Van peuterspeelzaalwerk naar peuteropvang in Achtkarspelen
Rapport Gemeente Achtkarspelen
BMC mei 2013 drs. J.A.M. Zondag drs. I.F.M. Osinga-Paijens Projectnummer: 006038 Correspondentienummer: OBD-1605-63428
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
INHOUD SAMENVATTING
2
HOOFDSTUK 1
INLEIDING
4
HOOFDSTUK 2
ONTWIKKELING VOORSCHOOLSE VOORZIENINGEN
6
2.1
Wet Kinderopvang
6
2.2
Ontwikkeling VVE
7
2.3
De rol van de gemeente
7
2.4
Decentralisatie Jeugdzorg
7
2.5
Harmonisatie
8
HOOFDSTUK 3
PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
9
3.1
Aanbieders van voorschoolse voorzieningen
9
3.2
Eén of meer aanbieders: peuteropvang
9
3.3
Eén of meer aanbieders: VVE
10
3.4
VVE-programma
10
3.5
Toeleiding doelgroeppeuters
11
3.6
Harmonisatie ouderbijdragen
11
HOOFDSTUK 4
FINANCIERING VAN DE PEUTEROPVANG
13
4.1
Kwaliteit en prijs peuteropvang
13
4.2
Bezuinigen
14
4.3
Huisvesting
15
HOOFDSTUK 5
ADVIES UITVOERING IN HOOFDLIJNEN
17
5.1
Consequenties voor de huidige peuterspeelzaalaanbieder
17
5.2
Stappenplan voor de gemeente
17
1/17
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
Samenvatting Aanleiding voor dit rapport vormt de motie van de gemeenteraad van Achtkarspelen, waarin het college werd opgedragen de subsidierelatie voor peuterspeelzaalwerk te beëindigen. De raad wil het peuterspeelzaalwerk onder de Wet kinderopvang brengen. Reden hiervoor is een bezuiniging op gemeentelijke uitgaven én de harmonisatie van voorschoolse voorzieningen. De gemeenteraad wil de financiering realiseren via een aanbestedingsprocedure. Peuterspeelzaalwerk onder de Wet kinderopvang wordt ook wel peuteropvang genoemd. Deze vorm van kinderopvang is een samenvloeiing van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. De activiteit en de duur van de activiteit is peuterspeelzaalwerk, terwijl de wettelijke vereisten van kinderopvang van toepassing zijn. Het gevolg is dat ouders kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen. Deze ouders kunnen zonder gemeentelijke financiering de peuteropvang bekostigen. De gemeente bezuinigt op de uitgaven voor deze peuters. De gemeente financiert alleen nog plaatsen voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag. Voorgesteld wordt om de ouderbijdrage voor peuteropvang ook te harmoniseren. Ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag betalen dan een gelijke ouderbijdrage als ouders die wel recht hebben op kinderopvangtoeslag. De ouderbijdrage is inkomensafhankelijk. De raad wil de peuteropvang aanbesteden. Peuteropvang is niet aanbestedingsplichtig en ook niet BTW-plichtig. Aanbesteding is meestal bedoeld om een keuze uit aanbieders te maken op basis van kwaliteit en prijs. Alleen aanbesteding volgens het ‘Zeeuws model’ biedt mogelijkheid om met alle aanbieders in zee te gaan. Dit laatste is raadzaam in de situatie van Achtkarspelen. Alle aanbieders gaan namelijk peuteropvang bieden aan ouders met recht op kinderopvangtoeslag. Als de gemeente één of meer aanbieders uitsluit, dan kunnen ouders zonder kinderopvangtoeslag niet overal voor peuteropvang terecht. Er ontstaat dan segregatie, of zelfs het verdwijnen van peuteropvang voor ouders zonder kinderopvangtoeslag uit een dorp. Ook peuters die wat extra nodig hebben (de doelgroeppeuters) kunnen dan mogelijk niet dichtbij huis terecht voor peuteropvang. Het is voor de gemeente van belang om met alle partijen in zee te gaan. Dit kan via aanbesteding volgens het Zeeuws model of door het subsidiëren van peuteropvang. Dit laatste is het meest efficiënt. De gemeente stelt in een subsidieregeling de kwaliteitsvereisten vast. Jaarlijks stelt het college de jaarprijs voor peuteropvang vast. Aanbieders die voldoen aan de kwaliteitsvereisten kunnen een aanvraag indienen voor een x-aantal peuters en een x-aantal VVE-peuters. Ten opzichte van het huidige peuterspeelzaalwerk moet de gemeente nog een aantal keuzes maken, zoals de kwaliteitsvereisten.
2/17
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
De gemeente was hoofdfinancierder van het peuterspeelzaalwerk. Ze financierde ook het VVE-programma Piramide. Voor peuteropvang kan de gemeente volstaan met de eis dat een erkend VVE-programma gevolgd wordt. Met de veranderende rol die de gemeente krijgt door de peuteropvang verdwijnt ook de invloed op de locatie waar peuteropvang wordt geboden. Tot nu toe betaalde de gemeente de huisvestingslasten voor het peuterspeelzaalwerk. In de nieuwe situatie worden de huisvestingslasten betaald uit de ontvangsten per peuter. Het is voor aanbieders belangrijk om lage huisvestingslasten te hebben. Dit kan ertoe leiden dat peuteropvang uit huidige gebouwen verdwijnt. Voor veel peuterspeelzaallocaties loopt de gemeente dan een risico op minder huurinkomsten. Als de gemeente de huidige huren handhaaft dan zal dit risico zich hoogstens op een enkele locatie voordoen.
3/17
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
Hoofdstuk 1 Inleiding In september 2012 is ‘Ploegen en zaaien, Kadernota Toekomst en aanpak peuterspeelzaalwerk Achtkarspelen na de harmonisatie’ verschenen. In deze kadernota wordt een beschrijving gegeven van de huidige stand van het peuterspeelzaalwerk, de kinderopvang en de voorschoolse educatie in de negen dorpen. De nota gaat in op de samenwerkingsmodellen die door de harmonisatie van wet- en regelgeving voor peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en voorschoolse educatie (Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie = Wet OKE, augustus 2010) mogelijk zijn geworden. De mogelijke samenwerking is uitgewerkt in een drietal scenario’s: geen of een lichte vorm van samenwerking, intensieve samenwerking en een volledig geïntegreerd aanbod. Op 18 oktober 2012 is de kadernota in de informatiecarrousel voorgelegd aan de gemeenteraad. Afgesproken is dat de nota opiniërend zou terugkomen in de gemeenteraad. Eind oktober echter werd het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ (29 oktober 2012) vastgesteld. In het regeerakkoord is de volgende passage opgenomen voor het peuterspeelzaalwerk: Onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie moeten op elkaar afgestemd zijn. In de voorschoolse periode is dat van belang om ontwikkelingsachterstanden te voorkomen, te signaleren en tijdig aan te pakken. Het leren van de Nederlandse taal door jonge kinderen verdient daarbij bijzondere aandacht. Om de onderlinge afstemming van onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang te optimaliseren wordt de financiering van het peuterspeelzaalwerk onder de vereisten voor kinderopvang uit de ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’ (= Wet kinderopvang) gebracht. Daarbij zal bestaande gemeentelijke financiering worden betrokken. Begin 2013 werd bovendien duidelijk dat kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst ook verstrekt kan worden voor peuterspeelzaalwerk dat onder de Wet kinderopvang wordt aangeboden. In navolging van de landelijke ontwikkelingen heeft de gemeenteraad van Achtkarspelen op 7 maart 2013 een motie aangenomen om de bestaande subsidie voor peuterspeelzaalwerk stop te zetten. Met dit besluit wil de gemeenteraad het peuterspeelzaalwerk direct onder de Wet kinderopvang brengen. Niet alleen wil de raad hierdoor een bezuiniging realiseren, maar ook is het hierdoor mogelijk om peuterspeelzaalwerk en kinderopvang te harmoniseren tot één voorschoolse voorziening.
4/17
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
De achterliggende gedachte is dat doelgroeppeuters dan bij elke voorziening een kwalitatief hoogwaardig VVE-aanbod kunnen krijgen. Op dit moment wordt dit aanbod alleen gefinancierd binnen het peuterspeelzaalwerk. De raad heeft aangegeven dat aanbesteding een goed middel is om de financiering van de voorschoolse voorziening te realiseren. In de informatiebijeenkomst voor raadsleden is naast de mogelijkheid van gewoon aanbesteden, het ‘Zeeuws model’ voor aanbesteden en subsidiering besproken. In hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan. In feite heeft de gemeenteraad van Achtkarspelen gekozen om, vooruitlopend op de uitwerking van het regeerakkoord, het peuterspeelzaalwerk als aparte opvang voor alle peuters onder te brengen bij de kinderopvang. Deze aparte vorm wordt ook wel ‘peuteropvang’ genoemd.
5/17
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
Hoofdstuk 2 Ontwikkeling voorschoolse voorzieningen In de kadernota is reeds uitgebreid ingegaan op de achtergronden van het peuterspeelzaalwerk, de kinderopvang, de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) en de situatie in Achtkarspelen. Als inleiding op de verdere uitwerking van deze nota wordt in dit hoofdstuk kort de rode draad weergegeven van de geschiedenis die geleid heeft tot de huidige situatie. Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk richten zich beide op kinderen tot 4 jaar. Er bestaan echter wel belangrijke verschillen tussen de twee voorzieningen. Tabel verschillen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang
Peuterspeelzaalwerk
Kinderopvang
Doelgroep
2- en 3-jarigen
0- tot 4-jarigen
Aantal uren
+ 3 uur per dag
10 tot 12 uur per dag
Aantal dagen per week
2 dagdelen
Maximaal 5 dagen per week
Aantal weken per jaar
40
50 tot 52
CAO
Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening
Kinderopvang
Personele inzet
Eén beroepskracht en één vrijwilliger per groep
Twee beroepskrachten per groep
Aantal peuters per groep
16
14
Ouderbijdrage
Verschilt per gemeente
Landelijk vastgesteld
Toezicht
Gemeente
Gemeente
Voor VVE: Onderwijsinspectie
Voor VVE: Onderwijsinspectie
Voorbereiding basisschool
Combineren Arbeid en Zorg
Doel 2.1
Wet Kinderopvang Vanaf 2005 is de Wet kinderopvang van kracht. Hierin is het landelijk kwaliteitskader voor kinderopvang vastgelegd. Tot 2010 bestond dit kwaliteitskader vooral uit bepalingen gericht op hygiëne, veiligheid en verzorging in de kinderopvang.
6/17
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
De Wet OKE is in augustus 2010 ingevoerd. Deze wet verplicht lokale overheden: 1. het realiseren en waarborgen van een optimaal ontwikkelingsklimaat voor alle jonge kinderen; 2. het realiseren, waarborgen en toegankelijk maken van een optimaal aanbod van voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters voor minimaal 10 uur; 3. het maken van afspraken met schoolbesturen over de resultaten van de vroegschoolse periode (groep 1 en 2 van de basisschool). Onderdeel van de Wet OKE is een landelijk kwaliteitskader voor peuterspeelzalen en aanvullende kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie. 2.2
Ontwikkeling VVE Peuterspeelzalen zijn van oudsher gericht op de ontwikkeling van kinderen en de voorbereiding op de basisschool. De afgelopen jaren is vooral op peuterspeelzalen geïnvesteerd in het aanbod van VVE-programma’s, mede omdat het grootste deel van de doelgroep voor VVE zich op de peuterspeelzalen bevindt. Landelijk is de kinderopvang een inhaalslag aan het maken. Er wordt op steeds meer kinderdagverblijven met VVE-programma’s gewerkt. Een ontwikkelingsgericht aanbod is hier vaker een standaardonderdeel van het dagprogramma. Er is echter nog steeds sprake van een aantal belangrijke verschillen, zoals de groepsgrootte, het aantal gediplomeerde leid(st)ers op de groep, de gehanteerde cao en de financiering (zie tabel Verschillen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang).
2.3
De rol van de gemeente De formele positie van de gemeente ten opzichte van de partners die samen zorg dragen voor kinderen van 0 tot 6 jaar is zeer verschillend. Op het peuterspeelzaalwerk en op VVE kan de gemeente door het verstrekken van subsidie direct invloed uitoefenen. De mogelijkheden om te sturen op de kinderopvang zijn zeer beperkt, aangezien de gemeente hier geen (financiële) relatie mee heeft. De gemeente is wel toezichthouder voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Het toezicht richt zich op de vereisten waar de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk volgens de Wet kinderopvang aan moeten voldoen. Het toezicht op de kwaliteit van VVE berust bij de Onderwijsinspectie. Ook de mogelijkheden voor sturing op het door het Rijk bekostigde onderwijs zijn beperkt. Hier heeft de gemeente de Lokale Educatieve Agenda, het huisvestingsbeleid en de leerplicht als voornaamste aangrijpingspunten.
2.4
Decentralisatie Jeugdzorg Met de overdracht van de Jeugdzorg naar de gemeente wordt de regiefunctie van de gemeente voor het jeugdbeleid als geheel versterkt. Voor een effectieve regierol van de gemeente is integrale regelgeving een voorwaarde. Dit past binnen de koers die de Rijksoverheid heeft ingezet met de invoering van de Wet OKE. Met het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ (29 oktober 2012) wordt die koers voortgezet.
7/17
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
2.5
Harmonisatie Harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang in het kader van de Wet kinderopvang betekent dat (wettelijke) regels en financiering van de twee voorschoolse voorzieningen worden gelijkgetrokken. Dit heeft een belangrijk voordeel. Voor alle ouders die gebruikmaken van voorschoolse opvang ontstaat een gelijk recht op kinderopvangtoeslag. Hierdoor vallen gemeentelijke subsidiemiddelen vrij, die kunnen worden ingezet voor het realiseren van peuter-plaatsen voor ouders die geen gebruik kunnen maken van de kinderopvangtoeslag. Ook ontstaat financiële ruimte om nieuwe ouders te stimuleren hun peuters naar peuteropvang te brengen, zodat het bereik vergroot wordt. Schema: Financiering peuteropvang en VVE
8/17
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
Hoofdstuk 3 Peuteropvang in Achtkarspelen De raad wil met de motie van 7 maart 2013 het peuterspeelzaalwerk onder de Wet kinderopvang brengen. Dit besluit geeft geen verdere aanleiding voor voorschoolse voorzieningen om samen te werken. Het biedt de gemeente wel de mogelijkheid om de werksoort ‘peuterspeelzaalwerk’ financieel overeind te houden. Het peuterspeelzaalwerk wordt hierdoor een bijzondere vorm van kinderopvang. Deze vorm wordt ‘peuteropvang’ genoemd. 3.1
Aanbieders van voorschoolse voorzieningen Naar aanleiding van de motie van de raad zijn gesprekken gevoerd met de vier huidige aanbieders van voorschoolse voorzieningen, te weten: Stichting Amarins Kindercentra, Kinderopvang Achtkarspelen BV, Kindercentrum De Bernebrêge en Christelijke Kinderopvang Noordoost-Friesland Krummel. Kindercentrum De Bernebrêge biedt ouders nu al de mogelijkheid om peuteropvang af te nemen. De andere voorzieningen gaan dit ook bieden. Stichting Amarins, die nu nog het peuterspeelzaalwerk in de gemeente levert, heeft een verzoek ingediend om de VVE-dagdelen als peuteropvang te gaan aanbieden. Voor de overige peuterspeelzaaldagdelen voldoet de stichting nog niet aan de Wet kinderopvang (onder andere de voorwaarde twee beroepskrachten, veertien kinderen). Op de reguliere dagdelen werkt Stichting Amarins met maar één betaalde beroepskracht. Als de gemeente binnen redelijke termijn een besluit neemt, kan Amarins per 1 januari 2014 voor alle groepen aan de vereisten voldoen.
3.2
Eén of meer aanbieders: peuteropvang De gemeente Achtkarspelen heeft ervoor gekozen om het peuterspeelzaalwerk onder de Wet kinderopvang te brengen. Hiervoor moet het peuterspeelzaalwerk worden aangepast aan de wettelijke vereisten van kinderopvang. Uitgaande van de negen locaties van Stichting Amarins, de locatie Kindercentrum De Bernebrêge, de locatie Christelijke Kinderopvang Noordoost-Friesland Krummel en de drie locaties van Kinderopvang Achtkarspelen BV wordt binnenkort op veertien plaatsen in Achtkarspelen peuteropvang geboden. Voor ouders die geen kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen kan de gemeente het toeslagdeel betalen. De gemeente kan ouders de vrije keus bieden wat betreft de organisatie/locatie van peuteropvang voor hun kind, net zoals dat van toepassing is voor ouders die kinderopvangtoeslag van de Rijksoverheid ontvangen.
9/17
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
De gemeente kan er ook voor kiezen om in zee te gaan met een beperkt aantal aanbieders van peuteropvang. Dit geeft echter een aantal problemen: Slechts één van de huidige aanbieders kan een goede spreiding van het aanbod over Achtkarspelen garanderen. De andere aanbieders zitten slechts op één of hoogstens drie locaties. De gemeente financiert slechts een deel van de peuters in een groep, namelijk alleen peuters van ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Een aanbieder waarmee de gemeente niet in zee gaat, zal wel peuteropvang bieden. Afhankelijk van het aantal peuters met kinderopvangtoeslag zal de aanbieder kiezen om wel of niet op een locatie peuteropvang aan te blijven bieden. De gegunde organisaties kunnen dus niet automatisch een locatie, personeel en dergelijke overnemen. Starten in een klein dorp is voor hen ook niet weggelegd, want het aantal overgebleven peuters zal te klein zijn om een groep te kunnen samenstellen. Op deze wijze kunnen groepen ontstaan waaraan subsidiepeuters niet kunnen deelnemen. In kleine dorpen hebben de ouders van deze peuters dan geen alternatief en zullen hun peuters niet aan peuteropvang deelnemen. Uit diverse onderzoeken blijkt dat het voor alle peuters van belang is om aan peuteropvang deel te nemen. Bovendien bieden gemengde groepen de beste ontwikkelingsmogelijkheden voor peuters. 3.3
Eén of meer aanbieders: VVE De gemeenteraad heeft in zijn motie vastgelegd dat 100% van de doelgroeppeuters een kwalitatief hoogwaardig VVE-aanbod krijgt. Ook de Rijksoverheid gaat uit van 100% bereik van doelgroeppeuters. De Onderwijsinspectie controleert de VVEaanbieders onder andere op bereik, aantal uren deelname van de doelgroeppeuters en het bieden van een erkend VVE-programma. De uitvoering van de VVE ligt bij Stichting Amarins. Voor doelgroeppeuters die naar een andere opvang gaan betaalt de gemeente geen specifiek aanbod. De aanbieder bepaalt zelf of dit wel geleverd wordt. Als de gemeente aan de andere partijen ook VVE-subsidie zou verstrekken, dan kunnen afspraken over de kwaliteit gemaakt worden. Reguliere peuters en doelgroeppeuters krijgen daar dan ook een VVE-programma aangeboden.
3.4
VVE-programma De Rijksoverheid heeft onderzoek laten doen naar programma’s die specifiek voor doelgroeppeuters ontwikkeld zijn. Programma’s die voldoen aan de VVE-vereisten zijn door het ministerie erkend als VVE-programma. Juist vanwege deze erkenning kan de gemeente aanbieders vrijlaten in de keuze van het VVE-programma dat aan alle peuters wordt aangeboden. Voor het onderwijs geldt deze keuzevrijheid ook. In het kader van de afstemming tussen voorschoolse voorzieningen en onderwijs zou de gemeente in LEA-verband afspraken kunnen maken over de doorgaande leerlijn voor doelgroeppeuters. Voorschoolse voorzieningen en scholen kunnen dan samen kiezen voor een erkend VVE-programma. Deze gezamenlijke keuze past goed in de huidige ontwikkeling, waarin scholen en voorschoolse voorzieningen steeds meer gezien worden als een samenwerkende eenheid: een integraal kindcentrum.
10/17
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
Ook zou de voorschoolse voorziening gebruik kunnen gaan maken van de ondersteunende professionals uit het onderwijs, zoals schoolmaatschappelijk werkers of intern begeleiders. Hierdoor kan de doorgaande leerlijn op het gebied van VVE en eventuele hulpverlening nog beter gewaarborgd worden. 3.5
Toeleiding doelgroeppeuters De gemeente Achtkarspelen heeft vanaf de start van de VVE (2000) geïnvesteerd in het VVE-programma Piramide. Tot 2006 werd dit programma zowel op de peuterspeelzaal als in de eerste twee jaar van de basisschool aan kinderen aangeboden. In 2006 werden scholen zelf (financieel) verantwoordelijk voor de vroegschoolse educatie aan doelgroepkleuters. Slechts een enkele school in Achtkarspelen werkt nu nog met het programma Piramide. Het VVE-programma Piramide is ontwikkeld door het Cito-instituut. In het programma zijn Cito-toetsen verwerkt waarmee bepaald wordt of een kind een doelgroepkind is. Door de keuze van een VVE-programma over te laten aan de kinderopvangaanbieder, in samenspraak met de school of scholen, vervalt de indicatie van de doelgroeppeuter via een Cito-toets. Het consultatiebureau, onderdeel van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), ziet alle peuters in ieder geval tijdens de vaste contactmomenten. In de meeste gemeenten indiceert het consultatiebureau dan ook of een kind voldoet aan de gemeentelijke definitie van doelgroeppeuter. Het is gebruikelijk deze definitie vast te stellen in overleg met de samenwerkingspartners binnen het CJG, zoals de Jeugdgezondheidszorg (JGZ), het onderwijs en de aanbieders van peuteropvang. De gemeente kan met het consultatiebureau verdere afspraken maken over de wijze van indiceren en de toeleiding van een doelgroeppeuter naar de peuteropvang. Hierbij kunnen ook zeker arrangementen worden uitgewerkt, waarbij zowel de peuter als de ouder(s) ondersteund worden.
3.6
Harmonisatie ouderbijdragen De peuteropvang wordt, net als de rest van de kinderopvang, per deelnemende peuter betaald. Ouders met kinderopvangtoeslag betalen de door de instelling vastgestelde uren en prijs per uur. Ouders betalen aan de instelling en de instelling gebruikt de inkomsten voor de kosten van de opvang van de betreffende peuter. Met dit deel van de financiering van de peuteropvang heeft de gemeente geen bemoeienis. Ouders zonder kinderopvangtoeslag betalen hun inkomensafhankelijke ouderbijdrage aan de aanbieder. De gemeente vult dit bedrag aan tot de overeengekomen prijs per deelnemende peuter. Vanwege de liquiditeit van de aanbieder kan de gemeente met voorschotten werken die op basis van de daadwerkelijke deelname en ontvangen ouderbijdrage worden verrekend.
11/17
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
Een logisch gevolg van de harmonisatie van de voorzieningen is de harmonisatie van de ouderbijdrage. Ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag (bijvoorbeeld omdat ze beiden buitenshuis werken) betalen naar inkomen voor peuteropvang. De ouderbijdrage voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag kan hiermee gelijkgesteld worden. Ze maken tenslotte van dezelfde voorziening gebruik. De gemeente betaalt dan aan de voorziening de resterende prijs. Een uitzondering hierop is het derde en vierde dagdeel waarop een doelgroeppeuter de opvang bezoekt. Gemeenten moeten zorgen dat deze peuters minimaal 10 uur VVE krijgen aangeboden. Maar het blijft een keuze van ouders om daarvan gebruik te maken. De erkende VVE-programma’s hebben het meeste effect als peuters er vier dagdelen gebruik van maken. Van oudsher worden de peuters in Nederland twee dagdelen naar de peuteropvang gebracht. Om te stimuleren dat met name de doelgroeppeuters het derde en vierde dagdeel benutten, subsidieert de gemeente Achtkarspelen dit nu al volledig. Dit kan onder de peuteropvang gehandhaafd blijven. In Nederland zijn veel meer gemeenten die dit doen. In toenemende mate wordt wel een tegenprestatie van de ouders verwacht in de vorm van een investering van ouders, zoals bijvoorbeeld een maandelijks voortgangsgesprek. Vergelijking ouderbijdrage 2013 (peuterspeelzaalwerk) en 2014 (peuteropvang): Bruto gezinsinkomen per jaar tot € 18.546,— tot € 23.880,— tot € 28.884,— tot € 34.320,— tot € 39.720,— meer dan € 39.720,— van € 50.000,— tot € 72.000,—
2013 € € € € € €
129,— 348,— 392,— 437,— 483,— 528,—
2014 € € € € €
168,— 249,— 372,— 372,— 504,—
€
817,—
Uit de vergelijking van de ouderbijdrage voor het huidige peuterspeelzaalwerk en voor de peuteropvang vanaf 2014 blijkt dat de laagste inkomensgroep (tot € 18.546,—) op jaarbasis meer gaat betalen. Voor de andere inkomensgroepen is de nieuwe ouderbijdrage gunstiger dan de huidige ouderbijdrage. Het verschil voor de laagste inkomensgroep heeft alles te maken met de extreem lage bijdrage voor deze groep in de huidige situatie. Ouders met iets meer inkomen dan € 18.546,—, betalen nu meer dan 2,5 keer (= € 219,—) zo veel. Dit verschil is wel erg groot. In 2014 wordt de ouderbijdrage gelijk gesteld aan de ouderbijdrage voor kinderopvang. Het verschil tussen de laagste en de volgende inkomensgroep is dan bijna 0,5 keer € 81,—) meer. Dit verschil is aan ouders goed uit te leggen.
12/17
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
Hoofdstuk 4 Financiering van de peuteropvang De gemeenteraad van Achtkarspelen heeft in zijn motie aangegeven dat de financiering van de peuteropvang zou moeten plaatsvinden via aanbesteding. Deze keuze is ingegeven door het idee om aanbieders te laten concurreren op kwaliteit en prijs. Zoals uit het voorgaande echter al blijkt, is peuteropvang een zeer bijzondere activiteit: De gemeente financiert geen groepen, maar opvang van een peuter binnen een groep. Aan deze groep nemen ook peuters deel voor wie de gemeente geen financiering biedt. De gemeente kan voor het financieren van plaatsen peuteropvang een aanbesteding uitschrijven of een subsidieregeling vaststellen. De wet verplicht gemeenten niet om peuteropvang aan te besteden. Ook hoeft geen BTW over deze activiteit te worden betaald. Als de gemeente zou willen aanbesteden dan zou aanbesteding op basis van het Zeeuwse model een optie zijn. In dit model stelt de gemeente de prijs en de kwaliteit vast. Aanbieders die aantonen dat zij aan de vereisten voldoen kunnen een contract met de gemeente krijgen. Omdat alle huidige aanbieders peuteropvang gaan bieden aan ouders die kinderopvangtoeslag krijgen, kunnen subsidie-ouders straks ook bij alle aanbieders terecht. Op eenvoudiger wijze kan hetzelfde resultaat door een subsidieregeling tot stand komen. Ook in een subsidieregeling legt de gemeente kwaliteitsvereisten vast. Uit de subsidieaanvraag van aanbieders moet blijken dat aan de kwaliteitsvereisten wordt voldaan. De aanbieder vraagt een x-aantal subsidieplaatsen aan. De gemeente verleent subsidie per plaats en stelt een voorschot beschikbaar. Na afloop van het jaar wordt het voorschot verrekend met de daadwerkelijke bezetting en de ouderbijdrage. In de informatiebijeenkomst voor raadsleden is reeds ingegaan op de consequenties van de wijzigingen van het peuterspeelzaalwerk en de verschillen tussen aanbesteden en subsidiëren. In de situatie Achtkarspelen leidt het uitsluiten van aanbieders tot segregatie. Peuters zonder kinderopvangtoeslag kunnen dan niet op alle locaties terecht. In deze situatie heeft aanbesteding geen meerwaarde en is subsidie een efficiëntere vorm van financiering van de peuteropvang in Achtkarspelen. 4.1
Kwaliteit en prijs peuteropvang De gemeente kan de kwaliteit van alle peuteropvang waarborgen door met alle partijen een subsidiecontract aan te gaan. Dit biedt de gemeente een extra instrument om de regie te voeren in de ontwikkeling naar integrale kindcentra.
13/17
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
De gemeente bepaalt aan welke kwaliteitsvoorwaarden de peuteropvang dient te voldoen. Naast de wettelijke vereisten voor kinderopvang kunnen de volgende gemeentelijke kwaliteitsvereisten worden vastgesteld: 1. gemengde groepen: a. zowel peuters met als peuters zonder kinderopvangtoeslag; b. zowel reguliere peuters als doelgroeppeuters; 2. handhaving kwaliteit en kwantiteit zowel voor het reguliere aanbod als voor de voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters; 3. behoud tweetaligheid; 4. regulier aanbod: a. twee dagdelen; b. maximaal 3,5 uur per dagdeel; c. koppeling aan schooltijden; d. 40 weken per jaar ; 5. VVE-aanbod voor doelgroeppeuters: a. vier dagdelen op verschillende dagen; b. maandelijkse voortgangs-/instructiegesprekken met ouders van doelgroeppeuters; 6. uitvoeren van een erkend VVE-programma in alle groepen; 7. tweemaal per jaar een activiteit gericht op ouderbetrokkenheid; 8. waarborgen signalerende rol van de leid(st)ers/pedagogisch medewerkers; 9. waarborgen doorgaande leerlijn voor alle peuters; 10. deelname aan netwerken in het kader van de zorgstructuur en (toekomstige) integrale kindcentra vanuit het belang van de peuter en zijn/haar doorgaande leerlijn; 11. aantoonbaar bereid zijn tot samenwerken met de (voor)schoolse partners. De prijs per peuterplaats dient marktconform te zijn, zodat aanbieders een reële prijs voor hun aanbod kunnen ontvangen. Hiervoor kan uitgegaan worden van de maximale uurprijs waarvoor ouders kinderopvangtoeslag ontvangen. De meeste kinderopvangorganisaties hanteren ongeveer deze uurprijs. Ouders betalen naar inkomen een bijdrage per uur. 4.2
Bezuinigen De gemeenteraad wil bezuinigen op het peuterspeelzaalwerk. Door de omvorming van peuterspeelzaalwerk tot peuteropvang wordt er bezuinigd, doordat de gemeente geen financiële bemoeienis meer heeft met de plaatsen voor peuters met kinderopvangtoeslag. In het verleden hebben organisaties aangegeven dat zij hierdoor wel € 200.000 op het budget voor peuterspeelzaalwerk kunnen bezuinigen. In werkelijkheid is niet bekend hoeveel ouders gebruik kunnen maken van kinderopvangtoeslag. Door op voorhand € 200.000 op het budget te bezuinigen moeten misschien peuters geweigerd worden.
14/17
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
In de kadernota 2014 is een bezuiniging op het totaal beschikbare budget voor peuterspeelzaalwerk en VVE ingeboekt van € 150.000,—. In 2013 is het beschikbare subsidiebudget als volgt bestemd: € 415.876,— voor 62 dagdelen regulier peuterspeelzaalwerk; € 194.394,— als VVE-aanvulling op het reguliere deel van 30 dagdelen. Voor 2014 is het beschikbare budget: € 315.876,— regulier peuterspeelzaalwerk; € 144.394,— VVE. Voorgesteld wordt de totaal overgebleven subsidie als volgt in te zetten: 1. € 50.000,— beschikbaar stellen voor een extra bijdrage van € 500,— per doelgroeppeuter; 2. het overige budget van € 410.270,— is voldoende om voor 200 reguliere plaatsen en 28 VVE plaatsen de ouderbijdrage voor reguliere en doelgroeppeuters aan te vullen. In 2013 werden 416 reguliere peuterplaatsen en 40 VVE plaatsen met dit budget gefinancierd. 4.3
Huisvesting Met de keuze voor peuterspeelzaalwerk onder de Wet kinderopvang ontstaat in de gemeente Achtkarspelen een basisvoorziening voor alle peuters. Om een basisvoorziening voor alle partijen (gemeente en ouders) financieel aantrekkelijk te houden is het van belang dat de huidige huisvestingslasten voor de aanbieders gehandhaafd blijven. Door de nieuwe wijze van financieren bepalen organisaties zelf waar ze hun activiteiten uitvoeren. Het meest logisch is een ruimte in een school of in de nabijheid van een school. Tot nu toe financierde de gemeente de huisvestingslasten van het peuterspeelzaalwerk volledig. Voor gemeentelijke gebouwen (Buitenpost, Gerkesklooster en Harkema) is dit een ‘vestzak-broekzak’-financiering. De gemeente brengt een huurprijs in rekening en subsidieert dit bedrag weer. Voor de huisvesting in een MFC (Surhuisterveen), een dorpshuis (Kootstertille, Twijzel en Twijzelerheide) of een school (Drogeham) staat de gemeente garant voor de exploitatie. De hoogte van de huurprijs was voor het peuterspeelzaalwerk niet van belang. In de nieuwe situatie vervalt de subsidie in de huisvestingskosten. Organisaties maken dan een andere afweging, waardoor gemeentelijke ruimtes leeg kunnen komen te staan. Het maximale risico hierop is € 76.000,— op jaarbasis. Naast het risico van het verhuizen van peuteropvang naar een andere ruimte, ontstaat ook het risico dat de peuteropvang uit een dorp verdwijnt. Aanbieders van peuteropvang kunnen niet met verlies een locatie openhouden. De kosten voor huisvesting zijn voor het grootste deel onafhankelijk van het aantal dagdelen openstelling. Uit onderzoek van de MO-groep (branche-organisatie voor peuterspeelzaalwerk) blijkt dat een minimale bezetting van de ruimte gedurende
15/17
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
vijf dagdelen per week voldoende is voor dekking van de kosten voor huisvesting. Gebaseerd op de huidige bezetting worden alleen in Gerkesklooster en in Twijzel minder dagdelen geboden. De huisvestingslasten voor Twijzel zijn niet echt hoog. Ze passen bij het aantal dagdelen openstelling, waardoor de huisvestingslasten het voortbestaan van de peuteropvang in Twijzel nu niet in de weg staat. De peuterspeelzaal in Gerkesklooster verhuist naar de Brede School Gerkesklooster. Bij het bepalen van de huur moet het risico van leegstand goed worden afgewogen. Bij een te hoge huurprijs kan een aanbieder kiezen voor een andere, goedkopere locatie.
16/17
VAN PEUTERSPEELZAALWERK NAAR PEUTEROPVANG IN ACHTKARSPELEN
Hoofdstuk 5 Advies uitvoering in hoofdlijnen In dit hoofdstuk is een advies opgenomen voor de implementatie van het gewenste scenario. 5.1
Consequenties voor de huidige peuterspeelzaalaanbieder Bij de omvorming van peuterspeelzaalwerk tot peuteropvang moeten alle locaties voldoen aan de wettelijke vereisten van kinderopvang. De GGD voert hiervoor een inspectie uit. In ieder geval moeten de volgende aanpassingen plaatsvinden:
5.2
2 gediplomeerde krachten op elke groep; personeel onder CAO Kinderopvang brengen. Er is inmiddels een Landelijk Sociaal Plan Harmonisatie Peuterspeelzalen vastgesteld; maximaal 14 kinderen per groep; een oudercommissie per locatie; aansluiting bij een geschillencommissie.
Stappenplan voor de gemeente In het vervolgtraject zijn een aantal verschillende trajecten die belopen dienen te worden: Communicatietraject De gemeente ondersteunt de aanbieders in de communicatie richting de aanbieders. Wet kinderopvang 1) Registratie van de peuteropvanglocaties in het Landelijke Register Kinderopvang; 2) De gemeente dient de GGD opdracht te geven de peuterspeelzaallocaties te inspecteren op basis van de Wet kinderopvang. subsidietraject 3) Opstellen van een nieuwe subsidieverordening en/of beleidsregels; 4) Uitwerken van administratieve procedures voor subsidieverlening, subsidievaststelling en – verantwoording. VVE a) Definiëring van de doelgroeppeuter; b) Afspraken over toeleiding door het consultatiebureau; c) Waarborgen doorgaande leerlijn door afspraken over VVE-programma’s met de aanbieders en het onderwijs; d) Integrale aanpak ouderbetrokkenheid.
17/17