeel is er ook nog een nadere omschrijving en waardering beschikbaar. Zolang het complex nog als Huis van Bewaring functioneert, is het nog niet mogelijk een goede en complete opname te maken van de huidige staat van het complex. Daarmee is het feitelijk onmogelijk een adequate studie te doen naar de toekomstige mogelijkheden voor
19
gebruik, naar de mogelijke belemmeringen en naar de financiële aspecten (kosten en mogelijke opbrengsten). Tot noodzakelijk herstel van de oorspronkelijke kwaliteit hoort in elk geval de vervanging van de aluminium kozijnen van de bewaarderswoningen door de oorspronkelijke houten kozijnen, kozijnen aan de Oostersingelzijde en het verwijderen van de betonnen berging uit de tuin van de directeurswoning. Het gelijktijdig met de Koepel gebouwde en met dezelfde detaillering en materiaalgebruik gerealiseerde voormalige Huis van Bewaring is om de werkgroep onbekende redenen nooit op de lijst van Rijksmonumenten geplaatst. Ter voorkoming van onnodige aantastingen van de nog aanwezige architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden dient dit deel van het complex zo spoedig mogelijk op de lijst van Gemeentelijke Monumenten te worden geplaatst. Deze procedure kan aanzienlijk sneller verlopen dan een aanvraag tot plaatsing op de lijst van Rijksmonumenten.
De oorspronkelijke gevelsteen De gevel aan de Oostvestzijde De ca. 25 jaar oude nieuwbouw is een stevig betonnen skelet, dat veel in-‐ en opdelingen mogelijk maakt. De gevels van de laatst gebouwde delen zijn nu nog erg glad en gesloten (destijds een bewuste keuze om de kans op ontsnappen zoveel mogelijk tegen te gaan), alleen glazen bouwstenen zorgen voor licht binnen. In eerste instantie lijkt het noodzakelijk deze gevels direct na het vertrek van de laatste gedetineerde te vervangen door ‘flexibele’ puien. Een andere mogelijkheid is om deze muren (tijdelijk dan wel definitief) te vervangen door –vaak nog goed bruikbare-‐ kozijnen, ramen en deuren uit sloop-‐ en renovatiecomplexen, een vorm van duurzamer hergebruik.
20
6) Beleidsmatige aspecten Herbestemming als gebiedsgerichte opgave past binnen het huidige rijksbeleid. Maatwerk is daarbij een sleutelbegrip, zeker als het cultureel erfgoed betreft, zoals hier het geval is. De uitkomsten van een bouwtechnisch en -‐historisch , cultuurhistorisch en architectuurhistorisch onderzoek moeten bepalend zijn voor besluiten over de te bewaren waarden. In de huidige situatie is de marktwaarde van het complex moeilijk in te schatten. De uitkomsten van het onderzoek naar de waarden als erfgoed, en naar de mogelijkheden en wenselijkheden van gebruik en aanpassing zal tot optimalisering van de opbrengst moeten leiden. De opbrengsten van tijdelijk verhuur zullen moeten opwegen tegen de kosten van tijdelijk beheer. Gezien de huidige staat van het complex zijn daarvoor zeker mogelijkheden. Uitstel van verkoop kan op deze wijze zelfs tot een hogere opbrengst leiden voor de Rijksoverheid, dan bij overhaaste verkoop. De gemeente Haarlem zou moeten aandringen op uitstel van verkoop tot het moment, dat er in overleg met alle betrokkenen de visie op het gevangenisterrein en de omgeving, alsmede de randvoorwaarden voor het gebied zijn vastgesteld. Het oorspronkelijke Huis van Bewaring moet zo spoedig mogelijk op de lijst van Gemeentelijke Monumenten worden geplaatst. De gemeente Haarlem heeft de afgelopen jaren voldoende beleid vastgelegd om de voorgestelde ontwikkelingen mogelijk te maken. Het betreft m.n. de nota’s Aanpak Erfgoed en Ruimte, Structuurvisie Openbare Ruimte, en de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Het gaat nu om het daadwerkelijk omzetten van beleid naar een concrete Visie en Randvoorwaarden voor eigen planvorming en voor planvorming door derden. Het nieuwe –tijdelijke en definitieve-‐ gebruik vereist een goed parkeerbeleid voor auto’s en fietsen. Tijdelijk zou het voorterrein op de hoek van de Harmenjansweg/Papentorenvest, het parkeerterrein aan de Gedempte Oostersingel en de parkeerplaatsen aan de noordzijde van de Papentorenvest gereserveerd moeten worden voor huurders en gebruikers van het Koepelcomplex. Op deze wijze kan het gevangenisterrein zelf vrij blijven van geparkeerde auto’s. Voor de definitieve oplossing is een uitgebreide studie nodig. In het bijzonder wordt nog gewezen op de Zichtlijnennotitie 2012 van de Historische Vereniging Haerlem, die op 2 januari 2012 is aangeboden aan het College van Burgemeester en Wethouders. In deze notitie wordt o.a. gewezen op het belang van het openhouden van de zichtlijnen op de koepel. Concreet zal dat beperkingen opleggen aan de bebouwingsmogelijkheden op en rond het gevangeniscomplex.
21
Illustratie uit de Nota Zicht op Haarlem
Aandacht voor de zichtlijnen is tot nu toe een nog ondergewaardeerd aspect bij het vaststellen van stedenbouwkundige randvoorwaarden.
22
7) Financiële aspecten Het gevangeniscomplex is nu nog eigendom van het Rijk. Over enige tijd zal het gevangeniscomplex (bebouwing en grond) afgestoten gaan worden. Het ligt gezien de mogelijkheden van toekomstig gebruik en de financiële positie van de Gemeente Haarlem niet voor de hand, dat Haarlem zelf tot verwerving overgaat. Wel dient de gemeente er rekening mee te houden, dat er waarschijnlijk nieuwe openbare –en dus te beheren en onderhouden-‐ ruimte gaat ontstaan. De waarde van het complex wordt echter wel voor een belangrijk deel bepaald door de mogelijkheden van toekomstig gebruik zoals die publiekrechtelijk (nu nog d.m.v. een bestemmingsplan) door de gemeente worden vastgelegd. De waarde wordt daarnaast echter ook bepaald door de kwaliteit van de omgeving. Om die omgevingskwaliteit te verbeteren zijn aanzienlijke investeringen in de openbare ruimte nodig, die de gemeente Haarlem voor een structureel deel in rekening zou kunnen en moeten brengen bij de toekomstige eigenaar/ontwikkelaar van het gevangeniscomplex (zie verder hoofdstuk 9). Maar een kwaliteitsverbetering komt ook te goede van geheel Haarlem, zonder investeringen van de gemeente zal geen enkele ontwikkelaar bereid zijn een financiële bijdrage ten behoeve van de omgeving te leveren. Een grondexploitatieplan op basis van een duidelijke ontwikkelingsvisie zal helderheid moeten verschaffen over de hoogte van de investeringen en de financiële dekkingsmogelijkheden. Nadrukkelijk zullen de mogelijkheden van werk-‐met-‐werk maken vroegtijdig moeten worden onderzocht. Bijvoorbeeld: grondsanering geeft mogelijkheden voor ondergronds bouwen, een parkeervoorziening onder de nieuw te maken grachten, etc.. Ook mogelijkheden tot waardeverhoging van andere particuliere terreinen (Dantuma, Spoorwegen, Energiefabriekterrein) dienen te leiden tot een financiële bijdrage van die particuliere eigenaren aan de verbetering van de openbare ruimte.
23
8) Juridische aspecten Deze notitie is een pleidooi om allereerst een visie/masterplan te maken voor het terrein van de koepelgevangenis als onderdeel en afgeleid van een langetermijnvisie op gewenste en noodzakelijke ontwikkelingen in de ruime omgeving. Na instemming van alle betrokkenen (gemeentebestuur, omwonenden, ontwikkelaars, eigenaars) kan dit masterplan worden uitgewerkt tot concrete bebouwings-‐, verbouwings-‐ en herinrichtingsplannen. Anterieure overeenkomsten tussen de gemeente en de ontwikkelaars/eigenaars, in samenhang met vernieuwing van bestemmingsplannen, lijkt de meest zekere weg om tot het beoogde resultaat te komen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat de gemeente ook privaatrechtelijk als huurder en of exploitant partij zal worden. Ook zal de gemeente wellicht een deel van het huidige terrein van de Koepelgevangenis als openbare ruimte moeten overnemen en in beheer moeten nemen. Voorwaarde voor een -‐ook op lange termijn-‐ succesvolle ontwikkeling is, dat alle belanghebbenden van ‘scratch-‐on’ betrokken worden bij het onderzoek en de ideeën-‐ en planvorming. Hiertoe dient zo spoedig mogelijk een communicatieplan gemaakt en vastgesteld te worden. De mogelijkheid van een ontwerpatelier (gemeente/ rijk/ deskundigen namens het ABC en de Historische Vereniging Haerlem) en een begeleidings-‐/klankbordgroep met vertegenwoordigers van bewoners, culturele voorzieningen en ondernemers dient zeker overwogen te moeten worden. Ten behoeve van het tijdelijk gebruik in afwijking van het vigerende bestemmingsplan kan de gemeente vrijstelling verlenen, voor een periode van 5 tot 10 jaar, afhankelijk van de wettelijke mogelijkheden. Voor kleine aanpassingen en ondergeschikte sloop van niet waardevolle delen kan de gemeente in overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed eveneens snel een vergunning geven. Potentiële kopers dienen tevoren getoetst te worden op financiële achtergrond, op basis van de Wet Bibob.
24
9) Mogelijke nieuwe definitieve functies Nieuwe definitieve functies in het complex mogen niet ten koste gaan van de bijzondere kwaliteiten en eigenschappen van de bebouwing. Voor het tijdelijk gebruik zullen alleen ondergeschikte aanpassingen mogen plaatsvinden, zonder inbreuk op de te handhaven waarden. Het gebruik van de koepel is hierbij het meest kenmerkende deel, maar de nieuwe functies in de rest van de gebouwen zijn minstens zo belangrijk. Voor de koepel moeten een (of meerdere) functie(s) worden gevonden, die het bijzondere karakter van de binnenruimte niet aantasten. D.w.z. dat de ruimte in zijn huidige staat (alleen ondergeschikte bouwwerken langs de randen) behouden moet blijven, of dat er alleen in schaal passende losstaande elementen mogen worden geplaatst. Aandachtspunt is een passende oplossing voor het grote probleem van deze ruimte: de akoestiek. Door de vorm van de ruimte is geluidsoverlast al sinds de bouw een groot probleem. Oplossingen zijn mogelijk, zoals bij het Scheepvaartmuseum waar als oplossing voor dat probleem een speciale vloer is aangebracht. De koepel zou ook de functie van overdekt openbaar plein kunnen krijgen, als onderdeel van een stelsel van routes over het terrein, mits er voldoende sociale controle gegarandeerd kan worden ter voorkoming van beheerproblemen. Ook een ’hortus-‐achtige’ inrichting zou onderzocht kunnen worden. Meer (en te openen?) ramen in de koepel zal in elk geval tot verbetering van de bruikbaarheid van de ruimte kunnen leiden.
Huidige interieur koepel
25
Zonder nu al uitputtend te zijn –immers het tijdelijk gebruik kan zeker nog tot andere en betere ideeën leiden-‐ kan er onderzoek worden gedaan naar mogelijkheden als: -‐ Voor de korte en wellicht ook langere termijn is een voor de hand liggende partiële invulling een centrum voor de opvang en huisvesting van vluchtelingen. Net als in het verleden (de tijd van Frans Hals en Lieven de Key) zou Haarlem dit fenomeen positief kunnen benaderen. De koepel zou als ‘souk’ kunnen gaan fungeren met Afrikaanse, Turkse, Marokkaanse en (oost)Europese hoeken; -‐ Centrale bibliotheek, d.m.v. gebouwde voorzieningen in het midden van de hal. De cellen kunnen geschikt worden gemaakt als studieruimten en/of werkruimten voor zzp-‐ ers. Denk voor het functioneren van een hedendaagse bibliotheek aan de nieuwe bibliotheken in Amsterdam, Almere, Amersfoort, Arnhem of Spijkenisse. Ondersteunende horeca kan het gebruik versterken. De ligging van de koepel en de bereikbaarheid is gunstig voor een groot deel van Haarlem, het huidige Doelencomplex zou aangepast en verbouwd kunnen worden voor andere functies als woningen, hotel, winkels en/of kantoren; -‐ Kunstkoepel, als aanvulling op het bestaande Haarlemse aanbod. In de sfeer als de Hermitage in Amsterdam en de Kunsthal in Rotterdam, zonder structurele overheidsbijdragen. Het NZH-‐museum en het Speelgoedmuseum van de Stichting Ruijssenaars-‐Schenk zouden ook mogelijkheden zijn; -‐ Markthal met kweekmogelijkheden voor(biologische) groenten en fruit in de cellen (speciale led-‐verlichting is daarvoor al beschikbaar). Ook in dit geval zal horeca deel moeten uitmaken van het concept. In Rotterdam is onlangs een geheel nieuw megagroot gebouw voor dit doel neergezet; -‐ Archief en depot van de musea uit Haarlem en omgeving, incl. restauratieruimten. In het midden zou een centrale presentatie-‐ en voorlichtingscentrum kunnen worden gemaakt, plus een ruimte voor bijzondere en tijdelijke exposities; -‐ Verhuizing van de Politie van de Koudenhoorn naar dit complex. Het huidige politiebureau zou dan geschikt kunnen worden gemaakt voor (senioren) huisvesting, wat een zeer gewenste verlevendiging van dit deel van de binnenstad zal betekenen. Ook de foeilelijke uitbreiding in de Zakstraat zou dan gesloopt kunnen worden t.b.v. een aantrekkelijkere invulling. De kade van de Nieuwe Gracht kan weer openbaar worden en een onderdeel gaan uitmaken van de snelfietsroute; -‐ Wellicht zijn er mogelijkheden te creëren om de lantaarn bovenin de koepel als uitzichtpunt te laten fungeren (bijv. met een spiraalvormige trap aan de buitenzijde van de koepel?); -‐ Het oorspronkelijke Huis van Bewaring (het niet monumentale rechthoekige cellengebouw) biedt mogelijkheden om te verbouwen tot hotelkamers, de noodzakelijke bijkomende voorzieningen zouden in de rest van het complex (het recent gebouwde deel)kunnen worden gezocht; -‐ De gebouwdelen die als woonruimte ontworpen zijn, moeten in principe hun woonbestemming behouden of weer terugkrijgen; -‐ In het nieuwbouwdeel van het complex zou onderzocht moeten worden welke delen het meest geschikt te maken zijn als woningen, eventueel met een (gedeeltelijk) extra bebouwing op het dak, voor de rest –m.n. de ruimten op de begane grond-‐ ligt
26
-‐ -‐
-‐ -‐
-‐
-‐
-‐
aanpassing tot (ambachtelijke/creatieve) werkruimten (kantoren, werkplaatsen, etc.) het meest voor de hand. Ook een voorziening voor de opvang van mensen die -‐al dan niet tijdelijk-‐ niet zelf voor hun huisvesting kunnen zorgen is een mogelijke bestemming. De huidige nieuwbouwgevels zijn specifiek ontworpen voor gevangenisgebruik, glad en zo min mogelijk verspringingen ter voorkoming van ‘bergklimmen’ door gedetineerden, met uitsluitend ondoorzichtige glazen bouwstenen t.b.v. de lichttoetreding. Onmiddellijke vervanging van deze gevels ligt dus voor de hand; Ruimtes die met weinig of geen ingrepen geschikt te maken blijken voor theater, muziek en/of sport moeten deze bestemming zo snel mogelijk krijgen; Wellicht zal hier en daar wat moeten worden gesloopt om de bruikbaarheid van de te handhaven bebouwing te verbeteren en om het gebruik en de kwaliteit van de onbebouwde ruimte te verbeteren; Duurzaamheid is een onderwerp, dat tegenwoordig –terecht-‐ grote aandacht vraagt. Nu is het behoud van het complex al een grote bijdrage daarin, maar de mogelijkheden van opslag van warmte en koude in de bodem en van het aanbrengen van zonnepanelen e.d. zal onderdeel van de studie moeten zijn; De niet bebouwde ruimten moeten geschikt worden gemaakt tot aangename openbare verblijfsgebieden en voor de ontsluiting van alle aanliggende bebouwing. Parkeren op het terrein zal dus niet moeten worden mogelijk gemaakt of toegestaan, de oplossing voor de parkeerbehoefte dient elders te worden gevonden. Ook zal een onderzoek naar doorgaande looproutes door het complex in aansluiting op de omgeving deel moeten uitmaken van de studie. Bestaande doorbraken als deuren van tranformatorruimten in de muur van de Papentorenvest, de huidige transportingangen aan het voorplein, de nieuwbouw tussen het administratiegebouw en de Papentorenvest, en de toegangen aan de zijde van de Gedempte Oostersingel bieden mogelijkheden zonder aantasting van de bestaande monumentale waarden ; Tijdelijk gebruik kan aantonen welke functies passend en (bouwtechnisch en financieel) haalbaar zijn.
27