Van hulpvraag naar hulpmiddel. Een systematische keuze van een hulpmiddel kan leiden tot een eenduidig beleid tijdens het contact met de patiënt en zijn hulpvraag. Bij het bundelen van inzichten, competenties en ervaringen kan een consequente keuzemethode bijdragen aan het beste hulpmiddel bij elke cliënt. Ook bij herhalingsverstrekkingen moeten we ons telkens weer afvragen of de voorziening nog steeds aansluit op de hulpvraag en mobiliteit van de cliënt. Zijn er bijvoorbeeld nieuwe inzichten en oplossingen om tot een beter resultaat te komen? Voordat we een conclusie kunnen trekken over de keuze van het hulpmiddel is het van belang een aantal zaken eerst op een rijtje te zetten. . Door observatie van het gangbeeld neem je de afwijkingen van normaal lopen waar die er vervolgens toe kunnen leiden welke eigenschap je nodig hebt om een ondersteunend effect te creëren bij de patiënt. De matrix, is opgezet als denkraam. Een systematische manier van observeren, denken en het recept samenstellen. Het dwingt ons te denken in effecten van voorzieningen in zowel schoenen als spalken. De kennis van materiaaleigenschappen zoals stijfheid, gewicht en vervormbaarheid geeft de technisch adviseur de mogelijkheid een grote variatie aan eigenschappen in een product te stoppen. Het aangeven van het verband tussen het recept en de technische keuze van het hulpmiddel is een taak van de technisch adviseur. Dit vraagt dus kennis, ervaring en inzicht. De interpretatie van de matrix kan echter ook teamwork zijn, waarbij de arts, de technicus en de fysiotherapeut een aandeel hebben. Met het denken in eigenschappen en functionaliteit als basis voor een recept zijn de veranderingen op de markt ten aanzien van spalk- en materiaalsoorten de verantwoordelijkheid van de technicus die deze kennis gebruikt om het juiste hulpmiddel te kiezen. De matrix is een eenduidige en objectieve methode, waar de veranderende markt geen aanpassing van de matrix verlangt. Als we de hulpmiddelen van 30 jaar geleden beschouwen: de beugels, de veren, de Jonesspalken en schoenvoorzieningen, dan passen die ook in de matrix. Het waren toen alleen andere technisch oplossingen met dezelfde effecten. Het lopen met een functionele stoornis kan mogelijk worden ondersteund door een spalk met bepaalde eigenschappen Door de jaren heen zijn deze eigenschappen toegepast in diverse confectiespalken. Met name spalken als de walk-on flex , de dynafo, de toe-off en de walk-on reaction worden veel toegepast van wegen hun typische eigenschappen. De orthopedische instrumentmaker wordt hierover altijd op de hoogte gehouden door leveranciers en zijn vakliteratuur. En is dus prima in staat om de juiste spalk bij de functionele eisen te vinden. Als voorschrijver is het dus van belang het juiste recept te communiceren. Hier de eigenschappen en hun effect op het lopen op een rijtje.
Dorsale schaal of stijve schacht geeft een momentarm aan de voetplaat met de enkel als draaipunt.
Ventrale schaal of tongversteviging geeft samen met de voetplaat een strekkend moment op de knie.
Dynamiek
zal een 2e rocker toelaten in de enkel as.
Hielomvatting geeft controle over het hielbeen bij de IC en SW.
Bodemprofiel zal de voet stabiliseren en pro- en supinatie beïnvloeden.
Stijve voetplaat verlengt de momentarm t.o.v. de enkel.
Diepstand 1e straal geeft pronatie van de voorvoet.