Van polarisatie naar versterking collectief belang Drie krachten die het pensioenstelsel vormgeven: vertrouwen, vermogen en vaste koers
Figuur 1: Drie onderliggende krachten die stakeholders verder van en dichterbij het collectieve belang kunnen brengen
2014 is een belangrijk jaar voor het Nederlandse pensioenstelsel. Het fiscaal kader, het nieuwe FTK en de discussie rondom keuzevrijheid zijn belangrijke thema’s. De gevolgen van de financiële crisis in combinatie met demografische ontwikkelingen, geven aanzet tot de discussie over de toekomst van het huidige stelsel. Ook door flexibilisering van de arbeidsmarkt en individualisering staan de kernwaarden van het stelsel, collectiviteit en solidariteit, onder druk. Er is sinds de oprichting van het stelsel veel veranderd. Wat echter nog geldt is dat de levenscyclus van mensen homogeen is evenals de logica om risico’s waar iedereen mee te maken heeft met elkaar te delen. Daarom is het belangrijk de sterke elementen van het huidige, collectieve systeem te blijven koesteren. Enige aanpassingen zullen noodzakelijk zijn om de toekomstbestendigheid te waarborgen. Het is belangrijk hier zorgvuldig invulling aan te geven. Polarisatie is daarbij lastig te voorkomen. Zo wordt er bijvoorbeeld onder werknemers (als deelnemer van een pensioenfonds) ook wel gesproken over een generatieconflict, waarin jong en oud elkaars tegenpool zijn. Met een triljoen euro aan pensioenvermogen als inzet zijn de belangen groot. Een dergelijk spanningsveld bestaat niet alleen binnen maar ook tussen de verschei dende stakeholdersgroepen.
Vertrouwen
Werknemers
Collectief Belang Tweede Pijler te
Werkgever
ko
ers Overheid
Als het vertrouwen hoog is, werkgevers pensioen als extra arbeidsvoorwaarden zien en de overheid de juiste tijdshorshorizon heeft, groeit het draagvlak voor collectieve oplossingen. Op dit moment lijkt eerder het tegenovergestelde aan de hand.
I. Werknemer - een kwestie van vertrouwen Figuur 2: Vertrouwen in eigen pensioenfonds of pensioenverzekeraar bij werknemers die via hun werkgever pensioen opbouwen (2012)
Drie groepen stakeholders Het pensioenspeelveld wordt gedekt door werknemers, werkgevers en overheid (Figuur 1). Centraal staat het collectief belang van de stakeholders in het huidige pensioenstelsel. Dit collectief belang bestaat uit de voordelen die te behalen zijn door collectiviteit en solidariteit, zoals risicodeling en lage kosten, ten opzichte van individuele pensioenregelingen. Er wordt verondersteld dat de drie stakeholdergroepen een verenigbaar doel voor ogen hebben. Werknemers beogen een goede oudedagsvoorziening. Werkgevers hebben er baat bij onderscheidende arbeidsvoorwaarden te bieden in de strijd om talent. De overheid wil de randvoorwaarden scheppen om nu en in de toekomst de armoede onder ouderen tot een minimum te beperken.
Va s
n
ge
o rm Ve
3%
8%
Helemaal geen vertrouwen
9%
Niet zoveel vertrouwen Tamelijk veel vertrouwen
34 %
46 %
Heel veel vertrouwen Weet niet
Bron: CBS, 2012
Voor de werknemer geldt dat men door een laag vertrouwen in de pensioensector twijfelt aan de inrichting van het huidige systeem. Uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat in 2012 55% van de werknemers weinig tot geen vertrouwen heeft in het eigen pensioenfonds (Figuur 2). 1 Door het lage vertrouwen staan ook collectiviteit en solidariteit ter discussie. Dit lage vertrouwen wordt deels gevoed door het algemene beeld van de financiële sector. Verscheidende schandalen rondom financiële instellingen en de aanhoudende financiële crisis dragen bij aan deze negatieve beeldvorming. Daarnaast zijn werknemers in hun pensioeninkomen de afgelopen jaren geconfronteerd met een uitstel van de indexatieambitie of zelfs met nominale kortingen. In april 2013 hebben 15,9% (66) van de pensioenfondsen de pensioenen van 5,6 miljoen werknemers moeten verlagen. 2 Ook in 2014 lijken dergelijke kortingen niet uit te sluiten, hoewel deze kortingen beperkter zullen zijn dan in 2013 en er signalen zijn dat een groeiend aantal fondsen weer zal indexeren. Daarnaast wordt het lage vertrouwen in het stelsel gevoed door verkeerde verwachtingen en misvattingen als gevolg van een laag pensioenbewustzijn. Volgens de pensioenbewustzijn-meter, een periodiek onderzoek uitgevoerd door TNS NIPO, is in 2011 69% van de Nederlanders volledig pensioen onbewust. 3 Als gevolg van het lage vertrouwen is een tendens waar te nemen naar beter gedefinieerde eigendomsrechten en uitgebreidere keuzevrijheid en raken werknemers actiever betrokken bij het pensioendebat. Dit laatste blijkt bijvoorbeeld uit de brede belangstelling in de media.
II. Werkgever - een kwestie van vermogen Figuur 3: Gemiddelde dekkingsgraad Nederlandse pensioenfondsen 160% 150% 140% 130% 120% 110%
De dekkingsgraden van pensioenfondsen zijn de afgelopen jaren volatiel geweest (Figuur 3). In 2013 hebben 274 pensioenfondsen een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank omdat de dekkingsgraden onder de wettelijke norm vielen. 4 Volgens ramingen van De Nederlandsche Bank is de gemiddelde dekkingsgraad eind 2013 weer boven de minimale vereisten uitgekomen op 110%. Dit vormt een aanzienlijke verbetering ten opzichte van een gemiddelde dekkingsgraad van 102% eind 2012. Vooral voor ondernemingspensioenfondsen brengt volatiliteit in de dekkingsgraad ongewenste risico’s met zich mee door de invoering van nieuwe boekhoudregels (IFRS). Daarnaast wordt pensioen door werkgevers steeds meer als een onhoudbare kostenpost gezien. Door de stijgende levensverwachting en momenteel lage rente wordt pensioen relatief duurder. Voor werkgevers ontstaat er zodoende een prikkel om de bijstortverplichting te schrappen, pensioenregelingen aan te passen of alternatieven te verkennen zoals individuele beschikbare premieregelingen. Als gevolg hiervan verschuift het risico steeds meer naar de werknemer. Een aantal grote Nederlandse ondernemingen heeft de transitie naar een individuele of collectieve beschikbare premieregeling onlangs gemaakt. Door dergelijke maatregelen worden werkgevers in toenemende mate geconfronteerd met hun vermogen om huidige pensioenregelingen te kunnen blijven uitvoeren en het bepalen van de rol van het eigen pensioenfonds. Hierdoor staan werkgevers voor een overweging van ‘willen en kunnen’.
‘Willen’ Door toenemende concurrentie en focus op efficiëntie, kostenverlaging en transparantie staan werkgevers voor de overweging of ze de huidige pensioenregelingen ‘willen’ blijven aanbieden én door het eigen pensioenfonds ‘willen’ laten uitvoeren. De verschuiving richting beschikbare premieregelingen biedt kansen voor nieuwe toetreders als de Premie Pensioeninstelling (PPI). Hierdoor kunnen verzekeraars, banken en vermogensbeheerders zich sinds 2011 actiever op de pensioenmarkt richten en is het aantal keuzemogelijkheden voor pensioenfondsen vergroot.
‘Kunnen’
100% 90% 80%
2007
2008
2009
2010
2011
Bron: DNB, 2014
2011
2013
Pensioenfondsbestuurders worden geconfronteerd met strengere deskundigheidseisen, intensievere governance structuren en een toename in de vereisten vanuit de toezichthouders. Met name kleinere pensioenfondsen
Centraal Bureau voor de Statistiek. December 2012. Helft werknemers heeft weinig vertrouwen in eigen pensioenfonds. Webmagazine CBS. De Nederlandsche Bank. April 2013. DNB rondt evaluatie herstelplannen pensioenfondsen af. Nieuwsbericht DNB, 25 april 2013. 3 Wijzer in Geldzaken. Januari 2012. Pensioen Bewustzijn - Werkgevers spelen cruciale rol in vergroten pensioenbewustzijn - Derde meting pensioenbewustzijn-meter TNS NIPO. 4 De Nederlandsche Bank. April 2013. DNB rondt evaluatie herstelplannen pensioenfondsen af. Nieuwsbericht DNB, 25 april 2013. 1
2
hebben moeite om te voldoen aan de toegenomen vereisten en zijn als gevolg daarvan niet langer in staat de regelingen te ‘kunnen’ uitvoeren. Zich aansluiten bij grotere pensioenfondsen of de pensioenregelingen overhevelen naar verzekeraars (die deze druk wel kunnen dragen), zou kostenbesparingen kunnen opleveren door schaalvoordelen. Hoewel een versobering van de pensioencontracten en een toename in uitvoeringsmogelijkheden voordelen kan opleveren voor werkgevers, zou dit het belang van werknemers kunnen ondermijnen. Met name een transitie naar individuele premieregelingen kan hieraan bijdragen door de verschuiving van risico. De overweging van ‘willen en kunnen’ leidt tot een sterke daling in het aantal pensioenfondsen (Figuur 4).
gelden voor het wetsvoorstel omtrent de verlaging van de fiscaal gefaciliteerde opbouwpercentages naar 1,875%. Dit heeft een versobering van de tweede pijler als gevolg. Directe overheidsinkomsten kunnen zodoende de overhand hebben ten opzichte van de gevolgen voor het pensioenstelsel op de lange termijn. Figuur 5: Overheidstekort & Staatsschuld 2%
80,0%
1%
75,0%
0% -1%
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
65,0%
-2%
60,0%
-3%
55,0%
-4%
50,0%
-5%
45,0%
-6%
40,0%
-7%
Figuur 4: Consolidatie pensioenfondsen
Overheidstekort % BBP (links)
Staatsschuld % BBP (rechts) Bron: CBS, 2013
900 800 700 600 500 400 300 200 100 0
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: DNB, 2014
III. Overheid - een kwestie van een vaste koers Sinds 1998 heeft geen van de zeven kabinetten de vier jaar volgemaakt. Naast de restricties van een vierjarige ambtstermijn, dreigt door deze volatiliteit de tijdshorizon van de politiek en daarmee het handelen van de overheid steeds meer naar de korte termijn te verschuiven. Op de korte termijn wordt de overheid geconfronteerd met lastige macro-economische omstandigheden en internationale druk vanuit Brussel om aan de 3%-begrotingsnorm te voldoen. Dat staat tegenover een lange termijn koers met het belang van welvaart onder ouderen als uitgangspunt. Door een verhoging van de AOW-leeftijd per januari 2013 wordt de druk van de vergrijzing op de overheidsfinanciën structureel verminderd. Dit past binnen de maatschappelijke consensus ten aanzien van een geleidelijke verschuiving van een verzorgingsstaat richting een participatiesamenleving. Dit is minder van toepassing op aanpassingen die weliswaar op de kortetermijn gewin opleveren, maar op de lange termijn de welvaart kan schaden. Dit zou bijvoorbeeld kunnen
Nu de economische groei in Nederland langzaam herstelt maar naar verwachting achterblijft bij de rest van Europa, blijft het een uitdaging om het pensioenvermogen buiten de begrotingsagenda te houden. In Figuur 5 wordt een overzicht gegeven van het Nederlandse overheidstekort en staatsschuld. Volgens eerdere voorspellingen van het Centraal Planbureau en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zal het overheidstekort in 2014 verder oplopen tot respectievelijk 3,7% en 3,2%, terwijl het IMF stelt dat Nederland in 2016 het hoogste tekort van de Eurozone zal hebben (4,9%). 5,6 Buiten Nederland wordt de pensioenkas nog steviger aangewend om het begrotingstekort te dichten. In Polen, waar jarenlang geïnvesteerd is in het opzetten van een solide pensioenstelsel, is in 2013 met één pennenstreek het pensioenvermogen gebruikt om de staatsschuld met enkele procentpunten te verlagen. Ook in Slowakije en Roemenië zijn de afgelopen jaren door de overheid verstrekkende ingrepen gedaan in het pensioenstelsel om de overheidsfinanciën aan te vullen. In Hongarije heeft een dergelijke maatregel geleid tot een ware ontmanteling van de tweede pijler.
Op de goede weg Ondanks het in december gesloten pensioenakkoord in de Tweede Kamer, wordt de pensioendiscussie dit jaar onverminderd voortgezet. In Figuur 6 wordt middels een tijdlijn een overzicht weergeven van de inwerkingtreding van verscheidende beleidsmaatregelen (boven) en belangrijke besluitvormingsmomenten (onder) die kenmerkend zijn voor de pensioendiscussie sinds de start van de financiële crisis. Dit zijn de uitkomsten uit het speelveld tussen werknemer, werkgever en overheid.
Centraal Planbureau. Juni 2013. Economische vooruitzichten 2013 en 2014. Internationaal Monetair Fonds. Oktober 2013. World Economic and Financial Surveys – Fiscal Monitor.
5 6
70,0%
Figuur 6: Tijdlijn Pensioendiscussie
2
Januari 2012: aanpassing rentetermijnstructuur DNB - driemaands middeling
Inwerkingtreding
2 2
2
2
Eind 2008: start herstelplannen aantal pensioenfondsen
September 2012: aanpassing rentetermijnstructuur DNB - UFR
Besluitvorming
2
2
Augustus 2013: inwerkingtreding Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen
April 2013: aantal pensioenfondsen voert korting door
2
Januari 2011: Premie Pensioen Instelling (PPI) mogelijk Januari 2011: invoering pensioenregister (mijnpensioenoverzicht.nl
2 2
AOW-leeftijd naar 65 jaar en één maand
2
1 januari 2013
September 2009: advies Commissie Don (parameters FTK)
2
Januari 2010: adviezen Commissies Frijns (beleggingsbeleid & risicobeheer) & Goudswaard (toekomstbestendigheid stelsel)
2
Juni 2010: pensioenakkoord sociale partners
2
Juni 2011: uitwerking pensioenakkoord
Naar een collectief belang Jetta Klijnsma, Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, heeft aangekondigd de pensioendiscussie dit jaar maatschappij-breed te willen gaan voeren. In de toekomst zou er meer vanuit een gemeenschappelijk belang op een sterke, collectieve tweede pijler aangestuurd moeten worden. Naast externe factoren als stabiliteit in de financiële markten en economische groei die het tij kunnen doen keren, zijn er ook kansen voor partijen om zelf een positieve spiraal teweeg te brengen.
I. Herstel van vertrouwen Werknemers zullen het gevoel moeten herwinnen dat ze ondanks de onzekere tijden grip hebben op hun pensioen. Het is daarom van belang dat verwachtingen realistisch afgestemd worden en dat men een goed inzicht heeft in de persoonlijke pensioensituatie. Middels financiële planners en meer transparantie kan hier grote vooruitgang in geboekt worden. Onlangs heeft de sector hier al flinke stappen in gemaakt. Eenvoud staat hierbij voorop, pensioen moet simpel blijven, zodat het voor iedereen begrijpelijk blijft. Communicatie is van b.v. IORP- en AIFM richtlijnen, Financiële Transactie Taks
Juli 2014: ‘toetsing’ Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen
2
AOW-leeftijd naar 65 jaar en twee maanden Pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar Verlaging fiscaal gefaciliteerde opbouwpercentages naar 2.15%
2
AOW-leeftijd naar 65 jaar en drie maanden
2
Verlaging fiscaal gefaciliteerde opbouwpercentages naar 1,875%
2
Fiscale aftopping op 100,000 euro
2
Beëindiging koepelvrijstelling
2
(‘Beoogde’)Invoering nieuw FTK (II)
1 januari 2014
Er is inmiddels een wet ter versterking van het bestuur van pensioenfondsen gekomen, de pensioen(richt) leeftijd is verhoogd en de rente waarmee verplichtingen worden berekend is aangepast. Ook op Europees niveau zijn er verscheidende vraagstukken besproken en maatregelen doorgevoerd die van invloed zijn op het Nederlandse pensioenstelsel. 7
7
December 2013: afloop herstelplannen aantal pensioenfondsen
2
2008 - 2012
2
2
1 januari 2015
December 2013: akkoord ‘versobering tweede pijler’ 2
FTK II -discussie
2
Kijinsma; ‘Stelsel-discussie’ (o.a. verplichtstelling/doorsneesystematiek)
2
ZZP’er & pensioen-discussie
2
Pensioen als oplossing voor restschulden in de woningmarkt
2
API & multi-pensioenfonds
essentieel belang om het bewustzijn van pensioen en de kracht van het collectieve stelsel onder werknemers te vergroten. Pensioenfondsen zijn zich zoal meer gaan toeleggen op het dialoog met deelnemers om zo te werken aan een herstel van het vertrouwen.
II. Pensioen als arbeidsvoorwaarde Pensioen is en blijft een belangrijke arbeidsvoorwaarde. Dit geeft werkgevers de gelegenheid zich te onderscheiden van concurrenten. In de overweging van ‘willen en kunnen’ is dit belangrijk om mee te nemen. Nu pensioen meer aandacht krijgt in de maatschappij wordt dit ook een belangrijker aandachtspunt in de relatie tussen werknemer en werkgever. Ook werkgevers die zichzelf ten doel stellen een bijdrage te willen leveren aan de maatschappij zouden pensioen in dit perspectief kunnen plaatsen. Op deze manier zou pensioen niet als kostenpost gezien moeten worden, maar als blijk van betrokkenheid waarbij de werkgever gepensioneerde werknemers als onderdeel beschouwt van de stakeholdersgroep van zijn organisatie.
III. Een vaste koers Pensioen is iets voor de toekomst, de lange termijn. Daarom is het van belang dat de tijdshorizon van alle partijen hiermee overeenkomt. Dit geldt ook voor overheid. De mogelijke welvaartseffecten over een lange termijn moeten de overhand behouden op de begrotingsagenda of financiële druk op de korte termijn. Door een lange termijn oriëntatie aan te houden kan een vaste koers ingezet worden, zodat deze niet wordt
onderbroken door ontwikkelingen die van invloed zijn op de korte termijn. Dit zal niet altijd makkelijk zijn, maar in vergelijking met het buitenland heeft men de schade van pensioenhervormingen relatief weten te beperken.
IV. Samenwerking Ook samenwerking tussen de partijen is belangrijk. Gelukkig zijn er duidelijke signalen dat partijen toenadering tot elkaar zoeken. Zo worden er verscheidende initiatieven uitgewerkt tussen pensioenfondsen en overheid om beleggingsmogelijkheden in de Nederlandse economie te verkennen. Voorbeelden hiervan zijn de hypotheekverstrekking op de woningmarkt, de kredietverlening aan het midden- en kleinbedrijf en investeringen in infrastructuur. De inspanningen voor de oprichting van de Nationale Hypotheek Instelling (NHI) en de Nationale Investering Instelling (NII) getuigen hiervan. Daarnaast wordt er gesproken over de integratie van pensioen met wonen en zorg, waarmee de discussie verbreed wordt door integrale oplossingen voor de oudedagvoorziening te verkennen. Pensioen wordt hierdoor in een breder perspectief geplaats van het welzijn van gepensioneerden. Het wederzijds belang staat bij deze initiatieven centraal.
We hebben wat te winnen Het is van belang dat men zich in dit debat naast de tekortkomingen van ons stelsel, ook voldoende bewust is van haar kracht. Het Nederlandse stelsel behoort nog steeds tot de top van de wereld. Geen ander land heeft zoveel pensioenvermogen opgebouwd ten opzichte van het bruto binnenlands product. Ook het welvaartsniveau van de gemiddelde gepensioneerde is bijna nergens ter wereld zo hoog als in Nederland. Het Nederlandse stelsel heeft dan ook een sterke reputatie in het buitenland. Hier mogen wij best trots op zijn. Bovenal zal men juist vanuit de kracht van het huidige stelsel toenadering tot elkaar moeten zoeken, zodat men ook in de toekomst van een goed aanvullend pensioen kan blijven genieten. en goed aanvullend pensioen kan blijven genieten.