Van sjibbolet naar sjalom
Van sjibbolet naar sjalom Ruimte voor homoseksuelen in de gemeente van Christus
Jan Mudde
Buijten & Schipperheijn Motief - Amsterdam
In dankbare herinnering aan mijn vader en moeder: Rien Mudde (22 mei 1924 – 10 oktober 2014) en Ger Mudde-Bakker (6 februari 1926 – 23 juli 2015)
© 2015 Jan Mudde, Haarlem ISBN 978-90-5881-877-5
Inhoud Woord vooraf 1. Inleiding 1.1. Schriftverstaan: geen exacte wetenschap 1.2. Historische context 1.3. Programma
9 14 15 16 22
Exegese 2. De teksten in hun context 26 2.1. Inventarisatie 26 2.2. Opzet 27 2.3. Genesis 19 en Richteren 19 28 2.3.1. Vragen en opvattingen 28 2.3.2. Bespreking 31 2.3.3. Conclusie 33 2.4. Leviticus 18:22 en 20:13 34 2.4.1. Vragen en opvattingen 34 1. Sacrale prostitutie? 34 2. Waarom verboden? 38 3. Kent het Oude Testament de homoseksuele geaardheid? 42 2.4.2. Bespreking 44 2.4.3. Conclusies 56 2.5. Romeinen 1:26-27 56 2.5.1. Vragen en opvattingen 57 1. Homoseksuele omgang in de klassieke oudheid 58 2. Homoseksuele geaardheid, de klassieke oudheid en Paulus 63 3. Homoseksuele relaties, de klassieke oudheid en Paulus 75 4. Welke vormen van homoseksuele praxis veroordeelt Paulus? 80 5. Over ‘vervangen’ (metallassoo) en ‘opgeven’ (aphièmi) 82 6. Achtergrond en betekenis ‘natuurlijke omgang’ (tèn phusikèn chrèsin) en ‘tegennatuurlijk’ (para phusin) 84 2.5.2. Bespreking Romeinen 1:26-27 89 2.5.3. Conclusies 103 2.6. 1 Korintiërs 6:9 en 1 Timoteüs 1:10 104 2.6.1. Vragen en opvattingen 104 2.6.2. Bespreking 105 Malakoi en arsenokoitai 106
5
2.6.3. Conclusies 2.7. Samenvatting
111 111
Synthese 3. De teksten in hun Bijbelse context 3.1. Romeinen 1 en Genesis 1 3.2. Breuklijnen 3.3. Anatomische complementariteit? 3.4. Samenvatting
114 114 118 119 122
Hermeneutiek 4. Hermeneutische vragen 4.1. Homoseksualiteit, onze cultuur en wij 4.1.1. Homoseksualiteit in onze cultuur 4.1.2. Wij zijn veranderd 4.1.3. De Bijbel, de cultuur en wij 4.2. Taak- en vraagstelling 5. Hermeneutische grondlijnen 5.1. Op zoek naar houvast 5.1.1. Het karakter van God 5.1.2. Over gerechtigheid en liefde 5.1.3. Gods karakter, het gebod en de ordeningen 5.1.4. Samenvatting 5.2. Verantwoordelijkheid in afhankelijkheid 5.2.1. De plaats van kennis en ervaring in de Bijbelse voorschriften 5.2.2. Mens voor Gods aangezicht 5.2.3. Relevantie 5.2.4 Excurs: in gesprek met Richard Hays 5.2.5 Samenvatting 5.3. De Bijbel, de cultuur en de kerk van Christus 5.3.1. De kracht van de cultuur 5.3.2. De interne logica van een cultuur 5.3.3. De eigenwaarde van een cultuur in het licht van de Bijbel 5.3.4. De positiebepaling van de kerk in de cultuur De drieslag van Christopher J.H. Wright 5.3.5. Excurs: de hermeneutiek van Bert Loonstra 5.3.6. Kerk en cultuur: enkele gedachten 5.4 Bij wijze van samenvatting 6
124 124 124 128 137 147 151 152 153 159 163 176 177 177 187 194 195 204 204 205 211 218 226 226 234 239 243
6. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.4.1. 6.4.2. 6.4.3. 6.4.4.
Hermeneutisch debat Positiebepalingen en argumenten Over de schepping en de scheppingsorde Over categorische verboden in de Bijbel Casus: homoseksualiteit en hertrouw na echtscheiding Over homoseksualiteit De homoseksuele praxis in Bijbeltijd en onze cultuur Verklaringen en verklaringsmodellen ‘Nature’ – ‘nurture’ Essentialisme – constructivisme Over homo-identiteit en identiteit in Christus Overige argumenten
245 246 251 258 260 264 265 271 272 277 287 297
Concrete keuzes 7. Van sjibbolet naar sjalom 7.1. Bouwstenen voor een eigen positiebepaling 7.2. De krachten in onze cultuur 7.2.1. Barmhartigheid 7.2.2. Gerechtigheid 7.2.3. Vrijheid 7.2.4. Evaluatie 7.3. Ruimte voor homoseksuelen in de gemeente van Christus 7.3.1. Veiligheid 7.3.2. Ruimte, ook voor homoseksuele relaties 7.3.3. Spanningsvelden 7.3.4. Homohuwelijk? 7.3.5. Een zegenrijke verbintenis
304 304 305 306 308 312 314 315 315 318 323 326 330
Nawoord
333
Bijlage:
Uitzonderlijk zondig? Een bespreking van de opvatting van Robert A.J. Gagnon
335
Literatuurverwijzingen
346
Register van aangehaalde auteurs
361
Register van namen en onderwerpe n
364
7
Spreuken 31 : 4 - 9 En, Lemuel, een koning mag zich evenmin te buiten gaan aan wijn, dat past hem niet, een leider mag niet hunkeren naar drank. Hij mag niet drinken en zijn plicht vergeten, de rechten van verschoppelingen schenden. Geef drank aan wie een kommervol bestaan leiden, geef wijn aan wie diep ongelukkig zijn. Laat ze maar drinken en hun armoede vergeten, moge hun gezwoeg uit hun herinnering verdwijnen. Spreek voor hen die weerloos zijn, bescherm het recht van de vertrapten. Spreek, oordeel rechtvaardig, geef de armen en behoeftigen hun recht
8
Woord vooraf Deze studie is de uitkomst van een lang proces. Aan het begin daarvan staat niet de bezinning op de vraag of er binnen de gemeente van Christus ruimte mag zijn voor homoseksuelen die samenleven in een relatie van liefde en trouw, maar op de vraag ‘Wat is Bijbels?’ Toen ik, bijna achttien jaar oud, tot een persoonlijk geloof in Jezus Christus kwam, gebeurde dat in een ‘biblicistisch’ klimaat. ‘Bijbels’, zo had ik geleerd, waren alleen die opvattingen, waarvoor je je rechtstreeks op de Bijbel kon beroepen. Anders gezegd, wat op grond van nauwkeurige exegese was vastgesteld, had de kracht van een ‘Zo spreekt de HERE’. Gaandeweg echter heeft mijn antwoord op de vraag ‘Wat is Bijbels?’ een weliswaar andere, maar naar mijn overtuiging niet minder Bijbelse invulling gekregen. De aanleiding daartoe was, dat ik de relatie tot mijn pasgehuwde gemalin onmogelijk als een gezagsrelatie beleven kon. Over de verhouding tussen man en vrouw in het huwelijk leek – en lijkt – de Bijbel me helder. ‘Vrouwen weest uw man onderdanig’, luidt het nieuwtestamentische abc voor de verhouding tussen man en vrouw in het huwelijk. Onze relatie echter werd van meet aan gekenmerkt door een hoge mate van wederkerigheid, een heen en weer gaan van zowel ‘gezag’ als ‘onderdanigheid’. Dat ervoer – en ervaar – ik als een zegen, een gave van God. Ik moe(s)t er niet aan denken dat het anders zou zijn. Dit gegeven echter plaatste mij voor enkele ingrijpende vragen. Volgens de mij aangeleerde visie was dit niet Bijbels. Naar mijn diepste beleven echter was het goed zo. En in het gebed, de ontmoeting met God in Christus kon ik alleen maar dankbaar zijn voor de verhouding waarin we tot elkaar stonden. Ook stelde ik al rondkijkende en vragende vast, dat de meeste christenen die ik kende het ook zo beleefden, hoe oprecht en innerlijk overtuigd ook zij het sola Scriptura beleden. Zo drongen zich de volgende vragen op: ‘Is dit nu wat de Bijbel zonde noemt en moet ik, moeten wij, westerse christenen ons bekeren? Of is er voor deze feitelijke inbreng van de menselijke ervaring een basis in de Bijbel zelf te vinden? En als dat laatste het geval is, hoe blijf je dan Bijbels, wat dan is Bijbels?’ Op meerdere momenten heb ik me mogen verdiepen in het vinden van een antwoord op deze voor de inrichting van het leven en het ma-
9
ken van – ook – morele keuzes cruciale vraag. Dat heeft zijn neerslag gekregen in meerdere artikelen en publicaties.1 Uitgangspunten en opvattingen die ik daarin naar voren heb gebracht, liggen ten grondslag aan deze studie. Tegelijk noopte de vraagstelling van deze studie me tot een zowel bredere als diepere doordenking van de eerder geformuleerde vragen en uitgangspunten. Gaan die ook op voor het thema homoseksualiteit? In deze studie wordt een bevestigend antwoord op die vraag gegeven. In het proces waarin deze studie tot stand gekomen is, doen ook mijn herinneringen en persoonlijke ervaringen met homo’s mee. Enkele daarvan wil ik – in chronologische volgorde – naar voren brengen. Het moment dat een bevriende klasgenoot en ik het over mannen hadden die seks met elkaar hebben, elkaar aankeken en een welgemeend ‘Jakkes, daar moet je toch niet aan denken.’ lieten horen. Homoseksuele gevoelens waren en zijn mij vreemd. Het contact met een jongvolwassen christen die, net als ik, betrokken was bij het zondagsschoolwerk in Amsterdam. Hij vertelde dat hij van zijn homoseksuele gevoelens genezen was, mede dankzij de therapie van de Vereniging tot Heil des Volks. Van hem kreeg ik het door Johan Th. Bos opgetekende levensverhaal van Johan van der Sluis cadeau.2 Een heftige discussie tussen ds. Jan van Veen en mensen van de Vereniging tot Heil des Volks na een Dienst met Belangstellenden in de Spuikerk. Het zal 1980 geweest zijn. Van Veen was van mening dat alleen homoseksualiteit in het kader van de cultus en pederastie veroordeeld werden, ‘het Heil’ was van mening dat de Bijbel geen enkele ruimte laat voor de homoseksuele praxis.3 Een pakkende zin die een theologiestudente op de VU had opgetekend, nadat een van haar jaargenoten een coming out had gehad: ‘Hoera, een homo in mijn vriendenkring, weer een wereld die voor me openging.’ Een radio-interview waarin een homo afgaf op al die hetero’s die veroordeeld zijn tot levenslange trouw: ‘Wij gaan naar bed met wie 1
O.a. Mudde 1998a en 1998b. Ook mocht ik nauw betrokken zijn bij de totstandkoming van VOP 2003a en 2003b. 2 Bos 1974. 3 Bij die gelegenheid heb ik het boekje van Van Veen (Van Veen 1973) gekocht.
10
we maar willen!’ Het was nog voor de aids-epidemie. Het gesprek met een van mijn jongere broers tijdens een vakantie in Leiden in de zomer van 1984. Hij vertelde dat hij homoseksueel was en jarenlang langs de rand van zelfmoord was gegaan, onder andere omdat hij wist dat dit voor onze ouders heel moeilijk te aanvaarden zou zijn. Mijn eerste pastorale gesprek over homoseksuele gevoelens in mijn eerste gemeente, Breukelen. Een meisje dacht van zichzelf dat ze lesbisch was en vroeg mij hoe de kerk daar tegenover stond. Inmiddels overigens is ze hoog en breed getrouwd en moeder van meerdere kinderen. De kennismaking met homo’s en – vooral – hun ouders in mijn gemeente te Enschede. Op een gemeente van 450 leden waren er tien ouderparen met minstens een homofiele zoon of dochter. De meeste van deze kinderen hadden een huwelijk en vervolgens een echtscheiding achter de rug. Vrijwel allen hadden de kerk met stille trom verlaten. Het telefonisch contact met een wat oudere homoseksuele man, zoon van een van mijn Enschedese gemeenteleden. ‘Homoseks is walgelijk,’ biechtte hij me eens in beschonken staat op. De ogen van de mij zeer dierbare en diep gelovige Bart (gefingeerde naam). Misschien wel de meest wanhopige ogen die ik ooit gezien heb. Vijftien jaar al wist hij dat hij homo was. Al die jaren had hij het zijn strenggelovige ouders verzwegen uit angst hen te verliezen of pijn te doen. De laatste levensjaren en -maanden van Yvonne. In haar lesbische relatie met Hetty bloeide ze eindelijk open. Ze sloot zich zelfs weer aan bij de gemeente van Christus, die ze jaren daarvoor vaarwel had gezegd. Een strandwandeling van Zandvoort naar Noordwijk op een zomerse dag. Op het naaktstrand zijn honderden homoseksuelen. Sommigen exposeren zichzelf alsof ze de David van Michelangelo zijn. Op de terugweg – het was wat later op de avond – troffen we meerdere copulerende homostellen aan. De gesprekken met Marius (gefingeerde naam). Een van huis uit onkerkelijke jongen die op 16-jarige leeftijd ontdekte homo te zijn. Hij woont inmiddels ruim 25 jaar samen in een relatie van liefde en trouw met een vriend die afkomstig is uit de Gereformeerde Bond. Mede door hem en het wekelijkse bezoek aan de diensten is hij tot een 11
persoonlijk geloof gekomen waarin Jezus Christus en zijn genade centraal staan. Allicht zijn dit niet alle contacten, ervaringen en herinneringen. Er zijn er zoveel meer. Verreweg de meeste zijn de alledaagse contacten van mens tot mens. Dat alles doet op de een of andere manier mee in deze studie, zoals bij de bezinning op welk thema dan ook onze ervaringen en ontmoetingen een rol spelen. In nog een opzicht is dit boek de uitkomst van een proces. In 2011 werd me gevraagd deel uit te maken van de commissie Ambt en Homoseksualiteit van de Nederlands Gereformeerde Kerken. In het kader daarvan heb ik me – niet voor het eerst, maar intensiever dan ooit – bezig gehouden met het thema homoseksualiteit, de Bijbelteksten die over de homoseksuele praxis gaan en de vraag hoe we daarmee in onze cultuur en context hebben om te gaan. Aan de orde kwam om te beginnen het boek dat door sommigen beschouwd wordt als het laatste woord over de Bijbel en homoseksualiteit, The Bible and Homosexual Practice van Robert A.J. Gagnon.4 Nadat ik daar een commentaar op geschreven had, werd me gevraagd voor het rapport het deel over de exegese te schrijven. Toen dat gereed was, werd me gevraagd een bijdrage te geven aan de bezinning op de hermeneutische vragen. Zo ontstond dit boek. Dat stempelt het karakter van dit boek: het is vooral een studie. Argumenten en opvattingen worden in kaart gebracht, besproken en steeds ook bepaal ik in het veld van vragen en overwegingen mijn eigen positie. Toch is deze studie wel degelijk ook een verhaal geworden en het liefst zou ik zien dat het ook zo gelezen wordt. Een verhaal over de kerk van Jezus Christus die door de eeuwen heen in steeds wisselende culturen en situaties haar positie heeft te bepalen ten opzichte van steeds nieuwe vraagstukken die zich gaande de geschiedenis aandienen. De kerk die in onze westerse cultuur van de twintigste eeuw pas mannen en vrouwen met een gerichtheid op de eigen sekse is gaan ontmoeten. Hoe zal de kerk samen met hen de weg vervolgen? Deze studie is mede tot stand gekomen dankzij het onmisbare meedenken en meewerken van anderen. Ik denk aan: • alle homoseksuelen – kerkelijk en niet kerkelijk – die mij het 4
Gagnon 2001.
12
grote voorrecht vergunden een luisterend oor en (soms) een klankbord voor hen te zijn. • de leden van de commissie Ambt en Homoseksualiteit (Jan Bouma, Annette Kurpershoek, Dick Lagewaard, Ali Maris-van Langevelde, Bram Wattèl en Dick Westerkamp) en de leden van de klankbordgroep, in het bijzonder Ad de Bruijne, Leendert de Jong, Bert Loonstra en Wolter Rose. Zij hebben delen van deze studie voorzien van hun – zeer gewaardeerde – kritische commentaar. Hun vragen en opmerkingen hebben er aan bijgedragen dat deze studie zijn huidige opzet en inhoud heeft gekregen. • de kerkenraad van de Wilhelminakerk te Haarlem, die mij het afgelopen jaar middels meerdere studieverloven (waarvan een werd bekostigd door de Nederlands Gereformeerde Kerken) in staat stelde deze studie te voltooien. • mijn zoon Dirk-Jan, die in de afrondende fase van deze studie de redactionele werkzaamheden op zich nam. Hij deed meer dan redigeren alleen. • Jan Verheij, die de tekst van de studie ‘oppoetste’ en de registers verzorgde. • Guido Sneep, die de moed heeft een boek uit te geven waarvan de tekst intergaal op internet te vinden is. • mijn echtgenote, Dineke Griffioen. Zij was gedurende de afgelopen jaren getrouwd met een echtgenoot die niet alleen predikant was, maar ook nog eens in verwachting van ‘een olifant’. Het was een zware en veeleisende zwangerschap. Zonder haar enorme steun en welwillendheid zou dit boek nooit geschreven zijn. Allen wil ik zeer hartelijk danken. Wil ik afsluiten met de bede dat de HERE deze studie mag gebruiken tot heil van de kerk, tot zegen van mijn homoseksuele broers en zussen in de Here en tot eer van zijn naam. Haarlem, 4 augustus 2015
13