Van Dale Jaarboek Taal 2008 (verkorte) inleiding door Ton den Boon Inleiding Het Van Dale Jaarboek taal, editie 2008, beschrijft in lemmavorm een selectie van de woorden die in de afgelopen periode zijn ontstaan of in de omgangstaal zijn doorgedrongen. Woorden die onlangs zijn ontstaan, zijn bijvoorbeeld amoebemodel, armoedebuddy, bankentrio, consumanderen, drugsspray, energieteelt, fanfiction, globofobie, gordijnbonus, klantsafari, Mekkaspreekuur, multiprobleemjongere, ontbijtdrank, pensioenbom, regenboogpiet, rokersabri, ruimtehotel, seniorendorp, subprime, veiligheidsregio en web 2.0. Woorden die al wat langer bestaan, maar inmiddels door regelmatig gebruik of door specifieke maatschappelijke ontwikkelingen in de omgangstaal zijn doorgedrongen, zijn bijvoorbeeld garageverkoop, gevechtsverlies, leugenbaron, pirateneiland, Saharastof, stadscowboy, witruggier, zaaiaarde en zeehondenblik. Gemeenschappelijk kenmerk van alle taalvormen die in het Jaarboek taal 2008 zijn opgenomen, is dat ze nog niet in de Grote Van Dale staan, noch in het vorige Jaarboek taal, tenminste niet in dezelfde betekenis. De opnamecriteria van het Jaarboek taal zijn laagdrempeliger dan die van een gewoon verklarend woordenboek. Daardoor is voor sommige taalvormen die niet in aanmerking kwamen voor vermelding in de Grote Van Dale, in het Jaarboek taal wel ruimte. Dankzij dat laagdrempeliger criterium is in het Jaarboek taal niet alleen te vinden hoe je blokkendozenarchitectuur, burgerservicenummer, energieprestatieadvies, langetenencultuur en schonehandenpolitiek moet spellen, maar ook wat de betekenis is van niet-ongebruikelijke maar in een vrij beperkt domein gangbare woorden als dunnelaagtechnologie, kasparhausersyndroom, surveillancemaatschappij, videoadvertentie en zwakkedollarpolitiek. Sommige ‘nieuwe’ woorden in het Jaarboek taal zijn in werkelijkheid niet zo heel erg nieuw, zoals frisje (glas of flesje fris) en oorlogsgetroffene. Deze woorden worden hier niettemin veelal voor het eerst in woordenboekvorm gepresenteerd. Dat ze niet eerder in de Grote Van Dale zijn opgenomen, komt doordat ze in het verleden niet vaak genoeg werden aangetroffen in de corpora die worden gebruikt bij de samenstelling van de Grote Van Dale. Een enkel nieuwsfeit kan verandering brengen in de mate waarin een woord in de media wordt aangetroffen, zoals de vredesmissie van het Nederlandse leger in Uruzgan. Op grond van het regelmatige voorkomen in de media in 2007 zijn diverse samenstellingen met gevecht of oorlog, bijvoorbeeld gevechtshelm en oorlogsmoraal in dit Jaarboek taal opgenomen. Een andere reden waarom woorden die al wat langer bestaan, niet eerder in de Grote Van Dale werden opgenomen, kan te maken hebben met de beperkte spreiding ervan. Op grond van het soepeler opnamebeleid zijn bijvoorbeeld jongerentermen als kaaschick en spang, die eerder niet voldeden
aan de opnamecriteria voor jongste druk van de Grote Van Dale, nu wel in het Jaarboek taal 2008 opgenomen. Signalering en behandeling in het Jaarboek taal betekent nog niet automatisch dat een woord of uitdrukking te zijner tijd ook in de Grote Van Dale zelf zal worden vermeld. Of bankentrio, oeps-gevoel en VU-kabinet in de Grote Van Dale zullen worden opgenomen, valt vooralsnog te betwijfelen. Bankentrio is een gelegenheidswoord dat na de overnameperikelen rond de Nederlandse bank ABN Amro allicht weer zal verdwijnen uit de omgangstaal, terwijl het woord VU-kabinet wellicht een kortstondig leven beschoren is en daarom te zijner tijd als efemeer woord voor vermelding in de Grote Van Dale moet worden verworpen. Maar er zijn ook heel wat woorden voor het eerst in dit Jaarboek taal opgenomen waarvan het vrijwel ondenkbaar is dat ze niet in een volgende editie van de Grote Van Dale terecht zullen komen, zoals betalingsregeling, gifstor en, stresstest. Dat er jaarlijks een Van Dale Jaarboek taal verschijnt, impliceert een voortdurende actualisatie van de Grote Van Dale. Die actualisering heeft weliswaar een voorlopig karakter, maar woorden en betekenissen die duurzaam in onze taal zullen blijken te figureren, worden in de volgende editie van het woordenboek vanzelfsprekend definitief opgenomen. Ook de woorden die tussen twee edities van de Grote Van Dale mogelijk slechts enkele jaren meegaan, kunnen echter een woordenboekbeschrijving waard zijn, althans in het Jaarboek taal. Er bestaat bij taalgebruikers immers ook behoefte aan informatie over de spelling en over de betekenis van woorden die slechts tijdelijk in onze taal figureren. Het Jaarboek taal wil in deze behoefte voorzien. Daarnaast geeft het Jaarboek taal, door de beschrijving van de taalontwikkelingen, een beeld van recente maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. Taalontwikkelingen Elke periode in de ontwikkelingsgang van een taal wordt gekenmerkt door talige en taalkundige trends. Het ene jaar blijkt de informatie- en communicatietechnologie onze woordvoorraad sterk uit te breiden, het andere jaar is het juist de politiek die verantwoordelijk is voor opvallende taalvernieuwingen. Het ene jaar blijken er betrekkelijk veel leenwoorden door het Nederlands te worden opgenomen, het andere jaar ontstaan er juist veel originele samenstellingen. Wat onze samenleving bezighoudt, wordt weerspiegeld door bepaalde ontwikkelingen in onze taal. Van hittealarm tot klimaatcompensatie Was vroeger het weer hét gespreksonderwerp in de Lage Landen, tegenwoordig is het klimaat hot. Of beter gezegd: de veronderstelde klimaatverandering staat sinds eind 2006, begin 2007 in het centrum van ieders aandacht. Opeens is het onderwerp wereldwijd op de politieke agenda komen te staan. Een wereldleider als president Bush, die tot voor kort twijfelde over de wetenschappelijke onderbouwing van de hypothese dat de aarde opwarmt en in elk geval de ontwikkeling van de economie. Belangrijker leek te vinden dan de bestrijding van een eventuele klimaatverandering, heeft het broeikaseffect inmiddels erkend en treft hier en daar zelfs maatregelen om dit tegen te gaan. Zelfs de paus bleek het onderwerp te hebben geadopteerd toen hij in de herfst van 2007 opriep de aarde te redden ‘nu dat nog kan’. Maar het onderwerp leeft niet alleen bij geestelijk leiders en politici, ook het bedrijfsleven heeft de veronderstelde klimaatverandering omarmd. Een Nederlandse energiereus zendt anno 2007 haast dagelijks angstspotjes uit waarin gesuggereerd wordt dat de veronderstelde klimaatverandering linea recta leidt tot een watersnoodramp in Nederland. Het energiebedrijf zelf wekt de suggestie zo’n ramp te willen bestrijden
door middel van CO2-reductie. Wat daarvan waar is – hetzelfde energiebedrijf ligt onder vuur van Greenpeace vanwege de bouw van een (vuile) kolencentrale – doet er niet toe, maar de sfeer die door de politici en het bedrijfsleven geschapen wordt, is de ideale voedingsbodem voor het ontstaan en de popularisering van een omvangrijk klimaatlexicon. Zo konden sinds medio 2006 honderden woorden met betrekking tot klimatologische verschijnselen ontstaan of doorbreken. Dat zijn niet alleen samenstellingen met klimaat, zoals klimaatalarm, klimaatcompensatie, klimaatkanarie, klimaatopwarming, klimaatscepticus, klimaatvervuiler en klimaatzondaar, maar ook zeer diverse andere woorden die iets met het klimaat te maken hebben, zoals CO2-uitstoter, droogtestress, hittealarm, hitteverlet, koolstofvoetafdruk, natschade, woestijnvluchteling en zeestijging. Sommige economische sectoren varen overigens wel bij al die aandacht voor het klimaat, zoals de toeristenindustrie, die het broeikastoerisme heeft ontdekt: toerisme naar plaatsen waar dingen zijn die ten gevolge van het broeikaseffect geacht worden te verdwijnen of te veranderen, zoals ijskappen. Sommige van de klimaatwoorden zullen op termijn gelegenheidswoorden met een beperkte houdbaarheidsdatum blijken te zijn. En het is ook niet uitgesloten dat de klimaatsceptici gelijk hebben en dat de aandacht voor het klimaat straks blijkt te berusten op een onjuiste interpretatie van meteorologische verschijnselen of zelfs op een heuse klimaatzwendel. Is dat het geval, dan zal de aandacht voor het klimaat op ter- mijn verslappen. Dan zeggen we achteraf dat de aandacht voor het klimaat niets meer of minder dan een klimaatbubbel was – een woord dat klimaatsceptici op voorhand al hebben geïntroduceerd. Toch lijkt het klimaat het denken van de westerse mens in korte tijd zo ingrijpend te hebben beïnvloed, dat het bijna onvoorstelbaar is dat dit thema geen duurzame invloed op onze taal zal blijken te hebben. Maar mocht dat toch het geval zijn, dan houdt het Nederlands vast nog wat over van de woorden over het weer die in de laatste tijd hun opwachting hebben gemaakt in onze taal, variërend van meteoalarm en warmtegolf tot weersoverlast. Knettergekke leugenaars? Op korte termijn wordt de woordenschat beïnvloed door de waan van de dag. Maar ook voor de taal als vorm van maatschappelijk gedrag zijn het spannende tijden. Wordt er elk jaar in de media wel gediscussieerd over taalverruwing, in 2007 komt dit onderwerp zelfs op de politieke agenda te staan: wat is nog wel parlementair taalgebruik en wat is onparlementair? De aanleiding voor de discussie wordt gevormd door onconventioneel of – toe maar – onkies taalgebruik van een aantal politici in 2007. Het begint ermee als blijkt dat niet alleen journalisten maar ook PVVparlementariër Geert Wilders aanstoot nemen aan de stelling van minister Vogelaar over de ontwikkeling van de Nederlandse cultuur tot een joods-christelijkislamitische cultuur. Die ministeriële uitspraak brengt het parlementslid er zelfs toe de bewindsvrouwe in een kamerdebat in bepaald onparlementaire bewoordingen te (dis)kwalificeren. ‘U toont hiermee aan dat u knettergek bent,’ zegt Wilders in het vuur van zijn betoog. Moet kunnen. Of toch niet? Sommige kamerleden vinden van niet en spreken daarom van onacceptabele ‘spelverruwing’. Tot overmaat van ramp maakt PvdA-prominent en kandidaatpartijvoorzitter Jan Pronk niet veel later de minister-president uit voor ‘leugenaar’. Achteraf betreurt hij deze ‘persoonlijke kwalificatie’ over het optreden van de premier bij de Irak-oorlog, maar het ‘kwaad’ is dan al geschied: de voorzitter van de Tweede
Kamer verheft het parlementair taalgebruik tot een issue en gaat in gesprek met de fractievoorzitters van de partijen die in de Kamer vertegenwoordigd zijn. Gaat onze taal daarmee grondig op de schop? Zal het politieke debat over spelverruwing in het parlement leiden tot nieuwe normen en waarden op talig gebied? En zal zo’n discussie uiteindelijk effect hebben op de (talige) omgangsvormen van de ‘man in de straat’? Het is maar te hopen dat de politieke verwachtingen daaromtrent niet al te hoog gespannen zijn. Want een grootschalige politieke beïnvloeding van de omgangstaal is nog niet vaak vertoond. Of misschien zelfs nog nooit. Ex-moslims Zoals Koranverbod en Bijbelverbod doorzichtige samenstellingen zijn, zo is het woord ex-moslim dat op het eerste gezicht eveneens. Het lijkt onmiddellijk te passen in een rijtje als ex-burgemeester, ex-christen, ex-compagnon, ex-geliefde, exhoofdredacteur, ex-vrouw, die allemaal doorzichtig zijn en daarom niet zelfstandig in het woordenboek worden opgenomen. Met het woord ex-moslim lijkt echter toch iets meer aan de hand te zijn. Exmoslim wordt namelijk niet alleen in het algemeen gebruikt in de betekenis ‘voormalige moslim’, maar vooral in de bijzondere betekenis ‘afvallige moslim, moslim die bewust van zijn geloof is afgestapt en daar openlijk voor uitkomt’. Door die betekenisnuance verliest het woord zijn transparantie en verdient het bij nader inzien een lexicografische beschrijving. Sukuk halaliseren Datgene waar Wilders zich tegen verzet, namelijk de islamisering van het Westen, trekt niet alleen sporen in de samenleving, maar ook in de taal. Dat blijkt uit het feit dat de laatste jaren nogal wat Arabische leenwoorden in het Nederlands inburgeren. Die woorden worden van oorsprong niet in een westers alfabet gespeld maar in het Arabisch schrift geschreven. Om een tweede leven in het Nederlands te gaan leiden, worden ze getranslitereerd. Maar hoe? Vooral de transliteratie van de oeklank blijkt so ms onvoorspelbaar en kan daarom problemen opleveren. Hoe spel je in het Nederlands bijvoorbeeld de naam van de hier te lande inmiddels regelmatig besproken ‘vorm van financiering van ondernemingen waarbij een obligatielening wordt verstrekt waarop geen rente wordt vergoed, maar waarbij de geldverstrekker deelt in de winst op de investering die met de lening wordt gedaan’? Als sukuk, soekoek of soukouk? Conform het patroon dat eerder ingeburgerde leenwoorden als soera (Arabisch sura), soenna (Arabisch sunna), soefi (Arabisch sufi) en oemma (Arabisch umma) vaak met oe worden gespeld, zou je in dit geval soekoek verwachten, maar in feite blijkt sukuk de juiste schrijfwijze van dit actuele leenwoord te zijn. Het bewijst in elk geval de stelling dat een woordenboek onmisbaar is voor wie correct wil kunnen spellen. Recentelijk zijn er nogal wat aan de islam verwante financiële termen in het Nederlands terechtgekomen. Soms zijn dat Nederlandse woorden, zoals het in het vorige Jaarboek beschreven halalhypotheek, een hypotheekvorm die gebaseerd is op de islamitische regels met betrekking tot lenen en betalen van rente. Ook in 2007 blijken financiële instellingen zich te laten inspireren door halal vormen van lenen om nieuwe producten op de groeiende markt van allochtonen te introduceren. Een voorbeeld is ijara, een in de moslimwereld gangbare transactiewijze waarbij een zaak na een periode van huur of lease tegen betaling van een resterend bedrag in eigendom kan worden verkregen. Door de halalisering van de financiële wereld wordt ook onze economie langzamerhand Multicultureel.
Van blogware tot qubit Een van de opvallendste taalontwikkelingen van de laatste tijd is het relatief geringe aantal Engelse leenwoorden dat in het Nederlands geïntroduceerd wordt. Het overnemen van Engelse leenwoorden hangt vaak samen met de introductie van uit de Angelsaksische wereld afkomstige technologische snufjes; het ontbreken van grote aantallen Engelstalige leenwoorden zou dan ook een indicatie kunnen zijn voor het ontbreken van grootschalige technologische ontwikkelingen. Overigens is er nog steeds een permanente onderstroom van Engelstalige leenwoorden, die verband houden met de internet en (mobiele) communicatie, zoals blogware, bosskey, casemodding en qubit. Van aanbestedingsrecht tot zweetdeken Zijn taaltrends op korte termijn opvallend, op de langere termijn blijken sommige van deze trends juist de wanen van de dag van gisteren te zijn. Ook de bijbehorende woorden kunnen daardoor al snel zeer gedateerd worden, waardoor opname ervan in een woordenboek als de Grote Van Dale niet gerechtvaardigd is. Van de woorden die in de recente periode zijn ontstaan, hebben vooral de onopvallende, meteen al alledaags ogende woorden de grootste kans te beklijven. Woorden als aanbestedingsrecht, bejegeningsprofiel, containerstraat, expertgroep, huisverbod, misdaadwinst, ouderverstoting, risicogezin, stempost, trimvest, veterkous en zweetdeken. Het is een greep uit de vele honderden, zo niet duizenden onopvallende woorden die jaarlijks weer ontstaan en waardoor het Nederlands duurzaam wordt uitgebreid. Bovendien zijn het deze gewone woorden die maken dat ongewone, aan trends gekoppelde woorden (kortstondig) kunnen schitteren.