Concept Programma Gezond en veilig werken in Zorg en Welzijn 2010-2014
Arbeidsinspectie, Den Haag, 17 maart 2010 Projectnummer
A952
Status projectplan
Concept 2010-2011: Agressie en geweld en biologische agentia 2011-2012: Bedrijfshulpverlening en fysieke belasting 2012-2013: Werkdruk, werkstress en arbeidstijden 2013-2014: Gevaarlijke stoffen, straling en veiligheid Dienstverlening
Inspectieonderwerpen
AI-bedrijfstak directie Manager strategie Manager inspecties
Jack Dirks, Marion Berndsen
Landelijk projectleider
Anita Hertogh
Landelijk projectsecretaris Ondersteunend specialisten
Fred van de Kamp Mieke de Jong, coördinerend specialist en Arbeidshygiëne Klaas Groeneveld, Arbeid en organisatie Casper van den Bosch: Veiligheid en Producten Martin Kunst: Fysieke belasting Leo Bonefaas: arbeids- en rusttijden Gusta Agsteribbe, vertegenwoordiger in sectorteam Jan van Bussel, vertegenwoordiger in sectorteam Annemarie van Eck Wieteke Bekkema Wendy Groels Marcel Philipse Annewies de Vries Rex van der Sluys (agressie) Marian van Zadelhof (biologische agentia) Ingrid Pieterse en Karel Stoker (arbeids- en rusttijden) Nicole Gras (Fysieke belasting) Frank Veugen
Sectorinspecteurs
Adoptieteamleider Contactpersoon Beleid Contactpersoon O&O Looptijd project Correspondentieadres
1 april 2010 t/m 31 december 2014 Arbeidsinspectie Utrecht T.a.v. F.W. van der Kamp
Brochures
Projectuitvoering Kantoor
Teamleider
Teamprojectleider
LPO
Amsterdam
Theun Beekhoven
Gusta Agsteribbe
Willy Kok-Bosman
Arnhem
Henk Eenink
Jan van Bussel
Groningen
Annewies de Vries
Wieteke Bekkema
Roermond
Roy Huys
Wendy van der Weel-Groels
Rotterdam
Henk Wimmenhove
Marcel Philipse
Utrecht
Marcel Schwank
Annemarie van Eck
jhertogh
Pagina 1
17-2-2011
Samenvatting De sector Zorg en welzijn is een brede zeer gedifferentieerde branche. Waarin in het totaal circa 1,2 miljoen mensen werkzaam zijn. Vele soorten zorg en diensten worden verleend, waarbij de te verlenen zorg aan patiënten, cliënten, bewoners en anderen de boventoon voert boven de zorg voor goede arbeidsomstandigheden. Het verlenen van zorg en diensten is uiteraard het primaire proces en de aandacht voor arbeidsomstandigheden is daaraan ondergeschikt, maar kan ook uitstekend samengaan. Van oudsher kent de sector verschillende prioritaire risico’s. Dit zijn in willekeurige volgorde: agressie en geweld, biologische agentia, bedrijfshulpverlening, fysieke belasting, werkdruk en werkstress, arbeidstijden, gevaarlijke stoffen, algemene veiligheid en straling. Zowel in de arboconvenanten als in de arbocatalogi zijn juist ook deze onderwerpen per subsector verder uitgewerkt. Het algemene beeld van de sector zorg en welzijn is dat er veel instrumenten zijn, maar dat de implementatie in de instellingen en op de werkvloer achterblijft. Elke instelling bepaalt zijn eigen oplossingsrichting, prioriteiten en tempo waarmee de risico’s worden aangepakt. Communicatie en activiteiten van de verschillende brancheorganisaties helpen wel om meer aandacht voor een risico te krijgen en er wordt ook zeker gebruik gemaakt van de ontwikkelde instrumenten. In de sector Zorg en welzijn worden jaarlijks inspecties uitgevoerd. De inspecties zijn vaak het gevolg van politieke afspraken of specifieke afspraken met de branches. Hierdoor komt het voor dat bepaalde subsectoren steeds opnieuw de aandacht krijgen van de inspecties en andere sectoren minder aandacht krijgen. Het meerjaren inspectie programma is erop gericht om gedurende 4 jaar sectorbreed in te zoomen op de verschillende prioritaire risico’s en de specifieke knelpunten te benoemen en gericht aan te pakken. Rondom de inspecties zullen ook verschillende vormen van handhavingscommunicatie worden ingezet om de risico’s te belichten. Het effect van de onderwerpgerichte inspecties wordt op deze manier verbreed tot de gehele sector zorg en welzijn. Het inspectieprogramma is uitdrukkelijk gekoppeld aan de sectoraanpak, waarin elk jaar een tweetal risico’s centraal staan. Deze risico’s worden nader geanalyseerd op basis van data-analyse en eerdere inspectieprojecten, gesprekken met vertegenwoordigers en deskundigen uit de branche en informatie uit de verkenningen in de subsectoren. De doelstelling van het meerjaren inspectie programma is:
Toezicht op en handhaven van de wettelijke voorschriften voor de arborisico’s in de sector zorg en welzijn door middel van inspecties en het (direct) opheffen van deze overtredingen door het afdwingen van concrete materiële voorzieningen.
Het programma heeft eveneens als doel om inzicht te krijgen in meer specifieke risico’s bij de instellingen in de verschillende subsectoren. In het meerjarenprogramma zullen elk jaar een paar onderwerpen opgepakt worden: 2010: agressie en geweld en biologische agentia 2011: fysieke belasting en bedrijfshulpverlening 2012: psychosociale arbeidsbelasting en arbeidstijden 2013: gevaarlijke stoffen, straling en veiligheid In de aanpak van de inspecties zijn verschillende fasen te onderscheiden: de verkenningsfase en de inspectiefase. De verkenningsfase: In deze fase vinden vooral de overleggen plaats met de werkgevers- en werknemersorganisaties om de actuele stand van zaken te achterhalen en wordt een matrix met kengetallen en een overzicht van de instrumenten en activiteiten in de sector opgesteld. Daarnaast vinden ook verkenningen plaats in de
jhertogh
Pagina 2
17-2-2011
subsectoren waar de problematiek (mogelijk) speelt. Daarbij worden eerst die subsectoren in kaart gebracht waarvan verwacht wordt dat de risico’s relatief hoog zijn en de naleving relatief laag is. Daarna worden ook de andere subsectoren in kaart gebracht. De verkenningsfase wordt afgesloten met een verslag van de verkenningen plus een interventievoorstel. De inspectiefase: Uit het interventievoorstel komt naar voren hoeveel instellingen er in een bepaalde subsector zullen worden geïnspecteerd. Bij de uitvoering van de inspecties wordt uitdrukkelijk aandacht besteed aan de stand der wetenschap in een bepaalde sector. Bij de inspecties worden de arbocatalogi als uitgangspunt genomen. De inspecties vinden vooral plaats bij de meest risicovolle situaties en bij doelgroepen die nog achterblijven. Als extra aandachtsgroep in het programma worden tevens instellingen meegenomen, dwars door de gehele sector zorg en welzijn, waar signalen in de media verschijnen dat er iets mis is op het gebied van arbeidsomstandigheden. Het betreft hier verschillende soorten signalen, namelijk zowel de signalen dat er een incident plaats heeft gevonden als signalen dat er (nogal ) wat mis is in een instelling. Jaarlijks zullen de resultaten per onderwerp worden vastgelegd in een factsheet of een korte rapportage. Hierin zullen de geconstateerde overtredingen en de subsectorspecifieke items worden belicht. In verschillende fases van het programma (voorbereiding, uitvoering en evaluatie) worden contacten onderhouden en wordt informatie uitgewisseld met de brancheorganisaties.
jhertogh
Pagina 3
17-2-2011
Inhoudsopgave SAMENVATTING .....................................................................................................................................2 INHOUDSOPGAVE..................................................................................................................................4 1.1 Inleiding ......................................................................................................................................... 5 1.2 Kengetallen ................................................................................................................................... 6 1.3 Sectoraanpak zorg en welzijn ....................................................................................................... 6 1.4. Risicoanalyse en nalevinginformatie............................................................................................ 8 1.5 De naleving ................................................................................................................................... 9 1.6 Opzet van het meerjaren inspectieprogramm............................................................................. 12 2 AGRESSIE EN GEWELD....................................................................................................................14 2.1 Aanleiding inspecties agressie.................................................................................................... 14 2.2 Doelstellingen inspecties op agressie......................................................................................... 15 2.3 Selectie subsectoren en instellingen........................................................................................... 15 2.4 Inspectiemethodiek ..................................................................................................................... 18 2.5 Communicatie en samenwerking met de sector ......................................................................... 19 3 BIOLOGISCHE AGENTIA ...................................................................................................................19 3.1 Aanleiding biologische agentia ................................................................................................... 19 3.2. Doelstellingen biologische agentia............................................................................................. 20 3.3 Selectie subsectoren en instellingen biologische agentia........................................................... 21 3.4 Inspectiemethodiek biologische agentia ..................................................................................... 23 3.5. Communicatie en samenwerking met de sector ........................................................................ 24 4. INTERNE UITVOERING EN ONDERSTEUNING VAN HET PROJECT...........................................25 4.1 Planning en capaciteit ................................................................................................................. 25 4.2 Administratieve verwerking ......................................................................................................... 26 4.3 De monitorlijst en het nalevingsformat........................................................................................ 26 4.4 Sta-Model .................................................................................................................................... 27 4.5 Taakverdeling.............................................................................................................................. 27 4.6 Deskundigheid inspecteurs ......................................................................................................... 28 4.7 Arbeidsomstandigheden inspecteurs.......................................................................................... 28 BIJLAGE 1 UITWERKING INSPECTIES SUBSECTOREN TOTAAL ...................................................30 BIJLAGE 2 CONCEPT INSPECTIEWIJZER PROJECT GEZONDHEIDSZORG..................................42
jhertogh
Pagina 4
17-2-2011
1.1 Inleiding De sector Zorg en welzijn is een brede zeer gedifferentieerde branche. Waarin in het totaal circa 1,2 miljoen mensen werkzaam zijn. Vele soorten zorg en diensten worden verleend, waarbij de te verlenen zorg aan patiënten, cliënten, bewoners en anderen de boventoon voert boven de zorg voor goede arbeidsomstandigheden. Het verlenen van zorg en diensten is uiteraard het primaire proces en de aandacht voor arbeidsomstandigheden is daaraan ondergeschikt, maar kan ook uitstekend samengaan. Van oudsher kent de sector verschillende prioritaire risico’s. Dit zijn in willekeurige volgorde: Agressie en geweld, biologische agentia, bedrijfshulpverlening, fysieke belasting, werkdruk en werkstress, gevaarlijke stoffen, algemene veiligheid en straling. Zowel in de arboconvenanten als in de arbocatalogi zijn juist ook deze onderwerpen per subsector verder uitgewerkt. Het algemene beeld van de sector zorg en welzijn is dat er veel instrumenten zijn, maar dat de implementatie in de instellingen en op de werkvloer achterblijft. Elke instelling bepaalt zijn eigen oplossingsrichting, prioriteiten en tempo waarmee de risico’s worden aangepakt. Communicatie en activiteiten van de verschillende brancheorganisaties helpen wel om meer aandacht voor een risico te krijgen en er wordt ook zeker gebruik gemaakt van de ontwikkelde instrumenten. Het aantal ongevallen in de sector is laag, maar het aantal incidenten, bv met agressie en geweld of prikaccidenten is relatief hoog. Daarnaast is zowel de instroom in de WIA en WGA vanwege klachten aan het bewegingsapparaat en tengevolge van psychosociale belasting hoger dan gemiddeld. In het algemeen kent de sector een hoge zelfwerkzaamheid. Naast allerlei initiatieven die sociale partners zelf in CAO-verband ontwikkelen werken ze vaak samen met de overheid in allerlei projecten zoals de arboconvenanten, en de actieprogramma’s veilige publieke taak en brandveiligheid. De sector is de afgelopen jaren regelmatig geïnspecteerd en er wordt zeker verbetering geconstateerd met betrekking tot de arbeidsomstandigheden. Op beleidsniveau heeft men nu van alles in gang gezet, en daar waar overtredingen worden geconstateerd door de arbeidsinspectie gaat men er altijd mee aan de slag. Wat op valt is dat de implementatie op de werkvloer nog achterblijft. Het is nog geen gemeen goed om het beleid en de protocollen te vertalen naar een specifieke situatie op de afdelingen en te evalueren hoe de werkwijze in de praktijk toegepast en geëvalueerd moet worden. Veel overtredingen hebben dan ook bv betrekking op voorlichting en instructie, evaluatie van incidenten of de implementatie van beleid. Wel is er een tendens waarneembaar waarin gewerkt wordt met ergocoaches, veiligheidscoaches, aandachtfunctionarissen en meer verantwoordelijkheid bij de leidinggevende wordt weggelegd. Dit zijn absoluut goede ontwikkelingen die breed gestimuleerd moeten worden. Belangrijk is ook de bewustzijnsbevordering dat goede zorg voor jezelf én goede zorg voor de cliënt hand in hand gaan. Bijzonder in deze branche is dat er zowel vanuit de politiek, als vanuit werknemers- en werkgeversorganisaties als vanuit de instellingen zelf de vraag om inspecties van de arbeidsinspecties blijft komen. Blijkbaar zorgen inspecties voor beweging in de verschillende subsectoren. In de sector is er sprake van grote verschillen in risico’s naleving en arbocultuur, zowel tussen de subsectoren als binnen de subsectoren. Er zijn bedrijven die arbo hoog in hun vaandel hebben staan en actief de instrumenten gebruiken die de branche aanbiedt, maar er zijn ook bedrijven die vooral bezig zijn met het verlenen van zorg en diensten aan de cliënt. Immers de inspectie voor gezondheidszorg, de inspectie voor jeugdzorg, de maatschappij, maar zeker ook de cliënten zelf stellen (hoge) eisen aan de zorg- en dienstverlening. De vergrijzing en de bezuinigingen dwingen de instellingen om goede keuzes te maken en prioriteiten te stellen. Er zal dus specifiek gekeken moeten worden op welke wijze de arbeidsomstandigheden in de verschillende subsectoren en instellingen het beste bevorderd kunnen worden.
jhertogh
Pagina 5
17-2-2011
1.2 Kengetallen De sector Zorg bestaat voornamelijk uit sectoren die zich allen bezig houden met mensen die zorg nodig hebben. Daarnaast bestaat de sector Welzijn vooral uit subsectoren die zich bezig houden met maatschappelijke diensten en voorzieningen voor burgers, met jeugdigen die ernstige opgroei en opvoedingsproblemen hebben en met het bieden van professionele kinderopvang. In de sector zorg en welzijn worden verschillende subsectoren onderscheiden. Bij de indeling is zoveel mogelijk rekening gehouden met het bereik van de werkgeversorganisaties. Deze spelen immers een belangrijke rol in het verbeteren van de arbeidsomstandigheden. Tabel 1: Subsectoren in de sector zorg en welzijn Subsector Aantal organisaties Aantal medewerkers Ziekenhuizen 100 300.000 Geestelijke gezondheidszorg 114 173.000 Klinieken en instellingen 110 3.500 Ambulancediensten 22 4.000 Laboratoria en bloedbanken 317 (plus 500 afnamepunten) 11.000 Apotheken 1200 15.000 Instellingen preventieve zorg 700 nnb Praktijken van medici 8000 nnb Verpleging & Verzorging en 1500 235.000 thuiszorg, inclusief kraamzorg 570 150.000 Gehandicaptenzorg 160 135.000 Jeugdzorg 124 26.500 Kinderopvang 1500 56.200 Ov. Welzijn met huisvesting 86 nnb Ov. Welzijn zonder huisvesting 1800 nnb Totaal
>15.000
Ca 1.200.000
Omdat de sector zorg en welzijn zoveel verschillende subsectoren, werkgeversorganisaties en activiteiten kent is per subsector een matrix opgesteld, waarin de belangrijkste kengetallen, werkgevers- en werknemersorganisaties van de subsector en de verwijzingen naar de specifieke instrumenten als RIE, arbocatalogus en arbowebsites staan opgenomen.
1.3 Sectoraanpak zorg en welzijn De strategie zorg en welzijn is er op gericht om in samenwerking met sociale partners implementatie van de maatregelen, welke behoren tot de stand der wetenschap in de branche, te bevorderen. Uitgangspunt bij het opstellen van de sectorstrategie is dat partijen zelf verantwoordelijk zijn voor het ontwikkelen en toepassen van een goed arbobeleid. De instrumenten die vanuit de Arbeidsinspectie ingezet worden moeten daarbij zodanig selectief, effectief en efficiënt zijn, dat sprake wordt van meer zelfwerkzaamheid, waardoor de naleving op de diverse onderwerpen wordt vergroot. In de sectorstrategie wordt daarom ook optimaal aangesloten bij de activiteiten die de branches zelf ontwikkeld en ingang gezet hebben én bij de actieprogramma’s veilige publieke taak en brandveiligheid. Daarnaast zullen ook de door SZW geïnitieerde activiteiten om de handhaving te bevorderen worden ingezet. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de projecten “programmatisch handhaven” , “weet hoe het zit” en het programma agressie. Om te komen tot prioriteiten voor de interventiestrategie moet zowel gekeken worden naar risico’s als naar de inschattingen van het nalevingsniveau anderzijds. Uitgangspunt is dat binnen een sector die arbeidsrisico’s prioriteit krijgen die enerzijds qua omvang en ernst hoog scoren, en anderzijds gekenmerkt worden door een relatief lage naleving. Is er sprake van een laag risico en is de naleving hoog (men heeft dus afdoende maatregelen genomen), dan is de aandacht die het risico verdient laag. Indien er een beperkt risico is en/of een beperkte naleving, dan zal per subsector bekeken worden of er situaties of doelgroepen zijn die een groter risico hebben. De interventies zullen daar met name selectief ingezet worden.
jhertogh
Pagina 6
17-2-2011
In schema:
Sector met:
Risico hoog (>50%)
Risico matig (25%50%) Hoge aandacht selectief gericht
Risico laag (<25%)
Naleving laag (>50% wenst maatregelen) Naleving matig (25%-50% wenst maatregelen) Naleving hoog (<25% wenst maatregelen)
Hoge aandacht
Hoge aandacht selectief gericht
Matige aandacht of selectieve aandacht
Lage aandacht of selectieve aandacht
Matige aandacht of selectieve aandacht
Lage aandacht of selectieve aandacht
Lage aandacht of geen aandacht
Matige aandacht of selectieve aandacht
De belangrijkste pijlers van de strategie zijn: - Het uitvoeren van een goede analyse van de nog resterende risico’s en bevorderen van een gemeenschappelijke herkenning en erkenning van deze risico’s. - Bepalen en vaststellen van effectieve maatregelen en het creëren van draagvlak voor de maatregelen om de risico’s te beheersen - Opstellen van een interventiestrategie en doelen voor het beheersen van het risico, gericht op het bevorderen van de implementatie van de gewenste maatregelen. - Uitvoeren van de interventiestrategie, waarbij de nadruk zal liggen op het bevorderen van de zelfwerkzaamheid door middel van communicatie én waarin inspecties gezien worden als een belangrijk instrument om de implementatie te bevorderen. - Evaluatie door middel van een cyclische uitvoering van de strategie, risico analyse, bijstellen interventiestrategie en uitvoeren. Vooral die subsectoren waar het risico hoog is en de naleving matig of laag zullen de aandacht krijgen, door middel van inspecties. In deze subsectoren worden eerst de risicovolle situaties en de gewenste maatregelen beter in beeld gebracht door middel van verkenningen en overleg met deskundigen en brancheorganisaties. Daarnaast zal worden geanalyseerd wat de oorzaak van het niet naleven is, zodat de juiste interventies toegepast kunnen worden. Deze interventies zullen in deze sectoren altijd gepaard gaan met inspecties om de achterblijvers ook aan te sporen hun verantwoordelijkheid op zich te nemen. Ook wordt bij de subsectoren waar middelhoge aandacht nodig is of waar het risico of de naleving nog onvoldoende bekend zijn, middels verkenningen en overleg nog eens goed gekeken of er nog specifieke risicovolle situaties zijn die de aandacht nodig hebben. Deze worden in kaart gebracht en ook daar kunnen interventies op uitgevoerd worden, ook al wordt bv. maar een relatief kleine groep medewerkers blootgesteld aan het risico. In deze subsectoren wordt in eerste instantie niet uitgebreid geïnspecteerd. Wel kunnen hier selectief inspecties uitgevoerd worden bij de subsectoren en/of instellingen die het risico nog onvoldoende beheersen, de zgn achterblijvers, of op specifieke doelgroepen of situaties. De inspectieactiviteiten zullen altijd ondersteund worden door communicatie activiteiten, die zowel gericht zijn op het bevorderen van de deskundigheid als op het bevorderen van de naleving (toepassen van de beschikbare instrumenten). In de communicatie moet aandacht worden besteed aan de achterliggende cultuur in de zorgsector, waardoor men meer gericht is op het zorgen voor de cliënt als voor zichzelf. In de sectoraanpak wordt ook een communicatieplan uitgewerkt.
jhertogh
Pagina 7
17-2-2011
1.4. Risicoanalyse en nalevinginformatie Op basis van het risicomodel van de arbeidsinspectie (AIRA), de branchespecifieke RIE’s, de arbocatalogi én de activiteiten die de brancheorganisaties ontwikkelen op het gebied van arbo kan vastgesteld worden dat er in de zorg en welzijn sprake is van een aantal specifieke arboknelpunten: - fysieke belasting - agressie en geweld - psychosociale arbeidsbelasting (werkdruk, werkstress, seksuele intimidatie) - gevaarlijke stoffen - biologische agentia - bedrijfshulpverlening - veiligheid - werk- en rusttijden - straling
jhertogh
40 21 50 73 57 19 55 32 54
52 29 30 6 46 33 7 6 47 10 56 10 43 6 12 2 50 4 16 3 49 13
Pagina 8
28 22 41 0 17 24 25 2 2 3 20
16 36 5 34 6 29 19 20 9 16 38 29 10 31 9 34 67 25 14 21 20 29
40 7 5 18 46 25 4 3 35 9 25
58 8 61 11 41 7 35 11 35 5 60 9 70 9 50 10 24 7 55 12 55 9
Arbeidstijden overwerk
43 38 72 57 47 29 37 33 44 23 44 34 64 50 61 70 20 12 43 42 55 36
Arbeidstijden Avond en nachtdiensten
80 50 89 67 70 21 75 45 70 73 82 54 85 59 93 73 70 28 76 52 80 50
Veiligheid Snijden
92 71 86 71 89 62 87 69 84 45 81 70 80 69 85 81 72 60 79 64 74 67
Veiligheid Uitgleiden, struikelen
55 38 29 39 61 27 36 59 59 30 68 25 43 22 25 59 53 18 43 39 53 32
Gevaarlijke stoffen Cytostatica, narcose, genotoxisch
Gevaarlijke stoffen Algemeen
30
Psychosociale arbeidsbelasting Agressie en geweld
58
Psychosociale arbeidsbelasting Emotionele belasting
56 44 37 23 44 21 15 13 24 14 78 62 65 51 20 13 68 51 32 16 56 44
Psychosociale arbeidsbelasting Werkdruk
Risico aanwezig Maatregelen.gewenst Risico aanwezig Maatregelen.gewenst Risico aanwezig Maatregelen.gewenst Risico aanwezig Maatregelen.gewenst Risico aanwezig Maatregelen.gewenst Risico aanwezig Maatregelen.gewenst Risico aanwezig Maatregelen.gewenst Risico aanwezig Maatregelen.gewenst Risico aanwezig Maatregelen.gewenst Risico aanwezig Maatregelen.gewenst Risico aanwezig Maatregelen.gewenst
Fysieke belasting Repeterende bewegingen
Ziekenhuizen ziekenhuizen Ggz Ggz Apotheken Apotheken Prev zorg Prev zorg Praktijken Praktijken VV&T VV&T Geh. Zorg Geh. Zorg Jeugdzorg Jeugdzorg Kinderopvang Kinderopvang Welzijn Welzijn Zorg en welzijn Zorg en welzijn
Fysieke belasting Ongunstige houdingen
Fysieke belasting Kracht zetten
Als uitgangspunt voor de risicoanalyse in de sector zorg en welzijn is de Nederlandse Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) genomen. In onderstaande tabel zijn de resultaten samengevat van de NEA over de jaren 2005 t/m 2008. In de tabel zijn zowel de blootstelling aan de verschillende risico’s weergegeven als de wens om maatregelen. In het totaal hebben ca 18.000 werknemers in zorg en welzijn de NEA ingevuld. Op basis van deze gegevens wordt een eerste selectie gemaakt van te inspecteren subsectoren. De resultaten van de NEA laten zien dat zowel het vóór komen van de risico’s als de wens om maatregelen sterk verschilt per subsector.
74 75 65 71 68 70 79 81 72 61 73
17-2-2011
Op basis van de gegevens kan bepaald worden of er in een bepaalde subsector sprake is van een hoog risico, een matig risico of een laag risico. In de analyse ontbreken de gegevens van de ambulancediensten, de klinieken en de laboratoria en bloedbanken. Deze worden nog aangevraagd. Wat in het algemeen opvalt, is de hoge score op werkdruk en emotionele belasting in vrijwel alle subsectoren. Fysieke belasting is een risico wat hoog als de cliënten minder mobiel zijn, zoals in de VV&T, de gehandicaptenzorg, de kinderopvang en de ziekenhuizen. Maar bij apotheken en de medische praktijken is er weer sprake van ongunstige werkhoudingen en repeterende bewegingen. Het blootstelling aan agressie en geweld is het grootst in de sectoren waar de cliënten juist vanwege gedragsproblematiek zijn geplaatst, zoals in de GGZ, de gehandicaptenzorg en de jeugdzorg. Het is ook in deze sectoren dat meer dan 50% van de werknemers om maatregelen vraagt. Daarnaast komt agressie en geweld ook regelmatig voor in sectoren waar men te maken heeft met cliëntcontacten, waar sprake is van normale zorg of dienstverlening, zoals bijvoorbeeld bij apotheken, ambulances, ziekenhuizen en welzijnszorg. Ook daar heeft 50% van de medewerkers met enige regelmaat te maken met intimiderend of agressief gedrag van cliënten. Contact met gevaarlijke stoffen komt zowel voor bij de ziekenhuizen en apotheken en uiteraard ook bij de laboratoria en bloedbanken. Het gaat dan om een breed scala van stoffen, zoals geneesmiddelen, cytostatica, narcosegassen, reagens, maar ook in de andere sectoren wordt met gevaarlijke stoffen gewerkt zoals bijvoorbeeld schoonmaakmiddelen, verf en chemicaliën voor zwembaden. De items die bij veiligheid de aandacht zouden moeten hebben zijn struikelen en uitglijden en snijden en steken anderzijds. Bijzonder is het relatief grote aantal werknemers dat hier maatregelen wenst voor veiligheid. Er wordt regelmatig gewerkt in de avond, in de nacht en in het weekend, vooral in de sectoren waar de cliënten verblijven. Het maken van overuren komt bij 60-80% van de werknemers voor. In 25% is daarbij sprake van structureel overwerk. De tabel laat zien dat er grote verschillen zijn in het vóór komen van risico’s en in de wens om maatregelen. Op basis hiervan worden de sectoren gekozen waar het risico groot is en de wens om maatregelen ook groot is. Dit zijn de sectoren waar we in eerste instantie mee aan de slag gaan. Daarbij wordt als uitgangspunt genomen dat de sectoren waarbij 75% of meer van de werknemers bloot staan aan een bepaald risico in elk geval geïnspecteerd worden in aanvulling op de eventuele andere interventieactiviteiten die in de sectoraanpak opgenomen zijn. In de sectoren waar meer dan 50% van de werknemers worden blootgesteld aan een bepaald risico zullen eerst verkenningen uitgevoerd worden om na te gaan om welke specifieke risicovolle situaties het gaat en welke groepen werknemers er vooral blootgesteld worden. Op basis van de verkenningen wordt dan per subsector een specifiek voorstel gedaan voor de aanpak van de inspecties in die subsector. De specifieke risico’s, de inspectiemethode en de selectie van doelgroepen en instellingen worden verder uitgewerkt per subsector.
1.5 De naleving 1.5.1 Motieven voor naleving Belangrijkste motieven voor naleving in de sector zijn de verbetering van de kwaliteit van zorg voor de cliënt en minder verzuim en uitval van werknemers. Ook de arbeidsmarkt speelt een belangrijke rol. Zowel het behouden van voldoende gekwalificeerd personeel is een item als ook het langer in dienst houden van de werknemers ten gevolge van de verschuiving van de pensioengerechtigde leeftijd en de financiële gevolgen voor de werkgever als de werknemers eerder uitvallen. Ondanks deze drijfveren blijft de consequente implementatie van de maatregelen die beschreven zijn in de arboconvenanten en arbocatalogi op de werkvloer nog achter. Dat blijkt uit de resultaten van de gehouden inspecties in de diverse sectoren en wordt bevestigd vanuit de gesprekken met sociale partners en IGZ. Bijna alles is aanwezig, maar waar het feitelijk aan schort is de toepassing en de borging tot op de werkvloer. Men heeft zich de zaken nog niet echt eigen gemaakt, geïnternaliseerd. De relatie tussen de zorg voor goede arbeidsomstandigheden en de kwaliteit van zorg wordt nog niet algemeen gelegd. De arbeidsinspectie is van mening dat de aandacht voor de arbeidsomstandigheden versterkt kan worden als het ook betekenis heeft voor de kwaliteit van de zorgverlening. Onderzoek geïnitieerd vanuit het frontoffice ziekenhuizen, heeft uitgewezen dat er een concrete relatie gelegd kan worden met betrekking tot de bevindingen vanuit het gefaseerd onderzoek naar de kwaliteit van zorg van IGZ en de inspectieresultaten van de AI. Duidelijk is ook geworden dat “makkelijker “investeringen gedaan worden ten behoeve van een goede kwalitatieve zorgverlening dan voor goede
jhertogh
Pagina 9
17-2-2011
arbeidsomstandigheden. Wanneer de inspectie echter langs komt worden ook de investeringen voor arbo opgenomen in de begroting. De borging wordt (nog) niet gerealiseerd en nog niet altijd is er een lijnverantwoordelijkheid m.b.t. het toezicht op de naleving van de maatregelen en protocollen. Men gaat ervan uit dat de medewerker deskundig genoeg is. Bij de opleidingen wordt nog te weinig aandacht besteed aan de laatste stand der wetenschap voor Arbo. Voor een goede aandacht voor arbeidsomstandigheden in de zorg en welzijn is het van wezenlijk belang dat in de opleidingen adequaat aandacht aan arbeidsomstandigheden wordt geschonken, waardoor het voor de zorgverleners meer inherent wordt aan het uit te voeren werk en men zich die aandacht ook meer eigen maakt (internaliseert), zonder druk en toezicht van buiten af. Ook blijkt dat de instellingen zelf nog niet altijd toekomen aan een evaluatie van het gevoerde arbobeleid. Daardoor kunnen knelpunten, die onvoldoende opgepakt worden gaan slepen, waardoor de inzet van de medewerkers voor Arbo weer verslapt. Wat verder meespeelt, is dat de aandacht voor arbeidsomstandigheden, in de directe werksituatie, ondergesneeuwd wordt door het overleg over de patiënten en cliënten. De afwegingen die de zorgprofessional maakt zijn meer gericht op de patiëntenzorg dan op de arbozorg. Ook in het werkoverleg wordt onvoldoende aandacht besteed aan arbeidsomstandigheden. Enerzijds is het werkoverleg de laatste jaren enigermate “wegbezuinigd”, onder andere door de hoge werkdruk, anderzijds wordt er tijdens het werkoverleg weinig aandacht besteed aan het toepassen van de gewenste maatregelen om het werk gezonder en veiliger te maken. Het is niet zo zeer een kwestie van het niet weten, maar toch meer van het “kunnen” en “willen”. Dat speelt bijvoorbeeld bij het toepassen van voorschriften uit protocollen (die in ruime mate voorhanden zijn) of inzetten van bijvoorbeeld (til)hulpmiddelen. Medisch gezien gaan de ontwikkelingen ook erg snel, patiënten blijven korter in de ziekenhuizen, waardoor de doorstroom in de zorgketen veel groter is geworden. Patiënten gaan sneller naar verpleeghuizen of naar huis. Hierdoor moet in de verpleeghuizen en in de thuissituatie ook meer ( en vaak zwaardere) zorg verleend worden, waar men nog niet geheel op toegesneden is. Complicerende factor is de inzet van voldoende gekwalificeerd personeel, dat blijkt in sommige sectoren steeds moeilijker te worden. Dit kan weer leiden tot een verhoogde werkdruk of werkstress.
1.5.2 Inspectieresultaten De arbeidsinspectie heeft de afgelopen jaren regelmatig geïnspecteerd in de sector. De inspecties bevestigen het beeld dat er een hoge mate van zelfwerkzaamheid is in de branche, maar laat ook zien dat er zowel voorlopers als achterblijvers in de sector aanwezig zijn. De percentages verschillen per sector en per inspectieonderwerp. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal overtredingen van de instellingen per subsector. NALEVING* Goed Gemiddeld Achter <2 <2-5> >5 overtredingen overtredingen overtredingen Ziekenhuizen 25 50 25 Part. Klinieken 60 30 10 VVT (+kraam) 25 50 25 Apotheek 75 20 5 GHZ 10 67 23 GGZ 17 66 17 Kinderopvang 60 30 10 Ambulance 42 44 14 Welzijn en Jeugdzorg 50 35 15
jhertogh
Pagina 10
17-2-2011
Werkdruk/ Werkstress
Ge-vaar-lijke stof-fen
Biolo-gi-sche agentia
BHV
Werk-en rust-tijden
Goed
Matig
Goed
Matig
Goed
Matig
slecht
Geestelijke gezondheidszorg Ambulancezorg
Goed matig Slecht goed Goed matig Goed matig
matig
Matig
Matig
Matig
slecht
Matig?
matig goed Goed matig goed
Slecht goed Matig
Goed Matig slecht
Goed? slecht
Matig goed Matig?
Goed
Matig
matig goed slech t Matig
slecht
Matig?
Verpleging, Verzorging en thuiszorg Gehandicapten-zorg
Matig ? Matig ? ?? Matig ? Matig ?
Ioni-serende stra-ling
Fysieke belasting
Ziekenhuizen
Veilig-heid
Agressie en geweld
Ook voor de verschillende onderwerpen geldt dat er verschillen in nalevingsniveau zijn in een bepaalde sector. In de prakrijk blijkt het echter lastig te zijn om aan te geven welke onderwerpen in een subsector goed of slecht beheerst worden, en of de ene sector het risico nu beter beheerst dan de andere subsector. Voor een aantal subsectoren bestaat op basis van de inspecties al een redelijke inschatting van het algemene nalevingsniveau. Deze inschatting is weergegeven in de onderstaande tabel.
Goed Matig Nvt Nvt Nvt Nvt
Bij de inspecties wordt een nalevingsformat ingevuld, waarin aangegeven wordt hoe het gesteld is met de beheersing van het risico en de naleving van de wettelijke bepalingen. De resultaten van de instellingen tezamen kunnen een goed beeld geven van de stand van zaken in een subsector. Hierbij wordt vooral naar de implementatie van de beleidsinstrumenten in de organisatie en het gebruik van de gewenste maatregelen op de werkvloer. Op basis van deze inschattingen kan vervolgens de bovenstaande tabel per subsector opgesteld of geactualiseerd worden en kunnen vervolgactiviteiten worden voorgesteld. Ook kan bepaald worden of de instelling opnieuw bezocht moet worden in een volgend project. Het is gebleken dat het organiseren van één inspectieproject vaak niet effectief genoeg is. Zeker wanneer de problematiek weerbarstig is en een hogere naleving een krachtige inspanning vereist binnen de doelgroepen (b.v. het vrijmaken van veel extra middelen aan de orde is, of een cultuuromslag noodzakelijk is) dan is het zaak dat projecten herhaald worden binnen een zekere periode. Daarbij kan ook nagegaan worden of afspraken die met branches zijn gemaakt n.a.v. eerdere projecten zijn opgepakt, en tevens kan nagegaan worden in hoeverre het optreden van de arbeidsinspectie effectief is gebleken. Het is effectief gebleken dat een herhalingsproject zich in het bijzonder richt op ernstige overtreders, slechte nalevers, uit eerdere projecten. In het algemeen kan men stellen dat de inspecties in zorg en welzijn breed gewenst worden. Zowel vanuit de politiek, de werkgevers- en werknemersorganisaties als vanuit de werknemers in de instellingen zelf. Risico’s komen daarmee hoger op de agenda en risico’s kunnen dan bij voorrang opgepakt worden.
jhertogh
Pagina 11
17-2-2011
1.6 Opzet van het meerjaren inspectieprogramma Om de inspecties optimaal aan te laten sluiten bij de sectoraanpak, worden in het meerjarenprogramma elk jaar twee onderwerpen opgepakt worden om te inspecteren. De keuze voor twee onderwerpen heeft er ook mee te maken dat juist deze beide onderwerpen in bepaalde sectoren een hoge prioriteit vragen. Zo komt fysieke belasting van medewerkers vaak voor bij cliënten met een verminderde mobiliteit. Dezelfde doelgroep heeft ook extra aandacht nodig bij de bedrijfshulpverlening. Grootschalige inspectie activiteiten voor de verschillende risico’s staan in principe voor de volgende jaren gepland. 2010-2011: agressie en geweld en biologische agentia 2011-2012: fysieke belasting en bedrijfshulpverlening 2012-2013: psychosociale arbeidsbelasting en arbeidstijden 2013-2014: gevaarlijke stoffen, straling en veiligheid Het meerjaren inspectieprogramma vloeit voort uit de sectoraanpak en kent verschillende fasen: De verkenningsfase: Voorafgaand aan de inspecties op de onderwerpen wordt een nadere analyse van het risico per subsector uitgevoerd. In deze fase vinden vooral de overleggen plaats met de werkgevers- en werknemersorganisaties om de actuele stand van zaken te achterhalen en wordt een matrix met kengetallen en een overzicht van de instrumenten en activiteiten in de sector opgesteld. Daarnaast vinden ook verkenningen plaats in de subsectoren waar de problematiek (mogelijk) speelt. Daarbij worden eerst die subsectoren in kaart gebracht waarvan verwacht wordt dat de risico’s relatief hoog zijn en de naleving relatief laag is. Daarna worden ook de andere subsectoren in kaart gebracht. De verkenningsfase kan voor de ene sector heel kort zijn, omdat er veel bekend is vanuit het inspectieverleden of omdat werkgevers en werknemers een goed beeld hebben van de problematiek. In een andere sector kan het zo zijn dat er naast enkele verkenningen, inspecties noodzakelijk zijn om de problematiek in de gehele sector beter in kaart te brengen. De verkenningsfase wordt afgesloten met een verslag van de verkenningen plus een interventievoorstel. Per onderwerp wordt hiervoor het verkenningsformat ingevuld en worden de doelen aangeven en de specifieke interventies worden aangegeven. In het sectorteam worden de doelen en de interventies vastgesteld en zo nodig verder uitgewerkt en in gang gezet. Op basis van de verkenningsfase en het interventievoorstel wordt zowel de sectoraanpak als het meerjaren inspectieprogramma nader ingevuld. De inspectiefase: Per sector wordt een uitwerking gemaakt voordat de inspecties plaats vinden. Hierin wordt aangeven hoeveel inspecties er uitgevoerd gaan worden, bij welke doelgroepen er geïnspecteerd wordt of naar welke specifieke situaties er gekeken wordt. Hierbij wordt de jaarlijks beschikbare capaciteit verdeeld over de verschillende subsectoren op basis van de interventievoorstellen. Tevens wordt hierin, in aanvulling op de basis inspectiemodules, nog eens expliciet aangegeven op welke onderdelen er extra aandacht moet komen in de sector en hoe de inspectie ingericht wordt. Hierbij wordt ook uitdrukkelijk aandacht besteed aan de stand der wetenschap in een bepaalde sector en wordt aandacht besteed aan de wijze van handhaven op basis van de sectorspecifieke Arbocatalogus. De handhaving op de prioritaire risico’s vindt plaats op basis van de basis inspectiemodules voor de sector zorg en welzijn die als bijlagen bijgevoegd worden aan dit meerjarenprogramma. Bij de inspecties worden de arbocatalogi als uitgangspunt genomen.
jhertogh
Pagina 12
17-2-2011
De inspecties vinden vooral plaats bij de meest risicovolle situaties en bij doelgroepen die nog achterblijven. Als extra aandachtsgroep in het programma worden tevens instellingen meegenomen, dwars door de gehele sector zorg en welzijn, waar signalen in de media verschijnen dat er iets mis is op het gebied van arbeidsomstandigheden. Het betreft hier verschillende soorten signalen, namelijk zowel de signalen dat er een incident plaats heeft gevonden als signalen dat er (nogal ) wat mis is in een instelling. Voor de inspectie en de handhaving in deze instellingen wordt gewoon uitgegaan van de basis inspectiemodule en de sectorspecifieke aanvullingen, als deze voorhanden is. Daarnaast wordt in deze instellingen expliciet nagegaan welke maatregelen onvoldoende uitgewerkt waren en mede aanleiding waren voor de signalen in de media. Hierbij staat zowel de handhaving als het leereffect voor de inspectie en de branche centraal. Jaarlijks zullen de resultaten per onderwerp worden vastgelegd in een factsheet of een korte rapportage. Hierin zullen de geconstateerde overtredingen en de subsectorspecifieke items worden belicht. In verschillende fases van het programma (voorbereiding, uitvoering en evaluatie) worden contacten onderhouden en wordt informatie uitgewisseld met de brancheorganisaties.
jhertogh
Pagina 13
17-2-2011
2 Agressie en Geweld 2.1 Aanleiding inspecties agressie Op dit moment wordt in verschillende programma’s aandacht besteed aan agressie en geweld. In de sectoraanpak voor agressie is beschreven dat er optimaal aangesloten wordt bij de lopende initiatieven en dat zoveel mogelijk het gebruik gemaakt wordt van de beschikbare interventiemiddelen. De belangrijkste programma’s zijn: Veilige Publieke Taak Veilige Publieke Taak is een programma, aangejaagd door het ministerie van Binnenlandse zaken, dat als doelstelling heeft om agressie en geweld met 15% terug te brengen in 2011. Het project richt zich op het terugdringen van agressie bij werknemers met een publieke taak. Hierin zijn de volgende doelgroepen opgenomen: Openbaar bestuur, veiligheid/justitie, onderwijs, zorg, sociale zekerheid en infrastructuur. Voor de sector zorg en welzijn omvat het programma in elk geval de Gehandicaptenzorg, Geestelijke gezondheidszorg, Ambulancezorg, jeugdzorg, slachtofferhulp, Verpleeghuizen, verzorgingshuizen, ziekenhuizen, thuiszorg en overige geneeskundige hulpverleners en GHOR Veilig Publieke Taak heeft veel instrumenten beschikbaar die de sectoren kunnen gebruiken. Dit zijn o.a. subsidies voor projecten en communicatiemiddelen algemeen en voor de instellingen. Ook hebben zij een publiekscampagne om agressie op straat terug te dringen. Omdat de resultaten achter lopen bij de doelstelling heeft VPT de arbeidsinspectie gevraagd om extra activiteiten te ontplooien in de sectoren, omdat het optreden van de arbeidsinspectie een effectief middel is gebleken. Zie ook www.veiligepublieketaak.nl Programma agressie en geweld bij de arbeidsinspectie Het onderwerp agressie en geweld wordt binnen de arbeidsinspectie uitgevoerd in een programma. Dit programma strekt zich uit over alle sectoren die in de Veilige Publieke Taak benoemd zijn. In het programma sluit de Arbeidsinspectie aan bij de vraag van VPT en richt zich vooral op die interventies, waarin de arbeidsinspectie goed is. Dit is in de eerste plaats inspecteren, maar daarnaast ook het in beweging brengen van de branches, door middel van het uitdragen van de kennis en verbinding aanbrengen tussen de goede praktijken. In het kader van dit programma zijn er in 2010 in de sector zorg en welzijn 500 inspecties gepland. Om de inspecties een breder effect te geven wordt in het kader van dit programma ook een brede campagne uitgevoerd, waardoor werkgevers geleid worden naar de website: www.weethoehetzit.nl.. Hier kunnen werkgevers lezen wat ze moeten doen om agressie te voorkomen en er zijn links opgenomen naar de arbocatalogi en instrumenten in de verschillende sectoren. Voor de sector zorg en welzijn is hier een aparte pagina ingericht. Subsectorspecifieke activiteiten Alle subsectoren hebben het probleem agressie en geweld wel onderkend, en hebben daar hun eigen invulling en uitwerking aan gegeven. In sommige sectoren hebben de arboconvenanten daarbij een rol gespeeld, in andere sectoren is het programma veilige publieke taak een aanjager geweest en sommige sectoren hadden al hun eigen weg hierin gekozen. Veelal hebben de sectoren hun afspraken al vastgelegd in arbocatalogi. De implementatie van de instrumenten op de werkvloer blijft echter achter.
jhertogh
Pagina 14
17-2-2011
2.2 Doelstellingen inspecties op agressie De arbeidsinspectie kan met een gerichte sectoraanpak voor agressie en geweld zorgen voor de verbinding tussen het programma VPT en de sectoractiviteiten. Met de inspecties kan de ontwikkeling én de implementatie van de ontwikkelde instrumenten subsector specifiek worden bevorderd. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat alle subsectoren in de zorg en welzijn op hun eigen manier bezig zijn en dat inspecties het meest effectief zijn als de kennis en de instrumenten die binnen de sectoren zijn ontwikkeld ook daadwerkelijk gebruikt worden. De inspecteur zal zich dus in moeten lezen in de activiteiten in de branche. De doelstelling voor dit inspectieprogramma agressie is: 1) Het bevorderen van de implementatie van de wettelijk verplichte beleidselementen en maatregelen, om de werknemer zo goed mogelijk te beschermen tegen alle vormen van agressie en geweld, door het toepassen van handhavingsinstrumenten.
2.3 Selectie subsectoren en instellingen Voor de selectie van subsectoren is gebruik gemaakt van de NEA-analyse. De resultaten hiervan zijn weergegeven in onderstaande tabel. Zo nodig zijn de gegevens aangevuld met de inspectieresultaten. Sector met: Naleving laag (>50% wenst maatregelen) Naleving matig (25%-50% wenst maatregelen) Naleving hoog (<25% wenst maatregelen)
Risico hoog (>50%) GGZ Gehandicaptenzorg Jeugdzorg Ambulances
Risico matig (25%50%)
Risico laag (<25%)
Ziekenhuizen Apotheken VV&T Welzijn Medische praktijken
Klinieken
Kinderopvang Lab’s en bloedbanken
Uit de analyse blijkt dat het risico het grootst is in de GGZ, jeugdzorg en de gehandicaptenzorg. 50-70% van de werknemers vindt dat er ook daadwerkelijk maatregelen getroffen moeten worden. Deze sectoren zullen worden geselecteerd voor de inspecties. Jeugdzorg Uit de analyse en de verkennende inspecties is gebleken dat er bij de jeugdzorg sprake is van een zorgwekkende situatie, zowel bij de ambulante dienstverlening als bij de behandelinstellingen. In de sector staat de aanpak van agressie nog in de kinderschoenen. Veel beleidselementen ontbreken of zijn nog onvoldoende uitgewerkt. Ook is gebleken dat het niet mogelijk is om de specifieke problemen in de jeugdzorg middels een beperkt aantal verkenningen in kaart te brengen. De jeugdzorg zal daarom in de volle breedte worden geïnspecteerd op basis van de basis inspectiemodule met als doel het implementeren van de wettelijke verplichtingen. Daarnaast moeten de inspecties ook een goed beeld opleveren van de belangrijkste knelpunten in de jeugdzorg. GGZ Ook in de GGZ in is er nog steeds sprake van veel agressie. Dit wordt in hoofdzaak veroorzaakt door het ziektebeeld van de cliënt. Het grootste probleem in deze sector is de cultuur, waarbij men ervan uitgaat dat het bij het werk hoort. De branche heeft veel aandacht voor het probleem, maar op het moment dat gezegd wordt het hoort er nu eenmaal bij en we kunnen er niet veel aan veranderen, blijft de situatie toch gewoon zoals deze is. De best practices laten hier echter zien dat een zorgvuldige aanpak van agressie zeker leidt tot minder incidenten. Stand van de wetenschap voor grote instellingen is eigenlijk dat ze invulling aan het beleid moeten geven op het niveau van een good practice. Deze zijn beschreven in het verslag van de verkenningen. Belangrijk hierbij is dat er altijd een goede risico-inschatting per cliënt moet zijn en dat de noodzakelijke maatregelen om de agressie te voorkomen ook daadwerkelijk genomen moeten worden. Indien er dan toch nog incidenten voor komen moeten deze goed geëvalueerd worden
jhertogh
Pagina 15
17-2-2011
en dienen direct maatregelen genomen te worden. De inspecties zullen zich in eerste instantie richten op de achterblijvende brede GGZ instellingen en de kleinere instellingen en de (private) verslavingsklinieken. Gehandicaptenzorg De activiteiten in de gehandicaptenzorg zullen in 2010 vooral gericht zijn op communicatie met betrekking tot de implementatie van de Arbocatalogus en hoe om te gaan met agressie van deze speciale doelgroep, waarbij de agressie voort komt uit de verstandelijke beperking. De gehandicaptenzorg heeft een eigen communicatiecampagne om agressie tegen te gaan. In 2011 zal deze doelgroep worden geïnspecteerd. Ambulancediensten Alle ambulancediensten zijn in 2008 bezocht en het beeld is wisselend. Daar waar veel agressie voor komt, is ook meer beleid. Daar waar onvoldoende beleidsmatige aandacht was voor agressie is al gehandhaafd en zijn de overtredingen inmiddels opgeheven. De ambulancediensten hebben het programma van VPT ondertekend en er is in de publiekscampagne de nodige aandacht om agressie tegen ambulancemedewerkers tegen te gaan. De specifieke problemen die hier spelen zijn dat de ambulancediensten de patiënt zo snel mogelijk moet stabiliseren en zo nodig naar het ziekenhuis brengen. Dat geeft hen niet de mogelijkheid om uitgebreide interventies uit te voeren of de zorgverlening te stoppen. Een bijkomend probleem is dat de aangiftebereidheid erg laag is, maar dat ook het openbaar ministerie laatst een aangifte heeft geseponeerd. Er zal dus eerst gekeken moeten worden wat de meest wenselijke maatregelen zijn voor de ambulancediensten alvorens er inspecties ingezet worden. Vooralsnog zijn geen inspecties voorzien in deze subsector. In de sectoren ziekenhuizen, VV&T, apotheken en overige welzijnsectoren heeft 40-50% van de werknemers te maken met agressie. Hier worden door 30-50% van de werknemers nog maatregelen gewenst. De inspecties zullen hier een meer selectief karakter hebben en met name gericht zijn op de doelgroepen met een verhoogd risico of een lagere naleving. Ziekenhuizen In de ziekenhuizen is het project veilige zorg al bij veel van de instellingen ingevoerd. Omdat ook uit de inspectiegegevens blijkt dat de ziekenhuizen een relatief goede naleving kennen wordt aan deze sector in 2010 en mogelijk ook in 2011 nog de tijd gegeven om de aanpak te implementeren in de organisaties. Wel zal expliciet in deze doelgroep nagegaan worden, hoe het komt dat er in de ziekenhuizen toch steeds incidenten kunnen ontstaan, die een grote impact hebben op de werknemers. Deze incidenten hebben ook de politieke aandacht. Steeds opnieuw wordt de minister van SZW gevraagd om maatregelen en inspecties in deze sector. Als er incidenten zijn zullen deze actief opgepakt worden om meer informatie te verkrijgen en er zal worden gehandhaafd als er overtredingen worden geconstateerd. VV&T Uit een nadere analyse van de sector VV&T is gebleken dat vooral de werknemers in de thuiszorg en de verpleeghuizen nog regelmatig bloot staan aan agressieve gedragingen van de cliënten, maar dat er ook onveilige situaties zijn op weg naar de cliënt. In de thuiszorg staan medewerkers er dan bijna altijd alleen voor. Dat maakt de doelgroep extra kwetsbaar. Door de beperkte financiële middelen kunnen ook niet op grote schaal individuele maatregelen ingezet worden als begeleiding en vervoer. Maatregelen als een goede communicatie en alarmeringssysteem zouden wel beter ingevoerd moeten worden en gelden als stand der wetenschap. Ook de gedragscode is hier nog onderbelicht. In de Arbocatalogus is nl. wel de gedragscode voor de werknemer opgenomen, maar niet die voor de cliënt. De thuiszorg kent wel een zorgverlenings- en een zorgweigeringsprotocol, dat aan het begin van de dienstverlening wordt ingevuld, maar op dat moment is er nog weinig zicht of er sprake is van agressie en geweld. Ook wordt het zorgweigeringsprotocol weinig toegepast als blijkt dat er toch sprake is van agressief gedrag. De relatie met de cliënt maakt dat de werknemer toch de zorg wil voort zetten, ondanks de lastige omstandigheden. Uit NEA blijkt dat een groot deel van de werknemers toch maatregelen wenst. In de verpleginghuizen wordt agressie vaak veroorzaakt door het “ziektebeeld” van de cliënten en men accepteert deze onregelmatigheden op de afdeling. Ook hier zal net als in de gehandicaptenzorg en GGZ gekeken moeten worden naar de gewenste cultuurverandering. Daarna kunnen ook in deze subsectoren eventueel inspecties uitgevoerd worden.
jhertogh
Pagina 16
17-2-2011
Apotheken Ook in apotheken komt agressie regelmatig voor in de vorm van intimiderend gedrag van cliënten en in de vorm van overvallen. Vooral in grootstedelijke gebieden is het aantal overvallen het afgelopen jaar toegenomen. Het brancheloket van de KNMP is het centrale punt waar de incidenten worden gemeld en de opvang wordt geregeld. Tevens kijkt men welke maatregelen er getroffen moeten worden. De arbeidsinspectie zal de incidenten ook in deze branche onderzoeken om na te gaan waardoor de incidenten kunnen ontstaan en welke maatregelen noodzakelijk zijn. Andere, nieuwe, ontwikkelingen die in de verkenningsfase in beeld gebracht moeten worden zijn: de loketapotheken en de apotheken met drogisterijfunctie. Doordat deze anders ingericht zijn zou dat kunnen leiden tot verhoogde risico’s. Vooralsnog zijn nog geen uitgebreide inspecties voorzien. De KNMP heeft de risico’s goed in beeld en werkt structureel aan oplossingen. Het aantal werknemers dat maatregelen wenst is ook relatief laag. Welzijn Om meer specifiek iets te kunnen zeggen over agressie in de verschillende subsectoren van de welzijn, zijn in de arbomonitor verschillende vragen opgenomen. Op basis van de analyse van de arbomonitor zullen specifieke doelgroepen worden geselecteerd voor interventies en inspecties in 2011. Vooruitlopend daarop zijn alvast de asielzoekerscentra geselecteerd voor inspecties in 2010, omdat daar zeker sprake is van agressie in die opvangunits waar de cliënten verblijven die nog niet weten of ze mogen blijven of die terug gestuurd worden. Het COA is zowel de brancheorganisatie als de directe werkgever van de medewerkers in de asielzoekerscentra. In de asielzoekerscentra komen ook derden, zoals medewerkers van de GGZ. Medische praktijken Specifieke groepen die te maken hebben met agressie zijn hier de huisartsenposten. Deze zijn in principe het voorportaal van de eerste hulp. De problematiek die op de eerste hulp aan de orde komt kan ook bij de huisartsenposten spelen. Verder hebben zij ook te maken met agressie die voort komt uit angst om de gezondheid van de patiënt in relatie tot de behandeling die door de huisartenpost wordt voorgesteld. De vraag is of het in de huisartsenposten wel goed geregeld is met de preventie en de opvang van medewerkers. De huisartsenposten worden geselecteerd als doelgroep voor 2010. In 2010 zal ook gekeken worden in hoeverre agressie voor komt bij de huisartspraktijken. Op basis van de resultaten kan deze sector eventueel in 2011 bezocht worden. Bij de andere medische praktijken zijn geen aanwijzingen dat er problemen spelen. Klinieken De privé verslavingsklinieken worden opgenomen in de inspecties voor 2010. Het is niet te verwachten dat er bij de andere klinieken sprake is van agressie. Situaties waar het mogelijk voor kan komen is als de resultaten van de ingreep onvoldoende zijn in de ogen van de patiënt of de instelling negatief in de publiciteit komt. Een andere risicovolle situatie komt wellicht voor bij klinieken waar behandelingen worden toegepast, waar bepaalde doelgroepen in de samenleving of bepaalde patiënten het niet mee eens zijn. Voorbeelden daarvan zijn bijvoorbeeld abortussen en besnijdingen. Eventuele specifieke problematiek wordt in 2010 of 2011 in kaart gebracht middels verkenningen en gesprekken met de branche. Kinderopvang In de kinderopvang neemt de agressie door ouders licht toe. Ook hebben een aantal incidenten in deze sector voor opschudding gezorgd. Maar in vergelijking met de sector zorg en welzijn komt het toch nog relatief weinig voor. Met de sector zal nagegaan worden of er goede protocollen zijn en of deze voldoende houvast bieden. Eventuele incidenten worden onderzocht, maar verder zijn er geen inspecties in deze sector te verwachten. Laboratoria en bloedbanken Er zijn geen aanwijzingen dat deze sector regelmatig agressie voor komt. Er zullen geen activiteiten worden ontplooid in deze sector.
jhertogh
Pagina 17
17-2-2011
2.4 Inspectiemethodiek Aankondiging inspecties De geselecteerde instellingen krijgen een brief waarin aangegeven wordt wanneer de inspectie plaats vindt. Hierbij kan de inspecteur verwijzen naar de communicatiecampagne en de directe mailing, die verstuurd is, als onderdeel van het programma agressie, waarin al aangekondigd was, dat er controle zou kunnen plaatsvinden. De OR wordt apart geïnformeerd over het inspectieproject. Inspectiebezoek Het inspectiebezoek bestaat uit een aantal elementen - gesprek met werkgever over het beleid en de incidenten die voor komen - gesprek met OR over het gevoerde beleid en mogelijke knelpunten - rondgang door de instelling en gesprekken met werknemers om na te gaan of er voldoende maatregelen getroffen zijn om agressie te voorkomen De inspecties vinden plaats op basis van de basis inspectiemodule agressie voor zorg en welzijn en de arbocatalogi voor agressie. De werkgever is verplicht om de werknemer zoveel als mogelijk te beschermen tegen agressie en geweld. Hiertoe is de werkgever verplicht een aantal zaken in de instelling te regelen. Concreet wordt van de instelling verwacht dat de volgende elementen geïmplementeerd zijn in de instelling: - De werkgever moet een gedragscode of huisregels hebben opgesteld, waarin aangegeven staat dat agressie en geweld niet wordt getolereerd. Per afdeling moet ook duidelijk zijn wat de gedragscode is en wat de consequenties zijn als men zich niet aan de gedragsregels houdt. - De werkgever organiseert een goede daderaanpak. De daderaanpak richt zich op situaties waarin het ziektebeeld van de cliënt geen rol speelt en hierin dient altijd opgenomen te zijn wanneer er aangifte gedaan wordt en onder welke condities de zorgverlening plaats kan vinden, danwel beëindigd kan worden. - De werkgever organiseert een goede cliëntinterventie. Daar waar agressie veroorzaakt wordt door het ziektebeeld van de cliënt, kan niet altijd over gegaan worden tot aangifte of zorgweigering. De werkgever is echter wel verplicht om zijn medewerkers optimaal te beschermen, ook tegen deze vorm van agressie. De cliëntinterventie is erop gericht om het agressieve gedrag van de cliënt te verminderen. Daarbij moet aandacht zijn voor de directe en indirecte oorzaken van de agressie, de mogelijkheden die de cliënt heeft om voortijdig weer tot rust te komen, maar ook wat de gevolgen zijn voor de cliënt of afdeling indien het agressief gedrag niet kan worden beperkt. - Voordat een cliënt in behandeling wordt genomen vindt er een goede risico-inschatting plaats én worden er passende maatregelen genomen, zodat de werknemers voldoende worden beschermd. - Per afdeling wordt in kaart gebracht welke vormen van agressie er op basis van de cliëntpopulatie kunnen ontstaan en er worden passende maatregelen genomen, zodat de werknemers voldoende worden beschermd. - De werkgever treft voldoende organisatorische maatregelen om de werknemer te beschermen tegen agressie. Dit betekent bijvoorbeeld dat op basis van het gedrag van de cliënt duidelijk moet zijn wat de personeelsbezetting op de afdeling moet zijn, maar ook op welke afdeling een cliënt geplaatst mag worden. Bij agressieve cliënten dient ook duidelijk aangegeven te worden wat de begeleiding is die deze cliënt nodig heeft en in welke groepen deze geplaatst kan worden op basis van het gedrag. Ook regelt de werkgever eventuele uitplaatsing naar een andere vorm van hulpverlening indien hij deze niet zelf kan organiseren. - De werkgever treft voldoende materiële voorzieningen om te voorkomen dat werknemers letsel of schade ondervinden van het agressief gedrag van de cliënten. De maatregelen moeten genomen worden op basis van de huidige stand der wetenschap. De keuze voor de inrichting van de afdeling neemt hierin een belangrijke plaats in en dient afgestemd te zijn op de groep cliënten die er verblijft en vice versa. - De werknemers hebben voldoende voorlichting en training gehad voordat ze op een bepaalde afdeling gaan werken. Per afdeling is ook duidelijk welke eisen gesteld worden aan de opleiding en training van medewerkers en wat de consequenties zijn als de opleiding en training (nog) onvoldoende is.
jhertogh
Pagina 18
17-2-2011
-
-
-
De medewerkers beschikken over een goed functionerend communicatiemiddel en/of alarmeringssysteem. De werking van het systeem wordt ook structureel, na elk incident geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Uitgangspunt is dat er in geval van agressie direct hulp ter plekke kan zijn. Incidenten worden geregistreerd, geanalyseerd, besproken op de afdeling en geëvalueerd. Op basis hiervan worden maatregelen getroffen en er vindt terugkoppeling plaats naar de betreffende afdeling en werknemers. Hierbij worden per direct de maatregelen getroffen die noodzakelijk zijn om herhaling van het incident te voorkomen. De werkgever organiseert goede opvang en nazorg voor medewerkers die ondanks alle voorzorgsmaatregelen toch te maken krijgen met een agressie incident.
Bij structurele tekortkomingen met betrekking tot het beleid agressie en geweld kan een waarschuwing worden gegeven met verwijzing naar de arbocatalogus of wordt een eis opgesteld op basis van artikel 3, lid 2 en art. 2.15 van het Arbobesluit. Indien de instelling vrijwel alles op orde heeft en een enkel puntje is nog niet geïmplementeerd, kan de inspecteur besluiten om een stimulering te geven. Let wel, het gaat hier dan om een enkel aandachtspuntje. Indien blijkt dat bij controle de instelling onvoldoende maatregelen heeft getroffen kan een boete worden aangezegd. De inspectiemodule Agressie welke specifiek is toegesneden op de sector zorg en welzijn, is opgenomen in de bijlage. Per subsector is een nadere uitwerking van de aangetroffen risico’s beschikbaar. De handhaving zal altijd plaats vinden op basis van de arbocatalogi die in de sector van toepassing is. De monitorlijst In de monitorlijst zal het nalevingsformat opgenomen worden, waarin door de inspecteur een kwaliteitsoordeel wordt gegeven over de beheersing van het risico en de implementatie van de beleidselementen. Hierdoor ontstaat er zowel op instellingsniveau als op subsectorniveau een goed beeld van de voorlopers en de achterblijvers én van de specifieke knelpunten in een subsector met betrekking tot de naleving. Dit biedt weer handvaten voor de vervolginterventies in de subsectoren. 2.5 Communicatie en samenwerking met de sector In het kader van het programma agressie en geweld van de arbeidsinspectie zal de start van het project extra media aandacht krijgen vanuit de campagne: “weet hoe het zit”. De zorgsector zal daarbij herkenbaar worden benaderd in radiospotjes en door middel van advertenties in geschikte media. Ook zal een video worden gemaakt, waarin herkenbare situaties getoond worden waar medewerkers mee te maken krijgen en de verplichtingen van de werkgevers nog eens benadrukt worden. Er zal worden getracht de boodschap zoveel mogelijk via de branchekanalen te verspreiden. Bij aanvang van de inspecties zullen de instellingen in de verschillende branches worden benaderd door een direct mailing, waarin de inspecties aangekondigd worden en de verplichtingen van de werkgever worden uitgelegd. Ook kunnen daarin cultuurbeïnvloedende boodschappen worden opgenomen. Voorafgaande, tijdens en na afloop wordt het inspectieproject besproken met de werkgevers en werknemersorganisaties. De resultaten zullen besproken worden met de brancheorganisaties.
3 Biologische agentia 3.1 Aanleiding biologische agentia In de sector zorg en welzijn is SZW op twee verschillende manieren betrokken bij het onderwerp biologische agentia. In de eerste plaats worden er veel arbocatalogi voor biologische agentia ter toetsing aangeboden en daarnaast is vanuit beleid het onderwerp op de kaart gezet in het project programmatisch handhaven. De eerste ervaringen laten zien dat biologische agentia een lastig verhaal is, waar nog niet direct de vinger achter te krijgen is. Er zijn een aantal knelpunten gesignaleerd: - Biologische agentia, is een onderwerp dat veel deskundigheid vraagt, zeker als je dieper op de materie in gaat. Deskundigen, inspecteurs, werknemers en werkgevers worden geconfronteerd met verschillende opvattingen al dan niet in relatie tot verschillende omstandigheden en niveau
jhertogh
Pagina 19
17-2-2011
-
-
-
-
-
van opleiding. Hierdoor ontstaat onduidelijkheid over te treffen maatregelen in bepaalde situaties en blijven de maatregelen afhankelijk van de deskundigheid van de coördinator en de houding van de directie/bestuur in de instelling. Ook op brancheniveau is niet altijd de gewenste diepgang aanwezig. Ook hier geldt het is complexe materie. Daarbij komt dan ook nog het verschil in inrichting en organisatie van een instelling. De adviezen van de branche zijn daarom veelal te algemeen van aard. Om die reden zijn al een aantal arbocatalogi op het onderwerp biologische agentia afgekeurd en is de branche zich verder aan het bezinnen hoe nu verder. In de sector maakt men overal gebruik van de WIP-richtlijnen, maar deze zijn vooral gericht op bescherming van patiënten en het is niet duidelijk of deze richtlijnen ook voldoende bescherming bieden voor de werknemers en of er nog aanvullende maatregelen getroffen moeten worden. Daarnaast laten instellingen het vaak over aan de deskundigheid van de werknemers om de WIPrichtlijnen toe te passen. Dat maakt dat richtlijnen niet altijd vertaald worden naar protocollen op de afdelingen, kamer en patiënten. De uitvoering van de richtlijnen is daarmee heel persoons- en afdelingsafhankelijk. Ook de inspecteurs gaan er vaak vanuit dat als men de WIP-richtlijn toepast het wel in orde is, omdat ook hier de subsector specifieke deskundigheid ontbreekt. Een aantal inspecteurs hebben zich meer verdiept in de naleving van de WIP-richtlijn in de instelling en kwamen daar tot de conclusie dat het met de naleving van de WIP-richtlijn ook niet altijd in orde was. Er is een wezenlijk verschil tussen de denkwijze van IGZ en de AI. IGZ gaat ervan uit dat mensen ziek worden en probeert zoveel mogelijk verspreiding tegen te gaan door het treffen van maatregelen. Men accepteert wel een aantal zieken en zelfs doden, omdat dat onvermijdelijk is bij de patiëntpopulatie. De arbeidsinspectie is echter veel meer gericht op het voorkomen van ziekte, gezondheidsschade en dodelijke slachtoffers. Wij vinden ook bij biologische agentia, dat de werknemers niet ziek mogen worden van hun werkzaamheden en er zeker niet aan mogen sterven! De arbeidsinspectie wil dus dat er voldoende preventieve maatregelen voor de werknemers worden toegepast.
3.2. Doelstellingen biologische agentia Zowel het programmatisch handhaven, de inspecties als de andere interventies zullen erop gericht zijn om meer duidelijkheid te krijgen op de werkvloer hoe om te gaan met biologische agentia. Zowel de branche als de instellingen zullen ertoe aangezet worden om duidelijk te maken welke risico’s er zijn en welke maatregelen genomen moeten worden. Op brancheniveau zouden de maatregelen in een Arbocatalogus opgenomen kunnen worden, in de instelling zal men na moeten gaan met welke biologische agentia men in aanraking komt en welke maatregelen daarvoor getroffen moeten worden. Dit houdt in dat de instellingen serieus aan de slag moeten met de blootstellingbeoordelingen. Als arbeidsinspectie willen we ook een bijdrage leveren. We doen dit door in de subsectoren gesprekken en verkenningen uit te voeren. Daarna worden de bevindingen in de diverse sectoren met de deskundigen, werkgevers en werknemers uit het veld besproken. Doel daarvan is om ervoor te zorgen dat de branche aan de slag gaat met de belangrijkste knelpunten. Zij kunnen hierdoor de leden ondersteunen tijdens de inspectieronde. Voordat de inspecteurs op pad gaan om te inspecteren zal per branche duidelijk moeten zijn waar ze expliciet op moeten letten. Analoog aan agressie zal gezocht worden naar een tiental punten waarop men kan gaan toetsen. Ook dienen de gewenste maatregelen per subsector uitgewerkt te worden, zodat de inspecteur voldoende handvaten heeft. De doelstelling voor dit inspectieprogramma biologische agentia is: Het bevorderen van de implementatie van de wettelijk verplichte beleidselementen en maatregelen, om de werknemer zo goed mogelijk te beschermen tegen besmettingen met biologische agentia, door het toepassen van handhavingsinstrumenten. De inspecties hebben ook uitdrukkelijk tot doel de risicovolle situaties en gewenste maatregelen in kaart te brengen per subsector.
jhertogh
Pagina 20
17-2-2011
3.3 Selectie subsectoren en instellingen biologische agentia De selectie van de subsectoren is gemaakt op basis van de uitkomsten van het project programmatisch handhaven. Het resultaat is grotendeels gebaseerd op de inspecties en is teruggekoppeld met werkgeversorganisaties en deskundigen. Het voorkomen van het risico is afgezet tegen het voorkomen in een normale populatie. In zorg en welzijn is de aanwezigheid van het risico daarbij bijna per definitie verhoogd én is er ook een gerede kans op blootstelling. Sector met: Naleving laag
Risico hoog
Naleving matig
Ziekenhuizen Ambulancediensten Lab’s en bloedbanken
Risico matig GGZ Gehandicaptenzorg Jeugdzorg Kinderopvang VV&T Medische praktijken Welzijn Klinieken
Risico laag
Apotheken
Naleving hoog
Bij de ziekenhuizen, ambulancediensten, laboratoria en bloedbanken zijn de risico’s het grootst. Niet alleen komen daar de biologische agentia vaker voor, maar ook door de aard van de werkzaamheden kunnen er meer incidenten voor komen. Ziekenhuizen In de ziekenhuizen wordt gewerkt met de WIP-richtlijnen en men gaat ervan uit dat deze ook voldoende bescherming bieden voor de werknemers. Dit zal voor een groot gedeelte ook het geval zijn, maar de richtlijnen zijn er niet expliciet voor opgesteld of getoetst. Daarnaast blijkt ook dat de WIP-richtlijnen niet vertaald wordt naar een afdelings- of patiëntenprotocol en dat de werknemer vooral werkt op basis van de eigen deskundigheid of die van collega’s. Er wordt niet structureel gekeken naar de bescherming van de werknemers en de preventieve maatregelen die getroffen moeten worden. Zichtbaar resultaat van te weinig preventiemaatregelen en volgen van de juiste protocollen ziet men bij de uitbraak van infecties, maar ook dat naalden in de spoelkeuken terecht komen. Ook de arbocatalogi waren in eerste instantie te weinig concreet. De interventie bij ziekenhuizen wordt in eerste instantie gedaan via het programmatisch handhaven, omdat het vooral een zaak is van kennis. Het onderwerp is afgelopen jaar meegenomen in het project facilitaire diensten en daarvoor in het project ziekenhuizen. De meeste beleidsmatige aspecten zijn wel geregeld. In 2011 kunnen inspecties uitgevoerd worden bij de laboratoria in de ziekenhuizen, dit vergt wel een heel specialistische aanpak, omdat daar gericht gewerkt wordt met biologische agentia. Ambulancediensten Uit de resultaten van de ambulancediensten is gebleken dat het onderwerp niet altijd even goed beheerst wordt. In de voorspelbare situaties is de ketenoverdracht niet altijd optimaal, en zijn de richtlijnen m.b.t. schoonmaak een punt van kritiek. Soms zijn ze onduidelijk, soms worden ze om welke reden dan ook niet nageleefd. Indien er sprake is van hulpverlening, waarin er altijd een risico is op blootstelling, is weer de deskundigheid van de medewerkers en de heersende cultuur het belangrijkste. Zo kan het dus voorkomen dat de ene dienst heel goed kan werken met veilige naaldsystemen en de andere dienst het bij een proef laat. De hectiek van de situatie en de onvoorspelbaarheid van de werkomgeving zijn extra factoren die maken dat veiligheid vooral in het gedrag van de werknemer moet zitten. De werknemers oefenen ook vaak droog en daar moeten de belangrijkste preventiemaatregelen dan ook zijn beslag krijgen. Omdat de beleidsmatige aspecten in het vorige project zijn afgedwongen is er nu geen reden tot inspectie.
jhertogh
Pagina 21
17-2-2011
Laboratoria en bloedbanken In laboratoria wordt gericht gewerkt met biologische agentia. Dit vergt verregaande maatregelen en deskundigheid. In 2011 zullen deze werkzaamheden in kaart gebracht worden en zal een inspectieproject worden uitgevoerd in deze sector, om de stand van zaken in kaart te brengen. De naleving in laboratoria is heel wisselend en afhankelijk van de heersende cultuur. Sommige laboratoria werken heel clean en op sommige laboratoria wordt bijvoorbeeld gewoon gegeten in ene hoekje van het lab. In de overige subsectoren is de gemiddelde blootstelling matig of laag. Op basis van een andere analyse is echter wel gebleken dat het probleem zich sectorbreed voor doet, zoals bij de jeugdzorg, VV&T, gehandicaptenzorg of kinderopvang of dat er binnen de subsectoren een aantal doelgroepen at risk zijn. Dit zijn bijvoorbeeld de asielzoekerscentra, verslavingszorg, crisisdiensten, praktijken van huisartsen en tandartsen. Geestelijke Gezondheidszorg In de geestelijke gezondheidszorg komen werknemers in contact met cliënten die een verhoogd risico hebben op bijvoorbeeld hepatitis en HIV. Dit komt veelvuldig voor in de verslavingszorg. Ook het risico van besmetting is verhoogd vanwege de agressieve situaties waar werknemers in terecht kunnen komen. Het gaat daarbij vooral om bijt-, snij-, krab- en prikaccidenten. Dit is vooral een risico bij de crisisdiensten en de afdelingen waar agressieve cliënten behandeld worden. Uit het vorige project is gebleken dat er nog te weinig aandacht was voor de incidentenanalyse en de deskundige beoordeling en profylaxe na een incident. Als het goed is zijn deze zaken opgepakt, en het is goed om op basis van de incidentenanalyse te kijken of er voldoende preventieve maatregelen worden getroffen. Gehandicaptenzorg In de Gehandicaptenzorg is er vanwege de kwetsbare doelgroep een verhoogd risico op blootstelling. De preventiemaatregelen zijn vooral gericht op het voorkomen van de besmetting bij de cliënten en minder gericht op de werknemers. De aandacht voor het onderwerp is ook relatief laag. Voordat hier inspecties kunnen worden uitgevoerd moet eerst duidelijk worden waar de meest risicovolle situaties zich voor doen en wat de gewenste maatregelen zijn. VV&T Bij de VV&T staat het onderwerp biologische agentia op de agenda en men heeft er ook duidelijke richtlijnen en protocollen voor, welke ook hier gebaseerd zijn op de WIP-richtlijnen. Hierdoor kunnen situaties onvoldoende bescherming bieden aan de werknemers. In de thuiszorg speelt het een ander probleem, nl. de naleving van de protocollen door de werknemers. Zij bevinden zich op afstand en toezicht is lastig te organiseren. Daardoor is het nog meer afhankelijk van de deskundigheid en de opstelling van de medewerker of deze de protocollen volgt. De thuiszorginstellingen zullen er dus op een andere manier voor moeten zorgen dat de werknemers zichzelf voldoende beschermen. Inspecties worden in 2010 ingezet om het onderwerp wat hoger op de agenda te zetten en de naleving te bevorderen. Instellingen zullen daarbij aan moeten geven op welke wijze ze nagaan of de protocollen worden gevolgd. Jeugdzorg In de jeugdzorg is het onderwerp biologische agentia volledig onderbelicht. De brancheorganisatie is zich aan het oriënteren waar de problemen zitten. De instellingen zullen in kaart moeten brengen met welke risicopopulaties hun medewerkers in aanraking kunnen komen. Vanwege de kans op agressie van de doelgroep kan ook de kans op besmetting toe nemen. Tevens moeten zij regelen dat er een goede deskundige beoordeling beschikbaar is na een incident én dat daarna de juiste maatregelen worden getroffen. De aanpak van dit risico staat bij deze sector nog in de kinderschoenen. Inspecties zijn een nuttig middel om de noodzakelijke maatregelen af te dwingen. Kinderopvang Ook bij de kinderopvang is er sprake van een verhoogd risico. Het gaat hier met name om kinderziekten en “normale” infecties die bij kinderen voor kunnen komen, een verhoogde kans op hepatitis. Een belangrijke aandachtgroep hierbij zijn de zwangere werknemers, vanwege de specifieke gevaren die zij en het ongeboren kind lopen bij verschillende infecties. Het is belangrijk dat de risico’s worden beschreven en de juiste maatregelen worden getroffen. Vanwege de eenduidigheid in de werkzaamheden kan in eerste instantie getracht worden om hier met de branche goede afspraken over te maken. Mocht dat tot een onvoldoende resultaat leiden dan kan alsnog in 2011 een inspectieproject uitgevoerd worden.
jhertogh
Pagina 22
17-2-2011
Medische praktijken Niet in alle medische praktijken is er een verhoogde kans op blootstelling. Twee doelgroepen waarvan het duidelijk is dat er sprake is van een verhoogde kans op besmetting zijn huisartsen en tandartsen. De tandartsen hebben in elk geval de opvang door prikpunt goed geregeld. Het was ook doordat het goed geregeld was dat het probleem naar voren kwam. Er zal op basis van een analyse van prikpunt gekeken moeten worden welke preventieve maatregelen hier het beste toepasbaar zijn om besmetting te voorkomen. Ook in de praktijken van de huisartsen is er een verhoogd risico aanwezig. Weliswaar zouden huisartsen adequaat moeten kunnen reageren, maar het is niet duidelijk of er ook adequaat gereageerd wordt. In eerste instantie worden de huisartsenposten geïnspecteerd om na te gaan in hoeverre deze de juiste protocollen hebben geïmplementeerd zowel preventief als curatief. Welzijn Ook in de welzijn hebben diverse doelgroepen een verhoogd besmettingsrisico. Het meest eruit springende voorbeeld hierbij zijn de asielzoekerscentra. Niet alleen komen er meer infectieziekten voor bij de cliënten, maar ook door agressie incidenten is de kans op besmetting groter. De meest risicovolle situaties in de asielzoekerscentra zullen worden geïnspecteerd en er zal nagegaan worden of er voldoende maatregelen zijn geïmplementeerd. In de arbomonitor van 2009 is extra aandacht geweest voor de andere doelgroepen in deze sector. Op basis daarvan zullen nog enkele subsectoren uit de welzijn worden geselecteerd voor inspectie in 2011. Klinieken De verwachting is dat er minder risicovolle situaties voor komen als bij ziekenhuizen. Er zal nog wel specifieke gekeken moeten worden of er nog specifieke risicovolle situaties zijn en of deze voldoende beheerst worden. De naleving in klinieken is over het algemeen goed. Vooralsnog staan er geen inspecties gepland, mogelijk wel verkenningen in 2011. Apotheken De apotheken maken via hun brancheloket gebruik van Prikpunt. Hieruit is naar voren gekomen dat er wel prikaccidenten zijn bij het prikken van diabetici, maar dat dat allemaal laagrisico accidenten waren. De branche analyseert en neemt gericht actie. Er zijn geen inspecties voorzien bij de apotheken.
3.4 Inspectiemethodiek biologische agentia Aankondiging inspecties De geselecteerde instellingen krijgen een brief waarin aangegeven wordt wanneer de inspectie plaats vindt. Hierbij kan de inspecteur verwijzen naar de algemene aankondigingsbrief. De OR wordt apart geïnformeerd over het inspectieproject. Inspectiebezoek Het inspectiebezoek bestaat uit een aantal elementen - gesprek met werkgever over het beleid, de incidenten die voor komen en de beschikbaarheid van de juiste deskundige beoordeling - gesprek met OR over het gevoerde beleid en mogelijke knelpunten - rondgang door de instelling en gesprekken met werknemers om na te gaan of er voldoende maatregelen getroffen zijn om besmetting door biologische agentia te voorkomen De inspecties vinden plaats op basis van de basis inspectiemodule biologische agentia voor zorg en welzijn en de arbocatalogi voor agressie. De werkgever is verplicht om de werknemer zoveel als mogelijk te beschermen tegen het besmettingsrisico. Hiertoe is de werkgever verplicht een aantal zaken in de instelling te regelen. Concreet wordt van de instelling verwacht dat de volgende elementen geïmplementeerd zijn in de instelling: - De werkgever inventariseert met welke biologische agentia de werknemers in contact kunnen komen en gaat daarbij na bij welke handelingen er een risico op besmetting is. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan specifieke doelgroepen zoals bijvoorbeeld zwangeren en werknemers met een verminderde weerstand. - De werkgever gaat na wat de preventieve maatregelen zijn die hij kan treffen om te voorkomen dat de medewerker besmet wordt. Hierbij wordt de stand der techniek gebruikt, dit is onder andere het gebruik van veilige naaldsystemen.
jhertogh
Pagina 23
17-2-2011
-
-
De werkgever maakt een vaccinatieplan waarin aangeven wordt bij welke werkzaamheden medewerkers gevaccineerd moeten worden en op welke wijze hij dit organiseert. Er wordt duidelijk aangegeven wat de consequenties zijn als de medewerkers zich voor deze werkzaamheden niet willen laten vaccineren. De werkgever organiseert dat binnen 2 uur na een mogelijke besmetting er een deskundige beoordeling plaats vindt en dat de werknemer de juiste behandeling krijgt. De medewerkers worden voorgelicht over de gevaren van de besmetting, de risicovolle situaties, de maatregelen en de deskundige ondersteuning na een incident. De werkgever heeft een incidentenregistratie en evalueert deze regelmatig.
De monitorlijst In de monitorlijst zij het nalevingsformat opgenomen worden, waarin door de inspecteur een kwaliteitsoordeel wordt gegeven over de beheersing van het risico en de implementatie van de beleidselementen. Hierdoor ontstaat er zowel op instellingsniveau als op subsectorniveau een goed beeld van de voorlopers en de achterblijvers én van de specifieke knelpunten in een subsector met betrekking tot de naleving. Dit biedt weer handvaten voor de vervolginterventies in de subsectoren. Tevens kunnen specifieke risicovolle situaties benoemd worden. (open vraag en beschrijving risico en maatregelen)
3.5. Communicatie en samenwerking met de sector Bij aanvang van de inspecties zullen de instellingen in de verschillende branches worden benaderd door een direct mailing, waarin de inspecties aangekondigd worden en de verplichtingen van de werkgever worden uitgelegd. Voorafgaande, tijdens en na afloop wordt het inspectieproject besproken met de werkgevers en werknemersorganisaties. De resultaten zullen besproken worden met de brancheorganisaties.
jhertogh
Pagina 24
17-2-2011
4. Interne uitvoering en ondersteuning van het project 4.1 Planning en capaciteit De inspecties staan gepland voor de periode van 1 april 2010 tot en met 31 december 2014. Per onderwerp wordt bepaald hoeveel capaciteit jaarlijks benodigd is. Er wordt wel uitdrukkelijk uitgegaan van een zaaktijd van 6 uren voor 2 inspectieonderwerpen. Capaciteit 2010 Inspecties (aantal zaken) Ziekenhuizen Klinieken Geestelijke gezondheidszorg
Agressie en biologische agentia
Bedrijfshulpverlening 5 ziekenhuizen
Privé klinieken verslavingszorg 25 verslavingszorg 25 crisisdiensten
Gehandicaptenzorg
5 psychogeriatrie 3 grote instellingen 2 kleine woonvormen 3 verpleeghuizen 2 verzorgingshuizen
VV&T
50 thuiszorg avond en nachtdiensten
Medische praktijken Jeugdzorg welzijn
50 huisartsenposten 150 50 asielzoekers 50 overig welzijn
incidenten
50 overige sectoren
Capaciteit 2011 Inspecties (aantal zaken) Ziekenhuizen Klinieken Geestelijke gezondheidszorg Gehandicaptenzorg VV&T Medische praktijken Ambulancediensten Apotheken Laboratoria en bloedbanken Jeugdzorg Kinderopvang welzijn
AG en BA
FB en BHV1
50 instellingen
50 combi?
incidenten
1
5 brede instellingen 5 asielzoekerscentra
50 alleen biologische agentia
150 overig welzijn 50
Dit moet nog vastgesteld worden, 500 inspecties voor 2010 en de focus aanbrengen voor andere jaren
jhertogh
Pagina 25
17-2-2011
De capaciteit voor de inspecties 2010 op agressie en biologische agentia is als volgt over de teams verdeeld: Werkgebied
Roermond Arnhem Rotterdam Utrecht Amsterdam Groningen Totaal
Totaal aantal uren 246 594 438 585 700 450 3013
Aantal zaken
Aantal zaken per subsector
41 99 73 98 117 85 503
4.2 Administratieve verwerking Het is van het grootste belang dat de gegevens van de inspecties goed in I-net worden ingevoerd. De invoer vormt namelijk de basis èn waarborg van de cijfermatige onderbouwing van het uiteindelijke eindverslag van het inspectieproject. In principe wordt er per instelling één zaak aangemaakt. Indien er sprake is van meerdere afzonderlijke locatiebezoeken, wordt hiervoor een aparte zaak aangemaakt. Dat kan bijvoorbeeld voorkomen bij de brede jeugdzorginstellingen of GGZ instellingen met verschillende locaties waar ook andere activiteiten uitgevoerd worden. Ook de verschillende locaties van de jeugdzorg krijgen een apart zaaknummer. Per zaak wordt een brief aangemaakt en het bestuur van de instelling kan dus meerdere brieven ontvangen. 4.3 De monitorlijst en het nalevingsformat In de monitor zijn een aantal vragen opgesteld waardoor de naleving bij verschillende doelgroepen in een subsector beter in beeld gebracht kunnen worden. Zo kunnen dan de crisisdiensten onderscheiden worden van de verslavingszorg en de bureaus jeugdzorg weer van de gesloten jeugdinstellingen. Voor dit project is er een format opgesteld waarin de inspecteur zijn bevindingen aan kan geven m.b.t. de implementatie van de beleidsinstrumenten en de beheersing van de veel voorkomende overtredingen in de instelling. Het nalevingsformat is opgenomen in de monitorlijst Op basis hiervan moet de inspecteur de afweging zichtbaar maken of de instelling of meer of minder intensief geïnspecteerd moet worden in het vervolg van het programma. Tevens ontstaat een beter beeld van de subsector over de beheersing van de risico’s en de implementatie van de maatregelen. Dit helpt om de vervolgactiviteiten in een sector gerichter in te plannen. De bovenstaande gegevens worden ingevoerd en bewaard via Enquido. Hierdoor kan een start gemaakt worden met structureel selectief toezicht in de sector Zorg en Welzijn. Expliciet maakt de sector zorg en welzijn gebruik van een uitgebreider instrument dan het stamodel, omdat in het frontoffice de gegevens tussen de inspectiediensten uitgewisseld worden in de zogenaamde verbrede signaleringslijsten. Aan de hand van deze lijsten wordt onderzoek gedaan naar de voorspellende signalen en er wordt gekeken of de signaleringslijst gebruikt kan worden voor de selectie van instellingen voor een bepaald risico of thema. Ook worden deze signaleringslijsten door IGZ gebruikt bij de jaargesprekken met de raden van bestuur van de ziekenhuizen. Daar wordt dan ook de beleidmatige kant van hun zorg voor de arbeidsomstandigheden en de arbeidstijden meegenomen als er volgens de signaleringslijsten aanleiding toe is. Met IGZ zijn er afspraken gemaakt dat de achterlopers, die het beleid niet op orde hebben aangesproken worden. Het nalevingsformat kan gebruikt worden voor de selectie van deze instellingen en het kan ook ter beschikking gesteld worden aan IGZ om het gesprek inhoudelijk goed voor te bereiden.
jhertogh
Pagina 26
17-2-2011
Het nalevingsformat is opgenomen in de monitorlijst, zodat de inspecteur deze in een keer in kan vullen in Enquido. Per zaak wordt de monitorlijst ingevuld, zodat richting de branches, VWS en IGZ aangegeven kan worden hoever de branches en de instellingen staan met de naleving van de arborisico’s. De totale monitorlijst is aan de inspecteurs van het sectorteam voorgelegd om te toetsen op helderheid van de vragen en gebruiksvriendelijkheid (zowel op papier als digitaal). 4.4 Sta-Model Op 23 december is afgesproken dat voor alle actieve inspecties het sta-model gebruikt moet worden. Voor het project in de zorg wordt het sta-model ingevuld voor het beleid dat de instelling voert op de geïnspecteerde risico’s. Om een eenduidige invulling te geven aan het sta-model is het referentiekader specifiek uitgewerkt. In de bijlage is zowel het stamodel als de uitwerking voor de zorg opgenomen.
4.5 Taakverdeling Taak Landelijk Project Ondersteuner (LPO) in dit project • De LPO overlegt met de TPL-en over de keuze van de in te voeren zaken. o Van iedere te bezoeken instelling wordt een zaak gemaakt. o Van iedere te bezoeken locatie wordt eveneens een zaak gemaakt. • De LPO controleert steeksproefgewijs een aantal zaken (10%) • De LPO controleert of er aan de hand van de inspecties en bezoeken mutaties moeten plaatsvinden op de vestigingskaart(en). Over het algemeen zal de inspecteur deze mutaties zelf invoeren. Daarbij kan gedacht worden aan: o SBI-code o Adres vestiging, correspondentieadres en correspondentieadres OR o Tabblad diversen (medezeggenschap, arbodienst, RI&E). • De LPO draagt zorg voor de voortgangsoverzichten vanuit Cognos • De LPO draagt zorg voor het organiseren van de start-, tussen- en eind-evaluatiebijeenkomst. Opmerkingen en bijzonderheden over de inspectie en invoer in I-net Zowel de inspecteurs als de LPO kunnen eventuele opmerkingen noteren op het tabblad opmerkingen in de zaak maar ook in het veld op de vestigingskaart (onder tabblad diversen). Hiervan dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt. Taak Team Projectleider (TPL) Rol/taak kantoorprojectleider o TPL is goed op de hoogte van de ontwikkelingen rondom het inspectieonderwerp in de branches en draagt deze over aan de deelnemende inspecteurs. o De TPL draagt er samen met de TL zorg voor dat de inspecteurs voordat zij deel nemen aan het project voldoende kennis van de sector èn van het risico hebben. De TL en KPL organiseren waar nodig activiteiten om de deskundigheid op het gewenste niveau te brengen. o Op basis van projectplan en landelijke afspraken houdt de TPL toezicht op adequate en actuele bedrijvenselectie, respectievelijk adressenbestand o TPL bewaakt de voortgang, planning versus realisatie o TPL zorgt binnen het team voor eenduidige uitvoering van het project en houdt daarbij contact met collega TPL-en om na te gaan of er ook een landelijke uniforme uitvoering aan het project gegeven wordt. Verschillen in uitvoering, regionaal of landelijk, die niet eenduidig opgelost kunnen worden, worden besproken met de teamleider en de LTU. De LPL wordt hiervan op de hoogte gebracht. o De TPL-en nemen deel aan landelijke ICT-bijeenkomsten o De TPL verzorgt actief een periodieke terugkoppeling naar de LPL; (minimaal 1 x 2 maand) en direct bij afwijking planning en/of bij bijzonderheden; o Inhoudelijke knelpunten worden teruggekoppeld naar LPL en/of specialist, organisatorische naar TL; o De TPL verzamelt de ervaringen van de inspecteurs en levert deze via de bekende formats voor de aanvang van de (tussen)evaluaties aan aan de LPL.
jhertogh
Pagina 27
17-2-2011
4.6 Deskundigheid inspecteurs Om de effectiviteit en de efficiency van de inspecties te bevorderen zullen de inspecties worden uitgevoerd door inspecteurs die voldoende ingewerkt zijn in een bepaalde subsector in de sector zorg en welzijn. Dit betekent uitdrukkelijk dat de inspecteur zich inleest in de branche en weet welke risicovolle situaties hij tegen kan komen en waar hij naar moet kijken en vragen. Verder is de inspecteur goed op de hoogte van de arbocatalogus en de branchespecifieke instrumenten die toegepast kunnen worden. De inspecteurs moeten ook de dilemma’s kennen in de subsector en de goede voorbeelden. Om de gewenste deskundigheid effectief in te zetten en te waarborgen moet een inspecteur minimaal 10 inspecties in een subsector afleggen. Dan loont het enerzijds dat de inspecteur de deskundigheid heeft opgebouwd, maar anderzijds ontstaat er een goed beeld van de branche bij de inspecteur, wat terug gekoppeld kan worden naar het sectorteam en de branche. Voor agressie is het belangrijk dat de inspecteurs kunnen nagaan hoe het komt dat agressie nog steeds voor komt en op welke manier dit effectief beheerst kan worden. De inspecteurs krijgen een aanvullende opleiding biologische agentia, welke gericht is op de zorgsector. Hierin worden de specifieke problemen belicht die men tegen kan komen in de zorgsector belicht. Het is belangrijk dat de inspecteurs niet allen vragen om een blootstellingsbeoordeling, maar ook in de praktijk de meest risicovolle situaties kunnen herkennen. Door middel van ICT is het goed dat de verschillende risico’s met elkaar worden gedeeld, zodat de inspecties deskundig uitgevoerd worden. 4.7 Arbeidsomstandigheden inspecteurs Agressie en geweld In het verleden is gebleken dat de inspecteurs ook te maken kunnen krijgen met intimiderend gedrag of agressie. Als de inspecteurs op pad gestuurd worden met dit risico is het van groot belang dat ook de interne organisatie met betrekking tot voorkomen van agressie en de opvang na een incident goed is geregeld. De TPL informeert in het team of alle inspecteurs voldoende training hebben gehad en weten wat de gewenste preventieve maatregelen zijn. Inspecteurs moeten zich hier bewust van zijn en voldoende training hebben gehad om hiermee om te gaan. Ook zullen zij zich bewust moeten zijn van de interne procedure wat te doen bij intimidatie. Zo nodig wordt handelend opgetreden naar de dader en worden bezoeken met 2 personen uitgevoerd. Bij aanvang van de inspectie op afdelingen en in situaties waar agressie kan plaats vinden laat de inspecteur zich vooraf goed informeren over de maatregelen en procedures die gelden. De inspecteur maakt daarbij de afweging of het veilig genoeg is om ter plekke te inspecteren. Indien de situatie naar oordeel van de inspecteur zodanig is dat er geen goed inspectie plaats kan vinden stopt de inspecteur de inspectie en overlegt met de teamleider het vervolg van het traject. De inspecteur moet zich ervan bewust zijn dat er in de zorginstellingen de cultuur heerst dat het erbij hoort en dat men er maar tegen moet kunnen. Dat is expliciet niet wat we van de inspecteurs vragen. Is de situatie te bedreigend, bekijk dan hoe je de inspecties beter in kan richten. Dit is een aandachtspunt voor het ICT. Mocht er tijdens de inspectie zich een incident voor doen al dan niet gericht tegen de inspecteur, dan maakt de inspecteur daarvan melding en de TL zorgt voor goede begeleiding en opvang. Biologische agentia De inspectie richt zich specifiek op biologische agentia, daarmee kan het voorkomen dat de inspecteur meer dan normaal komt in situaties waar een besmettingsrisico aanwezig is. Voorafgaande aan de inspectie informeert de inspecteur waar besmetting plaats zou kunnen vinden en welke voorzorgsmaatregelen genomen worden. Indien de inspecteur twijfelt over het risico en de maatregelen neemt deze contact op met de specialist om na te gaan of en op welke wijze er veilig geïnspecteerd kan worden. De onveilige situaties worden ingebracht in het ICT. Indien de situatie naar oordeel van de inspecteur zodanig is dat er geen goed inspectie plaats kan vinden stopt de inspecteur de inspectie en overlegt met de teamleider en de specialist het vervolg van het traject. Zwangeren Zwangere werkneemsters kunnen maar heel beperkt ingezet worden bij de inspecties op de onderwerpen agressie en biologische agentia. Zij mogen zich niet begeven in situaties waar een verhoogd risico is op
jhertogh
Pagina 28
17-2-2011
agressie. Uit de zorgsector zijn agressie incidenten bekend waar de werkneemster een miskraam kreeg tgv een trap in de onderbuik. Ook de blootstelling aan biologische agentia moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Sommige infecties zijn extra schadelijk voor het ongeboren kind en de kans op aanraking met de besmettingsbronnen moet worden vermeden. Indien een zwangere ingezet wordt in een sector dient hiervoor een aparte risico-analyse gemaakt te worden en moet de zwangere worden voorgelicht over de mogelijke risico’s en de te treffen maatregelen.
jhertogh
Pagina 29
17-2-2011
Bijlage 1 Uitwerking inspecties Subsectoren Totaal Uitwerking inspecties crisisdiensten en verslavingszorg in de GGZ Selectie instellingen Uit de verkenningen is gebleken dat vooral de grote GGZ instellingen op basis van de inspecties in het verleden wel aan de slag gegaan zijn. Bij de inspecteurs wordt in het team nagegaan van welke instellingen zij het idee hebben dat ze nog achterlopen en deze zullen nogmaals geïnspecteerd worden. Bij deze instellingen zal de inspectie zich richten op de crisisdiensten en de verslavingszorg, maar indien er signalen of aanwijzingen zijn dat er problemen zijn op andere afdelingen worden deze uiteraard ook bezocht. Daarnaast zullen de kleine (private) verslavingsinstellingen bezocht worden. Overzicht te bezoeken instellingen 2010: - inspecties bij 25 locaties van grote GGZ instellingen gericht op crisisdienst en verslavingszorg en andere afdelingen waar signalen komen - inspecties bij 25 verslavingszorginstellingen, waaronder in elk geval de kleine private verslavingsklinieken Aan de selectie van te bezoeken instellingen worden de instellingen toegevoegd waarvan signalen bij de arbeidsinspectie terecht komen, dit kan bijvoorbeeld via een bericht in de media over incidenten of wantoestandeninspecties of op basis van signalen van werknemers of vakbonden. In de loop van het project kunnen ook andere doelgroepen in de GGZ worden geselecteerd en toegevoegd worden aan de selectie. Voorbereiding inspecties De inspecteur maakt een afspraak voor een inspectiebezoek met de geselecteerde instelling. Hierbij kan de inspecteur verwijzen naar de communicatie campagne en de direct mailing die verstuurd is als onderdeel van de campagne agressie. Ook de OR wordt geïnformeerd over het inspectieproject. Inspecties vinden plaats op basis van de arbocatalogus GGZ èn op basis van de handreiking van VPT. Daarnaast worden de producten die ontwikkeld zijn door Veilige publieke taak eveneens gezien als stand der techniek. Van de inspecteur wordt verwacht dat deze voor de inspectie goed op de hoogte is van de laatste ontwikkelingen zoals de inhoud van de arbocatalogus en de instrumenten die in de sector gebruikelijk zijn en als best practice dienen. Deze diepgang is noodzakelijk om een extra slag te maken tijdens de inspecties. De inspecteur wordt immers gezien als een deskundige, die in elk geval weet welke mogelijkheden er in de branche zijn. Voor elke sector is een matrix beschikbaar met links naar de site van de catalogus en de brancheinstrumenten. Omdat de inspecties een tijdsinvestering kennen bij de voorbereiding die de kwaliteit van het werk ten goede komt is het belangrijk dat een inspecteur minimaal 10 inspecties uitvoert in de GGZ, de inspecties in de GGZ kunnen gezien het aantal te bezoeken locaties het beste uitgevoerd worden door 1 inspecteur per team, eventueel samen met de TPL. Het inspectiebezoek Het inspectiebezoek bestaat uit een aantal elementen - Gesprek met werkgever over het beleid dat wordt gevoerd. Bij brede GGZ-instellingen is dit vaak al bekend en wordt er wel beleid gevoerd. De inspectie richt zich dan meer op een goede invulling, implementatie, borging en evaluatie van het beleid Hierbij wordt aandacht besteed aan de risicoanalyse op afdelingsniveau, de risicotaxatie van de cliënt, de gedragsregels waar de cliënten zich aan dienen te houden en de cliëntinterventie als de gedragsregels niet nageleefd worden, de incidentenanalyse inclusief de follow-up daarvan en de opvang en nazorg. - gesprek met OR over de implementatie van het beleid, de maatregelen en mogelijke knelpunten - rondgang op enkele locaties voor verslavingszorg en/of crisisdienst en gesprekken met werknemers om na te gaan of er voldoende maatregelen getroffen zijn om agressie en besmetting door biologische agentia te voorkomen
jhertogh
Pagina 30
17-2-2011
Agressie en geweld In de GGZ in is er nog steeds sprake van veel agressie. Dit wordt in hoofdzaak veroorzaakt door het ziektebeeld van de cliënt. Het grootste probleem in deze sector is de cultuur, waarbij men ervan uitgaat dat het bij het werk hoort. De branche heeft veel aandacht voor het probleem, maar op het moment dat gezegd wordt het hoort er nu eenmaal bij en we kunnen er niet veel aan veranderen, blijft de situatie toch gewoon zoals deze is. Probleem met de GGZ is vooral de cultuur, iedereen lost het voor zich op en als het niet bevalt dan zoekt men toch maar iets anders. Dat leidt er wel toe dat er ook een cultuur is dat je er maar tegen moet kunnen. Deze cultuur verhinderd dat er een reële De best practices laten hier echter zien dat een zorgvuldige aanpak van agressie zeker leidt tot minder incidenten. Stand van de wetenschap voor grote instellingen is eigenlijk dat ze invulling aan het beleid moeten geven op het niveau van een good practice. Voorbeelden hiervan die in de GGZ gangbaar zijn, zijn het project veilige zorg, de werkwijze van stichting de Hoop, het inzetten van ergocoaches en het uitvoeren van een goed onderbouwde risicotaxatie. Ook in de arbocatalogus staan alle stappen beschreven die men moet maken. De invulling daarvan wordt echter overgelaten aan de instelling zelf en derhalve zie je niet overal een goede implementatie van het agressiebeleid op de afdelingen. Dit verschilt niet alleen per instelling maar ook per locatie. Omdat de GGZ nu eenmaal werkt met cliënten die vanwege hun ziektebeeld of gedrag agressie vertonen, en men deze cliënten dus ook moet behandelen, is het belangrijk dat er altijd een goede risico-inschatting per cliënt moet zijn en dat de noodzakelijke maatregelen om de agressie te voorkomen ook daadwerkelijk genomen moeten worden. In de arbocatalogus is ook opgenomen dat de mogelijk agressieve cliënten alleen daar behandeld en begeleid mogen worden waar de condities aanwezig zijn voor een goede opvang. Hierover moeten dus in de organisatie én op de afdeling hele duidelijk uitgewerkte afspraken over bestaan. Het overlaten aan de deskundigheid van de werknemer en het op adhoc basis organiseren van maatregelen is voor deze populatie dus niet toereikend. Indien er dan toch nog incidenten voor komen moeten deze goed geëvalueerd worden, risicobeoordelingen en analyses moeten op basis van de incidenten worden bijgesteld en maatregelen dienen direct getroffen te worden. De inspecties vinden plaats op basis van de basis inspectiemodule agressie voor zorg en welzijn en de arbocatalogi voor agressie. De werkgever is verplicht om de werknemer zoveel als mogelijk te beschermen tegen agressie en geweld. Hiertoe is de werkgever verplicht een aantal zaken in de instelling te regelen. Concreet wordt van de instelling verwacht dat de volgende elementen geïmplementeerd zijn in de instelling: - De werkgever beschikt over een actuele risico-inventarisatie per afdeling. - Per afdeling wordt in kaart gebracht welke vormen van agressie er op basis van de cliëntpopulatie kunnen ontstaan en er worden passende maatregelen genomen, zodat de werknemers voldoende worden beschermd. Bij wijziging van het cliëntenbestand of bij aanpassingen in de personeelsbezetting of aan de ruimte, wordt de situatie opnieuw beoordeeld. - De werkgever moet een gedragscode of huisregels hebben opgesteld, waarin aangegeven staat dat agressie en geweld niet wordt getolereerd. Per afdeling moet ook duidelijk zijn wat de gedragscode is en wat de consequenties zijn als men zich niet aan de gedragsregels houdt. - Voordat men start met de behandeling van cliënten welke mogelijk agressief gedrag kunnen vertonen én als er zich incidenten voor doen wordt per cliënt een risicotaxatie uitgevoerd. De noodzakelijk maatregelen worden daarbij vastgelegd en uitgevoerd, zodat de cliënt alleen daar behandeld wordt waar de condities aanwezig zijn voor een goede opvang. De gewenste maatregelen moeten dus aanwezig zijn bij de eerste contacten met de cliënt. - De werkgever organiseert een goede daderaanpak. De daderaanpak richt zich op situaties waarin het ziektebeeld van de cliënt geen rol speelt en hierin dient altijd opgenomen te zijn wanneer er aangifte gedaan wordt en onder welke condities de zorgverlening plaats kan vinden, danwel beëindigd kan worden. - De werkgever organiseert een goede cliëntinterventie. Daar waar agressie veroorzaakt wordt door het ziektebeeld van de cliënt, kan niet altijd over gegaan worden tot aangifte of zorgweigering. De werkgever is echter wel verplicht om zijn medewerkers optimaal te beschermen, ook tegen deze vorm van agressie. De cliëntinterventie is erop gericht om het agressieve gedrag van de cliënt te verminderen. Daarbij moet aandacht zijn voor de directe en indirecte oorzaken van de agressie, de mogelijkheden die de cliënt heeft om voortijdig weer tot rust te komen, maar ook wat de gevolgen zijn voor de cliënt of afdeling indien het agressief gedrag niet kan worden beperkt.
jhertogh
Pagina 31
17-2-2011
-
-
-
-
-
-
De werkgever treft voldoende organisatorische maatregelen om de werknemer te beschermen tegen agressie. Dit betekent bijvoorbeeld dat op basis van het gedrag van de cliënt duidelijk moet zijn wat de personeelsbezetting op de afdeling moet zijn, maar ook op welke afdeling een cliënt geplaatst mag worden. Bij agressieve cliënten dient ook duidelijk aangegeven te worden wat de begeleiding is die deze cliënt nodig heeft en in welke groepen deze geplaatst kan worden op basis van het gedrag. Ook regelt de werkgever eventuele uitplaatsing naar een andere vorm van hulpverlening indien hij deze niet zelf kan organiseren. De werkgever treft voldoende materiële voorzieningen om te voorkomen dat werknemers letsel of schade ondervinden van het agressief gedrag van de cliënten. De maatregelen moeten genomen worden op basis van de huidige stand der wetenschap. De keuze voor de inrichting van de afdeling neemt hierin een belangrijke plaats in en dient afgestemd te zijn op de groep cliënten die er verblijft en vice versa. De werknemers hebben voldoende voorlichting en training gehad voordat ze op een bepaalde afdeling gaan werken. Per afdeling is ook duidelijk welke eisen gesteld worden aan de opleiding en training van medewerkers en wat de consequenties zijn als de opleiding en training (nog) onvoldoende is. De medewerkers beschikken over een goed functionerend communicatiemiddel en/of alarmeringssysteem. De werking van het systeem wordt ook structureel, na elk incident geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Uitgangspunt is dat er in geval van agressie direct hulp ter plekke kan zijn. Incidenten worden geregistreerd, geanalyseerd, besproken op de afdeling en geëvalueerd. Op basis hiervan worden maatregelen getroffen en er vindt terugkoppeling plaats naar de betreffende afdeling en werknemers. Hierbij worden per direct de maatregelen getroffen die noodzakelijk zijn om herhaling van het incident te voorkomen. De werkgever organiseert goede opvang en nazorg voor medewerkers die te maken hebben gehad met agressie en geweld.
Biologische agentia In de geestelijke gezondheidszorg komen werknemers in contact met cliënten die een verhoogd risico hebben op bijvoorbeeld hepatitis en HIV. Dit komt veelvuldig voor in de verslavingszorg. Ook het risico van besmetting is verhoogd vanwege de agressieve situaties waar werknemers in terecht kunnen komen. Het gaat daarbij vooral om bijt-, snij-, krab- en prikaccidenten. Dit is vooral een risico bij de crisisdiensten en de afdelingen waar agressieve cliënten behandeld worden. De grote GGZ instellingen zijn inmiddels aangesloten bij prikpunt of hebben het in hun omgeving goed geregeld met een ziekenhuis in de buurt. Daar waar de huisarts nog ingeschakeld wordt is dit onvoldoende, omdat er zo kostbare tijd verloren gaat voordat er een deskundig oordeel gegeven wordt en er gestart kan worden met medicatie. Mede omdat hier ook sprake is van bedreigingen met naalden en er sprake is van potentieel besmette cliënten. De vraag is ook of men op de hoogte is van een besmetting van een cliënt ofwel dat de cliënt tijdens de behandeling alsnog besmet kan geraken. Uit het vorige project is gebleken dat er nog te weinig aandacht was voor de incidentenanalyse en de deskundige beoordeling en profylaxe na een incident. Als het goed is zijn deze zaken opgepakt, en het is goed om op basis van de incidentenanalyse te kijken of er voldoende preventieve maatregelen worden getroffen.
jhertogh
Pagina 32
17-2-2011
De inspecties vinden plaats op basis van de basis inspectiemodule biologische agentia voor zorg en welzijn en de arbocatalogi voor agressie. De werkgever is verplicht om de werknemer zoveel als mogelijk te beschermen tegen het besmettingsrisico. Hiertoe is de werkgever verplicht een aantal zaken in de instelling te regelen. Concreet wordt van de instelling verwacht dat de volgende elementen geïmplementeerd zijn in de instelling: - De werkgever inventariseert met welke biologische agentia de werknemers in contact kunnen komen en gaat daarbij na bij welke handelingen er een risico op besmetting is. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan specifieke doelgroepen zoals bijvoorbeeld zwangeren en werknemers met een verminderde weerstand. - De werkgever gaat na wat de preventieve maatregelen zijn die hij kan treffen om te voorkomen dat de medewerker besmet wordt. Hierbij wordt de stand der techniek gebruikt, dit is onder andere het gebruik van veilige naaldsystemen. - De werkgever maakt een vaccinatieplan waarin aangeven wordt bij welke werkzaamheden medewerkers gevaccineerd moeten worden en op welke wijze hij dit organiseert. Er wordt duidelijk aangegeven wat de consequenties zijn als de medewerkers zich voor deze werkzaamheden niet willen laten vaccineren. - De werkgever organiseert dat binnen 2 uur na een mogelijke besmetting er een deskundige beoordeling plaats vindt en dat de werknemer de juiste behandeling krijgt. - De medewerkers worden voorgelicht over de gevaren van de besmetting, de risicovolle situaties, de maatregelen en de deskundige ondersteuning na een incident. - De werkgever heeft een incidentenregistratie en evalueert deze regelmatig, en treft op basis daarvan maatregelen.
jhertogh
Pagina 33
17-2-2011
Uitwerking inspecties in de jeugdzorg Selectie instellingen Uit de verkenningen is gebleken dat het beleid agressie en geweld in de jeugdzorg nog in de kinderschoenen staat. In principe worden daarom alle jeugdinstellingen bezocht. De instellingen in de jeugdzorg worden wel gefaseerd bezocht, te beginnen met de bureaus jeugdzorg en de brede jeugdzorginstellingen. Per provincie is er een bureau jeugdzorg, met verschillende locaties. Ook de brede jeugdzorginstellingen kunnen meerdere locaties hebben, waar ook verschillende activiteiten worden uitgevoerd, zoals ambulante begeleiding, dagopvang, crisisopvang of woonvormen. De gesloten jeugdinstellingen en de justitiële jeugdinstellingen worden pas in de tweede helft van 2010 bezocht. Hiervoor moeten eerst nog de verkenningen worden uitgevoerd. Overzicht te bezoeken instellingen 2010: - inspecties bij 40 locaties van bureau jeugdzorg (hoofdlocatie plus enkele locaties per provincie) - inspecties bij 60 locaties van de brede jeugdzorginstellingen, waarbij een goede mix van de verschillende activiteiten wordt gekozen. Aan de selectie van te bezoeken instellingen worden de instellingen toegevoegd waarvan signalen bij de arbeidsinspectie terecht komen, dit kan bijvoorbeeld via een bericht in de media over incidenten of wantoestandeninspecties of op basis van signalen van werknemers of vakbonden. In de tweede helft van 2010: - inspecties bij 25 gesloten jeugdzorginstellingen en justitiële jeugdzorginrichtingen In de loop van het project kunnen inspecties bij bepaalde doelgroepen in de jeugdzorg worden uitgebreid. Voorbereiding inspecties De inspecteur maakt een afspraak voor een inspectiebezoek met de geselecteerde instelling. Hierbij kan de inspecteur verwijzen naar de communicatie campagne en de direct mailing die verstuurd is als onderdeel van de campagne agressie. Ook de OR wordt geïnformeerd over het inspectieproject. Inspecties vinden plaats op basis van de arbocatalogus jeugdzorg èn op basis van de handreiking van VPT. Daarnaast worden de producten die ontwikkeld zijn door Veilige publieke taak eveneens gezien als stand der techniek. Van de inspecteur wordt verwacht dat deze voor de inspectie goed op de hoogte is van de laatste ontwikkelingen zoals de inhoud van de arbocatalogus en de instrumenten die in de sector gebruikelijk zijn en als best practice dienen. Deze diepgang is noodzakelijk om een extra slag te maken tijdens de inspecties. De inspecteur wordt immers gezien als een deskundige, die in elk geval weet welke mogelijkheden er in de branche zijn. Voor elke sector is een matrix beschikbaar met links naar de site van de catalogus en de branche-instrumenten. Omdat de inspecties een tijdsinvestering kennen bij de voorbereiding die de kwaliteit van het werk ten goede komt is het belangrijk dat een inspecteur minimaal 10 inspecties uitvoert in de jeugdzorg, de inspecties in de jeugdzorg kunnen gezien het aantal te bezoeken locaties het beste uitgevoerd worden door 2-3 inspecteurs per team, eventueel samen met de TPL. Het inspectiebezoek Het inspectiebezoek bestaat uit een aantal elementen - Gesprek met werkgever over het beleid dat wordt gevoerd. Ondanks het feit dat men pas onlangs is begonnen om beleid tegen agressie te implementeren in de jeugdzorginstellingen wordt wel aandacht besteed aan de gewenste diepgang. De instellingen hebben nog wat in te halen! De inspectie richt zich daarbij op een goede invulling, implementatie, borging en evaluatie van het beleid Hierbij wordt aandacht besteed aan de risicoanalyse op afdelingsniveau, de risicotaxatie van de cliënt, de gedragsregels waar de cliënten zich aan dienen te houden en de cliëntinterventie als de gedragsregels niet nageleefd worden, de incidentenanalyse inclusief de follow-up daarvan en de opvang en nazorg. - gesprek met OR over de implementatie van het beleid, de maatregelen en mogelijke knelpunten - rondgang op enkele locaties en gesprekken met werknemers op de afdelingen met de meeste agressie en medewerker van de ambulante dienst, om na te gaan of er voldoende maatregelen getroffen zijn om agressie en besmetting door biologische agentia te voorkomen
jhertogh
Pagina 34
17-2-2011
Agressie en geweld In de jeugdzorg is er nog sprake van veel agressie. Dit wordt in hoofdzaak veroorzaakt door het gedrag van de jeugdige of van zijn ouders. Er zijn veel achterliggende redenen dat bureau jeugdzorg een cliënt in behandeling neemt. Hierbij gaat het ofwel om gedragsproblemen van de jeugdige ofwel om problemen in het gezin, zoals bijvoorbeeld mishandeling of drugsgebruik. Het grootste probleem in deze sector is de cultuur, waarbij men ervan uitgaat dat het bij het werk hoort. De branche heeft aandacht op het probleem gericht, maar men is voorzicht op weg om maatregelen door te voeren. In de arbocatalogus staan de stappen beschreven die men moet maken om een goede invulling te geven aan het beleid agressie en geweld. De invulling daarvan wordt echter overgelaten aan de instelling zelf en derhalve zie je niet overal een goede implementatie van het agressiebeleid op de afdelingen. Dit verschilt niet alleen per instelling maar ook per locatie. Omdat de jeugdzorg nu eenmaal werkt met cliënten die vanwege hun gedrag of gezinsproblematiek agressie kunnen vertonen, en men deze cliënten dus ook moet begeleiden, is het belangrijk dat er altijd een goede risico-inschatting per cliënt moet zijn en dat de noodzakelijke maatregelen om de agressie te voorkomen ook daadwerkelijk genomen moeten worden. Mogelijk agressieve cliënten mogen alleen daar behandeld en begeleid worden waar de condities aanwezig zijn voor een goede opvang. Hierover moeten dus in de organisatie én op de afdeling hele duidelijk uitgewerkte afspraken over bestaan. Het overlaten aan de deskundigheid van de werknemer en het op ad hoc basis organiseren van maatregelen is voor deze populatie dus niet toereikend. Indien er dan toch nog incidenten voor komen moeten deze goed geëvalueerd worden, risicobeoordelingen en analyses moeten op basis van de incidenten worden bijgesteld en maatregelen dienen direct getroffen te worden. De inspecties vinden plaats op basis van de basis inspectiemodule agressie voor zorg en welzijn en de arbocatalogi voor agressie. De werkgever is verplicht om de werknemer zoveel als mogelijk te beschermen tegen agressie en geweld. Hiertoe is de werkgever verplicht een aantal zaken in de instelling te regelen. Concreet wordt van de instelling verwacht dat de volgende elementen geïmplementeerd zijn in de instelling: - De werkgever beschikt over een actuele risico-inventarisatie per afdeling. - Per afdeling wordt in kaart gebracht welke vormen van agressie er op basis van de cliëntpopulatie kunnen ontstaan en er worden passende maatregelen genomen, zodat de werknemers voldoende worden beschermd. Bij wijziging van het cliëntenbestand of bij aanpassingen in de personeelsbezetting of aan de ruimte, wordt de situatie opnieuw beoordeeld. - De werkgever moet een gedragscode of huisregels hebben opgesteld, waarin aangegeven staat dat agressie en geweld niet wordt getolereerd. Per afdeling moet ook duidelijk zijn wat de gedragscode is en wat de consequenties zijn als men zich niet aan de gedragsregels houdt. - Voordat men start met de behandeling van cliënten welke mogelijk agressief gedrag kunnen vertonen én als er zich incidenten voor doen wordt per cliënt een risicotaxatie of risico-inschatting uitgevoerd. De noodzakelijk maatregelen worden daarbij vastgelegd en uitgevoerd, zodat de cliënt alleen daar behandeld wordt waar de condities aanwezig zijn voor een goede opvang. De gewenste maatregelen moeten dus aanwezig zijn bij de eerste contacten met de cliënt. - De werkgever organiseert een goede daderaanpak. De daderaanpak richt zich op situaties waarin het ziektebeeld van de cliënt geen rol speelt en hierin dient altijd opgenomen te zijn wanneer er aangifte gedaan wordt en onder welke condities de zorgverlening plaats kan vinden, danwel beëindigd kan worden. - De werkgever organiseert een goede cliëntinterventie. Daar waar agressie veroorzaakt wordt door het ziektebeeld van de cliënt, kan niet altijd over gegaan worden tot aangifte of zorgweigering. De werkgever is echter wel verplicht om zijn medewerkers optimaal te beschermen, ook tegen deze vorm van agressie. De cliëntinterventie is erop gericht om het agressieve gedrag van de cliënt te verminderen. Daarbij moet aandacht zijn voor de directe en indirecte oorzaken van de agressie, de mogelijkheden die de cliënt heeft om voortijdig weer tot rust te komen, maar ook wat de gevolgen zijn voor de cliënt of afdeling indien het agressief gedrag niet kan worden beperkt. - De werkgever treft voldoende organisatorische maatregelen om de werknemer te beschermen tegen agressie. Dit betekent bijvoorbeeld dat op basis van het gedrag van de cliënt duidelijk moet zijn wat de personeelsbezetting op de afdeling moet zijn, maar ook op welke afdeling een cliënt geplaatst mag worden. Bij agressieve cliënten dient ook duidelijk aangegeven te worden wat de begeleiding is die deze cliënt nodig heeft en in welke groepen deze geplaatst kan worden op
jhertogh
Pagina 35
17-2-2011
-
-
-
-
-
basis van het gedrag. Ook regelt de werkgever eventuele uitplaatsing naar een andere vorm van hulpverlening indien hij deze niet zelf kan organiseren. De werkgever treft voldoende materiële voorzieningen om te voorkomen dat werknemers letsel of schade ondervinden van het agressief gedrag van de cliënten. De maatregelen moeten genomen worden op basis van de huidige stand der wetenschap. De keuze voor de inrichting van de afdeling neemt hierin een belangrijke plaats in en dient afgestemd te zijn op de groep cliënten die er verblijft en vice versa. De werknemers hebben voldoende voorlichting en training gehad voordat ze op een bepaalde afdeling gaan werken. Per afdeling is ook duidelijk welke eisen gesteld worden aan de opleiding en training van medewerkers en wat de consequenties zijn als de opleiding en training (nog) onvoldoende is. De medewerkers beschikken over een goed functionerend communicatiemiddel en/of alarmeringssysteem. De werking van het systeem wordt ook structureel, na elk incident geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Uitgangspunt is dat er in geval van agressie direct hulp ter plekke kan zijn. Incidenten worden geregistreerd, geanalyseerd, besproken op de afdeling en geëvalueerd. Op basis hiervan worden maatregelen getroffen en er vindt terugkoppeling plaats naar de betreffende afdeling en werknemers. Hierbij worden per direct de maatregelen getroffen die noodzakelijk zijn om herhaling van het incident te voorkomen. De werkgever organiseert goede opvang en nazorg voor medewerkers die te maken hebben gehad met agressie en geweld.
Biologische agentia In de jeugdzorg komen werknemers in contact met cliënten die een verhoogd risico hebben op bijvoorbeeld hepatitis en HIV. Dit komt veelvuldig voor in de verslavingszorg. Ook het risico van besmetting is verhoogd vanwege de agressieve situaties waar werknemers in terecht kunnen komen. Het gaat daarbij vooral om bijt-, snij-, krab- en prikaccidenten. Dit is vooral een risico bij de crisisdiensten en de afdelingen waar jongeren met gedragsproblemen cliënten behandeld worden. De jeugdzorginstellingen kunnen zich aansluiten bij prikpunt of kunnen het in hun omgeving goed regelen met een ziekenhuis in de buurt. Daar waar de huisarts nog ingeschakeld wordt is dit niet zonder meer voldoende, omdat er zo kostbare tijd verloren kan gaan voordat er een deskundig oordeel gegeven wordt en er gestart kan worden met medicatie. Mede omdat bij agressie ook bloed-bloed contact op kan treden bijvoorbeeld bij bijten en krabben, is het belangrijk dat men op de hoogte is van een besmetting van een cliënt. Uit het vorige project is gebleken dat er nog te weinig aandacht was voor de incidentenanalyse en de deskundige beoordeling en profylaxe na een incident. Als het goed is zijn deze zaken opgepakt, en het is goed om op basis van de incidentenanalyse te kijken of er voldoende preventieve maatregelen worden getroffen. De inspecties vinden plaats op basis van de basis inspectiemodule biologische agentia voor zorg en welzijn en de arbocatalogi voor agressie. De werkgever is verplicht om de werknemer zoveel als mogelijk te beschermen tegen het besmettingsrisico. Hiertoe is de werkgever verplicht een aantal zaken in de instelling te regelen.
jhertogh
Pagina 36
17-2-2011
Concreet wordt van de instelling verwacht dat de volgende elementen geïmplementeerd zijn in de instelling: - De werkgever inventariseert met welke biologische agentia de werknemers in contact kunnen komen en gaat daarbij na bij welke handelingen er een risico op besmetting is. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan specifieke doelgroepen zoals bijvoorbeeld zwangeren en werknemers met een verminderde weerstand. - De werkgever gaat na wat de preventieve maatregelen zijn die hij kan treffen om te voorkomen dat de medewerker besmet wordt. Hierbij wordt de stand der techniek gebruikt, dit is onder andere het gebruik van veilige naaldsystemen. - Als uit de inventarisatie naar voren is gekomen dat medewerkers besmet kunnen worden stelt de werkgever een vaccinatieplan op, waarin aangeven wordt bij welke werkzaamheden medewerkers gevaccineerd moeten worden en op welke wijze hij dit organiseert. Er wordt duidelijk aangegeven wat de consequenties zijn als de medewerkers zich voor deze werkzaamheden niet willen laten vaccineren. - De werkgever organiseert dat binnen 2 uur na een mogelijke besmetting er een deskundige beoordeling plaats vindt en dat de werknemer de juiste behandeling krijgt. - De medewerkers worden voorgelicht over de gevaren van de besmetting, de risicovolle situaties, de maatregelen en de deskundige ondersteuning na een incident. - De werkgever heeft een incidentenregistratie en evalueert deze regelmatig, en treft op basis daarvan maatregelen.
jhertogh
Pagina 37
17-2-2011
Uitwerking inspecties in de thuiszorg Selectie instellingen Uit de verkenningen is gebleken dat vooral de medewerkers van de avond en nachtdiensten in de grote steden en achterstandswijken het grootste risico lopen om met agressie in aanraking te komen. Ook de medewerkers gespecialiseerde zorg komen relatief vaker in aanraking met agressie, maar ook met biologische agentia. Daarnaast zijn er een aantal kleine organisaties die nog niet eerder bezocht zijn en een aantal landelijke organisaties die nog niet eerder bezocht zijn. De selectie voor de instellingen beperkt zich tot de instellingen die avond en nachtdiensten leveren in de grote steden en de zogenaamde Vogelaarwijken. Ook de kleine en de landelijke instellingen die daar hun werkzaamheden uitvoeren zullen worden bezocht. Overzicht te bezoeken instellingen 2010: - inspecties bij 25 locaties van grote thuiszorg instellingen gericht op de avond en nachtdiensten en specialistische zorgteams - inspecties bij 10 locaties van kleine thuiszorginstellingen - inspecties bij 15 locaties van landelijk georganiseerde thuiszorginstellingen Aan de selectie van te bezoeken instellingen worden de instellingen toegevoegd waarvan signalen bij de arbeidsinspectie terecht komen, dit kan bijvoorbeeld via een bericht in de media over incidenten of wantoestandeninspecties of op basis van signalen van werknemers of vakbonden. In de loop van het project kan besloten worden of er meer inspecties noodzakelijk zijn bij bepaalde doelgroepen in de thuiszorg. Voorbereiding inspecties De inspecteur maakt een afspraak voor een inspectiebezoek met de geselecteerde instelling. Hierbij kan de inspecteur verwijzen naar de communicatie campagne en de direct mailing die verstuurd is als onderdeel van de campagne agressie. Ook de OR wordt geïnformeerd over het inspectieproject. Inspecties vinden plaats op basis van de arbocatalogus VVT én op basis van de handreiking van VPT. Daarnaast worden de producten die ontwikkeld zijn door Veilige publieke taak eveneens gezien als stand der techniek. Van de inspecteur wordt verwacht dat deze voor de inspectie goed op de hoogte is van de laatste ontwikkelingen zoals de inhoud van de arbocatalogus en de instrumenten die in de sector gebruikelijk zijn en als best practice dienen. Deze diepgang is noodzakelijk om een extra slag te maken tijdens de inspecties. De inspecteur wordt immers gezien als een deskundige, die in elk geval weet welke mogelijkheden er in de branche zijn. Voor elke sector is een matrix beschikbaar met links naar de site van de catalogus en de branche-instrumenten. Omdat de inspecties een tijdsinvestering kennen bij de voorbereiding die de kwaliteit van het werk ten goede komt is het belangrijk dat een inspecteur minimaal 10 inspecties uitvoert in de thuiszorg, de inspecties in de thuiszorg kunnen gezien het aantal te bezoeken locaties het beste uitgevoerd worden door 1 inspecteur per team, eventueel samen met de TPL. Landelijke thuiszorgorganisaties kunnen het beste bezocht worden door 1 of maximaal 2 inspecteurs. waarbij afstemming plaats vindt over het tijdstip van inspectie en de terugkoppeling naar de thuiszorgorganisatie. Het inspectiebezoek Het inspectiebezoek bestaat uit een aantal elementen - Gesprek met werkgever over het beleid dat wordt gevoerd. Bij grote thuiszorgorganisaties is dit vaak al bekend en wordt er wel beleid gevoerd. De inspectie richt zich dan meer op een goede invulling, implementatie, borging en evaluatie van het beleid Hierbij wordt aandacht besteed aan de risico-inschatting bij de start van de zorgverlening aan de cliënt, de gedragsregels waar de cliënten zich aan dienen te houden en de cliëntinterventie als de gedragsregels niet nageleefd worden, de incidentenanalyse inclusief de follow-up daarvan en de opvang en nazorg. Special aandacht voor de overdracht van cliënten van andere organisaties in de avond en nachtdienst. - gesprek met OR over de implementatie van het beleid, de maatregelen en mogelijke knelpunten als men ’s avonds zorg moet verlenen in wijken waar men zich onveilig voelt - Gesprek met werknemers die regelmatig avond en nachtdiensten draaien in de Vogelaarwijken en ander probleemgebieden in de grote steden en met medewerkers van de gespecialiseerde
jhertogh
Pagina 38
17-2-2011
zorg om na te gaan of er voldoende maatregelen getroffen zijn om agressie en besmetting door biologische agentia te voorkomen Agressie en geweld In de thuiszorg staan de medewerkers regelmatig bloot aan agressieve gedragingen van de cliënten. Daarnaast hebben deze medewerkers ook onderweg naar de cliënt regelmatig te maken met onveilige situaties. In de thuiszorg staan medewerkers er dan bijna altijd alleen voor. Dat maakt de doelgroep extra kwetsbaar. Door de beperkte financiële middelen kunnen ook niet op grote schaal individuele maatregelen ingezet worden als begeleiding en vervoer. Des te belangrijker is het dat de werkgever wel een goede inschatting maakt van de situatie en indien noodzakelijk wel maatregelen getroffen worden. Maatregelen als een goede communicatie en alarmeringssysteem zouden wel beter ingevoerd moeten worden en gelden als stand der wetenschap. Ook de gedragscode is hier nog onderbelicht. In de arbocatalogus is namelijk wel de gedragscode voor de werknemer opgenomen, maar niet die voor de cliënt. De thuiszorg kent wel een zorgverlenings- en een zorgweigeringsprotocol, dat aan het begin van de dienstverlening wordt ingevuld, maar op dat moment is er nog weinig zicht of er sprake is van agressie en geweld. De relatie met de cliënt maakt dat de werknemer toch de zorg wil voort zetten, ondanks de lastige omstandigheden. Ook wordt het zorgweigeringsprotocol weinig toegepast als blijkt dat er toch sprake is van agressief gedrag. Agressie wordt soms veroorzaakt door het “ziektebeeld” van de cliënten en men accepteert dat dit erbij hoort, maar ook hier dient een goede inschatting gemaakt te worden. Deze cliënten worden vaak door de gespecialiseerde zorgteams behandeld. Ook hier zal gekeken moeten worden naar de gewenste cultuurverandering. In de arbocatalogus staan allerlei goede procedures beschreven die men kan implementeren. De invulling daarvan wordt echter overgelaten aan de instelling zelf en derhalve zie je niet overal een goede implementatie van het agressiebeleid. Dit verschilt niet alleen per instelling maar ook per locatie. Als een cliënt regelmatig agressief gedrag vertoond zal de instelling moeten kiezen, ofwel de zorg beëindigen ofwel de zorg zodanig inrichten dat de werknemer optimaal beschermd wordt. Hierover moeten dus in de organisatie én op cliëntniveau hele duidelijk uitgewerkte afspraken bestaan. Het overlaten aan de deskundigheid van de werknemer en het op ad hoc basis organiseren van maatregelen is voor deze populatie dus niet toereikend. Indien er dan toch nog incidenten voor komen moeten deze goed geëvalueerd worden, risicobeoordelingen en analyses moeten op basis van de incidenten worden bijgesteld en maatregelen dienen direct getroffen te worden. De inspecties vinden plaats op basis van de basis inspectiemodule agressie voor zorg en welzijn en de arbocatalogi voor agressie. De werkgever is verplicht om de werknemer zoveel als mogelijk te beschermen tegen agressie en geweld. Hiertoe is de werkgever verplicht een aantal zaken in de instelling te regelen. Concreet wordt van de instelling verwacht dat de volgende elementen geïmplementeerd zijn in de instelling: - De werkgever beschikt over een actuele risico-inventarisatie per locatie. - Per locatie wordt in kaart gebracht welke vormen van agressie er op basis van de cliëntpopulatie kunnen ontstaan en er worden passende maatregelen genomen, zodat de werknemers voldoende worden beschermd. Bij wijziging van het cliëntenbestand of bij aanpassingen in de personeelsbezetting of aan de ruimte, wordt de situatie opnieuw beoordeeld. - De werkgever moet een gedragscode of huisregels hebben opgesteld, waarin aangegeven staat dat agressie en geweld niet wordt getolereerd. Per afdeling moet ook duidelijk zijn wat de gedragscode is en wat de consequenties zijn als men zich niet aan de gedragsregels houdt. - Voordat men start met de behandeling van cliënten welke mogelijk agressief gedrag kunnen vertonen én als er zich incidenten voor doen wordt per cliënt een risico-inschatting gemaakt. De noodzakelijk maatregelen worden daarbij vastgelegd en uitgevoerd. - De werkgever organiseert een goede daderaanpak. De daderaanpak richt zich op situaties waarin het ziektebeeld van de cliënt geen rol speelt en hierin dient altijd opgenomen te zijn wanneer er aangifte gedaan wordt en onder welke condities de zorgverlening plaats kan vinden, danwel beëindigd kan worden. - De werkgever organiseert een goede cliëntinterventie. Daar waar agressie veroorzaakt wordt door het ziektebeeld van de cliënt, kan niet altijd over gegaan worden tot aangifte of zorgweigering. De werkgever is echter wel verplicht om zijn medewerkers optimaal te beschermen, ook tegen deze vorm van agressie. De cliëntinterventie is erop gericht om het agressieve gedrag van de cliënt te verminderen. Daarbij moet aandacht zijn voor de directe en
jhertogh
Pagina 39
17-2-2011
-
-
-
-
-
-
indirecte oorzaken van de agressie, de mogelijkheden die de cliënt heeft om voortijdig weer tot rust te komen, maar ook wat de gevolgen zijn voor de cliënt of afdeling indien het agressief gedrag niet kan worden beperkt. De werkgever treft voldoende organisatorische maatregelen om de werknemer te beschermen tegen agressie. Dit betekent bijvoorbeeld dat op basis van het gedrag van de cliënt duidelijk moet zijn wat de personeelsbezetting op de afdeling moet zijn, maar ook op welke afdeling een cliënt geplaatst mag worden. Bij agressieve cliënten dient ook duidelijk aangegeven te worden wat de begeleiding is die deze cliënt nodig heeft en in welke groepen deze geplaatst kan worden op basis van het gedrag. Ook regelt de werkgever eventuele uitplaatsing naar een andere vorm van hulpverlening indien hij deze niet zelf kan organiseren. De werkgever treft voldoende materiële voorzieningen om te voorkomen dat werknemers letsel of schade ondervinden van het agressief gedrag van de cliënten. De maatregelen moeten genomen worden op basis van de huidige stand der wetenschap. De maatregelen dienen zowel gericht te zijn op het veilig werken met de cliënt, maar de werknemer moet ook veilig de cliënt kunnen bereiken. De werknemers hebben voldoende voorlichting en training gehad voordat ze met bepaalde cliëntgroepen gaan werken. Per cliënt is ook duidelijk welke eisen gesteld worden aan de opleiding en training van medewerkers en wat de consequenties zijn als de opleiding en training (nog) onvoldoende is. De medewerkers beschikken over een goed functionerend communicatiemiddel en/of alarmeringssysteem. De werking van het systeem wordt ook structureel, na elk incident geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Uitgangspunt is dat er in geval van agressie direct hulp ter plaatse kan zijn. Incidenten worden geregistreerd, geanalyseerd, besproken op de afdeling en geëvalueerd. Op basis hiervan worden maatregelen getroffen en er vindt terugkoppeling plaats naar de betreffende afdeling en werknemers. Hierbij worden per direct de maatregelen getroffen die noodzakelijk zijn om herhaling van het incident te voorkomen. De werkgever organiseert goede opvang en nazorg voor medewerkers die te maken hebben gehad met agressie en geweld.
Biologische agentia Bij de thuiszorg staat het onderwerp biologische agentia op de agenda en men heeft er ook duidelijke richtlijnen en protocollen voor, welke ook hier gebaseerd zijn op de WIP-richtlijnen. Hierdoor kunnen situaties onvoldoende bescherming bieden aan de werknemers. In de thuiszorg speelt het een ander probleem, namelijk de naleving van de protocollen door de werknemers. Zij bevinden zich op afstand en toezicht is lastig te organiseren. Daardoor is het nog meer afhankelijk van de deskundigheid en de opstelling van de medewerker of deze de protocollen volgt. De thuiszorginstellingen zullen er dus op een andere manier voor moeten zorgen dat de werknemers zichzelf voldoende beschermen. Inspecties worden in 2010 ingezet om het onderwerp wat hoger op de agenda te zetten en de naleving te bevorderen. Instellingen zullen daarbij aan moeten geven op welke wijze ze nagaan of de protocollen worden gevolgd. De medewerkers in de specialistische zorg komen vaker dan de andere medewerkers in aanraking met biologische agentia. Het is belangrijk bij deze doelgroep na te gaan of het werken met biologische agentia veilig gebeurt. Het is niet bekend of de thuiszorginstellingen zich aangesloten hebben bij prikpunt of het in hun omgeving goed geregeld hebben met een ziekenhuis in de buurt. Daar waar de huisarts nog ingeschakeld wordt is dit onvoldoende, omdat er zo kostbare tijd verloren gaat voordat er een deskundig oordeel gegeven wordt en er gestart kan worden met medicatie. Uit het vorige project is gebleken dat er nog te weinig aandacht was voor de incidentenanalyse en de deskundige beoordeling en profylaxe na een incident. Als het goed is zijn deze zaken opgepakt, en het is goed om op basis van de incidentenanalyse te kijken of er voldoende preventieve maatregelen worden getroffen. De inspecties vinden plaats op basis van de basis inspectiemodule biologische agentia voor zorg en welzijn en de arbocatalogi voor agressie. De werkgever is verplicht om de werknemer zoveel als mogelijk
jhertogh
Pagina 40
17-2-2011
te beschermen tegen het besmettingsrisico. Hiertoe is de werkgever verplicht een aantal zaken in de instelling te regelen. Concreet wordt van de instelling verwacht dat de volgende elementen geïmplementeerd zijn in de instelling: - De werkgever inventariseert met welke biologische agentia de werknemers in contact kunnen komen en gaat daarbij na bij welke handelingen er een risico op besmetting is. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan specifieke doelgroepen zoals bijvoorbeeld zwangeren en werknemers met een verminderde weerstand. - De werkgever gaat na wat de preventieve maatregelen zijn die hij kan treffen om te voorkomen dat de medewerker besmet wordt. Hierbij wordt de stand der techniek gebruikt, dit is onder andere het gebruik van veilige naaldsystemen. Ook is in de thuiszorg belangrijk hoe de werkgever het toezicht organiseert. - De werkgever maakt een vaccinatieplan waarin aangeven wordt bij welke werkzaamheden medewerkers gevaccineerd moeten worden en op welke wijze hij dit organiseert. Er wordt duidelijk aangegeven wat de consequenties zijn als de medewerkers zich voor deze werkzaamheden niet willen laten vaccineren. - De werkgever organiseert dat binnen 2 uur na een mogelijke besmetting er een deskundige beoordeling plaats vindt en dat de werknemer de juiste behandeling krijgt. - De medewerkers worden voorgelicht over de gevaren van de besmetting, de risicovolle situaties, de maatregelen en de deskundige ondersteuning na een incident. - De werkgever heeft een incidentenregistratie en evalueert deze regelmatig, en treft op basis daarvan maatregelen.
jhertogh
Pagina 41
17-2-2011
Bijlage 2 Concept Inspectiewijzer Project Gezondheidszorg
- Concept -
Inspectiewijzer voor het project Gezondheidszorg 2010
Inhoud:
jhertogh
Pagina 42
17-2-2011
Inspectiemodule Agressie en Geweld Inspectiemodule Infectieziekten door arbeid in de Zorg
jhertogh
Pagina 43
17-2-2011
Inspectiemodule Agressie en Geweld (A&G) in de Gezondheidszorg Inleiding Het toepassingsgebied van deze inspectiemodule A&G omvat een vijftal subsectoren van de Gezondheidszorg te weten de verslavingszorg, crisisdiensten, thuiszorg, jeugdzorg en huisartsen- posten en tevens in de Welzijnssector de asielzoekerscentra. Onder agressie en geweld worden incidenten verstaan waarbij een medewerker door derden zoals patiënten, cliënten en bezoekers psychisch of fysiek wordt lastig gevallen, geïntimideerd, bedreigd, of aangevallen, onder omstandigheden, die rechtstreeks verband houden met het verrichten van de arbeid. Wanneer agressie- of geweldsincidenten in een organisatie de laatste jaren hebben plaatsgevonden en/of in de toekomst redelijkerwijs te verwachten zijn, moet de werkgever op grond van artikel 3 lid 2 van de Arbowet en artikel 2.15 van het Arbobesluit een beleid voeren en maatregelen treffen om dergelijke incidenten te voorkomen, te beheersen en de gevolgen ervan te beperken. We gaan bij de inspecties uit van de stand der wetenschap en professionele dienstverlening, zoals die in Nederland met betrekking tot de aanpak van agressie en geweld algemeen aanvaard is en waarvan maatregelen zoals voorlichting, instructie, training, alarmering, melding, registratie en analyse van incidenten, opvang van slachtoffers en het aanpakken van daders deel uit maken. Het doel van deze module is: - herkennen van het risico agressie en geweld, alsmede de aard en de omvang hiervan - beoordelen van het risico en de beleidsvoering (mate van beheersing) door de werkgever. Deze module is gebaseerd op de artikelen 3, 5 en 8 van de Arbowet en op artikel 2.15 van het Arbobesluit. De module is ontwikkeld door Klaas Groeneveld van de vakgroep A&O en Ergonomie van het Expertisecentrum. 3e concept inspectiemodule A&G van 17 maart 2010. Achteraan deze inspectiewijzer tref je als bijlage een hulpvragenlijst aan voor interviews over agressie en geweld. Inspectiemodule Agressie en Geweld Vereist kennisniveau en training: Voor het kunnen uitvoeren van een inspectie en het toepassen van deze module is een kennisniveau vereist dat overeenkomt met de eindtermen uit de Arbo-opleiding (B-niveau): • Arbo-opleiding, module C2 over psychosociale arbeidsbelasting door ongewenst gedrag • Artikel 3, 5 en 8 van de Arbowet (2009) en artikel 2.15 van het Arbobesluit (2008) • Training dan wel praktijkervaring in het uitvoeren van inspecties op agressie en geweld Naslagwerken: In de Inspectietoolbox onder het onderwerp PSA zijn alle relevante naslagwerken te vinden. Achtergrondinformatie bij dit project is te vinden op de projectpagina.
Inspectievragen met toelichting Herkennen gevaar A. In welke functies zijn medewerkers de laatste jaren geconfronteerd met agressie en geweld? Voer voor deze functies een inspectie uit aan de hand van de volgende vragen: B. Wat is de aard en de frequentie van de agressie- en geweldsincidenten, die de laatste jaren hebben plaatsgevonden?
jhertogh
Pagina 44
17-2-2011
Beoordelen risico’s aan de hand van de getroffen beheersmaatregelen 1. Wordt er bij het inventariseren en evalueren van de actuele risico’s t.a.v. agressie en geweld extra aandacht besteed aan risicovolle taken, locaties, werktijden, cliënten en patiënten? 2. Is er een procedure voor het melden, registreren en analyseren van agressie- en gewelds-incidenten? 3. Krijgen de betreffende medewerkers voldoende voorlichting, instructies en training m.b.t. agressie en geweld? 4. Is er een protocol vastgesteld over hoe te handelen bij agressie- en geweldsincidenten? 5. Zijn er huisregels vastgesteld en bekend gemaakt, waaraan derden zoals cliënten, patiënten en bezoekers zich dienen te houden? 6. Zijn er afdoende organisatorische en personele maatregelen getroffen, gericht op risicovolle taken, locaties, werktijden, cliënten en patiënten? 7. Zijn de benodigde technische en bouwkundige voorzieningen getroffen om agressie en geweld te voorkomen dan wel te beperken? 8. Is er een goed werkend alarmsysteem of communicatiemiddel met daaraan gekoppeld een adequate alarmprocedure? 9. Is de opvang, ondersteuning en eventuele nazorg voor slachtoffers van een agressie- of geweldsincident goed geregeld? 10. Is de aanpak van de dader na een agressie- of geweldsincident goed geregeld? 11. Wordt het beleid en het pakket van maatregelen m.b.t. agressie en geweld regelmatig geëvalueerd?
Toelichting: Om de inspectievragen te kunnen beantwoorden is het noodzakelijk om naast het inspecteren van risicovolle werksituaties ook gesprekken te voeren met (vertegenwoordigers van) de werkgever en de Ondernemingsraad. Ook is het nodig om interviews te houden met medewerkers die in hun werk met agressie en geweld te maken (kunnen) krijgen. Bij dit laatste kan de inspecteur kiezen tussen het houden van enkele individuele interviews en het organiseren van een groepsinterview. De hulpvragenlijst, die als bijlage bij deze module is gevoegd, kan desgewenst als leidraad of checklist worden gebruikt bij deze interviews. Dit is een hulpmiddel om een goed en compleet beeld te krijgen van de risico’s op het gebied van agressie en geweld. Daarnaast wordt met deze hulpvragen duidelijk of de getroffen maatregelen toereikend zijn en of deze goed werken in de dagelijkse praktijk. De inspecteur zal aan de hand van alle verzamelde informatie uit de verstrekte documenten, de gesprekken, de werkplekinspecties en de interviews tot een beoordeling moeten komen van de aangetroffen situatie rond agressie en geweld. Dit betreft zowel de aard en de omvang van het risico als ook de mate waarin de getroffen beheersmaatregelen toereikend zijn en goed werken in de praktijk. Waar de getroffen maatregelen ontoereikend blijken te zijn of in de praktijk niet goed functioneren, dient de inspecteur een afweging te maken wat voor interventie hij/zij zal toepassen. Wanneer de beheersing van het risico bijna aan onze eisen voldoet en de werkgever van goede wil is kan stimulering als instrument worden ingezet. Indien de aangetroffen situatie naar het oordeel van de inspecteur echter matig of slecht is, dient er gehandhaafd te worden door middel van een waarschuwing of een eis tot naleving. Als de geïnspecteerde organisatie deel uit maakt van een sector waarin een arbocatalogus van toepassing is, kan er gehandhaafd worden met een waarschuwing. Dit kan echter alleen indien de te treffen maatregelen in deze arbocatalogus als middelvoorschriften nader zijn uitgewerkt.
jhertogh
Pagina 45
17-2-2011
In de waarschuwingsbrief dient dan naar deze arbocatalogus verwezen te worden. Een en ander is geregeld in onze Interne Instructie “inspecteren en handhaven met catalogi als referentiekader”. Er zijn thans arbocatalogi beschikbaar voor de sectoren GGZ, Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT), Jeugdzorg en de sector Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. In deze vier arbocatalogi zijn al onze inspectiepunten ten aanzien van agressie en geweld nader uitgewerkt. Vaak zijn deze nadere uitwerkingen te vinden in de arbocatalogus zelf, soms ook in bijlagen die door middel van een link te bereiken zijn. Voor de huisartsenposten wordt momenteel gewerkt aan een arbocatalogus. Deze is echter nog niet gereed. Wanneer in de geïnspecteerde organisatie geen arbocatalogus van toepassing is óf wanneer in de toepasselijke arbocatalogus de betreffende beheersmaatregelen niet of onvoldoende duidelijk zijn uitgewerkt, dient er gehandhaafd te worden door het stellen van een eis tot naleving. Maar ook als de te treffen beheersmaatregelen wél in de betreffende arbocatalogus zijn opgenomen kan een inspecteur er ter wille van de duidelijkheid voor kiezen om toch een eis te stellen. Bij het opstellen van een eis tot naleving kan de voorbeeldeis, die m.b.t. agressie en geweld in de Inspectietoolbox te vinden is, als hulpmiddel worden gebruikt om te komen tot een eis die aansluit bij de specifieke situatie in de geïnspecteerde organisatie. Deze voorbeeldteksten kunnen natuurlijk ook als uitgangspunt dienen bij het formuleren van een waarschuwing op deze inspectiepunten. Bij deze voorbeeldteksten worden per maatregel de artikelen uit de Arbowet en het Arbobesluit genoemd die daarop van toepassing zijn alsmede het feitnummer én het onderwerpnummer dat daar bij hoort. Wanneer we een inspectie uitvoeren in een organisatie waar we in het recente verleden met betrekking tot agressie en geweld al een eis hebben gesteld, kan het voorkomen dat we dezelfde tekortkomingen in de aanpak van agressie en geweld constateren als bij de vorige inspectie. Als dit gebeurt binnen 4 jaar na de datum van de betreffende afhandelingsbrief, kan meteen een boete worden aangezegd. Het moet hierbij gaan om het ontbreken van een beheersmaatregel, die ook bij de eerdere inspectie al is geëist. Zie in dit verband paragraaf 5.4 van de Interne Instructie “Handhavingsbeleid Arbowet”.
Inspectielijst Hieronder zijn de mogelijke feitnummers opgenomen en de daarbij behorende handhavingsinstrumenten. Raadpleeg voor eventuele niet genoemde feitnummers de Inspectietoolbox. Feitnummer
Omschrijving
Instrument
W030201
beleid voeren ter voorkoming en beperking van psychosociale arbeidsbelasting
Waarschuwing2 of Eis
W030401
arbobeleid regelmatig toetsen en aanpassen aan ervaringen
Waarschuwing3 of Eis
B20150101
blootstellingsbeoordeling PSA in RI&E en maatregelen ter voorkoming of beperking PSA in PvA
Waarschuwing4 of Eis
B20150201
Voorlichting en onderricht over risico’s en maatregelen t.a.v. PSA
Waarschuwing5 of Eis
2
Als er sprake is van een Arbocatalogus waarin middelvoorschriften zijn uitgewerkt. Zie voetnoot 2 4 Zie voetnoot 2 5 Zie voetnoot 2 3
jhertogh
Pagina 46
17-2-2011
Bijlage I
Hulpvragenlijst bij interviews over AGRESSIE EN GEWELD _____________________________________________________________
De hulpvragen zijn primair bedoeld ter ondersteuning van de inspecteur tijdens een inspectie bij het houden van (groeps)interviews met medewerkers over agressie en geweld. Met deze hulpvragen kan enige structuur gebracht worden in de interviews. Veel van deze vragen kunnen in een aangepaste vorm ook gebruikt worden in de gesprekken met vertegenwoordigers van de werkgever en de Ondernemingsraad.
De hulpvragen hebben betrekking op de volgende onderwerpen: • • • • • • • • • • • •
Agressie- en geweldsincidenten; Actuele risico-inventarisatie en –evaluatie; Melding, registratie en analyse van incidenten; Voorlichting, instructie en training m.b.t. agressie en geweld; Protocol m.b.t. agressie en geweld; Huisregels voor derden zoals patiënten, cliënten en bezoekers; Organisatorische en personele maatregelen m.b.t. agressie en geweld; Technische en bouwkundige voorzieningen m.b.t. agressie en geweld; Alarmsysteem of communicatiemiddel gekoppeld aan een alarmprocedure; Opvang, ondersteuning en nazorg voor slachtoffers na een incident; Aanpak van de dader na een incident; Evaluatie van het beleid en de maatregelen m.b.t. agressie en geweld.
Afhankelijk van de agressieproblematiek in de organisatie en de functie waarin de geïnterviewde medewerkers werken, zijn bepaalde hulpvragen meer of minder relevant. Het is dan ook niet de bedoeling dat in elk interview alle vragen aan bod moeten komen. De hulpvragen zijn meer als een globale leidraad bedoeld.
Hulpvragen AGRESSIE- EN GEWELDSINCIDENTEN - Wordt u in uw werk wel eens geconfronteerd met agressie of geweld? - Met wat voor vormen van agressie of geweld wordt u in uw werk geconfronteerd? - Hoe vaak komen deze verschillende vormen van agressie of geweld in uw werk voor? ACTUELE RISICO-INVENTARISATIE EN –EVALUATIE - Worden de actuele risico’s t.a.v. agressie en geweld op uw afdeling in kaart gebracht? - Wordt hierbij extra aandacht geschonken aan risicovolle taken, locaties en werktijden? - Wordt hierbij ook extra aandacht geschonken aan cliënten of patiënten met extra risico’s? - Wordt hierbij t.a.v. het risico agressie en geweld een specifieke checklist gehanteerd? - Worden deze risico’s bij veranderingen in de situatie of populatie opnieuw beoordeeld? MELDING, REGISTRATIE EN ANALYSE VAN INCIDENTEN - Dient u agressie- en geweldsincidenten bij uw leidinggevende te melden? - Is de meldingsprocedure vastgelegd en aan het personeel bekend gemaakt? - Geeft deze meldingsprocedure duidelijk aan wat voor incidenten gemeld moeten worden? - Wordt de meldingsprocedure door u in voorkomende gevallen correct toegepast? - Krijgt u naderhand terugkoppeling over wat er naar aanleiding van uw melding is gedaan? - Bent u van mening dat de meldingsprocedure nut heeft en goed werkt?
jhertogh
Pagina 47
17-2-2011
VOORLICHTING, INSTRUCTIE EN TRAINING M.B.T. AGRESSIE EN GEWELD - Bent u voorgelicht over de risico’s in uw werk met betrekking tot agressie en geweld? - Bent u ook voorgelicht over afspraken, werkwijzen, maatregelen en procedures in deze? - Wordt er in het werk- of teamoverleg regelmatig over deze onderwerpen gesproken? - Heeft u instructies gekregen over hoe om te gaan met lastige of agressieve patiënten of cliënten? - Heeft u een training gevolgd in het omgaan met en de-escaleren van agressief gedrag? - Was het deelnemen aan een dergelijke training vrijwillig of verplicht? - Heeft u na verloop van tijd ook een vervolgtraining op dit gebied gevolgd? - Uit hoeveel dagen of dagdelen bestond de eerste training en de eventuele vervolgtrainingen? - Vond u de inhoud hiervan adequaat in relatie tot de risico’s in uw werk? PROTOCOL M.B.T. AGRESSIE EN GEWELD - Is door uw werkgever een protocol vastgesteld m.b.t. agressie en geweld? - Is dit protocol ook aan het personeel bekend gemaakt en mondeling toegelicht? - Zijn hierin afspraken vastgelegd hoe met lastige patiënten en cliënten om te gaan? - Zijn hierin afspraken vastgelegd over hoe te handelen bij agressie of geweld? HUISREGELS VOOR DERDEN ZOALS PATIËNTEN, CLIËNTEN EN BEZOEKERS - Zijn er huisregels vastgesteld waaraan derden zoals patiënten en cliënten zich dienen te houden? - Kunnen patiënten, cliënten en bezoekers gemakkelijk kennis nemen van deze huisregels? - Wat is er in de huisregels vastgelegd over ongewenst, agressief of gewelddadig gedrag? - Worden de huisregels ook gehandhaafd wanneer deze worden overtreden? ORGANISATORISCHE EN PERSONELE MAATREGELEN M.B.T. AGRESSIE EN GEWELD - Is de organisatie van het werk afgestemd op de actuele risico’s m.b.t. agressie en geweld? - Is de personeelsbezetting afgestemd op de actuele risico’s m.b.t. agressie en geweld? - Zijn er afspraken over de inzet van ervaren medewerkers bij risicovolle werkzaamheden? - Worden de vereiste maatregelen t.a.v. agressie en geweld ergens in vastgelegd? - Wordt er in de praktijk ook voldaan aan deze organisatorische en personele eisen? TECHNISCHE EN BOUWKUNDIGE VOORZIENINGEN M.B.T. AGRESSIE EN GEWELD - Zijn de benodigde technische en bouwkundige voorzieningen getroffen t.a.v. agressie en geweld - Zijn deze voorzieningen doeltreffend en werken ze in de praktijk goed? - Zijn de ruimten waarin gewerkt wordt veilig ontworpen en ingericht t.a.v. agressie en geweld? - Kunnen medewerkers bij agressie of geweld desgewenst deze werkruimten veilig verlaten? - Ontbreken er naar uw mening nog essentiële technische of bouwkundige voorzieningen? ALARMSYSTEEM OF COMMUNICATIEMIDDEL, GEKOPPELD AAN EEN ALARMPROCEDURE - Werkt u regelmatig alleen met patiënten of cliënten, zonder collega’s in uw nabijheid? - Loopt u hierbij het risico om met agressie of geweld geconfronteerd te worden? - Beschikt u in deze situaties over een communicatiemiddel of systeem om alarm te slaan? - Is dit communicatiemiddel of alarmsysteem direct en eenvoudig te bedienen? - Kunt u op een goede werking van dit alarmsysteem vertrouwen? - Is er aan het alarmsysteem een goede procedure voor assistentieverlening gekoppeld? - Kunt u in geval van nood op snelle en adequate assistentie c.q. versterking rekenen? - Zijn er afspraken gemaakt over samenwerking met en assistentieverlening door de politie? - Wie komen u na een alarm assisteren (bijvoorbeeld: collega’s, leidinggevenden, beveiliging)? OPVANG, ONDERSTEUNING EN NAZORG VOOR SLACHTOFFERS NA EEN INCIDENT - Is door de werkgever eerste opvang van gedupeerde medewerkers na een incident geregeld? - Kunt u aangeven hoe deze opvang is georganiseerd en wie de eerste opvang verzorgt? - Bent u na een agressie- of geweldsincident naar uw mening goed opgevangen? - Worden incidenten die hebben plaatsgevonden in het werk- of teamoverleg besproken? - Wordt u door de leiding na een incident voldoende in praktische zin ondersteund? - Wordt de materiële schade die u bij een incident hebt geleden door de werkgever vergoed? - Wordt u zonodig door de leiding ondersteund bij het doen van aangifte bij de politie? - Wordt u indien nodig door de leiding tijdelijk met andere werkzaamheden belast? - Krijgt de eerste opvang na een incident indien nodig ook een goede follow-up? - Kunt u in geval van verwerkingsproblemen gebruik maken van professionele nazorg?
jhertogh
Pagina 48
17-2-2011
AANPAK VAN DE DADER NA EEN INCIDENT - Wordt de dader, wanneer dat mogelijk is, achteraf op zijn of haar gedrag aangesproken? - Wordt er zonodig overgegaan tot het opleggen van bepaalde sancties? - Worden dergelijke sancties ook afdoende toegepast en gehandhaafd? - Wordt er bij een strafbaar feit door de werkgever aangifte gedaan bij de politie? - Wordt door de werkgever getracht de schade op de dader te verhalen? - Is het u bekend of hiertoe zonodig gevoegd wordt in een strafzaak tegen de dader? EVALUATIE VAN HET BELEID EN DE MAATREGELEN M.B.T. AGRESSIE EN GEWELD - Weet u of de aanpak van de agressieproblematiek periodiek wordt geëvalueerd? - Bent u door de leiding wel eens geïnformeerd over de resultaten van een evaluatie? - Weet u of op basis van deze evaluaties verbeteringen in de aanpak zijn doorgevoerd?
jhertogh
Pagina 49
17-2-2011
Bijlage 2 Inspectiemodule infectieziekten door arbeid in de Zorg
Inspectiemodule infectieziekten door arbeid in de Zorg
Toepassingsgebied: Deze inspectiemodule is toepasbaar op instellingen, bedrijven in de Zorg Inleiding: Werknemers in de zorg moeten alert zijn op werkzaamheden en situaties waar de kans op besmetting met een ernstige infectieziekte aanwezig is. Bij van bloed op bloed overdraagbare aandoeningen als hepatitis B, C en HIV zijn dat bloed afnemen, injecties geven en ehbo en wondverzorging, vooral bij onrustige cliënten of cliënten met ongecontroleerde bewegingen. Angstige, onaangepaste cliënten zouden ook door bijten bloedoverdraagbare ziekten kunnen veroorzaken. Strikte hygiëne maatregelen vormen de basis om deze en andere besmettingen zoals, hepatitis A en schurft (door de scabiës mijt) te voorkomen. Veel en vaak handen wassen of langdurig handschoenen dragen als hygiëne maatregel in de verzorging kan echter eczeem veroorzaken, een van de meest voorkomende beroepsziekten in de zorg. De preventie van infectieziekten vereist dus maatwerk. In de RI&E van de instelling zijn deze risico’s en maatregelen te vinden. Voor iedere cliënt wordt een behandel- of zorgplan opgesteld. Op basis daarvan kunnen de belangrijkste risico’s (ook wat betreft fysieke belasting of ongewenst gedrag) voor werknemers in kaart worden gebracht, maatregelen genomen, voorlichting en instructie gegeven en geëvalueerd. Hierdoor ontstaat er een directe relatie tussen de behandeling, begeleiding of verzorging van de cliënt en de bescherming van de werknemer. Dit is het ultieme maatwerk. Gewenste en ongewenste effecten van de maatregelen worden gemeten bij de werknemers bijvoorbeeld via preventief medisch onderzoek (pago/pmo), door analyse van incidenten en de analyse van door arbeid veroorzaakt verzuim. Risico en maatregelen ter preventie van bloedoverdraagbare infectieziekten in de Zorg worden op papier (RI&E) wel onderkend maar is de praktijk ten aanzien van preventieve maatregelen, incident melding en analyse daarmee in lijn? In deze module gaat het om de praktijk. Werkt de bescherming, het zorgsysteem, van werknemers tegen ernstige infectieziekten die zij in het werk kunnen oplopen? Ontwikkeld door: Vakgroep Arbeidshygiëne en Chemische Veiligheid EC/AI -Mieke de Jong
Datum goedkeuring module, versienummer en geldigheidsduur: 1e concept, 8 maart 2010 Geldigheidsduur: gedurende de looptijd van het inspectieproject Biologische agentia in de Zorg Vereist kennisniveau en training: - Basisles Biologische agentia – Arbo-opleiding - Verdiepende les Biologische agentia, april 2010 - Inhoud relevante Arbocatalogi m.b.t. biologische agentia - Intervisie en landelijke afstemming gedurende de looptijd van het project
jhertogh
Pagina 50
17-2-2011
Relevante regelgeving: Arbowet: − Art. 5 Risico-inventarisatie en -evaluatie − Art. 8 Voorlichting en onderricht (en toezicht) Arbobesluit: − Art. 4.84 Biologische agentia, celculturen en micro-organismmen − Art. 4.85 Nadere voorschriften risico-inventarisatie en evaluatie − Art. 4.86 Gevolgen categorie-indeling − Art. 4.87a Voorkomen of beperken van blootstelling − Art. 4.89 Hygiënische beschermingsmaatregelen − Art. 4.91 Onderzoek en vaccins − Art. 4.95 Ongevallen of incidenten − Art. 4.97 Gezondheidszorg en diergeneeskunde − Art. 4.102 Voorlichting en onderricht Beleidsregel: 4.91 Vaccinatie tegen hepatitis B Meer informatie: - Arbo-opleiding Arbeidsinspectie, Module G5 Biologische agentia - Preventiehandleiding Gehandicaptenzorg, cd-rom uitgave Nationaal Hepatitis Centrum en VGN - Raamovereenkomst Prikpunt, www.vgn.org - Model RI&E voor het beoordelen van bloedoverdraagbare aandoeningen, Leidraad hepatitis B vaccinatie, Leidraad Prikincidenten, Nationaal Hepatitis Centrum, www.hepatitis.nl - Landelijke richtlijn Prikincidenten, www.infectieziekten.info
- Informatie (divers) van Werkgroep infectiepreventie (WIP), ww.wip.nl - Informatie (divers) van het Centrum voor Infectieziektebestrijding CIb (RIVM), http://www.rivm.nl/cib - AI blad 9; Biologische Agentia - Kennissysteem Infectieziekten en Arbeid (KIZA), www.kiza.nl
Toelichting op de Inspectievragen:
Herkennen gevaar
1. Heeft de werknemer direct contact met cliënten? Werknemers die behandelen en verzorgen lopen door de aard van de handelingen de meeste kans op een besmetting. In begeleidende activiteiten is er minder kans op besmetting. Indirect is er een risico bij o.m. laboratoriumwerk en in de schoonmaak. 2. Kan een werknemer door de aard van dat contact besmet worden? Als handelingen als bloed afnemen, injecties geven, ehbo uitvoeren of wondverzorging regelmatig worden uitgevoerd loopt de werknemer kans om intensief met bloed in contact te komen. Verzorgen van cliënten met onwillekeurige, ongecontroleerde bewegingen of grote angst voor prikken vergroot de kans op een prikincident. Mondverzorging en/of tandenpoetsen van een cliënt met bloedend tandvlees vergroot de kans op besmetting via spatjes (aërosolen) in de ogen of mond. Maar ook indirect bij het schoonmaken van ruimten waar wordt behandeld vormt bijvoorbeeld het prikken aan een naald een gevaar. Op individueel niveau kan in een cliënt behandel/verzorgingsplan, het risico en de wijze van bescherming van de werknemer worden ‘meegenomen’. Bijvoorbeeld het gebruik van een veilig naaldsysteem (3) bij een cliënt die snel in paniek raakt.
jhertogh
Pagina 51
17-2-2011
3. Zijn er maatregelen getroffen? Op basis van een beoordeling van de aard van de handelingen en de kans op besmetting, worden maatregelen genomen. Dit zijn bijvoorbeeld: strikte hygiëne, handschoenen, overschort, bril, mondkapje, het gebruik van veilige naaldsystemen, naaldcontainers, naalden niet recappen, scherpe met bloed verontreinigde voorwerpen niet in een vuilniszak. Vaccinatie tegen hepatitis B moet door de werkgever worden aangeboden bij de mogelijkheid van bloed-bloedcontact (dat is bijvoorbeeld bij regelmatig bloed afnemen, prikken of ehbo of wondverzorging). Gebruik van een veilig naaldsysteem is aangewezen voor een erg angstige cliënt (passend bij het behandelplan).
Beoordelen risico a.d.h.v. de maatregelen
4. Weet de werknemer hoe zij/hij een besmetting zo veel mogelijk kan voorkomen? De werknemers weten wat de risico’s zijn en wat ze moeten doen om besmetting te voorkomen. Zij hebben voorlichting gekregen over ernstige infectieziekten die ze door hun werk kunnen oplopen en instructie (hygiënevoorschriften, prikinstructie, gebruik naaldcontainer, wondverzorging, etc.) hoe ze dat kunnen voorkomen. Aan de hand van het behandel/verzorgingsplan weten ze welke gevaar bij welke activiteit hoort. 5. Is de werknemer vaccinatie en/of arbeidsgezondheidskundig onderzoek aangeboden? Werknemers die regelmatig (zie vraag 1, 2 en 3) met bloed in contact kunnen komen zijn succesvol (vaccinatiekaart) gevaccineerd tegen hepatitis B, tenzij de instelling aantoont dat alle cliënten zijn gevaccineerd en de dragers en nonresponders goed in beeld zijn. Iedere werknemer die kans loopt op besmetting in het werk (ook bijvoorbeeld scabiës, mrsa, tbc, hepatitis A), een besmetting vermoedt, of besmet is geraakt door het werk kan zich arbeidsgezondheidskundig laten onderzoeken. 6. Worden incidenten met besmettingsrisico op bloedoverdraagbare aandoeningen snel en deskundig beoordeeld en zo nodig behandeld? Incidenten (bijvoorbeeld prikken, snijden, bijten, spatten), waarbij mogelijk bloed-bloed contact is opgetreden, moeten zo snel mogelijk (binnen 2 uur moet behandeling kunnen worden gestart) worden beoordeeld door een deskundige. De behandeling verloopt volgens een vast stappenplan (zie meer informatie, de richtlijn Prikincidenten). De werkgever heeft afspraken gemaakt over 24 uur bereikbaarheid en de werknemer weet wat zij /hij moet doen. Genoemde richtlijn is te beschouwen als specifiek noodplan bij mogelijke besmetting. 7. Worden incidenten gemeld? In de praktijk is een incident met een kans op overdracht van micro-organismen (transmissierisico) niet altijd te voorkomen. Prikincidenten komen in de gezondheidszorg veel voor. Sommige incidenten of ongevallen met agentia van categorie 3 (bijvoorbeeld HIV, Hepatitis B of C, TBC), die aids, chronische leverontsteking of tuberculose kunnen veroorzaken, moeten aan de Arbeidsinspectie worden gemeld. Om praktische redenen geldt hiervoor dat melden aan de AI moet gebeuren indien er sprake is van de volgende combinatie (A+B+C): A. de werknemer heeft zich geprikt, gesneden, etc en bloed-bloed contact is aannemelijk; B. de bron is onbekend of positief (voor transmissie met cat. 3 ), en; C. zij/hij is niet immuun. Dit betekent altijd nader (bloed)onderzoek en/of behandeling van de werknemer. Voor haar/hem is dit is een ernstige gezondheidsbedreigende situatie. Als een infectie wordt aangetoond (ook al wordt er behandeld) dan is dat een beroepsziekte die aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) moet worden gemeld.
jhertogh
Pagina 52
17-2-2011
Oordeel Inspectieonderwerp
8. Wat is het oordeel van de situatie? Goed, redelijk, matig, slecht? Situatie Het besmettingsrisico is beoordeeld en voor alle medewerkers in kaart gebracht. Dit geldt ook voor alle tijdelijke werknemers (uitzendkrachten, leerlingen, stagiaires, co-assistenten en vakantiewerkers). Maatregelen ter preventie zijn bekend (voorlichting, instructie) en gebaseerd op het behandelings- en verzorgingplan per cliënt. De maatregelen worden geëvalueerd (aanpassing in het behandelplan, toezicht is geregeld, elk incident - ook waar niet tot behandeling wordt overgegaan - wordt geregistreerd en geanalyseerd en er vindt een jaarlijkse analyse plaats. Vaccinatie (hepatitis-B) wordt aan iedere werknemer aangeboden die handelingen verricht, waarbij bloed-bloed contact mogelijk is (ook tijdelijke werknemers). Voorlichting, instructie en vaccinatie wordt gegeven voordat de werkzaamheden beginnen. Werknemers die kans lopen op besmetting hebben recht op arbeidsgezondheidskundig onderzoek. Een incident waarbij bloed-bloed contact optrad wordt binnen 2 uur (24 uur beschikbaar) deskundig beoordeeld en zonodig snel behandeld en goed begeleid. Incidenten met mogelijke transmissie van categorie 3 agentia (HIV, Hep B, C, Tuberculose) worden aan de AI gemeld. Beroepsziekten zoals hepatitis, tuberculose of schurft in het werk opgelopen worden aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) gemeld. Het besmettingsrisico is beoordeeld en voor alle medewerkers in kaart gebracht. Maatregelen ter preventie zijn redelijk bekend (voorlichting, instructie) en prikincidenten worden geëvalueerd. Vaccinatie (hepatitis-B) wordt aan vaste werknemers aangeboden die regelmatig handelingen verricht, waarbij bloed-bloed contact mogelijk is. Indien van toepassing moeten tijdelijke medewerkers vaccinatie zelf regelen. Bij een incident waarbij bloed-bloed contact optrad is deskundige beoordeling bereikbaar (binnen 2 uur). Het besmettingsrisico is beoordeeld en voor medewerkers in kaart gebracht. Maatregelen ter preventie zijn matig bekend (voorlichting, instructie). Vaccinatie (hepatitis-B) wordt alleen aangeboden aan werknemers die regelmatig bloed afnemen. Een incident waarbij bloed-bloed contact optrad wordt overdag deskundig beoordeeld. Het besmettingsrisico is alleen bekend voor werknemers die dagelijks handelingen verrichten, waarbij bloed-bloed contact mogelijk is, zij krijgen hepatitis B vaccinatie aangeboden. Maatregelen ter preventie zijn alleen bij bovengenoemde medewerkers bekend (voorlichting, instructie). Er is geen regeling voor incidenten waarbij bloed-bloed contact optrad.
jhertogh
Pagina 53
Eindoordeel Goed
Redelijk
Matig
Slecht
17-2-2011