Van zorgloket naar loket voor zorg, welzijn, inkomen en onderwijs -Concept-
Versie 3 18 september 2013
Inhoudsopgave
Pag.
1.
Inleiding
3
2.
De toegang in Hengelo
4
2.1.
Toegang als zandloper of diabolo
4
2.2.
Hulpverleners en burgers
5
2.3.
Het middelpunt
6
2.4.
Rol huisarts, AMHK en Raad voor de kinderbescherming
9
2.5.
Projecten in relatie tot de toegang
10
Bijlage I
Schematische weergave toegang Hengelo
11
Bijlage II
Projecten in relatie tot de toegang
12
2
1.
Inleiding
Met het vaststellen van het Beleidsplan maatschappelijke ondersteuning Hengelo 2012-2015 (d.d. 9 oktober 2012) heeft de gemeenteraad besloten voor de inrichting van de toegang te kiezen voor model 5: de gemeente verzorgt zelf de toegang en voor complexe situaties doet de gemeente een beroep op aanbieders en/of een (regionaal) expertteam. Tevens is besloten de toegang tot de ondersteuning via het huidige ‘zorgloket’ en de afdeling WMO te laten verlopen. Daarbij heeft ze het college de opdracht gegeven de gedachten over één centrale toegang (of dit nu gaat om de toegang tot huishoudelijke hulp, hulpmiddelen, begeleiding of werk en inkomen) nader uit te werken en de raad hierover te informeren. Voor u ligt een houtskoolschets van hoe de Hengelose toegang tot ondersteuning er in de toekomst uit zou kunnen zien. Het gaat in deze schets om vraagverheldering en de weg naar juiste hulp- en dienstverlening (het proces). We hebben niet de intentie de hulp- en dienstverlening zelf te organiseren. De schets is gebaseerd op kennis en ervaringen over toegang vanuit verschillende disciplines. Niet alleen het zorgloket en sociale zaken, maar ook een aantal dienstverlenende instellingen zoals Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJZO) en MEE Twente hebben hun ervaringen ingebracht om te komen tot deze schets. En via de WMO-conferentie van 28 februari 2013 hebben ook andere zorgen welzijnsinstellingen, cliënten- en patiëntenorganisaties én burgers hun visie kunnen geven op de toegang. Met de commissie sociaal hebben we in de uitloopavond van 14 maart een eerste keer over de toegang van gedachten gewisseld. Ook de WMO-cliëntenraad is om advies gevraagd. Gepland staan nog bijeenkomsten met de Adviesraad voor inkomen en arbeid en de programmaraden WWZ (Wonen, Welzijn, Zorg), CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin) en Brede school. Bij het maken van de houtskoolschets zijn we uitgegaan van de informatie die we op dit moment beschikbaar hebben over veranderingen in de langdurige zorg (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten(AWBZ) en Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) 1, de transformatie dan wel transitie van de jeugdzorg 2 en de aanpassingen op het terrein van werk en inkomen 3. 0F
1F
2F
Het feit dat nog niet alles even helder is, belemmert ons niet om op basis van deze schets alvast van start te gaan met de ene toegang. Mogelijk is deze schets niet het daadwerkelijke eindplaatje. Wijzigingen in kaderstellingen en de uiteindelijke wet- en regelgeving vanuit het Rijk kunnen aanpassingen noodzakelijk maken. Evenals de ervaringen die we de komende jaren op doen met de toegang en de experimenten die daaraan verbonden zijn. We zijn ervan overtuigd dat we al werkende weg, samen met onze partners, leren en de houtskoolschets kunnen perfectioneren. In het volgende hoofdstuk schetsen we de toegang in Hengelo in woorden. In bijlage I is de houtskoolschets uitgewerkt in een schema. Bijlage II bevat een overzicht van initiatieven die al gestart zijn, dan wel zullen starten, en die van invloed zijn op de geschetste toegang. Naar aanleiding van deze houtskoolschets zal nog dit jaar door het management een uitwerking gemaakt worden wat dit betekent voor onze organisatie en medewerkers. Niet alleen wordt gekeken naar welke functies waar nodig zijn, maar ook naar de expertise en kennis die we nodig denken te hebben. En hoe organiseren we dat dan allemaal? Ook ten aanzien van de bedrijfsvoering in brede zin, en ICT in het bijzonder, zijn er nog keuzes te maken die van invloed zijn op de toegang. Enerzijds gaat het om de communicatie- en informatievoorziening naar de burger en in hoeverre ICT daarbij een rol speelt. Anderzijds is er behoefte aan de ontsluiting van informatie uit verschillende systemen/applicaties van vele organisaties in één informatieplatform. En dat over de verschillende ketens en decentralisaties heen, zodat er ook echt een integrale aanpak ontstaat waar dat nodig is. Samen met de 14 Twentse gemeenten en verschillende partners wordt dit nader uitgewerkt.
1 Beleidsbrief ‘Hervorming langdurige zorg: naar een waardevolle toekomst’, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, d.d. 25 april 2013 én de conceptwet Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 2 Transitieplan Jeugd, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, d.d. 13 mei 2013 én de Jeugdwet zoals die naar de Tweede Kamer is gegaan 3 Resultaten sociaal overleg, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, d.d. 11 april 2013
3
2.
De toegang in Hengelo
De basis voor de realisatie van een goede toegang tot maatschappelijke ondersteuning in Hengelo is gelegd met het vaststellen van het hiervoor genoemde MO-beleidsplan. Daarin staat dat de Hengelose visie op maatschappelijke ondersteuning uit gaat van het behoud van het goede, het verder ontwikkelen van alternatieven voor dure vormen van zorg en het versterken van de eigen kracht van mensen en hun omgeving. Met nadruk op de gewone, positieve ontwikkeling van kinderen en jongeren (met de daarbij behorende strubbelingen) en talentontwikkelingen voor iedereen. De fundamenten van onze visie zijn: • • • • • • • •
Iedereen krijgt de ondersteuning en zorg (op maat) die hij/zij nodig heeft Eén huishouden (één gezin), één plan Behoud het goede Sterke inzet op welzijn, mantelzorg en vrijwilligers (en de hierbij benodigde infrastructuur) Ontschotten en verbinden met zorg, welzijn, jeugd, onderwijs, werken naar vermogen (integrale benadering) Begeleiding vooral richten op ondersteuning bij participatie: ondersteunen naar meer betekenisvolle contacten en naar meer zinvolle activiteiten Verder ontwikkelen en verbeteren van een manier van werken die gericht is op het gehele systeem rondom de zorgvrager, op preventie en het aanboren van eigen kracht Verhogen van de doelmatigheid, zorg dragen voor productieve prikkels (gericht op resultaten en niet op inspanningen), minder bureaucratie en ruimte voor professionals.
We gaan op zoek naar een betere balans: meer informele zorg, minder geïndiceerde (formele) zorg, waarbij het uitgangspunt is dat iedereen de zorg en/of ondersteuning krijgt die nodig is. 2.1.
Toegang als zandlopermodel of diabolo
We zien de toegang als een zandlopermodel of in de gekantelde variant als diabolo. Daarmee onderschrijven we het model zoals dat is geschetst door Carintreggeland specifieke diensten, inclusief Stichting Welzijn Ouderen Hengelo (SWOH), Scala welzijnswerk en Stichting Informele Zorg Twente (SIZT) in hun eindrapportage Samen sterk! 4. Het college heeft dit in haar vergadering van 7 mei jl. vastgesteld. 3F
We definiëren toegang binnen het zandlopermodel als de toegang tot een antwoord op vragen betreffende het gemeentelijke sociale domein, van huishoudelijke hulp en begeleiding tot (jeugd)zorg en werk en inkomen. Een antwoord op vragen is meer dan toegang tot voorzieningen of financiering van oplossingen. We hebben het dan over vragen waarop de vraagsteller niet zelf een antwoord weet of kan krijgen (het antwoord niet vrij toegankelijk is) en (professionele) hulp nodig heeft om zijn vraag te beantwoorden. Een vraag kan een vraag om informatie zijn, een niet pluis gevoel, een vraag naar ondersteuning, een probleem of een latent aanwezige vraag. Binnen het zandlopermodel organiseren we de eerste toegang breed en dichtbij de burger via zogenaamde wegwijzers, ofwel hulpverleners en burgers die vragen kunnen beantwoorden dan wel (andere) burgers de weg kunnen wezen naar de plek waar de vraag wel beantwoord kan worden. We gaan er vanuit dat de burger zelf bepaalt waar hij zijn vraag neerlegt. Hij/zij weet vaak zelf waar de vraag het best beantwoord kan worden. Hulpverleners en mede burgers kunnen de burger behulpzaam zijn bij het beantwoorden van vragen. Het merendeel van de vragen wordt direct beantwoord. Hulpverleners en burgers kunnen ook als vindplaats fungeren en zelf initiatief nemen om vragen of problemen op te pakken en waar nodig door te verwezen. Uiteraard in overleg met de burger.
4 Samen sterk! is het eindrapport van het project ‘Samen werken door samenwerken’ dat een looptijd kende van 1 januari t/m 31 december 2012
4
Wanneer de burger denkt dat een hulpverlener of mede burger de vraag niet kan beantwoorden of deze daar niet wil neerleggen, is het middelpunt de plek waar de vraag gesteld kan worden. Ook hulpverleners kunnen daar terecht als zij vragen van burgers niet zelf kunnen beantwoorden. Vooruitlopend op de daadwerkelijke overgang van de extra taken naar de gemeente, gaan we het huidige zorgloket uitbouwen tot middelpunt. Met het oog op de transities moet daarbij niet alleen gekeken wordt naar welzijn, wonen en zorg, maar ook naar de domeinen sociale zaken en onderwijs. Daarbij moet de mogelijkheid gecreëerd worden voor ander partners van de gemeente om aan te sluiten bij het netwerk van hulpverleners, burgers en het middelpunt. Dit is in de uitloopavond van 14 maart door een aantal raadsleden ook duidelijk meegegeven aan het college. 2.2.
Hulpverleners en burgers
Hulpverleners, zowel professionele als vrijwillige, en burgers die vragen kunnen beantwoorden dan wel de weg kunnen wijzen naar een goede beantwoording van de vraag, zijn onder andere maatschappelijk werkers, medewerkers in de Zorg Advies Teams (ZAT) op scholen en voorschools, ouderenadviseurs, jongerenwerkers, WMO-consulenten, medewerkers van het consultatiebureau, huisartsen, praktijkondersteuners en andere medewerkers op het gebied van (eerstelijns)zorg en welzijn. Maar ook pastores, leerkrachten, wijkagenten, klantmanagers, woonconsulenten, vrijwilligers en mantelzorgers hebben publiekscontacten en kunnen wegwijzers of verwijzers zijn. Binnen onze huidige zorgstructuur hebben we het ook vaak over vindplaatsen. Dit zijn plekken waar het dagelijks leven van jeugdigen, burgers plaatsvindt. Hulpverleners en burgers zijn veelal aanwezig en bekend in de wijk en bij de samenleving. Ze zijn makkelijk toegankelijk en laagdrempelig. Van belang is dat zij vroegtijdig kunnen signaleren, ondersteunend kunnen handelen en/of kunnen doorverwezen naar het middelpunt of het wijkteam. We zijn ons ervan bewust dat we hulpverleners en burgers vanuit het middelpunt op verschillende manier moeten benaderen. (Sociale) wijkteams Hulpverleners (burgers in mindere mate) zijn soms als netwerk georganiseerd of werken in wijkteams samen. Om ook de vragen van kwetsbare en mogelijk niet zichtbare burgers zo snel mogelijk, zo licht mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis te beantwoorden, ondersteunen we de integrale wijkgerichte samenwerking van (professionele) partners. We gaan er namelijk vanuit dat netwerken of teams goed op de hoogte zijn van de sociale kaart en weten waar ze moeten zijn wanneer ze niet zelf de vraag kunnen beantwoorden. Door een goede integrale werkwijze kan gezorgd worden voor een warme overdracht naar elkaar en/of naar het middelpunt. Vanuit die optiek hebben we aan Carint, Scala en SIZT gevraagd om in hun project Samenwerken door samenwerken te zoeken naar een goede integrale wijkgerichte afstemming en samenwerking. Vol belangstelling volgen we de ontwikkeling van deze wijkteams en de professionals die daarin werkzaam zijn. Vanuit het middelpunt zal een directe koppeling met de wijkteams gemaakt worden en in de verdere uitwerking van het zandlopermodel zullen de teams een rol krijgen. We willen deze wijkteams echter niet op voorhand als enige een positie geven in de wijken. Er zijn vele hulpverleners (van instellingen dan wel vrijgevestigd) die een rol kunnen vervullen (in de wijk). Gelukkig maakt de samenwerking binnen de wijkteams van Carint, Scala en SIZT dit ook mogelijk en weten we dat ze al met anderen in gesprek zijn voor deelname aan de samenwerking (al dan niet binnen de wijkteams). We realiseren ons dat we de rol en positie van (sociale) wijkteams op korte termijn moeten concretiseren. Enerzijds om onze partners duidelijkheid te geven, anderzijds om invulling te geven aan de middelen die we per 2015 van het Rijk ontvangen voor sociale wijkteams. Want landelijk is het idee dat sociale wijkteams de kern zijn van het nieuwe stelsel van maatschappelijke ondersteuning, met als doel “een beter op elkaar afgestemde dienstverlening aan burgers die het alleen niet redden”, aldus het rapportage Sociale wijkteams in ontwikkeling . 5 Daarin wordt gesteld dat de inhoudelijk richting duidelijk mag zijn, de manier waarop de teams zich moeten vormen en ontwikkelen allerminst. We zijn zelf echter nog zoekende naar hoe deze inhoudelijke richting zich verhoudt tot die van de multidisciplinaire basiszorgteams waarover gesproken wordt in het advies van de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg Regie aan de poort. 6 Daar wordt gesproken over basiszorgteams op 4F
5F
5
‘Sociale wekteams in ontwikkeling. Inrichting, aansturing en bekostiging’, Gemeenten Eindhoven, Enschede, Leeuwarden, Utrecht en Zaanstad, Transitiebureaus WMO en Jeugd én VNG, juli 2013. ‘Regie aan de poort. De basiszorg als verbindende schakel tussen persoon, zorg en samenleving’, Raad voor de Volksgezondheid & Zorg, Den haag, december 2012. 6
5
wijkniveau met huisartsenzorg, verpleegkundige zorg en maatschappelijk werk als kern, om burgers te faciliteren zelf hun problemen aan te pakken waar dit kan en vroegtijdig integrale en gecoördineerde hulp te bieden waar nodig. Hiermee moeten zij onnodig beroep op zware zorg voorkomen. We hebben echter gemerkt dat huisartsen in veel gevallen niet wijkgericht werken omdat patiënten veelal niet uit de wijk komen waar de huisarts gevestigd is. Wellicht moet het contact met huisartsen eerder stedelijk vanuit het middelpunt worden belegd dan wijkgericht. We komen hierop terug in onze beleidsplannen van de transities. Programmeren in de wijk We veronderstellen dat samenwerking in wijken een positieve bijdrage zal leveren aan het komen tot een gevarieerd aanbod in stad en wijken, zoals het college dat in het MO-beleidsplan heeft beschreven. Daarin is gesteld dat veranderingen en ontwikkelingen op wijkniveau samen komen. Het is dan ook van belang dat we voor een deel van de hulp- en dienstverlening sturen op programmering in de wijk, dicht bij de mensen en de vraag. Per doelgroep en wijk verschilt dat. Een juiste programmering begint bij een juiste analyse of diagnose. Daarvoor staan ons verschillende instrumenten ter beschikking, zoals beleidsplannen, buurtsignalering, (jeugd)monitors en diverse rapportages van instellingen. Het programmeren van de hulp- en dienstverlening is van invloed op verschillende onderdelen binnen het zandlopermodel. Aan de voorkant (of bovenkant) gaat het veelal om algemene voorzieningen die vrij toegankelijk zijn (kan doelgroep gericht). Aan de achterkant (of onderkant) gaat het veelal om collectieve en individuele (maatwerk)voorzieningen, waarover in het middelpunt met de burger afspraken zijn gemaakt. Dit kan een combinatie zijn van algemene en maatwerkvoorzieningen. Voor beide geldt dat we in de beleidsplannen keuzes moeten maken welke hulp- en dienstverlening algemeen en daarmee vrij toegankelijk zijn en welke voorzieningen op maat worden aangeboden, collectief dan wel individueel. De verschillende experimenten die in het volgende hoofdstuk worden benoemd, moeten daartoe ook een bijdrage leveren. 2.3.
Het middelpunt
Het centrale punt van de toegang noemen we (voorlopig) het middelpunt. Het middelpunt wordt de plek waar iedere burger zijn vraag kan stellen. Het middelpunt is ook de plek waar vragen van hulpverleners beantwoord kunnen worden. Het middelpunt weet zelf het antwoord of ondersteunt de burger/hulpverlener bij het zoeken naar antwoorden. Uitgangspunt is dat de burger zijn vraag maar één keer hoeft te stellen. In het middelpunt vindt professionele vraagverheldering plaats, gericht op de vraag achter de vraag. Daarbij staat het beantwoorden van de vraag centraal, niet de financiering van de antwoorden. Vraagverheldering en het zoeken naar oplossingsrichtingen die een duurzame ondersteuning realiseren zijn belangrijk, vooral bij complexe vragen/ondersteuningsbehoeften. Dit gebeurt samen met de burger of het gezin. Daarbij moet goed gekeken worden naar de optimale mix van eigen kracht en de inzet van netwerken, informele zorg, algemene en collectieve voorzieningen en individuele ondersteuning. Maatwerk dus. Het middelpunt krijgt de volgende functies: 1. Informatie en adviescentrum voor het sociaal domein (direct voor burgers, maar ook voor professionele en vrijwillige hulpverleners) 2. Vraagverheldering (=routebepaling) 3. Toeleiding naar collectieve en/ of individuele voorzieningen (zorg, welzijn, inkomen en onderwijs) 4. Opstellen en bewaken van maatschappelijke ondersteuningsplannen (één gezin, één plan) 5. Organiseren, faciliteren (en deels uitvoeren) van preventieactiviteiten 6. Signaleren van trends en ontwikkelingen. Het middelpunt bestaat uit specialisten op het gebied van vraagverheldering met verschillende opleidings- en kennisachtergronden. Het team werkt met één vraagverhelderings- en toeleidingsmethodiek, gericht op het versterken van de eigen kracht van de aanvrager. Het middelpunt is op te delen in het daadwerkelijke loket (functie 1) en de consulenten (functies 2, 3 en 4). Ook bij sociale zaken is de loketfunctie gescheiden van die van de klantmanagers.
6
Het loket Met het inrichten van het middelpunt wordt aangesloten bij het zorgloket en de werkwijze die daar nu wordt gehanteerd. Mensen met een probleem/vraag op het gebied van (zelfstandig) participeren in de maatschappij melden zich bij het loket, eventueel via een verwijzer zoals de huisarts, familie of een mantelzorger. Dit kan aan de balie, via de telefoon of (digitaal) via een (aan)vraagformulier. Er vindt een (korte) vraagverheldering plaats aan het loket (wat is het eigenlijke probleem, wat is de vraag achter de vraag). Het loket beantwoordt de vraag direct, maakt de afweging of de vraag naar de consulenten/ klantmanagers moet (er volgt een melding of aanvraag) of verwijst door naar een andere zorg- of welzijnsorganisatie. De medewerkers van het loket hebben in onze schets een directe relatie met hulpverleners en burgers in de stad en wijken. Sterker nog, we denken dat het soms goed is dat medewerkers actief en outreachend de stad en wijk in gaan, om op voorhand al vragen af te vangen of mensen op (preventieve) programma’s en algemene voorzieningen te wijzen. Een voorbeeld daarvan is de werkwijze zoals het LOES-team die nu voorstaat. LOES biedt informatie en advies over opvoed- en opgroeivragen en kan ook toeleiden naar achterliggend hulpaanbod. Het team werkt laagdrempelig en vraaggericht en is ondergebracht bij het zorgloket. Volgens de concept Jeugdwet moet de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) hier vanuit haar brede taakpakket van signaleren, voorlichting en advies geven, beoordelen en interveniëren nauw bij aansluiten. Dit zou kunnen binnen de bestaande contactmomenten. 7 6F
Sociale zaken We zien bij het uitbouwen van het zorgloket een direct link met het lokale loket van sociale zaken, zoals omschreven in het bedrijfsplan Samenwerken maakt sterker. 8 Daarin wordt gesteld dat beide gemeenten (Borne en Hengelo) er de voorkeur aan geven om bepaalde dienstverlening te kunnen aanbieden vanuit een lokaal loket. Klanten kunnen met vragen op het gebied van sociale zaken terecht bij dat loket. Medewerkers kunnen de eenvoudige vragen beantwoorden en indien nodig ondersteunen bij de digitale aanvraag. Want het uitgangspunt is dat de klant de uitkeringsaanvraag digitaal indient. De houtskoolschets gaat er van uit dat dit het zelfde loket zou moeten zijn als het ‘zorgloket’. 7F
Ook kunnen de aanvragen voor bijzondere bijstand en minimabeleid worden ingeleverd aan het loket, aldus het bedrijfsplan. De doelgroep die hiervan gebruik maakt is breder dan die van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Want niet voor alle klanten is werk bij een werkgever haalbaar. Voor deze klanten bestaat meedoen naar vermogen vaak uit vrijwilligerswerk of een andere vormen van participatie. Nabijheid, laagdrempeligheid en het lokale netwerk zijn daarbij kernbegrippen. Voor de aanvragen voor sociaal medische indicatie (SMI) kinderopvang is het ook wenselijk dat een brede vraagverheldering bij het middelpunt nog beter de gezins- en opgroeisituatie in beeld brengt. De complexere aanvragen en het bepalen van de afstand tot de arbeidsmarkt worden voor afhandeling doorgeleid naar de consulenten en/ of klantmanagers. Wat betreft de nieuwe participatiewet die in ontwikkeling is, is er een landelijke werkkamer die onderdelen van de wet verder uitwerkt. Naast discussie over bijvoorbeeld de doelgroep (hebben we het nu over arbeidsgehandicapten of arbeidsbeperkten), wordt er gekeken naar de toegangs(poort) van de participatiewet. Het eerste voorstel dat nu circuleert behelst een ingewikkeld stelsel van keuringen, toetsen en gesprekken (vijf momenten in totaal) door verschillende partijen, waaronder de gemeente. Jammer, want voor belanghebbenden en voor ons als gemeente is het van belang dat deze toegang zo eenvoudig mogelijk georganiseerd wordt en aansluit bij de toegangs(poort) voor andere voorzieningen. Consulenten en klantmanagers 9 Bij nieuwe meldingen of (aan)vragen voor hulp of begeleiding gaat de consulent van het zorgloket op dit moment altijd op huisbezoek bij de cliënt. De klantmanager van sociale zaken nodigt de aanvrager op dit moment uit voor een gesprek op kantoor. We gaan er in deze houtskoolschets van uit dat we bij alle nieuwe meldingen of (aan)vragen op huisbezoek gaan, ook bij de nieuwe doelgroepen en ook bij de nieuwe taakgebieden uit het sociale domein. Als de (aan)vrager bekend is bij de gemeente, vindt soms een telefonische intake plaats. 8F
7
Memorie van toelichting Jeugdwet, p. 25. Op 21 mei 2013 heeft het college een voorgenomen besluit genomen over het bedrijfsplan Samenwerken maakt sterker, dat gaat over de samenwerking van Sociale Zaken Borne en Hengelo. Voorafgaande aan het definitieve besluit worden de Ondernemingsraad en het Georganiseerd Overleg om advies gevraagd en wordt de gemeenteraad in staat gesteld haar wensen en bedenkingen kenbaar te maken. 9 In het MO-beleidsplan wordt ook wel gesproken over regisseurs (conform de regionale visie- en keuzenota). 8
7
Het concept wetvoorstel Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 schrijft voor dat een burger die het naar zijn idee niet redt (alleen dan wel met hulp van zijn sociale omgeving of algemene voorzieningen), zich kan melden bij de gemeente. In vervolg hierop zal het college een onderzoek instellen, waarvoor ze vier weken te tijd heeft. Dit onderzoek moet zorgvuldig en transparant zijn, zo nodig via een ‘keukentafelgesprek’. Op basis van dit onderzoek moet de burger in staat zijn te beslissen om al dan niet een aanvraag voor een maatwerkvoorziening te doen, en het moet de gemeente het inzicht geven om een juiste beslissing te kunnen nemen. 10 9F
De huidige werkwijze van de huisbezoeken sluit hier bij aan. Tijdens het huisbezoek door de consulent en/of klantmanager vindt namelijk het ‘keukentafelgesprek’ plaats. Uitgangspunt van dit gesprek is het probleem van de cliënt. Er wordt breed gekeken naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van de cliënt en zijn omgeving. Er wordt diep ingegaan op de verschillende leefgebieden. Dit is conform het concept wetsvoorstel WMO 2015, dat stelt dat het essentieel is dat de hulpvraag in de gevallen waarin dat toegevoegde waarde heeft, integraal en domein overstijgend wordt gekeken, dat wil zeggen in samenhang met vragen en problemen van de burger op andere beleidsdomeinen. De consulent of klantmanager stelt samen met de (aan)vrager een ondersteuningsplan op en regelt waar nodig dat de ondersteuning geboden wordt, als Zorg in Natura (ZIN) of via Persoonsgebonden Budget (PGB). Vanuit sociale zaken is aangegeven deze werkwijze ook wenselijk te vinden. Maar of dit voor alle klanten zou moeten gelden, is de vraag. Moet ook bij klanten die direct bemiddelbaar worden geacht (trede 5 en 6 op de participatieladder) een huisbezoek plaatsvinden? Dezelfde vraag kan ook gesteld worden voor burgers die met een enkelvoudige vraag over zorg of welzijn naar de gemeente toekomen. Moeten we op alle vragen die binnenkomen een zelfde vorm van vraagverheldering toepassen en altijd op huisbezoek gaan? We verwachten met de projecten die we (gaan) uitvoeren te achterhalen of het ook haalbaar en wenselijk is voor de toekomst om bij nieuwe meldingen en (aan)vragen altijd op huisbezoek te gaan. In complexe situatie kunnen we ons voorstellen dat er vanuit de zorgstructuur extra inzet nodig is in de vorm van een procesmanager of een gezinscoach (GRIP-team). Of dat soms gebruik gemaakt wordt van een expert(team) dat buiten het middelpunt gesitueerd is. Dit betekent een duidelijke afbakening van de rol en posities van de consulenten en klantmanagers. Zij moeten weten wanneer ze een collega (met een andere expertise) dan wel een externe partner of adviseur moeten inroepen voor specifieke problemen. Dit vraag een zorgvuldig verandertraject en goede functie- en procesbeschrijvingen. Passend onderwijs 11 Het onderwijs is aan zet bij Passend Onderwijs, waarvan de stelselwijziging medio 2014 start. Opgave is meer leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften in het regulier onderwijs les te geven. Schoolbesturen werken voor Passend Onderwijs samen in door de overheid bepaalde samenwerkingsverbanden op bovenlokale schaal. Het samenwerkingsverband ontwikkelt op hoofdlijnen een ondersteuningsplan dat ze ook afstemt met gemeenten (via Op Overeenstemming Gericht Overleg, OOGO). Iedere school kent haar eigen zorgprofiel. De verwachting is dat met name meer leerlingen met specifieke gedragsproblematiek en (licht) psychiatrische problemen op de reguliere school blijven. Hier is een direct raakvlak met de jeugdzorg en ook het werkelijk realiseren van 1 gezin 1 plan. Het onderwijs herdefinieert welke zorg zij zelf kan bieden en als gemeente vragen we haar functie als vindplaats (of werkplaats) voor de transities te versterken. Voor het onderwijs, dat qua zorg de komende jaren dus grote veranderingen door gaat maken, is een stevige koppeling met het middelpunt essentieel. Zijn daarin de huidige medewerkers in de ZAT’s de wegwijzers op scholen en moet het onderwijs zelf ook onderdeel uitmaken van het middelpunt? 10F
Een ontwikkeling die hier voor het basisonderwijs direct aan verwant is, is de ontwikkeling van de kindcentra 0-12 waarin de zorg voor jonge kinderen (0-4) vanzelfsprekend doorloopt in de basisschool. De noodzaak voor een hechtere verbindingen met de voorschoolse periode wordt sterk gevoeld. Vanuit de gemeente kennen de toezichtstaken vanuit de leerplicht en RMC (op het behalen van startkwalificaties) nu al een nauwe relatie met de zorgstructuur voor de jeugd. Ook de leerplicht en RMC moeten uiteindelijk deel uit maken van het middelpunt. 10 11
Memorie van Toelichting Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, p. 16 en 17. Naast de drie gemeentelijke decentralisaties, wordt dikwijls over de vierde decentralisatie gesproken Passend Onderwijs.
8
2.4.
Rol huisarts, AMHK en Raad voor de kinderbescherming
Gemeenten krijgen wettelijk de verantwoordelijkheid om de jeugdhulp voor jeugdigen en opvoerder te organiseren. De organisatie van de jeugdhulp stemmen zij af op de lokale gemeentelijke situatie, zo ook de toegangsfunctie. Het wetsvoorstel Jeugdwet maakt echter een aantal uitzonderingen. 12 11F
Huisarts, medisch specialist en jeugdarts Gelet op het belang van een goede en doelmatige hulpverlening wordt in het wetsvoorstel Jeugdwet expliciet de mogelijkheid tot verwijzing naar de jeugdhulp opgenomen voor de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts. Zowel de huisarts als de medisch specialist heeft vanuit zijn specifieke expertise een verantwoordelijkheid om goede diagnoses te stelle, zorg te verlenen of de jeugdige door te geleiden naar de ondersteuning, hulp of zorg die volgens de professionele standaard nodig is. De jeugdarts is de sociaal geneeskundig specialist van kinderen en ziet (bijna) alle kinderen periodiek. Uit het oogpunt van een integrale aanpak, kwaliteit van de hulpverlening, kostenbeheersing en volumebeheersing moeten gemeente hierover afspraken maken met zorgverzekeraars en professionals. AMHK Het advies- en meldpunt voor huiselijk geweld in kindermishandeling (AMHK) wordt wettelijk verankerd in de nieuwe WMO. Het AMHK fungeert als herkenbaar en toegankelijk meldpunt voor alle gevallen of vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het AMHK geeft advies en consult aan de melder. Het AMHK doet onderzoek naar de melding en informeert, indien nodig, de politiek en de raad voor de kinderbescherming en schakelt passende hulpverlening in. Zodra blijkt dat vrijwillige hulpverlening de problemen niet kan oplossen en een kind bedreigd wordt in zijn ontwikkeling, draagt het AMHK de casus onmiddellijk over aan de raad voor de kinderbescherming. Raad voor de kinderbescherming Als uitgangspunt geldt dat de raad voor de kinderbescherming onderzoek doet naar de noodzaak tot het treffen van een kinderbeschermingsmaatregel indien het college hiertoe een verzoek heeft gedaan. Het is aan de gemeente om invulling te geven aan het systeem van meldingen en eventuele doorgeledingen naar de raad voor de kinderbescherming. Het AMHK krijgt echter wel de bevoegdheid zich rechtstreeks tot de raad voor de kinderbescherming te wenden. Zij moet de gemeente hierover dan wel informeren. Het is aan de raad voor de kinderbescherming om te bepalen of het een zaak al dan niet in onderzoek neemt. Als de raad na onderzoek tot het oordeel komt dat een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk is, dient zij een verzoekschrift in bij de kinderrechter. In het verzoekschrift neemt de raad naast de onderbouwing van de maatregel ook op welke gecertificeerde instellingen (gezinsvoogd) het meest voor de hand ligt om de maatregel uit te voeren. De gemeente –of de regio- bepaalt welke gecertificeerde instellingen worden gecontracteerd. Tussen de raad voor de kinderbescherming en de gemeente is overleg noodzakelijk over welke instelling in het verzoekschrift aan de rechter wordt opgenomen. Dit en andere afspraken worden vastgelegd in een protocol. De raad voor de kinderbescherming heeft ook een rol bij jeugdreclassering, evenals de rechter, het openbaar ministerie of de directeur van een justitiële jeugdinrichting. Jeugdreclassering wordt op verzoek van een van deze partijen ingezet naar aanleiding van een strafbaar feit of ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijke beslissing. Het kan op zowel vrijwillige basis als in gedwongen strafrechtelijk kader worden uitgevoerd. Voor de uitoefening van de jeugdreclasseringstaken zal een daartoe aangewezen gecertificeerde instelling ingeschakeld worden. In het individuele strafadvies van de raad voor de kinderbescherming wordt een advies opgenomen welke gecertificeerde instelling voor jeugdreclassering het beste de maatregel uit kan voeren. De raad voor de kinderbescherming overlegt met de gemeente over welke gecertificeerde instelling in het strafadvies wordt opgenomen. Dit wordt vastgelegd in een protocol.
12
Memorie van toelichting Jeugdwet, p. 27-35.
9
Voor de bespreking van complexe persoons-, systeem- en gebiedsgerichte problematiek waarbij sprake is van ernstige overlast en criminaliteit en voor de aanpak daarvan zijn de Veiligheidshuizen opgericht. Het Veiligheidshuis is een netwerksamenwerking tussen straf-, zorg- en (andere) gemeentelijke partners waarin zij onder eenduidige regie komen tot een ketenoverstijgende aanpak. Het gaat hier om samenwerking tussen gemeenten, politie, openbaar ministerie, raad voor de kinderbescherming en de huidige bureaus jeugdzorg. Sinds 1 januari 2013 vallen de Veiligheidshuizen onder regie van de gemeente. Zo kunnen we ook in strafrechtelijke zaken zorgen voor een optimale inbedding in en afstemming met lokale en regionale zorg- en veiligheidsnetwerken. 2.5.
Projecten in relatie tot de toegang
Om ons alvast voor te bereiden op de komst van de jeugdzorg en de uitbreiding en veranderingen van de WMO per 2015, zijn de afgelopen periode in opdracht van het college verschillende projecten en experimenten gestart. Deze raken in veel gevallen de toegang en het hier geschetste beeld daarvan. Sterker nog, de houtskoolschets is in een aantal projecten richtinggevend en andersom kunnen de projecten en experimenten ons inzicht verschaffen over eventuele bijstelling van de houtskoolschets. In bijlage II geven we een kort overzicht van deze projecten.
10
Bijlage I
Schematische weergave toegang Hengelo (geen processchema)
Algemene voorzieningen Hulpverleners en burgers Huisarts, praktijkondersteuners
Maatschappelijk werk en thuisbegeleiding
Burger met een vraag
Welzijnswerk (o.a. jongerenwerk, welzijn ouderen)
School, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf
JGZ Consultatiebureau
Politie, veiligheidshuis, woningbouwcorporatie, wekplatforms
Familie, mantelzorgers, vrijwilligers, buren
E.a.
Maatwerkvoorzieningen (1 plan)
(Sociale) wijkteams
Expert (team) lokaal/regionaal Middelpunt
Basiszorgteams
Huisarts Medisch specialist Jeugdarts LOES
L o k e t
RMC
GRIP
Consultenten Klantmanagers
Leerplicht
Jeugdhulp
Uitkering (Soza) Werk (werkplein) Budget Alert Jeugdzorg, collectief/ individueel
Jeugd GGZ, collectief/ individueel
Huishoudelijke hulp en persoonlijke verzorging
Hulpmiddelen, woonvoorzieningen en vervoer
Combinatie van zorg; arrangementen bestaande uit eigen kracht, algemene en maatwerkvoorzieningen
Passend onderwes Raad v.d. kinderbescherming AMHK
Begeleiding (incl. dagactiviteiten), collectief/ individueel
Passend onderwes SMI
Jeugdbescherming, jeugdreclassering
E.a.
11
Bijlage II
Projecten in relatie tot de toegang
Maatschappelijke participatie Het project richt zich, in eerste instantie, op de groep WWB-klanten die in staat mogen worden geacht activiteiten te verrichten op het gebied van maatschappelijke participatie. Het doel van het project is te komen tot een werkende organisatie om deze klanten door te leiden naar maatschappelijke participatie. De uitvoering van het project moet inzichten, methodieken en een infrastructuur opleveren die met ingang van 2014 ook van toepassing kan worden op andere doelgroepen dan de WWB-uitkeringsgerechtigden. Directe samenwerking WMO-consulenten en klantmanagers sociale zaken Klantmanagers van sociale zaken hebben veel contact met hun contact met klanten. Met enige regelmaat komt het voor dat zij denken dat een klant meer nodig heeft dan een uitkering of werk. In theorie kan het goed zijn dat een klant snel werk zou moeten kunnen vinden, maar in de praktijk zijn er soms belemmerende factoren, zoals schulden of psychische problemen. Afgesproken is dat in dit soort situaties klantmanagers en WMO-consulenten vaker samen optrekken en waar nodig samen huisbezoeken doen. Enerzijds om de klant vanuit een meer integrale benadering van dienst te zijn, anderzijds te leren van elkaar werkwijze. Doorontwikkeling GRIP-team In 2011 is het GRIP-team gestart die zich richt op multiproblem gezinnen vanuit de Wrap around careaanpak (1 gezin, 1 plan, 1 gezinscoach). In het GRIP-team zitten medewerkers van verschillende instellingen en met verschillende expertises. In de doorontwikkeling van dit GRIP-team werken we onder andere aan ontschotting met sociale zaken, kennisoverdracht naar andere disciplines (o.a. binnen het middelpunt) en het onderzoeken van vormen van nazorg en borging van veiligheid. Doorontwikkeling LOES Ook voor LOES geldt dat we werken aan een doorontwikkeling. De outreachende werkwijze van Loes wordt geïntensiveerd en de functie van LOES als opvoed- en opgroeiadviseur in de wijk (bij scholen en huisartsen) wordt versterkt. Het gaat hier om een beweging vanuit het middelpunt naar de hulpverleners en burgers in de wijk. Dit moet niet alleen beperkt blijven tot LOES. Informatie en advies aan jongeren Hengelo heeft sinds ongeveer een jaar een jongerenwebsite, Ondertussen074.nl. We hebben de intentie nog meer jongeren hiermee te bereiken. Maar we zullen ook andere sociale media benutten om informatie en advies op een laagdrempelige wijze toegankelijk te maken voor jongeren. We willen de jongerenwebsite zo organiseren dat we het kunnen benutten voor vraagverheldering en beantwoording van vragen. Dit in samenwerking onze partners in de stad, zoals bijvoorbeeld Preventie Partners Twente (PPT). Team Jeugd en gezin (aansluiting jeugdexpertise bij middelpunt) In verband met de transitie jeugdzorg gaan we als toekomstig onderdeel van het middelpunt starten met een team van professionals die zich bezig houden met vragen van jeugd en gezinnen: een team van consulenten Jeugd en Gezin, die ook gaan werken volgens de Wrap around care-aanpak. In het experiment komt een deel van de aanvragen die voorheen bij Bureau Jeugdzorg binnen kwamen, bij het team terecht. Zij gaan verkennen en uitproberen op welke wijze zij de toegang tot voorzieningen, ondersteuning en zorg voor jeugdigen en gezinnen kunnen organiseren. Zij richten zich vooral op vraagverheldering. Samen sterk! Carint, Scala en SIZT zijn in samenwerking met de gemeente en Welbions bezig de aanbevelingen en conclusies uit de eindrapportage Samen sterk! verder uit te werken. Heel concreet houdt dit bijvoorbeeld in dat alvast gekeken wordt naar het onderbrengen van de frontoffice van het Servicebureau Maatschappelijke Ontwikkeling van Carint en die van het Servicepunt Vrijwilligerswerk Hengelo bij het zorgloket, zoals dat ook al is geregeld voor SWOH, Budget Alert en LOES. Kwetsbare ouderen In samenwerking met huisartsengroep Contrast (locatie De Brug) wordt geprobeerd een adequaat antwoord te geven op de toenemende problemen van kwetsbare ouderen en ouderen met complexe problematiek. Er is een multidisciplinaire samenwerkingsstructuur ingericht met de specialist ouderengeneeskunde, huisartsen, praktijkondersteuners en de wijkverpleegkundigen. Ook de schakelwijkverpleegkundigen, de ouderenadviseurs van Welzijn Ouderen, Carintreggeland en de consulten van het WMO-loket zijn hierbij betrokken. De bedoeling is (medische) kwetsbaarheid of 12
complexe problematiek te voorkomen of uit te stellen en te zorgen dat kwetsbare ouderen of ouderen met complexe problematiek zolang mogelijk zelfstandig thuis kunnen wonen. Huisartsen en jeugdzorg We zullen samen met een viertal geïnteresseerde huisartsenpraktijken de transitie van de jeugdzorg verkennen. Eerst zal geïnventariseerd worden hoe het nu gaat en welke ervaringen huisartsen hebben, om vervolgens met ze in gesprek te gaan over de samenwerking in de toekomst. Het uiteindelijke doel is om een kind sneller op de juiste plek te krijgen, onnodige doorverwijzing naar gespecialiseerde jeugdzorg te voorkomen en/of medicalisering tegen te gaan. Verkenning gedwongen kader Met het oog op de rol en positie van de jeugdbescherming en jeugdreclassering in de Jeugdwet (zoals hierboven omschreven), lijkt het ons goed een nadere verkenning uit te voeren naar deze zorgvormen. We willen zicht krijgen op het werk van gezinsvoogden en jeugdreclasseerders en weten hoe de zorg en ondersteuning van de toezichts-functies zich tot elkaar verhouden. Passend onderwijs Ook de ontwikkelingen ten aanzien van het passend onderwijs hebben een relatie met de transformatie jeugdzorg. Niet alleen omdat in zowel de concept Jeugdwet als de wet voor Passend Onderwijs nadrukkelijk de samenhang wordt benoemd, maar ook omdat de basisscholen in Hengelo, Borne, Hof van Twente en Haaksbergen de toegang tot passend onderwijs (zorg) gaan inrichten. De gemeente Hengelo en het basisonderwijs zijn in gesprek om te kijken hoe zorg in en rond school ingericht kan worden. De eerste contacten met het voortgezet onderwijs zijn hierover ook gelegd. Het is logisch en wenselijk elkaar te vinden en waar mogelijk synergievoordelen te behalen. Ook om de “1 gezin, 1 plan” doelstelling vorm te geven.
13